Onderzoeksinstituut OTB - Technische Universiteit Delft - … · 2017. 3. 23. · Rob Konings,...

60

Transcript of Onderzoeksinstituut OTB - Technische Universiteit Delft - … · 2017. 3. 23. · Rob Konings,...

  • Onderzoeksinstituut OTB - Technische Universiteit Delft - Jaffalaan 9, 2628 BX Delft - Postbus 5030 - 2600 GA Delft - Tel (015) 2783005 - E-mail [email protected] - http://www.otb.tudelft.nl

  • Inhoud2009: een jaar van herijking .................................................................................................................. 5

    Missie, uitvoering en resultaten ........................................................................................................... 6

    Onderzoeksprogramma Housing Systems ........................................................................................... 8

    Onderzoeksprogramma Housing Quality ............................................................................................. 14

    Onderzoeksprogramma Urban and Regional Development ............................................................... 20

    Onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and Housing ......................................................... 24

    Onderzoeksprogramma GIS Technology .............................................................................................. 29

    Onderzoeksprogramma Transport Studies .......................................................................................... 34

    Onderzoeksprogramma Governance of Geo-information and Land Development ......................... 38

    Onderwijs ................................................................................................................................................. 44

    Bijlagen

    1 Organisatiestructuur ............................................................................................................................. 48

    2 Directie, management, bestuur en organisatie ................................................................................... 49

    3 Baten en lasten ...................................................................................................................................... 51

    4 Output ................................................................................................................................................... 52

    5 Dissertaties in voorbereiding ........................................................................................................... 53

    6 Maatschappelijke dienstverlening en nevenactiviteiten ........................................................... 54

  • 4

    2009:een jaar van herijking

  • jaarverslag 2009 5

    In het inmiddels bijna vijfentwintig jarig bestaan van het Onder-zoekinstituut OTB stond het jaar 2009 in het teken van omscha-keling en aanpassing. Dit na een aantal jaren van forse expan-sie en internationalisering. De reden voor deze herijking werd door verschillende gebeurtenissen ingegeven. Zo eindigden in dat jaar twee voor het Onderzoeksinstituut OTB belangrijke Bsik-programma’s; het programma Vernieuwend Ruimtegebruik en het programma Ruimte voor Geo-informatie. Het programma Vernieuwend Ruimtegebruik was ontwikkeld vanuit de gedachte dat de huidige wijze van plannen en inrichten van de ruimte tekortkomingen vertoont. Zodanig zelfs, dat een innovatie van het systeem van ruimtelijke planning en inrichting noodzakelijk is. Belangrijk onderdeel van het wetenschappelijk programma van Vernieuwend Ruimtegebruik was het onderzoeksprogram-ma Corpovenista (Corporaties Vernieuwen de Stad). Ruimte voor Geo-informatie beschrijft de samenwerking tussen over-heid, bedrijfsleven en kennisinstellingen in allerlei projecten en stimuleert het gebruik en de toepassing van geo-informatie, met name gekoppeld aan een plaats op het aardoppervlak, zoals kaarten, foto’s, overzichten met gegevens over bodem, water, leidingen en eigendom. Beide projecten werden in de eindevaluatie door een commissie van wijzen goed beoordeeld. 2009 vormde ook het laatste jaar waarin onderzoeksgelden uit het TUD Speerpunt Sustainable Urban Areas ontvangen zijn. Dit speerpunt wordt in 2010 afgesloten met het schrijven van een groot aantal artikelen en boeken die door de deelnemers uit de verschillende TUD-onderzoeksgroepen gezamenlijk worden op-gesteld. Het speerpunt Sustainable Urban Areas wordt in 2010 als een van de vier thema’s van het Delft Research Initiative Environment ondergebracht. Ten slotte loopt ook de OTB-inves-terings- en internationaliseringsimpuls geleidelijk af.

    Om de genoemde teruggang in financiële middelen op te vangen, zijn in 2009 veel inspanningen verricht om alternatieve financiële bronnen aan te boren. En op basis van het geringe en geplande financiële tekort dat in 2009 werd behaald, kan dit als zeer succesvol worden beschouwd. Zo werden door vrijwel alle secties in samenwerking met onze Europese collega’s veel nieuwe langlopende Europees gefinancierde onderzoekspro-gramma’s binnengehaald. Eind 2009 stond de teller op maar liefst 20 projecten en staan er eveneens nog 20 projecten in de pijplijn, waarover gedurende het jaar 2010 meer duidelijkheid zal ontstaan. Ook is de sectie Stedelijke Vernieuwing en Wonen in staat geweest een groot aantal projecten te realiseren via NICIS Institute. Via dit Maatschappelijk Topinstituut werden maar liefst acht nieuwe, meerjarige onderzoeksprojecten ge-start. Vanwege de uitvoering van de omvangrijke Bsik-projecten in de afgelopen vijf jaar, stonden reguliere kortlopende derde-geldstroomprojecten wat in de schaduw. In 2009 werd echter

    deze in het verleden belangrijke activiteit van het OTB door een aantal secties weer met nieuw elan opgepakt. Ten slotte werd ook het succesvolle cursus- en studiedagprogramma van het OTB verder uitgebreid. Met name door deze laatste twee activi-teiten zal het Onderzoeksinstituut OTB ook voor de praktijk de komende jaren nog zichtbaarder worden.

    Evenals vorige jaren werd ook in 2009 de kroon van het we-tenschappelijk werk gevormd door een zevental met succes verdedigde dissertaties. Ditmaal behoorden Janine Meesters, Rob Konings, Martin Lux, Kees Maat, Nico Nieboer, Menno van der Veen en Jeroen van der Heijden tot de gelukkigen. Jeroen behaalde zelfs het predicaat cum laude.

    De personeelsontwikkeling was geheel in lijn met de afbouw van de grootschalige onderzoeks- en investeringsprogramma’s. In tegenstelling tot 2008, toen we nog evenveel nieuwe me-dewerkers konden verwelkomen als er vertrokken, kromp het personeelsbestand nu met acht personen (5 fte) en verwelkom-den we slechts drie nieuwe collega’s. Ook het aantal hoogle-raarbenoemingen werd na het uitbundige jaar 2008, waarin maar liefst vier nieuwe hoogleraren werden benoemd, niet geëvenaard. Wel werd eind 2009 Marja Elsinga als hoogleraar Housing Institutions and Governance benoemd bij de Faculteit Techniek Bestuur en Management (TBM). Door TBM wordt zij voor haar gehele aanstelling bij het Onderzoeksinstituut OTB gedetacheerd.

    Het afgelopen jaar is door alle secties gewerkt aan het nieuwe OTB-onderzoeksprogramma 2009-2014. Dit programma vormde het sluitstuk van de afgelopen zes jaar, dat met een succes-vol verlopen internationale onderzoeksvisitatie in 2008 werd afgesloten. Naast een verdieping en vernieuwing van een aantal beproefde onderzoeksthema’s, wordt in het programma een verdere afstemming tussen de zeven deelprogramma’s aan-gebracht en worden ook de samenwerkingsmogelijkheden en -verbanden met een aantal andere faculteiten op de TU Delft in beeld gebracht. De komende zes jaar zal het OTB de samen-werking met de drie constituerende TUD-faculteiten verder trachten te intensiveren.

    De behaalde resultaten in 2009 geven alle vertrouwen dat het OTB de opgaven die er voor de komende jaren liggen op een adequate wijze zal weten uit te voeren. Ik wil dan ook alle medewerkers bedanken voor hun creatieve en grote inzet gedurende het afgelopen jaar en de externe opdrachtgevers bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen.

    Peter Boelhouwer, wetenschappelijk directeur

  • 6

    Het Onderzoeksinstituut OTB is een interfa-cultair onderzoeksinstituut van de TU Delft, met een zelfstandige beheerstatus. Het insti-tuut is gelieerd aan de faculteiten Bouwkunde, Techniek, Bestuur en Management (TBM) en de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschap-pen (CiTG). Met deze faculteiten worden nauwe onderzoeks- en onderwijsrelaties onderhouden. Deze relaties komen onder meer tot uiting in de leerstoelverankering tussen het Onderzoeksin-stituut OTB en deze constituerende faculteiten. Omdat een onderzoeksinstituut binnen de TU-organisatie strikt genomen geen eigen leerstoe-len kent, gaat het daar waar in dit jaarverslag melding gemaakt wordt van OTB-hoogleraren, om leerstoelen bij een van de constituerende faculteiten. Een aantal van deze hoogleraren is vanuit de constituerende faculteiten geheel of gedeeltelijk gedetacheerd bij het Onderzoeksin-stituut OTB. Daarnaast hebben een vijftal mede-werkers van het OTB een leerstoel die buiten de TU Delft is verankerd. Een centraal kenmerk van het onderzoek van het instituut is de nauwe relatie tussen theorie en praktijk. Dat wordt gereflecteerd in het feit dat momenteel ongeveer zestig procent van de revenuen uit externe bronnen komt. Het ob-ject van onderzoek van het OTB is de gebouwde omgeving. De nadruk ligt hierbij op wetenschap-pelijk onderzoek dat specifiek gericht is op het realiseren en ontwerpen van systeeminnovaties. De wisselwerking tussen technische componen-ten en het openbaar bestuur neemt eveneens een belangrijke positie in het onderzoek in. Het zwaartepunt van het OTB-onderzoek ligt bij het strategisch onderzoek. Onderzoek dat enerzijds een sterke maatschappelijke relevatie kent en anderzijds gebaseerd is op een wetenschap-pelijke benadering waarin theorievorming en toepassing van gestructureerde methoden een belangrijke rol spelen. De TU Delft spreekt in haar instellingsplan 2007-2010 in dit kader ook wel van ‘use-inspired basic research’.

    Missie,

    uitvoering

    en resultaten

  • jaarverslag 2009 7

    Missie

    Het Onderzoeksinstituut OTB wil in de samenleving op een zichtbare wijze bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en problemen op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde om-geving. Dit doen wij als onderdeel van de TU Delft – in nauwe samen-werking met andere faculteiten – via ons specialistisch wetenschappelijk onderzoek op dit gebied. Het accent ligt op wetenschappelijke impact en maatschappelijke relevantie. Wij streven ernaar het gewicht van het wetenschappelijk onderzoek te vergroten, waarbij de wisselwerking met probleemgericht en praktisch toepasbaar onderzoek essentieel blijft. Over dit alles willen we publiceren in internationaal toonaangevende tijdschriften en de resultaten aanbieden in het vigerende onderwijs bin-nen de universiteit. Op basis van het missiestatement streeft het OTB naar een verhouding van ongeveer vijftig procent contract- en vijftig procent universitair georiënteerd onderzoek, met een bandbreedte van tien procent. Juist de wisselwerking van beide financieringsbronnen draagt in hoge mate bij aan de meerwaarde van het instituut.

    Bedrijfsvoering

    In de bedrijfsvoering vraagt deze brede oriëntatie om een specifieke constellatie en om vaardigheden waarin zowel het acteren binnen de academische wereld (dissertaties, internationale tijdschriften, congres-sen, etc.) als het bedienen van maatschappelijke organisaties centraal staan. De afgelopen jaren is hier nog een derde oriëntatie en vaardig-heid bijgekomen: het verzorgen van onderwijs bij de drie constitue-rende faculteiten. Deze activiteit sluit aan bij het onderwijsaanbod dat traditioneel al tot het takenpakket van het OTB behoort: het organi-seren van studiedagen en cursussen (in het kader van valorisatie en kennisdissiminatie) en het verzorgen van de nadoctorale beroepsoplei-ding ‘Technische Bestuurskunde en Ontwerp-, Plannings- en Beheer-technieken voor Bouwen en Gebouwde Omgeving’ (NADO-opleiding). Ten opzichte van de TU-faculteiten neemt het onderwijs (nog) slechts een bescheiden positie in. Op verzoek van de leiding van de TU Delft is de participatie van OTB-medewerkers in de BSc- en MSc-programma’s van de drie constituerende faculteiten de afgelopen vier jaar overigens wel vergroot en maakt het OTB zich sterk voor het verrichten van meer onderwijstaken en de aanstelling van hoogleraren. Het OTB streeft naar een verhouding van twintig procent onderwijs (inclusief cursussen en studiedagen) en tachtig procent onderzoek.

