Onderzoek Bestuurlijke informatievoorziening incident 9 november … · 2017. 6. 6. · Reeks...

28
Onderzoek Bestuurlijke informatievoorziening incident 9 november 2015

Transcript of Onderzoek Bestuurlijke informatievoorziening incident 9 november … · 2017. 6. 6. · Reeks...

  • Onderzoek Bestuurlijke informatievoorziening incident 9 november 2015

  • CONCEPT

    Onderzoek bestuurlijke informatievoorziening incident 9 november 2015

    [Conceptrapport]

    Rapport Onderzoek Bestuurlijke

    Informatievoorziening incident 9 november 2015

    versie 1.0

    datum 25 februari 2016

    auteurs Roy Johannink en Koen van Tankeren

  • pagina

    3 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    Inhoudsopgave

    1. Inleiding 4

    1.1 Achtergrond 4

    2. Opdrachtbeschrijving 4

    2.1 Vraagstelling 4

    3. Bestuurlijke informatievoorziening op papier 6

    3.1 Wet veiligheidsregio’s 6 3.2 (In)formele regelgeving 7

    4. Bestuurlijke informatievoorziening in de praktijk 10

    4.1 Geschetste tijdslijn 10 4.2 Duiding gebeurtenissen op 9 november 12 4.2.1 Belang bestuurlijke informatievoorziening 12 4.2.2 Bestuurlijke advisering over maatschappelijke impact 13 4.2.3 Bestuurlijk informeren 18

    5. Conclusies 19

    Bijlage I Onderzoek verantwoording 24

    Fase 1: voorbereiding en afbakening 24 Fase 2: onderzoek 24 Fase 3: rapportage en afstemming 25

    Bijlage II Bereik WAS-palen en NL-Alerts 26

    Bijlage III Bestuurlijke lijnen en bestuurlijke informatie 28

  • pagina

    4 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    1. Inleiding

    1.1 Achtergrond

    Veiligheidsregio Zuid-Limburg heeft PBLQ gevraagd onderzoek te doen naar de bestuurlijke

    informatievoorziening tijdens de brand op het industriepark Chemelot van 9 november 2015. In een loods op

    industriepark Chemelot in Geleen breekt maandagmiddag 9 november 2015 brand uit. In de loods liggen

    ondermeer kunststoffen en chemicaliën opgeslagen. Het incident gaat gepaard met forse rookontwikkeling die

    in de wijde omgeving te zien is. Ook zijn er enkele flinke knallen te horen. De brandweer kan niet direct zeggen

    welke kunststoffen er in de loods liggen en geeft omwonenden het advies om ramen en deuren te sluiten en de

    ventilatie uit te schakelen. De donkere rookwolken drijven in oostelijke richting naar Sittard en verder. Ze zijn

    ook zichtbaar in België, Duitsland en Limburg-Noord.

    2. Opdrachtbeschrijving

    2.1 Vraagstelling

    De opdrachtgever heeft de onderzoekers gevraagd om een rapport op leveren dat zowel intern als extern is te

    gebruiken. Aanvankelijk had de evaluatie naar de bestuurlijke informatievoorziening ten doel een intern

    document op te leveren op basis waarvan het gesprek intern én met collega-bestuurders in de omringende

    gemeenten aan te kunnen gaan. Diverse partijen buiten de Veiligheidsregio Zuid-Limburg hebben in januari

    2016 aangeven de evaluatie graag te ontvangen. Ook lokale en regionale media tonen veel belangstelling voor

    de analyse van de gebeurtenissen op 9 november 2015.

    Op basis van gesprekken met de opdrachtgever is de volgende opdracht geformuleerd:

    Welke leerpunten zijn er ten aanzien van alle ondernomen activiteiten die tot doel hadden informatie te

    verstrekken ten behoeve van het besturen van de crisissituatie (bestuurlijke informatievoorziening) tijdens de

    grootschalige brand op het Chemelot-terrein van 9 november 2015?

    Daarbij zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

    1. Wat zijn de formele afspraken qua bestuurlijke informatievoorziening bij crisissituaties?

    2. Wat betekenen deze afspraken voor de organisatie ervan binnen de veiligheidsregio?

    3. Hoe verliep de bestuurlijke informatievoorziening op 9 november 2015; en wat was daarbij de invloed

    van de maatschappelijke impact van het incident?

    4. Op welke punten wijken de vooraf schriftelijk gemaakte afspraken af van het feitelijk verloop van de

    bestuurlijke informatievoorziening op 9 november 2015?

    5. Wat zijn de leerpunten voor het organiseren van de bestuurlijke informatievoorziening bij

    crisissituaties?

    Het onderzoek levert een kort en bondig rapport op met daarin de leerpunten voor de Veiligheidsregio Zuid-

    Limburg. Dit rapport is te benutten om openbaar verantwoording te kunnen geven, evenals te adresseren waar

  • pagina

    5 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    verbeteringen zijn aan te brengen in de bestuurlijke informatievoorziening. Het vormt eveneens input voor de

    lopende discussies over de bestuurlijke informatievoorziening rondom crisissituaties.

    Onderzoekskader

    In bijlage I is een verantwoording van de gekozen onderzoeksmethode te vinden.

    In de voorbereiding - evenals tijdens de uitvoering - van het onderzoek zijn meer thema’s aan bod geweest dan

    alleen de bestuurlijke informatievoorziening. Denk aan de rol van Chemelot als het gaat over de

    informatievoorziening en de communicatie tijdens en na een incident. De crisiscommunicatie in bredere zin.

    Hoe is deze verlopen? En de dubbelrol van L1 als enerzijds belangrijk nieuwsmedium in de regio en anderzijds

    met de rol rampenzender. Deze thema’s vormden niet expliciet onderwerp van deze evaluatie en zijn daarom

    ook niet verder uitgediept. Aanknopingspunten die wel aanbeveling verdienen om verder te worden uitgediept.

    Het hoofdonderwerp van de evaluatie is de bestuurlijke informatievoorziening. Aan het begin van het

    onderzoek is in samenspraak met de opdrachtgever bestuurlijke informatievoorziening gedefinieerd als: alle

    activiteiten met betrekking tot het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen van een

    crisissituatie. Het rapport geeft een antwoord op de vraag welke activiteiten zijn uitgevoerd in het kader van

    bestuurlijke informatievoorziening tijdens de brand op 9 november. Dit betreft nadrukkelijk niet alleen de rol van

    de burgemeesters, maar ook de rol van van de gehele crisisorganisatie. De opdrachtgever heeft expliciet

    gevraagd om stil te staan bij de invloed van de bestuurlijke informatievoorziening op de maatschappelijke

    impact van het incident. Met maatschappelijk impact wordt in deze rapportage bedoeld de gevolgen van een

    incident op basis van de elf impactcriteria.1 De criteria voor het beoordelen van de maatschappelijke impact

    staan in de onderstaande tabel weergegeven. De onderzoekers zoomen vooral in op de sociaalpsychologische

    impact na het incident op 9 november, oftewel de maatschappelijke onrust. In een onderzoek van Politie &

    Wetenschap wordt een scheiding aangebracht tussen ‘maatschappelijke onrust’ en ‘sociale media onrust’.2 Bij

    incidenten kan namelijk in mindere of meerdere mate sprake zijn van onrust (geruchten, medeleven, boosheid,

    ongeloof) op sociale media. De onderzoekers nemen dit onderscheid mee in het behandelen van de

    maatschappelijke impact.

    ELF CRITERIA VOOR IMPACT

    AANTASTING VAN DE INTEGRITEIT VAN HET GRONDGEBIED

    AANTASTING VAN DE INTEGRITEIT VAN DE INTERNATIONALE POSITIE VAN NEDERLAND

    DODEN

    ERNSTIG GEWONDEN EN CHRONISCH ZIEKEN

    LICHAMELIJK LIJDEN (GEBREK AAN PRIMAIRE LEVENSBEHOEFTEN)

    KOSTEN EN AANTASTING VAN DE ECONOMIE

    LANGDURIGE AANTASTING VAN HET MILIEU EN NATUUR (FLORA EN FAUNA)

    AANTASTING CULTUREEL ERFGOED

    VERSTORING VAN HET DAGELIJKS LEVEN

    AANTASTING VAN DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT

    SOCIAALPSYCHOLOGISCHE IMPACT

    1 Werken met scenario’s, risicobeoordelingen en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid, NCTV, 2013

    2 R. Johannink, e.a. (2013). Sociale media als factor van invloed bij onrustsituaties. Reeks Politiekunde, nummer 36. Apeldoorn:

    Politie & Wetenschap; Houten: VDMMP.

  • pagina

    6 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    3. Bestuurlijke informatievoorziening op papier

    De onderzoekers hebben in dit hoofdstuk gekozen om de wetgeving en (in)formele regelgeving te beschrijven,

    daar waar het gaat over de bestuurlijke informatievoorziening. Wat is er te vinden in wetgeving en regelgeving

    over bestuurlijke informatievoorziening, maar ook in de eigen planvorming?

    3.1 Wet veiligheidsregio’s

    Sinds 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s de basis voor de organisatie van de veiligheidsregio. In deze

    wet staan ook de geldende afspraken voor de burgemeester in geval van een ramp of crisis, evenals voor

    andere bestuurlijke partijen. De definitie van bestuurlijke informatievoorziening - zoals bij de

    opdrachtformulering gebruikt - spreekt over álle activiteiten met betrekking tot het verstrekken van informatie

    ten behoeve van het besturen van een crisissituatie.

    Wet

    In een van de laatste artikelen in de wet staat dat in geval van een ramp (aantasting van de openbare

    veiligheid) een ieder die daarvan kennis draagt de burgemeester zo spoedig mogelijk daarvan op de hoogte

    stelt (artikel 50). Diegene verschaft de burgemeester relevante veiligheidstechnische gegevens 3, zodat de

    bevoegde burgemeester een adequate taakuitvoering kan doen.

    Burgemeester

    De taakuitvoering (in artikel 7) van de burgemeester is onder meer zorg dragen voor de informatieverschaffing

    naar de bevolking toe. En nog meer dan dat alleen. Hij zorgt ook voor informatieverschaffing over een ramp of

    crisis naar de betrokken personen die in zijn gemeente betrokken zijn bij de rampenbestrijding of

    crisisbeheersing. Qua bestuurlijke informatievoorziening is ook wetsartikel (lid 3 artikel 7) relevant:

    - De burgemeester stemt zijn informatievoorziening, bedoeld in het eerste en tweede lid, af met de

    informatievoorziening door of onder verantwoordelijkheid van onze bij rampen en crises betrokken

    ministers.

    Over de informatievoorziening richting de bevolking en de betrokkenen bij de rampenbestrijding en

    crisisbeheersing zijn bij algemene maatregel van bestuur (lid 4) nadere regels over te stellen.

    Voorzitter veiligheidsregio

    De voorzitter veiligheidsregio is verantwoordelijk in geval van een (dreigende) ramp of crisis van meer dan

    plaatselijke betekenis (artikel 39). Dan is de voorzitter van de veiligheidsregio bevoegd ten behoeve van de

    rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten voor de beschreven taak van

    informatieverschaffing in artikel 7.

