Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5...

57
jaarverslag 11 Onderzoeksinstituut OTB

Transcript of Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5...

Page 1: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

ON

DE

RZ

OE

KS

IN

ST

IT

UU

T O

TB

JA

AR

VE

RS

LA

G 1

1

jaarverslag

11Onderzoeks inst i tuut OTB

Page 2: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag

11Onderzoeks inst i tuut OTB

Page 3: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

Onderzoeksinstituut OTB - Technische Universiteit Delft - Jaffalaan 9, 2628 BX Delft - Postbus 5030, 2600 GA Delft - Tel. (015) 2783005 - E-mail [email protected] - http://www.otb.tudelft.nl

Page 4: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

2011: Meer samenwerking binnen de TU Delft 5

Missie, uitvoering en resultaten 6

Onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and Housing 8

Onderzoeksprogramma Housing Quality 14

Onderzoeksprogramma Housing Systems 21

Onderzoeksprogramma GIS Technology 26

Onderzoeksprogramma Urban and Regional Development 31

Onderzoeksprogramma Transport Studies 37

Onderzoeksprogramma Governance of Geo-information and Land Development 39

Onderwijs 44

Bijlagen

1 Organisatiestructuur 48

2 Directie, management, bestuur en organisatie 49

3 Baten en lasten 51

4 Output onderzoeksecties 52

Inhoud

Page 5: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

4

2011: Meer samenwerking binnen de TU Delft

Page 6: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 5

In het inmiddels 26-jarig bestaan van het Onderzoeksinstituut OTB stond het jaar 2011 in het teken van de intensivering van de samenwerking met de overige onderdelen van de TU Delft. Met name de praktische invulling van de voorgenomen integratie met de faculteit Bouwkunde vergde veel tijd en inzet van het management van het OTB. Zo is hard gewerkt aan het reorgani-satieplan om deze integratie medio 2012 ook juridisch mogelijk te maken. De toekomstige samenwerking tussen beide beheerseen-heden werd verder vormgegeven door de benoeming van OTB-hoogleraar Henk Visscher als directeur van de Graduate school Architecture and the Built Environment, waar alle Bouwkunde- en OTB-promovendi de komende jaren onderdak zullen vinden. Een andere mijlpaal voor het OTB was de toekenning door het Col-lege van Bestuur van het penvoederschap van de opleiding Geo-matics. Deze voormalige interfacultaire opleiding valt vanaf het studiejaar 2012-2013 in vernieuwde vorm onder de vleugels van de faculteit Bouwkunde en wordt in de praktijk aangestuurd door de sectie GIS-Technologie van het OTB. Hiermee wordt mede beoogd de instroom van toekomstige studenten via de faculteit Bouwkunde te vergroten. Op projectniveau en in het onderwijs wordt in toenemende mate samengewerkt met de Bouwkunde-afdelingen Real Estate & Housing, Urbanism en Bouwtechnologie.

Evenals vorige jaren werd in 2011 de kroon op het wetenschap-pelijk werk gezet met een zevental met succes verdedigde disser-taties. Ditmaal behoorden Janneke Toussaint, Carlinde Adriaanse, Henk Koerten, Anthony Arko-Adjei, Eva Heinen, Ritske Dankert en Martijn Meijers tot de gelukkigen. Janneke Toussaint behaalde zelfs het predicaat cum laude. De wetenschappelijke kwaliteit kwam niet alleen tot uiting in de verdedigde promoties. Ook wat betreft het aantal behaalde prijzen was 2011 een goed jaar. Zo ontving Christian Lennartz als eerste OTB’er van het European Network for Housing Research de Bengt Turner Award voor het beste onderzoekspaper in de categorie New Researchers. João Branco Pedro, Frits Meijer en Henk Visscher ontvingen op hun beurt van het tijdschrift International Journal of Law in the Built Environment een Outstandig Paper Award.

De relatie met de praktijk kwam naast de publicaties in diverse vaktijdschriften ook tot uiting in de vele studiedagen en congres-sen die het OTB in 2011 verzorgde. Hoogtepunt was ongetwijfeld het door bijna 400 personen bezochte congres ‘110 jaar Woning-wet’ in Het Sieraad in Amsterdam. Tijdens dit in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken (WWI) en het Nirov georganiseerde congres evalueerden onder andere drie oud-bewindslieden van het ministerie van VROM de belangrijkste

beleidsontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting van de afgelopen paar decennia en verstrekte Hugo Priemus een fraai overzicht van de vruchten van 110 jaar Woningwet. Ook het congres in de Fabrique in Utrecht, georganiseerd in het kader van het programma WK2020, was met meer dan 200 bezoekers in trek. Evenmin mag het gezamenlijk afscheidssymposium in de Aula van de TU Delft van de twee vertrekkende OTB-hoogleraren Jitske de Jong en Jaap Besemer niet onvermeld blijven.

Wat betreft de personeelsopbouw springt de overgang van een groot deel van de sectie Vervoer en Infrastructuur naar de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) in 2011 in het oog. In het kader van de eerder gestarte herijking besloot de TU Delft om onderzoek op dit terrein meer te concentreren. Dit betekende dat in het najaar van 2011 vijf onderzoekers de overstap naar CiTG maakten om daar het onderzoek op met name het gebied van goederentransport te versterken. Wanneer we voor deze overstap corrigeren, was er voor het eerst sinds enkele jaren weer sprake van een – zij het zeer geringe – netto personeelsuitbreiding met 0,2 fte. Bemoedigend is hierbij dat er een behoorlijke instroom van jonge promovendi op gang is gekomen. Het OTB verwelkomde ook twee nieuwe hoogleraren: Maarten van Ham maakte de overstap van de University of St Andrews naar de sectie Stedelijke Vernieuwing en Wonen en Jan de Haan versterkte via de 0,2 fte leerstoel Statistische methoden in de woningmarkt de sectie Volkshuisvesting en Woningmarkt. Financieel verliep 2011 geheel volgens planning, waarin het be-grote jaarresultaat met een klein overschot vrijwel gerealiseerd werd. Het OTB blijkt in toenemende mate in staat om financie-ring voor langlopende onderzoeksprojecten te organiseren waar-door de continuïteit en de wetenschappelijke verdieping ver-sterkt worden. Voorbeelden zijn diverse Europese onderzoeken en projecten die we uitvoeren dankzij financiering door NICIS Institute en NWO. Memorabel in dit kader is ongetwijfeld de start van het vierjarig EU-project Twin Hub (intermodaal vrachtverkeer per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid.De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven alle vertrouwen dat het OTB de opgaven die er voor de komende jaren liggen op een adequate wijze zal weten uit te voeren. Ik wil dan ook bij deze alle medewerkers bedanken voor hun creatieve en grote inzet gedurende het afgelopen jaar en de externe op-drachtgevers bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen.

Peter Boelhouwer, wetenschappelijk directeur

Page 7: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

6

Het Onderzoeksinstituut OTB is een interfa-cultair onderzoeksinstituut van de TU Delft met een zelfstandige beheerstatus. Het insti-tuut is gelieerd aan de faculteiten Bouwkunde, Techniek, Bestuur en Management (TBM) en de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschap-pen (CiTG). Met deze faculteiten worden nauwe onderzoeks- en onderwijsrelaties onderhouden. Deze relaties komen onder meer tot uiting in de leerstoelverankering tussen het OTB en deze constituerende faculteiten. Omdat een onder-zoeksinstituut binnen de TU-organisatie strikt genomen geen eigen leerstoelen kent, gaat het daar waar in dit jaarverslag melding gemaakt wordt van OTB-hoogleraren, om leerstoelen bijeen van de constituerende faculteiten. Een aantal van deze hoogleraren is vanuit de con-stituerende faculteiten geheel of gedeeltelijk gedetacheerd bij het OTB. Daarnaast hebben een drietal medewerkers van het OTB een leerstoel die buiten de TU Delft is verankerd. Een centraal kenmerk van het onderzoek van het instituut is de nauwe relatie tussen theorie en praktijk. Dat wordt gereflecteerd in het feit dat momenteel ongeveer zestig procent van de revenuen uit externe bronnen komt. Het ob-ject van onderzoek van het OTB is de gebouwde omgeving. De nadruk ligt hierbij op wetenschap-pelijk onderzoek dat specifiek gericht is op het

realiseren en ontwerpen van systeeminnovaties. De wisselwerking tussen technische componen-ten en het openbaar bestuur neemt eveneens een belangrijke positie in het onderzoek in. Het zwaartepunt van het OTB-onderzoek ligt bij het strategisch onderzoek: onderzoek dat enerzijds een sterke maatschappelijke relevatie kent en anderzijds gebaseerd is op een wetenschappe-lijke benadering waarin theorievorming en toe-passing van gestructureerde methoden een belangrijke rol spelen. De TU Delft spreekt in haar instellingsplan 2007-2010 in dit kader ook wel van ‘use-inspired basic research’. In 2010 heeft binnen de TU Delft een herijking plaats-gevonden. In deze herijking is voorzien dat het OTB in de toekomst deel gaat uitmaken van de faculteit Bouwkunde, waarbij de versterking van het onderzoek van deze faculteit een belang-rijke overweging vormt. Hierbij zal het OTB als een zelfstandige eenheid blijven functioneren, maar zullen tegelijkertijd de banden met onder-zoek en onderwijs binnen deze faculteit worden versterkt. Een en ander zal naar verwachting in 2012 worden uitgewerkt in concrete besluitvor-ming. Medio 2011 is als onderdeel van deze her-ijking de sectie Vervoer & Infrastructuur (met haar onderzoeksprogramma Transport Studies) overgegaan naar de afdeling Transport & Plan-ning bij de faculteit CiTG.

Missie,

uitvoering

en resultaten

Page 8: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 7

Missie

Het Onderzoeksinstituut OTB wil in de samenleving op een zichtbare wijze bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en problemen op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde om-geving. Dit doen wij als onderdeel van de TU Delft – in nauwe samen-werking met andere faculteiten – via ons specialistisch wetenschappelijk onderzoek op dit gebied. Het accent ligt op wetenschappelijke impact en maatschappelijke relevantie. Wij streven ernaar het gewicht van het wetenschappelijk onderzoek te vergroten, waarbij de wisselwerking met probleemgericht en praktisch toepasbaar onderzoek essentieel blijft. Over dit alles willen we publiceren in internationaal toonaangevende tijdschriften en de resultaten aanbieden in het vigerende onderwijs bin-nen de universiteit. Op basis van het missiestatement streeft het OTB naar een verhouding van ongeveer vijftig procent contract- en vijftig procent universitair georiënteerd onderzoek, met een bandbreedte van tien procent. Juist de wisselwerking van beide financieringsbronnen draagt in hoge mate bij aan de meerwaarde van het instituut.

Bedrijfsvoering

In de bedrijfsvoering vraagt deze brede oriëntatie om een specifieke constellatie en om vaardigheden waarin zowel het acteren binnen de academische wereld (dissertaties, internationale tijdschriften, congres-sen, etc.) als het bedienen van maatschappelijke organisaties centraal staan. De afgelopen jaren is hier nog een derde oriëntatie en vaardig-heid bijgekomen: het verzorgen van onderwijs bij de drie constitue-rende faculteiten. Deze activiteit sluit aan bij het onderwijsaanbod dat traditioneel al tot het takenpakket van het OTB behoort: het organi-seren van studiedagen en cursussen (in het kader van valorisatie en kennisdisseminatie) en het opleiden van onderzoekers. Ten opzichte van de TU-faculteiten neemt het onderwijs (nog) slechts een bescheiden positie in. Op verzoek van de leiding van de TU Delft is de participatie van OTB-medewerkers in de BSc- en MSc-programma’s van de drie constituerende faculteiten de afgelopen jaren overigens wel vergroot en maakt het OTB zich sterk voor het verrichten van meer onderwijstaken en de aanstelling van hoogleraren. Het OTB streeft naar een verhouding van twintig procent onderwijs (inclusief cursussen en studiedagen) en tachtig procent onderzoek.

Onderzoeksprogramma’s

De onderzoeksactiviteiten zijn (na de transfer van het onderzoekspro-gramma Transport Studies naar CiTG) verdeeld over zes onderzoeks-programma’s die elk zijn ondergebracht bij een onderzoeksectie. Het betreft de programma’s:- Housing Systems- Housing Quality- Urban and Regional Development- Neighbourhood Change and Housing- GIS Technology- Governance of Geo-information and Land Development.De programma’s zijn zeer uiteenlopend maar hebben de gebouwde omgeving als overeenkomst. De programma’s zijn multi- en interdisci-plinair van opzet. Het programma Housing Quality wordt samen met de afdeling Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde uitgevoerd. Hoewel de programma’s sterk uiteenlopen, vindt er toch tussen diverse

thema’s uit de onderzoeksprogramma’s onderlinge samenwerking plaats. De onderzoeksprogramma’s worden in aparte hoofdstukken toegelicht.

Internationale oriëntatie

Een deel van ons onderzoek heeft ook in 2011 een duidelijk weten-schappelijk karakter en een grote internationale oriëntatie. Dat uit zich onder meer in een aantal Europese programma’s en een aantal buiten-landse gastonderzoekers waarmee ook na hun vertrek samenwerking blijft plaatsvinden. Er is sprake van een omvangrijk aantal promotieon-derzoeken en artikelen in buitenlandse wetenschappelijke tijdschriften. Deze internationalisering is mogelijk geworden dankzij diverse ontwik-kelingen. In 2011 is de jarenlange ambitie gerealiseerd om ten minste één volledige hoogleraarplaats per onderzoeksprogramma te hebben.

Onderwijs

Naast onderzoek is onderwijs een van de kernactiviteiten van het on-derzoeksinstituut geworden. Gepoogd wordt om in de nabije toekomst twintig procent van de werkzaamheden uit kennisoverdracht te laten bestaan. Het betreft eerste- en tweedefaseonderwijs, wetenschappelijk onderwijs buiten de TU Delft en postinitieel onderwijs. Onderwijs en samenwerking met de TU-faculteiten en daarbuiten worden toegelicht in het hoofdstuk Onderwijs.

Resultaten

In 2011 was er sprake van een licht positief jaarresultaat van € 4.000. Dit is conform de begroting die uitging van een sluitende exploitatie in 2011. De personeelsbezetting is hoegenaamd gelijk gebleven.In 2011 promoveerden Janneke Toussaint (cum laude), Carlinde Adri-aanse, Henk Koerten, Anthony Arko-Adjei, Eva Heinen, Ritske Dankert en Martijn Meijers. Mede op basis van het grote aantal huidige promo-vendi is onze verwachting dat het aantal promoties de komende jaren stabiel zal blijven.

Page 9: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

8

Onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and HousingProgrammaleiderAndré Ouwehand (tot 1 september 2011)Maarten van Ham (vanaf 1 september 2011)

Missie

Het onderzoeksprogramma beweegt zich binnen het spanningsveld dat gevormd wordt door weten-schap, beleid en praktijk. De uitdagingen van de moderne stad vragen om innovatief en multidisciplinair onderzoek, waarbij kwalitatief en kwantitatief onderzoek succesvol gecombineerd worden. Het is onze missie om een bijdrage te leveren aan theorievorming op het gebied van de ontwikkeling van stadswijken en het gedrag van bewoners. We doen tevens praktische kennis op die gebruikt kan worden om nieuw beleid te ontwikkelen gericht op het verbeteren van de levens van bewoners in achterstandswijken, de economische en sociale duurzaamheid van wijken en de leefbaarheid van buurten en wijken. Het is onze ambitie om op dit gebied een bijdrage te leveren aan het internationale wetenschappelijke debat.

Het onderzoeksprogramma

In het onderzoeksprogramma kijken we naar de structurele processen die aan buurtverandering ten grondslag liggen en onderzoeken we buurten als plekken die door menselijk handelen tot stand ko-men en continu van betekenis veranderen. We bestuderen niet alleen de betekenis van de buurt voor

In het onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and Housing wordt onderzoek gedaan naar de structuur en organisatie van stadswij-ken en het alledaagse leven in die wijken in een veranderende samenleving. Het programma gaat over de manier waarop veranderingen op verschillende niveaus (ruimtelijk, sociaal, eco-nomisch en politiek) een wijk of buurt en haar bewoners beïnvloeden. We hebben een speciale interesse in de effecten die residentiële mobili-teit en migratie, en woningmarktbeleid gericht op stedelijke vernieuwing, sociale menging en woonruimteverdeling, hebben op wijken en buurten. Veel van ons onderzoek gaat ook over het alledaagse leven in de buurt, de binding van de bewoners met hun wijk en de betekenis die de wijk voor hen heeft. Deze benadering – een wijk als onderwerp én plaats van onderzoek – is ontwikkeld langs drie invalshoeken, te weten de stratificatie van buurten en locaties binnen buurten, de buurt als veranderend sociaal en de-mografisch domein en de buurt als domein van governance en bewonersparticipatie. In 2011 is de OTB-onderzoeksectie SVW versterkt met professor Maarten van Ham. Hij is de nieuwe programmaleider van het onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and Housing.

Page 10: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 9

bijvoorbeeld sociale netwerken, sociale interacties en identificatie, maar kijken – omgekeerd – ook hoe sociale netwerken, processen van iden-tificatie en disidentificatie, sociale interactie, institutionele en politieke veranderingen de betekenissen van plekken beïnvloeden. Onze focus op beleid heeft ook aandacht voor buurten als kruispunten van instituties en vindplaatsen voor verschillende vormen van collectiviteiten. In het programma zijn vijf deels overlappende ‘arena’s’ voor buurtverandering benoemd: bevolkingsveranderingen, veranderingen in sociale netwer-ken, veranderingen in publieke ruimte en de gebouwde omgeving,institutionele en economische veranderingen en veranderingen ver-oorzaakt door beleidsinterventies. In al deze arena’s zien we een mix van intentionele verandering door actoren en de onbedoelde gevolgen van individueel of collectief handelen. In het programma proberen we een goede balans te vinden tussen structurele en constructionistische elementen van buurtverandering.Het onderzoeksprogramma is gebaseerd op drie thema’s, waarbij de vijf arena’s in elk thema terugkomen. In het eerste thema, de stratificatie van buurten en locaties binnen buurten, gaat het om ontwikkelingstra-jecten van buurten en hun positie in de lokale hiërarchie van plekken. We stellen ons de vraag welke sociale, demografische, economische en politieke processen, mechanismen en interventies de ruimtelijke, sociale en economische positie van buurten beïnvloeden. Het tweede thema, de buurt als veranderend sociaal en demografisch domein, richt zich op de relatie tussen mensen en buurten, door te kijken naar de buurt als de plek waar betekenisverlening door individuen en collectiviteiten zich manifesteren. De centrale vraag in dit thema is op welke manier men-sen belang hechten en betekenis verlenen aan buurten en hoe buurten zich daardoor ontwikkelen tot betekenisvolle plekken. Niet de buurt zelf is hier de onderzoekseenheid, maar diegenen die relaties met de buurt onderhouden, en de effecten die buurten op hen hebben. Het derde thema, de buurt als domein van governance beziet de buurt als een institutionele en politieke plek, waar partijen in verschillende samenstel-lingen (overheid, bewoners en anderen) proberen de kwaliteit van leven in de buurt te verbeteren. De centrale vraag is hoe structuren voor collectieve actie tot stand komen: hoe de rol van instituties, begrip van elkaars belangen, machtsverhoudingen en besluitvormingsprocessen van invloed zijn op hoe in de buurt verandering bewerkstelligd wordt.

Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

Een belangrijk deel van het onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd binnen het onderzoeksprogramma ‘Kennis voor krachtige steden’ van Nicis Institute, waarbij wordt samengewerkt met universiteiten, markt-partijen en gemeenten. Een deel van de financiering is ingebracht door het Platform Corpovenista (veertien woningcorporaties en Aedes) dat kennis ontwikkelt over vraagstukken waar wijkontwikkeling en wijkver-betering, emancipatie van bewoners en ontwikkeling van het vastgoed in onderlinge samenhang aan de orde zijn. De OTB-onderzoeksectie SVW levert de projectleider voor het platform. Daarnaast onderhoudt het programma nauwe contacten met ministeries, gemeenten, woning-corporaties en bewonersorganisaties zoals het Landelijk Samenwer-kingsverband Aandachtswijken (LSA). Wetenschappelijke contacten zijn wereldwijd verspreid, met een nadruk op academische onderzoeks-groepen in West-Europa en de VS. We werken intensief samen met wetenschappers van onder andere de universiteiten van Bristol (UK), St Andrews (UK), Glasgow (UK), Tartu (Estland), UCLA (VS), Cincinnati (VS), Umeå (Zweden) en Uppsala (Zweden).

Thema: Neighbourhood stratification

Themaleider: Reinout KleinhansThemagroep: Carlinde Adriaanse, Eva Bosch, Sanne Boschman, Wenda Doff, Maarten van Ham, Reinout Kleinhans, André Ouwehand, Ton van der Pennen, Leeke Reinders, Mariska van der Sluis en Frank Wassenberg

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

‘Branding’ en leefstijlen in de wijkIn de afgelopen jaren heeft het leefstijlconcept een ware opmars gemaakt in de gebiedsontwikkeling, projectontwikkeling en recente-lijk ook woonruimteverdeling. In dit onderzoek, geïnitieerd door het Platform Corpovenista en verder ontwikkeld door het OTB, staat de vraag centraal wat de betekenis is van deze sociaal-culturele segmen-tatiemethoden en wat de effecten zijn van toepassing ervan. Het on-derzoek is opgesplitst in drie deeltrajecten: het onderzoek van woon-voorkeuren, toepassing in de gebiedsontwikkeling en toepassing in de woonruimteverdeling en het beheer. Partners in dit onderzoek zijn Platform Corpovenista, woningcorporatie Vestia, projectontwikkelaar ERA-Contour en de gemeenten Den Haag, Leeuwarden, Maastricht en Rotterdam. In 2011 is de rapportage voor het eerste deeltraject verschenen, het veldwerk voor het tweede deeltraject grotendeels afgerond en is hard gewerkt aan de analyse en rapportage voor het derde deeltraject, dat begin 2012 zal verschijnen. Het gehele project zal voor 1 oktober 2012 afgerond worden.

Waterbedeffecten van herstructureringIn de actuele discussies over herstructurering spelen waterbedef-fecten – bedoelde of onbedoelde invloeden op een ander gebied dan waarop een beleidsmaatregel was gericht – een prominente rol. Vaak wordt gevreesd dat herstructurering een negatieve invloed heeft op de wijken waar juist geen herstructurering wordt uitgevoerd. Om meer inzicht te krijgen in deze effecten hebben Nicis Institute, Plat-form Corpovenista, de gemeenten Breda, Den Haag, Ede, Groningen en Rotterdam, de Universiteit Utrecht en het Onderzoeksinstituut OTB een onderzoeksproject ontwikkeld waarin twee kanten van herstructurering worden onderzocht. Als eerste gaat het onderzoek in op gedwongen verhuisbewegingen en hun effecten op de te her-structureren wijken en de wijken waar bewoners naartoe verhuizen. In het tweede deel staan de gevolgen van de herstructurering op de lokale voorraad sociale huurwoningen centraal. Dit laatste deel valt ook weer in twee subonderdelen uiteen. Het eerste subonderdeel (ontwikkeling van de voorraad sociale huurwoningen) is in het voor-jaar van 2011 als deelrapportage gepubliceerd. Het tweede subdeel (slaagkansen van woningzoekenden) is als deelrapportage begin 2012 gepubliceerd. In de loop van 2012 wordt het complete eindrapport in boekvorm opgeleverd, waarin alle onderzoeksdelen opgenomen zijn.

Barometer Herstructurering gemeente Den HaagGekoppeld aan de dataverzameling omtrent het hiervoor genoemde project over waterbedeffecten heeft de gemeente Den Haag opdracht gegeven voor een onderzoek in het kader van de Haagse Barometer Herstructurering 2011. De sectie SVW heeft een van de modules in deze Barometer vervaardigd. Het gaat om de module over ervaringen

Page 11: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

10

van verhuisde herhuisvestingskandidaten. Dit onderzoek spitste zich toe op de woning- en buurtkeuzes, ervaren keuzevrijheid en tevre-denheid met de begeleiding van bewoners die vanwege herstructure-ring moesten verhuizen.

Belangrijkste publicaties

Adriaanse, C.M.M., 2011, On measuring and explaining neigh-bourhood success. A behavioural economic approach, proef-schrift, Sustainable Urban Areas 41, Amsterdam (IOS Press).

Dol, C.P. & R.J. Kleinhans, 2011, Kernvoorraad en doelgroep naderen elkaar, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 17 (2), pp. 40-46.

Kleinhans, R.J. & D.P. Varady, 2011, Moving out and going down? A review of recent evidence on negative spillover effects of housing restructuring programmes in the United States and the Netherlands, in: International Journal of Housing Policy 11 (2), pp. 155-174.

Kleinhans, R.J., m.m.v. C.P. Dol & H. Posthumus, 2011, Ervaringen van herhuisvestingskandidaten uit diverse complexen, 2007 t/m 2009. Barometer herstructurering (module 2), Den Haag (Dienst Stedelijke Ontwikkeling).

Manley, D., M. van Ham & J. Doherty, 2011, Social mixing as a cure for negative neighbourhood effects: evidence based policy or urban myth?, in: Bridge, G., T. Butler & L. Lees (Eds.), Mixed Communi-ties: Gentrification by Stealth?, Bristol (The Policy Press), pp. 151-168.

Promotieonderzoek

Carlinde Adriaanse: Succesfactoren van probleemloze wijken in problematische wijktypen

Dit proefschrift bevat een beschrijving en verklaring van de facto-ren die ervoor zorgen dat wijken van een problematisch type juist probleemloos of zelfs succesvol zijn. Het accent ligt op wijken met veel naoorlogse portiekflats. Dit promotieonderzoek was gericht op de vraag waarom sommige wijken die in stedenbouwkundig opzicht kwetsbare wijktypen zijn, meer succesvol zijn dan andere. In het onderzoek wordt onder andere gebruik gemaakt van een zelf ontwik-kelde woontevredenheidsschaal (RESS) en een overlastschaal (RNS). Het proefschrift is op 15 juni 2011 met succes verdedigd.Promotor: prof. dr. P.J. Boelhouwer

André Ouwehand: Ingreep en instroom, de ontwikkeling van aangepakte wijken in de tijd

De effecten van herstructurering staan centraal in dit promotieon-derzoek. Uit eerder uitgevoerde vergelijkende casestudy’s bleek dat naast de ingrepen in de wijk, de instroom van nieuwe bewonersgroe-pen in bestaande en vernieuwde woningen de waardering van de wijk door bewoners sterk beïnvloedde. Daarom is in het vervolg van het onderzoek gekozen voor het houden van interviews met bewoners in één wijk, Zuidwijk in Rotterdam, om de effecten van ingreep en instroom verder in beeld te brengen en te analyseren. In drie buurten zijn ruim tachtig interviews gehouden. Analyse van het rijke materiaal zal meer inzicht geven in de beleving van de bewoners van een wijk in verandering.

Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. J.W. Duyvendak (Universiteit van Amsterdam)

Frank Wassenberg: Aanpak van grootschalige woonwijkenDe focus van de huidige stedelijke vernieuwing in Nederland en in sommige andere landen ligt bij de grootschalige naoorlogse woon-wijken. Dat is opmerkelijk, want juist in deze wijken is meestal goed nagedacht over ontwerp, locatie van verschillende functies en de gewenste omgang van bewoners. ‘Ideale wijken voor moderne men-sen’: deze maakbaarheidsgedachte culmineerde in de hoogbouwwijk, met de Bijlmermeer als hoogtepunt. Juist in deze ‘ideale’ wijken ont-stonden veel problemen met leefbaarheid, gewildheid en beheer. Dit proefschrift gaat over de vraag hoe het kan dat juist in deze ideale wijken zoveel mis ging, welke – vaak ingrijpende – beleidsinterventies worden ondernomen en hoe effectief deze zijn. Het proefschrift zet de Nederlandse context in een breder internationaal kader.Promotor: prof. dr. ir. H. Priemus

Thema: Neighbourhoods as changing social sites

Themaleider: André Ouwehand (tot 1 september 2011), Maarten van Ham (vanaf 1 september 2011)Themagroep: Carlinde Adriaanse, Saskia Binken, Eva Bosch, Sanne Boschman, Wenda Doff, Maarten van Ham, Reinout Kleinhans, Ton van der Pennen en Leeke Reinders

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Sociale relaties, lokale identiteiten en publieke ruimte in Zaan-stad en Utrecht

Deze studie richt zich aan de hand van antropologisch onderzoek op de manier waarop spanningen in de publieke ruimte van een buurt doorwerken in professionele beheer- en beleidsstrategieën en al-ledaagse tactieken van gebruik en toe-eigening door bewoners. Hoe gebruiken bewoners en professionals publieke ruimte om groepsgren-zen te definiëren, te behouden en aan te passen? En op welke wijze medieert zulk symbolisch ruimtegebruik in spanningen tussen groe-pen bewoners? Het onderzoek is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Zaanstad en Utrecht, Nicis Institute, het Onderzoeksin-stituut OTB en de Universiteit van Amsterdam.