    Onderzoeksprogramma’s

    De onderzoeksactiviteiten zijn verdeeld over zeven onderzoeksprogram-ma’s die elk zijn ondergebracht bij een onderzoekssectie. Het betreft:- Volkshuisvesting & Woningmarkt- Duurzame Woningkwaliteit- Stedelijke en Regionale Ontwikkeling- Stedelijke Vernieuwing en Wonen- Geografische Informatie Systemen technologie- Vervoer en Infrastructuur- Geo-informatie en Grondbeleid.

    De programma’s zijn zeer uiteenlopend maar hebben de gebouwde omgeving als overeenkomst. De programma’s zijn multi- en interdisci-plinair van opzet. Het programma Housing Quality wordt samen met de afdeling Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde uitgevoerd.

    Hoewel de programma’s sterk uiteenlopen, vindt er toch tussen diverse thema’s uit de onderzoeksprogramma’s onderlinge samenwerking plaats.De onderzoeksprogramma’s worden in aparte hoofdstukken in dit jaar-verslag toegelicht.

    Internationale oriëntatie

    Een deel van ons onderzoek heeft ook in 2009 een duidelijk weten-schappelijk karakter en een grote internationale oriëntatie. Dat uit zich onder meer in een twintigtal Europese programma’s en een aantal buitenlandse gastonderzoekers waarmee ook na hun vertrek samenwer-king blijft plaatsvinden. Er is sinds twee jaar sprake van een omvangrijk aantal promotieonderzoeken en artikelen in buitenlandse wetenschap-pelijke tijdschriften. Deze internationalisering is mogelijk geworden dankzij diverse ontwikkelingen. Zo is het aantal hoogleraren op het OTB in korte tijd toegenomen tot vijftien. Voor een verdere groei van het aantal bij het OTB gedetacheerde leerstoelen hebben de faculteiten Bouwkunde en CiTG inmiddels plannen ontwikkeld. Onze ambitie is om ten minste één volledige hoogleraarplaats per onderzoeksprogramma te hebben.

    Onderwijs

    Naast onderzoek is onderwijs een van de kernactiviteiten van het on-derzoeksinstituut geworden. Gepoogd wordt om in de nabije toekomst twintig procent van de werkzaamheden uit kennisoverdracht te laten bestaan. Het betreft eerste- en tweedefaseonderwijs, wetenschappelijk onderwijs buiten de TU Delft en postinitieel onderwijs. Onderwijs en samenwerking met de TU-faculteiten en daarbuiten worden toegelicht in hoofdstuk 9.

    Resultaten

    FinanciënIn 2009 was er sprake van een negatief jaarresultaat van € 649.000. Dit tekort was € 350.00 lager dan oorspronkelijk begroot. Het tekort is in overeenstemming met een omvangrijke investeringsimpuls die het OTB ook in 2009 heeft verricht. De eerder gerealiseerde finan-ciële reserve is ingezet om een extra postdoc-impuls mogelijk te maken, nieuwe promovendi aan te trekken en gastonderzoekers te ontvangen.

    PersoneelIn 2009 is de personeelsbezetting met 5 fte licht teruggelopen. Een deel van de medewerkers die speciaal voor de Bsik-programma’s of de reeds genoemde investeringsimpuls bij het OTB werkzaam zijn geweest, heeft het OTB verlaten. Ook enkele medewerkers in vaste dienst zijn vertrokken of in aanstelling teruggegaan, zonder dat in 2009 de capaciteit op een andere wijze is ingevuld.

    PromotiesIn 2008 hebben zeven promoties plaatsgevonden. Janine Meesters, Rob Konings, Martin Lux, Kees Maat, Nico Nieboer, Menno van der Veen en Jeroen van der Heijden (cum laude) behaalden via het OTB hun doctorstitel. Mede op basis van het grote aantal huidige promo-vendi is onze verwachting dat het aantal promoties de komende twee jaar zal groeien.

  • 8

    Missie

    Onderzoek verrichten naar het functioneren van huisvestingssystemen en de mate waarin deze, in de complexe constellatie van markt, instituties, regels en subsidies, bijdragen aan voldoende betaalbare en op de vraag aansluitende woningen en een vitale leefomgeving voor volgende generaties.

    Het onderzoeksprogramma

    De komende jaren is spanning te verwachten tussen de ontwikkelingen op de woningmarkt en de ont-wikkelingen van de verzorgingsstaat, het milieubeleid en het verstedelijkingsbeleid. We zien op de wo-ningmarkten in Europa, ook in Nederland, dat overheden zich terugtrekken en meer overlaten aan de markt. Als gevolg van de financiële crisis vindt er echter een herbezinning plaats op de wijze waarop de overheid zich bemoeit met de woningmarkt: hoe en in hoeverre moet de overheid een rol spelen bij het bestrijden van de problemen met de bouwproductie?De invloed van de conjunctuur op de koopprijzen en de bouwproductie wordt door de onderzoekers van het programma gevolgd en gemodelleerd. Daarnaast is aandacht voor de herverdeling van de risico’s op

    Het onderzoeksprogramma Housing Systems richt zich op de ontwikkelingen op de woning-markt, de werking van huisvestingsystemen en de interactie tussen huisvestingssystemen en hun omgeving. De belangrijkste vraag is hoe huisvestingssystemen gekarakteriseerd kunnen worden, hoe ze veranderen en of ze duurzaam de maatschappelijk gewenste uitkomsten opleve-ren. Leidraad vormen de doelstellingen van het woonbeleid: betaalbaarheid, beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van wonen. Hier-bij gaat het zowel om de wijze waarop woning-marktprocessen andere maatschappelijke ont-wikkelingen beïnvloeden, als om de invloed van deze ontwikkelingen op het functioneren van het housing system.

    Onderzoeksprogramma Housing Systems

    ProgrammaleidersPeter Boelhouwer & Marja Elsinga

  • jaarverslag 2009 9

    de woningmarkt tussen overheid, commerciële marktpartijen, woning-corporaties en eigenaar-bewoners. De productie van woningen en het functioneren van de woningbouwmarkt nemen daarbij een belangrijke plaats in. Daarnaast heeft het programma de ambitie om de woning-vraag beter in kaart te brengen. Speciale aandacht gaat uit naar het meten van woonvoorkeuren en het in kaart brengen van woonkeuzege-drag. Het doel is meer betrouwbare metingen van woonvoorkeuren te krijgen en de relatie met het woningmarktgedrag te kunnen aangeven. De ontwikkelingen op de woningmarkt kunnen verstrekkende gevolgen hebben op andere terreinen. Zo is de verwachting dat door het vergrij-zingsproces het in de eigen woning opgebouwde vermogen steeds be-langrijker wordt voor de pensioenen van huishoudens. Het programma onderzoekt de rol die de woning speelt in het sociale zekerheidbeleid in acht verschillende landen. Ook de link met stedelijk beleid is helder. De woningmarkt is van grote invloed op de leefbaarheid in wijken. Woningcorporaties – private organisaties die een publiek belang dienen – spelen hierin een cruciale rol. Het programma bestudeert hoe deze corporaties concurreren met andere partijen op de woningmarkt en hoe zij samenwerken in het netwerk van de stedelijke vernieuwing.

    Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

    Door het onderzoeksprogramma wordt veel samengewerkt met onder-zoeksgroepen binnen de TU Delft, met andere universiteiten in binnen- en buitenland, de rijksoverheid en lokale overheden, koepelorganisaties en bedrijven. Een belangrijk deel van deze projecten wordt uitgevoerd in de vorm van contractonderzoek.In het kader van het ontwikkelen van monitorinstrumenten wordt samengewerkt met het ministerie van VROM, de NEPROM en Bouwend Nederland, Aedes, de NVB en de Vereniging Eigen Huis. In het Europese project DEMHOW (Demografische veranderingen en het vermogen in de woning) wordt samengewerkt met onderzoekers uit acht landen en in het kader van het opzetten van een Vlaams Steunpunt Ruimte en Wonen wordt intensief samengewerkt met de universiteiten van Leuven, Antwerpen, Gent en het adviesbureau SUM uit Brussel. In samenwer-king met de faculteit TBM (TU Delft) wordt gewerkt aan een boek over ICT. Daarnaast wordt er geschreven aan een boek over methoden en technieken voor het meten van (woon)preferenties, waaraan bijdragen worden geleverd door de faculteit TBM (TU Delft), het Planbureau voor de Leefomgeving en de Stuurgroep Experimenten voor de Volkshuisves-ting. Verder richt het onderzoeksprogramma zich steeds meer op kennisover-dracht, zoals het verzorgen van onderwijs bij de faculteiten Bouwkunde en TBM en een cursus over recente ontwikkelingen op de woningmarkt. Diverse leden van het programma maken deel uit van redacties van nationale en internationale tijdschriften en ook van diverse adviesraden op het terrein van wonen.

    Thema: Housing institutions and governance

    Themaleider: Marja ElsingaThemagroep: Peter Boelhouwer, Gerard van Bortel, Marietta Haffner, Harry van der Heijden, Joris Hoekstra, Peter Neuteboom, Julie Lawson, Christian Lennartz, Martin Lux, Michael Oxley, Richard Ronald, Janneke Toussaint, Hugo Priemus en André Mulder (faculteit Bouwkunde)

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Demographic change and housing wealthHet eigenwoningbezit is toegenomen, de bevolking vergrijst en pensioenen staan onder druk door de vergrijzing, maar vooral ook door de kredietcrisis en de economische recessie. Dit zou ertoe kunnen leiden dat mensen het vermogen in hun huis steeds meer als een pensioen gaan beschouwen en ook hun pensioenstrategie hierop afstemmen. Zijn huishoudens ook steeds meer geneigd om vermogen uit hun woning vrij te maken door nieuwe hypotheekproducten zoals ‘reverse mortgages’? Deze vragen staan centraal in een Europees onderzoekproject waarin acht landen participeren.

    Steunpunt Ruimte en Wonen, VlaanderenHousing Systems maakt deel uit van het Steunpunt Ruimte en Wonen dat werkt in opdracht van de Vlaamse minister van Wonen. Binnen het onderzoek worden vele grote en kleine onderzoeksprojecten uit-gevoerd. De onderzoekers waren betrokken bij een project dat tot doel had een systeem te ontwerpen om de prestaties van de Vlaamse woningcorporaties en huisvestingsmaatschappijen te meten. Ook was Housing Systems betrokken bij een project waarin de betaalbaarheid van het wonen in Vlaanderen en Nederland is gemeten en vergele-ken.

    Boek huursectorHet verschil tussen sociale en commerciële huursectoren lijkt steeds meer te vervagen. Sociale verhuurders verrichten ook commerciële activiteiten en sociale huisvesting wordt ook geleverd door commer-ciële organisaties. Een aantal onderzoekers heeft zich gebogen over de vraag in hoeverre er nu sprake is van concurrentie tussen sociale en commerciële huur in een zestal landen. In samenwerking met De Montfort University heeft dit geleid tot het boek ‘Bridging the gap between social en market rented housing in six European countries?’ dat halverwege 2009 is gepubliceerd.

