ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het...

48
VOOR ELKE LEERLING, DOCENT EN SCHOOL ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: LECTORALE REDE LISETTE WIJNIA 13 MAART 2019

Transcript of ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het...

Page 1: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

VOOR ELKE LEERLING,

DOCENT EN SCHOOL

ONDERWIJS- EXCELLENTIE

IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS:

LECTORALE REDE LISETTE WIJNIA

13 MAART 2019

Page 2: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

LISETTE WIJNIA

Lectorale rede in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lector Onderwijsexcellentie aan HZ University of Applied Sciences op woensdag 13 maart 2019

Page 3: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

VOOR ELKE LEERLING,

DOCENT EN SCHOOL

ONDERWIJS- EXCELLENTIE

IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS:

Page 4: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

INHOUD

1. VOORWOORD ....................................................................................................... 3

2. WAT IS ONDERWIJSEXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS? ................................................................... 52.1. Onderwijsexcellentie volgens vo-docenten............................................ 62.1.1. Wat is onderwijsexcellentie? ................................................................. 72.1.2. Het beste uit de leerling halen ............................................................... 82.1.2.1. Wat is het beste uit de leerling halen? ................................................... 82.1.2.2. Hoe halen docenten het beste uit de leerling? ...................................... 92.1.2.3. Wat hebben docenten nodig om het beste uit de leerling te halen? .... 102.2. Onderwijsexcellentie in dit lectoraat ................................................... 12

3. MOTIVEREND ONDERWIJS ............................................................................... 133.1. De rol van de docent ............................................................................. 143.1.1. Autonomie ondersteuning .................................................................... 153.1.2. Bieden van structuur............................................................................ 153.1.3. Betrokkenheid ...................................................................................... 153.1.4. Belang van positieve leerkrachtstijlen................................................. 163.2. Toekomstig onderzoek ......................................................................... 16

4. LEREN OP MAAT ............................................................................................... 194.1. Aansluiten bij de sterke punten en interesses van een leerling .......... 194.2. Beoordeling om leren te ondersteunen ............................................... 204.2.1. Beoordeling voor leren en formatieve toetsing .................................... 204.2.2. Beoordeling als leren en zelfregulatie ................................................. 214.3. Toekomstig onderzoek ......................................................................... 22

5. DE SCHOOL ALS LERENDE ORGANISATIE ....................................................... 235.1. Leercultuur van de school ................................................................... 255.2. Samenwerking tussen scholen ............................................................ 255.3. Brug tussen wetenschap en praktijk ................................................... 265.4. Toekomstig onderzoek ......................................................................... 26

6. SLOTWOORD ..................................................................................................... 27

7. DANKWOORD .................................................................................................... 28

8. KENNISKRING ................................................................................................... 30

9. REFERENTIES ................................................................................................... 38

Page 5: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Deze lectorale rede is in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lector Onderwijsexcellentie voortgezet onderwijs aan HZ University of Applied Sciences op woensdag 13 maart 2019.

Het voortgezet onderwijs (vo) vervult een belangrijke positie binnen het Nederlandse onderwijssysteem. Allereerst vormt het de schakel tussen basisonderwijs en vervolgopleidingen (Bronneman- Helmers, Herweijer, & Vogels, 2002). Dit betekent dat aan de ene kant de kennis en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen worden voorbereid op vervolgopleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger beroepsonderwijs (hbo) of het wetenschappelijk onderwijs (wo). Daarnaast vervult het vo een belangrijke selectiefunctie. Waar leerlingen in het basisonderwijs nog gemeenschappelijk onderwijs volgen, worden leerlingen op basis van hun prestaties en inzet bij de overgang naar het vo en gedurende de

eerste leerjaren ingedeeld over verschillende schooltypen. De hoofdschooltypen in het vo zijn praktijkonderwijs, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Naast deze reguliere schooltypen bestaat er voortgezet speciaal onderwijs (vso) voor leerlingen met een bepaalde ondersteuningsbehoefte.

Deze selectiefunctie van het vo vindt op relatief jonge leeftijd (12 jaar) plaats, vergeleken met andere landen (rond 15-16 jaar; Organisation for Economic Co-operation and Development, 2012). Door de vroege selectiefunctie tijdens de eerste leerjaren van het vo, kunnen de onderwijservaringen die leerlingen daar opdoen bepalend zijn voor hun verdere onderwijsdeelname en schoolloopbaan (Bronneman-Helmers et al., 2002; Nygård, 2017). Daarnaast maken leerlingen tijdens het vo een grote ontwikkeling door waarbij zij zich steeds meer losmaken van hun ouders, meer tijd gaan doorbrengen met leeftijdsgenoten en hun eigen identiteit ontwikkelen (Berk, 2008).

1.VOORWOORD

HET LECTORAAT ONDERWIJSEXCELLENTIE VOORTGEZET (SPECIAAL) ONDERWIJS IS VERBONDEN AAN DE HZ UNIVERSITY OF APPLIED SCIENCES EN HET ROOSEVELT CENTER FOR EXCELLENCE IN EDUCATION (RCEE). HET LECTORAAT IS ONTSTAAN OP INITIATIEF VAN DE ZEEUWSE VO-SCHOLEN DIE GEORGANISEERD ZIJN IN HET ZEEUWS BESTUURDERSOVERLEG ONDERWIJS (ZBO). IN DIT BOEKJE “ONDERWIJSEXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: VOOR ELKE LEERLING, DOCENT EN SCHOOL” VINDT U EEN INTRODUCTIE OP DE ONDERZOEKSTHEMA’S VAN HET LECTORAAT.

5

Page 6: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Het vo heeft daarom ook een brede opdracht. Naast het bijbrengen van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden, zoals samenwerken en zelfregulatie, draagt het onderwijs ook bij aan de persoonsvorming en socialisatie van leerlingen (Biesta, 2012; Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek, 2016). Dit alles zorgt ervoor dat vo-docenten voor een uitdagende taak staan.

Dit lectoraat richt zich op onderwijsexcellentie in het vo. Deze term roept bij u misschien veel vragen of associaties op. Zelf denk ik niet met veel plezier terug aan mijn middelbare schoolperiode. Voor mijn gevoel telden alleen mijn prestaties en leek men minder geïnteresseerd in mijn welbevinden. De term onderwijsexcellentie voor mij, betekent dan ook passend onderwijs waarbij ook de motivatie, welbevinden en ontwikkeling van de leerling meegenomen moeten worden.

Volgens dit lectoraat is onderwijsexcellentie dat elke leerling, ongeacht zijn of haar niveau of ondersteuningsbehoefte, zich optimaal kan

ontwikkelen. Hierbij worden alle schooltypen in het vo en vso betrokken. Wanneer wij spreken over optimale ontwikkeling bedoelen we dat leerlingen zich naar eigen potentieel zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. We richten ons hierbij niet alleen op de prestaties van leerlingen, of de ontwikkeling van vaardigheden zoals zelfstandig leren, maar ook op hun schoolbeleving. Hoewel het van belang is dat het vo leerlingen voorbereidt op de verdere schoolloopbaan en dat zij een diploma halen, wil je ze hierbij ook graag een stimulerende en uitdagende omgeving bieden die hun motivatie en interesse voor leren aanwakkert.