De bindende invloed van middengroepen in gemengde buurten Het debat over sociale menging in stadsbuurten is nog altijd aan de gang. Sinds enkele jaren is er meer aandacht voor de vraag in hoe-verre middenklassers een rol kunnen spelen in het sociaal functioneren van buurten. De studie beantwoordt de vraag in welke mate inkomens-differentiatie kan bijdragen aan het buurtvertrouwen van bewoners. Na de vele aandacht voor sloop en nieuwbouw richt deze studie zich op de effecten van gentrification. Een belangrijke uitkomst van het onder-zoek is dat een geleidelijke toename van het aandeel koopwoningen in buurten die voorheen gedomineerd werden door huurwoningen, een positief effect heeft op het buurtvertrouwen. Het onderzoeksrapport is in het voorjaar van 2011 gepubliceerd en was een samenwerking tussen de gemeenten Amsterdam en Enschede, Nicis Institute, het

Page 12: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 11

Onderzoeksinstituut OTB en de Universiteit van Amsterdam.

State-of-the-art overzicht van buurteffectenonderzoek in inter-nationaal perspectief

In dit project werken we aan drie boeken over buurteffecten voor uitgeverij Springer. Het eerste boek geeft een kritisch overzicht van de literatuur van de afgelopen 25 jaar. Centraal daarin staan de vragen wat de belangrijkste causale mechanismen zijn achter buurteffecten, wat het relatieve belang van buurteffecten voor individuen is en wat de meest effectieve beleidsopties zijn. Dit boek schijnt nieuw licht op deze vragen en heroriënteert het aca-demische debat over buureffec-ten. Het tweede boek behandelt buurtkeuze en buurtveranderingen en het derde geeft een internati-onaal overzicht van op de buurt gericht beleid. Het eerste boek is verschenen in januari 2012; de andere twee zullen verschijnen in respectievelijk 2012 en 2013.

Belangrijkste publicaties

Binken, S., 2011, Monkeys hang in trees, Mam. Ethnic minority youth in public space and urban fear, in: Eckardt, F. & J. Eade (Eds.), The Ethnically Diverse City, Berlijn (Berliner Wissenschaftsverlag), pp. 193-212.

Bolt, G., R.J. Kleinhans & E. Lindeman, 2011, Sociale samenhang in Amsterdamse buurten, in: Rooilijn 44 (5), pp. 356-361.

Coulter, R., M. van Ham & P. Feijten, 2011, A longitudinal analysis of moving desires, expectations and actual moving behaviour, in: Environment and Planning A 43 (11), pp. 2742-2760.

Eijk, G. van & R. Engbersen, 2011, Facilitating ‘light’ social inter-actions in public space: a collaborative study in a Dutch urban renewal neighbourhood, Journal of Urban Regeneration and Renewal 5 (1), pp. 35-50.

Hedman, L., M. van Ham & D. Manley, 2011, Neighbourhood choice and neighbourhood reproduction, in: Environment and Planning A 43, pp. 1381-1399.

Horst, H. van der & A.L. Ouwehand, 2011, Multicultural planning as a contested device in urban renewal and housing: reflections from the Netherlands, in: Urban Studies 48 (9), pp. 1-15.

Reinders, L.G.A.J., 2011, Common grounds: insluiten en uitsluiten in publieke ruimte, in: Reinders, L. & N. ten Westenend (Eds.), Common grounds: een visuele etnografie van publieke

ruimte, Amsterdam (NEL), pp. 53-91.

Reinders, L.G.A.J., 2011, Moderne architectuur en de choreografie

van het dagelijkse leven in Perfect Day, in: Reinders, L., C. Edens & M. Heijns (Eds.), Kijken naar Overvecht: de naoorlogse woonwijk anders in beeld gebracht, Utrecht (gemeente Utrecht), pp. 108-127.

Promotieonderzoek

Saskia Binken: The significance of urban public space: a study on how use of public space creates everyday experiences of in- and exclusion

In dit promotieonderzoek staan de korte, toevallige ontmoetingen in de openbare ruimte centraal en hoe die ontmoetingen alledaagse, subtiele ervaringen van in- en uitsluiting creëren. Het onderzoek maakt onderdeel uit van het Nicisproject ‘De kracht van prachtige openbare ruimte’, dat in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit van Amsterdam wordt uitgevoerd. De deelnemende stedelijke partijen in dit project zijn Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. In 2011 is veel tijd besteed aan het veldwerk en is onder meer met de andere universiteiten de rapportage voor Nicis Institute over dit project afgerond die begin 2012 verscheen.Promotoren: prof. dr. M. van Ham en mw. prof. dr. T.V. Blokland (Humboldt-Universität zu Berlin)

Sanne Boschman: Neighbourhood choice and neighbourhood effects

Dit promotieonderzoek richt zich op het meten van buurteffecten: de veronderstelde causale effecten van woonbuurt- en omgevingsken-

Internationaal georiën-teerde groep vormen

Maarten van Ham is sinds september 2011 hoog-leraar Urban Renewal en hoofd van de onderzoek-sectie Stedelijke Vernieuwing en Wonen. De laatste zes jaar was hij een van de twee directeuren van het Centre for Housing Research, een onderdeel van de University of St Andrews (Schotland).Van Ham is gespecialiseerd in oorzaken en gevol-gen van verhuis- en migratiemotieven. “Mijn on-derzoeksgebied is in de afgelopen jaren vrij breed geweest en bewoog zich tussen arbeidseconomie, demografie en stadsgeografie, maar kende wel een samenhang. Via onderzoek naar vragen of de plek waar je woont invloed heeft op je arbeidscarrière en of je bereid bent te verhuizen voor je werk, ontstond mijn interesse in de invloed van buurten. Er is weliswaar veel bekend over verhuizen, maar niet met de buurt als motief. Als je in een buurt

Voor onderzoek is niet bijzonder veel geld nodig

Maarten van Ham

Page 13: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

12

merken op individuele uitkomsten zoals opleiding, werk, inkomen en integratie. In veel eerder verricht onderzoek is een verband gevonden tussen de buurt en individuele uitkomsten, maar het is de vraag of

de buurt wel een causale invloed op heeft op de kansen van het individu. Het probleem is dat de kansen en mogelijkheden van indivi-duen ook in sterke mate bepalen in welke buurten zij terechtkomen. Om buurteffecten beter te kunnen meten en duiden is het nodig om inzicht te krijgen in de selectiemechanismen die de wijkkeuze van individuen bepalen. Daarom wordt ook onderzocht wat de invloed is van individuele verschillen in voorkeuren, mogelijkheden en beper-kingen op verhuisstromen, de keuze van de buurt en daarmee op de buurtsamenstelling en buurtkenmerken. De vraag is of gecontroleerd voor deze selectiemechanismen, de buurt nog steeds invloed heeft op individuele uitkomsten. Promotor: prof. dr. Maarten van Ham

Leeke Reinders: De verbeelding van een nieuwe stad. Sociale productie en constructie van ruimte in een naoorlogse wijk

Een antropologische studie naar de geplande en geleefde ruimte in Nieuwland, een multi-etnische herstructureringswijk in Schiedam. Het onderzoek werpt licht op zowel de professionele strategieën van

ontwerp, beheer en beleid als op de alledaagse tactieken waarmee mensen zich deze geplande ruimte toe-eigenen en van betekenis voorzien. De relaties tussen geplande en alledaagse ruimte worden

onderzocht aan de hand van de beel-den, verhalen en symbolen die zowel professionals als bewoners inzetten om de vernieuwing van de wijk vorm te geven. Het onderzoek levert, zowel in de gekozen optiek (focus op de rol van beeldcultuur en symboliek, en op de relaties tussen geplande en geleefde ruimte) als in de gebruikte methodiek (antropologische methoden van cartografie) een nieuwe kijk op architectuur en ruimte als object en ‘setting’ van het sociale leven.Promotor: prof. dr. P.J. Boelhouwer

Thema: Neighbourhoods as sites of governance

Themaleider: André OuwehandThemagroep: Eva Bosch, Reinout Kleinhans, André Ouwehand, Ton van der Pennen, Leeke Reinders en Mariska van der Sluis

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

De beste krachten zoeken, vinden en … ook inzetten Dit onderzoek, gestart in 2009, gaat over professionals die slagvaardig optreden bij de uitvoering van de ste-delijke vernieuwing in de zogenoemde

krachtwijken. De onderzoekers (Universiteit van Tilburg en de TU Delft) laten deze geselecteerde professionals hun verhalen vertellen,beschrijven hun inzet en de wijze waarop de omgeving daarop re-ageert, om vervolgens de vraag te stellen welke persoonlijke kwali-ficaties en strategische kenmerken of overwegingen een rol spelen. Het doel van het onderzoek is inzicht te bieden in de ‘kracht’ van personen bij de beleidsmatig nagestreefde kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte, alsmede het formuleren van praktische aanbe-velingen over de speelruimte die het persoonlijk handelen vraagt, de organisatorische randvoorwaarden waaronder het optreden succesvol is en de wijze waarop leidinggevenden of bestuurders zich het beste kunnen opstellen. Het onderzoek is in 2011 afgerond, de afsluitende publicatie zal in 2012 verschijnen.

Cursus De wijkaanpak: sociaal, fysiek en economischDeze cursus, die al jaren wordt georganiseerd, vond dit jaar plaats in Tilburg, waarbij onder andere een wijkbezoek aan Stokhasselt in het programma was opgenomen. Opnieuw namen medewerkers van

met een slechte reputatie woont, is het misschien moeilijker om werk te krijgen. Je buurtgenoten dreigen bovendien je referentiekader te worden. Als zij geen werk hebben, vind je het misschien eerder normaal dat jij ook geen werk hebt. Dat is natuurlijk niet allemaal op de buurt af te schuiven, maar dat maakt de literatuur nog niet duidelijk. Ik probeer onafhankelijke effecten van de buurt op welzijn en sociaal-economische positie te vinden. Ik ben altijd op zoek naar ‘spannende’ data, ook uit het buitenland. Internationale contacten zijn daarom belangrijk. In Zweden zijn fantastische data beschikbaar en binnenkort komen in Estland bruikbare data vrij.”Onderzoek op buurtniveau werd een passie toen hij tijdens een lezing iemand hoorde vertellen dat sociale huurwoningen veroorzakers van armoede zijn en dat daarom toch vooral huur- en koopwo-ningen door elkaar gebouwd moeten worden. “Ik heb daarop een congresreeks georganiseerd om dergelijke conclusies te ontkrachten.”Door zijn vele verblijven in het buitenland heeft Van Ham ook de onderzoeksmentaliteit in andere landen leren kennen. “In Duitsland hebben hoog-leraren een centrale rol in onderzoek. Men is meer gericht op het eigen taalgebied en dat maakt het voor ons jammer genoeg minder toegankelijk. Op de traditionele universiteiten in Groot-Brittannië is onderzoek zeer belangrijk en is het onderwijs georganiseerd rond het onderzoek. Veel onderwijs volgt direct uit het onderzoek van docenten.Door het buitenland wordt Housing waarschijnlijk als een sterk thema van het OTB gezien, zeker nu het secretariaat van het ENHR bij ons is onderge-

bracht.” Van Ham wil met zijn nieuwe medewerkers een internationaal georiënteerde groep vormen in de traditie van een leerstoelgroep: volop publiceren en een aantrekkelijk klimaat bieden voor buitenlan-ders om hier als gast onderzoek te doen. “Primair is mijn doel om met mijn sectie interessant en goed onderzoek te doen, publicaties in internatio-nale wetenschappelijke tijdschriften te krijgen en goed onderwijs te verzorgen.Daarvoor zoek ik collega’s die over nieuwe onderzoeksvaardigheden beschikken en met hun specialisme mijn sectie versterken. Het Centre for Housing Research in Schotland kreeg geen geld van de universiteit maar haalde de omzet uit opdrachten. Een van mijn taken in Delft is dan ook het aanvullen van de onderzoeksgelden met meer NWO- en EU-subsidies. In theorie heb je niet bijzonder veel geld nodig voor goed onderzoek. Geld binnenhalen moet daarom niet een doel op zich worden. Door mensen op projectbasis aan te stellen kan de sectie groeien en krimpen al naar gelang de behoefte.” Hoewel zijn sectie deel uitmaakt van het OTB is Van Ham aangesteld bij Bouwkunde. “Mijn sectie heeft raakvlakken met de afdelingen Architecture, Urbanism, en Real Estate & Housing van Bouw-kunde. Dat het OTB in 2012 onderdeel wordt van Bouwkunde vind ik geen slechte zaak. Bouwkunde is internationaal vermaard om haar onderwijs en onderzoek op het gebied van ontwerpen. Het OTB is sterk op het gebied van wetenschappelijk publiceren. Dat is een goede uitgangspositie voor verdere integratie in de komende jaren.”

Page 14: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 13

gemeenten, corporaties, ontwikkelaars en adviseurs uit heel Neder-land deel aan de cursus. Naast een aantal inleidingen was er ook veel ruimte voor bespreking van eigen thema’s waar de deelnemers mee te maken hebben, zoals particulier woningbezit, krimp en bewoners-participatie.

Leergang Platform Corpovenista In 2011 is voor de tweede keer deze achtdaagse leergang georga-niseerd in samenwerking met het Platform Corpovenista (een sa-menwerkingsverband van veertien woningcorporaties en Aedes). Het platform wordt al sinds de start in 2008 ondersteund door het OTB. In deze leergang van 4 x 2 dagen zijn de resultaten van de diverse onderzoeksopdrachten van het platform verwerkt in een uitgebreide cursus voor medewerkers van de bij het platform aangesloten corpo-raties. Uitwisseling tussen onderzoek, beleid en praktijk stond daarbij centraal. In excursies naar stedelijke vernieuwingsprojecten in De-venter, Rotterdam en Eindhoven kwamen de succes- en faalfactoren uitgebreid in beeld en daarnaast was er veel ruimte voor bespreking van eigen werksituaties. In 2012 zal de leergang opnieuw worden georganiseerd.

Cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdelingDeze tweedaagse cursus is bedoeld voor diegenen die vanuit hun werksituatie al enige kennis en ervaring hebben met de praktijk van de woonruimteverdeling. In de cursus komen vernieuwende modellen en werkwijzen in de woonruimteverdeling aan de orde, zoals Huur op Maat, de toepassing van leefstijlmethodieken en de implicaties van de inkomensnormen. Daarbij is aandacht voor de beleidsdoelstellingen en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de keuze voor een bepaald model.

Belangrijkste publicaties

Elsinga, M. & F.A.G. Wassenberg, 2011, L’exeption Neerlandaise, in: Levy-Vroeland, C. & C. Tutin (Eds.), Le logement social en Europe au debut du XXle siecle la revision generale, Rennes (Presses Universitaires de Rennes), pp. 49-66.

Kleinhans, R.J & G. Bolt, 2011, Snoeiende overheid heeft wat uit te leggen. Buurten kunnen niet zonder professionals, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector 65 (1-2), pp. 16-19.

Manley, D. & M. van Ham, 2011, Choise-based letting, ethnicity and segregation in England, in: Urban Studies 48 (14), pp. 3125-3143.

Ouwehand, A.L., 2011, Vooruit met de wijk, in: Campen, J. van, P. Hogenboom, R. Noyon & A. Ouwehand (Eds.), Vooruit met de wijk, Hilversum/Delft (Platform Corpovenista), pp. 4-11.

Pennen, A.W. van der, 2011, Professionals die het verschil maken, MO/Samenlevingsopbouw 30 (230), pp. 4-10.

Vooruitblik naar 2012

In 2012 zullen enkele meerjarige onderzoeken worden afgerond die in samenwerking met Nicis Institute en andere partijen, waaronder het Platform Corpovenista, van de grond zijn gekomen. 2012 staat ook

in het teken van de vernieuwing. Er zullen nieuwe projecten worden opgestart, zoals het door Nicis Institute gefinancieerde onderzoek ‘Please do it yourself’. On social support, professional counseling and long-term upward social mobility in a neighbourhood-based approach (in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam, Glasgow Univer-sity, deelgemeente Hoogvliet, Vestia Hoogvliet, Woonbron Hoogvliet). Ook zal worden gestart met onderzoek van de aan Maarten van Ham toegekende EU Career Integration Grant. Dit vernieuwende onderzoek gaat met behulp van Nederlandse, Zweedse en Britse longitudinale data buurtkeuze, buurtgeschiedenissen en buurteffecten modelleren. In 2012 gaat we expliciet investeren in nieuwe onderzoeksvoorstellen voor de Europese Unie. Financiering vanuit de eerste geldstroom zal worden ingezet als contrafinanciering om te kunnen deelnemen in onder andere Nicis-projecten, promotieonderzoek af te ronden, internationaal te publiceren, en onderzoeksvoorstellen te ontwikkelen. De verwachting is dat in 2012 twee proefschriften worden afgerond.

Page 15: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

14

Housing Quality is een gezamenlijk onderzoeks-programma van de OTB-sectie Duurzame Wo-ningkwaliteit (DWK) en de sector Housing van de afdeling Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Het bestaat uit vier thema’s: Duurzaam en gezond wonen, Voorraad-beleid, Beleidsinstrumenten en handhavingspro-cedures en Innovatieve bouw- en onderhouds-processen.

Missie

De missie is innovatie van processen voor het verbeteren en in stand houden van de kwaliteit van wonin-gen in termen van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, duurzaamheid en met name energiezuinigheid.

Het onderzoeksprogramma

Het OTB-aandeel van het programma Housing Quality valt onder de leerstoel Housing Quality and Process Innovation (leerstoel van de faculteit Bouwkunde, maar voltijds gedetacheerd bij het OTB) die gericht is op verschillende aspecten van kwaliteitssturing van woningen. Het programma is uitgewerkt naar vier thema’s. De themagroep Duurzaam en gezond wonen richt zich enerzijds op het toetsen van efficiëntie, effectiviteit en neveneffecten van energiebesparingsbeleid en anderzijds op instrumentarium en beleid voor milieuvriendelijke en gezonde woningen. De themagroep Voorraadbeleid onderzoekt methoden en technieken voor voorraadbeleid van professionele woningbeheerders in Nederland en het buitenland. Bij de themagroep Beleidsinstrumenten en handhavingsprocedures zijn de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen publieke en private partijen voor de bouwregelgeving belangrijke thema’s. De themagroep Innovatie van bouw- en onderhoudsprocessen richt zich op vernieuwende vormen van samenwerking en ketenintegratie bij bouw- en onderhoudsprojecten, maar ook op de disseminatie van innovatieve oplossingen in de processen.

Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

Een deel van het onderzoek is uitgevoerd in het programma Woningkwaliteit 2020 (WK2020). Dit sa-menwerkingsprogramma met een grote groep woningcorporaties en Aedes is gestart in 2009. Het richt zich op techniek, processen en beleid die een duurzame energietransitie van de woningvoorraad kunnen ondersteunen. Tevens is in 2010 verder gewerkt aan een groot project over particuliere woningverbete-ring, in samenwerking met Nicis Institute, zeven gemeenten en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten. Ook wordt gewerkt aan een project als onderdeel van het (FES-)project Climate Proof Cities. Europese onderzoeksprojecten worden steeds belangrijker voor de sectie. In 2011 werd aan zes verschillende EU-projecten gewerkt.

Onderzoeksprogramma Housing Quality

ProgrammaleiderHenk Visscher

Page 16: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 15

Thema: Duurzaam en Gezond Wonen

Themaleider: Laure ItardThemagroep: Merve Bedir, Evert Hasselaar, Daša Majcen, Arjen Meijer, Zeno Winkels. Van de faculteit Bouwkunde: Anke van Hal en Sonja van Dam

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Integrale milieu-impact van concepten voor renovatie en on-derhoud

In dit project (deel uitmakend van het programma WK2020) wordt gekeken naar de mogelijkheden om de milieubelasting van renovatie en onderhoud van woningen te verminderen. In een van de onder-zoeken die binnen dit project zijn uitgevoerd is de duurzaamheid van platte daksystemen onderzocht met behulp van levenscyclusanalyse. Dit onderzoek heeft tevens geleid tot een afstudeerscriptie. Daar-naast is de ontwikkeling van GPR Onderhoud deels uitgevoerd in de context van dit project.

GPR OnderhoudOnderzoeksinstituut OTB en W/E Adviseurs hebben gezamenlijk de rekentool GPR Onderhoud ontwikkeld en op de markt gebracht, Dit is een rekeninstrument voor vastgoedbeheerders en bouw- en onder-houdsbedrijven dat inzicht geeft in de milieueffecten van onderhoud. GPR Onderhoud is ontstaan uit een samenwerking tussen opdracht-gevers (woningcorporaties) en opdrachtnemers (onderhoudsbedrij-ven). Deze partijen zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling ervan en hebben gegevens aangeleverd over het materiaal- en energiegebruik van onderhoudsactiviteiten.

SETAC indoor exposure

Arjen Meijer is lid van de SETAC workgroup on Indoor Exposure in Life Cycle Assessment. Deze werkgroep is bezig om een framework te ontwikkelen waarmee blootstelling aan schadelijke stoffen in het binnenmilieu voor zowel woningen als bedrijfsgebouwen kan worden meegenomen in life cycle impact assessments. Dit framework kan dan worden gebruikt om bestaande en nieuwe impactmethoden voor LCA’s, waarin alleen blootstelling in de buitenlucht wordt geanaly-seerd, aan te vullen.

DraagvlakontwikkelingHet is van belang te begrijpen waarom een deel van de huurders bij woningcorporaties weinig interesse toont in energiebesparingspro-jecten, zodat strategieën kunnen worden ingezet om het draagvlak voor woningverbetering en energiebesparingsplannen te vergroten. Hiervoor wordt inspiratie geput uit de gedragspsychologie, het begrip motivatie en zelfrealisatie en gedrag van mensen in groepen. Ook wordt naar de werkwijze van verhuurders gekeken, want draagvlak heeft relationele aspecten, waarbij vertrouwen in elkaars bedoelin-gen, transparantie in informatie en aandacht voor hindernissen be-langrijk zijn. Dit project maakt deel uit het programma WK2020. Een analysemodel wordt opgesteld, waarin verbetering met en zonder draagvlak van bewoners beide een plek hebben.

Green Solar CitiesGreen Solar Cities wordt gesubsidieerd vanuit het EU Concerto pro-

gramma. Het einddoel van dit project is om woningbouwprojecten te initiëren die gebruik maken van duurzame energiebronnen. Het OTB richt zich in dit project op de evaluatie van bestaande projecten in Denemarken, Oostenrijk en Nederland in termen van energiegebruik, bewonersparticipatie en -tevredenheid en kwaliteit van het binnen-milieu. Er wordt nu vooral gewerkt aan het versterken van de lokale gemeenschap om bewoners geïnteresseerd te maken in goed gebruik van passieve woningen en in energiebesparend gedrag in Kopenha-gen en Salzburg.

BEEM-UPDit Europees project (Zevende Kaderprogramma) gaat over energie-efficiënte renovatieconcepten waarbij meer dan 75% energiebesparing op verwarming bereikt kan worden terwijl de economische haalbaar-heid ook gedemonstreerd kan worden. Monitoring van projecten (o.a. metingen van het energiegebruik voor en na renovatie) speelt een belangrijke rol. Het OTB onderzoekt in dit project (deels samen met Woonbron) hoe langetermijnbetrokkenheid van woningcorporatie en draagvlakontwikkeling bij de huurders gerealiseerd kunnen worden.

Ecoheat4citiesIn dit Europees project (Intelligent Energy Europe subsidieprogram-ma) wordt een Europees eco-label voor stadsverwarming ontworpen en geïmplementeerd. Met dit label wordt beoogd de milieuprestatie van stadsverwarming inzichtelijk te maken. Hierdoor wordt een di-recte vergelijking met andere technieken voor warmteopwekking mo-gelijk. Het onderzoek richt zich op de vraag wanneer en onder welke condities collectieve energiesystemen technisch en economisch com-petitief zijn met individuele energiesystemen. Daarnaast wordt er een wegwijzer ontwikkeld voor steden en corporaties die stadsverwarming willen implementeren.

Relatie tussen energielabel, werkelijk energiegebruik en bewo-nersgedrag

Deze onderzoekslijn bouwt voort op promotieonderzoek uit 2010. In dit project wordt onderzoek gedaan naar de factoren die bepalend zijn voor de verwarmingsenergie in de woningvoorraad. In opdracht van Agentschap NL is de relatie tussen energielabel en werkelijk energiegebruik onderzocht door de energielabeldatabase (meer dan 250.000 cases) te koppelen aan CBS-data. Daarnaast is onderzoek naar het verwarmings- en ventilatiegedrag van bewoners uitgevoerd. Dit laat zien dat gedrag mede wordt bepaald door de gebruikte tech-nologie (type thermostaat, type ventilatiesysteem). Verschillende analyses van de determinanten van het gas- en elektriciteitsgebruik in de Nederlandse woningvoorraad zijn uitgevoerd gebaseerd op ver-schillende databases.

Belangrijkste publicaties

Blom, I.S., L.C.M. Itard A. & A. Meijer, 2011, Environmental impact of building-related and user-related energy consumption in dwellings, in: Building and Environment 46 (8), pp. 1657-1669.

Guerra Santin, O., 2011, Behavioural patterns and user profiles rela-ted to energy consumption for heating, in: Energy and Buildings 43 (10), pp. 2662-2672.

Majcen D. & L.C.M. Itard, 2011, Energy labels and the actual

Page 17: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

16

energy consumption in Dutch dwellings, OTB-rapport, in op-dracht van Agentschap NL.

Bedir, M., E. Hasselaar & L.C.M. Itard, 2011, Occupant behaviour and energy performance in dwellings: a case study in the Neth-erlands, in: Bodart, M. & A. Evrard (Eds.), PLEA 2011 - 27th International conference on passive and low energy archi-tecture / architecture and sustainable development, Louvain la Neuve (Architecture & climat, Louvain la Neuve University), pp. 469-474.

Bedir, M. & G.U. Harputlugil, 2011, Simulating occupant behaviour and energy performance in dwellings: a sensitivity analysis of pre-sence patterns in different dwelling types, in: Scartezzini, J.L. (Ed.), International Scientific Conference Cleantech for Sustain-able Buildings From Nano to Urban Scale, Proceedings, pp. 1-6.

Qu, L. & E. Hasselaar (Eds.), 2011, Making room for people, Am-sterdam (Techne Press).

Bueren, E.M. van, H.D. van Bohemen, L.C.M. Itard & H.J. Visscher (Eds.), 2011, Sustainable urban environments: an ecosystem approach, Dordrecht (Springer).

Promotieonderzoek

Merve Bedir: Energy efficiency and health in buildings: the human factor

In dit promotieonderzoek wordt specifiek nagegaan hoe ventilatie-systemen gebruikt worden door bewoners en hoe dit het energiege-bruik en de binnenluchtkwaliteit beïnvloedt. Tevens wordt onderzocht welke systemen minder gevoelig zijn voor verkeerd gebruik. Ook elektriciteitsgebruik van apparaten en de invloed van de bewoners daarop wordt bestudeerd.Promotor: prof. dr. ir. H.J. VisscherCopromotor: mw. dr. ir. L.C.M. Itard

Daša Majcen: Actual energy consumption in dwellings In dit promotietraject wordt onderzocht op welke manier de huis-houdenkarakteristieken en het bewonersgedrag statistisch gezien het energiegebruik in woningen beïnvloeden. Ook wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen het Energielabel en werkelijk energie-gebruik Promotor: prof. dr. ir. H.J. VisscherCopromotor: mw. dr. L.C.M. Itard

Thema: Voorraadbeleid

Themaleider: Nico Nieboer (samen met Vincent Gruis van de Faculteit Bouwkunde)Themagroep: Ritske Dankert, Henk Heeger, Marnix Koopman, Robert Kroese en André Thomsen. Van de sectie VWM: Gerard van Bortel. Van de faculteit Bouwkunde: Kees van der Flier, Darinka Czischke, Reinier van der Kuij, Arne van Overmeeren en Sake Zijlstra

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Sturing geven aan energiebesparing in vastgoedbeleid en technisch beheer

In dit onderzoek, dat deel uitmaakt van WK2020, staat de vraag centraal hoe woningcorporaties het energiebesparingsbeleid in de praktijk kunnen operationaliseren en kunnen combineren met andere beleidsvelden, zoals het huur- en verhuurbeleid en het regulieronderhouds- en investeringsbeleid. Het onderzoek gaat in op de betekenis van de bovengenoemde methoden en instrumenten voor de inbedding in de reguliere werkzaamheden en werkprocessen. In 2011 is in het bijzonder aandacht uitgegaan naar het inbrengen van energie-investeringen in Verenigingen van Eigenaren waarin corpora-ties bezit hebben en naar de koppeling van energie-investeringen met natuurlijke investeringsmomenten, zoals tijdens mutatieonderhoud en planmatig onderhoud.

