leoxiii derde leerjaar · Web viewKies tien woorden uit het woordpakket en lees ze zachtjes voor...

27
1 Als ik een … was, dan zou ik … 2 Galgje 3 Flitsen 4 Lettergrepen 5 Piramide 6 Op tafel 7 Tekening 8 Raden 9 Dictee 10 Door elkaar gooien 11 Dobbelsteen 12 Ganzenbord Spelling

Transcript of leoxiii derde leerjaar · Web viewKies tien woorden uit het woordpakket en lees ze zachtjes voor...

Spelling

1

Als ik een … was, dan zou ik …

2

Galgje

3

Flitsen

4

Lettergrepen

5

Piramide

6

Op tafel

7

Tekening

8

Raden

9

Dictee

10

Door elkaar gooien

11

Dobbelsteen

12

Ganzenbord

13

Gekleurd

14

Bingo

15

Tempo

16

Onzichtbaar woord

17

Verhaal maken

18

Wie zoekt, die vindt…

19

Rijmen maar

20

Woordenrij

21

Mijn moeilijke woorden

22

Uitbeelden

23

Kies één van de spelletjes hierboven

24

Kies één van de spelletjes hierboven

1

ALS IK EEN … WAS, DAN ZOU IK …

Kies een woord uit het woordpakket en gebruik dat in de zin.

Zet een streep onder

het woord dat uit het woordpakket komt.

Doe dit 5x.

2

GALGJE

Kies een woord uit het woordpakket. De ander kiest telkens een letter. Indien de letter niet in het woord voorkomt, tekent de eerste persoon een deel van galgje. De tweede persoon moet het woord raden vooraleer de galg volledig getekend is.

3

FLITSEN

Schrijf tien woorden GOED over op een strookje papier. Laat aan je buurman een strookje 3 sec. zien. Hij schrijft het woord

op. Controleer de woorden samen.

4

LETTERGREPEN

Schrijf vijftien woorden over uit het woordpakket. Verdeel het woord dan in stukjes en schrijf het woord nog een keer op.

Bijvoorbeeld: Barbecue / bar-be-cue

5

PIRAMIDE

Kies een woord en schrijf de eerste letter op, daaronder de eerste twee letters, tot het hele woord.

Doe dit 5x.

Bijvoorbeeld:

V

Vi

Vis

6

OP TAFEL

Kies tien woorden uit het woordpakket en lees ze zachtjes voor jezelf. Schrijf met je vinger op de tafel het woord in grote losse letters. Doe het dan nog een keer aan elkaar en schrijf het woord dan op in je schrift. Controleer of het

woord goed is geschreven.

7

TEKENING

Maak een tekening met woorden, dus je mag geen lijnen zetten!

Controleer of je de woorden goed hebt geschreven!

8

RADEN

Schrijf een woord op van het woordpakket, maar laat drie letters weg. Je buurman moet het goede woord erachter schrijven. Wissel na vijf woorden.

Ba.be..e barbecue

9

DICTEE

Lees een woord uit het woordpakket voor aan je buurman.

Hij schrijft het op.

Na vijf woorden controleer je het samen. Dan wissel je de beurt.

10

DOOR ELKAAR GOOIEN

Kies een woord uit het woordpakket en gooi alle letters door elkaar. Geef je schrift aan je buurman en laat hem het woord goed opschrijven.

Voorbeeld: Cbraebeu barbecue

11

DOBBELSTEEN

Gooi om de beurt met de dobbelsteen. Gooi je 3?

Schrijf dan drie woorden uit het woordpakket op in je schrift.

Wie heeft als eerste twintig woorden?

12

GANZENBORD

Zet je pion op het eerste woord. Gooi met de dobbelsteen. Gooi je vier? Schrijf dan het vierde woord over in je schrift. Wie is als

eerste bij het laatste woord?

13

GEKLEURD

Kies tien woorden uit het woordpakket.

Schrijf het woord op in je schrift, maar geef elke

letter een andere kleur.

Doe dit 5x.

14

BINGO

Schrijf zes woorden uit het woordpakket op.

Speel bingo met je groepje.

Iemand leest de woorden uit het woordpakket willekeurig op.

Wie heeft als eerste al zijn woorden gehoord en heeft bingo?

15

TEMPO

Maak met de letters van het woord zoveel mogelijk nieuwe woorden in één minuut.

16

ONZICHTBAAR WOORD

Schrijf het woord met je vinger op de bank.

De andere mag het woord raden.

17

VERHAAL MAKEN

Maak samen een verhaal. In elke zin van het verhaal moet telkens een woord van het woordpakket komen. Doe dit met minstens 10 woorden uit het woordpakket.

18

WIE ZOEKT, DIE VINDT…

Een woord met de letter………

De spelleider kiest een letter. De andere leerlingen schrijven zo snel mogelijk een woord uit het woordpakket op dat met die letter begint. Goed? Dan krijg je een punt. Verzamel als eerste 5 punten. De spelleider verandert dus elke beurt.

19

RIJMEN MAAR

Schrijf op een minuut tijd zoveel mogelijk rijmwoorden op een gekozen woord van het woordpakket.

20

WOORDENRIJ

Noteer minstens 5 woorden uit het woordpakket zonder ruimte tussen de woorden te laten.

De andere zet een streepje tussen de woorden en schrijft ze los van elkaar op.

21

MIJN MOEILIJKE WOORDEN

Neem minimum 5 woorden uit het woordpakket die voor jou het moeilijkste zijn.

Schrijf elk woord 5x op.

22

UITBEELDEN

Beeld een woord van het woordpakket uit.

Jouw partner schrijft dit woord op.

23

NAAR KEUZE

Kies een opdracht naar keuze en voer deze uit. Hou rekening met het aantal spelers.

24

NAAR KEUZE

Kies een opdracht naar keuze en voer deze uit. Hou rekening met het aantal spelers.