In deze lectorale rede zal ik eerst ingaan op de term “onderwijsexcellentie” en waarom wij de thema’s motiverend onderwijs, leren op maat en de school als lerende organisatie hieraan verbinden. Per thema geef ik voorbeelden over hoe het lectoraat zich hiermee bezig gaat houden. Tot slot zullen de kenniskringleden van het lectoraat zich achter in dit boekje aan u voorstellen.

Lisette Wijnia

Foto: AV Afdeling van HZ

6 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 7: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Om een antwoord te vinden op deze vragen ben ik eerst gaan zoeken naar omschrijvingen van “excellent” en “excellentie”. In woordenboeken wordt “excellent” omschreven als “uitstekend”, “voortreffelijk” of “extreem goed” (Abeling, 1997; Van Dale, 2019; Wehmeier, 2000). Iemand die excelleert is ergens heel goed in of blinkt daar in uit. Hieruit volgt dat excellentie betekent dat iets of iemand een extreem goede reputatie of kwaliteit heeft.

In het onderwijs wordt de term excellentie vaak gebruikt om goede schoolprestaties van leerlingen te beschrijven (Condron, 2011; McGaghie, 2015; Organisation for Economic Co-operation and Development, 2016). Hoewel er soms vanuit wordt gegaan dat onderwijsexcellentie bereikt kan worden door alle leerlingen (McGaghie, 2015), wordt het – overeenstemmend met de definitie – vaker gebruikt om topprestaties van een selecte groep leerlingen te beschrijven. Zo wordt de term gebruikt in de context van (hoog)

begaafdheid op cognitief vlak (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, 2012). Een andere invulling zijn honoursprogramma’s waarin een extra uitdagend studieprogramma wordt geboden aan een selecte groep studenten buiten het reguliere programma om (Wolfensberger, 2015). Deze voorbeelden maken duidelijk dat de term onderwijsexcellentie vaak gebruikt wordt om een selecte groep hoog-presteerders te beschrijven. Maar deze focus, sluit veel mensen buiten en richt zich waarschijnlijk alleen op de bovenste 1-10% van de populatie (Meyers, Van Woerkom, & Dries, 2013). Een focus op onderwijsexcellentie als hoogbegaafdheid lijkt daarom niet goed aan te sluiten bij een lectoraat onderwijsexcellentie voortgezet onderwijs dat zich wil richten op alle schooltypen in het vo.

Excellentie wordt niet alleen gebruikt om de (top)prestaties van leerlingen te beschrijven, maar ook als waardeoordeel over de kwaliteit van het onderwijs of de school (Inspectie

2.WAT IS ONDERWIJS-EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS?

IN 2017 IS HET LECTORAAT ONDERWIJSEXCELLENTIE VOORTGEZET (SPECIAAL) ONDERWIJS VAN START GEGAAN. DE TERM ONDERWIJSEXCELLENTIE ROEPT BIJ U MISSCHIEN VEEL VRAGEN OF ASSOCIATIES OP, NET ALS DAT HET BIJ MIJ DEED TOEN IK DE KANS KREEG OM AAN DIT LECTORAAT TE WERKEN. WAT IS ONDERWIJSEXCELLENTIE? HEEFT ONDERWIJSEXCELLENTIE BETREKKING OP DE LEERLINGEN, OP HET ONDERWIJS DAT GEGEVEN WORDT OF OP BEIDE? WANNEER IS IETS EXCELLENT? WIE BEPAALT OF IETS EXCELLENT IS?

7

Page 8: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

van het Onderwijs, n.d.; Simpson et al., 2007). Denk bijvoorbeeld aan het predicaat “Excellente School” dat in 2012 in het leven is geroepen door de toenmalige minister van Onderwijs. Excellente scholen worden door de inspectie omschreven als “in de basis goede scholen die zich onderscheiden van andere goede scholen door te excelleren met een specifiek profiel” (Inspectie van het Onderwijs, n.d.). Om in aanmerking te komen voor het predicaat “Excellente School” heeft de school de waardering “Goed” van de inspectie nodig en moet het op één onderdeel excelleren. Dit onderdeel kan betrekking hebben op het onderwijsaanbod, de onderwijsaanpak, de sociaal maatschappelijke oriëntatie of de schoolorganisatie. Echter, Paul Rosenmöller, voorzitter van de Voortgezet Onderwijs Raad heeft gepleit voor het schrappen van het predicaat “Excellente School” omdat het predicaat voor ouders verwarrend kan zijn (Kassa, 2018). Zo doet ruim 95% van de scholen niet mee aan de procedure. Volgens Petra van Haren van de Algemene Vereniging Schoolleiders zitten bij dat percentage ook goede of excellente scholen, maar die kiezen er soms bewust voor om het predicaat niet aan te vragen. Kortom, scholen met het predicaat “Excellente School” hoeven dus niet beter te zijn in kwaliteit dan scholen zonder predicaat (Kassa, 2018). Ook een focus op “Excellente Scholen” lijkt daardoor niet goed aan te sluiten bij de opdracht van het lectoraat.

2.1. ONDERWIJSEXCELLENTIE VOLGENS VO-DOCENTEN

In mijn zoektocht naar een goede omschrijving van onderwijsexcellentie heb ik ook docenten uit het Zeeuwse vo en vso gevraagd welke associaties zij hebben bij het woord “onderwijsexcellentie” en hoe onderwijsexcellentie vorm kan krijgen in het onderwijs. Deze vragen heb ik gesteld in vier focusgroep discussies waaraan docenten van verschillende vo- en vso-scholen

hebben deelgenomen. Een focusgroep is een discussiegroep waarbij een bepaald thema centraal staat. In dit geval was dat onderwijsexcellentie. Meer informatie over de focusgroepen staat beschreven in onderstaand tekstvlak.

De uitspraken van docenten zijn ingedeeld in verschillende thema’s: “Wat is onderwijsexcellentie?”, “Wat is het beste uit de leerling halen?”, “Hoe halen docenten het beste uit de leerling?” en “Wat hebben docenten nodig om het beste uit de leerling te halen?”. De bevindingen berusten op meningen en uitspraken van de deelnemende docenten.

DoelIn de focusgroepen stond centraal hoe docenten in het voortgezet (speciaal) onderwijs aankijken tegen “onderwijsexcellentie”, maar ook welke thema’s zij van belang vinden in het onderwijs.

DeelnemersEr zijn vier focusgroepen uitgevoerd. Drie focusgroepen zijn uitgevoerd met docenten uit het vo. Focusgroep vo 1 bestond uit 5 docenten (3 mannen, 2 vrouwen); focusgroep vo 2 uit 6 docenten

FOCUSGROEPEN OVER ONDERWIJSEXCELLENTIE

8 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 9: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

2.1.1. WAT IS ONDERWIJS- EXCELLENTIE?

De docenten die deelnamen aan de focusgroep noemden veel uiteenlopende associaties, soms met een negatieve connotatie, zoals “vaag begrip”, “pretentieus” en “ik word er zenuwachtig van”. Eén docent merkte ook op dat onderwijsexcellentie heel gauw gebruikt kan worden als een containerbegrip, om alles in te storten wat we graag zouden willen. Andere associaties die bijvoorbeeld genoemd werden, waren “begaafdheid”, “beter presteren dan je klasgenoot”, “heel goed onderwijs”, "haal uit leerlingen wat erin zit”, "onderwijs optimaliseren”, “talentontwikkeling”, “excellente school”, “samenwerking”, “onderwijs op maat”, “voorbereiden op de toekomst”, “motiveren” en “uitdagen”.