Energie-efficiëntie in het voorraadbeleidIn dit onderzoek werken 24 auteurs uit 11 landen aan een publicatie over de wijze waarop de non-profit verhuurders in hun land vorm geven aan een beleid om de energieprestatie van hun woningbezit te verbeteren. De voorlopige resultaten laten zien dat er op dit vlak veel mogelijk is, maar dat enige pressie van buitenaf en het overwinnen van interne weerstanden (binnen de organisatie en bij huurders) wel nodig zijn om beleid in daden om te zetten.

4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties

Rode draad door deze cursus is het procesmodel strategisch voor-raadbeleid van het OTB. Alle belangrijke onderdelen uit het proces worden daarin uitgediept. Thema’s die aan de orde komen zijn onder andere het belang van een duidelijke corporatievisie en -strategie, het vervaardigen van wijkvisies, financieel en maatschappelijk rende-ment, werken met beleidslabels, uitwerking van voorraadbeleid naar concrete beheerplannen en implementatie van het beleid.

4-daagse cursus Technisch beheer van woningenIn deze cursus staat beleidsvorming voor het technisch beheer van woningen door woningcorporaties centraal. Thema’s die aan de orde komen zijn onder andere de relatie tussen strategisch voorraadbeleid en onderhoudsbeleid, inkoopbeleid, mutatieonderhoud en keuzevrij-heid van bewoners, VvE-beheer en duurzaam beheren.

Belangrijkste publicaties

Dankert, R., 2011, Balanceren tussen uitvoering en bewuste afwijking van beleid; de implementatie van strategisch voor-raadbeleid door woningcorporaties, proefschrift, Amsterdam (IOS Press).

Zijlstra, S., 2011, Klantgestuurd voorraadbeleid en empower-ment; over Te woon en andere initiatieven van woningcorpo-raties, proefschrift, Delft (Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde)

Nieboer, N., 2011, Strategic planning process models: a step further, in: Property Management 29 (4), pp. 371-382.

Page 18: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 17

Priemus, H. & V.H. Gruis, 2011, Social housing and illegal state aid: the agreement between Europlan Commission and Dutch Government, in: International Journal of Housing Policy 11 (1), pp. 87-104.

Thomsen, A.F. & C.L. van der Flier, 2011, Understanding obso-lescence: a conceptual model for buildings, in: Building Research and Information 39 (4), pp. 352-362.

Nieboer, N.E.T. & V.H. Gruis, 2011, Terugtrekkende bewegingen in de corporatiesector, in: Rooilijn: 44 (3), pp. 214-221.

Gruis, V.H., 2011, Investeren in Donnerwijken: Hoe verder na de dubbele crisis voor woningcorpo-raties?, in: Real Estate Maga-zine (74), pp. 29-33.

Overmeeren, A.J. van & V.H. Gruis, 2011, Asset management of social landlords based on value creation at neighbourhood level, in: Property Management 29 (2), pp. 181-194.

Nieboer, N.E.T., V.H. Gruis & A. van Hal, 2011, Energie-efficiëntie bij sociale verhuurders; conclusies uit internationaal onderzoek, in: Real Estate Research Quar-terly 10 (4), pp. 21-26.

Bortel, G.A. van & A.J. van Overmeeren, 2011, Verre vriend of goede buur. Uitdagingen voor buurtgerichte corporaties. Eindrapport, Rotterdam (SEV).

Bortel, G.A. van, H. Schreuders & A.J. van Overmeeren, 2011, Samenwerken op buurtniveau is cruciaal, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 17 (5), pp. 21-25.

Promotieonderzoek

Marnix Koopman: Economic reflections on neighbourhood sa-tisfaction, neighbourhood reputations and the housing market

Dit onderzoek beweegt zich op het breukvlak van het meten van de maatschappelijke prestaties van corporaties en het bepalen van de economische effecten van de leefbaarheidsaanpak door corporaties.Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. P. Rietveld (Vrije Universiteit)

Ritske Dankert: Implementatie van strategisch voorraadbeleid door woningcorporaties

Onderzoek naar de manier waarop implementatie van strategisch

voorraadbeleid in de praktijk verloopt. Promotoren: prof. dr. ir. H.J. Visscher en prof. dr. ir. V.H. GruisGepromoveerd: 10 juni 2011

Sake Zijlstra: Klantgestuurd voorraadbeleid en empowermentOnderzoek naar de empowerment van bewoners doordat zij hun huurwoning van de verhurende woningcorporaties kopen.Promotoren: prof. ing. A.F. Thomsen en prof. dr. ir. V.H. GruisGepromoveerd: 1 juli 2011

Thema: Beleidsinstrumenten en handha-vingsprocessen

Themaleiders: Frits Meijer & Henk VisscherThemagroep: João Costa Branco De Oliveira Pedro, Lorraine Murphy en Milly Tambach

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Kwaliteitsimpuls particuliere woningvoorraad De vragen wat de kwaliteit van de stedelijke particuliere woningvoor-

Bouwproces inrichten op de gevolgen van klimaat-veranderingen Steden zijn kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering, ook in Nederland. Denk aan wateroverlast, hitte en langdurige droogte. Aan-passing van de ruimtelijke inrichting, de openbare ruimte, het watersysteem, woningen en gebouwen is noodzakelijk om de stad op termijn leefbaar te houden. Hoe bereik je bijvoorbeeld dat woningcor-poraties hun woningvoorraad aanpassen om ook in de toekomst een kwalitatief goede woning aan te bieden? Deze vraag trok Martin Roders zodanig, dat hij tekende voor vier jaar promotieonderzoek op het Onderzoeksinstituut OTB. De vraag speelt binnen ‘Klimaatbestendige steden’, een project uit een groot onderzoeksprogramma ‘Kennis voor klimaat’, opgezet door de overheid, waaraan ook een aantal steden deelneemt. Voordat hij met dit onderzoek startte, werkte Roders een aantal jaren bij een corporatie. “Duur-zaam bouwen en energiebesparing had daar mijn persoonlijke interesse en dit onderzoek sluit hier mooi op aan.” Roders’ onderzoek is hoofdzakelijk gericht op het aanpassen van de processen van corporaties.

Dat door klimaatveranderingen woningen aangepast moeten worden, leeft nog nauwelijks bij corporaties

Martin Roders

Page 19: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

18

raad is en welke maatregelen en stimulansen gemeenten kunnen nemen om de voorraad op het gewenste kwaliteitsniveau te houden, staan centraal in dit project. Het gaat daarbij zowel om het inhalen of

voorkomen van achterstanden, als om het verbeteren van de kwaliteit (vooral van de energetische prestatie, maar ook het vergroten van de ‘toekomstbestendigheid’). Het project wordt mede gefinancierd door Nicis Institute, zeven gemeenten en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten. In 2011 is via casestudy’s in de gemeenten nagegaan hoe effectief en efficiënt hun beleid voor particuliere woningverbetering is. Verder is een grootschalige enquête uitgevoerd onder eigenaar-bewoners in de zeven gemeenten.

Monitoren van energiebesparingsbeleidDit project (onderdeel van WK2020) richt zich op het monitoren van het energiebesparingsbeleid van woningcorporaties, zowel van indivi-duele corporaties als van de gehele sector. De belangrijkste vraag in dit onderzoek is op welke wijze corporaties hun energiebesparingsbe-leid gaan monitoren en hoe de wensen en behoeften van corporaties zich verhouden tot de inhoud en opzet van de landelijke monitor Ener-giebesparing Corporatiesector. In 2011 is gewerkt aan analyses van de Landelijke Monitor Energiebesparing Corporatiesector van Aedes.

Bouwregelgeving in EuropaIn een lopend internationaal vergelijkend onderzoek naar bouwregel-gevingssystemen worden eerdere vergelijkende activiteiten in Europa

voortgezet en beschikbare gegevens geactualiseerd en uitgebreid. De schaal waarop het huidige onderzoek wordt uitgevoerd is echter onverge-lijkbaar met wat we tot nu toe hebben gedaan. Alle lidstaten van de Europese Unie (inclusief de drie kandidaat-le-den) worden onder de loep genomen. Het gaat om in totaal 32 landen, inclu-sief Noorwegen en de landen die sa-men het Verenigd Koninkrijk vormen. De onderzoeksgegevens zijn inmiddels verzameld. Het is de bedoeling dat de resultaten worden gebundeld in twee boeken die in 2012 en 2013 zullen worden gepubliceerd.

Belangrijkste publicaties

Murphy, L.C., F.M. Meijer & H.J. Vis-scher, 2011, Governance tools, in: Bu-eren, E. van, H. van Bohemen, L. Itard & H. Visscher (Eds.), in: Sustainable Urban Environments, Dordrecht (Springer), pp. 341-363.

Costa Branco De Oliveira Pedro, J.A., F.M. Meijer & H.J. Visscher, 2011, Comparison of building permit proce-dures in European Union countries, in: Chynoweth, L.R.P. (Ed.), COBRA 2011, RICS Construction and Pro-perty Conference, Salford (RICS & University of Salford), pp. 356-375.

Tambach, M., F.M. Meijer & H.J. Visscher, 2011, Between marketing and financial support: Dutch municipal policy instruments to improve the quality of private housing stock, in: Wamelink, H., R. Geraedst & L. Volker (Eds.), Management and innovation for a sustainable built environment - MISBE 2011 conference proceedings, Amsterdam (CIB, ENHR, AESP), pp. 1-14.

Meijer, F.M. & L.C. Murphy, 2011, Improving the energy performance of the European housing stock, in: Detail Green 1 (11), pp. 14-17.

Meijer, F.M., A. Straub & H.J. Visscher, 2011, Energiebesparing blijkt in praktijk geen sinecure, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 17 (6), pp. 16-20.

Promotieonderzoek

Lorraine Murphy: Energy performance regulations and incen-tives for the existing housing stock

Op basis van een internationale vergelijking van beleidsinstrumenten zal de vraag beantwoord worden welke instrumenten inzetbaar zijn

“Dat door klimaatveranderingen woningen aan-gepast moeten worden, leeft nog nauwelijks bij corporaties. De noodzaak is nog te weinig zicht-baar. Ervoor zorgen dat wijzigingen aan woningen worden doorgevoerd is daarom mijn hoofddoel geworden. Klimaatverandering zie ik als context. Ik richt me op een model voor maatregelen die niet alleen klimaatbestendig zijn, maar ook het comfort van woningen verhogen, bijvoorbeeld isolatie toepassen. Deze maatregel leidt tot daling van energieverbruik, maar draagt daarnaast ook bij tot klimaatbestendigheid van woningen. De isolatie houdt in de zomer de warmte buiten en in de winter de warmte binnen. Een ander voorbeeld zijn groene daken. Die houden woningen eveneens ’s zomers koeler en ’s winters warmer dan andere daken en houden bovendien een deel van het re-genwater vast, waardoor de riolering minder water in één keer te verwerken krijgt, wat overstromin-gen tijdens hevige regenval kan voorkomen.”Een beproefde methode om wijzigingen aan wo-ningen door te voeren is het invoeren van wet-geving of het verstrekken van subsidies. Maar nu er in tijden van bezuinigingen weinig ruimte is voor subsidies en de overheid zich steeds verder terugtrekt, kunnen misschien ook andere partijen benaderd worden die de aandacht voor klimaat-invloeden vast kunnen houden. “Het aanpassen van processen kan een mogelijkheid zijn, zoals via samenwerking in de bouwketen. Dat lukt denk ik alleen als partijen overtuigd zijn van het nut van klimaatbestendig bouwen. Nu komen er tijdens het

bouwproces vaak aanvullende wensen en eisen en aanpassingen bij. Is het niet veel beter dat door betere samenwerking in een vroeg stadium ook maatregelen als gevolg van klimaatverandering al meegenomen worden? Die richting wil ik op. In ketensamenwerking zou de aannemer meer een adviesfunctie moeten krijgen.” Ook andere partijen kunnen het doorvoeren van wijzigingen aan wo-ningen stimuleren. “Denk aan verzekeringsmaat-schappijen, want door nu maatregelen te treffen waarmee je klimaatveranderingen kunt opvangen, kan het risico op schade in de toekomst, zoals wa-teroverlast, beperkt blijven of worden voorkomen. Of denk aan energiemaatschappijen die misschien wel isolatiepakketten willen aanbieden om daar-mee hun dalende energieafzet te compenseren.”Aan het einde van zijn onderzoek zal hij in een aantal expertmeetings cases voorleggen aan cor-poraties. “Daarmee wil ik de handelingsbereidheid van de corporaties peilen. Ik stel geen concrete bouwkundige maatregelen voor, maar een proce-saanpak. Het gaat er mij om hoe veranderingen worden geïmplementeerd. Het klimaat loopt daarin mee.” Na zijn promotie – gepland in 2014 – houdt Roders diverse opties open, zoals zijn carrière voortzetten bij de overheid. Ook de rol van procesadviseur bij veranderingstrajecten in de gebouwde omgeving lijkt hem wel wat. “Maar ik ben ook bezig met een onderwijsbevoegdheid, want werken in de acade-mische wereld bevalt mij uitstekend.”

Page 20: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 19

om de energetische prestatie van de bestaande woningvoorraad naar een fors hoger niveau te tillen.Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

Milly Tambach: Municipal policy instruments for quality impro-vement of the home-owner housing stock

Dit proefschrift wordt voornamelijk gebaseerd op het Nicis-onderzoek naar particuliere woningverbetering. De vraag staat centraal welke beleidsinstrumenten gemeenten kunnen inzetten om de kwaliteit van de particuliere woningvoorraad op peil te brengen en te houden.Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

Thema: Innovatie van bouw- en onderhoudsprocessen

Themaleider: Ad Straub (samen met Anke van Hal van de faculteit Bouwkunde)Themagroep: Erwin Mlecnik, Martin Roders, Baldiri Salcedo Rahola, André Thomsen en Henk Visscher. Van de faculteit Bouwkunde: Kees van der Flier

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

SHELTER: Social Housing organisations and European profes-sionals Linked and acting together for Testing and promoting professional coordination in Energy Renovation

Door de Europese Unie gefinancierd onderzoek (Intelligent Energy Europe programme) gericht op het bevorderen en faciliteren van nieuwe samenwerkingsmodellen voor de energierenovatie van sociale huurwoningen. Partners zijn woningcorporaties in Frankrijk, Enge-land, Italië, België (Wallonië) en Bulgarije, 3 EU-beroepsfederaties en de TU Delft. In dit onderzoek is gewerkt aan de modellering van energie-renovatieprocessen in de betrokken landen en verbeterpun-ten om tot meer geïntegreerde planvorming en uitvoering te komen.

Onderzoek Keteninnovatie bij woningrenovatieOm versneld ervaring op te doen en kennis uit te wisselen over ke-teninnovatie en -integratie bij woningrenovatieprojecten is door het Lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer van de Hogeschool Utrecht een project opgezet waarin duo’s van woningcorporaties en bouw- en onderhoudsbedrijven gedurende twee jaar ervaring opdoen met ketenintegratie bij renovatieprojecten. Voor de SEV is onderzocht hoe door ketenintegratie productinnovaties tot stand kunnen komen, ge-richt op duurzaamheid en energiebesparing.

Levensduur van bouwproductenDit onderzoek is een herziening van de SBR-levensduurcatalogus van bouwproducten uit 1998. Onderzocht is hoe de internationale gestandaardiseerde ‘factormethode’ (ISO 15686) in Nederland kan worden toegepast om projectspecifieke levensduur van toegepaste bouwproducten te verkrijgen. Daarnaast is onderzocht of de bouw-producten en levensduren, vastgelegd in de SBR-publicaties uit 1995 en 1998, de praktijk nog weerspiegelen. De lijst met bouwproducten is aangepast en ook de levensduren zijn aangepast aan nieuwe prak-tijkinzichten.

Belangrijkste publicaties

Roders, M.J. & A. Straub, 2011, Corporaties Klimaat Bewust?, in: Rooilijn 44 (5), p. 362-369.

Roders, M.J., V.H. Gruis & A. Straub, 2011, Climate change effects on living quality; awareness of housing associations, in: Wamelink, J.F.W., R.P. Geraerdts & L. Volker (Eds.), MISBE2011 - Proceedings of the international Conference on Management and Innova-tion for a Sustainable Built Environment, Delft (Delft University of Technology), pp. 1-13.

Salcedo Rahola, T.B., A. Straub & M.J. Roders, 2011, Mechanisms to improve cooperation in energy renovation of social housing, in: Ruddock, L. & P. Chynoweth (Eds.), COBRA 2011 Proceedings of RICS Construction and Property Conference, Salford (University of Salford), pp. 1375-1384.

Straub, A., 2011, To a new Dutch service life database of building products, in: Ruddock, L. & P. Chynoweth (Eds.), COBRA 2011 Proceedings of RICS Construction and Property Conference, Salford (University of Salford), pp. 135-145.

Straub, A., 2011, Maintenance contractors acting as service innova-tors, Construction Innovation: information, process, manage-ment 11 (2), pp. 179-189.

Promotieonderzoek

Erwin Mlecnik: The potential of passive house concepts and platforms to achieve energy transition in the building stock

In dit promotietraject wordt de potentie bestudeerd om van passief- huizen en passiefhuisrenovatie tot energieneutrale woningen te ko-men. Er wordt specifiek aandacht besteed aan marktdiffusiestrate-gieën in verschillende landen.Promotoren: prof. dr. ir. H.J. Visscher en mw. prof. dr. J.D.M. van Hal (faculteit Bouwkunde)

Baldiri Salcedo Rahola: Integrated energy renovations in social housing

Promotieonderzoek dat zijn basis vindt in het Europese SHELTER-project (zie boven), aangevuld met een Nederlandse casestudyPromotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

Martin Roders: Governance of sustainable climate change adaptations in social housing by life-cycle conscious technical management

Promotieonderzoek als deel van het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat (deel Climate Proof Cities) waarin de vraag naar de im-plementatie van de noodzakelijke aanpassingen in corporatiewonin-gen centraal staat.Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

Vooruitblik naar 2012

In 2012 wordt het Europese onderzoek opnieuw uitgebreid. Vanaf janu-ari start het INTERREG-project SuslabNWE waarin een meetset wordt

Page 21: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

20

ontwikkeld voor het bepalen van het exacte energiegebruik in relatie tot binnenklimaat, comfortbeleving en bewonersgedrag. Er wordt onder meer gebruik gemaakt van de modelwoning Concepthouse op Heijplaat (Rotterdam). Er zullen twee nieuwe promovendi worden aangetrokken, een voor dit project en een voor een nieuw project over ketensamen-werking. WK2020 wordt afgerond en er zal worden verkend in hoeverre en op welke wijze er een vervolg kan worden gegeven aan deze samen-werking met de corporaties.

Page 22: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 21

Onderzoeksprogramma Housing Systems

ProgrammaleidersPeter Boelhouwer & Marja Elsinga

Missie

Onderzoek verrichten naar het functioneren van huisvestingssystemen en de mate waarin deze, in de complexe constellatie van markt, instituties, regels en subsidies, bijdragen aan voldoende betaalbare en op de vraag aansluitende woningen en een vitale leefomgeving voor volgende generaties.

Het onderzoeksprogramma

De komende jaren is spanning te verwachten tussen de ontwikkelingen op de woningmarkt en de ontwik-kelingen van de verzorgingsstaat, het milieubeleid en het verstedelijkingsbeleid. We zien op de woning-markten in Europa, ook in Nederland, dat overheden zich terugtrekken en meer overlaten aan de markt. Als gevolg van de financiële crisis vindt er echter een herbezinning plaats op de wijze waarop de overheid zich bemoeit met de woningmarkt: hoe en in hoeverre moet de overheid een rol spelen bij het bestrijden van de problemen met de bouwproductie? De invloed van de conjunctuur op de koopprijzen en de bouwproductie wordt door de onderzoekers van het programma gevolgd en gemodelleerd. Daarnaast is aandacht voor de herverdeling van de risico’s op de woningmarkt tussen overheid, commerciële marktpartijen, woningcorporaties en eigenaar-bewoners. De productie van woningen en het functioneren van de woningbouwmarkt nemen daarbij een belangrijke plaats in. Daarnaast heeft het programma de ambitie om de woningvraag beter in kaart te brengen. Speciale aandacht gaat uit naar het meten van woonvoorkeuren en het in kaart brengen van woonkeu-zegedrag. Het doel is meer betrouwbare metingen van woonvoorkeuren te krijgen en de relatie met het woningmarktgedrag te kunnen aangeven. De ontwikkelingen op de woningmarkt kunnen verstrekkende gevolgen hebben op andere terreinen. Zo is de verwachting dat door het vergrijzingsproces het in de eigen woning opgebouwde vermogen steeds belangrijker wordt voor de pensioenen van huishoudens. Het programma onderzoekt de rol die de wo-ning speelt in het sociale zekerheidsbeleid in acht verschillende landen. Ook de link met stedelijk beleid

Het onderzoeksprogramma Housing Systems richt zich op de ontwikkelingen op de woning-markt, de werking van huisvestingssystemen en de interactie tussen huisvestingssystemen en hun omgeving. De belangrijkste vraag is hoe huisvestingssystemen gekarakteriseerd kunnen worden, hoe ze veranderen en of ze duurzaam de maatschappelijk gewenste uitkomsten opleve-ren. Leidraad vormen de doelstellingen van het woonbeleid: betaalbaarheid, beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van wonen. Hier-bij gaat het zowel om de wijze waarop woning-marktprocessen andere maatschappelijke ont-wikkelingen beïnvloeden, als om de invloed van deze ontwikkelingen op het functioneren van het housing system.

Page 23: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

22

is helder. De woningmarkt is van grote invloed op de leefbaarheid in wijken. Woningcorporaties – private organisaties die een publiek belang dienen – spelen hierin een cruciale rol. Het programma bestudeert hoe deze corporaties concurreren met andere partijen op de woningmarkt en hoe zij samenwerken in het netwerk van de stedelijke vernieuwing.

Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

Door het onderzoeksprogramma wordt veel samengewerkt met onder-zoeksgroepen binnen de TU Delft, met andere universiteiten in binnen- en buitenland, de rijksoverheid en lokale overheden, koepelorganisaties en bedrijven. Een belangrijk deel van deze projecten wordt uitgevoerd in de vorm van contractonderzoek. In het kader van het ontwikkelen van monitorinstrumenten wordt samengewerkt met het ministerie van BZK, de NEPROM en Bouwend Nederland, Aedes, de NVB en de Vereniging Eigen Huis. In het Europese project DEMHOW (Demografische veranderingen en het vermogen in de woning) wordt samengewerkt met onderzoekers uit acht landen en in het kader van het opzetten van een Vlaams Steunpunt Ruimte en Wonen wordt intensief samengewerkt met de universiteiten van Leuven, Antwerpen, Gent en het adviesbureau SUM uit Brussel. In samenwerking met de faculteit TBM (TU Delft) wordt gewerkt aan een boek over ICT. Daarnaast wordt er geschreven aan een boek over methoden en technie-ken voor het meten van (woon)preferenties, waaraan bijdragen worden geleverd door de faculteit TBM (TU Delft), het Planbureau voor de Leef-omgeving en de Stuurgroep Experimenten voor de Volkshuisvesting. Verder richt het onderzoeksprogramma zich steeds meer op kennisover-dracht, zoals het verzorgen van onderwijs bij de faculteiten Bouwkunde en TBM en een cursus over recente ontwikkelingen op de woningmarkt. Diverse leden van het programma maken deel uit van redacties van nationale en internationale tijdschriften en ook van diverse adviesraden op het terrein van wonen.

Thema: Housing institutions and governance

Themaleider: Marja ElsingaThemagroep: Peter Boelhouwer, Gerard van Bortel, Marietta Haffner, Harry van der Heijden, Joris Hoekstra, KyungHo Choe, Michael Oxley, Christian Lennartz, Janneke Toussaint, Rosa Donoso-Gomez en André Mulder (faculteit Bouwkunde)

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Demographic change and housing wealthHet eigenwoningbezit is toegenomen, de bevolking vergrijst en pensi-oenen staan onder druk door de vergrijzing, maar vooral ook door de kredietcrisis en de economische recessie. Dit zou ertoe kunnen leiden dat mensen het vermogen in hun huis steeds meer als een pensioen gaan beschouwen en ook hun pensioenstrategie hierop afstemmen. Zijn huishoudens ook steeds meer geneigd om vermogen uit hun woning vrij te maken door nieuwe hypotheekproducten zoals ‘reverse mortgages’? Deze vragen staan centraal in een Europees onderzoek-project waarin acht landen participeren en waarover in 2012 een boek verschijnt bij Springer publishers.

Steunpunt Ruimte en Wonen, VlaanderenHousing Systems maakt deel uit van het Steunpunt Ruimte en Wonen dat werkt in opdracht van de Vlaamse minister van Wonen. Binnen het onderzoek worden vele grote en kleine onderzoeksprojecten uit-gevoerd. De onderzoekers waren betrokken bij een project dat tot doel had een systeem te ontwerpen om de prestaties van de Vlaamse woningcorporaties en huisvestingsmaatschappijen te meten. Ook was Housing Systems betrokken bij een project waarin de betaalbaarheid van het wonen in Vlaanderen en Nederland is gemeten en vergeleken.

Housing and social exclusion In opdracht van de Europese Commissie is een project uitgevoerd waarin de relatie tussen de welvaartstaat, de woningmarkt en de arbeidsmarkt centraal staat. Bijzondere aandacht gaat uit naar de oorzaken en oplossingen voor dakloosheid en de wijze waarop de woningmarkt en de arbeidsmarkt elkaar beïnvloeden. Het onderzoek maakt gebruik van het Europees databestand EUSILC en heeft focus-groepbijeenkomsten gehouden in de zes deelnemende landen: Duits-land, Hongarije, Nederland, Portugal, Verenigd Koninkrijk en Zweden.

Visitaties woningcorporatiesEen maatschappelijke visitatie brengt in kaart of een woningcorporatie prestaties levert die passen bij de opgaven in het werkgebied, de ver-wachtingen van belanghouders en de eigen ambities en doelen van de corporatie. Hierbij wordt ook beoordeeld of de organisatie naar beho-ren functioneert en belanghouders voldoende betrekt bij beheer en beleid. KWH, een onafhankelijk kwaliteitscentrum voor woningcorpora-ties, is geaccrediteerd om deze visitaties uit te voeren. Het OTB heeft de visitatiemethode van KWH geëvalueerd en opties voor verbetering aangegeven. Daarnaast zijn leden van het onderzoeksprogramma als visitator betrokken bij enkele door KWH uitgevoerde visitaties.

Atlas koop- en financieringsvariantenIn opdracht van Aedes (koepel voor woningcorporaties) en aanbieders van verschillende koop- en financieringsvarianten wordt een financiële vergelijking van de producten gemaakt. Koopgarant, Slimmer Kopen, Kopen naar Wens, de Starterslening en de Starters Renteregeling worden met elkaar vergeleken onder verschillende economische om-standigheden vanuit zowel het perspectief van de consument als van de aanbieder. In 2012 wordt de Altlas opgeleverd.

Belangrijkste publicaties

Elsinga, M.J., 2011, A qualitative comparative approach to the role ofhousing equity in the life cycle, in: International Journal of Hous-ing policy 11 (4), pp. 357-375.

Haffner, M.E.A. & K. Heylen, 2011, User costs and housing expenses. Towards a more comprehensive approach of affordability, in: Housing Studies 26 (4), pp. 593-614.

Hoekstra, J.S.C.M. & C. Vakili-Zad, 2011, High vacancy rates and rising house prices: the Spanish paradox, in: Tijdschrift voor Economi-sche en Sociale Geografie 102 (1), pp. 55-71.