    Onze minister

    Artikel 47 stelt dat onze minister zorg draagt voor het ter zaken informeren van alle staten die door een ramp of

    crisis op Nederlands grondgebied (kunnen) worden bedreigd of getroffen, voor zover dit niet reeds op grond

    van andere voorschriften geschiedt.4 De informatieverschaffing gaat over de oorsprong, de omvang en de

    gevolgen van die ramp of crisis.

    3 Nota Bene: Dit geldt niet voor zover deze informatie reeds op grond van andere voorschriften is verschaft of kan worden

    verkregen, dan wel indien de gegevens op grond van artikel 48, derde of vierde lid, reeds zijn verstrekt aan onze betrokken minister. 4 Wat dan de andere voorschriften zijn, dat geeft de wetgever niet aan.

  • pagina

    7 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    Bestuur veiligheidsregio

    In de voorbereiding is niet de burgemeester, maar het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk. Het

    bestuur draagt er zorg voor dat onze minister, de Commissaris van de Koning en de hoofdofficier van Justitie

    informatie wordt verschaft over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen, en over de maatregelen

    die zijn getroffen ter voorkoming, bestrijding of beheersing hiervan (artikel 46).

    3.2 (In)formele regelgeving

    Er zijn diverse afspraken gemaakt ten aanzien van informatievoorziening met de aangrenzende partijen van de

    Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Deze zijn onder meer opgenomen in convenanten met andere

    veiligheidsregio’s, landen, steden en regio’s. Daarin zijn ook de afspraken opgenomen voor de burgemeester

    ten aanzien van bestuurlijke informatievoorziening. Hieronder zijn de afspraken per overeenkomst en een

    samenwerkingsverband (EMRIC) behandeld. Binnen het samenwerkingsverband EMRIC zijn vooral

    operationele afspraken gemaakt over het uitwisselen van operationele informatie. Operationele informatie

    bevat vaak bestuurlijk relevante informatie. Het is voor de operationele diensten van belang om zicht te hebben

    op welke informatie noodzakelijk is ten behoeve van het besturen van een crisissituatie. De onderstaande

    afspraken over informatievoorziening naar andere betrokkenen, dragen daar toe bij.

    Afspraken tussen drie Nederlandse veiligheidsregio’s en de Belgische provincie Limburg.

    Op 29 november 2013 is ondertekend de Overeenkomst tussen de veiligheidsregio’s Zuid-Limburg, Limburg-

    Noord en Brabant-Zuidoost in Nederland en de Provincie Limburg in België over de nauwe samenwerking op

    het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Deze overeenkomst heeft onder meer als doel de

    “wederzijdse informatiestroom in geval van een ramp (in overeenkomst aan Belgische zijde noemen ze dit een

    noodsituatie) en van zware ongevallen alsmede van een crisis ook ten behoeve van gelijkvormige, onderling

    afgestemde communicatie dient te worden gewaarborgd.” De partijen verklaren daarmee ook over en weer ten

    behoeve van de preventie en voorzorg uitvoerige informatie uit te wisselen over mogelijke gevarenbronnen

    binnen hun bevoegdheidsgebied die in geval van een ongeval, noodsituatie, ramp of crisis gevolgen kunnen

    hebben voor het gebied van de andere partij. De partijen verklaren ook een gezamenlijke risicobeoordeling uit

    te voeren, daarbij zo nodig regionale grensoverschrijdende rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsplannen

    uit te werken. De deugdelijkheid van de plannen wordt gecontroleerd door middel van bilaterale oefeningen.

    Daarnaast verlenen ze in overeenstemming met hun mogelijkheden bijstand aan de andere partij.

    In hoofdstuk zes (artikel 11) van de overeenkomst met België staat het volgende. Een burgemeester in wiens

    gemeente een ramp- of ongevalsgebeurtenis plaatsvindt die een weerslag heeft of kan hebben op het

    grondgebied van het andere land, verstrekt onmiddellijk nadat deze gebeurtenis hem ter kennis is gekomen al

    dan niet op verzoek alle relevante informatie aan:

    - de burgemeester(s) van de in het andere land gelegen aangrenzende gemeente(n) indien deze grenst

    aan het andere land.

    - De gouverneur van de provincie in België of Commissaris van de Koning5

    Op een ander bestuurlijk niveau geldt de volgende afspraak. De gouverneur van de provincie in België en

    Commissaris van de Koning verstrekken relevante informatie aan:

    - Commissaris van de Koning respectievelijke de gouverneur van de provincie in België, indien deze

    grenzen aan elkaar,

    - De minister van Binnenlandse Zaken van het eigen land,

    5 De convenanten spreken nog over Koningin.

  • pagina

    8 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    De minister van Binnenlandse Zaken verstrekt weer informatie aan de minister van het grenzende land.

    Volgens de toelichtende nota is de mogelijkheid van verontrusting bij de bevolking in het buurland al voldoende

    om te moeten informeren of waarschuwen. Om te waarborgen dat een minister of Commissaris van de Koning

    op de hoogte geraakte van een voorval in de grensstreek is vastgelegd dat zij ook moeten worden

    geïnformeerd.

    De genoemde organen hebben allen ook het recht om informatie te verzoeken. Zo ontstaat na een ongeval in

    een grensgemeente dus parallel informatie- en waarschuwingsactiviteit op de drie bestuursniveaus. De

    burgemeester van een grensgemeente is overigens niet verplicht om de buurgemeente te informeren over

    voorvallen die níet in zijn gemeente hebben plaatsgevonden. Dit vormt geen beletsel dat snel langs andere

    wegen op operationeel niveau waarschuwing en informatie-uitwisseling plaatsvinden.

    De informatie wordt uitgewisseld tussen de betrokken partijen via de crisisstructuur. Het protocol meldt

    daarover het volgende. Voor de veiligheidsregio’s is het regionaal beleidsteam het aanspreekpunt voor

    bestuurlijke informatie-uitwisseling en het regionaal operationeel team voor operationele informatie-

    uitwisseling. In België is dit respectievelijk het provinciaal coördinatiecomité en de directeur voor de

    commandopost operaties. De meldkamers zijn verplicht terstond informatie uit te wisselen over (dreigende)

    incidenten met effecten voor buitenlandse buren totdat de verantwoordelijke staven in de crisisstructuur

    operationeel zijn. Ze geven daarbij expliciete redenen waarom dit terstond dient te gebeuren, namelijk:

    vanwege de grote grensdichtheid van de Euregio Maas-Rijn en de vele grensoverschrijdende effecten van

    incidenten en de snelheid waarmee effecten in het buitenland merkbaar zijn. Indien nodig kunnen liaisons

    worden uitgewisseld. Deze hebben tot taak informatie te halen en te brengen vanuit de in werking zijnde

    staven in eigen land.

    In artikel 4 van deze overeenkomst gaat het specifiek over de inhoud van de informatie-uitwisseling. De

    partijen spreken af om alle relevante veiligheidstechnische informatie die noodzakelijk en vereist is voor een

    adequate voorbereiding op en bestrijding van noodsituaties, rampen en crisis ter beschikking staat. Het ter

    beschikking staan van deze informatie dient te gebeuren zonder belemmeringen.

    In Bijlage 1 bij de overeenkomst is een informatieprotocol opgenomen als uitwerking van artikel 4 van de

    overeenkomst. Het informatieprotocol vormt een aanvulling op de bestaande interventie- en crisisplannen. Bij

    deze situaties afstemming gewenst op basis van de volgende uitgangspunten:

    - De aansluiting tussen de diverse niveaus in de bestrijdingsorganisatie in beide landen,

    - Het respecteren van de verschillen voor deze niveaus in beide landen,

    - Het oplossen van de verschillen in terminologie, taal en bestuurscultuur in beide landen.

    Artikel 2 van het informatieprotocol legt de partijen een aantal verplichtingen op in de risico- en

    crisiscommunicatie. Ze spreken onder meer af:

    - Te allen tijde gegevens uit te wisselen over (dreigende) gevaren, zoals vastgelegd in het Verdrag van

    Helsinki6 (artikel 9),

    - Te allen tijde gegevens uit te wisselen over schadegevallen die een weerslag (kunnen) hebben op het

    grondgebied van het buurland, zoals vastgelegd in het Verdrag van Helsinki (artikel 10).

    6 Het Verdrag van Helsinki is van toepassing op de preventie van, het voorbereid zijn op, en de bestrijding van industriële

    ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn die grensoverschrijdende gevolgen zouden kunnen hebben. De landen die het

    Verdrag ondertekenen verbinden zich ertoe passende maatregelen te nemen en onderling samen te werken om de mens en het

    milieu te beschermen tegen industriële ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn met grensoverschrijdende gevolgen.

    Het feit dat de Europese Unie het Verdrag van Helsinki heeft goedgekeurd betekent dat elk van de lidstaten in hun onderlinge

    betrekkingen het Verdrag moet toepassen (met de eerder vermelde voorbehouden).

  • pagina

    9 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    Daar waar het gaat over de maatregelen als gevolg van de afspraken in de overeenkomst is in Nederland de

    voorzitter van de betreffende veiligheidsregio bevoegd. Aanvullende afspraken ter uitvoering van de

    overeenkomst zijn in geval van informatievoorziening in elk geval de volgende punten: het gebruik van

    telefoon- en radioverbinding, plannen van oefening, informatiebijeenkomsten en bijscholingen.

    In artikel 8 van het informatieprotocol leggen de partijen zichzelf de verplichting op om het informatieprotocol

    op te nemen in de daarvoor in aanmerking komende plannen of dat naar het protocol wordt verwezen.

    Afspraken tussen Veiligheidsregio’s Zuid-Limburg en Limburg-Noord en de Duitse Kreis Heinsberg.

    Er is een zelfde type overeenkomst tussen de Veiligheidsregio’s Zuid-Limburg en Limburg-Noord in Nederland

    en het Duitse Kreis Heinsberg over de nauwe samenwerking op het gebied van rampenbestrijding en

    crisisbeheersing. Deze is vanuit Belgische zijde ook opgesteld. De overeenkomsten zijn hetzelfde maar

    verschillen soms qua naamgeving. In de overeenkomst in België spreken ze over noodsituaties, terwijl de

    overeenkomst in Nederland de afspraken duidt in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing. De

    overeenkomst is ondertekend op 29 november 2013 door de twee (plaatsvervangend) voorzitters van de

    veiligheidsregio’s.

    Bijlage 1 bij deze overeenkomst schetst eveneens hoe de informatie wordt uitgewisseld tussen de betrokken

    partijen via de crisisstructuur. Voor de veiligheidsregio’s is het regionaal beleidsteam het aanspreekpunt voor

    bestuurlijke informatie-uitwisseling en het regionaal operationeel team voor operationele informatie-

    uitwisseling. In Duitsland is dit voor Kreis Heinsberg voor zowel de operationele als bestuurlijke informatie de

    crisisstaf van de Landrat. Mocht het incident zich uitstrekken over meerdere Kreisen dan is het de crisisstaf van

    de Bezirksregierung in Köln.