In de voorbeelden kwam een belangrijke tegenstelling naar voren: Geldt onderwijsexcellentie alleen voor een selecte groep leerlingen of voor elke leerling? Hoewel de term bij sommige docenten oproept dat het gaat om een selecte groep of beperkt is tot leerlingen met een hoog IQ, waren de meeste docenten het erover eens dat onderwijsexcellentie moet draaien om alle leerlingen, zoals het beste uit de leerling halen, uitstijgen boven jezelf en talenten van leerlingen ontginnen.

Een ander aspect dat uit de discussie naar voren kwam, is dat onderwijsexcellentie niet alleen moet draaien om het einddoel (“het beste”), maar ook om de ontwikkeling (“onderwijs optimaliseren”).

(4 mannen, 2 vrouwen) en focusgroep vo 3 uit 8 docenten (6 mannen, 2 vrouwen). Gemiddeld hadden de docenten 19,28 jaar onderwijservaring (SD = 10,31, range 2 – 38 jaar). Daarnaast is er 1 focusgroep uitgevoerd met 5 docenten uit het vso (focusgroep vso). Deze 5 vrouwelijke docenten hadden gemiddeld 10,60 jaar onderwijservaring (SD = 6,23, range 3 – 20 jaar).

ProcedureDe focusgroepen duurden tussen de 70 en 95 minuten. In het eerste deel van de focusgroep stond de vraag centraal welke associaties de deelnemende docenten hebben bij het woord “onderwijsexcellentie”. In het tweede deel van de focusgroep stond centraal wat

docenten (kunnen) doen om het beste uit de leerling te halen en wat er nodig is in het onderwijs om dat te realiseren. De focusgroepen werden opgenomen met een audio recorder.

AnalyseEr zijn transcripties gemaakt van de audio opnames. Op basis van de transcripties en de aantekeningen die tijdens de focusgroepen zijn gemaakt, zijn de uitspraken van de deelnemers ingedeeld in verschillende thema’s: “Wat is onderwijsexcellentie?”, “Wat is het beste uit de leerling halen?”, “Hoe halen docenten het beste uit de leerling?” en “Wat hebben docenten nodig om het beste uit de leerling te halen?”.

9

Page 10: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Daarnaast lijkt onderwijsexcellentie van toepassing te kunnen zijn op de leerling en het onderwijs dat er gegeven wordt door docenten op school. Voor het optimaliseren of het vernieuwen van onderwijs, is samenwerking belangrijk met leerlingen, andere docenten, locaties of scholengemeenschappen. Bovendien is het belangrijk om af te vragen wie er bepaalt of iets excellent is; is dat bijvoorbeeld de leerling, de docent, de schoolorganisatie, de inspectie of zijn dat de ouders?

2.1.2. HET BESTE UIT DE LEERLING HALEN

Naast dat ik docenten heb gevraagd om aan te geven welke associaties zij hebben bij de term onderwijsexcellentie, zijn de docenten met elkaar in gesprek gegaan over wat docenten (kunnen) doen om het beste uit de leerling te halen en wat zij daarvoor nodig hebben. In dit deel van de focusgroep kwamen er verschillende onderwerpen naar voren die ik heb ingedeeld in de thema’s: “Wat is het beste uit de leerling halen?”, “Hoe halen docenten het beste uit de leerling?” en “Wat hebben docenten nodig om het beste uit de leerling te halen?”.

2.1.2.1. WAT IS HET BESTE UIT DE LEERLING HALEN?

Wanneer we onder onderwijsexcellentie verstaan dat elke leerling het beste uit zichzelf kan halen en zich optimaal kan ontwikkelen, is de volgende vraag wat optimale ontwikkeling dan inhoudt. In één van de discussiegroepen (focusgroep vo 2) werd de vraag gesteld of je nog van optimale ontwikkeling kan spreken als een leerling op school zit met de gedachte “Ik moet dat papiertje halen, en dan ben ik hier zo snel mogelijk weg.” Er was discussie over hoe optimale ontwikkeling het best gezien kan worden. Voor sommige docenten is optimale ontwikkeling dat leerlingen het vak halen of

hun diploma, andere docenten geven echter aan het belangrijk te vinden dat leerlingen gemotiveerd en geïnteresseerd zijn. Dit komt ook naar voren in de volgende quote: “dat je leerlingen ook wil boeien en ze voor de rest van hun leven wat mee wil geven, wat niet in cijfers te meten is.”

In andere focusgroepen kwam naar voren dat er soms te veel nadruk ligt op hoge cijfers, een hoog IQ of doorstroom (focusgroep vo 1 en vso). Het is belangrijk om te kijken wat er haalbaar is met de vaardigheden die de leerling heeft. Als de basis, bijvoorbeeld de sociaal-emotionele vaardigheden van de leerling, niet in orde is, stromen leerlingen met een bovengemiddeld IQ niet altijd uit met een havo/vwo-diploma (focusgroep vso). Ook moet er waardering zijn voor andere talenten (buiten het cognitieve leren om), zoals het goed in elkaar zetten van een vogelhuisje (focusgroep vo 1). Bovendien is de opdracht van een vo-school breed. Andere dingen zijn in deze leeftijdsfase ook van belang, zoals persoonlijke ontwikkeling en identiteit; niet alleen kennisoverdracht, zo hoog mogelijk scoren of het diploma (focusgroep vso). Sommige vso-leerlingen hebben niet altijd baat bij te veel focus op een diploma, omdat ze uitstromen naar beschermde arbeid of zorg waar geen diploma gevraagd wordt. Daarnaast wordt aangegeven dat het percentage succesverhalen van vso-leerlingen op het mbo klein is.

Een docent (focusgroep vo 2) merkte op dat we misschien niet moeten spreken over het beste uit de leerling halen, maar dat het ook belangrijk is dat de leerling het beste uit zichzelf haalt. Het is belangrijk dat leerlingen een reëel beeld hebben van de eigen mogelijkheden en zelf leren beseffen wat haalbaar is (focusgroep vo 2 en vso). Daar kan bij horen dat leerlingen (en

10 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 11: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

docenten) accepteren dat sommige vakken hen niet liggen (focusgroep vo 2). Leerlingen zouden zich zo kunnen concentreren op vakken waar ze goed in zijn en zorgen dat de schade bij een ander vak beperkt blijft: “Zorg dat [wiskunde] een 5 blijft. Het is je ding niet, dat snap ik; maar zorg dan wel dat scheikunde die nu al boven de 7 staat, ook boven de 7 blijft.” Daarnaast is het belangrijk om als docent eerlijk te zijn over het toekomstperspectief van de leerling, zoals beroepen en vervolgopleidingen die haalbaar zijn (focusgroep vso).

Hoewel het beste uit de leerling halen niet alleen gericht lijkt te zijn op de cijfers of het diploma, blijft het lastig om exact te meten wat het potentieel van de leerling is en of de leerling dit potentieel ook ontwikkelt en benut (focusgroep vo 2).