Lennartz, C., 2011, Power Structures and Privatization across Inte-grated Rental Markets: Exploring the Cleavage between Typologies of Welfare Regimes and Housing Systems, in: Housing, Theory and

Page 24: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 23

Society 28 (4), pp. 342-359.

Toussaint, J., 2011, Housing wealth in retirement strategies; towards understanding and new hypotheses, proefschrift, Amsterdam (IOS Press).

Promotieonderzoek

Janneke Toussaint: Homeown-ership and income insecurity: a new financial strategy?

Dit project gaat in op de vraag in hoeverre een eigen woning financiële zekerheid dan wel een financieel risico inhoudt voor huis-houdens. Het proefschrift wil een bijdrage leveren aan het weten-schappelijk debat over de opkomst van zogenaamd ‘asset-based wel-fare’. Wordt de eigen woning in de toekomst een steeds belangrijker vorm van zekerheid in een maat-schappij waarin oude zekerheden, zoals die van de welvaartsstaat, steeds meer onder druk staan?Promotoren: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga en prof. dr. P.J. BoelhouwerGepromoveerd: 30 juni 2011

Gerard van Bortel: Social housing governance in complex networks

De Nederlandse sociale huursector is internationaal gezien uitzonder-lijk. Niet alleen vanwege de omvang van de sociale woningvoorraad, maar ook vanwege de grote financiële en bestuurlijke zelfstandigheid. De rol van woningcorporaties in het beleidsnetwerk, de wijze van besluitvorming en de inrichting van de organisatie staan in het onder-zoek centraal. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de Neder-landse en de Engelse situatie aan de hand van twee casestudy’s, een in Groningen en een in Birmingham.Promotoren: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga, prof. dr. P.J. Boelhouwer,prof. dr. D. Mullins (University of Birmingham)

Harry van der Heijden: Verschillen en overeenkomsten tussen de volkshuisvestingssystemen in zeven West-Europese landen

Dit is een onderzoek naar de bruikbaarheid van diverse bestaande wetenschappelijke inzichten en theorieën voor het beschrijven en verklaren van verschillen en overeenkomsten tussen de volkshuisves-tingssystemen in een aantal West-Europese landen. Het proefschrift zal bestaan uit een bundeling van internationale artikelen en in 2012 worden afgerond.Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. ir. H. Priemus

Christian Lennartz: Social housing and competitionIn de afgelopen decennia zijn sociale verhuurders in verschillende landen door overheden en de Europese Commissie gestimuleerd om meer te concurreren. Echter, noch in de literatuur over housing, noch

in de beleidspraktijk is concurrentie helder gedefinieerd. In dit project wordt een raamwerk ontwikkeld om concurrentie te meten en dit raamwerk zal worden toegepast op de sociale huursector in Neder-

land en Engeland.Promotoren: mw. prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. M. Oxley (De Montfort University)Copromotor: mw. dr. M.E.A. Haffner

KyungHo Choe: Housing regimes in Korea and the Netherlands Woonbeleid kan onderdeel zijn van het welzijnsbeleid, het plannings-beleid en het economisch beleid. KyungHo onderscheidt deze invals-hoeken en ontwikkelt een nieuwe benadering om housing regimes in Zuid-Korea en Nederland te typeren en te vergelijken. In de be-schrijving van Korea maakt hij duidelijk dat de Koreaanse overheid de woningmarkt vooral gebruikte als instrument in de economische ontwikkeling.Promotoren: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga en prof. dr. P.J. Boelhouwer

Rosa Donoso Gomez: Condominium Ownership in Affordable Housing Developments: Towards Sustainable Planning and Governance

Het organiseren van het management van een vereniging van eige-naren levert nogal eens problemen op. In dit PhD-project worden het functioneren van VvE’s in Quito (Ecuador) en Bogoto (Colombia) ge-analyseerd. Het onderzoek gaat in op het belang van deze verenigin-gen waar sociale woningbouw plaatsvindt in de koopsector en waar door sterke urbanisatie steeds meer sprake is van gestapelde bouw en dus van verenigingen van eigenaren. Het functioneren van VvE’s wordt geanalyseerd vanuit een netwerkbenadering. Ook de invloed

Zoeken naar iets nieuws

“De huidige volkshuisvesting is uitgewoond, we moeten op zoek naar iets nieuws.” Dat stelde Marja Elsinga in 2011 in haar intreerede als hoogleraar Housing Institutions and Governance en dat vindt ze nog steeds. “Het Nederlandse beleid is dat er meer koopwoningen moeten komen en dat het aandeel sociale huurwoningen moet afnemen. Het is bijna een politiek dogma. Maar de tijd dat de woningprijzen blijven stijgen is definitief voorbij. Daarop kan de overheid niet meer haar woonbe-leid baseren en kunnen financiële instellingen niet meer hun hypotheken afsluiten.” Nu het langdurig met de economie niet goed gaat, wordt het interessant om te onderzoeken of de waarde van koopwoningen niet inzetbaar is voor onder andere zorgkosten en pensioen. “Nu de woningmarkt op slot zit, is die waarde niet makkelijk vrij te maken door naar een huurwoning

Wonen gaat iedereen aan en heeft een grote sociaaleconomische en finan-ciële component. Dat boeit mij aan deze sector.

Marja Elsinga

Page 25: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

24

van wetgeving in de twee landen is onderdeel van het onderzoek.Promotoren: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga en prof. dr. P.J. Boelhouwer

Thema: Housing preferences and choice

Themaleider: Harry BoumeesterThemagroep: Peter Boelhouwer, Henny Coolen, Marja Elsinga, Joris Hoekstra, Sylvia Jansen en Gust Mariën

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Woonvoorkeuren van huishoudens met een inkomen vanaf modaal

In 2011 is de twaalfde editie van Huizenkopers in Profiel opgestart. Dit onderzoek naar de woonvoorkeuren van huishoudens met een inko-men vanaf modaal loopt inmiddels gedurende een periode van ruim 15 jaar en wordt uitgevoerd in opdracht van de NVB. De verzamelde

data uit dit onderzoek beginnen zeer bruikbare tijdreeksen te vormen, waarmee ontwikkelingen in de mate van verhuisgeneigdheid en in woonpreferenties van woonconsumenten in kaart kunnen worden ge-

bracht. De data worden gebruikt voor secundaire analyses ten behoeve van wetenschappelijke projecten, contract-onderzoek en presentaties.

(Lokaal) WoningmarktonderzoekLokaal en regionaal woningmarkton-derzoek, in de vorm van contracton-derzoek, vormt al sinds de oprichting van het OTB een van de activiteiten. In 2010 is een grootschalig woonwen-senonderzoek uitgevoerd voor de regio Waalboss. Voor zeven gemeenten in de omgeving van ’s-Hertogenbosch zijn in het najaar van 2010 en het voorjaar van 2011 ruim 8.000 huishou-dens geënquêteerd door middel van een internet-, een schriftelijke en een telefonische vragenlijst. Op basis van de verzamelde informatie kunnen per deelnemende gemeente analyses wor-den uitgevoerd voor diverse groepen woonconsumenten en groepen potenti-ele verhuizers.Voor woningcorporatie Ymere is het Bewonersonderzoek Bavodorp uitge-voerd in Haarlem. Het betreft hier een woontevredenheids- en woonwensen-onderzoek in het kader van een op de planning staande herstructureringsaan-pak van deze woonbuurt. Op basis van een respons van 85% op een schrifte-lijke enquête zijn de meningen van de buurtbewoners in beeld gebracht.

Woonwensen van middeninko-mensgroepen

Als gevolg van veranderende Europese regelgeving en wijzigingen in het Nederlandse overheidsbeleid zullen vooral de huisvestingsmoge-lijkheden van de huishoudens met een middeninkomen sterk veran-deren. Dit vraagt om extra aandacht voor deze woonconsumentgroep bij zowel lokale overheden als corporaties. In dat kader is voor wo-ningcorporatie QuaWonen een regionaal onderzoek verricht, waarin met behulp van een telefonische enquête is achterhaald wat de spe-cifieke woonwensen en meningen zijn van de huishoudens met een middeninkomen in de regio’s Oost Zuid-Holland en Groot-Rijnmond.

Handboek onderzoeksmethoden woonpreferenties en woning-keuze

In 2011 is de publicatie ‘Housing Preference and Choice: Measurement and Analysis Methods’ verschenen, waaraan door diverse onderzoekers uit de themagroep een bijdrage is geleverd. Deze publicatie is bedoeld als handboek voor onderzoek en onderwijs en bevat beschrijvingen van diverse meetmethoden en analysetechnieken die gebruikt kunnen worden bij het bestuderen van woonpreferenties en woningkeuze.

te verhuizen en aan een financieel product zullen eigenaren zich niet makkelijk opnieuw wagen. Ook om die reden is het belangrijk dat de woning-marktgoed functioneert en dat er verantwoorde financiële arrangementen beschikbaar komen om het vermogen in de woning vrij te maken.” Elsinga ervaart het als een belemmering dat het Nederlandse woonbeleid zo politiek verankerd is. “Vergroting van de koopsector is niet altijd de beste oplossing. Een koopwoning heeft ook nade-len. Verhuizen kost geld, je betaalt overdrachtsbe-lasting en je kunt daardoor minder makkelijk een baan aannemen aan de andere kant van het land. Kijk liever wat huishoudens nódig hebben. Corpo-raties hebben nieuwe vormen van financiering ont-wikkeld, bijvoorbeeld tussen kopen en huren in, en er worden initiatieven ontwikkeld voor bewoners-coöperaties. Kortom, er wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van solidariteit en dat zou de overheid best eens mogen waarderen.”Op basis van jarenlang internationaal vergelijkend onderzoek is het buitenland voor Elsinga een belangrijke inspiratiebron. ”Duitsland voert volgens Elsinga op een consistente manier haar woning-marktbeleid. “De koopprijs is er al jaren stabiel en een koopwoning is een goede, waardevaste investering, waarvoor je eerst moet sparen. Duits-land heeft een grote particuliere huursector, onder meer omdat particuliere eigenaren die woningen verhuren fiscaal voordeel genieten. In Nederland hebben daarentegen alleen eigenaar-bewoners fiscaal voordeel. Duitse huurders kunnen vermogen opbouwen omdat sparen voor een eigen woning

wordt gefaciliteerd en voor wie zich wil inkopen in een coöperatie zijn subsidies beschikbaar. De woning speelt dus een heldere rol in het Duitse sociaaleconomisch systeem. Dat beleid kan dienen als inspiratiebron, maar valt natuurlijk niet één op één door ons te kopiëren, want het is ingebed in hun fiscaal systeem.”Nederland staat wat de woningmarkt betreft inmid-dels te boek als een kwetsbaar land. Internationale financiële organisaties zoals het IMF en de OECD stellen dat Nederlanders een grote hypotheek-schuld hebben. “Maar ze zien niet dat daar deels ook spaarbedragen tegenover staan. Ze vergelijken landen met elkaar zonder rekening te houden met de inbedding van het woonbeleid in het financieel-economisch systeem van elk afzonderlijk land, waardoor de context ontbreekt. Er is dus ook me-thodische vernieuwing nodig in internationaal ver-gelijkend onderzoek. Dat doen wij door interviews met bewoners en beleidsmakers naast statistieken te leggen. Zo ontstaat een context die nodig is om informatie goed te kunnen beoordelen.”Elsinga vindt dat het naast haar taak als hoogle-raar om onderzoek doen naar woonbeleid en finan-cieringssystemen, ook haar taak is om ervoor te zorgen dat de uitkomsten bij beleidsmakers terecht komen. “Die moeten er vervolgens voor zorgen dat er verantwoord beleid wordt ontwikkeld. Misver-standen moeten uit de weg geruimd worden zodat realistische scenario’s voor oplossingen en een hel-der beleid geschetst kunnen worden, bijvoorbeeld met een eigendomsneutraal uitgangspunt.”

Page 26: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 25

Normen en opvattingen over het wonenEr is in 2011 gewerkt aan een voorstel voor een meerjarig onderzoek naar de rol van normen en opvattingen in het verklaren van voorkeu-ren en keuzegedrag van woonconsumenten. De Theory of Planned Behavior vormt daarbij een belangrijk uitgangspunt. Dit onderzoek zal voortbouwen op de werkzaamheden van de themagroep in het afgelopen decennium.

Belangrijkste publicaties

Boumeester, H., K. Dol & G. Mariën, 2011, Bavodorp moet blij-ven….. maar wel anders, Bewonersonderzoek 2011, Delft (Onder-zoeksinstituut OTB).

Coolen, H.C.C.H.,(2011, Netwerk analysis of relational data in housing research, in: Thouzelier, C. & M.C. Jaillet (Eds.), Mixité: an urban and housing issue? Mixing people, housing and activities as the ur-ban challenge of the future, 23rd ENHR Conference (pp. 1-11).

Hoekstra, J.S.C.M., 2011, Woonwensen middeninkomensgroe-pen in werkgebied QuaWonen, Delft (Onderzoeksinstituut OTB).

Jansen, S.J.T., H.C.C.H. Coolen & R.W. Goetgeluk (eds), 2011, The measurement and analysis of Housing preference and choice, Dordrecht (Springer).

Jansen, S.J.T., H.J.F.M. Boumeester, H.C.C.H. Coolen. R.W. Goetgeluk & E.J.E. Molin, 2011, The effect of presentation: what you see is what you value, in: Journal of Architectural and Planning Research 28 (3), pp. 181-193.

Thema: Housing prices and supply

Themaleider: Harry van der HeijdenThemagroep: Peter Boelhouwer, Harry Boumeester, Kees Dol, Cor Lamain, Gust Mariën, Michael Oxley, Marja Elsinga en Paul de Vries

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Ontwikkelingen in het aanbod, de afzet en de oplevering van nieuwe koopwoningen

Elk kwartaal worden in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Projectontwikkelingsmaatschappijen (NEPROM) en het ministerie van BZK ontwikkelingen op de markt van nieuwe koopwoningen in beeld gebracht. Resultaten van dit project zijn beschikbaar via mnw.data-wonen.nl.

Thermometer van de koopwoningmarktIn opdracht van de NVB is een marktsignaleringssysteem ontwikkeld dat inzicht verschaft in de ‘gezondheid’ van de koopwoningmarkt: de zogenaamde thermometer van de koopwoningmarkt. De thermome-terstand wordt samengesteld op basis van een aantal indicatoren, zoals de gemiddelde verkooptijd, de hypotheekrente, de leencapaci-teit en het consumentenvertrouwen. Tweemaal per jaar wordt er door

de NVB een Thermometer koopwoningen uitgebracht.

Economische crisis, woningmarkt en beleidsinterventies; een internationale vergelijking

In dit internationaal vergelijkende project is onderzocht wat de im-pact is van de economische crisis op de woningmarkt in een aantal West-Europese landen en wat de relatie is met structuurkenmerken van deze woningmarkten. Een inventarisatie van op de woningmarkt gerichte crisismaatregelen maakt deel uit van de studie.

Crisis en woningmarktDe impact van de kredietcrisis en de daaropvolgende economische crisis op de Nederlandse woning(bouw)markt loopt via twee onder-ling verbonden sporen, de financiële markten en de reële economie. In dit onderzoek wordt ingezoomd op de relatie tussen de financi-ele markten en de woningmarkt. Centrale vragen zijn: wat zijn de ‘transmissiekanalen’ tussen de financiële markt en de woningmarkt, wat kan verwacht worden ten aanzien van de ontwikkeling van de financiële markten in de komende jaren en wat betekent dit voor de woningmarkt.

Belangrijkste publicaties

Elsinga, M., M. de Jong Tennekes & H.M.H. van der Heijden, 2011, Crisis en woningmarkt, Delft (Onderzoeksinstituut OTB).

Heijden, H.M.H. van der, C.P. Dol & M.J. Oxley, 2011, Western Euro-pean housing systems and the impact of the international financial crisis, in: Journal of Housing and the Built Environment 26 (3), pp. 295-313.

Vastmans, F. & P. de Vries, 2011, Towards an index for the rental sector: a model for the Flanders housing market, 18th Annual European Real Estate Society Conference, Eindhoven.

Vries, P. de & P.J. Boelhouwer, 2011, Woonwensen en woningprijs, in: Bak, R.L. & H.J. Brouwer (Eds.), 20 jaar vastgoedonderzoek in Nederland 1992-2011, Amsterdam (Vogon), pp. 252-261.

Vries, P. de, 2011, De woningprijsontwikkeling verklaard, in: Real Estate Research Quarterly 10 (1), pp. 13-20.

Vooruitblik naar 2012

De samenwerking met Vlaamse universiteiten in het Steunpunt Ruimte & Wonen zal worden voortgezet met in het Steunpunt Wonen dat op 1 januari 2012 van start gaat. Ook de samenwerking met De Montfort University in Leicester en het Australian Housing and Urban Research Institute wordt voorgezet. Housing Systems blijft betrokken bij het onderwijs op de faculteiten TBM en Bouwkunde. In 2012 starten het OTB en het CBS het Expertisecentrum woning-waarde. Dit centrum wordt gesteund door markpartijen in de koop-woningmarkt. Binnen het expertisecentrum worden twee promovendi aangesteld die respectievelijk onderzoek doen naar koopprijsmodellen en risico’s op de koopwoningmarkt. Daarnaast worden binnen het ex-pertisecentrum ook actuele vragen van marktpartijen onderzocht.

Page 27: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

26

In dit programma staan de technologische ont-wikkelingen van de geografische informatie-in-frastructuur (GII) in binnen- en buitenland cen-traal. In een steeds complexer georganiseerdemaatschappij neemt de behoefte aan hoogwaar-dige geo-informatie gestaag toe. Samen met an-dere onderzoekscentra en deskundigen verken-nen wij nieuwe wegen.

Onderzoeksprogramma GIS Technology

ProgrammaleiderPeter van Oosterom

Missie

De sectie, die het onderzoeksprogramma GIS Technology uitvoert, heeft de ambitie de agendabepalende partij in een R&D-technologienetwerk te zijn, waarin organisaties uit de private en de publieke sector en universiteiten werkzaam op het terrein van de geo-informatiewetenschappen, participeren.

Het onderzoeksprogramma

Primair doel is het verrichten van onderzoek en verzorgen van gerelateerd onderwijs op het gebied van de technologie ten behoeve van geo-informatieverwerkende systemen, in de context van de informatie-infrastructuur. Dit ‘gereedschapsgericht’ onderzoek kan alleen zinvol gebeuren door het ‘gereedschap’ met de praktijk te confronteren. Door concrete GIS-toepassingen te analyseren, sporen onze onder-zoekers gebreken in de huidige technologie op en signaleren zij kennislacunes. Via wetenschappelijk onderzoek worden verbeteringen en oplossingen ontwikkeld, die in de praktijk worden getoetst. Met de realisatie van de geo-informatie-infrastructuur (GII) neemt het aantal gebruikers, zowel met als zonder GIS-expertise, sterk toe. Het geo-ICT-onderzoek is georganiseerd in twee toepassingsgerichte onder-zoeksthema’s, te weten Crisis management en Spatial Information Infrastructure. Crisis management houdt zich bezig met het ontwikkelen van oplossingen en het bouwen van prototypen, die het besluit-vormingsproces in geval van urgente situaties ondersteunen met de op kennistechnologie gebaseerde inzet van geo-informatie. GII omvat de technologische ontwikkeling van authentieke registraties, zoals topografische of kadastrale informatie. Beide delen het gemeenschappelijke onderzoek naar de basis geo-ICT-technologie. De onderzoeksambitie op lange termijn is het realiseren van een 5D-model (vol-ledige integratie van 3D + tijd + schaal) voor zowel de discrete objecten (door de mens gemaakt) als de meer continue natuurlijke ruimtelijke fenomenen (bijvoorbeeld atmosfeer, oceaan of ondergrond van de aarde). Dit model zal de basis vormen voor alle toekomstige modellen. Voorbeelden zijn ruimtelijke gegevens binnen/buiten, oppervlakte/ondergrond/bovengrond, ontworpen/opgemeten, in combinatie met plaatsbepaling en draadloze communicatietechnologie (om het voor het systeem mogelijk te maken met bewegende objecten om te gaan). Tevens zal de (thematische) semantiek van de modellen meer en meer formeel moeten worden door gebruik van ontologietechnologie.

Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

Maatschappelijke relaties zijn er met Kadaster, Geonovum, RWS, Oracle, Bentley, Safe Software, TeleAt-las, Queensland Government (Australië), JRC (EU-INSPIRE) en UN-Habitat. Wetenschappelijke relaties: Universiteit Twente (ITC), TNO, CWI (Amsterdam), Universiteit Utrecht, Wageningen Universiteit, Univer-

Page 28: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 27

sity of Aveiro (Portugal), Universidad de Jaén (Spanje), Universidad del País Vasco (Spanje), Wuhan University (China) en diverse faculteiten van de TU Delft.

Thema’s: Crisis management en Spatial Information Infrastructure

Themaleider: Peter van OosteromThemagroep: Ken Arroyo Ohori, Elfriede Fendel (projectmanager), Hugo Ledoux, Tjeu Lemmens, Liu Liu, Amin Mobasheri, Martijn Meijers, Wilko Quak, Jantien Stoter (themaleider Spatial Information Infrastruc-ture), Wiebke Tegtmeier, Theo Tijssen, Edward Verbree, Marian de Vries, Zhiyong Wang, Shen Ying (research fellow Wuhan University), Sisi Zlatanova (themaleider Crisis management), João Paulo Hespanha en Rod Thompson

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

5D-modelleringen en Vario-scale geo-informationMedio 2011 zijn twee door NWO-STW gehonoreerde onderzoeken van start gegaan: het 5D-modellering Vidi-onderzoek en het onderzoek ‘Vario-scale geo-information’ gesubsidieerd vanuit het Open Techno-logieprogramma. De onderwerpen van beide onderzoeken versterken elkaar en daarom is besloten deze geïntegreerd uit te voeren. STW ondersteunt deze koppeling waardoor het mogelijk is meerdere ex-pertisen complementair aan elkaar in te zetten op beide onderzoeken, in totaal met 3 PhD’s, 2 postdocs en 1 FTE onderzoekstijd uitgevoerd door vaste OTB-medewerkers voor de looptijd van 5 jaar. Eén postdoc richt zich op het ontwikkelen van een nD-datastructuur voor 5D-geo-informatie, op basis van nD-wiskundige theorieën. De andere postdoc houdt zich bezig met het optimaal omgaan met schaalaspecten van geo-informatie. Met dit onderzoek willen wij een paradigmaverschuiving realiseren richting een minimaal redundante, geo-informatiedatastructuur met een dynamische variabele schaal voor verschillende gebruikers.

STW- voorstel ‘Simplification of digital terrain models using feature-based three-dimensional methods’

Digitale terreinmodellen (DTMs) zijn databases die in drie dimensies het oppervlak van de aarde en zeebodem representeren. Het gebruik van nieuwe sensoren, zoals laserscanners (Lidar) of multi-beam echo sounders (Mbes), brengt met zich mee dat de omvang van DTMs blijft toenemen, waardoor de analyse met computers problematisch wordt. Om DTMs te kunnen gebruiken moeten ze in omvang gereduceerd worden. Daarvoor is onderzoek naar algoritmen nodig die gebruik maken van 3D-tools en 3D-datastructuren en die het mogelijk maken rekening te houden met betekenisvolle 3D-terreinkenmerken, zoals valleien, pieken en bergkammen.De expert evaluatie was zeer positief. In 2012 zal door STW worden besloten of het project kan starten.

Maps4ScienceEind augustus is het voorstel Maps4Science ingediend bij NWO in de call voor de Roadmap voor Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten

(GOF). Hoofddoel is de opschaling tot een nationale geo-informatie onderzoeksinfrastructuur met Europese potentie en het bevorderen van ruimtelijke doorbraken in andere wetenschapsvelden. Het betreft zowel aardgegevens als socio-economische gegevens, inclusief multi-temporele ondersteuning en ondersteuning op detailniveau. Geo-informatie maakt ook nieuw onderzoek in andere domeinen mogelijk, zoals in de biologie, farmacie, architectuur en in geschiedenis. Het consortium bestaat uit 10 partners met de TU Delft als penvoerder. De looptijd is van 2012 tot 2019 en het budget bedraagt 22,8 miljoen euro. Het voorstel is bijzonder actueel gezien het open databeleid van het kabinet.

Samenwerkingsovereenkomst tussen TU Delft en Rijkswater-staat

De Data-ICT-Dienst van Rijkswaterstaat heeft een belangrijke stap gezet in het intensiveren van de samenwerking met de TU Delft. Beide partijen ondertekenden eind november 2011 de samenwer-kingsovereenkomst op geo-informatiegebied. Naast de sectie GIS-technologie leveren de secties Geo-informatie en Grondbeleid (OTB), Mathematische Geodesie & Plaatsbepaling, Optische & Laser Remote Sensing en Fysische & Ruimte Geodesie (faculteit CiTG) een bijdrage aan de samenwerking.

3D-Pilot en testbed afgerond/Vervolgpilot 3D van startDe activiteiten rond de eerste 3D-Pilot NL zijn succesvol afgerond met een slotcongres op 16 juni 2011 te Rotterdam. De resultaten van de pilot hebben geleid tot nationale afstemming en inzichten voor een landelijke 3D-informatievoorziening passend in het huidige internationale standaardenstelsel. Tijdens de 3D-top in de Verenigde Staten is de OGC 3D award toegekend aan de 3D-Pilot NL. Inmiddels is er op initiatief van Kadaster, Geonovum en I&M een vervolgpilot 3D gestart, gericht op het ontwikkelen van instrumentarium om de implementatie van 3D in Nederland nog verder te ondersteunen. Met de input van 120 deelnemers zal in dit vervolgtraject brede ervaring worden opgedaan met opbouw, beheer en gebruik van 3D-data. Er zal veel aandacht zijn voor de afstemming tussen de domeinen ‘geo-informatie’ en ‘bouwinformatiemodellen’ (BIM).

NGInfra-Port of Rotterdam Maasvlakte2 ‘3D Data Spatial Infra-structures’

Dit in 2011 ingediende en goedgekeurde project gaat in 2012 van start. Doel is het opzetten van een geschikte 3D ruimtelijke infrastruc-tuur voor het informatiemanagement dat de huidige en toekomstige activiteiten van het Havenbedrijf Rotterdam kan ondersteunen, vooral bij de uitbreiding van de haven met de Tweede Maasvlakte. Metho-den voor integratie van verschillende data, GIS en BIM, boven en onder de grond en boven en onder water zullen worden onderzocht. Er wordt een nieuwe, geïntegreerde 3D ruimtelijke datamanagement-structuur ontwikkeld.

HydroCityDit project wordt uitgevoerd in het kader van het programma ‘Kli-maatadaptatie en Water’. De doelstelling van dit SBIR-project is het zo goed mogelijk inzichtelijk maken van de stedelijke waterkringloop van infiltratie, afstroming en oppervlakteberging ten behoeve van een klimaatbestendige stad. Gegevens uit moderne en traditionele bronnen worden ontsloten, informatie wordt gekoppeld en model-len bepalen de kosteneffectiviteit van maatregelen voor doelmatig

Page 29: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

28

stedelijk waterbeheer. De sectie GIS-t heeft een bijdrage geleverd aan de geometrische objectdefinities van de hydro-objecten op basis van de beschikbare Basisregistraties Grootschalige Topografie (BGT) en Adressen en Gebouwen (BAG) in combinatie met de hoogtebe-schrijving vanuit het Actueel Hoogtemodel Nederland (AHN). Deze hydro-objecten zijn vervolgens voor verdere verwerking volgens een specifiek datamodel opgeslagen binnen een ruimtelijke database. Een cruciale stap is vervolgens het naar een raster-representatie omzetten van de hydro-objecten op verschillende schaalniveaus en de hieraan gekoppelde infiltratie- en afstromingcapaciteit.

Rusland in 3DSinds medio 2010 werken de secties GIS-t en GiGb met het Kadaster, Grontmij en Royal Haskoning aan een onderzoek naar een 3D-uitbrei-ding van het Russische Kadaster. Het moet resulteren in een advies over een 3D-registratie van vastgoedobjecten en het maken van een prototy-pe. Het prototype is in Moskou zeer goed ontvangen en zal in het voor-jaar van 2012 worden ingezet in een pilot met verschillende groepen gebruikers. Het onderzoek zal medio 2012 afgerond worden met een advies over het creëren van juridische, organisatorische en technische voorwaarden voor invoering van een 3D-Kadaster in Rusland.