    Afspraken tussen Veiligheidsregio Zuid-Limburg en de Duitse Stadt Aachen

    Tussen de Veiligheidsregio Zuid-Limburg in Nederland en de Duitse Stadt Aachen en Städtregion Aachen is

    ook een dergelijke overeenkomst over de nauwe samenwerking op het gebied van rampenbestrijding en

    crisisbeheersing. De overeenkomst is ondertekend op 29 november 2013 door de voorzitters van de

    veiligheidsregio. De strekking van de afspraken zijn hetzelfde als hierboven beschreven.

    Afspraken tussen Veiligheidsregio Zuid-Limburg en Limburg-Noord

    Een convenant tussen Veiligheidsregio Zuid-Limburg en Limburg-Noord is er op moment van schrijven van dit

    rapport nog niet. Er is wel een concept in voorbereiding. De basis over GRIP 5 is vastgelegd in het crisisplan

    van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Dit onderdeel is al afgestemd met Veiligheidsregio Limburg-Noord. Het

    crisisplan, vastgesteld door het algemeen bestuur op 19 juni 2015, schets het volgende over de afspraken in

    geval van een effect in een aangrenzende regio:

    “Indien … dat effectgebied in die aangrenzende regio een bestuurlijke noodzaak tot afstemming

    tussen beide regio’s creëert, zal worden opgeschaald naar GRIP 5 (na overleg tussen beide

    voorzitters veiligheidsregio). Nota bene: niet ieder grensoverschrijdend GRIP-incident maakt een GRIP

    5 noodzakelijk. Bij een GRIP 1 of 2 incident in de ene regio, schaalt de effectregio mee op naar

    hetzelfde GRIP-niveau. Als één van beide regio’s een GRIP 3 (of 4) noodzakelijk of wenselijk acht,

    gaan beide regio’s naar GRIP 5.”

    In het nieuwe nog in bewerking zijnde crisisplan van de Veiligheidsregio Limburg-Noord wordt dezelfde tekst

    opgenomen. Of het conceptconvenant eenzelfde strekking heeft als de afspraken met de andere landen is niet

    bekend.

  • pagina

    10 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    EMRIC

    Naast deze overeenkomsten waarin afspraken staan over de informatievoorziening tussen bestuurders, is het

    EMRIC verband een bijzondere samenwerking in de Euregio om te vermelden. In dit samenwerkingsverband

    werken ambulancediensten, GGD-en, ziekenhuizen en brandweerkorpsen uit Nederland, Duitsland en België

    samen. Ze werken samen om de veiligheid in de regio te waarborgen, waarbij EMRIC dit faciliteert,

    coördineert, verdiept en verbreedt. Niet zo zeer de bestuurlijke informatie wordt besproken binnen dit

    samenwerkingsverband, maar veelal de wijze waarop de informatie-uitwisseling en waarschuwing naar

    aangrenzende landen moet plaatsvinden. In het EMRIC-verband is geen rol weggelegd voor Veiligheidsregio

    Limburg-Noord. In het Euregionaal Meldkameroverleg van 6 maart 2014 in Düren is het volgende schriftelijk

    vastgelegd onder actiepunt 6.

    Er wordt afgesproken bij incidenten met:

    o grote rookontwikkeling

    o CBRN incidenten

    o vervuiling van het (binnen) water,

    o vervuiling van de lucht en de bodem,

    o crisissituaties

    de partner meldkamers te informeren. Dit vraag het sensibiliseren van de medewerkers ook om bij de

    buur meldkamers na te vragen of er iets aan de hand is. De meldkamers worden gevraagd de

    medewerkers te instrueren.

    Dit besluit is nogmaals in de werkgroep Meldkamer van 11 december 2014 aan de orde geweest. De leden

    hebben een document ontvangen waarop de tot nu toe gelden afspraken met betrekking tot de informatie-

    uitwisseling zijn opgenomen. Dit zijn de gemaakte afspraken in het meldkameroverleg van 6 maart 2014. De

    aanwezige leden van het overleg hebben op 11 december 2014 besloten dat de vijf gedefinieerde incidenten

    voldoende zijn. In geval van incidenten die niet binnen deze categorie vallen dient de beslissing het buitenland

    van dit incident in kennis te stellen bij de medewerker van de meldkamer zelf te liggen. Er wordt gevraagd het

    (meldkamer)personeel te instrueren. In het meldkamerformulier versie 12.0 van 22 april 2015 is een apart

    tabblad opgenomen om de medewerkers te attenderen op deze vier incidenten waarbij de andere meldkamers

    dienen te worden geïnformeerd. In de vergadering van 3 september 2015 is dit nogmaals besproken in de

    Leitstellenantreffen. Onder actiepunt 7 staat vermeld dat alle meldkamers het formulier ontvangen en omzetten

    naar hun eigen taal voor gebruik. De datum van realisatie voor dit actiepunt kon tot 10 september 2015, aldus

    de notulen.

    4. Bestuurlijke informatievoorziening in de praktijk

    Op basis van de documentatie en de interviews is dit vierde hoofdstuk tot stand gekomen. Het schetst de

    praktijk van 9 november 2015 ten aanzien van de (bestuurlijke) informatievoorziening. Om de bredere context

    te geven is gekozen om enkele operationele informatielijnen te schetsen. Het toont bovendien aan dat er naast

    de bestuurlijke informatielijnen er vooral veel operationele lijnen lopen waarbinnen ook bestuurlijke informatie

    wordt gedeeld.

    4.1 Geschetste tijdslijn

    De onderstaande tijdlijn is bij benadering. Dit heeft onder meer te maken met de situatie dat de genoteerde

    tijdstippen in GMS en LCMS de gelogde tijdstippen zijn. Het feitelijke tijdstip kan enkele minuten eerder zijn.

  • pagina

    11 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    11:45 Start incident bij brandweer Chemelot

    12:01 Activering sirenes op het terrein

    12:07 Melding meldkamer Chemelot aan meldkamer brandweer

    12:08 GRIP 1 alarmering

    12:09 Melding luchthaven MAA dat rook zichtbaar is

    12:15 GRIP 2 alarmering

    12:23 Melding situatie aan Verkeerscentrale Zuid-Nederland door en Provincie door meldkamer

    brandweer

    12:35 GRIP 3 alarmering

    12:39 Beleidsteam adviseur meldt zicht bij burgemeester en gemeentesecretaris; allen zonder

    formele alarmering

    12:39 Activeren WAS-palen in gebieden 1 en 6 (zie bijlage II)

    12:50 Versturen NL-Alert aan (gedeelten) van de inwoners van Stein, Esloo, Urmond, Beek, Sittard

    en Geleen (zie bijlage II) door meldkamer Brandweer

    12:50 Melding situatie aan Meldkamer Heinsberg (Duitsland) door meldkamer politie

    12:54 Vraag Communicatie en Informatiecentrum Federale Politie Hasselt (België) bij meldkamer

    politie over de situatie

    12:55 Melding situatie aan Meldkamer Heinsberg en Aachen (Duitsland) door meldkamer brandweer

    12:56 Melding situatie aan Regionaal Adviseur Gevaarlijke Stoffen Duitsland door Regionaal

    Adviseur Gevaarlijke Stoffen Nederland

    12:56 Officier van justitie neemt contact op met de burgemeester

    13:04 Melding situatie aan meldkamer Limburg-Noord door meldkamer ambulance Zuid-Limburg

    13:07 Contact opgenomen door gemeente Echt-Susteren (team OOV) met meldkamer

    13:10 Contact opgenomen door gemeente Echt-Susteren (team OOV) met gemeente Sittard-Geleen

    13:13 Melding Meldkamer KMAR bij meldkamer politie over het uitblijven van overlast door de rook

    voor het vliegverkeer

    13:15 Besluit verplaatsing gemeentelijk beleidsteam naar MCC

    13:28 Melding situatie meldkamer Brandweer Limburg-Noord door meldkamer brandweer Zuid-

    Limburg

    13:32 Melding Verkeerscentrale bij meldkamer politie over overlast rook op het station Sittard

    13:34 Arriveren burgemeester, gemeentesecretaris en beleidsteam adviseur in MCC

    13:36 Activeren tweede keer WAS-palen in gebieden 1 en 6 met uitbreiding Sittard Noord (zie

    bijlage II)

    13:38 GRIP 4 alarmering, alarmering burgemeester Krewinkel en Frissen

    13:42 Versturen tweede NL-Alert aan groter gebied (zie bijlage II) door meldkamer Brandweer

    13:46 Melding situatie aan NCC

    14:12 GRIP 2 alarmering in Veiligheidsregio Limburg-Noord

    14:23 Melding situatie aan burgemeester Echt-Susteren door burgemeester Cox

    14:27 Situatie gevraagd aan meldkamer politie door meldkamer Heinsberg en Aachen (Duitsland)

    15:09 Versturen Burgernetbericht op verzoek van actiecentrum communicatie door Bureau

    Burgernet aan burgers binnen het effectgebied.

    15:20 Melding nieuwe situatie burgemeester Echt-Susteren door burgemeester Krewinkel

    15:47 Versturen tweede Burgernetbericht op verzoek van actiecentrum communicatie door Bureau

    Burgernet aan burgers binnen het effectgebied

    15:49 Versturen derde NL-Alert, waarbij niet bekend of dit ook voor hetzelfde gebied als eerdere

    berichten is verstuurd.

    16:16 Afschaling naar GRIP 2

    16:20 Afschaling naar GRIP 0 in Veiligheidsregio Limburg-Noord

    16:44 Versturen laatste NL-Alert

  • pagina

    12 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    16:53 Melding Meldkamer Hasselt (België) aan meldkamer politie over verspreiden bericht onder

    burgers van Hasselt en Maasmechelen om ‘ramen en deuren te sluiten’

    17:10 Versturen laatste Burgernet-bericht

    17:21 Melding situatie aan Meldkamer Aachen (Duitsland) door meldkamer politie

    17:54 Afschaling naar GRIP 1

    18:40 Afschaling naar GRIP 0

    4.2 Duiding gebeurtenissen op 9 november

    De duiding van de bovenstaande gebeurtenissen is gedaan op basis van documentatie, interne memo’s en

    interviews. Er is gekozen om enkele bepalende factoren nader te bespreken in aparte onderdelen. Indien

    citaten uit interviews zijn opgenomen is dit schuingedrukt en tussen aanhalingstekens.

    4.2.1 Belang bestuurlijke informatievoorziening

    De interne memo’s en de geïnterviewden zijn eenduidig over het belang van bestuurlijke informatievoorziening.

    Het zijn de volgende twee redenen:

    1. Het kunnen maken van een bestuurlijke afweging;

    2. Het ontvangen van minimale bestuurlijke informatie.

    Deze twee redenen gelden niet alleen bij de incidentbestrijding op 9 november 2015. Ze zijn toepasbaar op

    elke gebeurtenis waar maatschappelijke impact kan ontstaan.

    1. Het kunnen maken van een bestuurlijke afweging

    Ten eerste is het noodzakelijk om collega-bestuurders te informeren, zodat zij vanuit hun verantwoordelijkheid

    de afweging kunnen maken of ze een rol moet hebben. Het is begrijpelijk dat de geïnterviewden dit noemen als

    belangrijke reden. Dat is namelijk de basis van crisismanagement zoals vastgelegd in de Wet

    veiligheidsregio’s. Immers: een burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio moet voor zichzelf - al dan

    niet op advies van anderen - weten of er sprake is van een (dreigende aantasting) van een vitaal belang van

    de samenleving. Als deze vraag vanuit juridisch perspectief wordt beantwoord, levert dit een antwoord op de

    vraag of er sprake is van een ramp of een crisis. De burgemeester of voorzitter veiligheidsregio geeft als

    bevoegd gezag de kwalificatie ‘ramp’7 of ‘crisis aan een gebeurtenis om bepaalde (nood)bevoegdheden toe te

    passen. Deze kwalificatie wordt begrensd door twee begrippen: proportionaliteit en subsidiariteit.