2.1.2.2. HOE HALEN DOCENTEN HET BESTE UIT DE LEERLING?

In verschillende focusgroepen kwam de wens naar nieuwe manieren van beoordelen en evalueren naar voren, waarbij meer aandacht is voor het proces en de groei en ontwikkeling die een leerling doormaakt dan voor het eindproduct (focusgroep vo 1, vo 3 en vso). Formatieve toetsing werd genoemd als een manier om leerlingen te helpen om te excelleren (focusgroep vo 1 en 3). Door formatieve toetsing kunnen leerlingen zich bewust worden van het leerproces. Ze krijgen een beter beeld van waar ze nu staan, waar ze naar toe willen en wat ze zouden kunnen doen om daar te komen. Ook zou formatief toetsen volgens docenten een leerling misschien meer zelfvertrouwen kunnen geven (focusgroep vo 1) of de motivatie kunnen verhogen (focusgroep vo 3).

Een ander element dat terugkwam, is om flexibel om te kunnen gaan met lessen,

planning en/of de mogelijkheid om leerlingen vrijstellingen te geven (focusgroep vo 1-3 en vso). De ene leerling heeft misschien iets meer tijd nodig voor Frans, terwijl de andere leerling meer tijd nodig heeft voor wiskunde. Soms zijn leerlingen zelf gemotiveerd om iets anders te doen, zo werd deelname aan Junior Med School genoemd (focusgroep vo 2). Dit soort beslissingen zouden het beste in samenspraak tussen leerling en docent kunnen worden gemaakt, waarbij een goede balans moet worden gevonden tussen loslaten (autonomie van de leerling) en regels (vanuit de docent/school). Zo neem je de leerling serieus en ook leer je hem/haar onder begeleiding van de docent of mentor om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leerproces (focusgroep vo 1-3). Dit zou ook motiverend kunnen werken (focusgroep vo 2). Van de docent vraagt dit werken op maat creativiteit in het lesgeven (focusgroep vo 3). Een gerelateerd aspect dat terugkwam, was om sommige leerlingen versneld examen te laten doen, hen examenonderdelen te laten doen op een ander niveau (focusgroep vo 1 en 3) en de mogelijkheid om een leerling juist meer tijd te geven op school omdat hij/zij nog niet klaar was voor het onderwijs (focusgroep vso). Daarnaast moet je ook de lesmethode die je gebruikt flexibel kunnen toepassen, door zelf de volgorde aan te passen waarin je bepaalde onderwerpen behandelt. Als je ziet dat sommige dingen nog niet lukken, kun je doorgaan of afwachten tot het weer aan bod komt, maar als je wacht, daalt het niveau misschien tot iets wat je niet wilt (focusgroep vo 3).

Daarnaast gaven docenten aan dat het van belang is om aan te sluiten bij de interesses en/of sterke punten van de leerling (focusgroep vo 1, vo 3 en vso). Waar is de leerling al goed in en waar kan hij/zij nog beter in worden (focusgroep vso).

11

Page 12: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Benadruk meer waar de leerling al goed in is, in plaats van wat hij/zij nog niet kan (focusgroep vo 3). Sterke punten en interesses kunnen de basis of drijfveer vormen om van daaruit vaardigheden te leren die de leerling nog niet zo goed beheerst (focusgroep vo 1). Dit wordt ook geïllustreerd met het volgende voorbeeld “…een voorbeeld uit de keuken, van een jongen (…) die had helemaal niet zo iets met lezen, maar die zat op een gegeven moment echt zo van allemaal van die kookmensen, boeken te lezen, omdat hij zo graag verder wilde komen in die keuken”. Daarbij is het ook van belang dat je in de beoordeling waardering kan uiten voor de verschillende “talenten” die leerlingen hebben (focusgroep vo 1). Hier werd er een voorbeeld genoemd in de context van bewegingsonderwijs; een leerling die niet met een tokkelbaan hoog langs het plafond wilde, maar wel actief stond te beveiligen en anderen aan het aanmoedigen was. Het zou goed kunnen zijn om daarom te kunnen werken met verschillende profielen (bijvoorbeeld “inrichten van bewegingssituaties” of “steunen van anderen”), om zo waardering te kunnen uiten voor de sterke punten van een leerling. Hier is dus ook een nieuwe manier van beoordelen voor nodig.

Om te kunnen aansluiten bij de interesses van leerlingen en hen te motiveren, is het belangrijk dat de docent de leerling kent en weet wat aanspreekt en boeit (focusgroep vo 2). Ook is het belangrijk dat de docent passie voor zijn/haar vak heeft. Als het onderwerp je zelf interesseert, kan je er ook met meer enthousiasme over vertellen (focusgroep vo 2). Daarnaast zou je soms met het niveau kunnen spelen door bijvoorbeeld eerst te beginnen met een makkelijkere opdracht/oefening zodat de leerling succeservaringen kan opdoen (focusgroep vo 2).

In zowel focusgroep vo 2 als focusgroep vso kwam naar voren dat het zonde is dat de theorie die geleerd wordt op school zo losgekoppeld is van de praktijk. Intern opleiden bij bedrijven, meer praktijk-relevante opdrachten of een koppeling kunnen maken met de bijbaantjes van leerlingen zou het nut van vakken kunnen verduidelijken. Het zou mooi zijn als je vanuit de leerdoelen die je hebt, kan aansluiten bij wat de leerling interesseert (focusgroep vo 2). Dit zou de motivatie van leerlingen misschien ten goede kunnen komen. Ook zou het werken met vakoverstijgende projecten nuttig kunnen zijn. Wel is het volgens een docent belangrijk om uiteindelijk ook aandacht te hebben voor abstract denken, omdat dit soms meer in lijn is met de vervolgopleiding (focusgroep vo 2).

Binnen het vso krijgen leerlingen na iedere pauze of na iedere dag weer een nieuwe kans, ook als ze gedrag laten zien waardoor ze op een andere school misschien niet meer welkom zouden zijn in de les (focusgroep vso). Dit is van belang, omdat je zo kan verder bouwen met de leerling. Een van de vso-docenten gaf aan zich wel steeds af te vragen in hoeverre de leerlingen worden voorbereid op het regulier onderwijs, een vervolgopleiding of de maatschappij. In de maatschappij kan je niet elke dag een nieuwe kans krijgen. Een andere docent gaf aan dat het soms lastig is om de balans te vinden, omdat je naast onderwijsinstelling ook een soort zorginstelling bent.

2.1.2.3. WAT HEBBEN DOCENTEN NODIG OM HET BESTE UIT DE LEERLING TE HALEN?

Een belangrijke randvoorwaarde voor zowel docenten als leerlingen is dat er binnen de school een open en veilige cultuur is, waarin je van elkaar kunt leren (focusgroep vo 1, vo 3 en vso). Docenten moeten een kritische houding naar elkaar kunnen innemen, openstaan voor

12 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 13: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

kritiek en collega’s durven laten meekijken in de les (focusgroep vo 1 en 3).