Europese UnieDe activiteiten in het kader van de het EU FP6 project ‘HUMBOLDT: Development of a framework for data harmonisation and service inte-gration’ zijn in 2011 afgerond. De EU COST action TU0801 ‘Semantic enrichment of 3D city models for sustainable urban development’ is in het verslagjaar voortgezet. Daarnaast is de sectie GIS-t betrokken bij een aantal nieuwe EU FP7-voorstellen.

GeonovumVerheugend is het nieuws dat na positieve evaluatie van de eerste drie jaar samenwerking tussen Geonovum en de TU Delft is besloten deze voort te zetten voor opnieuw een periode van drie jaar. Daarin wordt verder gewerkt aan het realiseren van de geo-informatie-infra-structuur. Er zal wederom een actieve bijdrage worden geleverd aan onderwerpen als geo-informatieregelgeving, INSPIRE, 3D Geo-Info en IMGEO/BGT.

3D-Kadaster werkgroep en 2nd International Workshop on 3D Cadastres

De internationale FIG 3D Kadaster werkgroep heeft haar werkzaam-heden in 2011 voortgezet. Het betreft een gezamenlijke activiteit van de commissies 3 (Spatial Information Management) en 7 (Cadastre and Land Management). Er is een vragenlijst uitgezet om de status van 3D-Kadasters wereldwijd te onderzoeken. Inmiddels hebben 36 landen gereageerd. De resultaten zijn gepresenteerd tijdens de FIG Working Week (mei 2011). Binnen dit kader is tevens in november 2011 op de TU Delft de ‘2nd International Workshop on 3D Cadastres’ georganiseerd. Het doel van de workshop was het 3D-vraagstuk op het terrein van kadastrale registratie in een internationale context te plaatsen. Dat dit gelukt is blijkt wel uit het feit dat de 96 deelnemers 34 nationaliteiten vertegenwoordigden. De workshop werd georgani-seerd als een gemeenschappelijke activiteit van de FIG, de European Spatial Data Research Organization (EuroSDR) en de TU Delft.

UDMS 2011In september 2011 is het 28ste Urban Data Management Sympo-

sium in Delft gehouden. Het symposium stond in het teken van de 40ste verjaardag van UDMS. Het was de vijfde keer dat Nederland gastland was. Bij UDMS staan nieuwe methoden en technologieën, alsmede het delen van praktijkervaringen op het gebied van stedelijk datamanagement centraal. Voorafgaand aan het symposium werd op 27 september ‘The great UDMS City GML’-workshop georganiseerd. Traditiegetrouw heeft de sectie zowel inhoudelijk als organisatorisch een bijdrage geleverd. De 75 deelnemers kwamen uit 19 verschil-lende landen.

Geo-Database Management Center (GDMC)Het OTB is de thuisbasis van het GDMC. Er is gekozen voor een open onderzoeksmodel met participatie van de industrie en een onder-zoeksprogramma geconcentreerd rond het thema geo-DBMS. Het is een onderzoeks- en ontwikkelcentrum voor het modelleren, opslaan, selecteren, analyseren, presenteren en distribueren van geo-infor-matie. Het GDMC biedt partners uit de geo-ICT-industrie, waaronder Bentley, Oracle en Safe Software, de mogelijkheid om in dit belang-rijke onderzoeksveld te participeren.

Belangrijkste publicaties

Boguslawski, P., C. Gold & H. Ledoux, 2011, Modelling and analysing 3D buildings with a primal/dual data structure, in: ISPRS Journal of Photogrammetry and Remote Sensing 66 (1), pp. 188-197.

Breunig, M. & S. Zlatanova, 2011, 3D geo-database research: retro-perspective and future directions, in: Computers & Geosciences 37 (7), pp. 791-803.

Döner, F., R.J. Thompson, J.E. Stoter, C.H.J. Lemmen, H.D. Ploeger, P.J.M. van Oosterom & S. Zlatanova, 2011, Solutions for 4D cadastre - with a case study on utility networks, in: International Journal of Geographical Information Science 25 (7), pp. 1173-1189.

Foerster, T., J.E. Stoter & P.J.M. van Oosterom, 2011, On-demand base maps on the web generalized according to user profiles, in: Interna-tional Journal of Geographical Information Science, pp. 1-23.

Girard, G., S. Cote, S. Zlatanova, Y. Barette, J. St-Pierre & P.J.M. van Oosterom, 2011, Indoor pedestrian navigation using foot-mounted IMU and portable ultrasound range sensors, in: Sensors 11 (8), pp. 7606-7624.

Lemmens, M.J.P.M., 2011, Geo-information: technologies, ap-plications and the environment, Dordrecht, Heidelberg, Berlin, London, New York (Springer Science + Business Media).

Meijers, B.M., 2011, Variable-scale geo-information, proefschrift, Amsterdam (IOS Press).

Oosterom, P.J.M. van, E.M. Fendel, J.E. Stoter & A. Streilein (Eds.), 2011, 2nd International workshop on 3D Cadastre, Copenha-gen (International Federation of Surveyors (FIG)).

Stoter, J.E., T. Visser, P.J.M. van Oosterom, C.W. Quak & N. Bakker, 2011, A semantic-rich multi-scale information model for topography, in: International Journal of Geographical Information Sci-

Page 30: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 29

ence, pp. 739-763.

Stoter, J.E., G. Vosselman, J. Goos, S. Zlatanova, E. Verbree, R. Kloos-ter & M. Reuvers, 2011, Towards a national 3D spatial data infrastruc-ture: case of the Netherlands, in: Photogrammetrie, Fernerkun-dung, Geoinformation: Organ der Deutschen Gesellschaft für Photogrammetrie und Fer-nerkundung e.V. 2011 (6), pp. 405-420.

Promoties in voorbereiding

Martijn Meijers: Variabele schaal geo-informatie

Het doel van dit promotieonder-zoek was om dynamische variabe-le schaalkaartoplossingen mogelijk te maken. De onderzoeksvraag was hoe we een paradigmaver-schuiving richting minimaal re-dundante, dynamische, variabele schaal geo-informatie tot stand kunnen brengen. De start van het onderzoek was de variabele schaal datastructuur, tGAP (topologische Gegeneraliseerde Vlakken Partitie) genaamd. Promotoren: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom en prof. dr. M-J. Kraak (Universiteit Twente)Gepromoveerd: 16 december

Ken Arroyo Ohori: Realising the foundations of a higher dimen-sional GIS: a study of higher dimensional spatial data models, data structures and operations

Het onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een nD-datastruc-tuur voor 5D-geo-informatie, voortbouwend op bestaande nD wis-kundige theorieën. Hierbij zullen ook operaties ontwikkeld worden om deze data te bewerken en te bevragen.Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van OosteromCopromotor mw. dr. J.E. Stoter

Amin Mobasheri: Designing formal semantics of geo-informati-on for disaster response

Bij dit promotieonderzoek gaat het om het ontwerp en gebruik van formele semantiek ten behoeve van rampenbestrijders.Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van OosteromCopromotor: mw. dr. S. Zlatanova

Liu Liu: 3D indoor ‘door-to-door’ navigation approach to sup-port first responders in emergency response

Dit promotieonderzoek richt zich vooral op het ontwikkelen van een nieuwe ‘indoor’ navigatieaanpak voor hulpverleners tijdens noodsi-tuaties, die zal bestaan uit een 3D-navigatiemodel en bijbehorende ‘indoor’ navigatie-algoritmen.

Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van OosteromCopromotor: mw. dr. S. Zlatanova

Marian de Vries: Ontsluiting van geo-informatie via netwerkenGeo-informatie kan worden ontsloten via netwerken, zoals internet of mobiele netwerken. Zij onderzoekt onder meer hoe het principe ‘data bij de bron’ gerealiseerd kan worden in web-GIS-toepassingen zonder dat er concessies worden gedaan aan geboden functionaliteit, gebruiksgemak, beveiliging en prestatie.Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom

Zhiyong Wang: Integrating spatio-temporal data into agent-based simulation for emergency navigation support

Dit onderzoek richt zich op simulatie van en navigatie tijdens noodsi-tuaties, gebaseerd op de agent-technologie.Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van OosteromCopromotor: mw. dr. S. Zlatanova

João Paulo da Fonseca Hespanha de Oliveira: Development methodology for an integrated legal cadastre

Er wordt een analyse gemaakt van de technische, juridische, admini-stratieve en institutionele aspecten van een kadaster op basis van het LADM (met als casestudy Portugal). Via de principes van de modelge-dreven aanpak wordt vervolgens een prototypesysteem gerealiseerd. Dit promotieonderzoek is een samenwerking met de sectie GiGb.Promotoren: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom en prof. mr. dr ir. J.A. Zevenbergen (Universiteit Twente)

Chrit Lemmen: A domain model for land administrationDit promotieonderzoek heeft als doel een generiek model te ontwik-kelen voor grondadministratie (LADM). Gestreefd wordt naar een mo-

OTB biedt eigen Master-opleiding ‘Geomatics for the built environment’Vanaf september 2012 verzorgt het Onderzoeks-instituut OTB vanuit de faculteit Bouwkunde een zelfstandige tweejarige MSc-opleiding aan onder de naam ‘Geomatics for the built environment’.“Geomatics richt zich op het toepassen, verwerken en inwinnen van geo-informatie, dat wil zeggen informatie over objecten verbonden aan de aarde, zoals gebouwen, kabels en leidingen en ander vastgoed en dit omvat het meten, bewerken, vi-sualiseren en analyseren van deze gegevens”, legt Edward Verbree geduldig uit. Verbree is opleidings-directeur van de master en verantwoordelijk voor de samenstelling, de accreditatie en het werven van studenten.Velen weten inmiddels waarvoor geografische data allemaal gebruikt kunnen worden. Zo is het ge-

Overheid en bedrijven hebben meer deskundigheid nodig

Edward Verbree

Page 31: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

30

del dat in zoveel mogelijk situaties toegepast kan worden, zo nodig met enige aanpassingen voor een lokale situatie. Grondadministratie is van belang voor rechtszekerheid, toegang tot krediet (hypotheken),

ruimtelijke planning en als basis voor grondbelasting.Promotoren: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom en prof. ir. P. van der Molen (Universiteit Twente)

Md. Nazmul Alam: Shadow effect on 3D city modeling for pho-tovoltaic cells

Tijdens dit onderzoek zal een langetermijn-simulatiemodel voor het berekenen van de uit fotovoltaïsche cellen geproduceerde energie ontwikkeld worden. De kwaliteit van het resultaat van dit model hangt af van het schaduweffect, dat moeilijk te detecteren is. Om die reden zal ook een geautomatiseerde procedure voor het meten van exacte schaduweffecten uit 3D-stadsmodellen ontwikkeld worden.Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van OosteromCopromotoren: prof. dr. V. Coors (University of Applied Sciences Stuttgart) en mw. dr. S. Zlatanova

Wiebke Tegtmeier: Harmonization of geo-information related to the lifecycle of civil engineering objects

Er wordt onderzocht hoe de geo-informatievoorziening rondom civiel-technische werken verbeterd kan worden. Hierbij spelen een aantal

complicerende factoren: de aard van de ruimtelijke informatie is zeer heterogeen en rondom de ondergrondse waarnemingen heerst in-terpretatieonzekerheid. Dit promotieonderzoek is een samenwerking

met de Universiteit Twente.Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van OosteromCopromotoren: dr. H.R.G.K. Hack (Universiteit Twente) en mw. dr. S. Zlatanova

Vooruitblik naar 2012

Vanaf september 2012 zal het nieuwe programma van de MSc Geomatics starten. Dit betekent meer onderwijs-taken voor de sectie, maar daarnaast ook ondersteunende taken: Edward Verbree (opleidingsdirecteur), Tjeu Lemmens (lid Examencommissie), Hugo Ledoux (Opleidingscommissie) en Elfriede Fendel (diversen taken). Voor 2012 staat ook de belangrijke onderwijsvisitatie op de rol. De sa-menwerking met Bouwkunde wordt verder geïntensiveerd, ook op het gebied van onderwijs. Zo zal samen met Bouwkunde een TU Delft-brede minor worden verzorgd: Sensing the City – Delft from above.De NWO/STW projecten 5D-geo-info en Vario-scale, geo-information, in hun eerste volle jaar, zullen mooie tussen-resultaten opleveren. Samen met STW zal een aantal sessies met de gebrui-kerscommissie worden georganiseerd.

Het project 3D-SDI (NGInfra/Maasvlakte 2) zal van start gaan.De internationale samenwerkingen worden geïntensiveerd en gefor-maliseerd via: 1. een MoU op 3D-Kadastergebied met Korea en een MoU met Wuhan op het gebied van 5D-geo-informatie met toepas-singen (geo-informatie-infrastructuur en crisismanagement). De derde internationale FIG 3D-Kadaster workshop is gepland te Shenzhen, China op 25-26 oktober 2012 (met Peter van Oosterom als voorzitter van de programmacommissie). Naar verwachting zullen in juli 2012 twee pro-moties op dit onderwerp plaatsvinden bij de TU Delft en één bij de KTH, Royal Institute of Technology, Stockholm, Zweden. Als het goed is zal binnen de ISO/TC 211 het ‘Geographic Information - Land Administrati-on Domain Model’ (LADM) de status van ‘intrenational standard’ krijgen (ISO 19152), ruim 10 jaar nadat binnen de FIG dit initiatief is gestart.

bruik van bijvoorbeeld routeplanners gemeengoed geworden. “Dat die werken wordt als vanzelfspre-kende beschouwd. Toch kan de toepasbaarheid nog verbeteren.” Verbree geeft het voorbeeld van dichtbebouwde plekken waar het moeilijk is om met GPS je weg te vinden, laat staan binnen gebouwen.“Onze nieuwe master is een technisch inhoudelijke en methodologische opleiding. In de praktijk moet je de spin in het informatieweb kunnen zijn; bijvoorbeeld om bouwprocessen te ondersteunen. Onze studenten leren welke methoden en technie-ken nodig zijn om gegevens beschikbaar te krijgen en te verspreiden, maar moeten ook bekend raken met regelgeving. Die kennis moeten ze kunnen verbinden. De opleiding is dan ook niet bestemd voor louter techneuten of voor louter beleids-specialisten. De studenten weten na de master welke data beschikbaar zijn en welke nodig zijn om bepaalde ruimtelijke processen te ondersteunen. Ze krijgen het hele geo-informatieproces in de vingers. Geomatics is dan ook een interdisciplinaire studie. De master bestaat uit een kernprogramma rond Geo-ICT. Daaromheen bieden we op de gebouwde omgeving gerichte vakken, zoals 3D-modellering, ruimtelijke planning en crisismanage-ment. Studenten kunnen daarnaast vakken volgen uit Bouwkunde-mastertracks en andere specialisa-ties van de TU Delft.”Nu het OTB als onderzoeksinstituut opgaat in de faculteit Bouwkunde is onderwijs een belangrijker activiteit geworden en deze master is daarvan

volgens Verbree een mooi voorbeeld. “Geoma-tics is een zelfstandige opleiding, bestemd voor studenten met kennis van ruimtelijke processen. Dat hoeven niet uitsluitend Bouwkundestudenten of studenten van andere TU Delft-faculteiten te zijn, zoals Informatica, Bestuurskunde of Civiele techniek, maar kunnen bijvoorbeeld ook buiten-landse studenten of HBO-studenten zijn met een relevante vooropleiding.” Verbree is zelf oud-geodesiestudent. “Wat ik leuk vind aan Geomatics is dat de ruimtelijke informatie waarmee je werkt naar fysieke objecten verwijst en dat je met data ruimtelijke relaties kunt leggen. Het is toegepast ruimtelijke informatica, rekenen met geodata.”Naar digitale geografische data is volgens Verbree steeds meer vraag. “Geografische data moeten permanent bijgehouden worden. Daar komt meer bij kijken dan om de paar jaar een gedrukte kaart actualiseren.” Geomatics-studenten vinden volgens Verbree dan ook makkelijk een baan, bijvoorbeeld bij rijksdiensten, provincies, waterschappen of andere bestuurslagen. “Overheden, van oudsher beheerders van geodata, zullen hun gegevens meer en meer vrijgeven en hebben daarvoor des-kundigheid nodig. Ook bedrijven doen een beroep op geomatics-deskundigen, denk aan logistieke bedrijven en olie- en gasmaatschappijen die data verzamelen voor eigen gebruik.”

Page 32: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 31

Binnen het programma Urban and Regional De-velopment wordt onderzoek gedaan naar ver-anderende stedelijke structuren en ruimtelijk relevant gedrag daarbinnen alsmede de moge-lijkheden om aan deze structuren en dit gedrag sturing te geven. Het onderzoeksprogramma heeft twee thema’s met een zeer sterke onder-linge samenhang: ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke sturing. Sleutelbegrippen zijn onder meer territoriale herschaling, fragmentatie van ruimte, governance en Europeanisering.

Missie

Het versterken van de positie in het nationale en internationale wetenschappelijke debat over stedelijke en regionale ontwikkeling. De nadruk in het onderzoek ligt op de ontwikkeling richting herconfigura-tie van zowel stedelijke structuren als de onderliggende activiteitenpatronen. Hierbij wordt een relatie gelegd met het steeds meer pluricentrisch worden van besluitvormingsstructuren, van lokaal tot Euro-pees niveau. Het onderzoek is strategisch van aard, dat wil zeggen dat het een sterk maatschappelijk gestuurde thematiek kent maar tegelijkertijd een wetenschappelijke aanpak volgt.

Het onderzoeksprogramma

De themagroep Ruimtelijke Ontwikkeling richt zich op die veranderingen van het stedelijk systeem die het gevolg zijn van de ruimtelijke keuzes van overheden, huishoudens en bedrijven. De nadruk ligt hierbij op stedelijke en regionale schaalniveaus. Zo wordt bijvoorbeeld onderzocht hoe de stedelijke struc-tuur van invloed is op verplaatsingsgedrag en hoe dit gedrag op zijn beurt bijdraagt aan de verandering van stedelijke structuren. Ook wordt bezien welke agglomeratievoordelen en -nadelen zich voordoen in stedelijke regio’s als de Randstad of de Randstadvleugels en hoe het stedelijke kwaliteiten van invloed zijn op economische concurrentiekracht, met name in termen van kennisvalorisatie en creativiteit. De themagroep Ruimtelijke Sturing richt zich sterk op wat we aanduiden als de herschaling van sturing: het opbreken en opnieuw institutionaliseren van sturingsvermogen over de verschillende schaalniveaus, waarbij steeds meer ruimte wordt gecreëerd voor maatschappelijke actoren en self-governance. We bekijken hoe beleid- en planningssystemen veranderen: inhoudelijk (doelstelling, concepten), maar ook organisatorisch en instrumenteel (hoe worden bijvoorbeeld projectbeslissingen ingekaderd in ruimtelijke gebiedsvisies?). We bekijken ook in welke mate Europeanisering van ruimtelijk beleid zich voordoet, bijvoorbeeld als gevolg van Europese regelgeving. We doen tevens aan internationaal vergelijkend onderzoek: we proberen te komen tot een beter begrip van de veranderingen van planning- en beleids-systemen door landen en stelsels met elkaar te vergelijken en we ontwikkelen onderzoeksbenaderingen om een dergelijke vergelijking uit te voeren.

Onderzoeksprogramma Urban and Regional DevelopmentProgrammaleiderWil Zonneveld

Page 33: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

32

Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

Wetenschappelijke relaties worden onderhouden met Onderzoekschool NETHUR (Netherlands Graduate School of Housing and Urban Re-search) en Onderzoekschool TRAIL. Mede hierdoor wordt veelvuldig samengewerkt met overige universiteiten binnen Nederland, zoals de VU (faculteit Economie), UvA (Amsterdam Institute for Social Science Research AISSR), Universiteit Utrecht (faculteit Geowetenschappen), TU Eindhoven (faculteit Bouwkunde), de RU Groningen (faculteit Ruimte-lijke Wetenschappen), de Universiteit Twente en de Radboud Universi-teit (faculteit Managementwetenschappen). In het kader van Europese onderzoeksprojecten wordt veelvuldig samengewerkt met buitenlandse instituten, zoals de universiteiten van Liverpool, Birmingham, Newcastle, Turijn, Dundee College, Hochschule für Angewandte Wissenschaften Hamburg, HafenCity Universität Hamburg, het Österreichisches Institut für Raumplanung (ÖIR) en Nordregio (Stockholm). Binnen de TU Delft wordt samengewerkt met de faculteit Techniek, Bestuur en Manage-ment. Een nieuwe vorm van samenwerking is aan het ontstaan met de faculteit Bouwkunde, in het bijzonder met de afdeling Urbanism. Dit is mede een gevolg van het gegeven dat de leerstoel Stedelijke en Regionale Ontwikkeling organisatorisch is gekoppeld aan de leerstoel Ruimtelijke Planning en Strategie die in deze afdeling is gesitueerd. Voorlopig zijn vier velden van samenwerking geïdentificeerd: (1) metro-politane regio’s, (2) verstedelijking en mobiliteit, (3) regionale planning en ontwerp en (4) internationaal vergelijkend onderzoek. In het onder-zoek is gaandeweg sprake van een verschuiving van het uitvoeren van afzonderlijke projecten naar de deelname in meerjarige programma’s, met name in het kader van NWO, ESPON, INTERREG en het Kaderpro-gramma van de Europese Unie. Hierdoor gaan bedrijfsmatige en weten-schappelijke continuïteit hand in hand. Als het lukt om een aantal jaren vast te houden aan een duidelijke onderzoekslijn kan wetenschappelijke verdieping bereikt worden. Ook beleidsgericht onderzoek zoals binnen ESPON en INTERREG krijgt aldus een wetenschappelijke betekenis.

Thema: Ruimtelijke ontwikkeling

Themaleider: Kees MaatThemagroep: Sjoerd Bakker, Paul van de Coevering, Eva Heinen, Erik Louw, Evert Meijers, Arie Romein, Jan Jacob Trip, Rob Konings, Ekki Kreutzberger en Wil Zonneveld

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Onderzoek naar verplaatsingsgedragEen belangrijk cluster van onderzoeksprojecten binnen dit thema is gericht op verplaatsingsgedrag. Zowel wetenschappers als planners zijn doorlopend op zoek naar mogelijkheden om de ruimte zodanig in te richten dat verplaatsingen zo efficiënt mogelijk uitgevoerd kunnen worden, met zo min mogelijk neveneffecten, vooral op het vlak van duurzaamheid. Het thema draagt aan dit onderzoek bij, deels in de vorm van promotieonderzoek. Waar in Nederland weinig wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan naar fietsgebruik, vult het promotieonderzoek van Eva Heinen deze lacune nu met een studie naar woonwerkverkeer per fiets. Zij koos, in het verlengde

van een eerder proefschrift binnen de themagroep, een attitudebenadering.Het onderzoek dat enige jaren geleden is opgezet naar de relatie tus-sen de gebouwde omgeving en mobiliteit, en nader werd uitgewerkt door te kijken naar de effecten van residentiële uitsortering, krijgt een vervolg in een nieuw promotieonderzoek. Centraal daarin staat de in-vloed van huishoudensomstandigheden op verplaatsingsgedrag.Aan het eind van het jaar is gestart met promotieonderzoek waarin de ontwikkeling van verstedelijking, de aanleg van infrastructuur en openbaarsvervoersgebruik in de afgelopen decennia in samenhang worden bestudeerd. Het onderzoekscluster participeerde tevens in het NWO-onderzoek naar de relatie tussen mobiliteit en recreatie: ‘The value of recreati-on: now, and in a completely different future’, geleid door de faculteit TBM. Het onderzoek richt zich ook op methodische verdieping en inno-vatie. Bestaande gegevensbronnen zijn vaak niet toereikend voor verplaatsingsonderzoek. Daarom is een van de doelen binnen dit onderzoekscluster om methoden die leiden tot accurate data steeds verder te verbeteren. In de afgelopen jaren zijn onder meer activi-teitendagboekjes, internet enquêtering, dataverzameling met behulp van Global Positioning Systems (GPS) en longitudinaal onderzoek met behulp van internet als methoden ontwikkeld. Met behulp van GIS-technologie en gedetailleerde geodata zijn indicatoren over de gebouwde omgeving ontwikkeld. Analyse vindt plaats met behulp van een breed scala aan statistische technieken.

Elektrische mobiliteitOp het vlak van elektrische mobiliteit liepen in 2011 drie projecten. Twee daarvan worden door NWO ondersteund, het derde project door INTERREG IVB, een Europees programma gericht op transnatio-nale samenwerking. De beide NWO-projecten sluiten sterk op elkaar aan. Het ene is een postdoc-project binnen het programma ‘Duur-zame Bereikbaarheid van de Randstad’. Centraal staat de vraag hoe de elektrische auto op de langere termijn kan uitgroeien tot een be-langrijk vervoermiddel en hoe verschillende stakeholders positie kie-zen ten opzichte van deze innovatie. Het andere NWO-project betreft onderzoek dat zich concentreert op de eerste fase van de transitie naar elektrische mobiliteit, de fase waar thans sprake van lijkt te zijn, en die gekenmerkt wordt door een nog vrij moeizaam verloop van acceptatie van deze nieuwe voertuigtechniek. Binnen het INTERREG-project ‘E-mobility North Sea Region’ staat de internationale uitwisseling van kennis en ervaring rondom elektrische mobiliteit centraal. SRO is betrokken bij meerdere deelprojecten, onder meer op het gebied van stedelijke distributie met behulp van elektrische voertuigen.

Goederenvervoer per spoorHet OTB is initiator én projectleider van het zogenoemde Twin-Hub project (Intermodal rail freight Twin hub Network North West Europe) dat in december 2011 van start is gegaan en mede-gefinancierd wordt vanuit INTERREG IVB, (deelprogramma Noordwest-Europa). Het doel van dit project is om intermodaal goederentransport per spoor in, van en naar Noordwest-Europa aantrekkelijker en con-currerender te maken, vooral tussen de Nederlandse en Belgische zeehavens en hun achterland. Om dit doel te bereiken willen de deelnemers van het project een transnationaal twin-hub pilot net-werk voor treindiensten opzetten. Dankzij zo’n netwerk kan de bela-dingsgraad van treinen verbeteren, de frequentie van treindiensten

Page 34: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 33

De vele voordelen van de elektrische auto

Sjoerd Bakker is postdoc-onderzoeker en betrok-ken bij een door NWO gesubsidieerd onderzoek naar de mogelijkheden en de gevolgen van een overgang naar grootschalig elektrisch vervoer per auto in de Randstad. “Elektrisch rijden is in principe schoner, zuiniger, stiller en op termijn waarschijnlijk ook goedkoper”, stelt hij. “Een duur-zaam alternatief dus voor diesel, benzine en gas. Dat zijn allemaal goede redenen om hoogwaardig onderzoek naar elektrisch rijden uit te voeren.” Overstappen van het gebruik van fossiele brand-stoffen op duurzame energie heeft volgens Bakker nog meer voordelen. “De opgewekte energie kan worden opgeslagen in de accu van de auto, en dat is handig omdat niet alle energiebronnen altijd in gelijkmatige hoeveelheden voorhanden zijn. Bovendien zal door elektrische auto’s geen lokale

Technologische beloften hebben tijd nodig om zich waar te maken

Sjoerd Bakker

worden verhoogd en meer bestemmingen in het achterland per trein worden bediend. Zo wordt getracht om een verschuiving van de goe-derenstromen van de weg naar het spoor te bewerkstelligen en om meerdere spoorverbindingen aan te bieden.

Agglomeratievoordelen en -na-delen in polycentrische regio’s

In 2011 is het door NWO (Ver-nieuwingsimpuls/VENI) gefi-nancierde onderzoek succesvol afgerond. In dit onderzoek stond de vraag centraal in hoeverre de agglomeratievoordelen van een grote metropool (bijvoorbeeld Londen en Parijs) ook kunnen ontstaan in een netwerk van klei-nere steden. Naast theoretische vernieuwing (agglomeratie-effec-ten in netwerkperspectief) heeft het onderzoek ook tot belangrijke suggesties voor beleid voor stede-lijke netwerken geleid, waarmee metropoolvorming in een netwerk van steden voortvarend ter hand kan worden genomen. Deze the-matiek wordt verder bestudeerd in een eind 2011 verworven Kennis voor Krachtige Steden II project (NAPOLEON), waarin de rol van nationale en internationale netwerken en regionale stedelijke net-werken in het versterken van de concurrentiepositie van steden zal worden onderzocht.