    Housing and social exclusion In opdracht van de Europese Commissie wordt een project uitgevoerd waarin de relatie tussen de welvaartstaat, de woningmarkt en de arbeidsmarkt centraal staat. Bijzondere aandacht gaat uit naar de oorzaken en oplossingen voor dakloosheid en de wijze waarop de woningmarkt en de arbeidsmarkt elkaar beïnvloeden. Het onderzoek maakt gebruik van het Europees databestand EUSILC en heeft focus-groepbijeenkomsten gehouden in de zes deelnemende landen. De deelnemende landen zijn: Duitsland, Hongarije, Nederland, Portugal, Verenigd Koninkrijk en Zweden.

    Visitaties woningcorporatiesEen maatschappelijke visitatie brengt in kaart of een woningcorporatie prestaties levert die passen bij de opgaven in het werkgebied, de ver-wachtingen van belanghouders en de eigen ambities en doelen van de corporatie. Hierbij wordt ook beoordeeld of de organisatie naar beho-ren functioneert en belanghouders voldoende betrekt bij beheer en beleid. KWH, een onafhankelijk kwaliteitscentrum voor woningcorpora-ties, is geaccrediteerd om deze visitaties uit te voeren. Het OTB heeft de visitatiemethode van KWH geëvalueerd en opties voor verbetering aangegeven. Daarnaast zijn leden van het onderzoeksprogramma als visitator betrokken bij enkele door KWH uitgevoerde visitaties.

  • 10

    Belangrijkste publicaties

    Bortel, G.A. van, D.W. Mullins & M.L.S. Rhodes, 2009, Exploring net-work governance in urban regeneration, community involvement and integration, in: Journal of housing and the built environment 24, pp. 93-101.

    Elsinga, M., H. Priemus & L. Cao, 2009, The government mortgage guarantee as an instrument in housing policy: self-supporting instru-ment or subsidy?, in: Housing studies 24 (1), pp. 67-80.

    Haffner, M.E.A., J.S.C.M. Hoekstra, M.J. Oxley & H.M.H. van der Heij-den, 2009, Bridging the gap between social and market rented housing in six European countries?, Amsterdam (IOS Press).

    Hoekstra, J.S.C.M., 2009, Two types of rental system? An exploratory empirical test of Kemeny’s rental system typology, in: Urban studies 46 (1), pp. 45-62.

    Lux, M., 2009, Housing policy and housing finance in the Czech Republic during transition. An example of the schism between the still-living past and the need of reform (disserta-tie), Amsterdam (IOS Press).

    Ronald, R. & Y. Hirayama, 2009, Home alone: the individualization of young, urban Japanese singles, in: Environment and planning A 41 (12), pp. 2836-2845.

    Toussaint, J. & M. Elsinga, 2009, Exploring ‘Housing asset-based wel-fare’. Can the UK be held up as an example for Europe?, in: Housing studies 24 (5), pp. 669-692.

    Promotieonderzoek

    Gerard van Bortel: Social housing governance in complex net-works

    De Nederlandse sociale huursector is internationaal gezien uitzonder-lijk. Niet alleen vanwege de omvang van de sociale woningvoorraad, maar ook vanwege de grote financiële en bestuurlijke zelfstandig-heid. De rol van woningcorporaties in het beleidsnetwerk, de wijze van besluitvorming en de inrichting van de organisatie staan in het onderzoek centraal. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de Nederlandse en de Engelse situatie aan de hand van twee casetudies, een in Groningen en een in Birmingham.Promotor: prof. dr. P.J. BoelhouwerCo-promotor: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga

    Harry van der Heijden: Verschillen en overeenkomsten tussen de volkshuisvestingssystemen in zeven West-Europese landen

    Dit is een onderzoek naar de bruikbaarheid van diverse bestaande wetenschappelijke inzichten en theorieën voor het beschrijven en verklaren van verschillen en overeenkomsten tussen de volkshuisves-tingssystemen in een aantal West-Europese landen. Het proefschrift zal bestaan uit een bundeling van internationale artikelen en in 2009 worden afgerond.Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. ir. H. Priemus

    Joris Hoekstra: Verzorgingsstaat en volkshuisvestingssysteem Analyse van de relatie tussen de kenmerken van de verzorgingsstaat en de kenmerken van het volkshuisvestingssysteem in een aantal Europese landen. In dit project zijn bijvoorbeeld aan de hand van het European Community Household Panel de huursectoren in diverse Europese landen vergeleken en getypeerd. Ook is een uitgebreide vergelijking gemaakt tussen het Nederlandse en het Vlaamse woon-beleid. In 2009 is gewerkt aan de laatste twee voor het proefschrift benodigde artikelen. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. ir. H. Priemus

    Christian Lennartz: Social housing and competitionIn de afgelopen decennia zijn sociale verhuurders in verschillende landen door overheden en de Europese Commissie gestimuleerd om meer te concurreren. Concurrentie lijkt een toverwoord. Echter, noch in de literatuur over housing, noch in de beleidspraktijk, is concurren-tie helder gedefinieerd. Dit project heeft de ambitie om deze leemte te vullen aan de hand van economische theorieën en methoden. Er wordt een raamwerk ontwikkeld om concurrentie te meten en dit raamwerk zal worden toegepast op de sociale huursector in Neder-land en Engeland.Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. M. Oxley (de Montfort University)Co-promotor: mw. dr. M.E.A. Haffner

    Martin Lux: Housing policy and housing finance in the Czech Republic during transition

    Het samenbrengen van kennis over veranderingen in het volkshuis-vestingsbeleid die in Tsjechië plaatsvonden tijdens de economische hertvormingen na 1990 en deze waar mogelijk uitbreiden. Deze overgang was sterk gereguleerd en geregisseerd door de politiek en met name door de vertegenwoordigers van de overheid. De efficiëntie van het beleid wordt gedefinieerd door middel van het Pareto-optimum. Gepromoveerd: 13 november.

    Janneke Toussaint: Homeownership and income insecurity: a new financial strategy?

    Dit project gaat in op de vraag in hoeverre een eigen woning financi-ele zekerheid dan wel een financieel risico inhoudt voor huishoudens. Het proefschrift wil een bijdrage leveren aan het wetenschappelijk debat over de opkomst van zogenaamd ‘asset-based welfare’. Wordt de eigen woning in de toekomst een steeds belangrijker vorm van zekerheid in een maatschappij waarin oude zekerheden, zoals die van de welvaartsstaat, steeds meer onder druk staan?Promotor: prof. dr. P.J. BoelhouwerCo-promotor: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga

    Thema: Housing preferences and choice

    Themaleider: Harry BoumeesterThemagroep: Peter Boelhouwer, Henny Coolen, Marja Elsinga, Roland Goetgeluk, Joris Hoekstra, Sylvia Jansen, Gust Mariën en Janine Meesters

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

  • jaarverslag 2009 11

    Woonvoorkeuren van huishoudens met een inkomen vanaf modaal

    In 2009 zijn we gestart met de voorbereidingen voor de elfde editie van Huizenkopers in Profiel.Dit onderzoek naar de woon-voorkeuren van huishoudens met een inkomen vanaf modaal loopt inmiddels gedurende een periode van 15 jaar en wordt uitgevoerd in opdracht van de NVB. De ver-zamelde data uit dit onderzoek begint zeer bruikbare tijdreeksen te vormen, waarmee ontwikke-lingen in de mate van verhuisge-neigdheid en in woonpreferenties van woonconsumenten in kaart kunnen worden gebracht. De data worden gebruikt voor secundaire analyses ten behoeve van weten-schappelijke projecten, contract-onderzoek en presentaties. In 2009 is verder gewerkt aan een project waarin de datareeksen worden gestroomlijnd en dat moet leiden tot een wetenschappelijke rapportage van 15 jaar Huizenko-pers in Profiel. Daarin worden de gekozen methodiek toegelicht en specifieke onderzoekstechnieken en -thema’s nader uitgewerkt.

    (Lokaal) WoningmarktonderzoekLokaal en regionaal woningmarktonderzoek, in de vorm van con-tractonderzoek, vormt al sinds de oprichting van het OTB een van de activiteiten. In 2009 is onder andere een onderzoek verricht naar het verschil in woonwensen en activiteitenpatronen tussen stedelijk geori-enteerde huishoudens en niet-stedelijk georiënteerde huishoudens. De uitkomsten zijn vervolgens vertaald naar opgaven voor het binnenste-delijk bouwen in de toekomst. De resultaten zijn zowel in een onder-zoeksrapport als op een studiemiddag rond dit thema gepresenteerd.

    Handboek onderzoeksmethoden woonpreferenties en woning-keuze

    In 2009 zijn door diverse onderzoekers (intern en extern) bijdra-gen geschreven voor de publicatie ‘Housing Preference and Choice: Measurement and Analysis Methods’. Deze publicatie is bedoelt als handboek voor onderzoek en onderwijs en bevat beschrijvingen van diverse meetmethoden en analysetechnieken die gebruikt kunnen worden bij het bestuderen van woonpreferenties en woningkeuze. De publicatie zal in 2010 uitkomen.

    Leefstijlen en wonenDe rol van leefstijl in het onderzoek naar voorkeuren en keuzegedrag houdt de themagroep al enkele jaren bezig. In 2009 zijn rond dit thema enkele interne discussies gevoerd en presentaties gegeven en is ook literatuurstudie verricht. Daarnaast is ook een bijdrage gele-verd aan een onderzoek in opdracht van Platform Corpovenista naar de ervaringen van bewoners, corporaties, gemeenten, ontwikkelaars

    en anderen partijen op de woningmarkt met het toepassen van het concept ‘leefstijlen’ bij het verder sociaal-cultureel segmenteren van de vraag en het aanbod op de woningmarkt.

    Belangrijkste publicaties

    Boelhouwer, P.J. & J.S.C.M. Hoekstra, 2009, New trends in the Dutch housing market, in: Lux, M., L. Sýkora & O. Poláková (eds.), Changing Housing Markets: Integration and Segmentation, Prague (In-stitute of Sociology of the Academy of Sciences of the Czech Republic, Department of Social Geography Charles University and Faculty of Eco-nomics and Public Administration, University of Economics), pp. 1-17.

    Boumeester, H.J.F.M., C.P. Dol & J. Meesters, 2009, Stedelijk wo-nen: een brug tussen wens en werkelijkheid. Een onderzoek naar woonwensen en woonproducten bij binnenstedelijk bouwen, Voorburg (NVB).

    Graaf, R.E. de, R. Dahm, J. Icke, R.W. Goetgeluk, S.J.T. Jansen & F.H.M. van de Ven, 2009, Rece ptivity to transformative change in the Dutch urban water management sector, in: Water science and technology 60 (2), pp. 311-320.

    Jansen, S.J.T., H.J.F.M. Boumeester, H.C.C.H. Coolen, R.W. Goetgeluk & E.J.E. Molin, 2009, The impact of including images in a conjoint measurement task: results of two small-scale studies, in: Journal of housing and the built environment 24 (3), pp. 271-297.

    Meesters, J., 2009, The meaning of activities in the dwelling and residential environment. A structural approach in peo-ple-environment relations (dissertatie), Amsterdam (IOS Press).