Een ander thema dat expliciet terugkwam in twee focusgroepen is het belang van samenwerking, zowel met andere docenten binnen het eigen team of school, maar vooral ook tussen teams, schoollocaties, schoolgemeenschappen en vervolgopleidingen (focusgroep vo 3 en vso). Zo is een goede samenwerking tussen vo en vso belangrijk, om bijvoorbeeld te voorkomen dat leerlingen te lang in het reguliere onderwijs worden gehouden terwijl dit eigenlijk niet meer gaat (focusgroep vso). Op dit moment is er een eerste stap tot samenwerking gezet met een vso-klas in een vo-school (focusgroep vso). Deze samenwerking zou ertoe kunnen leiden dat zowel vo- als vso-docenten van elkaar kunnen leren. Vso-docenten kunnen collega’s uit het vo helpen met andere manieren om een leerling aan te spreken. Bovendien kunnen vso-docenten leren van de vakdidactische kennis van vo-collega’s om zo opdrachten leuker of beter te maken. Wel zijn er factoren die de overgang van de leerling van vso naar vo kunnen belemmeren, zoals dat er met andere lesmethodes is

gewerkt of de leerling toch wat te kort komt (focusgroep vso). Ook is samenwerking tussen verschillende vo-scholen van belang om voor voldoende onderwijsaanbod voor de leerlingen te zorgen, maar deze initiatieven lijken niet altijd te slagen op hoger (management) niveau (focusgroep vo 3). Bovendien is het van belang om te kijken in hoeverre op het vo de vaardigheden worden geleerd die de leerling nodig heeft op het mbo, hbo of wo, daarvoor is samenwerking met vervolgopleidingen nodig (focusgroep vo 3). Vaak zijn deze samenwerkingsinitiatieven ontstaan op basis van eigen netwerken, maar het gevaar bestaat dan dat dit slechts een los initiatief blijft.

Tevens is het van belang dat de docent vrijheid en flexibiliteit krijgt om zijn/haar les als professional vorm te geven (focusgroep vo 1 en 3). Wel is het belangrijk dat er daarbij afstemming is tussen docenten van hetzelfde team (focusgroep vo 3). De inflexibiliteit van de roosters, planning, en het denken in hokjes van een uur worden als belemmerend gezien (focusgroep vo 1-3 en vso). Voor de vrijheid en flexibiliteit van de docent is het belangrijk dat er vanuit schoolmanagent en besluitvorming duidelijke kaders en richtlijnen

13

Page 14: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

worden gegeven die tot stand zijn gekomen in samenspraak met de docenten (focusgroep vo 1). Een goede balans tussen loslaten en structuur geldt dus niet alleen voor leerlingen maar ook voor docenten.

In het kader van onderwijsvernieuwingen (zoals formatief toetsen), gaven docenten aan facilitering in de vorm van structurele tijd nodig te hebben (focusgroep vo 1 en 3). Daarnaast is er aangegeven dat er om veranderingen of onderwijsvernieuwingen door te voeren, voldoende draagvlak moet zijn in het team/school. Ook is het essentieel dat er wordt omgegaan met weerstand en kritische vragen (focusgroep vo 1 en 3). Bovendien is het belangrijk dat praktische randvoorwaarden op orde zijn, zoals de internetverbinding, klaslokaal en de mogelijkheid om met kleinere groepen te werken. Daarnaast is reflectie op wat docenten nu al doen van belang. Soms doe je in lessen al aan differentiatie of formatieve toetsing. Sommige onderwijsvernieuwingen lijken ook geen echte vernieuwingen te zijn (“oude wijn, nieuwe zakken”; focusgroep vo 1).

Daarnaast wordt de manier waarop het eindexamen nu wordt vormgegeven als een belemmering ervaren (focusgroep vo 2 en 3). In de bovenbouw werk je toe naar een summatieve toets en daardoor komt de focus ook meer op cijfers te liggen en teaching-to-the-test.

Tot slot, werd aangegeven dat het professionaliseren van docenten belangrijk is en het oprichten van professionele leergemeenschappen die blijven voortbestaan, in plaats van tijdelijke initiatieven op basis van subsidies (focusgroep vo 3).

2.2. ONDERWIJSEXCELLENTIE IN DIT LECTORAAT

Veel associaties die de docenten noemden, komen overeen met de manier waarop

wij in het lectoraat onderwijsexcellentie willen omschrijven. In dit lectoraat spreken we van onderwijsexcellentie als elke leerling, ongeacht zijn of haar niveau of ondersteuningsbehoefte, zich optimaal kan ontwikkelen. Met optimale ontwikkeling bedoelen we dat leerlingen zich naar eigen potentieel zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Daarbij draait het niet per definitie om het behalen van hoge cijfers of het slagingsrendement van de school, maar is het ook belangrijk om rekening te houden met de behoeftes en interesses van leerlingen.

Onderwijsexcellentie voor elke leerling kan niet bereikt worden zonder de docent. De manier waarop zij instructie geven en hun relatie met de leerling, hebben een belangrijke invloed op de motivatie van leerlingen en hun leerproces (Vansteenkiste et al., 2012). Om leerlingen te stimuleren en motiveren hun potentieel te benutten, moeten docenten kunnen aansluiten bij de sterke punten en interesses van hun leerlingen en hun perspectief kunnen innemen (Biswas-Diener, Kashdan, & Minhas, 2011; Ruppar, Roberts, & Olson, 2018; Vansteenkiste et al., 2012). Om dit te kunnen doen moeten zij ook de ruimte en concrete handvatten krijgen. De schoolorganisatie speelt daar een belangrijke rol in (Pelletier, Séguin-Lévesque, & Legault, 2002; Soenens, Sierens, Vansteenkiste, Dochy, & Goossens, 2012). Het is dan ook van belang dat de school als organisatie blijft leren en ontwikkelen (Davidoff & Lazarus, 2002).

Op basis van de focusgroep-discussies met vo-docenten, hebben we de informatie die we daar hebben verkregen vertaald naar de volgende onderzoeksthema’s: Motiverend onderwijs, leren op maat en de school als lerende organisatie. Deze onderzoeksthema’s worden in de volgende hoofdstukken besproken.

14 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 15: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Daarnaast kunnen leerlingen gecontroleerde of verplichtende motivatie ervaren. In dit geval voelen leerlingen zich onder druk gesteld door bijvoorbeeld ouders of door zichzelf, zoals door schaamte of schuldgevoelens. In plaats van autonome versus gecontroleerde motivatie, wordt er daarom ook wel gesproken over motivatie versus “moetivatie” (Verstuyf et al., 2014). Leerlingen die autonome motivatie ervaren, zullen eerder actief meedoen tijdens de lessen, doorzetten en betere prestaties behalen, daarom willen we deze vorm van motivatie in het onderwijs bevorderen (Deci & Ryan, 2000; Ryan & Deci, 2017; Vansteenkiste et al., 2007).

De motivatie van de Nederlandse leerling komt echter regelmatig op een negatieve manier in het nieuws. In mei 2016 kopte de Volkskrant “OESO: Nederlandse scholier ongemotiveerd, amper orde in de klas, veel talent onbenut” (Van Walsum, 2016). Voorbeelden uit eerdere jaren zijn “Nederlandse leerlingen niet gemotiveerd in de klas” en “Motivatie leerlingen kan beter” (Benschop, 2014; Nederlandse Omroep Stichting, 2014). Deze

artikelen baseren zich op rapportages die de uitkomsten van grootschalige internationale vergelijkingsonderzoeken bespreken, zoals de Programme for International Student Assessment, oftewel PISA (Inspectie van het Onderwijs, 2014; Organisation for Economic Co-operation and Development, 2013, 2016). Hoewel de prestatiecijfers van de Nederlandse leerlingen op wiskunde, leesvaardigheid en natuurwetenschappen ruim boven het gemiddelde liggen, blijft de motivatie van de leerling achter.