    - Proportionaliteit: er dient sprake te zijn van een (dreigende) aantasting van de openbare veiligheid

    (schade aan personen, zaken of milieu) of openbare orde (verstoring van vrij gebruik van de publieke

    ruimte, als gevolg van het gedrag van mensen).

    - Subsidiariteit geldt als de normale bevoegdheden en structuren niet afdoende te zijn voor het

    voorkomen en beheersen van die (dreigende) aantasting.

    Het kunnen maken van een afweging mondt uit in een antwoord op de vraag of het voor een burgemeester

    legitiem is om te handelen. Burgemeester Cox (Sittard-Geleen) geeft aan dat hij “collega-bestuurders in positie

    moet kunnen brengen zodat ze deze afweging kunnen maken.” Zijn collega Hessels (Echt-Susteren) bevestigt

    dit: “Het is informatie die de burgemeester moet ontvangen, zodat hij weet of de openbare orde of openbare

    veiligheid gevaar dreigen te lopen in zijn gemeente. Ik moet in de eerste plaats op de hoogte zijn als er vragen

    7 Alleen bij een ramp - (dreigende) aantasting van het vitale belang openbare veiligheid- heeft een burgemeester het opperbevel.

    Dat geeft de burgemeester bevoegdheden die bij de normale bevelsstructuur niet toereikend zijn. Hij kan ermee afwijken van

    normale wetgeving en in het bijzonder van normale staatsrechtelijke verhoudingen. Zo kan hij in geval van een ramp ook bevelen

    geven aan vitale sectoren. Normaal kan dat niet.

  • pagina

    13 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    komen, maar in de tweede plaats moet ik ook de juiste besluiten kunnen nemen. Daar word je als bestuurder

    op aangesproken.”

    2. Het ontvangen van minimale bestuurlijke informatie

    De geïnterviewden geven nog een tweede reden aan, te weten het ontvangen van minimale bestuurlijke

    informatie. Deze hangt nauw samen met de eerste reden om een afweging te kunnen maken of de bestuurder

    gelegitimeerd is om te handelen. Een bestuurder heeft hiertoe informatie nodig. Op basis van de interviews,

    literatuur en aangedragen documenten bestaat de minimale informatie vooral uit de antwoorden op de

    volgende twee vragen:

    - Wat is er aan de hand en hoe erg is het?

    - Welke maatregelen zijn én worden genomen om dit te beïnvloeden?

    Met name het tweede element in de eerste vraag is voor bestuurders een belangrijk onderwerp. Een

    gebeurtenis, in dit geval de brand met een flinke rookwolk, kan zorgen voor maatschappelijke of bestuurlijke

    problemen in de gemeente of in een andere gemeente zoals adviseur brandweer Houben aangeeft: “Als er bij

    een bestuurder van een andere gemeente vragen komen omdat er bijvoorbeeld in de wijde omgeving rook te

    zien is, dan moeten zij daarop ook antwoorden kunnen geven. Het gaat dan over de duiding van het incident.

    Wij moeten de andere bestuurders uitleg geven over de maatregelen van de brongemeente. Maar ook

    meenemen in de eventuele gevolgen waarvoor de betreffende bestuurder verantwoordelijk is in de eigen

    gemeente. Ook daarover kunnen immers vragen komen.” Nog specifieker bij deze gebeurtenis gaat het dan

    over de meetresultaten van de rook: wat zit er in? Meer aanvullend gaat het volgens burgemeester Krewinkel

    (Heerlen) dan over: “Wat staat in de brand? Is het ‘gewone’ rook, of zit er iets chemisch in? Hoe groot is het

    gevaar? Hoe is de ontwikkeling van de brand? Is er gevaar voor het overslaan naar andere bedrijven? Is het

    binnen redelijke termijn uit?” De antwoorden op dergelijke vragen vormen input ook voor de genomen en te

    nemen maatregelen. Om als bestuurder ook te kunnen handelen is eenduidige informatie van belang. Het gaat

    over de gevolgen en de mogelijke oorzaak van de gebeurtenis, evenals het effect dat de ingezette of in te

    zetten maatregelen bereiken om de oorzaak of de gevolgen weg te nemen.

    4.2.2 Bestuurlijke advisering over maatschappelijke impact

    Het belang van bestuurlijke informatievoorziening gaat over het kunnen maken van een bestuurlijke afweging

    en over het ontvangen van minimale bestuurlijke informatie. Het belang geldt bij elke gebeurtenis waar

    maatschappelijke impact kan ontstaan. Op welke wijze ontvangen bestuurders de bestuurlijke informatie?

    Burgemeester Hessels (Echt-Susteren) stelt dat het niet per se een informatielijn tussen de burgemeesters

    hoeft te zijn wat hem betreft: “Laten de juiste functionarissen elkaar informeren. Dus bestuurlijke informatie

    vanuit de eigen organisatie ontvangen is ook prima. De collega burgemeester heeft het al druk genoeg. Om

    dan iedereen te moeten te moeten bellen dat gaat vind ik wat ver.” In dit onderdeel een korte uiteenzetting van

    de wijze waarop de burgemeester in positie wordt gebracht om zijn rol en taken te kunnen uitvoeren.

    De burgemeester draagt onder meer zorg voor de informatie over de omvang, de oorsprong en gevolgen van

    een crisis (artikel 7 lid 1 wet Veiligheidsregio’s) alsmede het handelingsperspectief. Een gemeentelijk

    beleidsteam ondersteunt de burgemeester bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing (artikel 2.1.5. Besluit

    veiligheidsregio’s). Een gemeentelijk beleidsteam bestaat ten minste uit leidinggevenden van de brandweer, de

    GHOR, de politie en de bevolkingszorg. Het gemeentelijk beleidsteam krijgt op zijn beurt adviezen van een

    regionaal operationeel team. Het regionaal operationeel team is daarnaast belast met de operationele leiding

    en de afstemming met andere bij de ramp of crisis betrokken partijen.

    Indien de voorzitter veiligheidsregio de verantwoordelijkheid heeft (genomen) in geval van een (dreigende)

    crisis van meer dan plaatselijke betekenis dan wordt deze ondersteund door een regionaal beleidsteam. In dit

  • pagina

    14 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    team zitten de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij een crisis alsmede

    de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het betrokken waterschap. De door de voorzitter aangewezen

    regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam, evenals

    functionarissen die vanwege de omstandigheden van belang zijn (artikel 39 lid 3 Wet veiligheidsregio’s). “Zodra

    de omstandigheden het toelaten, ontbindt de voorzitter het regionaal beleidsteam,” aldus artikel 39 lid 6 Wet

    veiligheidsregio’s.

    De burgemeester (als ook de voorzitter veiligheidsregio) wordt in zijn functie als beslisser8 in een crisis

    ondersteund door twee teams. Deze teams adviseren de burgemeester om de crisis zo goed en snel mogelijk

    ten einde te brengen. Achter een zinsdeel uit de wet als “zodra omstandigheden het toelaten” gaat een wereld

    achter schuil. Welke informatie heeft een voorzitter veiligheidsregio nodig om het besluit - het regionaal

    beleidsteam te ontbinden - te nemen? De adviseurs om de burgemeester heen dienen zich daar van bewust te

    zijn. In 2006 is in Veiligheidsregio Zuid Oost-Brabant de term M-factor9 bedacht (refererend aan

    maatschappelijke impact) om dit element van de crisisbeheersing te duiden. Het is gebruikt om operationele

    functionarissen inzicht te geven in de maatschappelijke impact van incidenten en ze daardoor beter in staat zijn

    een vertaalslag te maken naar de bestuurlijke aandachtspunten bij crises en rampen. Er is geen duidelijke

    formule voorhanden om het gedrag van de maatschappij te voorspellen. Wel zijn er volgens de schrijvers van

    het boekwerk “De maatschappelijke impact als onderdeel van de crisisbeheersing” vijf factoren die het

    fenomeen kunnen beschrijven:

    1. maatschappelijke beeldvorming als context;

    2. onzekerheid en informatiepositie van burgers na een incident;

    3. rol van de overheid als behandelaar en medespeler;

    4. rol van de operationele diensten;

    5. rol van de media.

    We beschrijven deze vijf elementen aan de hand van de gebeurtenissen op 9 november.

    1. Maatschappelijke beeldvorming als context

    Maatschappelijke beeldvorming vormt de context waarbinnen een incident plaatsvindt. In Limburg is de

    beleving op 9 november 2015 al bij voorbaat een andere dan normaal het geval zou zijn vanwege de recente

    voorgeschiedenis van incidenten bij Chemelot. Burgemeester Krewinkel: “Het was het zoveelste incident in een

    aantal maanden tijd. Voorheen was ik burgemeester in een aanpalende gemeente (Beek, waar de luchthaven

    is gevestigd) en met die ervaring kijk ik ook naar dit incident met een ander oog. Wat betekende de rook voor

    de luchthaven? Dergelijke vragen heb ik direct gesteld.” Burgemeester Hessels van Echt-Susteren geeft aan

    welke context voor hem bepalend is geweest voor zijn handelen op 9 november 2015: “Die donderdag ervoor

    was er ook een kleiner incident waarbij ik twee keer uit een vergadering ben geroepen. Als dan een paar

    dagen later de brand zo heftig is dat er tientallen telefoontjes binnenkomen bij onze gemeente, dan wil ik goed

    worden geïnformeerd. Het was niet persoonlijk bedoeld naar iemand toe, maar wel als signaal om dit heikele

    punt ook breder te agenderen. We leven hier met zijn allen in de dit risicogebied. Dan moeten we ook met zijn

    allen zorgen voor goede informatie naar onze inwoners toe. Ook Chemelot heeft daar een rol in.” De berichten

    op Twitter en op Facebook van burgemeester Hessels passen in zijn eigen gewoonte om burgers via dit kanaal

    te informeren, aldus de bestuurder zelf. Onder zijn berichten van 9 november 2015 is te lezen dat zijn inwoners

    dit waarderen.

    8 http://www.burgemeesters.nl/files/File/Crisisbeheersing/docs/Handreiking.pdf

    9 M-Factor, De Maatschappelijke impact als onderdeel van de crisisbeheersing, Veiligheidsbureau Zuidoost-Brabant, Eindhoven,

    maart 2006.