    Cijfers woningbouwmarkt vereisen een goed verhaal

    De Monitor nieuwe woningen, Huizenkopers in profiel, de Thermometer koopwoningen, het zijn bekende, regelmatig terugkerende onderzoeken, waarvoor het Onderzoeksinstituut OTB al vanaf de eerste versie de gegevens verzamelt. Later zijn daar de Knelpuntenmonitor woningbouw, de Regio Bouwwijzer wonen en de Vertrouwensindicator koopwoningen bij gekomen. Deze onderzoeken worden uitgevoerd binnen de sectie Volkhuisvesting en Woningmarkt. Harry van der Heijden, coördinator van deze sectie: “Onze onderzoeken hebben betrekking op het systema-tisch volgen en duiden van marktontwikkelingen, met name die van de woningbouwmarkt. Daar zijn we jaren terug mee al begonnen, destijds in opdracht van het toenmalige AVBB. Eerst door nieuwe informatie te vergaren via enquêtes, later

    “Ook internationaal gezien kunnen wij goed voor de dag komen” Harry van der Heijden

  • 12

    Promotieonderzoek

    Janine Meesters: Woonbeleving en woonkeuzegedrag

    In 2009 is het laatste nog binnen de themagroep lopende promotie-onderzoek afgerond door Janine Meesters (promotie: 15 mei). Samen met de themagroep Housing and Housebuilding Market wordt sinds eind 2009 een nieuw promotieonderzoek voorbereid.

    Thema: Housing prices and supply

    Themaleider: Harry van der HeijdenThemagroep: Peter Boelhouwer, Harry Boumeester, Kees Dol, Cor Lamain, Peter Neuteboom, Michael Oxley en Paul de Vries

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Ontwikkelingen in het aanbod, de afzet en de oplevering van nieuwe koopwoningen

    Elk kwartaal worden in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Projectontwikkelingsmaatschappijen (NEPROM) en het ministerie van VROM ontwikkelingen op de markt van nieuwe koopwoningen in beeld gebracht. Resultaten van dit project zijn beschikbaar via www.monitornieuwewoningen.nl.

    Thermometer van de koopwoningmarktIn opdracht van de NVB is een marktsignaleringssysteem ontwikkeld dat inzicht verschaft in de ‘gezondheid’ van de koopwoningmarkt: de

    zogenaamde thermometer van de koopwoningmarkt. De thermome-terstand wordt samengesteld op basis van een aantal indicatoren, zoals de gemiddelde verkooptijd, de hypotheekrente, de leencapaci-

    teit en het consumentenvertrouwen. Tweemaal per jaar wordt er door deNVB een thermometer koopwoningen uitgebracht.

    Towards a real estate monitoring information system in RomaniaIn opdracht van het Roemeense Kadaster heeft het OTB in samenwer-king met Kadaster Internationaal een pilotproject afgerond waarin voor de Roemeense provincie Buzau een vast-goedmonitorsysteem is opgezet. De rol van het OTB beperkte zich tot het schatten van de verkoopprijs van de niet verkochte woningen (Mass Valuation). Door middel van een webapplicatie is deze informatie vrij beschikbaar.

    Economische crisis, woningmarkt en beleidsinterventies; een inter-nationale vergelijkingIn dit internationaal vergelijkende project wordt onderzocht wat de impact is van de economische crisis op de woningmarkt in een aantal West-Europese landen en wat de re-

    latie is met structuurkenmerken van deze woningmarkten. Een inven-tarisatie van op de woningmarkt gerichte crisismaatregelen maakt deel uit van de studie. Het onderzoek is in 2009 van start gegaan en zal in 2010 worden afgerond.

    Prijsbewegingen op de woningmarktIn het kader van de permanente educatie van makelaars/taxateurs die zijn ingeschreven in de registers van SCVM is door de themagroep een module ‘Prijsbewegingen op de woningmarkt’ ontwikkeld. In de module komen de volgende thema’s aan de orde: Prijsontwikkeling bestaande koopwoningen, prijsbepalende factoren, de woonconsu-ment, de markt voor bestaande en nieuwe koopwoningen en recente ontwikkelingen. De module wordt 20 keer verzorgd in 2009 en 2010.

    Belangrijkste publicaties

    Dol, C.P., H.M.H. van der Heijden & C.J.M. Lamain, 2009, Monitor Nieuwe Woningen. Jaarrapportage 2008, www.monitornieuwe-woningen.nl, pp. 1-28.

    Dol, C.P. & H.M.H. van der Heijden, 2009, Knelpuntenmonitor wo-ningproductie 2009, Delft (Onderzoeksinstituut OTB).

    Groetelaers, D.A., M.E.A. Haffner, H.M.H. van der Heijden, W.K. Kort-hals Altes & M.T. Tasan-Kok, 2009, Lage grondprijzen corporatiewo-ningen en staatssteun, in: Vastgoedrecht 2009 (2), pp. 47-53.

    ook door analyse en koppeling van gegevens van anderen. Al deze onderzoeken voeren we uit in opdracht van derden, zoals het ministerie van VROM, Neprom, NVB en de Vereniging Eigen Huis. Maar we kunnen de uitkomsten ook in andere onderzoeken verwerken en we kunnen modellen ontwikkelen. Dankzij de langjarige onderzoeken en de vakkennis die we in huis hebben, kunnen we andere opdrachtgevers combinaties van kennis aanbieden. Omdat we binnen de sectie ook woon-wensen van huishoudens in kaart brengen, kunnen we vraag en aanbod met elkaar confronteren. Zo zien we dat het aanbod van nieuwe woningen steeds meer plaatsvindt in stedelijk gebied in de vorm van appartementen. Een vaste uitkomst uit het woonwensenonderzoek is echter dat veel mensen het liefst in een eengezinswoning wonen. Dat is een serieus vraagstuk nu de woningmarkt echt als een markt gaat fungeren. We proberen de wensen van woningzoekenden tot op het bot te ontleden en te achterhalen wat er gebouwd zou moeten worden. Kijk, dan loop je voor op andere onderzoeks- en adviesorganisaties. Misschien wil-len woningzoekenden best in hogere dichtheden

    wonen, als het architectonisch en stedenbouw-kundig maar goed in elkaar zit.” De kunst van onderzoek doen is volgens Van der Heijden niet alleen het verzamelen van gegevens en het omzetten daarvan in marktinformatie. “Het is ook de kunst om er een goed verhaal bij te heb-ben. We proberen de cijfers zo objectief mogelijk te duiden. De resultaten vragen een genuan-ceerde toelichting want er spelen verschillende belangen, vooral in de woningbouwmarkt. Soms werken we voor verschillende opdrachtgevers met uiteenlopende belangen. In de media geven we desgewenst uitleg over de resultaten van de onderzoeken maar niet over welk beleid daaruit zou moeten voortvloeien. Daarvoor moeten jour-nalisten bij onze opdrachtgevers zijn.” Ook internationaal gezien kan de sectie goed voor de dag komen. “Vergelijkende studies samen met andere Europese landen bieden ons de mogelijk-heid de Nederlandse woningmarkt te spiegelen aan die in het buitenland: wat zijn de voor- en nadelen van hún stelsels en hoe doen wij het ten opzichte van die landen?”

  • jaarverslag 2009 13

    Vries, P. de, J. de Haan, E. van der Wal & A.A.A. Marien, 2009, A house price index based on the SPAR method, in: Journal of housing economics 18 (3), pp. 214-223.

    Vries, P. de & P.J. Boelhouwer, 2009, Equilibrium between inte-rest payments and income in the housing market, in: Journal of housing and the built environment 24 (1), pp. 19-29.

    Promotieonderzoek

    Paul de Vries: Measuring and explaining the house priceIn de afgelopen vijftien jaar is door onder meer Paul de Vries binnen het onderzoeksprogramma Housing Systems veel onderzoek verricht naar de ontwikkeling van de prijs van koopwoningen. Naast deze verklarende modellen is – in samenwerking met het CBS – de wo-ningprijsindex ontwikkeld die het CBS en het Kadaster nu maandelijks publiceren. Het proefschrift zal zijn gebaseerd op een bundeling van gepubliceerde artikelen. De promotie staat voor eind 2010 gepland.Promotor: prof. dr. P.J. Boelhouwer

    Vooruitblik naar 2010

    De samenwerking met het Steunpunt Ruimte & Wonen in Vlaanderen wordt voortgezet, net als die met De Montfort University in Leicester en het Australian Housing and Urban Research Institute. Housing Systems blijft betrokken bij het onderwijs op de faculteiten Techniek Bestuur en Management en Bouwkunde. Wat betreft cursussen en studiedagen wordt 2010 een vruchtbaar jaar, met in maart het internationaal con-gres ‘Comparative Housing Research: Approaches and Policy Challenges in a New International Era’ en de studiedag ‘Waardecreatie woningpor-tefeuille: factoren die de ontwikkeling van de vastgoedwaarde bepalen’. In het najaar zal een studiedag over energiegebruik en energiekosten worden georganiseerd in samenwerking met het Nirov en de NVB. Daar-naast zullen OTB-onderzoekers een deel van de VBO Makelaarsopleiding voor hun rekening nemen. Ten slotte zal in het najaar de ‘Leergang Maatschappelijk Ondernemen in Wonen en Wijken’ van start gaan.

  • 14

    Het onderzoeksprogramma Housing Quality is een gezamenlijk onderzoeksprogramma van de OTB-sectie Duurzame Woningkwaliteit (DWK) en de sector Housing van de afdeling Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Het bestaat uit vier thema’s: Duurzaam en gezond wonen, Voorraadbeleid, Beleidsinstru-menten en handhavingsprocedures en Innova-tieve bouw- en onderhoudsprocessen.

    Missie

    De missie is innovatie van processen voor het verbeteren en in stand houden van de kwaliteit van wonin-gen in termen van veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en met name energiezuinigheid.

    Het onderzoeksprogramma

    Het OTB-aandeel van het programma Housing Quality valt onder de leerstoel Housing Quality and Process Innovation (leerstoel van de faculteit Bouwkunde, maar voltijds gedetacheerd bij het OTB) die gericht is op verschillende aspecten van kwaliteitssturing van woningen. Het programma is uitgewerkt naar vier thema’s. De themagroep Duurzaam en Gezond Wonen richt zich enerzijds op het toetsen van efficiëntie, effectiviteit en neveneffecten van energiebesparingsbeleid en anderzijds op instrumentarium en beleid voor milieuvriendelijke en gezonde woningen. De themagroep Voorraadbeleid onderzoekt methoden en technieken voor voorraadbeleid van professionele woningbe-heerders in Nederland en het buitenland. Bij de themagroep Beleidsinstrumenten en handhavingsproce-dures zijn de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en de verdeling van taken en verantwoordelijk-heden tussen publieke en private partijen voor de bouwregelgeving belangrijke thema’s. De themagroep Innovatie van bouw- en onderhoudsprocessen richt zich op vernieuwende vormen van samenwerking en ketenintegratie bij bouw- en onderhoudsprojecten, maar ook op de disseminatie van innovatieve oplos-singen in de processen.

    Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

    Een belangrijk deel van het onderzoek is uitgevoerd in het programma Woningkwaliteit 2020 (WK2020).

    Onderzoeksprogramma Housing Quality

    ProgrammaleiderHenk Visscher

  • jaarverslag 2009 15

    Dit samenwerkingsprogramma met een grote groep woningcorporaties en Aedes is gestart in 2009. Het richt zich op techniek, processen en beleid die een duurzame energietransitie van de woningvoorraad kun-nen ondersteunen. Tevens is in 2009 een groot project over particu-liere woningverbetering gestart, in samenwerking met NICIS en zeven gemeenten.