Het PISA-onderzoek uit 2012 heeft zich vooral gericht op de motivatie om wiskunde te leren. Hierbij werd gekeken naar de mate waarin 15-jarigen het leren van wiskunde interessant of leuk vonden (intrinsieke motivatie; Deci & Ryan, 2000) en de mate waarin zij het nuttig vonden om wiskunde te leren (instrumentele motivatie; Noels, Pelletier, Clément, & Vallerand, 2003). De resultaten van PISA 2012 lieten zien dat maar een klein percentage van de Nederlandse leerlingen wiskunde interessant of leuk vond (Organisation for Economic Co-operation and Development,

3.MOTIVEREND ONDERWIJS

MOTIVATIE IS DE DRIJFVEER DIE MENSEN AANZET TOT BEPAALD GEDRAG. LEERLINGEN KUNNEN VERSCHILLENDE REDENEN HEBBEN OM TE STUDEREN OF HUN HUISWERK TE MAKEN. WANNEER LEERLINGEN MEER AUTONOME OF VRIJWILLIGE MOTIVATIE ERVAREN, LEREN ZIJ OMDAT ZE DE LESSTOF OF OPDRACHT INTERESSANT OF PERSOONLIJK ZINVOL VINDEN (DECI & RYAN, 2000; RYAN & DECI, 2000, 2017; VANSTEENKISTE, SIERENS, SOENENS, & LENS, 2007).

15

Page 16: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

2013). Daarnaast liet het rapport zien dat er tussen 2003 en 2012 in Nederland een significante daling was te zien in motivatie, terwijl er over alle landen gemiddeld juist een stijging was te zien. Bovendien vond slechts 58% van de Nederlandse leerlingen wiskunde nuttig voor hun latere carrière, terwijl het gemiddelde in andere landen op 75% lag. Ook in eerdere rapporten werd aangetoond dat een kleiner percentage Nederlandse leerlingen het leuk vond om te lezen vergeleken met leerlingen uit andere landen (Organisation for Economic Co-operation and Development, 2010). Daarnaast bleek uit een ander onderzoek dat 1 op de 6 vo-leerlingen ontevreden was over de mate waarin docenten hen motiveren, en maar 40% tevreden was (Landelijk Aktie Komitee Scholieren, 2012). Deze onderzoeken laten zien dat er ruimte is om de motivatie van vo-leerlingen te verbeteren.

3.1. DE ROL VAN DE DOCENTVolgens de zelfdeterminatie theorie (ZDT) kunnen docenten de vrijwillige motivatie van hun leerlingen bevorderen door hun basisbehoeftes te ondersteunen (Deci & Ryan, 2000; Ryan & Deci, 2000, 2017). Volgens deze theorie hebben alle mensen drie universele basisbehoeftes: de behoefte aan autonomie, competentie en verbondenheid. Alleen wanneer al deze basisbehoeftes ondersteund zijn, zal een leerling intrinsiek gemotiveerd kunnen zijn, de ultieme vorm van vrijwillige motivatie. Uit onderzoek blijkt dat vooral leraren een belangrijke invloed hebben op de motivatie van leerlingen (Leenknecht, Wijnia, Loyens, & Rikers, 2017; Stroet, Opdenakker, & Minnaert, 2013; Vansteenkiste et al., 2012). De manier waarop zij lesgeven, ook wel leerkrachtstijl genoemd, kan de basisbehoeftes van de leerlingen ondersteunen of tegenwerken. Hieronder worden de drie leerkrachtstijlen besproken die de behoeftes van leerlingen ondersteunen.

16 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 17: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

3.1.1. AUTONOMIE ONDERSTEUNINGDe behoefte aan autonomie heeft te maken met de mate van controle en eigenaarschap die leerlingen ervaren over hun leerproces (Deci & Ryan, 2000). Docenten kunnen de behoefte aan autonomie ondersteunen door de manier waarop ze begrip tonen voor hun leerlingen (Aelterman et al., in press). Een autonomie-ondersteunende docent probeert de interesses, voorkeuren en gevoelens van de leerling te identificeren en daarbij aan te sluiten. Om dit te doen, is het belangrijk dat de docent zijn/haar leerlingen kent. De docent moet weten wat in hen omgaat en wat hen aanspreekt. Dit kan de docent doen door de dialoog met leerlingen te openen en door keuzes te geven in hoe zij leeractiviteiten aanpakken. Het bieden van keuzes kan een effectieve manier zijn om intrinsieke motivatie te verhogen (Patall, Cooper, & Robinson, 2008). Wel is het van belang om het aantal keuzemogelijkheden en de mogelijke consequenties voor het leerproces van de leerling te beperken, zodat het keuzeproces de leerling niet te veel tijd kost en te overzien blijft.

Daarnaast probeert een autonomie-ondersteunende docent de interesses van de leerling te voeden door de leeractiviteiten interessanter te maken, maar ook door het perspectief van de leerling te nemen. Ook wanneer deze negatieve gevoelens (over de opdracht/leerstof) uit. Uit onderzoek blijkt dat opdrachten die als relevant of betekenisvol worden gezien, bijvoorbeeld door een connectie te maken met het dagelijks leven van de leerling, als meer interessant worden ervaren (Hulleman & Harackiewicz, 2009). Natuurlijk kan niet elke opdracht interessant worden gemaakt, maar uit onderzoek blijkt dat een rationale bieden voor oninteressante opdrachten kan helpen (Reeve, Jang, Hardre, & Omura, 2002).

3.1.2. BIEDEN VAN STRUCTUURDe behoefte aan competentie houdt in dat leerlingen vertrouwen moeten hebben in hun eigen kunnen. Het is belangrijk dat zij zich bekwaam genoeg voelen om de taken en opdrachten die ze krijgen uit te voeren (Deci & Ryan, 2000). Docenten kunnen deze behoefte ondersteunen door de manier waarop ze begeleiding geven en structuur bieden (Aelterman et al., in press). Deze begeleiding vindt plaats voor, tijdens en na het leerproces (Vanhoof, Van de Broek, Penninckx, Donche, & Van Petegem, 2012). Het is hierbij belangrijk dat de leerling hulp en begeleiding krijgt wanneer hij/zij dat nodig heeft (Aelterman et al., in press). Ook kunnen docenten en leerlingen samen reflecteren op waar de leerling nu staat, wat er nog beter kan en hoe hij/zij daar kan komen. Feedback moet bovendien specifiek, tijdig en gerelateerd aan het doel zijn (Vanhoof et al., 2012). Niet alleen de begeleiding van het leerproces is van belang, ook is het van belang dat de docent duidelijke grenzen en richtlijnen stelt (Aelterman et al., in press). Dit kan een docent doen door zijn/haar verwachtingen duidelijk te communiceren. Het bieden van duidelijke grenzen kan zorgen voor een veilig leerklimaat (Vanhoof et al., 2012). Wanneer docenten hun verwachtingen en regels naar leerlingen communiceren, kunnen ze dit het beste op een autonomie-ondersteunende manier doen, waarbij ze proberen het perspectief van de leerling in te nemen en ook aangeven waarom ze bepaalde verwachtingen of regels hebben (Reeve, Deci, & Ryan, 2004).