  • pagina

    15 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    2. Rol van de overheid als behandelaar en medespeler

    De overheid heeft de taak om de maatschappelijke impact te beheersen. Maar vaak is diezelfde overheid ook

    onderdeel van de impact. Ook op 9 november is dit het geval. Het gemeentehuis in Sittard ligt bijvoorbeeld in

    het benedenwindse gebied. De rook zou mogelijk over het gemeentehuis kunnen trekken. Het beleidsteam van

    Sittard is daarom verplaatst naar het MCC in Maastricht. De rol van de overheid als medespeler is verder

    voelbaar tijdens de brand op het Chemelot-terrein. Ook voor het bestuur is er in de eerste uren na de brand

    onzekerheid over de impact. Burgemeester Krewinkel (Heerlen) legt dit uit aan de hand van een

    terugkoppeling over de meting van de rook: “Er waren tien metingen, waarvan negen negatieve en een

    positieve meting. Is het dan veilig of niet? Wat betekent deze uitslag? Is het nu gevaarlijk of niet? Ik moet

    namelijk wel besluiten of scholen open of dicht moeten. Ik mis dan eenduidigheid in de advisering. Ik moet echt

    met aan alle zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen zeggen als bestuurder: het is mijn beslissing,

    want het is wél of niet gevaarlijk.” Direct daarna wordt in het beleidsteam toelichting gegeven door de

    brandweer adviseur over deze uitslag. Houben duidt de negen negatieve en ene positieve meting, waarbij hij

    opmerkt dat alle meetresultaten als negatief zijn te beschouwen.

    Uiteindelijk blijkt er geen giftig materiaal in de rook te zitten. De ernst van de situatie wordt vanaf dat moment

    als minder ernstig beleefd door onder meer de heer Cox. Waar hij als verantwoordelijk burgemeester zelf dacht

    aan afschalen op het moment dat helder was dat er geen giftig materiaal in de rook zat, gebeurde in praktijk

    het tegenovergestelde (zie beschrijving hierna bij punt 3). De burgemeester van Sittard geeft desgevraagd aan

    op dat moment niet expliciet te hebben nagevraagd of collega-burgemeesters hierover ook zijn geïnformeerd.

    Cox: “Ik heb gebeld met de collega-burgemeester Hessels van Echt-Susteren in Veiligheidsregio Limburg-

    Noord, mede naar aanleiding van zijn signalen op sociale media. Later is Hessels nog twee keer gebeld door

    de voorzitter van onze veiligheidsregio Krewinkel. Er is door ons niet gebeld met de andere burgemeesters.

    Dat heb ik niet nagevraagd of het wel is gebeurd die dag.” Er is in de notulen geen notitie gemaakt die

    specifiek vastlegt dat de andere bestuurders actief moeten worden geïnformeerd. Er is in het beleidsteam wel

    in meer algemene zin nagevraagd of andere partijen, zoals de andere veiligheidsregio, diverse gemeenten en

    meldkamers, zijn geïnformeerd. De bevestiging van het informeren van deze partijen heeft gezorgd voor de

    aanname dat ook de andere bestuurders binnen deze organisaties zouden zijn geïnformeerd. Deze aanname

    toen, blijkt achteraf onjuist.

    Niet alleen tijdens, maar ook kort na het incident, hebben enkele collega-bestuurders de (sociale) media

    opgezocht om het ongenoegen te uitten over het ontbreken van informatie. De wens tot bestuurlijke informatie

    blijkt vooral voort te komen uit de zichtbare gevolgen van het incident (rook). De rook van de brand op het

    Chemelot-terrein is immers in diverse omliggende gemeenten te zien. Dit zorgt bij bestuurders onzekerheid:

    komt de rook onze kant op? Burgemeester Krewinkel realiseert zich goed hoe lastig het is voor bestuurders in

    de andere gemeenten als er informatie ontbreekt om goed te kunnen handelen. Hij begrijpt daarom de zorgen

    van de burgemeester van Echt-Susteren. “Mijn collega Hessels heeft op Twitter geschreven vanaf het dak van

    zijn gemeentehuis de rook goed te kunnen zien. En dat hij zich zorgen maakte over communicatie tussen

    veiligheidsregio's. Ik snap zijn zorgen - bij het zien van de rook en de foto’s op sociale media, dan bellen de

    eerste mensen al naar zijn gemeentehuis - maar vind het niet handig om dit dan zo publiekelijk te delen. Want

    dat zorgt voor extra onrust.” Het uitblijven van bestuurlijke informatie is voor de burgemeester van

    Maasmechelen een reden om nadien dit ongenoegen eveneens te uitten in de media. Hij geeft aan zich te

    storen aan het gebrek aan informatie. Het kan, zo stelt de burgemeester, “niet zo zijn dat de volksgezondheid

    van Maasmechelen afhangt van de windrichting”. Hij is niet op de hoogte gebracht van de ernst van de situatie,

    wat daarmee zorgt voor deze andere beleving. Met name het emotionele aspect is voor hem de reden om ook

    bestuurlijke informatie te ontvangen, ondanks dat rationeel het informeren wellicht niet nodig zou zijn. De wind

    ging immers de andere kant op. Maar zonder informatie is maatschappelijk en bestuurlijk de vraag - wat is er

    aan de hand en hoe erg is het? - niet te beantwoorden.

  • pagina

    16 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    3. Onzekerheid en informatiepositie van burgers na een incident

    Een brand met een grote rookwolk zorgt voor onzekerheid. Direct na het zien van de rook willen mensen weten

    wat er aan de hand is, of naasten en verwachten in veiligheid zijn en hoe het incident verder zal verlopen. Niet

    alleen de zichtbare emissie van de rook, maar ook de genomen maatregelen zijn voor een deel “zichtbaar”. Op

    9 november gaan in twee gebieden WAS-palen af. Tevens worden NL-alerts gestuurd aan een deel van de

    bevolking. Een neveneffect van het alarmeren van inwoners via WAS-palen en NL-alerts is een versterkend

    effect op de beleving dat er iets ernstigs aan de hand was. Deze twee elementen zorgen voor een versterking

    van de maatschappelijke onrust rondom dit incident, waarbij de maatschappij breder is te definiëren dan alleen

    de bevolking waarvoor de maatregelen bedoeld zijn. Volgens de definitie in de Handreiking Regionaal

    Risicoprofiel (2009) is maatschappelijke onrust vanuit de bevolking te beoordelen aan de hand van de

    perceptie, het verwachtingspatroon rond het incident en de gevolgen, en het handelingsperspectief. De

    perceptie van het incident wordt in dit geval versterkt door de onzekerheid over de mogelijkheid of mensen

    persoonlijk last kunnen krijgen van de rook. Het achterwege blijven van informatie zorgt in gemeenten waar de

    rook zichtbaar is, voor het uitblijven van een concreet handelingsperspectief. Onderzoek en ervaringen laten

    echter ook zien dat het geven van een handelingsperspectief niet automatisch betekent dat iedereen de

    adviezen opvolgt om ramen en deuren te sluiten en binnen te blijven. Burgemeester Cox: “Het scenario is heel

    anders beleefd in de buitenwereld. Iedereen reageerde op zijn eigen manier.” Het is volgens de Sittardse

    burgervader niet uniek. Hij ziet dit vaker gebeuren en vraagt zich af: “Hoe gaan we om met de verschillende

    beleving van een dergelijke situatie? Neem bijvoorbeeld de directe buren van Chemelot. Zij zien en horen

    allerlei rook- en geluidssignalen vanaf de site van Chemelot komen. De rook gaat vaak direct over deze wijk.

    Daar kunnen ook deeltjes neergevallen wat weer vragen over de gezondheidseffecten oplevert.” Burgemeester Hessels van Echt-Susteren legt uit wat er in zijn gemeente gebeurde: “Mijn inwoners hoorden

    sirenes in andere gebieden afgaan. Ze hoorden dat scholen dicht gingen. Iedereen op straat rook de stank en

    zag de rook. Als mensen het kunnen horen, kunnen zien en alle communicatie over het incident kunnen volgen

    via de sociale media, dan is het logisch dat ze maar een vraag hebben: wat is er aan de hand?” Burgemeester

    Krewinkel ervaart ook dat het al dan niet informeren en waarschuwen van andere gemeenten en

    burgemeesters zorgt voor een versterkend effect op de verwarring en beleving. “Het gaat bij dit incident echt

    over de beleving, want de bestrijding van het incident an sich was niet complex.”

    4. Rol van de operationele diensten

    De operationele diensten hebben de taak het incident te bestrijden. Het handelen van operationele diensten

    kunnen ook een effect hebben op de maatschappelijke impact. Het volgende citaat van brandweeradviseur

    Houben beschrijft dat effect: “Op het moment dat de WAS-palen afgaan, en ook een NL-alert wordt ingezet, is

    mij achteraf duidelijk dat het effectgebied groter is gemaakt dan wellicht nodig. De intentie is aanvankelijk om

    eerst te gaan meten: welk gevaar zou er zijn in deze gebieden en op basis daarvan pas alarmeren. Ik heb toen

    ingegrepen, want als we gaan meten dan zijn we echt uren verder alvorens de meetresultaten bekend zijn.

    Kortom: ik kies dan voor zekerheid, waarbij ik werk van grof naar fijn. Ik schaal vervolgens liever af op basis

    van een afgewogen besluit.” Als het werkelijke scenario nog onvoldoende scherp is, dan wordt gekozen voor

    zekerheid. In een interne memo is te lezen: “Sirene-gebieden 1 en 6 zijn beiden ingeschakeld omdat de

    rookkolom zich tussen beide gebieden bevonden. Hierdoor is een groot gebied gealarmeerd. Het is mogelijk

    een preciezer gebied te activeren, alleen gaat er dan meer tijd verloren in het bepalen van het gebied. In dit

    geval is dan ook de keuze gemaakt om snel te alarmeren. Om 12:39 zijn in gebied I en VI de WAS-palen

    geactiveerd.” Deze werkwijze van opschalen en beargumenteerd afschalen kent op 9 november zijn uitwerking

    op de beleving van het incident in de buitenwereld. Het is een gebruikelijke werkwijze, welke ook in opleidingen

    terugkomt, aldus de brandweer adviseur. Het kiezen voor zekerheid is eveneens terug te vinden in de

    opschaling naar GRIP 4. Voor de brand op het terrein is uiteindelijk opgeschaald naar GRIP 4. De keuze voor

    regionale opschaling zorgt voor onzekerheid in de buitenwereld.

    5. Rol van de media

  • pagina

    17 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    In het boekwerk “De maatschappelijke impact als onderdeel van de crisisbeheersing” schrijven de auteurs het

    volgende: “Berichtgeving in de media, ook voor zover die uit het stellen van vragen bestaat, kan tot escalatie

    van zorgen en onrust leiden.” Op Twitter is dit effect op de maatschappelijke impact terug te vinden, de

    zogenoemde sociale media onrust. Diverse twitteraars vragen zich of waarom wel een NL-alert is verstuurd en

    niet de sirenes (WAS-palen) in een bepaald gebied zijn afgegaan. Alle maatregelen worden besproken door de

    (sociale) media.10

    Als voorbeeld een citaat over het binnen blijven van leerlingen in Lindenheuvel op school.11

    “Scholen blijven dicht, maar je mag de trein wel in- en uit? Apart.”12

    Al deze maatregelen, al dan niet door de

    overheid of private partijen (zoals scholen) ingezet, zorgen voor een eigen dynamiek. Met name daar waar

    onzekerheid bestaat worden vragen gesteld. Zo zorgt de opschaling naar GRIP 4 voor een extra dynamiek. Dit

    wordt in de (sociale) media uitgelegd als het is “zélfs GRIP 4”. GRIP 4 impliceert voor de media en

    maatschappij nog altijd de mate van ernst van de situatie, in plaats van het besef dat het een vorm is waarbij

    de voorzitter van de veiligheidsregio zijn bestuurlijke coördinatie uitvoert. De NOS schrijft daarover13

    : “De

    hulpdiensten geven de code Grip 4. Dat betekent dat het incident als een groot incident kan worden behandeld

    waarbij meerdere gemeenten betrokken zijn. Voor de coördinatie van de hulpdiensten is in Maastricht een

    regionaal crisisteam gevormd dat onder voorzitterschap staat van een coördinerend burgemeester. De

    Commissaris van de Koning en de minister van Binnenlandse Zaken zijn in de fase daarvoor al geïnformeerd.”