    Thema: Duurzaam en Gezond Wonen

    Themaleider: Laure ItardThemagroep: Marc Ammerlaan, Merve Bedir, Inge Blom, Olivia Guerra Santin, Evert Hasselaar, Arjen Meijer, Erwin Mlecnik en Kees Snepvan-gers. Van de faculteit Bouwkunde: Anke van Hal, Clarien van Oel en Sonja van Dam

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Integrale milieu-impact van concepten voor renovatie en on-derhoud

    Dit onderzoeksproject (deel uitmakend van het programma WK2020) bestaat uit drie onderdelen. Het eerste deel bekijkt onder welke randvoorwaarden renovatie van woningen milieueffectiever kan zijn dan sloop en nieuwbouw. In het tweede deel wordt gekeken naar de mogelijkheden om de milieubelasting van renovatie en onderhoud van woningen te verminderen. In het derde deel wordt ingegaan op de vraag hoe milieueffectief de constructiemethoden zijn die worden toegepast in passiefhuizen. In alle onderdelen wordt de milieube-lasting van de verschillende concepten vastgesteld aan de hand van milieugerichte levenscyclusanalyses, waarin niet alleen de woning zelf, maar de hele levenscyclus, vanaf de winning van de grondstoffen tot de afvalverwerking, op een breed scala aan milieueffecten wordt beoordeeld.

    Energiegebruik en binnenmilieukwaliteitIn dit onderzoeksproject (dat deel uitmaakt van WK2020), ligt het accent op kennis over binnenmilieuaspecten en op sturingsmogelijk-heden via maatregelen en gedrag om gezondheidsrisico’s te vermin-deren. Het onderzoek is gericht op luchtkwaliteit, geluidhinder, ther-misch comfort en daglicht- en verlichtingskwaliteit. De samenhang met energiebesparing via technische maatregelen en gedrag is een belangrijk aandachtspunt. Het onderzoek bestaat uit een enquête over tevredenheid en gezondheidsklachten onder huurders en litera-tuuronderzoek naar gedragsbeïnvloeding.

    Energie-infrastructuur op wijk- en blokniveau

    Wanneer en onder welke condities zijn collectieve energiesystemen technisch en economisch competitief met individuele energiesyste-men? De nadruk in dit project ligt op warmtenetten in bestaande stedelijke gebieden. Voor enkele woningcorporaties zijn haalbaar-heidsstudies gedaan naar warmte-koudenetwerken bij woningbouw-projecten. Het doel is om een rekenmethode te ontwikkelen die woningcorporaties in staat stelt om zelf alternatieve energiesystemen op wijk- en buurtniveau op haalbaarheid te toetsen. Ook dit project maakt deel uit van WK2020.

    De relatie tussen de EPC en werkelijk energiegebruikIn dit project, uitgevoerd in het kader van het Lente Akkoord voor energiezuinige nieuwbouw, is een beeld geschetst van de factoren die bepalend zijn voor de verwarmingsenergie in de recente woningvoor-raad. De verwarmingsenergie is sinds 1996 niet meer afgenomen en correleert niet met de EPC-aanscherpingen. Onderzoek naar het verwarmings- en ventilatiegedrag van bewoners laat zien dat gedrag mede wordt bepaald door de gebruikte technologie (type thermos-taat, type ventilatiesysteem). Dit onderzoek is uitgebreid met de resultaten van een enquête onder 10.000 huishoudens in Den Haag (Wateringse Veld) en Utrecht (Leidsche Rijn), waarin een complete analyse van de determinanten van het energiegebruik in de Neder-landse woningvoorraad is uitgevoerd. Tevens zijn meetsensoren ge-test in twee woningen om onder reële omstandigheden het energie-gebruik en het bewonersgedrag in woningen te kunnen meten.

    Relatie gezondheidsklachten en ventilatiesystemenIn dit vervolgonderzoek naar gezondheidsklachten in relatie met ven-tilatiesystemen in de Amersfoortse wijk Vathorst is gekeken naar het effect van de maatregelen die zijn genomen om de werking van het ventilatiesysteem te verbeteren. Dit project is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amersfoort in samenwerking met de GGD Midden-Nederland en DWA Installaties en Energieadvies. Onderzoeksinstituut OTB heeft een telefonische enquête uitgevoerd onder de bewoners over het gebruik van hun woning en hun ventilatiesysteem, en peilde hun tevredenheid over het systeem en hun gezondheidsklachten.

    Duurzaam onderhoudIn dit project, in opdracht van P&O Bouw-Team, is inzicht verkregen in milieuproblemen gerelateerd aan onderhoud aan gevels, daken en installaties. Naar aanleiding daarvan worden onderhoudscenario’s geoptimaliseerd.

    Harmonisatiebepaling van milieuprestatie van gebouwenSamen met IVAM, Nibe, W/E adviseurs, Sureac, De Haas & Partners en andere belanghebbenden bij LCA-software voor gebouwen, wordt gewerkt aan de harmonisatie van methoden en van de database voor het uitvoeren van levenscyclusanalyses voor de Nederlandse situatie.

    Belangrijkste publicaties

    Guerra Santin, O., L. Itard & H. Visscher, 2009, The effect of occu-pancy and building characteristics on energy use for space and water heating in Dutch Residential stock, in: Energy & Buildings 41, pp. 1223-1232.

    Meijer F., L. Itard & M. Sunikka, 2009, Comparing European residen-tial building stocks: performance, renovation and policy opportunities, in: Building Research & Information 37 (5/6), pp. 533-551.

    Hasselaar, E., Health issues and the building stock, 2009, in: Buil-ding Research & Information 37 (5/6), pp. 669-678.

    Sakulpipatsin, P., L.C.M. Itard, H.J. van der Kooi, E. Boelman & P.G. Luscuere, 2009, An exergy application for analysis of buildings and HVAC systems, in: Energy and buildings 42 (1), pp. 90-99.

    Meijer, A., 2009, Validation of the indoor exposure model for dwel-

  • 16

    ling life cycle assessment, in: Strachan, P.A., N.J. Kelly & M. Kummert (eds.), Proceedings of the 11th IBPSA Conference and Exhibi-tion, pp. 890-895, Glasgow (University of Strathclyde).

    Meijer, A., 2009, Het effect op de gezondheid van het plaatsen van ventilatieroosters in woningen van Portaal Eemland in Vathorst, Delft (Onderzoeksinstituut OTB).

    Promotieonderzoek

    Merve Bedir: Energy efficiency and health in buildings: the human factor

    In dit promotieonderzoek wordt specifiek nagegaan hoe ventilatie-systemen gebruikt worden door bewoners en hoe dit het energiege-bruik en de binnenluchtkwaliteit beïnvloedt. Tevens wordt onderzocht welke systemen minder gevoelig zijn voor verkeerd gebruik.Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

    Inge Blom: LCA-based environmental assessment of the use phase of dwellings

    In dit promotietraject wordt onderzoek gedaan naar de milieueffecten van woninggebruik (onderhoud, energiegebruik en inrichtingen). Promotoren: prof. dr. ir. H. Priemus en prof. ir. N.A. Hendriks (TU Eindhoven)

    Olivia Guerra Santin: Actual energy consumption in dwellings. The effect of energy performance regulations and occupant behaviour

    In dit promotietraject wordt onderzocht op welke manier de huis-houdenkarakteristieken en het bewonersgedrag statistisch gezien het energiegebruik in woningen beïnvloeden. Ook wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen EPC, woningontwerp, werkelijk ener-giegebruik en binnenluchtkwaliteit. Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

    Thema: Voorraadbeleid

    Themaleider: Nico Nieboer (samen met Vincent Gruis van de Faculteit Bouwkunde)Themagroep: Ritske Dankert, Henk Heeger, Marnix Koopman, Robert Kroese, Nico Nieboer en André Thomsen. Van de faculteit Bouwkunde: Kees van der Flier, Vincent Gruis, Gijs Hoofs, Reinier van der Kuij, Arne van Overmeeren en Sake Zijlstra

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Sturing geven aan energiebesparing in vastgoedbeleid en technisch beheer

    In dit onderzoek, dat deel uit maakt van WK2020, staat de vraag centraal hoe woningcorporaties het energiebesparingsbeleid in de praktijk kunnen operationaliseren en kunnen combineren met andere beleidsvelden, zoals het huur- en verhuurbeleid en het reguliere onderhouds- en investeringsbeleid. Het onderzoek gaat in op de betekenis van de bovengenoemde methoden en instrumenten voor de inbedding in de reguliere werkzaamheden en werkprocessen.

    4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties

    Rode draad door deze cursus is het procesmodel strategisch voor-raadbeleid van het OTB. Alle belangrijke onderdelen uit het proces worden daarin uitgediept. Thema’s die aan de orde komen zijn onder andere het belang van een duidelijke corporatievisie en -strategie, het vervaardigen van wijkvisies, financieel en maatschappelijk rende-ment, werken met beleidslabels, uitwerking van voorraadbeleid naar concrete beheerplannen en implementatie van het beleid.

    4-daagse cursus Technisch beheer van woningenIn deze cursus staat beleidsvorming voor het technisch beheer van woningen door woningcorporaties centraal. Thema’s die aan de orde komen zijn onder andere het de relatie tussen strategisch voorraad-beleid en onderhoudsbeleid, inkoopbeleid, mutatieonderhoud en keu-zevrijheid van bewoners, VvE-beheer en duurzaam beheren.

    Belangrijkste publicaties

    Dankert, R., 2009, Verankeren van beleid versus bewuste beleidsaf-wijking. Uitvoering van voorraadbeleid door woningcorporaties, in: Bouwma, G., F. Filius, H. Leinfelder & B. Waterhout (eds.), Tussen droom en werkelijkheid, pp. 289-296, Amsterdam/Brussel (Stich-ting Planologische Discussiedagen).

    Gruis, V.H., S. Tsenkova & N. Nieboer (eds.), 2009, Management of privatised housing; international policies & practice, Chiches-ter, UK (Wiley-Blackwell).

    Nieboer, N., 2009, Het lange koord tussen portefeuillebeleid en investeringen van woningcorporaties (proefschrift), Amsterdam (IOS Press).

    Straub, A., 2009, Dutch standard for condition assessment of buil-dings, in: Structural survey 27 (1), pp. 23-35.

    Thomsen, A.F. & C.L. van der Flier, 2009, Replacement or renovation of dwellings: the relevance of a more sustainable approach, in: Buil-ding research and information 37 (5/6), pp. 649-659.

    Promotieonderzoek

    Ritske Dankert: Implementatie van strategisch voorraadbeleid door woningcorporaties

    Onderzoek naar de manier waarop implementatie van strategisch voorraadbeleid in de praktijk verloopt. Promotor: prof. dr. ir. H.J. VisscherCo-promotor: dr. ir. V.H. Gruis

    Marnix Koopman: Economic reflections on neighbourhood sa-tisfaction, neighbourhood reputations and the housing market

    Dit onderzoek beweegt zich op het breukvlak van het meten van de maatschappelijke prestaties van corporaties en het bepalen van de economische effecten van de leefbaarheidsaanpak door corporaties.Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. P. Rietveld (Vrije Uni-versiteit)

    Nico Nieboer: Het lange koord tussen portefeuillebeleid en

  • jaarverslag 2009 17

    investeringenBruikbaarheid van bestaande sturings- en planningsconcepten voor de sociale-huursector. Onderzocht is de weerslag van het portefeuil-lebeleid in de feitelijke fysieke investeringen op complex- of wo-ningniveau en de rol van de ge-hanteerde sturingsfilosofie daarbij. Gepromoveerd: 29 september 2009.