3.1.3. BETROKKENHEIDDe behoefte aan verbondenheid heeft te maken met het hebben van nauwe emotionele banden met anderen (Deci & Ryan, 2000). Docenten kunnen aansluiten bij de behoefte aan verbondenheid door waardering en plezier te uiten in het contact met leerlingen, door betrouwbaar en integer om te gaan met de

17

Page 18: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

leerling en door te laten zien dat zij bereid zijn om tijd en energie in hun leerlingen te steken (Skinner, Furrer, Marchand, & Kindermann, 2008; Stroet et al., 2013). Hoewel betrokkenheid van de docent misschien wel het meest belangrijke aspect is binnen leerling-docent relaties (Skinner & Belmont, 1993), is deze leerkrachtstijl het minst onderzocht. Bovendien is het niet alleen van belang dat leerlingen zich verbonden voelen met hun docenten, ook hun verbondenheid met ouders en medeleerlingen heeft effect op de manier waarop zij betrokken zijn tijdens een les (Furrer & Skinner, 2003). Uit onderzoek is gebleken dat wanneer de relatie met een van deze drie groepen (ouders, docent, medeleerlingen) niet in orde was, de emotionele en gedragsmatige betrokkenheid van de leerling bij de les omlaagging. Daarom is het ook belangrijk dat een docent aandacht heeft voor de groepsdynamiek binnen een klas (Vanhoof et al., 2012).

3.1.4. BELANG VAN POSITIEVE LEERKRACHTSTIJLEN

Uit onderzoek is gebleken dat bovengenoemde leerkrachtstijlen een positief effect kunnen hebben op de betrokkenheid van de leerlingen tijdens de les en op hun motivatie (Stroet et al., 2013) en prestaties (Leenknecht et al., 2017). Ook liet een studie van Leenknecht et al. (2017) zien dat de mate waarin een docent de autonomie van leerlingen ondersteunt, structuur biedt en betrokkenheid toont naar leerlingen met elkaar samenhangt. Dat betekent dat als een docent volgens leerlingen hoog scoort op autonomie-ondersteuning, hij/zij in hun beleving ook hoog zal scoren op het bieden van structuur en betrokkenheid. Bovendien liet een onderzoek uitgevoerd door drie HZ-studenten, in het kader van de minor “vo/mbo” van de Zeeuwse Academische Opleidingsschool (ZAOS), zien dat vo-leerlingen vinden dat hun favoriete docent hoger op deze leerkrachtstijlen scoort

dan hun minst-favoriete docent (Van Geelen, De Folter, & Polfliet, 2018). Hieruit blijkt dat de mate waarin leerlingen ervaren dat hun docent aansluit bij hun basisbehoeftes effect heeft op hun waardering van deze docent.

3.2. TOEKOMSTIG ONDERZOEKHoewel er al veel bekend is over hoe docenten de motivatie van leerlingen kunnen bevorderen, is dit in theorie soms makkelijker dan in de praktijk. Zeggen dat een opdracht relevant en betekenisvol moet zijn voor de leerling is makkelijker gezegd dan gedaan. Wat maakt een opdracht dan relevant in de ogen van de leerling en verschilt dat voor wat relevant is voor de maatschappij of in de ogen van de docent (zie Stuckey, Hofstein, Mamlok-Naaman, & Eilks, 2013)?

Veel van het onderzoek is gebaseerd op vragenlijsten waarbij leerlingen zowel een vragenlijst invullen over hun perceptie van de leerkrachtstijl als hun motivatie (Stroet et al., 2013). Er is veel minder aandacht geweest voor wat docenten daadwerkelijk doen in hun lessen en of dit overeenkomt met de perceptie van de leerling. Uit eerder onderzoek is gebleken dat wat docenten zeggen te doen in de les, niet altijd op dezelfde manier wordt opgevat door hun leerlingen (Aelterman et al., in press; Könings, Seidel, Brand-Gruwel, & Van Merriënboer, 2014; Mulliner & Tucker, 2017). Zo lieten Könings et al. (2014) zowel de docent als leerling de leeromgeving beoordelen op aspecten, zoals de mate van studentautonomie, mogelijkheid tot interactie met andere leerlingen en de mate waarin de leerstof fascinerend was. De perceptie van docent en leerling kwam niet altijd overeen. De resultaten lieten bovendien zien dat wanneer de perceptie van de docent en leerling veel van elkaar afweek, dit negatieve gevolgen had voor de motivatie en andere leeruitkomsten van de leerling. Hoewel dit soort perceptieverschillen in leerkrachtstijl

18 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 19: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

nog niet vaak is onderzocht, lijkt het dus wel degelijk van belang om te kijken naar zowel de perceptie van de docent als de perceptie van de leerling met betrekking tot de leerkrachtstijl of andere maatregelen die worden genomen met als doel de motivatie van leerlingen te verhogen. Door te bekijken hoe de instructie of opdracht die gegeven wordt door zowel de docent als leerling wordt opgevat, kunnen we ook meer inzicht krijgen in wat wel werkt en wat niet werkt. Dit kan daardoor ook leiden tot meer concrete handvatten voor docenten.

Uit een ander onderzoek is bovendien gebleken dat wanneer er objectief alleen sprake was van bieden van structuur of autonomie-ondersteunend gedrag, studenten de docent toch ook hogere scores gaven op betrokkenheid (Leenknecht, Wijnia, Loyens, & Rikers, 2019). Dit suggereert dat bepaalde gedragingen van docenten, zoals aansluiten bij de interesse van de leerling en het geven van duidelijke richtlijnen, niet alleen invloed kunnen hebben op de perceptie van die gedraging, maar ook op andere aspecten van een leerkrachtstijl. Betekent dit dan ook dat bepaalde gedragingen van docenten als belangrijker worden gezien door leerlingen voor hun motivatie dan andere gedragingen? Door hier meer inzicht in te krijgen, kunnen we betere adviezen geven over wat docenten beter wel of niet kunnen doen om de motivatie van hun leerlingen te verhogen.

Het doel van de onderzoekslijn “Motiverend onderwijs” is om docenten meer handvatten te geven om leerlingen te motiveren. Verschillende kenniskringleden zijn momenteel onderzoeken aan het opzetten op het gebied van motivatie. Marianne Erkelens is bezig met het opzetten van een onderzoek naar wat een opdracht nu relevant maakt voor een leerling (in de context van biologie). Arjen Hartog is bezig met het inventariseren

van verschillende manieren waarop scholen het profielwerkstuk vormgeven. Hij wil onderzoeken welke elementen in het leerproces tijdens het werken aan een profielwerkstuk effect hebben op de motivatie van leerlingen. Gertrude van de Ketterij is bezig met het opzetten van onderzoek naar verschillende motivatieprincipes, zoals het werken aan een goede relatie met leerlingen, het prikkelen van interesse van leerlingen en het bieden van een goede structuur. Zij is specifiek geïnteresseerd in de vraag of het bevorderen van een goede relatie met de leerling een groter effect heeft op de motivatie dan principes gericht op het verhogen van interesse en het bieden van structuur. Daarbij wil ze ook kijken of er een significant verschil is tussen de beleving van docenten en leerlingen als het gaat om factoren die de leerlingen het meeste motiveren.

Verder zal het lectoraat betrokken zijn bij het onderzoek naar het effect van de onderwijsvernieuwingen op de vo-scholen in Zeeuws-Vlaanderen op de motivatie van leerlingen. Het onderwijsprogramma dat in Zeeuws-Vlaanderen vanaf volgend schooljaar (2019-2020) van start gaat in de eerste klassen van de onderbouw en de bovenbouw, is gericht op het vergroten van eigenaarschap van de leerling, door meer aandacht te geven aan maatwerk en integraal werken (projectmatig en vakoverstijgende modules). Op dit moment wordt er onderzoek opgezet in samenwerking met docenten uit Zeeuws-Vlaanderen zodat we kunnen monitoren of deze maatregelen daadwerkelijk leiden tot de beleving van meer eigenaarschap en motivatie bij de leerlingen.