    Bestuurlijk adviseren

    Het operationele en bestuurlijke team staan ten dienste van de burgemeester om hem te adviseren over met

    name de maatschappelijke impact. Alvorens het operationele en bestuurlijke team klaar staat om te adviseren

    is er al de nodige tijd verstreken. De wettelijke eisen voor het klaar staan van een gemeentelijk beleidsteam is

    bijvoorbeeld zestig minuten nadat de burgemeester deze teams bijeen heeft geroepen. Met uitzondering van

    informatiemanagement (veertig minuten) en crisiscommunicatie (dertig minuten), is het operationeel team

    verplicht om binnen vijfenveertig minuten operationeel te zijn. Voordat de structuur feitelijk staat (conform de

    wettelijke eisen) is de impact op de directe omgeving al geruime tijd van kracht. Hierdoor loopt de ontwikkeling

    van de operationele team in de allereerste beginfase niet parallel aan die van de maatschappelijke impact.

    De uitwerking van de vijf onderdelen van de term M-factor laat goed de complexiteit van dit element van de

    crisisbeheersing zien. De maatschappelijke impact van een gebeurtenis is meer dan ooit een belangrijk

    criterium binnen het crisismanagement. Er is niet altijd sprake van (dodelijke) slachtoffers of grote schade,

    maar dan is er wel vaak nog de maatschappelijke onrust die blijft. Zo kan de komst van een

    asielzoekerscentrum, de terugkeer van een voormalig zedendelinquent zorgen voor een grote onrust in een

    wijk of een gemeente. Al deze gebeurtenissen vragen de nodige aandacht van de burgemeester.14

    Het zijn

    situaties waarbij de burgemeester een bestuurlijke afweging moet kunnen maken, op basis van minimale

    bestuurlijke informatie. Het is belangrijk om te bepalen wat deze minimale bestuurlijke informatie is; voor zowel

    bestuurders als adviseurs. Twee onderzoeken na het hoogwater in de veiligheidsregio Groningen in 2012

    roepen op om de kennis en ervaring van het adviseren van het (regionaal) beleidsteam te vergroten.15

    Of te

    professionaliseren, zoals een rapport het noemt, omdat het van belang is om “vroegtijdig na te denken over

    potentiële problemen en scenario’s”. Dit advies sluit aan bij een ander evaluatierapport uit hetzelfde jaar. Het

    10

    http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2015/11/toedelodokie_limbo.html en https://twitter.com/vid/status/663688793053097984

    (geraadpleegd op 11-2015) 11

    http://nos.nl/artikel/2068011-geen-gevaarlijke-stoffen-bij-grote-brand-geleen.html(geraadpleegd op 9--12015) 12

    http://www.hulpverleningsforum.nl/index.php?topic=94241.80 (geraadpleegd op 11-2015) 13

    http://nos.nl/artikel/2068011-geen-gevaarlijke-stoffen-bij-grote-brand-geleen.html (laatst geraadpleegd op 9-1--2015) 14

    www.ifv.nl/kennisplein/PublishingImages/Paginas/Lectoraat-Crisisbeheersing/Geen%20mini-

    crisis%20is%20hetzelfde%20en%20toch%20hebben%20ze%20veel%20gemeen%20(Cogiscope%202015-1).pdf

    en www.managementboek.nl/boek/9789462365889/lessen-uit-crises-en-mini-crises-2014-menno-van-duin 15

    Bronvermelding: Haasjes, J.S. e.a. (2012) De dijk staat op springen. Hoog water in de Veiligheidsregio Groningen. De evaluatie

    en de bevindingen en Duin, M. van (2012) Evaluatie Hoogwater Groningen (RBT) 5-9 januari 2012.

    http://www.managementboek.nl/boek/9789462365889/lessen-uit-crises-en-mini-crises-2014-menno-van-duin

  • pagina

    18 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    onderzoek asbestvondst Kanaleneiland geeft aan dat adviseurs ook altijd oog dienen te hebben voor de

    (bedoelde en onbedoelde) consequenties en impact van voorgestelde besluiten.16

    Want vaak zijn al tijdens het

    incident meer effecten zichtbaar dan alleen hetgeen zich afspeelt in het bron- en effectgebied. Dit is ook op 9

    november aan de orde. Het effect-gebied is breder dan het gebied waar de WAS-palen afgaan of de NL-alerts

    worden verstuurd. Deze ervaring is niet uniek. De NVBR adviseerde - na de Leerarena Moerdijk - al om de

    brandweer naar de brede impact van een incident te laten kijken.17

    Belangrijk is om vroegtijdig te beoordelen

    wat de impact (gevolgen) van een gebeurtenis is, evenals welke maatregelen daarop af stemmen zijn en wat

    het beoogde effect daarvan is. Bij dit incident is wel stil gestaan in het beleidsteam bij de impact van de brand

    bij Chemelot op de maatschappij, maar dit heeft niet geleid tot nadere of specifieke besluitvorming op dit

    thema. Een maatschappij die zoals gezegd breder te definiëren is dan de bevolking binnen het bron- en

    effectgebied. De aandacht is vooral uitgegaan naar het bewaken en waarborgen van de veiligheid van de

    samenleving; de bron- en emissiebestrijding in algemene zin.

    4.2.3 Bestuurlijk informeren

    Op basis van het feitenrelaas is te lezen dat het informeren van collega-bestuurders op 9 november 2015 niet

    expliciet plaatsvindt door de bestuurders. Er heeft geen actieve bestuurlijke informatievoorziening van de

    burgemeester en de voorzitter van de veiligheidsregio plaatsgevonden naar collega-bestuurders. Het expliciet

    informeren is wel gedaan op het moment dat er online signalen verschijnen van de burgemeester van Echt-

    Susteren. De collega burgemeester meldt om 13:50 op Twitter: “Vanaf het dak van ons gemeentehuis rook

    goed te zien. Ik maak me zorgen over communicatie tussen veiligheidsregio's.” Acht minuten later schrijft hij op

    Twitter: “Opdracht gegeven - buiten commandostructuur om - om meetploegen te activeren in Nieuwstadt en

    Koningsbosch. Niet langer afwachten!” (13:58). Op basis van deze berichten op Twitter is er om 14:23 contact

    opgenomen door de burgemeester van Sittard-Geleen met de burgemeester van Echt-Susteren. Later heeft

    ook de burgemeester van Heerlen in zijn rol als voorzitter veiligheidsregio nog twee keer contact met

    burgemeester Hessels (Echt-Susteren).

    De Commissaris van Koning en de minister zijn ten tijde van de GRIP 3 situatie niet expliciet geïnformeerd. De

    Provincie is om 12:23 wel door de meldkamer geïnformeerd. Ook in de GRIP 4 situatie is er geen bestuurlijke

    informatielijn naar de Commissaris van Koning en de minister.

    Aan de omliggende landen, veiligheidsregio’s en gemeenten is via de operationele lijnen wel informatie

    doorgegeven. Diverse operationele lijnen zijn terug te vinden op basis van het feitenrelaas. De beschrijvingen

    melden niet op welke wijze bij de drie buren de bestuurders al dan niet zijn geïnformeerd, evenals wat er

    bestuurlijk met deze informatie is gedaan. Bij het bestuurlijk informeren is in dit geval niet gekozen om ANNA te

    hanteren: altijd nagaan, nooit aannemen. Er is niet expliciet gevraagd en gecontroleerd of andere bestuurders

    zijn geïnformeerd. Het onderstaande geeft een inzicht van de verschillende operationele lijnen tijdens het

    incident.

    - Veiligheidsregio Limburg-Noord: Om 13:04 informeert de meldkamer van de ambulancedienst de

    Veiligheidsregio Limburg-Noord. De meldkamer brandweer van deze regio wordt om 13:28

    geïnformeerd door de meldkamer van Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Dit contact is een half uur na de

    opschaling na GRIP 3. Om 14:12 in Limburg-Noord opgeschaald naar GRIP2.

    16

    Jansen, G.J.; Fernandes Mendes, H.K. e.a. (2012) Onderzoek asbestvondst Kanaleneiland. 17

    NVBR (2014). Leerarena Moerdijk. Wat zou jij aan je collega vertellen als je weet dat hij/zij morgen wordt ingezet bij dezelfde

    brand?

  • pagina

    19 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    - Duitsland: Om 12:50 is de meldkamer Heinsberg in kennis gesteld door de meldkamer van de politie.

    Vijf minuten later wordt de meldkamer Heinsberg en Aachen in kennis gesteld door de meldkamer van

    de brandweer. In een brief meldt de burgemeester van gemeente Selfkant dat de meldkamer om

    13:58 op eigen initiatief contact heeft gezocht met de meldkamer van Zuid-Limburg, waarna ze zijn

    geïnformeerd over het incident. Op basis van de informatie uit het GMS niet juist, maar kan mogelijk te

    maken hebben met de registratie van het tijdstip in GMS. Op basis van de geregistreerde informatie

    lijkt de meldkamer Heinsberg twee keer geïnformeerd binnen 16 minuten na het activeren. Later die

    middag is er opnieuw contact om 14:27 met de meldkamer van Heinsberg en Aachen.

    - België: Meldkamer 100 van Hasselt informeert om 12:27 naar de situatie bij de meldkamer van de

    brandweer, aangezien de rookpluim zichtbaar is in België.

    Het informeren van de operationele diensten gaat volgens brandweeradviseur Houben die middag niet

    helemaal goed: “In het rampbestrijdingsplan staan de te informeren partijen, evenals wie dat moet doen in de

    acute fase. Deze werkinstructie is algemeen bekend: we informeren in zo’n situatie andere meldkamers en

    alarmcentrales in onze omgeving.” Niet alle meldkamers en alarmcentrales in de omgeving zijn geïnformeerd

    conform de afspraken.

    5. Conclusies

    In dit laatste hoofdstuk aandacht voor de antwoorden op de volgende hoofdvraag:

    Welke leerpunten zijn er ten aanzien van alle ondernomen activiteiten die tot doel hadden informatie te

    verstrekken ten behoeve van het besturen van de crisissituatie (bestuurlijke informatievoorziening) tijdens de

    grootschalige brand op het Chemelot-terrein van 9 november 2015?