    Thema: Beleidsinstrumenten en Handhavings-processen

    Themaleider: Frits MeijerThemagroep: João Costa Branco De Oliveira Pedro, Jeroen van der Heijden, Winke Kloosterman, Lor-raine Murphy, Olivia Guerra Santin, Milly Tambach en Henk Visscher

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Perspectieven voor energie-besparing in de particuliere woningvoorraad

    In opdracht van het Stimulerings-fonds Volkshuisvesting Neder-landse gemeenten (SVn) zijn de perspectieven voor energiebespa-ring in de particuliere woningvoor-raad in kaart gebracht. Daarbij is voor een belangrijk deel gebruik gemaakt van de module Energie van het WoON-onderzoek. Het onderzoek gaat in op de mogelijk-heden om het energieverbruik in de particuliere woningvoorraad te verminderen. Ook beschouwen we nut en noodzaak van het inzetten van andere stimulerende instrumenten.

    Kwaliteitsimpuls particuliere woningvoorraad Dit project probeert de vraag te beantwoorden wat de kwaliteit is van de stedelijke particuliere woningvoorraad en welke maatregelen en stimulansen gemeenten kunnen nemen om de voorraad op het gewenste kwaliteitsniveau te houden. Het gaat in dit project niet alleen om het inhalen of voorkomen van achterstanden. Het gaat ook om een verbetering van de kwaliteit, vooral van de energetische prestatie, en het vergroten van de ‘toekomstbestendigheid’ van dit deel van de voorraad. Het project wordt mede gefinancierd door Nicis Institute (kennisinstituut voor de steden) en een groep gemeenten die in het project participeert.

    Monitoren van energiebesparingsbeleidDit project (onderdeel van WK2020) richt zich op het monitoren van het energiebesparingsbeleid van woningcorporaties, zowel van

    individuele corporaties als het landelijk niveau. De belangrijkste vraag die we in dit onderzoek proberen te beantwoorden is op welke wijze corporaties hun energiebesparingsbeleid gaan monitoren en

    hoe de wensen en behoeften van corporaties zich verhouden tot de inhoud en opzet van de landelijke monitor Energiebesparing Corporatiesector?

    Bouwregelgeving in EuropaIn een lopend internationaal vergelijkend onderzoek naar bouwregel-gevingsystemen worden eerdere Europees vergelijkende activiteiten voortgezet en de beschikbare gegevens geactualiseerd en uitgebreid. De schaal waarop het nu lopende onderzoek wordt uitgevoerd, is echter onvergelijkbaar met wat we tot nu toe hebben gedaan. Alle lidstaten van de Europese Unie (inclusief de drie kandidaat-leden) worden onder de loep genomen. Inclusief Noorwegen en de landen die samen het Verenigd Koninkrijk vormen, gaat het om in totaal 32 landen.

    Belangrijkste publicaties

    Heijden, J.J. van der, 2009, Building regulatory enforcement regimes (proefschrift), Amsterdam (IOS Press).

    Flinke stap verder in de ontwikkeling van duur-zaam bouwen

    Op dit moment lopen op het Onderzoeksinstituut OTB meerdere projecten op het gebied van du-urzaam bouwen en gezond wonen. Een van de betrokken onderzoekers is milieukundige Arjen Meijer. Hij is in een internationale werkgroep bezig om het binnenmilieu van woningen en van werkomgevingen op te nemen in de generieke levenscyclusanalyse-methode, iets dat daar nu nog in ontbreekt. Dit werk ligt in het verlengde van zijn promotieonderzoek van een aantal jaren geleden, waarin hij een eerste opzet heeft gemaakt voor deze rekenmethode. Meijer: “Gemiddeld brengt een mens meer tijd binnen de huiselijke muren door dan in de buitenlucht. Door bijvoorbeeld slechte ventilatie hopen stoffen als vluchtige orga-nische stoffen, tabaksrook en vocht zich op. Deze schadelijke elementen zijn in het binnenmilieu vaak in hogere concentraties aanwezig dan buiten en kunnen zo een groot gevaar voor de gezondheid betekenen.” Voor hij overstapte op milieukunde, studeerde Meijer eerst twee jaar scheikunde in Nijmegen.

    “Renoveren is vaak een milieuvriendelijker oplossing dan slopen”Arjen Meijer

  • 18

    Meijer, F.M., L.C.M. Itard & M.M. Sunikka, 2009, Comparing European residential building stocks: performance, renovation and policy op-portunities, in: Building Research & Information 37 (5/6), pp.

    533-551.

    Costa Branco De Oliveira Pedro, J.A., 2009, How small can a dwelling be? A revision of Portugese building regulations, in: Structural sur-vey 27 (5), pp. 390-410.

    Kroese, R.J., F.M. Meijer & H.J. Visscher, 2009, European directive for tendering architectural services; a too strict interpretation by Dutch local authorities?, in: Bowen, P. (ed.), COBRA 2009 The construc-tion and building research conference of the Royal Institu-tion of Chartered Surveyors, pp. 1292-1304), London (RCIS).

    Meijer, F.M. & H.J. Visscher, 2009, Measuring the evolution of online handling of building permits in Europe, in: Bowen, P. (ed.), COBRA 2009 The construction and building research conference of the Royal Institution of Chartered Surveyors, pp. 1328-1338, London (RCIS).

    Tambach, M., 2009, Kommunale Strategien zur Steigerung der Ener-gieeffizienz des Wohnungsvoorrats in den Niederlanden, in: Sick, F. (ed.), 3. Internationales Anwenderforum Energetische Sanie-rung von Gebäuden. Wissen für Profis, pp. 62-70, Regensburg (Ostbayerisches Technologie-Transfer-Institut e.V. (OTTI)).

    Promotieonderzoek

    Jeroen van der Heijden: Taken en verantwoordelijkheden bijde controle op de naleving van bouwvoorschriften Centraal staat de vraag wat een optimale verdeling is van taken en verantwoordelijkheden over partijen in het bouwproces voor de controle op de naleving van bouwvoorschriften. De effectiviteit en efficiëntie van de modellen worden getoetst aan de hand van praktijkervaringen die in Australië en Canada zijn opgedaan. Gepromoveerd (cum laude): 9 maart 2009.

    Lorraine Murphy: Energy perfor-mance regulations and incentives for the existing housing stockOp basis van een internationale vergelijking van beleidsinstrumenten zal de vraag beantwoord worden welke instrumenten kunnen worden ingezet om de energetische prestatie van de bestaande woningvoorraad naar een fors hoger niveau te tillen. Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

    Milly Tambach: Municipal policy instruments for quality improve-ment of the home-owner housing stockDit proefschrift wordt gebaseerd op

    het Nicis-onderzoek naar particuliere woningverbetering.Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher

    Thema: Innovatie van bouw- en onderhouds-processen

    Themaleider: Ad Straub (samen met Anke van Hal van de faculteit Bouwkunde)Themagroep: Erwin Mlecnik, Robert Kroese, André Thomsen en Henk Visscher. Van de faculteit Bouwkunde: Kees van der Flier, Everhard ter Haar en Anke van Hal

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Het opleveren van installaties in woningenIn opdracht van Uneto-VNi is een onderzoek uitgevoerd naar het op-leveren van de installaties in nieuwe woningen. Marktpartijen achten het zeer wenselijk dat de installaties van een nieuwe woning worden opgeleverd, dat deze oplevering volgens een bepaalde standaard-procedure verloopt en dat de resultaten van deze oplevering worden

    “Milieukunde trok me toch meer, voornamelijk vanwege de maatschappelijke relevantie. Tijdens deze studie heb ik twee stages gelopen. Een daarvan was bij een chemisch bedrijf waarbij ik me verdiepte in de recycling van jodiumhoudend afval. Tijdens de andere stage hield ik me bezig met modelleren voor de berekening van de gevolgen van blootstelling van dieren in de uiterwaarden aan zware metalen. Het modelleren bleef trekken. Nu houd ik me bezig met de analyse van duurzaam-heid van woningen met behulp van levenscyclu-sanalyse LCA. Met deze analyse wordt de totale milieubelasting van een product, in dit geval een gebouw, berekend. Zo’n levenscyclusanalyse is dus een heel traject waarin echt alles wordt meeg-enomen; de winning van de benodigde grondstof-fen, de productie en alles wat daarbij komt kijken, de gebruiksfase en uiteindelijk de sloop en daarbij behorende afvalverwerking.”Meijer is ook projectleider van het project ‘In-tegrale Milieu-analyse’, een onderdeel van het WK2020 onderzoeksprogramma van het OTB en de faculteit Bouwkunde van de TU Delft, waarin energiebesparing in de woningvoorraad centraal staat. In dit project wordt veel samengewerkt met corporaties en de koepelorganisatie Aedes. “De aanleiding voor integrale milieu-analyse is een eerder onderzoek. Het bleek dat de zoektocht naar energiebesparende maatregelen vaak een aantal

    onbedoelde negatieve milieueffecten tot gevolg heeft. Het zwaartepunt ligt bij de beleidsmakers vaak op energiebesparing tijdens de levensduur van gebouwen. Dit leidt bijvoorbeeld tot de con-clusie dat oude woningen beter gesloopt kunnen worden om daarvoor energiezuinige woningen in de plaats te bouwen. Maar als je aan de hand van levenscyclusanalyse kijkt naar de daadwerkelijke gevolgen voor het milieu en het totale energiege-bruik, dan blijkt dat renoveren vaak een milieu-vriendelijker oplossing is.”Een derde onderzoek waarbij Meijer betrokken is betreft het uniformeren van rekentools: “Voor een juiste berekening van de milieubelasting in de won-ingbouw heb je eenduidige en betrouwbare data nodig. Tot voor kort zorgden de diverse rekentools nog wel eens voor verschillende resultaten van eenzelfde berekening. Dit schiep verwarring bij marktpartijen en wekte weerstand op tegen het gebruik van deze instrumenten. In het ‘Harmoni-satieproject Bepalingsmethode materiaalgebonden milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken’ worden die rekenmethoden gelijkgetrokken. Met de ontwikkeling van deze geharmoniseerde reken-methode kunnen milieueffecten op eenduidige wi-jze op gebouwniveau worden bepaald. Dat brengt ons weer een flinke stap verder in de ontwikkeling van duurzaam bouwen.”

  • jaarverslag 2009 19

    overlegd aan de betrokken partijen. Een nieuwe standaardprocedure is ontwikkeld en getoetst onder marktpartijen.

    Onderzoek naar ketensamenwerking tussen Woonstad Rotter-dam en bouwbedrijven

    In opdracht van woningcorporatie Woonstad Rotterdam is een voor-onderzoek uitgevoerd naar de condities waaronder samenwerking met bouwbedrijven plaatsvindt en zijn aanbevelingen gedaan voor het verbeteren van de samenwerking.

    Belangrijkste publicaties

    Mlecnik, E. (ed.), 2009, Passive House 2009, Berchem, Belgium (Passiefhuis-Platform vzw.).

    Mossel, H.J. van & A. Straub, 2009, The need for customizing main-tenance services in social housing, in: Construction management and economics 27 (2), pp. 135-151.

    Straub, A., 2009, Cost savings from performance-based maintenance contracting, in: International journal of strategic property ma-nagement 13 (3), pp. 205-217.