Ruimtelijke effecten van infrastructuur: de WesterscheldetunnelIn 2011 is uitgebreid onderzoek afgerond naar de ruimtelijke impact van de komst van de Westerscheldetunnel en het uit de vaart nemen van de veerboten over de Westerschelde. Nagegaan is in hoeverre de bereikbaarheidsveranderingen een effect hadden op de lokale werkgelegenheid, arbeidsmarkt, bevolkingsontwikkeling, het voorzie-ningenpeil en het activiteiten- en verplaatsingspatroon van bedrijven en huishoudens. Daarnaast zijn de bevindingen gespiegeld aan de verwachtingen vooraf. Het onderzoek, waarvoor de provincie Zeeland de opdracht gaf, kreeg de nodige aandacht in de media.

Belangrijkste publicaties

Burger, M. & E.J. Meijers, 2011, Forms follows function? Linking morphological and functional polycentricity, Urban Studies 49 (5), pp. 1127-1149.

Heinen, E., K. Maat & B. van Wee, 2011, The role of attitudes toward characteristics of bicycle commuting on the choice to cycle to work over various distances, Transportation Research Part D: Trans-port and Environment 16 (2), pp. 102-109.

Kloosterman, R.C. & J.J. Trip, 2011, Planning for quality? Assessing the role of quality of place in current Dutch planning practice, Jour-

nal of Urban Design 16 (4), pp. 455-470.Konings, R. & V. Maras, 2011, Hub-and-spoke networks to increase the scope of container-on-barge transport, Transportation

Research Record (2222), pp. 90-97.

Wiegmans, B.W. & E. Louw, 2011, Changing port-city relations at Amsterdam: A new phase at the interface?, Journal of Transport Geography 19 (4), pp. 575-583.

Promotieonderzoek

Eva Heinen: Bicycle use for commuting De invloed van werkkenmerken, de sociale omgeving en individuele attitudes op de keuze om te fietsen naar en van het werk staan in dit onderzoek centraal. Met data van een internetenquête die gedurende een jaar is afgenomen onder mensen die soms wel en soms niet naar het werk fietsen, is deze dagelijkse keuze onderzocht. Promotor: prof. dr. G.P. van Wee (faculteit TBM)Copromotor: dr. K. MaatGepromoveerd: 15 juni 2011

Paul van de Coevering: Huishoudensomstandigheden en ver-plaatsingsgedrag

Eerdere studies naar deze thematiek volgden meestal een cross-sectionele aanpak, dat wil zeggen dat cohorten (groepen mensen die in dezelfde tijd zijn geboren) die elkaar opvolgen in de tijd gelijktijdig worden onderzocht. Dit promotieonderzoek moet de causaliteit tussen verstedelijking en mobiliteit scherper krijgen door middel van longi-tudinale aanpak. De focus is gericht op veranderingen die na verloop van tijd optreden in huishoudens en hun ruimtelijke setting. Meer in het bijzonder wil het onderzoek licht werpen op de complexe relaties

Page 35: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

34

tussen de huishoudensbeslissingen met een langetermijnimpact en de bijbehorende attitudes enerzijds en de kortetermijnbeslissingen met betrekking tot activiteiten en mobiliteit anderzijds. In 2011 werd een

NWO-subsidie verworven in het kader van de lerarenbeurs, waardoor meer tijd voor het doen van onderzoek beschikbaar is gekomen.Promotor: prof. dr. G.P. van Wee (faculteit TBM)Copromotor: dr. C. Maat

Dena Kasraian Moghaddam: Relaties tussen verstedelijking, de structuur van het openbaar vervoer en mobiliteitsgedrag

Eind 2011 is begonnen aan het promotieonderzoek waarin met be-hulp van GIS en statistische modellering de ontwikkeling van verste-delijking, infrastructuur en openbaarvervoergebruik in samenhang worden bestudeerd. Promotor: prof. dr. W.A.M. ZonneveldCopromotor: dr. K. Maat

Thema: Ruimtelijke sturing

Themaleider: Dominic SteadThemagroep: Andreas Faludi, Kees Maat, Evert Meijers, Marjolein Spaans, Jan Jacob Trip, Bas Waterhout en Wil Zonneveld

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Europa en ruimtelijke ontwikkelingDe relatie tussen de Europese Unie en ruimtelijke ontwikkeling is een thematiek die de laatste jaren binnen de themagroep Ruimtelijke Sturing erg belangrijk is geworden. Dit komt tot uitdrukking in de deelname aan internationale onderzoeksprojecten, adviezen aan het Rijk en het verzorgen van publicaties.

Europees beleid en de analyse van de impact daarvanReeds in 2010 zijn twee zogeheten ESPON-onderzoeken (European Observation Network for Territorial Development and Cohesion) van

start gegaan die exclusief in het te-ken staan van het ontwikkelen van methoden om greep te krijgen op de ruimtelijke impact van Europees beleid. Aan beide projecten wordt door het OTB deelgenomen. Het ESPON ARTS-project wil handreikingen geven aan de Europese Commissie om met name in het kader van de bestaande integrated impact analysis de ruimtelijke dimensie van beleidsimpact boven tafel te krij-gen. Dit project is in 2011 afgesloten. Het ESPON EATIA-project heeft een vergelijkbare ambitie, maar is gericht op de lidstaten van de Europese Unie: hoe zouden zij ruimtelijke impact op het spoor kunnen komen en hiervan melding kunnen maken bij de Europese Commissie? Aan dit project wordt – naast universitaire onderzoeksgroepen – deelgenomen door beleidsvertegen-woordigers van drie landen: het Ver-enigd Koninkrijk, Portugal en Slovenië.

Nederland (het ministerie van I&M) is waarnemer. In 2011 is voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu een on-derzoek afgesloten naar de knelpunten voor gebiedsontwikkeling als gevolg van Europese milieurichtlijnen. Twee typen casussen zijn onderzocht: twee richtlijncasussen (de Habitatrichtlijn en de Lucht-kwaliteitsrichtlijnen) en twee gebiedscasussen (de Peel en Waterfront Harderwijk). Daarnaast is een meta-analyse uitgevoerd van het vele onderzoek dat de laatste jaren is uitgevoerd naar de effecten van Europese richtlijnen en de Nederlandse wetgeving waarin deze richt-lijnen zijn omgezet.

‘Territorial governance’ in EuropaHet OTB neemt nu al bijna tien jaar deel aan het ESPON-onderzoeks-programma dat vraagstukken met betrekking tot territoriale cohesie onderzoekt en dat is opgezet in samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie, een klein aantal landen dat grenst aan de EU en de Europese Commissie. Geleidelijk aan is een zwaarder accent komen te liggen op beleidsgericht onderzoek. Bovengenoemde ES-PON-projecten gericht op het ontwikkelen van methodes om de ruim-telijk impact van Europees beleid (ex ante) in te schatten, zijn daar voorbeelden van. Twee andere projecten, waarin ruimtelijk beleid in brede zin centraal staat, zijn ook exponent van de nieuwe ESPON-onderzoekslijn. Reeds in het najaar van 2010 is het ESPON-RISE pro-ject van start gegaan, een project dat onderzoek doet naar ‘Regional Integrated Strategies in Europe’. Het RISE-project, dat wordt geleid door de universiteit van Birmingham, is erop gericht om te bezien hoe in een viertal Europese regio’s geprobeerd wordt tot een betere inte-gratie te komen van allerlei vormen van ruimtelijk relevant beleid. Het OTB heeft de Randstad onderzocht, waarbij vooral gekeken is naar het instrument van de MIRT-gebiedsagenda’s. Stakeholders uit elke ESPON-RISE-regio doen mee aan het onderzoek. Voor de Randstad zijn dat de vier Randstadprovincies die, met stakeholders uit de ande-

uitstoot van schadelijke stoffen meer worden ge-produceerd. Elektrisch rijden betekent dus een flinke verbetering voor de luchtkwaliteit in de steden.” Bakker en zijn collega’s proberen in het onderzoek nu voorbij de eerste fase te kijken: wat gebeurt er op de lange termijn? “Oliemaatschappijen zullen bijvoorbeeld oplaadpalen in plaats van benzinesta-tions moeten plaatsen, en geen olie, maar een andere vorm van energie gaan leveren. De elek-trische auto is nu misschien nog niet altijd en overal superschoon, maar op termijn zal elektrici-teit steeds duurzamer geproduceerd worden. En het is belangrijk om te weten hoe de verschillende betrokken partijen tegenover elkaar staan. Steunen ze elkaar? En zo ja, op welke manier? Daarom on-derhouden we ook contacten met lokale overhe-den, netbeheerders, elektriciteitsleveranciers en de auto-industrie.”Bakker was in eerste instantie niet in auto’s

geïnteresseerd, maar wel in energietransities en innovatiedynamiek in het algemeen. Via zijn onderzoek naar de ontwikkeling van waterstof-auto’s waarop hij in 2011 promoveerde, kwam hij op het spoor van elektrisch vervoer. “Een aantal jaren geleden was waterstof de autobrandstof van de toekomst, maar nu is de aandacht verlegd naar de elektrische auto. Aangezien dit soort verschui-vingen vaker heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het debat rond biobrandstoffen, is het afwach-ten hoe het de elektrische auto zal vergaan. Het overheidsbeleid is helaas niet erg consistent en dat draagt niet bij aan continuïteit in de ontwikkeling van de technologieën en de vercommercialisering ervan. Deze verschuivingen hebben voor een groot deel te maken met technologische beloften die nu eenmaal tijd nodig hebben om zich waar te maken. Geldschieters, zowel publieke als private, zullen dus geduldig moeten zijn en niet bij de eerste teleurstelling afhaken.”

Page 36: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 35

re drie regio’s, het initiatief hebben genomen voor dit ESPON-project.Aan het eind van 2011 is het omvangrijke ESPON-TANGO-project van start gegaan, onder leiding van Nordregio uit Stockholm en onder-zoek omvat naar zowel de conceptualisering als de operationalisering van ‘territorial governance’. Dit zou moeten bijdragen aan de onder-steuning van ruimtelijk ontwikkelingsbeleid in het algemeen en het Europees cohesiebeleid in het bijzonder. Het OTB is betrokken bij een aantal werkpakketten: typologie van actueel territoriaal beleid, de identificatie en overdraagbaarheid (‘transferability’) van good practi-ces en beleidsopties en twee van de in totaal tien casestudies.

SUME: Sustainable Urban Metabolism in EuropeHet gaat hier om een driejarig project, gestart in 2008, en onder-steund door het prestigieuze Zevende Kaderprogramma van de Europese Unie. In dit project wordt de problematiek van duurzame stedelijke ontwikkeling onderzocht vanuit het perspectief van de stad, opgevat als een metabolisme. De bedoeling is om een model te ontwikkelen dat planners en besluitnemers in staat stelt in te schat-ten wat de gevolgen zijn van veranderingen in de stedelijke structuur voor allerlei stromen en kringlopen met betrekking tot grondstoffen en energie. Het OTB is partner in dit project, dat wordt getrokken door het Österreichisches Institut für Raumplanung (ÖIR) uit Wenen. SUME is in november 2011 afgerond. Het eindoordeel vanuit de Eu-ropese Unie over SUME was positief: er is niet alleen een grote hoe-veelheid onderzoek gedaan door goed met elkaar samenwerkende partners, maar het project heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de kennis voor toekomstig beleid. Vanwege de geïntegreerde benadering die gevolgd is, zijn de resultaten relevant voor energie- en klimaatbeleid en beleidsvraagstukken op het terrein van transport en woningbouw.

Creative City ChallengeTwee onderzoekers participeren in het project Creative City Challenge (2009-2012) dat deel uitmaakt van het INTERREG IVB-programma North Sea Region. In dit project wisselen lokale overheden, ontwik-kelingsmaatschappijen en kennisinstellingen in tien steden rond de Noordzee kennis en ervaring uit op het gebied van de creatieve eco-nomie. Een belangrijk doel is het dichten van het gat tussen concep-tuele inzichten en lokale beleidspraktijk. Centraal in het project staat een serie lokale pilot projecten op het gebied van ondernemerschap, netwerkvorming en gebiedsontwikkeling. Het OTB is verantwoordelijk voor het onderdeel ‘Research-based Strategy Development’. Dit bete-kent onder meer het waarborgen van de wetenschappelijke basis van het project, het uitvoeren van een SWOT-analyse voor alle partnerste-den en het initiëren en structureren van de discussie en de kennisuit-wisseling. In 2011 heeft het OTB daartoe onder andere een tweetal discussiepapers geschreven en op basis daarvan internationale expert meetings georganiseerd in Høje Taastrup (Denemarken) en Bremen. Verder organiseerde het OTB een workshop over de ontwikkeling van de kennisregio Rotterdam-Delft-Leiden.

InCompass Sinds december 2011 nemen twee onderzoekers deel aan het INTER-REG IVC-project InCompass (Regional policy improvement for finan-cially sustainable creative incubator units). Doel van het project, dat loopt van 2011 tot 2014, is het ontwikkelen en implementeren van beleid gericht op de financiële zelfstandigheid en duurzaamheid van creatieve broedplaatsen. Een omvangrijk veldwerk in de vorm van

een serie studiebezoeken aan creatieve broedplaatsen vormt de em-pirische basis van het project. Deze bezoeken worden gerapporteerd, gevalideerd en besproken in regionale implementatiegroepen, waarin vertegenwoordigers van regionale overheden, bedrijfsleven en ken-nisinstellingen zitting hebben. Het OTB coördineert dit proces, maar zal zelf ook een studiebezoek organiseren. Dundee College is lead partner in het project.

Belangrijkste publicaties

Faludi, A. & J. Peyrony, 2011, Cohesion policy contributing to ter-ritorial cohesion: future scenarios, European Journal of Spatial Development, September (43), pp. 1-21.

Goedman, J., W. Zonneveld & W.H. Houtsma (red.), 2011, Ruimte-lijke ontwikkeling in drievoud, Den Haag: Sdu Uitgevers.

Marsden, G. & D. Stead, 2011, Policy Transfer and Learning in the field of transport: A review of concepts and evidence, Transport Policy 18 (3), pp. 492-500.

Spaans, M., L. Janssen-Jansen, & M. van der Veen, 2011, Market-oriented compensation instruments: lessons for Dutch urban redeve-lopment, Town Planning Review 82 (4), pp. 425-440.

Stead, D. & G. Cotella, 2011, Differential Europe: Spatial Planning and the Influence of Domestic Actors, disP – The Planning Review 186 (3), pp. 1-104 (special issue).

Promotieonderzoek

Jan Vogelij: Spatial concepts and the effectiveness of spatial planning processes

Ruimtelijke planning op regionaal niveau wordt geconfronteerd met een toenemende mate van complexiteit. De ruimtelijke organisatie wordt steeds ingewikkelder en de besluitvorming rond ruimtelijke planning wordt steeds complexer. Dit heeft niet alleen te maken met de organisatie van de overheid zelf, maar meer nog met de interactie tussen maatschappelijke actoren en de wijze waarop de overheid zichzelf als actor in dit speelveld positioneert. Ruimtelijke concepten, principes over de inrichting van de ruimte en de wijze van handelen ten aanzien van ruimtelijke processen, worden vanouds geacht bij te dragen aan de effectiviteit van besluitvormingsprocessen. In dit internationaal vergelijkend onderzoek wordt geprobeerd de vraag te beantwoorden of dit nog steeds het geval en zo ja, onder welke condities. Een van de aannames is dat de mate van effectiviteit mede wordt beïnvloed door kenmerken van het nationale planningssysteem en de planningscultuur en de doorwerking van planningstradities. In 2011 is gewerkt aan de uitwerking van de probleemstelling, het theoretisch kader en het ontwikkelen van principes voor de keuze van nationale cases.Promotoren: prof. dr. W.A.M. Zonneveld en prof. dr. E.F. ten Heuvelhof (faculteit TBM)

Page 37: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

36

Vooruitblik naar 2012

De sectie SRO zal worden betrokken bij maar liefst vier nieuwe VerDus-projecten (Verbinden van Duurzame Steden), startend in 2012. Het onderzoek zal deels door de bestaande staf en deels door nieuwe postdoc-onderzoekers worden verricht. Het project Implementing Tran-sit Oriented Development (iTOD) is voor de afdeling Urbanism van de faculteit Bouwkunde verworven samen met de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit van Amsterdam (penvoerder). Het project richt zich op de lessen die getrokken kunnen worden uit de al geïm-plementeerde TOD-ontwikkeling in de Amsterdamse regio. Het project Transit Oriented Development in the Randstad South Wing is tezamen met de Vrije Universiteit en de Universiteit Twente (penvoerder) verwor-ven. Er wordt samengewerkt met het StedenbaanPlus-programma. Het OTB-deel van het project richt zich met name op de marktpotentie van TOD, waarbij nagegaan wordt in hoeverre mensen bereid zijn om hun keuzes ten aanzien van woon- en werklocaties en het hiermee verband houdende reisgedrag af te stemmen op het TOD-model. Een derde Ver-DuS-project, CONTEXT, valt onder het programma Urban Regions in the Delta en is samen met de Universiteiten van Amsterdam (penvoerder) en Utrecht verworven. Aan het project wordt ook deelgenomen door de universiteiten van Liverpool en Paris Est – Marne-la-Vallée. CONTEXT gaat een aantal voorbeelden van gebiedsontwikkeling onderzoeken en dan met name mogelijke strategieën om in wet- en regelgeving vast-gelegde normen aan te passen aan de specifieke context in de gekozen voorbeeldgebieden. Een vierde project is NAPOLEON: Networks, Ag-glomeration and Polycentric Metropolitan Areas: New Perspectives for improved Economic Performance, door Evert Meijers verworven samen met de Universiteit Utrecht (penvoerder), het Planbureau voor de Leef-omgeving, de universiteiten van Gent en Nottingham en de gemeenten Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Amsterdam en Eindhoven. Dit project, onderdeel van het onderzoeksprogramma Kennis voor Krachtige Steden, is gericht op het belang van de inbedding van steden in (inter)nationale netwerken (handel, kennis, kapitaalstromen) voor hun economische concurrentiekracht. De sectie zal daarnaast ook gaan deelnemen aan een nieuw project in het kader van het Zevende Kaderprogramma: Planning for energy ef-ficient cities (PLEEC). Doel van dit project, dat onder leiding staat van Eskilstuna energi & miljö uit Zweden, is onder meer het bepalen van de mogelijkheden voor energiebesparing via geïntegreerde planningsbe-naderingen. De sectie, die samen met de afdeling Urbanism in PLEES participeert, zal vooral kijken naar de wijze waarop op dit moment plan-ningssystemen in verschillende landen functioneren.

Page 38: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 37

De themagroep houdt zich bezig met onderzoek en advisering op het gebied van goederen- en personenvervoer. Er wordt onderzoek gedaan naar vervoer over de weg, het water, het spoor en via de lucht. Hierbij wordt gekeken naar de duurzaamheid, de betrouwbaarheid en de eco-nomische performance van deze vervoerssyste-men. Het onderzoek naar duurzaamheid omvat ook ruimtegebruik door verkeer en vervoer en de invloed van economische factoren.

MissieHet primaire onderzoeksdoel is het bij beleidsmakers binnen de overheid en het bedrijfsleven en ook bij het wijdere publiek vergroten van inzicht in welke systeemverbeteringen er te behalen zijn, in hoeverre deze verbeteringen bijdragen aan een duurzamer vervoer en hoe deze te implementeren zouden zijn. Vanzelfsprekend is daarbij ook aandacht voor de consequenties van zulke aanpassingen voor particulie-ren, bedrijven en de overheid.

Het onderzoeksprogramma

Afhankelijk van de beschikbare onderzoekscapaciteit (promovendi, studenten en postdocs) en financie-ringsmogelijkheden wordt binnen een of meerdere van de volgende vier onderzoeksthema’s gewerkt. Binnen Thema 1 wordt het gedrag van aanbieders van transportdiensten onder veranderende omstandig-heden bestudeerd. Thema 2 gaat in op duurzaamheid en betrouwbaarheid van multimodale transportnet-werken. Thema 3 gaat in op de optimalisatie van vervoersnetwerken. Binnen Thema 4 wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen economische structuren, landgebruik en verkeer en vervoer. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van cofinanciering vanuit interne en externe bronnen.

Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

Op het gebied van onderzoek, onderwijs en acquisitie wordt binnen de TU Delft samengewerkt met de sectie Transportbeleid en Logistieke Organisatie van de faculteit TBM, de sectie Transport Planning van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen en de faculteit 3ME. De sectie participeert in de On-derzoekschool TRAIL en de TopTech-opleiding Master of Business in Railsystems.

Onderzoeksprogramma Transport Studies

ProgrammaleiderMilan Janic

Page 39: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

38

Thema: Improvements of freight and passenger transport systems contributing to a more sustainable society

Themaleider: Milan JanicThemagroep: Rob Konings, Ekki Kreutzberger, Jaap Vleugel, Bart Wiegmans, Mo Zhang en Julie Lee

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

CREAM (Customer-driven Rail-freight services on a European mega-corridor based on Advanced business and operating Models)

In dit (inmiddels) vijfjarige project werkt een internationale groep van dertig partijen (bestaande uit spoorwegmaatschappijen, logistieke dienstverleners, terminalbeheerders, universiteiten en consultants uit vijftien landen) samen aan de verbetering van bestaande en de introductie van nieuwe goederenvervoerdiensten tussen West-Europa en Turkije-Griekenland. De sectie V&I (die het onderzoeksprogramma Transport Studies uitvoert) heeft in een groot deel van de deelprojec-ten een belangrijke bijdrage geleverd, veelal als projectleider. Wij heb-ben in 2011 onze bijdrage aan dit project voltooid.

Promotieonderzoek

Mo Zhang: Multimodal freight transport network optimization in the Randstad area

In haar onderzoek richt Zhang zich op het ontwerp en de optimalisatie van een multimodaal vrachtnetwerk ten bate van een meer duurzame Randstad. Dit complexe onderzoek vereist een goed begrip van zowel goederenvervoer en ruimtelijke en milieuvraagstukken. Zhang is nu be-zig om het methodologisch kader van haar onderzoek vorm te geven.Promotor: prof. dr. L. Tavasszy (faculteit TBM)

Jianli (Julie) Li (guest researcher): Trade-off between eco-nomic performance and environmental performance in port capacity expansion and analysis of its influential factors

Dit onderzoek richt zich op de afweging van economische en milieuef-fecten van zeehavenontwikkeling. Daarbij wordt in het bijzonder aan-dacht besteed aan belangrijke beïnvloedende en beperkende factoren zoals innovatieve technologie, milieurandvoorwaarden en ruimtelijke beperkingen, met daarbij aandacht voor de vraag hoe deze factoren havenuitbreidingen in de toekomst zullen beïnvloeden.Promoteren: prof. dr. B. van Arem (faculteit CiTG) en prof. dr. B. Zuidwijk (CiTG/EUR-RSM)

Belangrijkste publicaties Bal, F. & J.M. Vleugel, 2011, On composite valuation techniques for man-made natural areas, Volkswirtschaftliche Diskussions-beiträge 69, pp. 1-19.

Bu, L., J.H.R. van Duin, B. Wiegmans, Z. Luo & C. Yin, 2011, Selec-tion of city distribution locations in urbanized areas, in: Taniguichi, E. (Ed.), Proceedings of the 7th International Conference on City

Logistics, pp. 624-638, Mallorca (Citylogistics).

Dekker, S., R.J. Verhaeghe & B. Wiegmans, 2011, Economically-efficient port expansion strategies: An optimal control approach, Transportation Research Part E: Logistics and Transportation Review 47 (2), pp. 204-215.

Janic, M., 2011, Light Rail Rapid Transit systems for more sustaina-ble ground accessibility of airports, Transportation Planning and Technology 34 (6), pp. 569-592.

Janic, M., 2011, Greening airports: Advanced technologies and operations, serie Green Energy and Technology, London (Springer).

Janic, M., 2011, Assessing some social and environmental effects of transforming an airport into a real multimodal transport node, Trans-portation Research Part D: Transport & Environment 16 (2), pp. 137-149.

Konings, R., 2011, Intermodal barge transport: network design, nodes and competitiveness, Tijdschrift Vervoerswetenschap 46 (3), pp. 138-138.

Konings, R. & V. Maras, 2011, Hub-and-spoke networks to increase the scope of container-on-barge transport: performance analysis, Transportation Research Record (2222), pp. 90-97.

Konings, R. & V. Maras, 2011, Hub-and-spoke networks to increase the scope of container barge transport: a performance analysis, in: Skinner R.E. (Ed.), TRB 89th annual meeting; compendium of papers, pp. 1-15, Washington (The National Academies/Transporta-tion Research Board).

Kreutzberger, E.D., 2011, Operational times, operational acceleration, and performance-relevant acceleration in intermodal rail freight bund-ling networks, in: Verhetsel, A. & A. Arekens (Eds.), Conference proceedings NECTAR 2011, pp. 1-29, Antwerpen (University of Antwerp, Department of Transport and Regional Economics (TPR)).

Tavasszy, L.A., N.R. Anand, I.Y. Davydenko, J.H.R. van Duin, B. Wieg-mans, M. Zhang, H.J.F. de Groot & M. Lankhuizen, 2011, Naar betere beleidsinformatie voor duurzaam goederenvervoer in de Randstad, Tijdschrift Vervoerswetenschap 47 (1), pp. 44-64.

Wiegmans, B. & E. Louw, 2011, A new phase in the anyport model? Case study of efficient space usage in the port of Amsterdam, Jour-nal of Transport Geography 19 (4), pp. 575-583.

Vooruitblik naar 2011

In augustus 2011 is de sectie Vervoer & Infrastructuur opgeheven. De senior onderzoekers Milan Janic, Jaap Vleugel en Bart Wiegmans zijn samen met PhD’s Mo Zhang en Julie Li naar de TU-faculteit CiTG over-gegaan om daar te werken binnen de nieuwe sectie Freight Transport & Modeling. Onderzoekers Rob Konings en Ekki Kreutzberger zijn aan de OTB-sectie Stedelijke en regionale ontwikkeling toegevoegd, dat het onderzoeksprogramma Urban and Regional Development uitvoert.

Page 40: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 39

Het onderzoeksprogramma is ingedeeld in een drietal thema’s: Land development, Land tenure and property rights en Geo-information studies.

Missie

De missie van dit programma is tweeledig, namelijk antwoorden vinden op de vragen hoe strategieën en instrumenten om te interveniëren in de grondmarkt ingezet en verbeterd kunnen worden en hoe de be-schikbaarheid en toegankelijkheid van informatievoorziening over grond en de daarbij behorende rechten op bijvoorbeeld gebruik en vervreemding, verbeterd kunnen worden.

Het onderzoeksprogramma

In 2011 is visitatie van het onderzoeksprogramma afgerond. Een internationaal samengestelde com-missie onder voorzitterschap van Professor Peter Russell (decaan bij RWTH Aken) heeft deze ‘Review Architecture and the Built Environment TU/e and TU Delft’ uitgevoerd. In deze rapportage werden de kwaliteit, de kwantiteit en de relevantie van het onderzoeksprogramma Governance of Geo-information and Land Development als excellent en de uitvoerbaarheid als zeer goed beoordeeld. Het onderzoek op het thema Land development is gericht op verbetering van marktinterventie in de veranderende situatie van het grondbeleid, waarin marktwerking (decentralisatie, hervormingen van neoliberale agenda’s, afhankelijkheid van de vastgoedmarkt bij realisatie van publieke doelen), Eu-ropeanisering (zoals aanbesteding, staatsteun) en nieuwe ruimtelijke opgaven (duurzame ontwikke-ling, binnenstedelijke herstructurering) andere eisen stellen aan grondbeleid dan voorheen. Bestaande grondbeleidsinstrumenten worden geëvalueerd, maar daarnaast gaan wij ook op zoek naar innovatieve werkwijzen en nieuwe instrumenten. Het thema Geo-information studies richt zich op de bestuurlijk-juridische randvoorwaarden voor de be-schikbaarheid en toegankelijkheid van ruimtelijke informatie, met name vastgoedinformatie. Belangrijke onderwerpen van onderzoek zijn hoe een goed functionerende geo-informatie-infrastructuur kan worden bereikt zodat gebruikers niet steeds opnieuw geo-informatie hoeven op te sporen of in te winnen, hoe daarbij kan worden samengewerkt en onder welke voorwaarden en tegen welke kosten geo-informatie van anderen gebruikt kan worden. Ook op het gebied van de geo-informatievoorziening speelt Europe-anisering een steeds grotere rol, bijvoorbeeld via de richtlijnen over het hergebruik van overheidsinfor-matie (PSI), over de oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie (INSPIRE) en over de verwerking van persoonsgegevens. Het thema Land tenure and property rights bouwt voort op het onderzoek dat in de afgelopen jaren werd verricht naar de relatie tussen het gebruik van de grond, de juridische instrumenten voor dit gebruik en de informatievoorziening over percelen plus rechten en beperkingen daarop. Het thema zal zich in de ko-mende jaren vooral richten op de Europese dimensie, zoals de rol van fundamentele rechten, verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de invloed van de Europese Unie.