    De antwoorden zijn hieronder per deelvraag kort geformuleerd:

    1. Wat zijn de formele afspraken qua bestuurlijke informatievoorziening bij crisissituaties?

    Het onderzoek gaat over bestuurlijke informatievoorziening. Echter in de afspraken op papier blijkt het lastig

    om scherp te krijgen: wat is bestuurlijke informatie nu precies? Gaat het dan over het informeren van een

    bestuurder naar een bestuurder óf over de minimale informatie die een bestuurder nodig heeft om te kunnen

    handelen, waarbij de afzender niet relevant is? Of wellicht beide, aangezien het in beide gevallen gaat over de

    activiteiten met betrekking tot informatie om een crisis te kunnen besturen.

    Een uitwerking van de bestuurlijke verantwoordelijkheid om te informeren in de Wet veiligheidsregio’s wordt

    vormgegeven door de gesloten overeenkomsten met overheden in België en Duitsland. Daarbij is op het

    moment van schrijven een convenant tussen Veiligheidsregio Zuid-Limburg en Limburg-Noord nog in de maak.

    Op basis van deze overeenkomsten dient de burgemeester bij een gebeurtenis met mogelijke gevolgen voor

    een grondgebied in een buurland, onmiddellijk nadat deze gebeurtenis hem ter kennis is gekomen, al dan niet

    op verzoek, alle relevante informatie te verstrekken. Voor de burgemeester en de voorzitter van de

    veiligheidsregio geldt dat zij de volgende organen op de hoogte moeten stellen:

    o De burgemeester van de grensgemeenten,

    o De Commissaris van de Koning,

    o De minister van Binnenlandse Zaken.

  • pagina

    20 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    Al deze genoemde organen hebben ook het recht om informatie te verzoeken. De mogelijkheid van

    verontrusting bij de bevolking in het buurland is al voldoende om te moeten informeren of waarschuwen. Het

    gaat hierbij om alle relevante veiligheidstechnische informatie die noodzakelijk en vereist is voor een adequate

    voorbereiding op en bestrijding van noodsituaties, rampen en crisis ter beschikking staat. Deze informatie

    wordt uitgewisseld tussen de betrokken partijen via de crisisstructuur.

    Een bijzondere situatie ontstaat wanneer in de andere regio nog niet de crisisstructuur actief is. Op dat moment

    zijn de meldkamers verplicht terstond informatie uit te wisselen over (dreigende) incidenten met effecten voor

    buitenlandse buren, totdat de crisisstructuur operationeel is. Dit sluit aan bij de gemaakte afspraken in

    Euregionaal verband om bij vijf incidenten - met grote rookontwikkeling, CBRN, vervuiling van het (binnen)

    water, vervuiling van de lucht en de bodem en crisissituaties - partner meldkamers en alarmcentrales te

    informeren.

    Tevens meldt Wet veiligheidsregio’s dat in geval van een ramp (aantasting van de openbare veiligheid) een

    ieder die daarvan kennis draagt, de burgemeester zo spoedig mogelijk daarvan op de hoogte stelt (artikel 50).

    Diegene verschaft de burgemeester relevante veiligheidstechnische gegevens18

    , zodat de bevoegde

    burgemeester adequaat zijn taakuitvoering kan doen. Dit kan een collega-bestuurder zijn, maar kunnen ook al

    diegene doen die informatie hebben welke voor de bestuurder relevant is.

    2. Wat betekenen deze afspraken voor de organisatie ervan binnen de veiligheidsregio?

    Voordat de structuur feitelijk staat (conform de wettelijke eisen) is de impact op de directe omgeving al geruime

    tijd van kracht. Hierdoor loopt de ontwikkeling van de operationele team in de allereerste beginfase niet parallel

    aan die van de maatschappelijke impact. Het is daarmee een gegeven dat in elk geval in de beginfase de

    operationele realiteit altijd achter de maatschappelijke impact aanloopt. Operationele informatie bevat vaak

    bestuurlijk relevante informatie. Dit betekent een periode waarin relevante informatie niet direct beschikbaar is.

    Het is voor de operationele diensten daarom van belang om zo snel als mogelijk zicht te hebben welke

    informatie noodzakelijk ten behoeve van het besturen van een crisissituatie. De gemaakte afspraken over

    informatievoorziening naar andere betrokkenen dragen daartoe bij. Dit betekent dat binnen de meldkamers -

    maar ook binnen het regionaal operationeel team en het (regionaal) bestuurlijk team - deze afspraken bekend

    moeten zijn. Allen staan namelijk ten dienste van de burgemeester om hem te adviseren, zodat de crisis zo

    goed en snel mogelijk ten einde kan worden gebracht. Om als bestuurder een afweging te kunnen maken of hij

    gelegitimeerd is om te handelen, heeft hij informatie nodig. De minimale informatie bestaat vooral de

    antwoorden op de volgende twee vragen:

    - Wat is er aan de hand en hoe erg is het?

    - Welke maatregelen zijn én worden genomen om dit te beïnvloeden?

    Met name de impact van de gebeurtenis is bestuurlijk relevante informatie. Het gedrag van de maatschappij

    laat zich echter niet in een duidelijke formule voorspellen. De operationele functionarissen dienen ook inzicht te

    geven in de maatschappelijke impact, zodat een vertaalslag is te maken naar de bestuurlijke aandachtspunten

    bij crises en rampen.

    3. Hoe verliep de bestuurlijke informatievoorziening op 9 november 2015; en wat was daarbij de invloed

    van de maatschappelijke impact van het incident?

    De maatschappelijke impact bij het incident op 9 november is op verschillende manieren beïnvloed. Zo is de

    beleving al bij voorbaat een andere dan normaal het geval zou zijn vanwege de recente voorgeschiedenis van

    incidenten bij Chemelot. De overheid is in dit geval ook onderdeel van de impact. De rook zou mogelijk over

    het gemeentehuis van Sittard kunnen trekken. Het beleidsteam van Sittard is op deze reden verplaatst naar het

    18

    Nota Bene: Dit geldt niet voor zover deze informatie reeds op grond van andere voorschriften is verschaft of kan worden

    verkregen, dan wel indien de gegevens op grond van artikel 48, derde of vierde lid, reeds zijn verstrekt aan onze betrokken minister.

  • pagina

    21 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    MCC in Maastricht. Bij het bekend worden van de uitslag dat er geen giftig materiaal in de rook zit, wordt de

    gebeurtenis vanaf dat moment als minder ernstig beleefd door onder meer de verantwoordelijke burgemeester.

    De brand zorgt echter voor onzekerheid in de buitenwereld. Het alarmeren van inwoners via WAS-palen en

    NL-alerts zorgt darbij juist voor meer onzekerheid; wat is er precies aan de hand? Op Twitter is in beperkte

    mate deze onrust terug te zien. Diverse twitteraars vragen zich of waarom wel een NL-alert is verstuurd en

    niet de sirenes (WAS-palen) in een bepaald gebied zijn afgegaan. De werkwijze van opschalen en

    beargumenteerd afschalen kent daarbij eveneens een negatieve uitwerking op de beleving van het incident in

    de buitenwereld. Al deze factoren zorgen voor onzekerheid in de buitenwereld, en bij de bestuurders van

    omliggende gemeenten. Na de berichten op sociale media zijn er diverse contactmomenten geweest met de

    burgemeester van Echt-Susteren. Er heeft verder geen actieve bestuurlijke informatievoorziening van de

    burgemeester en de voorzitter van de veiligheidsregio plaatsgevonden naar collega-bestuurders. Op

    verschillende wijzen is actief en reactie operationele informatie gedeeld met Veiligheidsregio Limburg-Noord,

    België en Duitsland.

    4. Op welke punten wijken de vooraf schriftelijk gemaakte afspraken af van het feitelijk verloop van de

    bestuurlijke informatievoorziening op 9 november 2015?

    Waar de gemaakte afspraken afwijken van het feitelijk verloop is vooral op het informeren van de juiste

    bestuurders en het juiste moment daarvan. De burgemeester en de voorzitter van de veiligheidsregio hadden

    in elk geval de Commissaris van Koning en de minister van Binnenlandse Zaken moeten (laten) infomeren. Op

    basis van de afspraken hadden ook de burgemeester van de grensgemeenten moeten worden geïnformeerd;

    zelfs al waren de crisisstructuren in de grensgemeenten niet actief. Bij afwezigheid van de crisisstructuur in

    België en Duitsland (maar ook Veiligheidsregio Limburg-Noord) is het informeren via operationele lijnen

    volgens de overeenkomsten voldoende. Diverse operationele lijnen naar buurgemeenten zijn op 9 november

    actief geweest. De afspraak om het (bestuurlijke) informatie via de operationele lijnen te laten lopen, lijkt te

    worden overruled door een andere afspraak in een toelichtende notitie van de afspraken tussen de drie

    Nederlandse veiligheidsregio en Belgische provincie Limburg. Volgens deze notitie moet een burgemeester

    zijn collega-bestuurder informeren of waarschuwen bij (mogelijke) verontrusting bij de bevolking in het

    buurland. Het is niet gebeurd. De reden van het niet actief informeren lijkt enerzijds te schuilen in het verschil in

    beleving en anderzijds in de aanname dat het informeren van andere partijen, ook de bestuurders daarvan

    impliceert. Het ontbreekt aan scherpe formuleringen in de afspraken over het moment van informeren, van

    welke informatie en door wie de actie moet worden ondernomen. Op welke moment moet nu de bestuurder zelf

    contact opnemen met zijn collega-bestuurder en op welk moment volstaat het dat de gemeente of de

    meldkamer is geïnformeerd? In bijlage III is een schema opgenomen waarin de bestuurlijke lijnen en de

    bestuurlijke informatievoorziening zijn opgenomen en hierop antwoord wordt gegeven.

    5. Wat zijn de leerpunten voor het organiseren van de bestuurlijke informatievoorziening bij

    crisissituaties?

    De leerpunten zijn vier aanbevelingen met een aantal concrete acties.

    I. Overbrug het gat tussen afspraken en praktijk

    Er is een gat tussen de afspraken op papieren en de praktijk. Dit is te overbruggen door diverse acties uit te

    voeren. Deze aanbeveling sluit aan bij de reeds zelf opgelegde verplichtingen met het ondertekenen van de

    overeenkomsten over de nauwe samenwerking op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing.

  • pagina

    22 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    Concrete acties zijn:

    - Neem het informatieprotocol op in de daarvoor in aanmerking komende plannen of verwijs er naar. Dit

    zorgt voor meer bekendheid over de afspraken qua informatievoorziening op operationeel en

    bestuurlijk niveau met alle omliggende gemeenten.

    - Baseer de overeenkomst met Veiligheidsregio Limburg-Noord op de reeds bestaande

    overeenkomsten met andere landen. Dit zorgt voor uniformiteit.

    - Voer de reeds afgesproken gezamenlijke risicobeoordeling uit met de partners waar overeenkomsten

    mee zijn afgesloten. Laat de risicobeoordeling vervolgens doorwerken in de regionale

    grensoverschrijdende rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsplannen, waarbij de deugdelijkheid

    wordt gecontroleerd door middel van bijvoorbeeld een oefening.

    - Borg dat de nieuwe (basis)afspraken binnen de operationale diensten goed bekend zijn en indien

    nodig ook zo worden uitgevoerd.

    - Laat ook de alarmcentrales en meldkamers de afspraken opnieuw met elkaar doornemen. Bespreek

    dit vooral ook met elkaar binnen EMRIC-verband; maak niet te veel bijzonder wat ook normaal kan.