    Promotieonderzoek

    Erwin Mlecnik: The potential of passive house concepts and platforms to achieve energy transition in the building stock

    In dit promotietraject wordt de potentie van passiefhuizen en passief-huisrenovatie bestudeerd om tot energieneutrale woningen te komen. Er wordt specifiek aandacht besteed aan markt-diffusiestrategieën in verschillende landen.Promotoren: prof. dr. ir. H.J. Visscher en prof. dr. Anke van Hal (faculteit Bouwkunde)

    Vooruitblik naar 2010

    Verschillende onderzoeken die zijn gestart in 2009 lopen door in 2010. Zo zal ook in 2010 volop worden gewerkt aan het programma Wo-ningkwaliteit 2020. De afronding van vier promotieonderzoeken (Olivia Guerra Santin, Marnix Koopman, Inge Blom en Ritske Dankert) zal veel aandacht vragen. Teven zullen ook nieuwe projecten van start gaan. Voor het Europese SHELTER-project, waarin samenwerking van par-tijen bij energierenovaties door woningcorporaties in Europa centraal staat, zal een nieuwe promovendus worden aangesteld. Ook zal een start worden gemaakt met een project binnen het programma Kennis voor Klimaat – Climate proof cities. Ook hiervoor zal een promovendus worden aangesteld die zich richt op innovatie van processen voor de implementatie van klimaatmitigatie- en klimaatadaptatiemaatregelen in de corporatiesector.

  • 20

    Onderzoeksprogramma Urban and Regio-nal Development

    ProgrammaleiderWil Zonneveld

    Binnen het programma Urban and Regional Development wordt onderzoek gedaan naar veranderende stedelijke structuren en de wijze waarop sturing aan deze verandering kan worden gegeven. Het onderzoeksprogramma heeft twee thema’s met een zeer sterke onderlinge samen-hang: ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke sturing. Sleutelbegrippen zijn onder meer ter-ritoriale herschaling, fragmentatie van ruimte, governance en Europeanisering.

    Missie

    Het versterken van de positie in het nationale en internationale wetenschappelijke debat over stedelijke en regionale ontwikkeling. De nadruk in het onderzoek ligt op de ontwikkeling richting herconfiguratie van zowel stedelijke structuren als de onderliggende activiteitenpatronen in relatie tot het steeds meer pluricentrisch worden van besluitvormingsstructuren, van lokaal tot Europees niveau. Het onderzoek is strategisch van aard, dat wil zeggen dat het een sterk maatschappelijk gestuurde thematiek kent maar tegelijkertijd een wetenschappelijke aanpak volgt.

    Het onderzoeksprogramma

    De themagroep Ruimtelijke Ontwikkeling richt zich op die veranderingen van het stedelijk systeem die het gevolg zijn van de ruimtelijke keuzes van overheden, huishoudens en bedrijven. De nadruk ligt hierbij op de nationale en regionale schaalniveaus. Zo wordt bijvoorbeeld onderzocht hoe de stedelijke struc-tuur van invloed is op verplaatsingsgedrag en hoe dit gedrag op zijn beurt bijdraagt aan de verandering van stedelijke structuren. Ook wordt bezien welke agglomeratievoordelen en -nadelen zich voordoen in polycentrische stedelijke regio’s als de Randstad of de Randstadvleugels en hoe het stedelijk patroon van invloed is op economische concurrentiekracht, met name in termen van kennisvalorisatie en creativiteit.De themagroep Ruimtelijke Sturing richt zich sterk op wat we aanduiden als de herschaling van sturing: het opbreken en opnieuw institutionaliseren van sturingsvermogen over de verschillende schaalniveaus. We bekijken hoe beleid- en planningssystemen veranderen, inhoudelijk (doelstelling, concepten), maar ook organisatorisch en instrumenteel (hoe worden projectbeslissingen ingekaderd in ruimtelijke gebieds-visies?). We kijken ook welke mate van Europeanisering van ruimtelijk beleid zich voordoet, bijvoorbeeld als gevolg van Europese regelgeving. We doen ook aan internationaal vergelijkend onderzoek: we probe-ren te komen tot een beter begrip van de veranderingen van planning- en beleidssystemen door landen en stelsels met elkaar te vergelijken en we ontwikkelen onderzoeksbenaderingen om een dergelijke vergelijking uit te voeren.

  • jaarverslag 2009 21

    Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties

    Wetenschappelijke relaties worden onderhouden met Onderzoekschool NETHUR (Netherlands Gradu-ate School of Housing and Urban Research). Mede hierdoor wordt veel-vuldig samengewerkt met overige universiteiten binnen Nederland, zoals de VU (faculteit Economie), UvA (AISSR), Universiteit Utrecht (Fa-culteit Ruimtelijke Wetenschappen), TU Eindhoven (Faculteit Bouwkunde), de RU Groningen (Faculteit Gedrags- & Maatschappijwetenschappen) en de Radboud Universiteit. In het kader van Europese onderzoeksprojecten wordt veelvuldig samengewerkt met buitenlandse instituten, zoals Nordregion (Stockholm), University of Newcastle, HafenCity Universität Hamburg en het Österreichisches Institut für Raumplanung (ÖIR). Bin-nen de TU Delft wordt steeds hechter samengewerkt met de Faculteiten Bouwkunde en Techniek, Bestuur en Management, zowel op het vlak van onderzoek als onderwijs. Verder zijn er goede onderzoeksrelaties met onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving.

    Thema: Ruimtelijke ontwikkeling

    Themaleider: Kees MaatThemagroep: Wendy Bohte, Eva Heinen, Erik Louw, Evert Meijers, Arie Romein, Jan Jacob Trip en Wil Zonneveld

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Drie studies naar verplaatsingsgedragEen belangrijk cluster van onderzoeksprojecten binnen ruimtelijke ontwikkeling is gericht op verplaatsingsgedrag. Zowel wetenschap-pers als planners zijn doorlopend op zoek naar mogelijkheden om de ruimte zodanig in te richten dat verplaatsingen zo efficiënt mogelijk uitgevoerd kunnen worden, met zo min mogelijk neveneffecten. Het thema Ruimtelijke Ontwikkeling draagt aan dit onderzoek bij, deels in de vorm van drie promotie-onderzoeken. Het onderzoek naar verplaatsingsgedrag en ruimte is zeer afhankelijk van goede en juiste data. Bestaande gegevensbronnen zijn vaak niet toereikend. Het is daarom een van de doelen binnen dit onderzoeks-cluster om die methoden steeds verder te verbeteren. Ontwikkelde methoden in de afgelopen jaren zijn onder meer activiteitendagboek-jes, internet-enquetering, dataverzameling met behulp van Global Positioning Systems (GPS) en longitudinaal onderzoek met behulp van internet. Indicatoren over de gebouwde omgeving zijn ontwikkeld

    met behulp van GIS-technologie en gedetailleerde geodata. Analyse vindt plaats met behulp van een breed scala aan statistische technie-ken.

    Agglomeratievoordelen en -nadelen in polycentrische regio’sIn het kader van de Vernieuwingsimpuls heeft de Nederlandse Orga-nisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan Evert Meijers een persoonlijke subsidie toegekend om drie jaar lang innovatief onderzoek te kunnen doen naar de wijze waarop de ruimtelijke struc-tuur en organisatie van een metropolitane regio van invloed zijn op haar concurrentiekracht. Dit onderzoek is in 2008 gestart en heeft al tot interessante resultaten geleid. Zo is aangetoond dat de ruimtelijke structuur van een metropolitane regio inderdaad van grote invloed is op het presteren ervan. Deze invloed werd tot op heden nauwe-lijks onderkend maar Meijers laat zien dat een netwerk van kleinere steden niet de urbanisatievoordelen van een enkele grote stad biedt. Toch is de arbeidsproductiviteit in stedelijke netwerken groter. De kracht van stedelijke netwerken ten opzichte van metropolitane re-gio’s die worden gedomineerd door een enkele grote stad lijkt te lig-gen in een betere balans tussen agglomeratievoordelen en -nadelen. Nagegaan wordt momenteel hoe deze balans zich ontwikkelt en of de mate van netwerkvorming tussen steden verklaart waarom het ene stedelijk netwerk beter presteert dan het andere.

    Belangrijkste publicaties

    Bohte, W. & K. Maat, 2009, Deriving and Validating Trip Destinations and Modes for Multi-day GPS-based Travel Surveys: a Large-scale Application in the Netherlands, in: Transportation Research C: Emerging Technologies 17 (3), pp. 285-297.

    Davis, Californië: bicycle capital of the world?

    Eva Heinen vertrok voor haar promotieonderzoek naar de Verenigde Staten. En dat terwijl het on-derwerp van haar onderzoek bijna niet Hollandser kan: fietsen. Wat brengt een jonge promovenda ertoe naar de VS te gaan voor diepgravend onder-zoek naar fietsgebruik? Eva Heinen: “Mijn onderzoek richt zich op de vraag welke aspecten het fietsgebruik voor het woon-werkvervoer beïnvloeden. Nederland is het land met het hoogste fietspercentage ter wereld. De fiets is geïntegreerd in ons dagelijkse leven. De fiets als vervoermiddel is een vast onderdeel van onze samenleving. Opmerkelijk is het echter dat in Nederland weinig fietsonderzoek plaatsvindt. Er wordt veel meer onderzoek gedaan in de VS. De situatie tussen beide landen is echter zeer verschil-lend. Met mijn onderzoeksverblijf wilde ik een

    “In Nederland vindt weinig fietsonderzoek plaats”Eva Heinen

  • 22

    Louw, E., B. Needham, H. Olden & C.J. Pen, 2009, Planning van bedrijventerreinen (nieuwe editie), Den Haag (Sdu Uitgeverij).

    Maat, K., 2009, Built environment and car travel. Analyses of interdependencies (proefschrift), Amsterdam (IOS Press).

    Maat, K. & H. Timmermans, 2009, Influence of the Residential and Work Environment on Car Use in Dual-Earner Households, in: Transportation Research A: Policy and Practice 43 (7): pp. 654-664.

    Meijers, E.J. & M. Burger, 2009, Randstad, Groot-Amsterdam of de Vleugels?, in: Rooilijn 42 (6), pp. 428-433.

    Trip, J.J. & A. Romein, 2009, Beyond the hype; creative city develop-ment in Rotterdam, in: Journal of urban regeneration and rene-wal 2 (3), pp. 216-231.

    Promotieonderzoek

    Wendy Bohte: Effects on activity and travel patterns of prefer-ences and attitudes concerning urban form and travel behav-iour

    Het onderzoek toetst in hoeverre de samenhang tussen verstedelij-king en verplaatsingsgedrag wordt bepaald door residentiële zelfse-lectie, dat wil zeggen of huishoudens een bepaalde woonomgeving kiezen vanuit hun mobiliteitgerelateerde attitudes. Een bijzonder ele-

    ment van dit onderzoek is de dataverzameling met behulp van Global Positioning Systems (GPS) en GIS-analyse. Door woonlocatiekeuzesen verplaatsgedrag te relateren aan attitudes van mensen, blijkt

    Wendy Bohte in haar promotieonder-zoek in staat om residentiële zelf-selectie te identificeren.Promotor: prof. dr. G.P. van Wee (faculteit TBM)Co-promotor: dr. C. Maat

    Eva Heinen: Bicycle use for com-muting

    De keuze voor de fiets als vervoer-middel voor woon-werkverkeer is nog maar beperkt empirisch onder-zocht. Dit onderzoek richt zich op het toetsen van een verklaringsmo-del waarin de eigenschappen van ruimtelijke structuur en infrastruc-tuur en de kenmerken van huishou-dens zijn opgenomen, met inbegrip- van individuele attitudes. Het kader wordt gevormd door de ‘theory of planned behaviour’.Promotor: prof. dr. G.P. van Wee (faculteit TBM)Co-promotor: dr. C. Maat

    Kees Maat: Built environment and car travel. Analyses of interde-pendencies De studie analyseert de invloed van de gebouwde omgeving op verplaat-singsgedrag, toegespitst op autobe-

    zit en -gebruik. Hiertoe zijn modellen geschat op basis van gede-tailleerde ruimtelijke en verplaatsingsgegevens. Onderscheidend ten opzichte van de bestaande inzichten was de aandacht aan de werkomgeving,verschillende ruimtelijke schaalniveaus en hoe part-ners binnen huishoudens omgaan met beslissingen over autobezit en autogebruik. Voor zijn onderzoek richtte hij zich op de Noordvleugel van de Randstad. Vergelijking met Amerikaans onderzoek bracht aan het licht dat, ondanks de verschillen in ruimtelijke structuur en in au-tokosten en autocultuur, veel gedragsmechanismen verrassend goed met elkaar overeenkomen. Gepromoveerd: 29 oktober 2009.