Onderzoeksprogramma Governance of Geo-information and Land DevelopmentProgrammaleiderWillem Korthals Altes

Page 41: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

40

Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

Binnen het programma wordt samengewerkt met diverse andere partij-en. Ook wordt onderzoek met en in opdracht van derden gedaan: onder meer het Rijk (ministerie van Infrastructuur en Milieu, ministerie van BZK), provincies, gemeenten en andere kennisinstituten (waaronder het Instituut voor Bouwrecht). Op het gebied van geo-informatievoorziening liggen er bijvoorbeeld relaties met Geonovum, in 2007 opgericht om de afstemming en coördinatie van de publieke geo-informatie in Nederland te versterken. De relaties met het Kadaster, Rijkswaterstaat (Data-ICT-Dienst), de VNG en het ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn voortgezet.

Thema: Land development

Themaleider: Willem Korthals AltesThemagroep: Daniëlle Groetelaers, Jitske de Jong, Vitnarae Kang, Hendrik Ploeger, Tuna Taşan-Kok en Herman de Wolff

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Ontwikkeling ’t Vaneker EnschedeIn opdracht van de gemeentelijke rekenkamer van Enschede is de ontwikkeling van de locatie ’t Vaneker onderzocht. Vragen gingen over oorspronkelijke ambities en doelstellingen, het proces rond de plannen, de besluitvorming, de financiële positie (aangegane ver-plichtingen, kosten van niet doorgaan plan), de onderbouwing van het marktperspectief voor de locatie, faseringsmogelijkheden en al-ternatieven om de doelen van de plannen te bereiken.

Buitenlandse voorbeelden stedelijke herverkaveling zakelijke rechten

In samenwerking met het Instituut voor Bouwrecht is in 2011 een boek verschenen over herverkaveling op ontwikkelingslocaties als afrondende rapportage voor een project dat in opdracht van het ministerie van WWI (thans BZK-WBI) werd uitgevoerd naar buiten-landse voorbeelden van het innovatief omgaan met herverkaveling van zakelijke rechten bij stedelijke vernieuwing.

Onderzoek gebiedsontwikkeling en woningbouw In opdracht van het ministerie van BZK heeft een analyse plaatsge-vonden van aanbevelingen richting gemeenten op het gebied van gebiedsontwikkeling en woningbouw als reactie op de huidige crisis. De eindrapportage wordt in 2012 verwacht.

SUA-project staatssteun en grond voor woningbouwIn samenwerking met het programma Housing Systems is een door het DRC SUA gefinancierd project uitgevoerd over lage grondprijzen, corporatiewoningen en staatssteun. Er is over dit thema een artikel geaccepteerd voor het wetenschappelijke tijdschrift Regional Studies.

Resilient CitiesBinnen het URBANET-programma wordt door Tuna Taşan-Kok samen met Dominic Stead uit het programma Urban and Regional

Development in een internationale coalitie (Middle East Technical University te Ankara, Universidade do Porto, Technical University of Lisbon en Nordregio, Nordic Centre for Spatial Development te Stockholm) gewerkt aan het project Sustainable Land Use Policies for Resilient Cities. In dit project worden casestudy’s geanalyseerd en vergeleken op toepassing van beleidsinstrumenten, successen en mislukkingen op het gebied van een duurzaam ruimtelijk beleid voor de stad. Hiervoor is gewerkt aan een in 2012 bij Springer te verschijnen boek.

Zuidas AmsterdamIn samenwerking met de onderzoekers van de OTB-secties VWM en SRO is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële vastgoedop-brengsten van de Dokzone in de Zuidas. Er is gekeken naar alterna-tieve configuraties van de infrastructuur, zoals ondertunneling van de A10 en trein- en metrosporen al dan niet boven de grond).

Belangrijkste publicaties

Groetelaers, D.A., 2011, Strategisch gemeentelijk grondbeleid, in: S+RO (Stedebouw en Ruimtelijke Ordening) 92 (1), pp. 42-45.

Korthals Altes, W.K. & S.B. Im, 2011, Promoting rural development through the use of land consolidation: the case of Korea, in: Inter-national Planning Studies 16 (2), pp. 151-167.

Turk, S.S. & W.K. Korthals Altes, 2011, Potential application of land readjustment method in urban renewal: analysis for Turkey, in: Jour-nal of Urban Planning and Development 137 (1), pp. 7-19.

Veen, M. van der & W.K. Korthals Altes, 2011, Urban development agreements: Do they meet guiding principles for a better deal? In: Cities 28 (4), pp. 310-319.

Veen, M. van der & W.K. Korthals Altes, 2011, Using contracts to promote sustainable complex urban projects, in: Urban Design and Planning 164 (DP2), pp. 85-92.

Wolff, H.W. de, W.C.T.F. Zeeuw & L. Oost, 2011, Rood en Groen. Nieuwe huwelijkse voorwaarden, in: S+RO (Stedebouw en Ruim-telijke Ordening 92 (5), pp. 55-59.

Promotieonderzoek

Vitnarae Kang: Flexibiliteit, verantwoording en financieel resul-taat van grondexploitaties

Herfst 2011 is Vitnarae Kang van start gegaan met een promotieon-derzoek naar gemeentelijke grondexploitaties en de wijze waarop flexibiliteit daarin wordt verantwoord. Deze flexibiliteit is van invloed op het resultaat van de grondexploitatie en de mogelijkheden van kostenverhaal en kostenverevening.Promotor Willem Korthals Altes Copromotor Daniëlle Groetelaers

Page 42: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 41

Thema: Land tenure and property rights

Themaleider: Hendrik PloegerThemagroep: Paul van Asperen, Jaap Besemer, Daniëlle Groetelaers, Jitske de Jong, Willem Korthals Altes, Bastiaan van Loenen, Diego Rodrigues Lopes, Herman de Wolff en Jaap Zevenbergen

Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Preadvies Nederlandse Vereni-ging voor Energierecht

Voor de Nederlandse Vereniging voor Energierecht is een preadvies uitgebracht met betrekking tot het onderwerp Energie en Eigendom, meer bepaald de eigendom van kabels en leidingen, de problema-tiek die uit de wettelijke regeling van 2007 is voortgevloeid en het overgangsrecht, waarmee wordt getracht die problematiek in te dammen. Dit is verschenen als boek bij Intersentia.

3D-kadasterIn 2011 is in samenwerking met onder meer het Nederlandse Kadaster en de sectie GIS-tech-nologie een onderzoek uitgevoerd gericht op de ontwikkeling van een model voor een 3D-kadaster voor het Russische kadaster (Ros-treestr) en de in verband hiermee bestaande noodzaak van aanpas-sing van de kadastrale regelgeving. Tevens is bijgedragen aan het in Delft gehouden International Workshop on 3D Cadastres, met name in de vorm van de workshop over de juridische aspecten.

4D-kadasterEen 3D-registratie van vastgoedgegevens biedt meer rechtszeker-heid door het verbeteren van inzichtelijkheid van vastgoed en bijbe-horende rechten en/of belemmeringen dan de huidige registratie. Inmiddels blijkt steeds vaker ook het temporele aspect belangrijk in de kadastrale registratie, bijvoorbeeld als gevolg van timesharing, seizoensgebonden rechten, tijdelijke gebruiksrechten en met fysieke processen meebewegende eigendomsgrenzen. In het project 4D-kadaster, waarin wordt samengewerkt met het programma GIS Tech-nology, worden de juridische en organisatorische aspecten van een 4D-kadaster onderzocht.

Belangrijkste publicaties

Döner, F., R.J. Thompson, J.E. Stoter, C.H.J. Lemmen, H.D. Ploeger,

P.J.M. van Oosterom & S. Zlatanova, 2011, Solutions for 4D cadastre - with a case study on utility networks, in: International Journal of Geographical Information Science 25 (7), pp. 1173-1189.

Oosterom, P.J.M. van, J.E. Stoter & H.D. Ploeger, 2011, 3D-kadaster: status en ontwikkelingen wereldwijd, in: Geo-Info 8 (2), pp. 4-9.

Ploeger, H.D., 2011, Basisregistratie Kadaster en de notariële vast-goedpraktijk, in: Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Re-gistratie 6875, pp. 162-168.

Ploeger, H.D., 2011, De wet ruimtelijke ordening in een notendop, in: Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 6869, pp. 1-11.

Ploeger, H.D., R. Wouters, J.E. Stoter & P.J.M. van Oosterom, 2011, 3D-kadaster in Rusland, in: Geo-Info 8 (4), pp. 13-18.

Van chief naar ambtenaarIn Afrikaanse landen vindt een aardverschuiving plaats in de manier waarop grondeigendom wordt vastgelegd. Waar eeuwenlang stamrecht heerste, wordt nu kadastrale regelgeving ingevoerd. Dit leidt soms tot vreemde situaties. Paul van Asperen, onderzoeker geo-informatie en grondbeleid bij het Onderzoeksinstituut OTB, onderzoekt daarom het nieuwe instrumentarium rondom kadastrale registraties in peri-urbane gebieden in Afrikaanse landen. “In deze landen zorgt de trek van het plat-teland naar de stad voor een vergaande verstede-lijking. Hierdoor wijzigt het grondeigendom en is er behoefte aan toegesneden kadastrale registraties. Mijn onderzoek richt zich op de vraag hoe de registratie van grondeigendom daar geregeld moet worden, waarbij ik specifiek aandacht heb voor het beschermen van rechten van het armere deel van de bevolking.” Als gevolg van de verstedelijking komt het eeuwenoude stamrecht in de verdrukking. “Het stamrecht wordt in veel landen door de overheid als illegaal of onwenselijk beschouwd omdat er niets over op papier staat. De overheid neemt het recht om grond op te eisen en in eigendom te nemen. Protesteren helpt niet, want niemand heeft een eigendomsbewijs, om de simpele reden dat schriftelijke verklaringen vroeger nooit nodig waren om te bewijzen dat je eigenaar was. Gemeenten

Armere bewoners mogen niet de dupe worden van nieuwe grondregistratie

Paul van Asperen

Page 43: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

42

Rodrigues Lopes, D.L., 2011, Pacht, Deventer (Kluwer).

Stoter, J.E., W. Louwman, H.D. Ploeger & P.J.M. van Oosterom, 2011,

3D-kadaster in Nederland, in: Geo-Info 8 (3), pp. 4-11.

Promotieonderzoek

Paul van Asperen: Assessment of pro-poor land registration tools in African peri-urban areas

De laatste jaren worden in veel Afrikaanse landen nieuwe methodie-ken van grondboekhouding geïntroduceerd. Doel van het onderzoek is het bepalen van het effect van die nieuwe methodieken op de gewenste verbetering van de rechtszekerheid van grondrechten en de daarop verwachte welvaartstijging voor de mensen in de laagste inkomensgroepen. Het onderzoek beperkt zich tot de randstedelijke gebieden in zuidelijk Afrika, waar de markt de meeste dynamiek vertoont. In 2011 is gewerkt aan een eerste conceptversie van het manuscript.Promotoren: mw. prof. mr. dr. J. de Jong en prof. mr. dr. ir. J.A. Ze-venbergen (ITC Enschede)

Anthony Arko-Adjei: Towards the re-engineering of land admi-nistration models within dynamic customary system

In Afrika, zeker bezuiden de Sahara, is het traditionele gewoonte-recht nog steeds van grote invloed, ook op de rechten die mensen op grond hebben. In de randstedelijke gebieden is een soort mengvorm aan het ontstaan van gewoonterecht en geschreven recht. Het onder-zoek kijkt naar de veranderende rol van stamoudsten bij het uitgeven en beheren van grond, en hoe dat werk met een goedkoop en toege-sneden kadastraal systeem te ondersteunen is. Promotoren: mw. prof. mr. dr. J. de Jong en prof. mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen (Universiteit Twente)Gepromoveerd: 10 mei 2011

Thema: Geo-information studies

Themaleider: Bastiaan van LoenenThemagroep: Jaap Besemer, Michiel Jellema, Jitske de Jong, Stefan Kulk, Henk Koerten, Willem Korthals Altes, Bas Kok, Bujar Nushi, Hendrik Ploeger en Frederika Welle Donker

Selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

Afscheidsredes prof. Jaap Bese-mer en prof. Jitske de JongOp 23 maart 2011 hebben prof. Jaap Besemer (Basisregistraties: regulering of dienstverlening?) en prof. Jitske de Jong (Basisregistraties en privaat hergebruik: voer voor e-business?) afscheidsredes uitgesproken. Op de-zelfde dag is mede ter gelegenheid van het afscheid van prof. Jaap Zeven-bergen de thema-ochtend ‘Symposium basisregistraties: wat komt ervan

terecht?’ georganiseerd.

Samenwerking GeonovumIn opdracht van Geonovum heeft de themagroep de workshop ‘Open data: van ideaal naar realiteit’ georganiseerd, en is er geadviseerd over de implementatie van INSPIRE in Nederland. Daarnaast heeft de themagroep bijgedragen aan de monitoring van de voortgang van GIDEON, het strategiedocument voor de Nederlandse geo-informatie-infrastructuur (GII).

Databeleid RijkswaterstaatVoor de Data-ICT-Dienst van Rijkswaterstaat is een analyse gemaakt van de kaders die van toepassing zijn op de toegang en het gebruik van gegevens van de Waterdienst van Rijkswaterstaat. De resultaten van de studie vormen een belangrijke basis voor de verdere vormge-ving van het totale databeleid van Rijkswaterstaat.

Open data bij AllianderIn het kader van het BSIK Next Generation Infrastructures program-ma heeft het thema het project Open data and beyond geleid. In dit project heeft de themagroep samen met de sectie GIS-technologie van het OTB, Wageningen Universiteit en de faculteit Techniek, Be-stuur en Management van de TU Delft de bestuurlijk-juridische, orga-nisatorische en technische randvoorwaarden geschetst om open data bij energiedistributiebedrijf Alliander te kunnen realiseren. Het advies van de groep is belangrijke input geweest voor de opendatavisie en strategie van Alliander.

Workshop ‘Hergebruik van hydrografische informatie’Begin 2011 is in het kader van het promotie-onderzoek van Frederika Welle Donker de workshop Hergebruik van hydrografische informatie georganiseerd. In deze workshop waren zowel gebruikers als aan-

krijgen vervolgens de taak om het grondeigendom opnieuw te registreren. Ik bestudeer hoe ze dat aanpakken en met welke middelen ze dat regelen.”Complicerend is dat terwijl de regering alles wil formaliseren en regisseren, het kopen en verkopen van grond gewoon doorgaat. “Volgens gewoonte-recht is niemand exclusief eigenaar van de grond en is verkoop eigenlijk niet mogelijk. Door de stijgende grondprijzen is desondanks een informele markt ontstaan. De boeren, die via hun stam nog vrij grote stukken grond in gebruik hebben, zijn de grote winnaars in deze situatie. Zij verkopen stukken grond aan de nieuwkomers, compleet met contracten. De nieuwe eigenaren voelen zich zeker vanwege dat contract, maar formeel hebben ze geen enkel recht en lopen het risico dat ze door de gemeente van hun grond worden verdreven.”De aanleiding voor Van Asperens onderzoek was een trip naar Zambia toen hij in de jaren tachtig geodesie studeerde. “Daar ontstond mijn passie

voor Afrika en is de kiem gelegd voor mijn wens om daar nog eens iets met mijn kennis te gaan doen. In 2005, tijdens een vakantie in Namibië, kocht ik een boek van de Wereldbank over land-rechten en armoedebestrijding waarin ik las dat eind vorige eeuw in Afrikaanse landen veel energie is gestoken in het oprichten van een kadaster zoals wij dat hier kennen. Maar dat kadaster is in veel landen op een mislukking uitgelopen. Later zijn instrumenten ontwikkeld die beter toepasbaar zijn, onder andere in Namibië. Ik wilde graag weten of deze instrumenten daadwerkelijk beter functione-ren, ook voor het armere deel van de bevolking en besloot een onderzoeksvoorstel te schrijven. Dus door mijn interesse in dit continent en mijn kennis van geodesie te combineren, ben ik nu bezig met een prachtig onderzoek waarop ik in 2013 hoop te promoveren.

Page 44: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 43

bieders van hydrografische informatie aanwezig die met elkaar de knelpunten en kansen bespraken van het hergebruik van zowel Ne-derlandse als internationale hydrografische informatie.

NGIIs in internationaal verbandHet programma heeft een bijdrage geleverd aan de organisatie van het ‘Global Spatial Data Infrastructure (GSDI) 13 congres Spatially Enabling Government, Industry and Citizens’. Naast lidmaatschap van de programmacommissie en het verzorgen van diverse congrespa-pers, is een workshop over de wereldwijde harmonisering van geo-licenties voorbereid. Daarnaast maakten we deel uit van de jury van de best practice award for sub-national SDIs georganiseerd door EU-ROGI, en maakt het Europese project INSPIRE State of Play gebruik van onze expertkennis op het gebied van de beoordeling van SDIs in Europa. Ten slotte is Bastiaan van Loenen benoemd tot voorzitter van de Legal and socio-economic committee van de GSDI association.

Belangrijkste publicaties

Grus, L., W. Castelein, J. Crompvoets, Th. Overduin, B. van Loenen, A. van Groenestijn, A. Rajabifard & A.K. Bregt, 2011, An assessment view to evaluate whether spatial data infrastructures meet their goals, in: Computers, Environment and Urban Systems 35, pp. 217-229.

Grus, L., J. Crompvoets, A.K. Bregt, B. van Loenen, T. Delgado Fernandez & D. Vandenbroucke, 2011, Evaluating the application of the multi-view spatial data infrastructure assessment framework, in: Journal of Spatial Science 56 (1), pp. 121-141.

Koerten, H., 2011, Getemde technologie als succesfactor voor de Nederlandse geo-informatie-infrastructuur, in: Geo-Info 8 (9), pp. 8-12.

Koerten H. & M. Veenswijk, 2011, The social construction of public infrastructure, in: Tian, R., D. Zhou & A. van Marrewijk (Eds.), Advanced Readings in Business Anthropology, Atlanta USA (North American Business Press), pp. 110-135.

Koerten H. & M. Veenswijk, 2011, Thinking in circles: how national geo-information infrastructures cannot escape from the temptation of technology, in: Crompvoets, J., Y. Georgiadou & Z. Nedovic-Budic (Eds.), Spatial Data Infrastructures in Context; North and South, Boca Raton (CRC Press/Taylor & Francis), pp. 137-153.

Promotieonderzoek

Henk Koerten: Succes- en faalfactoren van geolokettenDit onderzoek is in het najaar van 2005 gestart in het kader van het RGI-project Geoloketten. Het stelt de rol die het Geolokettenproject heeft gespeeld bij het streven van de geo-informatiesector om te komen tot een geo-informatie-infrastructuur centraal. Er is geana-lyseerd hoe concepten die gehanteerd worden bij het denken over infrastructuur veranderd zijn en hoe die het huidige denken bepalen. Promotoren: prof. mr. J.W.J. Besemer, prof. dr. M. Veenswijk (Vrije Universiteit) en prof. mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen (Universiteit Twente).Gepromoverd: 21 januari 2011

Michiel Jellema: Dynamiek tussen overheidsorganisatie en geo-informatievoorziening

Een groot aantal overheidsorganisaties, zowel lokale als nationale, is betrokken bij geo-informatie, vaak als producent én gebruiker. Al deze organisaties kennen hun eigen dynamiek en bevinden zich in verschillende stadia van organisatieontwikkeling. Nationale beleids-voornemens en projecten ter bevordering van de geo-informatievoor-ziening hebben hiervoor weinig oog. Het onderzoek richt zich op het voor de geosector geschikt maken van een organisatieontwikkelings-model, op wederzijdse beïnvloeding van de organisatieontwikkeling van de betrokken organisaties, en op de Nederlandse ontwikkelingen op het gebied van de geo-informatievoorziening. Promotoren: prof. mr. J.W.J. Besemer, mw. prof. mr. dr. J. de Jong en prof. mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen (Universiteit Twente)

Frederika Welle Donker: Impact of the European Union frame-work on a free flow of geo-information and geo-services

Verschillende Europese richtlijnen moeten de toegankelijkheid en het hergebruik van publieke geo-informatie vergroten. Op deze ma-nier wordt bevorderd dat informatie beschikbaar komt in de gehele EU en dat producten worden ontwikkeld die waarde toevoegen aan deze informatie. Tot op heden blijft de ontwikkeling van deze pro-ducten achter bij de ambities. Er zijn kennelijk juridische, financiële en organisatorische belemmeringen voor de marktsector. Dit project onderzoekt deze belemmeringen in het licht van de bedoelde en on-bedoelde effecten van de Europese regelgeving. Promotor: mw. prof. mr. dr. J. de Jong

Vooruitblik naar 2012

Samen met het geo-informatieveld zal worden gewerkt aan de oprich-ting van een kenniscentrum Governance of geo-information in Europe met een focus op open geodata. Op dit gebied zal de sectie haar ad-viserende rol richting Geonovum blijven vervullen, zal in opdracht van het BSIK-programma Next Generation Infrastructures de monitoring van de impact van open data bij Alliander worden ontwikkeld en uitgevoerd, en zal de groep adviseren over de geodatabeleid van Rijkswaterstaat. Met de sectie GIS-technologie zal het project gericht op de ontwikke-ling van een 3D-kadaster te Rusland worden afgerond. Een onderzoek naar de mogelijkheden van een 3D-registratie in Nederland zal worden opgestart. In 2012 start ook het TENLAW-project. In dit door de EU gefinancierde project, met een looptijd van 42 maanden, wordt in sa-menwerking met diverse andere universiteiten een analyse gemaakt van de systemen van huurrecht binnen de Europese Unie. Dit zal uitmonden in een advies aan de Europese Commissie over de noodzaak en moge-lijkheden van beleid op dit gebied. Ook op het gebied van grondbeleid zal onderzoek voor derden plaatsvinden, zoals ten behoeve van de raadsenquête naar het grondbeleid van de gemeente Enschede. De banden met de faculteit Bouwkunde zullen worden versterkt.

Page 45: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

44

Eerstefaseonderwijs binnen de TU Delft

Het OTB heeft aan verschillende opleidingen binnen de TU Delft in 2011 een bijdrage verleend. Daarbij zijn zeven verschillende faculteiten betrokken: Techniek, Bestuur en Management, Bouwkunde, Lucht-vaart- en Ruimtevaarttechniek, Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, Civiele Techniek en Geoweten-schappen, Technische Natuurwetenschappen en 3mE.

Techniek, Bestuur en Management (TBM)

Binnen de faculteit TBM wordt een bijdrage geleverd aan de BSc-opleiding Technische Bestuurskunde en de MSc-opleiding Systems Engineering, Policy Analysis and Management. Studenten binnen deze oplei-dingen kiezen vanaf het eerste jaar een toepassingsdomein; naast het algemene onderwijs wordt in de eerste jaren ruim een zesde deel van de tijd met domeinspecifiek onderwijs gevuld. Vanuit het OTB gaat het om twee domeinen: Bouwen & Ruimtelijke ontwikkeling (B&R) en Transport & Logistiek (T&L).

Domein Ruimte: Gebruik en Ontwikkeling (RGO)Sinds 2004 kunnen studenten, naast drie al bestaande toepassingsdomeinen, kiezen voor het domein

Onderwijs

Hoewel de naam van het Onderzoeksinstituut OTB wellicht anders doet vermoeden, beschouwt het instituut kennisoverdracht door het gevenvan onderwijs als een van de kernactiviteiten.Sinds het meerjarenplan 2006-2009 is als stre-ven aangegeven dat 20 procent van de werk-zaamheden zal bestaan uit onderwijs, en dat is nog steeds het beleid. Het Onderzoeksinstituut verzorgt onderwijs voor verschillende doelgroe-pen. Het gaat zowel om onderwijs voor studen-ten als om onderwijs voor derden. In dit hoofd-stuk wordt onderscheid gemaakt tussen eerste-en tweedefaseonderwijs binnen de TU Delft – onderwijs dat voor een belangrijk deel plaats-vindt bij opleidingen van de drie constituerende faculteiten, wetenschappelijk onderwijs buiten de TU Delft en postinitieel onderwijs. Het eer-stefaseonderwijs staat (mede) in het verlengde van de leerstoelen; voor een overzicht van deze leerstoelen wordt verwezen naar bijlage 2. Naast het onderwijs dat rechtstreeks vanuit het OTB wordt verzorgd, zijn enkele medewerkers deels verbonden aan een andere werkplek waar onder-wijs wordt verzorgd. Dit onderwijs valt buiten de bespreking in dit jaarverslag.

Page 46: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 45

B&R (voor de MSc-fase is de naam van het domein B&S, Built en-vironment & Spatial development). Van de lichting 2010-2011 heb-ben in 2011 27 studenten voor dit toepassingsdomein gekozen. Het onderwijs binnen dit domein wordt gecoördineerd door het OTB en grotendeels verzorgd door medewerkers van het instituut. Clusterco-ordinator van dit onderwijs is Herman de Wolff; Willem Korthals Altes is de verantwoordelijke hoogleraar. In 2011 is de naamgeving van de toepassingsdomeinen aangepast. De tot nu toe gehanteerde naam voor het vanuit het OTB verzorgde domein Ruimte: gebruik en ontwikkeling (Land use and Develop-ment), is vervangen door Bouwen & Ruimtelijke ontwikkeling (Built environment & Spatial development). Binnen het domein zal het thema ‘water en ruimtelijke ontwikkeling’ wat nadrukkelijker dan in het verleden belicht worden, ook omdat dit thema elders in het pro-gramma niet meer geadresseerd zal worden. Aan dit onderwijs is in 2011 een bijdrage geleverd door de secties GiGb, VWM, DWK, SVW, SRO en GIS-t. Het OTB heeft in 2011 de volgende vakken verzorgd:• eerste jaar BSc: spm1720: Grond en ruimtelijke ontwikkeling (mo-dulemanager: Hendrik Ploeger);• eerste jaar BSc: spm1730: Omgevingsfactoren bij ruimtelijke ont-wikkeling (modulemanager: Hendrik Ploeger);• tweede jaar BSc: spm2971: Onderzoeksmethoden en dataverwer-king op het B&R-domein (modulemanager: Kees Maat);• tweede jaar BSc: spm2710: Ruimtelijke planning en ruimtelijke mo-dellen (modulemanager: Kees Maat);• tweede jaar BSc: spm2720: Ruimtelijke ontwikkeling en openbare voorzieningen (modulemanager a.i.: Herman de Wolff);• derde jaar BSc: spm3710: Bouwrijp maken, bouwen en beheer (modulemanager: Evert Hasselaar);• derde jaar BSc: spm3730: Beleid, economie en recht op het RGO-domein (coördinatie voor het domeindeel: Marja Elsinga en Herman de Wolff).Verder is aan een aantal projectvakken in de BSc een bijdrage gele-verd door docenten van het OTB (Project Inleiding Technische be-stuurskunde en Bachelorproject).Met ingang van september 2011 is het programma van de MSc-oplei-ding SEPAM aangepast. Dit heeft consequenties voor het domeinon-derwijs, dat voortaan een groter deel verplichte vakken kent. De voor de MSc-opleiding aangeboden vakken zijn qua omvang en inhoud gewijzigd. Er zullen voortaan in het domeinonderwijs zes vakken aan-geboden worden. De eerste twee hiervan zijn in de tweede helft van 2011 aangeboden.spm4710: Design of Urban Concepts;spm4720: Design of Housing Programs;spm4730: Strategies in urban restructuring;spm4740: Value capturing in land management;spm9750: Environmental Sustainability in the Built Environment;spm5710: Integrated regional development.