    Indien hier nog onduidelijkheden of vraagstukken uit voortkomen zijn deze hier op te pakken.

    II. Definieer de momenten van bestuurlijke lijnen en bestuurlijke informatie

    Het is aan de bestuurders om de beschikbare informatie op de juiste manier te beoordelen en om te zetten in

    bijbehorende maatregelen met daaraan gekoppeld heldere communicatie. Echter het onderzoek toont aan dat

    afspraken rondom de informatievoorziening vanuit de operationele lijn richting de verantwoordelijke

    bestuurders niet scherp is in relatie tot de informatievoorziening tussen bestuurders onderling. Het moet scherp

    worden voor betrokkenen wie wanneer moet worden geïnformeerd; en via welke lijn. Moet het via de

    bestuurlijke lijn door bestuurders zelf of is te volstaan met het informeren van de operationele lijn?

    Concrete actie is:

    - Laat de bestuurders en adviseurs met elkaar om tafel gaan op basis van meerdere incidentscenario’s

    (welke ook input vormen voor de gezamenlijke risicoboordeling). Het is daarbij wenselijk om de wijze

    van informeren nader uit te werken: bij welke incidentscenario’s worden collega-bestuurders

    geïnformeerd en op welke wijze? Is dit vooral op basis van het normale mechanisme tussen de

    meldkamers of expliciet door bestuurders zelf?

    III. Werk de maatschappelijke impact uit in de voorbereiding

    De maatschappelijke impact van het incident bij Chemelot is niet voldoende op waarde geschat. Betrokkenen

    realiseren zich dit achteraf. Dit gegeven is daarmee een belangrijk leerpunt. Het ligt dan ook voor de hand dat

    de Veiligheidsregio Zuid-Limburg samen met alle betrokken partijen hieraan extra aandacht gaat besteden in

    de voorbereiding op mogelijke toekomstige incidenten en dit ook vertaalt naar een nieuwe aanpak van

    communicatie op het moment dat zich een nieuw incident bij Chemelot daadwerkelijk voordoet. De

    maatschappelijke impact is als fenomeen de laatste jaren qua betekenis sterk gegroeid. Niet in de laatste

    plaats door de snelheid waarmee informatie via (sociale) media wordt gedeeld. Daarenboven speelt bij

    Chemelot mee dat hier de afgelopen jaren meerdere incidenten achter elkaar hebben plaatsgevonden waarbij

    de communicatie naar buiten toe niet naar tevredenheid is verlopen (bijvoorbeeld voor direct omwonenden en

    lokale media). Daarmee is helaas een negatieve beleving opgebouwd. Deze beeldvorming kan alleen

    verbeteren door het (de communicatie rondom een incident) in de toekomst beter te doen.

    Concrete acties zijn:

    - Zorg op basis van incidentscenario’s in de voorbereiding voor algemene vraag- en antwoorden. De

    meest gestelde vragen in een onzekere situaties - zoals een brand met een grote rookwolk - zijn op

    voorhand al te bedenken. Ze vormen input voor de procesinformatie die vanaf moment één is te

    geven, zodat ook expliciet aandacht is voor het reduceren van de maatschappelijke impact.

  • pagina

    23 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    - De uitwerking van de vijf onderdelen van de term M-factor laat goed de complexiteit van dit element

    van de crisisbeheersing zien. Laat de maatschappelijke impact in de voorbereiding doorklinken in

    opleidingen en oefeningen. Het levert de juiste mindset op om in de voorbereiding al na te denken

    over dilemma’s als “wat betekent de opschaling naar GRIP3 of GRIP4 voor de impact in de

    maatschappij?” en “hoe communiceren we over de situatie zonder een feitelijk beeld over de ernst van

    de situatie?”

    IV. Beoordeel de maatschappelijke impact tijdens het incident

    Alvorens de structuur feitelijk staat is de maatschappelijke impact al geruime tijd gaande, waardoor de

    ontwikkeling van de operationele realiteit niet parallel loopt met de maatschappelijke realiteit. De

    maatschappelijke impact van een gebeurtenis is meer dan ooit een belangrijk criterium binnen het

    crisismanagement. Vanaf het begin van het incident moet een burgemeester een bestuurlijke afweging kunnen

    maken op basis van minimale bestuurlijke informatie. Het is belangrijk om te bepalen wat deze minimale

    bestuurlijke informatie is; voor zowel bestuurders als adviseurs. Daarbij moet nadrukkelijker in ogenschouw

    worden genomen dat de gegeven informatie congruent is met (het effect van) eventuele genomen maatregelen

    in de directe of wijdere omgeving van het incident. Bijvoorbeeld maatregelen als het laten sluiten van ramen en

    deuren of ventilaties, het tonen van waarschuwingen op WAS-palen en/of het laten afgaan van sirenes, zorgen

    voor een bepaalde beleving bij omwonenden. Daar moet de crisisorganisatie zich veel meer van bewust

    worden en hiermee rekening houden in de communicatie rondom een incident.

    Concrete actie is:

    - Zorg in de beeld- en oordeelsvorming voor meer aandacht voor de effecten van de te nemen

    maatregelen. Bestuurders én adviseurs dienen in deze tijdsgeest expliciet het effect op de (directe)

    omgeving mee te nemen in de beeld- en oordeelsvorming. Het stil staan bij het effect van de

    maatschappelijke impact van een gebeurtenis zorgt tevens voor het zicht krijgen op welke bestuurders

    van buurgemeenten op welk moment bestuurlijke informatie moeten ontvangen.

  • pagina

    24 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    Bijlage I Onderzoek verantwoording

    Er is door ons als onderzoekers een gestructureerde aanpak van vier fasen gehanteerd. De verschillende

    fasen worden hierna toegelicht.

    Fase 1: voorbereiding en afbakening

    De voorbereidingsfase had als doel om de condities te creëren voor een succesvolle uitvoering van het

    onderzoek. In de voorbereidingsfase:

    Is vastgesteld welke documentatie relevant is om te bestuderen (dit is vormgegeven in diverse

    mailwisselingen met het aanspreekpunt vanuit de opdrachtgever).

    Is samen met de opdrachtgever vastgesteld welke personen in het kader van het onderzoek zullen worden

    geïnterviewd. Dit zijn burgemeesters G.J.M. Cox (Sittard-Geleen) en R.K.H. Krewinkel (Heerlen) en L.

    Houben, adviseur brandweer in het RBT, tevens in de rol als operationeel leider.

    Zijn afspraken gemaakt over een detailplanning. Over wat de momenten van overleg met de

    opdrachtgever zijn. En wanneer het conceptrapport wordt besproken met de opdrachtgevers.

    Een belangrijk onderdeel van de voorbereiding is het stellen van de kaders van het onderzoek. Dit is gedaan in

    overleg met de opdrachtgever.

    De focus van dit onderzoek betreft de bestuurlijke informatievoorziening vanuit de Veiligheidsregio Zuid-

    Limburg. Met bestuurlijke informatievoorziening wordt in deze bedoeld: alle activiteiten met betrekking tot

    het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen van een crisissituatie. De operationele

    informatievoorziening wordt in deze onderzoeksfase buiten beschouwing gelaten. Het onderzoeken van de

    bestuurlijke informatievoorziening, niet de operationele informatievoorziening. Het gaat over het proces

    van verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen van een crisissituatie richting andere

    bestuurders. Kortom: het (re)actief informeren van meldkamers of ROT wordt buiten beschouwing gelaten

    in deze rapportage.

    Met bestuurlijke partijen worden de burgemeesters van respectievelijk de gemeente Sittard-Geleen en de

    gemeente Heerlen bedoeld, waarbij laatstgenoemde de rol van voorzitter Veiligheidsregio Zuid-Limburg

    had in deze specifieke gebeurtenis. Zij waren verantwoordelijk voor het crisismanagement rondom de

    brand op 9 november 2009 in de GRIP3 en GRIP4 situatie. Als betrokken besturen zijn gedefinieerd: in de

    Veiligheidsregio Limburg-Noord de gemeente Echt Susteren, in België de gemeente Maasmechelen en in

    Duitsland drie gemeenten (Selfkant, Waltfeucht en Gangelt) binnen het Kreis Heinsberg.

    Er komt geen volledig uitgeschreven feitenrelaas, maar wel een tijdslijn van de bestuurlijke betrokkenheid

    op 9 november 2015. De tijdslijn bevat ook de tijdstippen van het bestuurlijk informeren van betrokken

    partijen. Het gaat daarbij niet zo zeer over de inhoud van de bestuurlijke informatievoorziening, maar met

    name over de momenten van informeren.

    Fase 2: onderzoek

    Het onderzoek vindt plaats in de maand december 2015 en januari 2016. Het eerste deel van de onderzoek is

    vooral het analyseren van alle convenanten en planvorming. Marian Ramakers (programmamanager EMRIC)

  • pagina

    25 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    heeft in december 2015 alle documenten gestuurd betreffende de afspraken van grensoverschrijdende

    informatievoorziening bij incidenten bij (een van de) regio’s van de Euregio Maas-Rijn.

    Tevens zijn op de website van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg ook het Regionaal Risicoprofiel, Beleidsplan

    en Crisisplan en de gemeenschappelijke regeling gedownload. Het in december vastgestelde en

    geactualiseerde rampenbestrijdingsplan van Chemelot is ook in dit onderzoek meegenomen (met de

    wetenschap dat het ten tijde van de gebeurtenissen nog niet was geactualiseerd). Verder is uiteraard waar

    nodig de relevante formele wet- en regelgeving geraadpleegd. Op het moment van schrijven zijn er nog geen

    formele afspraken met de Veiligheidsregio Limburg-Noord over de bestuurlijke informatievoorziening.

    Functionarissen binnen de twee veiligheidsregio’s zijn er wel mee bezig

    Een ander onderdeel van het onderzoek zijn de interviews met de burgemeesters G.J.M. Cox (Sittard-Geleen)

    en R.K.H. Krewinkel (Heerlen) en Operationeel Leider L. Houben. Daarnaast heeft ook een interview plaats

    gevonden met burgemeester J. W.M.M.J. Hessels (Echt-Susteren). Bij deze interviews is gebruik gemaakt van

    een semigestructureerde vragenlijst. Hierdoor werden de hoofdthema’s besproken, maar was er ook ruimte om

    dieper in te gaan op de situatie.

    Fase 3: rapportage en afstemming

    De eindrapportage staat stil bij de gemaakte afspraken ten aanzien van de bestuurlijke informatievoorziening

    op papier, waarbij er aanbevelingen zijn gedaan richting alle betrokken partijen. Deze aanbevelingen vloeien

    voort uit geconstateerde afwijkingen tussen de schriftelijke afspraken en de praktijk.

    De onderzoekers hebben in dit hoofdstuk gekozen om de wetgeving en (in)formele regelgeving te beschrijven,

    daar waar het gaat over de bestuurlijke informatievoorziening. Wat is er te vinden in wetgeving en regelgeving?

    Wat betekenen deze afspraken op papier voor de bestuurders in de praktijk?

  • pagina

    26 / 28 25 februari 2016 Bestuurlijke Informatievoorziening brand 9 november 2015

    Bijlage II