    Thema: Ruimtelijke sturing

    Themaleider: Dominic SteadThemagroep: Andreas Faludi, Kees Maat, Evert Meijers, Jody Milder, Marjolein Spaans, Jan Jacob Trip, Bas Waterhout en Wil Zonneveld

    Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten

    Evaluatie nationale sleutelprojectenMedio vorig jaar heeft het kabinet besloten een zogeheten MIRT-

    brug slaan tussen Nederland en het buitenland. Ik was erg nieuwsgierig naar de positie die de fiets inneemt in het buitenland en dan vooral in de Verenigde Staten. Mijn centrale vraag is waarom mensen al of niet de fiets nemen. Verschillende redenen kunnen een rol spelen. Het milieu, de gezondheid, de aan-wezigheid van fietsvoorzieningen zoals fietspa-den, veiligheid, maar ook de voorzieningen voor andere vervoermiddelen zoals de mogelijkheid tot parkeren en de kwaliteit van het openbaar vervoer. Volgens mij spelen persoonlijke motivatie en de sociale omgeving een belangrijke rol bij het al dan niet kiezen voor de fiets als vervoermiddel.” De plaats Davis in Californië noemt zich graag fietshoofdstad van de wereld. In tegenstelling tot haar omliggende gemeenten pakt hier dagelijks ongeveer 20 tot 25 procent van de bewoners de fiets. Terwijl in de rest van de VS nog steeds vreemd wordt aangekeken tegen de tweewieler, geldt de fietsende burger in Davis al sinds de jaren zestig als een geaccepteerd verschijnsel. Voordat er ook maar een fietspad was aangelegd, werd de fiets al gezien als het vervoermiddel voor studen-ten en werd fietsgebruik ook voor utilitaire trips zoals winkelen aangemoedigd. Heinen: “Door lange termijn gebiedsontwikkeling in het begin van de jaren zestig konden uitbrei-

    dingen op de campus met fietspromoties worden gecombineerd. Er werden doorgaande fietsroutes gecreëerd, grote parkeerterreinen aangelegd aan de rand van de campus en auto’s verdwenen van het terrein. In de binnenstad daarentegen ontston-den juist problemen tussen auto’s en fietsers. De bicycling movement werd opgericht en die pleitte voor het benutten van het fietspotentieel in Davis. In 1966 werden de eerste fietspaden aangelegd en een paar jaar later was het fietspadennetwerk een feit. Uiteindelijk heeft Davis het voor elkaar heeft gekregen om een met Nederlandse steden vergelijkbaar fietsaandeel op te bouwen, zij het dat vooral studenten hier het straatbeeld bepalen. In vergelijking met Nederlandse steden is het fietsnetwerk in Davis beperkt. Een fietstocht leidt zelden alleen over fietspaden. Er ontstaan gevaar-lijke situaties omdat er tussen het andere verkeer moet worden gefietst.” Davis is volgens Heinen een progressieve en milieubewuste stad waar fietsen algemeen is geac-cepteerd. “De bevolking is relatief hoogopgeleid en welvarend en hierdoor kunnen de inwoners zich keuzes permitteren die andere Amerikanen zich niet kunnen veroorloven. Duurzaam leven past hierin. Een belangrijke reden om te fietsen is dan ook het milieu: een zo klein mogelijke ‘carbon footprint’ willen achterlaten.”

  • jaarverslag 2009 23

    verkenning te starten naar mogelijke nieuwe sleutelprojecten in het kader van de structuurvisie Randstad 2040. Het kabinet nam dat be-sluit mede op grond van de door OTB en Bureau Stedelijke Planning (Gouda) in opdracht van het Ministerie van VROM uitgevoerde evalu-atie van de reeds afgeronde en nog lopende sleutelprojecten. Om de meerwaarde van de sleutelprojecten te bepalen, zijn ze vergeleken met soortgelijke stedelijke projecten. Uit deze vergelijking kwam een aantal positieve effecten van de sleutelprojecten naar voren. Het eva-luatierapport bevat ook aanbevelingen over de voorwaarden waaraan nieuwe sleutelprojecten zouden moeten voldoen. De evaluatie omvat alle afgeronde en nog lopende sleutelprojecten. De categorie van de (bijna) afgeronde projecten omvat de acht stedelijke projecten, die vanaf eind jaren tachtig zijn gestart; de nog lopende projecten zijn de zes HST-stations en hun omgeving. Omdat de evaluatie een belang-rijke rol speelde in de besluitvorming om een MIRT-verkenning naar nieuwe sleutelprojecten te starten, zijn ook aanbevelingen opgeno-men over toekomstige projecten.

    SUME: Sustainable Urban Metabolism in EuropeHet gaat hier om een driejarig project, in 2008 gestart, dat wordt ondersteund door het prestigieuze Zevende Kaderprogramma van de Europese Unie. In dit project wordt de problematiek van duurzame stedelijke ontwikkeling onderzocht vanuit het perspectief van de stad, opgevat als een metabolisme. De bedoeling is om een model te ontwikkelen dat planners en besluitnemers in staat stelt in te schat-ten wat de gevolgen zijn van veranderingen in de stedelijke structuur voor allerlei stromen en kringlopen met betrekking tot grondstoffen en energie. Het OTB is partner in dit project, dat wordt getrokken door het Österreichisches Institut für Raumplanung (OÏR) uit Wenen. Samen met medewerkers van het ÖIR presenteerde Dominic Stead in 2009 een paper tijdens het 5e Urban Research Symposium, Marseille, georganiseerd door de World Bank.

    Oratie Wil ZonneveldOp 11 september sprak Wil Zonneveld zijn inaugurele rede uit. Zijn belangrijkste stelling is dat de ruimtelijke planning van vandaag geconfronteerd wordt met een tweevoudig fragmentatieproces. Dat is aan de ene kant de fragmentatie van de ruimtelijke orde en aan de andere kant de fragmentatie van de sturingsorde. Om hiermee om te kunnen gaan zijn nieuwe, open vormen van plan- en visievorming ontwikkeld. De structuurvisiefiguur die de Wro nu aan alle overheden verplicht stelt voldoet niet aan het criterium van openheid. Open visievorming staat open naar de betrokken actoren en het gebied in kwestie, maar ook naar inhoud, vorm en doorwerking en de wijze waarop politieke legitimering plaats vindt. Zowel theoretisch als empirisch ligt hier een uitdagend onderzoeksveld, waarbij met name de institutionele vormgeving van open visievorming een belangrijk object van onderzoek vormt.

    Creative City ChallengeNamens het OTB participeren Jan Jacob Trip en Arie Romein in het project Creative City Challenge (CCC). Dit project maakt deel uit van het INTERREG IVB-programma North Sea Region. In het project wisselen lokale overheden, ontwikkelingsmaatschappijen en ken-nisinstellingen in tien steden in zes landen rond de Noordzee kennis en ervaring uit op het gebied van de creatieve stad. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het overbruggen van het gat tussen con-ceptuele inzichten en de lokale beleidspraktijk. Centraal in het project

    staat een serie lokale, concrete ‘pilot projects’ op het gebied van ondernemerschap, netwerkvorming en gebiedsontwikkeling. Het OTB is verantwoordelijk voor het onderdeel Research-based Strategy Development. Dit betekent onder meer het waarborgen van de we-tenschappelijke basis van het project, het uitvoeren van een SWOT-analyse voor alle partnersteden en het initiëren en structureren van discussie en kennisuitwisseling.

    Belangrijkste publicaties

    Faludi, A., 2009, A turning point in the development of European spatial planning? The ‘Territorial Agenda of the European Union’ and the ‘First Action Programme, in: Progress in Planning 71 (1), pp. 1-42.

    Jong, J. de & M. Spaans, 2009, Trade-offs at a regional level in spatial planning: Two case studies as a source of inspiration, in: Land use policy 26 (2), pp. 368-379.

    Louw, E. & M. Spaans, 2009, Andere publiek-private verhoudingen; vergelijking UK-NL, in: Real Estate Research Quarterly 8 (4), pp. 53-58.

    Stead, D. & E.J. Meijers, 2009, Spatial planning and sectoral policy integration: concepts, fallitators and inhibitors, in: Planning Theory & Practice 10 (3), pp. 317-332.

    Zonneveld, W., 2009, Raumplanung in den Niederlanden; Unsicherheit und Unruhe, in: Geographischer Rundschau 61 (1), pp. 43-49.

    Vooruitblik naar 2010

    In 2010 zal Wendy Bohte haar promotieproject over residentiële zelf-selectie en verplaatsingsgedrag gaan afsluiten. Zowel Wendy Bohte als Kees Maat zullen gaan bijdragen aan twee NWO-projecten Duurzame Bereikbaarheid Randstad en het NWO-programma Energy Transition. Evert Meijers, Kees Maat en Erik Louw voeren een evaluatiestudie uit naar de Westerscheldetunnel. Verder worden diverse onderzoeken uit-gevoerd voor het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid en het Ministerie van VROM. Jan Jacob Trip en Arie Romein voeren INTERREG-onderzoek uit naar creative city ontwikkelingen. Op verzoek van VROM wordt onderzocht wat de mogelijke invulling zou kunnen zijn van ‘territoriale cohesie’ dat in het nieuwe Lissabon Verdrag is aangemerkt als een van de drie fundamentele doelstellingen van Europese integratie. Een an-dere op de EU gerichte onderzoeksactiviteit betreft de deelname, vanuit Nederland samen met het Planbureau voor de Leefomgeving, aan een ESPON-project gericht op de uitwerking van territoriale-impactbeoorde-ling. Voorts zal een boek verschijnen met daarin een bundel bijdragen over ‘European territorial governance’. Dominic Stead zal een aantal maanden ‘visiting professor’ zijn aan de HafenCity Universität Hamburg, in navolging van Bas Waterhout.

  • 24

    Onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and HousingProgrammaleiderAndré Ouwehand

    Missie

    Het onderzoeksprogramma beweegt zich binnen het spanningsveld dat gevormd wordt door weten-schap, beleid en praktijk. Het wil een bijdrage leveren aan het internationale wetenschappelijke debat en een vooraanstaande bijdrage aan het nationale debat over de ontwikkelingen van stadswijken, zowel in de wetenschappelijke als maatschappelijke fora. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een meervoudige thematische benadering.

    Het onderzoeksprogramma

    In het voorgaande onderzoeksprogramma stonden de verschillende manieren centraal waarop buurten kunnen veranderen. In het nieuwe programma kijken we opnieuw naar de structurele processen die

    In 2009 is een nieuw onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and Housing ontwikkeld, als opvolger van het programma Urban Renewal and Housing. In het nieuwe programma wordt onderzoek gedaan naar de structuur en organi-satie van stadswijken en het alledaagse leven in die wijken in een veranderende samenleving. Het programma gaat over de manier waarop ver-anderingen op verschillende niveaus een wijk of buurt beïnvloeden. Daarbij ligt het accent op het alledaagse leven in de buurt en de binding van de bewoners met hun wijk en de betekenis die de wijk voor hen heeft. Deze benadering – een wijk als onderwerp én plaats van onderzoek – is ontwikkeld langs drie invalshoeken, te weten: d