In 2011 zijn daarmee zowel voor de ‘oude’ specialisatie Land Use and Development binnen de MSc-opleiding SEPAM vakken verzorgd, als voor het nieuwe programma. De vakken zijn ook door studenten van buiten de opleiding TBM als keuzevak gevolgd. Aan dit onderwijs is in 2011 een bijdrage geleverd door de secties GiGb, DWK, SVW en SRO. De volgende vakken zijn verzorgd:• spm4370: LUD Systems Engineering (modulemanager: Wil Zonne-veld) (oude programma);

• spm9750: Environmental sustainability in the built environment (modulemanager: Laure Itard) (oude programma);• spm9760: Urban restructuring (modulemanager: Evert Hasselaar) (oude programma);• spm4710: Design of urban concepts (modulemanager: Wil Zon-neveld);• spm4720: Design of housing programs (modulemanager Harry van der Heijden);Verder is aan het designprojectvak in de MSc een bijdrage geleverd door docenten van het OTB, door aanlevering en begeleiding van het onderwerp op het domein.Ook in 2011 zijn enkele afstudeerders met B&R als toepassingsdo-mein afgestudeerd.

Domein Transport & Logistiek (T&L)Een van de andere toepassingsdomeinen binnen de opleiding Techni-sche Bestuurskunde (SEPAM) is Transport, Infrastructuur en Logistiek (TIL). Binnen bestaande vakken uit dit domein, dat vanuit de faculteit TBM wordt gecoördineerd, zijn in 2011 enkele colleges verzorgd. Vanuit het Onderzoeksinstituut is de sectie SRO betrokken bij dit on-derwijs.

Domein Informatie & Communicatie (I&C)Een derde toepassingsdomein binnen de opleiding Technische Be-stuurskunde (SEPAM) is Informatie & Communicatie (I&C). Binnen een bestaand vak uit dit domein, dat vanuit de faculteit TBM wordt gecoördineerd, zijn in 2011 enkele colleges verzorgd. Vanuit het On-derzoeksinstituut is de sectie GiGb betrokken bij dit onderwijs.

Bouwkunde

Binnen de opleiding Bouwkunde wordt vanuit het OTB onderwijs ver-zorgd rond de thema’s huisvestingsbeleid en woningmarkt.Bij het onderwijs in de bacheloropleiding zijn de secties VWM en DWK betrokken. Binnen bestaande vakken zijn in 2011 enkele gastcolleges verzorgd en projecten begeleid. Het OTB is met de secties VWM en DWK intensief betrokken bij het vak BK3050 Programma en haalbaar-heid 2. Ook aan de MSc-opleiding Architecture, Urbanism and Building Sciences is een bijdrage geleverd. Peter Boelhouwer is medeverantwoordelijk voor het ‘housing’-onderwijs in de mastervariant van deze afdeling. Bij dit onderwijs zijn de secties VWM, DWK, M&I, GiGb en SRO betrokken.Het OTB heeft in 2011 aan een aantal bestaande vakken bijgedragen in de vorm van (werk)colleges en peer instructions.Ook zijn in 2011 opnieuw diverse afstudeerders (mede) begeleid door medewerkers uit de secties SVW, SRO, GiGb, DWK en VWM.Sinds september 2011 verzorgt het OTB ook de masteropleiding Geo-matics onder penvoerderschap van de faculteit Bouwkunde. Tot dan lag het penvoerderschap bij de faculteit L&R (zie hieronder).

Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R)

Met de faculteit L&R (MGP, OLRS & PSG) en Civiele Techniek (Water-huishouding en Waterbeheer) wordt op het terrein van het onderwijs samengewerkt in de interfacultaire Masteropleiding Geomatics, waarvan deze faculteit tot september 2011 penvoerder was; sinds september 2011 is dit de faculteit Bouwkunde geworden.

Page 47: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

46

MSc GeomaticsDeze opleiding vindt sinds 2005 plaats onder verantwoordelijkheid van het OTB, de faculteit CiTG en de faculteit L&R. In 2011 zijn zeven studenten met deze opleiding gestart. Aan dit onderwijs is in 2011 een bijdrage geleverd door de secties GiGb en GIS-t. Het OTB heeft in 2011 opnieuw de volgende vakken verzorgd:• GM1020: 3D Geo-Information Systems (coördinatie: Sisi Zlatanova);• GM1041: Introduction to GIS (coördinatie: Hugo Ledoux);• GM1050: GIS Principles and Applications (coördinatie: Hugo Ledoux);• GM1080: GeoDBMS (coördinatie: Peter van Oosterom);• GM1110: Geo-Information Technology for Crisis Management (coördinatie: Sisi Zlatanova);• GE4622: Quality of Geo-information (coördinatie: Tjeu Lemmens);• GE4612: GeoWeb (coördinatie: Theo Tijssen);• GE4662: Organisational and Legal Aspects of Geo-Information (coördinatie: Bastiaan van Loenen).Verder is een bijdrage geleverd aan enkele andere vakken.In 2011 is één student afgestudeerd, die begeleid is door medewer-kers uit de sectie GIS-t.

Begin 2011 is besloten, in afwachting van nadere besluitvorming en gelet op lopende herijkingsprojecten, de opleiding Geomatics een jaar te verlengen, met Bouwkunde als penvoerder. Aanleiding was dat de opleiding te weinig studenten trok, maar er wel vraag is op de arbeidsmarkt. Er is in 2011 gewerkt aan een ander profiel voor de opleiding. In de tweede helft van 2011 heeft nadere besluitvorming van het CvB plaatsgevonden. Een deel van het onderwijs zal worden ondergebracht binnen de opleiding Civiele Techniek (track Geoscience & Remote Sensing); het deel waar het OTB bij betrokken is zal wor-den ondergebracht bij de faculteit Bouwkunde in een ingrijpend ver-nieuwde master Geomatics. Deze opleiding zal in 2012 starten.

Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI)

Voor de minor 3D Virtual Earth, die vanuit het OTB wordt gecoördineerd door Hugo Ledoux, en waarin wordt samengewerkt tussen het OTB en de faculteiten EWI (penvoerder), L&R en CiTG, hebben zich in 2011 onvoldoende studenten ingeschreven, waardoor de minor niet is aangeboden.

Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG)

Binnen de MSc-opleiding Civil Engineering wordt vanuit de sectie GiGb een bijdrage geleverd aan een enkel vak. Er zijn in 2011 door de sectie DWK twee afstudeerders (mede)begeleid.

Technische Natuurwetenschappen

Voor de faculteit 3mE wordt een masterkeuzevak verzorgd:• WB 4426: Indoor climate control fundamentals (coördinatie: Laure Itard)

Tweedefaseonderwijs binnen de TU Delft

Voor promovendi en voor junior onderzoekers verzorgt het OTB een nadoctorale beroepsopleiding Housing, Urban and Mobility Studies

(Nado-opleiding). Alle secties binnen het instituut zijn daarbij betrokken (coördinatie: Harry Boumeester). In 2011 is er geen Nado-opleiding verzorgd.Wel zijn in dat jaar de examenprocedures opgestart van twee voorma-lige OTB’ers (Mariska van der Sluis en Jody Milder) en van OTB-mede-werkster Lorraine Murhpy. Sinds 1989 hebben 93 onderzoekers deze opleiding met goed gevolg afgelegd. Verder worden vanuit het OTB ook geregeld promovendi van andere Delftse faculteiten (mede)begeleid; in 2011 waren dat Bouwkunde en TBM.In 2011 is TU-breed gestart met de opzet van een Graduate School, waarin het onderwijs voor promovendi een plaats zal gaan krijgen. Het OTB werkt samen met de faculteit Bouwkunde binnen de Gradu-ate School Architecture and the Built Environment (A+BE); prof. H.J. Visscher is tot directeur van deze Graduate School benoemd. Na een overgangsperiode zal eind 2012 de Nado-opleiding volledig opgaan in de Graduate School A+BE.

Wetenschappelijk onderwijs buiten de TU Delft

Opleiding GIMA

In 2011 is het penvoerderschap van de interuniversitaire MSc-opleiding Geographical Information Management and Applications (GIMA) door de Universiteit Twente overgenomen van Wageningen Universiteit. Het OTB is één van de partijen in het samenwerkingsverband waaraan naast Wageningen Universiteit en de TU Delft ook de Universiteit Utrecht en de Universiteit Twente (ITC) deelnemen. In 2011 zijn 19 studenten met deze opleiding gestart. Aan dit onderwijs is in 2011 een bijdrage gele-verd door de secties GiS-t en GiGb en zijn opnieuw de volgende vakken mede gecoördineerd:• Module 3: Management in organisations (coördinatie: Bastiaan van Loenen);• Module 8: Thesis (coördinatie: Sisi Zlatanova).Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan enkele andere vakken. In 2011 zijn er twee studenten bij de sectie GIS-t afgestudeerd.

Onderwijs elders, gastcolleges en begeleiding afstudeerders: Nederland

Door diverse medewerkers zijn in 2011 gastcolleges verzorgd binnen vakken aan andere universiteiten, zijn afstudeerders van andere uni-versiteiten begeleid. Dit betreft onder andere in Nederland gastcolle-ges aan:• Erasmus Universiteit Rotterdam;• Universiteit van Amsterdam.

Onderwijs elders, gastcolleges en begeleiding afstudeerders: buiten Nederland

Door diverse medewerkers zijn in 2011 gastcolleges verzorgd binnen vakken aan andere universiteiten buiten Nederland, waaronder:• University of Birmingham, Engeland;• Humboldt Universität Berlin, Duitsland;• Blekinge Institute (Karlskrona), Zweden;• TU Wien en Universität Wien, Oostenrijk.

Page 48: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 47

Post-initieel onderwijs

Het OTB verzorgt ook onderwijs voor mensen die al in de praktijk wer-ken, het zogenaamde post-initieel onderwijs. Deels betreft dit eigen onderwijs, deels betreft dit bijdragen aan cursussen, studiedagen en congressen van derden. Voor zover het eigen onderwijs betreft, wordt de organisatie daarvan ondersteund door het Bureau Opleidingen en Kennisoverdracht van het OTB onder leiding van Eveline Vogels.

OTB-cursussen en -studiedagenHet Onderzoeksinstituut OTB organiseert jaarlijks een aantal cursus-sen en studiedagen over actuele thema’s op het terrein van volks-huisvesting, ruimtelijke inrichting en ruimtelijk beheer. In 2011 waren dat:• Vierdaagse cursus Technisch beheer van woningen (trekkers: Henk Heeger en Ad Straub);• Vierdaagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties – twee keer verzorgd in 2011 (trekker: Henk Heeger);• Vierdaagse cursus Recente ontwikkelingen in het wonen – twee keer verzorgd in 2011 (trekker: Peter Boelhouwer);• Vierdaagse cursus De Wijkaanpak: sociaal, fysiek en economisch (trekker: André Ouwehand);• Tweedaagse cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling (trekker: Wenda Doff);• Tweedaagse cursus De markt van koopwoningen: recente ontwik-kelingen en perspectieven (trekker: Harry van der Heijden);• Symposium Basisregistraties, wat komt ervan terecht? (trekkers: Jitske de Jong en Jaap Besemer);• WK2020 Manifestatie Energie en woningkwaliteit, wat beweegt de mensen in de corporatiesector? (trekker: Evert Hasselaar);• Marktpresentatie GPR Onderhoud (trekker: Ad Straub);• Congres 110 jaar Woningwet in samenwerking met het Ministerie van BZK, DG Wonen, Wijken en Integratie en het Nirov (trekker: Peter Boelhouwer);• 3D Kadaster Workshop (trekker: Peter van Oosterom).

Platform CorpovenistaIn het kader van het kennisontwikkelingsprogramma van Platform Corpovenista heeft het OTB in 2011 wederom een 8-daagse leergang georganiseerd en het najaarscongres Platform Corpovenista op 2 no-vember in Amsterdam (trekker: André Ouwehand).

Page 49: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

48

Bijlagen

College van Bestuur

Bestuur

Beheer

Methodologie enInformatica

Stedelijke en Regionale Ontwikkeling

Stedelijke Vernieuwingen Wonen

Duurzame Woning-kwaliteit

Vervoer enInfrastructuur

VolkshuisvestingenWoningmarkt

Geografische Infor-matie Systemen technologie

Geo-informatie enGrondbeleid

Programmaraad Directie

Coördinatieteam

Bijlage 1. Organisatiestructuur

Page 50: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 49

Bijlage 2. Directie, management, bestuur en organisatie

Het Onderzoeksinstituut OTB is een interfacultair onderzoeksinstituut van de TU Delft, met een zelfstandige beheerstatus. Het instituut is gelieerd aan de zogeheten ‘constituerende’ faculteiten, te weten: de faculteit Bouwkunde, de faculteit TBM en de faculteit CiTG. Met deze faculteiten worden nauwe onderzoeks- en onderwijsrelaties onderhou-den. Deze relaties komen onder meer tot uiting in de leerstoelveran-kering tussen het OTB en de constituerende faculteiten. Omdat een onderzoeksinstituut binnen de TU-organisatie strikt genomen geen eigen leerstoelen kent, gaat het daar waar in dit jaarverslag melding gemaakt wordt van OTB-hoogleraren, om leerstoelen bij een van de constituerende faculteiten. Een aantal van deze hoogleraren is vanuit deze faculteiten geheel of gedeeltelijk gedetacheerd bij het OTB.

Bestuur

Het OTB-bestuur bestaat uit de decanen van de drie constituerende faculteiten:- prof. ir. K. Laglas (faculteit Bouwkunde), voorzitter- prof. mr. dr. E.F. ten Heuvelhof (faculteit TBM)- prof. ir. L. de Quelerij (faculteit CiTG)Mw. C.H.W. Swarttouw-Hofmeijer is secretaris van het bestuur.

Managementteam

Het Managementteam behartigt lopende zaken en bereidt beslissingen ten behoeve van het Coördinatieteam voor. Het team bestaat uit:- prof. dr. P.J. Boelhouwer (wetenschappelijk directeur), voorzitter- prof. dr. W.K. Korthals Altes (directeur)- P.J. van Zinnen (directeur Bedrijfsvoering)- dr. H.C.C.H. CoolenMw. K. Scheffelaar is secretaris van het Managementteam.

Coördinatieteam

In het Coördinatieteam worden beslissingen aangaande het OTB geno-men. De directie en de coördinatoren van de zeven onderzoeksecties en de ondersteunende afdelingen maken deel uit van dit team:- prof. dr. P.J. Boelhouwer (wetenschappelijk directeur), voorzitter- prof. dr. W.K. Korthals Altes (directeur)- P.J. van Zinnen (directeur Bedrijfsvoering)- dr. H.C.C.H. Coolen- prof. dr. M. van Ham (vanaf 1-9-2011)- drs. H.M.H. van der Heijden- dr. C. Maat- prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom- ir. A.L. Ouwehand (tot 1-9-2011)- prof. dr. ir. H.J. Visscher- dr. B. Wiegmans (tot 1-7-2011)Mw. K. Scheffelaar is secretaris van het Coördinatieteam.

Leerstoelen

Binnen het instituut werken per 31 december 2011 verschillende hoog-leraren waarvan de leerstoelen bij een van de TU Delft-faculteiten zijn gepositioneerd of die een hoogleraarschap elders hebben.

Bouwkunde- prof. dr. P.J. Boelhouwer (sectie Beheer), hoogleraar Housing Sys-tems bij de faculteit Bouwkunde; voor 0,4 fte verbonden aan de fa-culteit Bouwkunde en voor 0,6 werkzaam bij het OTB- prof. dr. M van Ham (sectie Stedelijke Vernieuwing en Wonen)

hoogleraar Urban Renewal; volledig gedetacheerd bij het OTB (vanaf 1-9-2011)- prof. ir. A.F. Thomsen (sectie Duurzame Woningkwaliteit), emeritus hoogleraar Woningverbetering en woningbeheer aan de faculteit Bouwkunde en nu werkzaam bij het OTB- prof. dr. ir. H.J. Visscher (sectie Duurzame Woningkwaliteit), hoogle-raar Woningkwaliteit en Proces Innovatie bij de faculteit Bouwkunde; volledig gedetacheerd bij het OTB- prof. dr. W.A.M. Zonneveld (sectie Stedelijke en Regionale Ontwikke-ling) hoogleraar Stedelijke en Regionale Ontwikkeling bij de faculteit Bouwkunde; volledig gedetacheerd bij het OTB.

Techniek, Bestuur en Management- prof. mr. J.W.J. Besemer (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), praktijkhoogleraar Geo-informatie Infrastructuur bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB- mw. prof. dr. M.G. Elsinga (sectie Volkshuisvesting en Woning-markt), hoogleraar Housing institutions and governance bij de facul-teit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB- prof. dr. A. Faludi (sectie Stedelijke en Regionale Ontwikkeling), hoogleraar Ruimtelijke Beleidsstelsels in Europa bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB- mw. prof. mr. dr. J. de Jong (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), hoogleraar Onroerend-goedrecht bij de faculteit TBM; voor de volle-dige aanstelling gedetacheerd bij het OTB- prof. dr. W.K. Korthals Altes (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), hoogleraar Grondbeleid bij de faculteit TBM; voor de volledige aan-stelling gedetacheerd bij het OTB- prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom (sectie GIS-technologie), hoogleraar GIS-technologie bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB- prof. dr. ir. H. Priemus (sectie Beheer), emeritus hoogleraar Sy-steeminnovatie Ruimtelijke Ontwikkeling aan de faculteit TBM en nu werkzaam bij het OTB.

Andere universiteiten- prof. M. Oxley (sectie Volkshuisvesting en Woningmarkt), professor of Housing aan de De Montfort University te Leicester (tot 1-2-2011)- prof. dr. H.D. Ploeger (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), hoog-leraar Privaatrechtelijke aspecten van het onroerend goed, inclusief de hypothecaire en kadastrale boekhouding aan de VrijeUniversiteit te Amsterdam- prof. dr. ir. M. Janic (sectie Vervoer en Infrastructuur), hoogleraar Verkeers- en transportwetenschappen aan de Universiteit van Bel-grado (tot 1-7-2011)

Programmaraad

De OTB-programmaraad bestaat uit vooraanstaande collega-onderzoe-kers en uit personen die een belangrijke rol spelen in het contractonder-zoeksveld. De Programmaraad heeft een adviserende en meedenkende rol. De leden adviseren over belangrijke strategische lijnen die op pro-grammaniveau worden uitgezet. Hun advies richt zich dus niet op afzon-derlijke projecten, maar omvat de gehele onderzoeksportfolio. Leden van de Programmaraad:- prof. dr. P. Hooimeijer (Universiteit Utrecht, faculteit Geowetenschappen), voorzitter- ir. G.M.M. Alink - dhr. L. de Boer (SEV)- prof. mr. dr. J.A. de Bruijn (TU Delft, faculteit TBM)- drs. R. van der Ent (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)- prof. dr. A.C. Hordijk (Raad van Onroerende Zaken)- mw. drs. M.E.H. Koop

Page 51: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

50

- ir. H. Leeflang (Ministerie van Infrastructuur en Milieu)- mw. dr. D. Manting (Planbureau voor de Leefomgeving)- ir. H. Pluckel- ir. C.E.C. de Reus - drs. N. Rietdijk (NVB Vereniging voor Ontwikkelaars & Bouwonder-nemers)- dhr. M. Salzmann (Kadaster)- drs. R. Scherpenisse (Tiwos)- drs. J.G.C.M. Schuyt (De Alliantie, Huizen)- mw. drs. G.M. Smid-Marsman (Provincie Zuid-Holland)- dhr. A.M. Versluis (Rijkswaterstaat)- drs. H.B.H.G. Wilke (Aedes vereniging van woningcorporaties)Mw. C.H.W. Swarttouw-Hofmeijer is secretaris van de Programmaraad.

Ondersteunend personeel

Beheer- P.J. van Zinnen (directeur Bedrijfsvoering en hoofd Beheer)- mw. K. Scheffelaar

Bureau Opleidingen en Kennisoverdracht- mw. E.M. Vogels- mw. A.D. Dersjant- mw. C.H.W. Swarttouw-Hofmeijer

Finance and Control- I. Mikkelsen (gedetacheerd vanuit F&C)- E. Nieuwenhout (gedetacheerd vanuit F&C)

Personeel en Organisatie- mw. C.A. Moualed (gedetacheerd vanuit HR)- mw. M. de Gier-de Wolff

Publicatiebureau- drs. D.J. Dubbeling- mw. drs. I. Lasa Epelde- J.M.A. Ruigrok (gedetacheerd vanuit FM) tot 1-3-2011

Secretariaat- mw. M.J. Voskuil (coördinator)- mw. E.J.M.H. van Deurzen (coördinator)- mw. J.E.B. Bentem- mw. M.E.H.L. Boen- mw. A.C. van den Bos- mw. C.W. Groeneveld- mw. M.M.M. de Jong-Lansbergen- mw. J.A.M. Koopman-Schuurs- mw. G. Waaijer

Marketing & Communicatie- mw. E.M. Vogels (gedetacheerd vanuit M&C)- mw. A.D. Dersjant- mw. H. Jager (gedetacheerd vanuit M&C)

Methodologie en Informatica- dr. H.C.C.H. Coolen- mw. dr. S.J.T. Jansen

Onderdeelcommissie (OdC)De OTB-onderdeelcommissie is wettelijk onderdeel van de Ondernemingsraad TU Delft.Tot 2 november 2011:- mw. dr. S.J.T. Jansen (voorzitter)- ir. H.W. de Wolff (vicevoorzitter)

- dr. ir. B. van Loenen- mr. dr. H.D. Ploeger- drs. C.W. Quak Vanaf 2 november 2011:- dr. ir. A. Straub (voorzitter)- ir. H.W. de Wolff (vicevoorzitter)- dr. H. Ledoux- dr. J.S.C.M. HoekstraNamens de OR:- dr. ir. J.H. BaggenAmbtelijk secretaris:- mw. E.J.H.M. van Deurzen

Bedrijfshulpverlening- mw. E.J.M.H. van Deurzen- mw. E.J.M.H. van Deurzen- drs. D.J. Dubbeling- mw. drs. E. Heinen- A.A.A. Mariën- dr. A. Meijer- ir. E. Verbree- mw. M.J. Voskuil

Personeelscommissie - mw. E.M. Fendel- mw. M.M.M. de Jong-Lansbergen- T.B. Salcedo Rahola- mw. K. Scheffelaar- dr. B. Waterhout

Mutaties

In dienst - drs. S. Bakker per 1.2.2011- S.M.H. Vlassenroot, MSc per 1.3.2011- mw. D. Majcen, MSc per 1.4.2011- G.A.K. Arroyo Ohori per 1.6.2011- ir. Z. Winkels per 1.6.2011- mr. S. Kulk per 1.7.2011- prof. dr. M. van Ham (gedetacheerd vanuit Bouwkunde) per 1.9.2011

Beurs-promovendi- mw. R.E. Donoso-Gomez per 1.6.2011- mw. V. Kang, per 1.10.2011- L. Liu, per 1.10.2011

Uit dienst - ir. R.P.E. van Rossem per 1.1.2011- mw. drs. M. van der Sluis per 1.2.1011- prof. dr. M.J. Oxley per 1.2.1011- ir. M. Jellema per 1.3.2011- J.M.A. Ruijgrok per 1.3.2011- S.J.M. Vlassenroot per 1.4.2011- mw. M. van der Velden per 1.5.2011 (externe)- mw. prof. mr. dr. J. de Jong per 1.6.2011- mr. ing. B.C. Kok per 1.10.2011- mr. S. Kulk per 1.12.2011

Medewerkers van de Sectie Vervoer & Infrastructuur naar faculteit CiTG per 1.7.2011

- prof. dr. M. Janic - mw. J. Li - dr. J.M. Vleugel

Page 52: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 51

- dr. B. Wiegmans - mw. M. Zhang

Stagiaires/trainees-

GastenOngeveer 50 gasten uit binnen- en buitenland waren in 2011 korte of langere tijd verbonden aan het onderzoeksinstituut.

Bijlage 3. Baten en lasten

Baten (x € 1.000)EerstegeldstroomTweedegeldstroomDerdegeldstroomInterne TURenteTotaal

In %EerstegeldstroomTweedegeldstroomDerdegeldstroomInterne TURenteTotaal

Lasten (x € 1.000)PersoneelPersoneel van derdenDuurzame goederenVerbruikslastenTotaal

In %PersoneelPersoneel van derdenDuurzame goederenVerbruikslastenTotaal

20103.913

2123.312

528117

8.082

2010483

4171

100

20105.4371.654

1781.0988.367

20106520213

100

20113.613

3113.559

404115

8.002

2011454

4551

100

20114.9911.616

1781.2137.998

20116320215

100

20001.496

542.126

289129

4.094

2000371

5273

100

20002.970

44722

9994.438

200067100

23100

20001.496

542.126

289129

4.094

2000371

5273

100

20002.970

44722

9994.438

200067100

23100

20011.977

472.365

308110

4.807

2001411

4972

100

20013.339

481196772

4.788

200170104

16100

20021.973

682.101

330109

4.581

2002431

4672

100

20023.725

507292995

5.519

20026895

18100

20031.988

422.346

46180

4.917

2003401

4892

100

20033.832

439196852

5.319

20037284

16100

20043.412

533.732

68250

7.929

2004431

4781

100

20045.276

508176

1.4827.442

20047172

20100

20054.108

1743.354

50698

8.240

2005501

4162

100

20055.546

613173

1.4727.804

20057182

19100

20064.971

1904.231

386122

9.900

2006502

4341

100

20065.7471.093

3532.0179.210

200662124

22100

20074.086

1404.546

177144

9.093

2007452

5021

100

20076.0611.294

2881.9959.638

200763133

21100

20084.450

2163.963

484125

9.238

2008482

4352

100

200862161223256

2.1609.955

200862123

23100

20093.562

1254.130

623102

8.542

2009421

4872

100

20096.0201.919

1501.1039.192

200965212

12100

Page 53: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

52

Volkshuisvesting en WoningmarktPromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

Duurzame WoningkwaliteitPromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

Stedelijke en Regionale OntwikkelingPromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

Stedelijke Vernieuwing en WonenPromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

Vervoer en Infrastructuur*PromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

Geo-informatie en GrondbeleidPromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

GIS-technologiePromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

Totaal OTBPromotiesWetenschappelijke artikelenWetenschappelijke boeken en boekdelenWetenschappelijke proceedings op conferentiesVakartikelen

2003

151

2327

2003

84

1720

2003

16162312

2003133

1131

2003

101

190

20031389

16

2003

70

219

20032

6233

123115

20041

121

2526

2004

106

1818

2004

108

1723

2004

76

2239

2004

6677

200413

111622

2004324

3315

20045

5042

138150

20051

158

1844

2005131

3025

2005

19102230

2005122

1735

2005

71

144

2005

53

2727

2005

68

1919

20053

5733

147184

2006

169

3131

2006366

3428

2006

133

3318

2006

26

2142

2006133

141

2006193

3527

2006163

4019

20066

5533

208166

17 10 29 51

1 12 5

27 54

222114129

98

1349

193

208

110152153

148

2223

59261

156268

2007

2007

,5

2007

,5,5

2007

,5,5,5

2007

2007

,5,5

2007

2007

216124990

111183040

215143117

20271441

11412336

113103037

17

172246

897

112210278

2008

,5,5

,5

2008

,5,5

2008

,5,5,5

2008

2008

,5

2008

2008

,5

2008

231114694

2127

25

116152618

58

1517

1115

2210

18

152119

139

1233

79871

168219

2009

,5

,5

2009

,5

,5

2009

,5

,5,5

2009

,5

,5

2009

2009

,5,5,5

2009

,5

,5

2009

,5,5

218162987

2174

3824

19

102232

21766

14

1144

156

177

269

11122040

810559

157213

2010

2010

,5

2010

,5

2010

,5

,5

2010

,5

2010

,5

,5

2010

,5

2010

118191891

169

439

116102036

195

1928

4031

2966

16

1119

2923

77459

138205

2011

,5

,5

2011

2011

,5

2011

,5

2011

2011

,5

,5

2011

,5

,5

2011

,5,5

1115

0020

1013

1023

1000

1001

1022

0012

per fte 2011

,2,3,2,9

per fte 2011

,3,5,4,5

per fte 2011

,4,9,8,1

per fte 2011

,0,6,2,3

per fte 2011

,1

,8,2

per fte 2011

,0,6,6,8

per fte 2011

,1,9,8,3

per fte 2011

,9,8,8,7

* Output Vervoer en Infrastructuur 2011 betreft januari t/m juni

Bijlage 4. Output onderzoeksecties (in aantallen)

Page 54: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

jaarverslag 2011 53

Page 55: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

54

Page 56: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven

ON

DE

RZ

OE

KS

IN

ST

IT

UU

T O

TB

JA

AR

VE

RS

LA

G 1

1

Page 57: Onderzoeksinstituut OTB jaarverslag 11 · per trein), waarmee in totaal een bedrag van meer dan 5 miljoen euro is gemoeid. De in 2011 en voorgaande jaren behaalde resultaten geven