19

Page 20: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

20 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 21: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Een van deze maatregelen is de Wet passend onderwijs die in augustus 2014 is ingegaan. Het doel van de invoering van deze wet is dat elk kind een passende plek in het onderwijs kan krijgen (Rijksoverheid, n.d.). Het streven van deze wet is dat minder leerlingen naar het speciaal onderwijs worden doorverwezen als zij een gepaste plek in het reguliere onderwijs kunnen krijgen. Wereldwijd zijn momenteel vergelijkbare maatregelen te vinden die passend onderwijs willen bevorderen voor alle leerlingen (Van Mieghem, Verschueren, Petry, & Struyf, in press).

Daarnaast is er veel aandacht voor onderwijs op maat binnen de verschillende schooltypen in het vo. Volgens de VO Raad (2018) is er sprake van maatwerk als er ruimte is voor de persoonlijke kwaliteiten en talentontwikkeling van leerlingen. Elke leerling, van praktijkonderwijs tot gymnasium, zou in eigen tempo en naar eigen mogelijkheden moeten kunnen leren en presteren, aldus de VO Raad (2018). Voorbeelden van maatwerk zijn meer of minder lesuren voor één of meer vakken, vakken eerder afronden, vakken op een hoger niveau afsluiten en extra vakken op een lager niveau volgen. Deze onderwerpen kwamen ook aan bod tijdens de focusgroep-discussies.

In dit lectoraat richten we ons op twee elementen van leren op maat: onderwijs waarin ruimte is voor de sterke punten en interesses van de leerling en het gebruik van toetsing of beoordeling als een manier om het leren te ondersteunen. Per onderdeel zal ik aangeven hoe het lectoraat hierin een rol kan spelen.

4.1. AANSLUITEN BIJ DE STERKE PUNTEN EN INTERESSES VAN EEN LEERLING

In dit lectoraat spreken we van onderwijsexcellentie als elke leerling, ongeacht zijn of haar niveau of ondersteuningsbehoefte, zich optimaal kan ontwikkelen. Onze assumptie is dat elke leerling bepaalde sterke punten, bekwaamheden en interesses heeft (Furlong, Gilman, & Huebner, 2014; Ruppar et al., 2018). Sterke punten kunnen omschreven worden als de karakteristieken van personen, waardoor zij goed of op hun persoonlijk best kunnen presteren (Wood, Linley, Maltby, Kashdan, & Hurling, 2011). Uit onderzoek blijkt dat wanneer mensen het idee hebben dat ze hun sterke punten kunnen gebruiken, ze hoger scoren op zelfvertrouwen, een positievere

4.LEREN OP MAAT

DE DEFINITIE VAN ONDERWIJSEXCELLENTIE DIE WE IN DIT LECTORAAT HANTEREN, SLUIT GOED AAN BIJ VERSCHILLENDE ONTWIKKELINGEN OF MAATREGELEN DIE NU PLAATSVINDEN IN HET ONDERWIJS. HET WORDT STEEDS BELANGRIJKER GEVONDEN DAT ER RUIMTE IS VOOR ALLE LEERLINGEN IN HET VO OM NAAR EIGEN MOGELIJKHEDEN TE LEREN.

21

Page 22: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

stemming hebben en minder stress ervaren (Wood et al., 2011). Voor het welbevinden van de leerlingen kan het daardoor beter zijn om hun sterke punten te benadrukken en als basis te gebruiken, in plaats van hun zwakke punten of mogelijke tekortkomingen. Ook sommige docenten die deelnamen aan de focusgroepen gaven aan dat talenten en interesses van leerlingen soms als basis kunnen worden gebruikt om op voort te bouwen. Deze visie sluit ook aan bij de leerkrachtstijlen die besproken zijn in de onderzoekslijn “Motiverend onderwijs”. Zo is het identificeren van interesses van leerlingen en daarbij aansluiten een belangrijk onderdeel van de autonomie-ondersteunende leerkrachtstijl (Aelterman et al., in press). Ook het geven van structuur waarbij de docent begeleiding probeert te geven, aangepast aan de behoeftes van de leerling, is een manier om aan te sluiten bij de bekwaamheden van de leerling. De onderzoeken die we binnen de onderzoekslijn “Motiverend onderwijs” willen uitvoeren, sluiten dan ook aan bij het thema “Leren op maat".

In alle focusgroepen kwam naar voren dat het, om het beste uit de leerling te halen, belangrijk is om flexibel om te kunnen gaan met lessen, planning en/of de mogelijkheid om leerlingen vrijstellingen te geven (focusgroep vo 1-3 en vso). Tegelijkertijd werd er ook aangeven dat dit soms lastig is door de inflexibiliteit van roosters en planning. Vanuit het lectoraat, willen we dieper op dit aspect inzoomen: Hoe pakken docenten van verschillende schooltypen en schoolgemeenschappen dat nu aan? Welke best practices zijn er op dit gebied in Zeeland te vinden om leren op maat te stimuleren? En welk effect heeft dit op de leerling, ervaren zij dat ze hun sterke punten in het onderwijs kunnen benutten en vinden zij dat zij de ruimte krijgen om hun talenten en interesses te ontwikkelen?

4.2. BEOORDELING OM LEREN TE ONDERSTEUNEN

Leren op maat kan ook gestimuleerd worden door de manier waarop docenten hun leerlingen beoordelen en toetsen. Docenten kunnen op verschillende manieren het leren van leerlingen evalueren. Deze manieren kunnen onderverdeeld worden in drie hoofdcategorieën: Beoordeling van leren (assessment of learning), beoordeling voor leren (assessment for learning) en beoordeling als leren (assessment as learning; Earl, 2013). Deze drie hoofdtoepassingen hoeven elkaar niet uit te sluiten en kunnen soms vervuld worden door dezelfde toets. Beoordeling van leren is gericht op het geven van cijfers en heeft een kwalificatie- en informatiefunctie. Via deze beoordelingen kunnen ouders, de leerlingen zelf, de school, en de maatschappij op de hoogte blijven van de voortgang in prestatie en kwalificatie van de leerlingen. Deze manier van beoordeling is vaak summatief en vormt veelal het eindpunt van het leerproces. Beoordeling voor leren en als leren zijn beide gericht op het gebruik van beoordelingen als een manier om leren te ondersteunen.

4.2.1. BEOORDELING VOOR LEREN EN FORMATIEVE TOETSING

Bij beoordeling voor leren wordt de informatie uit een beoordeling gebruikt door leerlingen en docenten om te bepalen waar de leerling op dat moment is, waar de leerling heen moet en hoe hij/zij daar het beste kan komen (zie Wiliam, 2011). Deze manier van beoordeling is dus gericht op leren. Zowel summatieve als formatieve toetsen kunnen deze informatie geven. Een beoordeling wordt pas formatief als deze informatie daadwerkelijk gebruikt wordt door de docent om de gegeven instructies en leeractiviteiten aan te passen aan het niveau van de leerling. Deze manier van beoordeling vindt dan ook vaak plaats tijdens het leren (Earl, 2013).

22 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 23: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Black en Wiliam (2009, 2018) onderscheiden vijf verschillende formatieve beoordelingsstrategieën waarmee docenten het leren van leerlingen kunnen ondersteunen:1. Het verhelderen en bespreken van de

leerdoelen, de criteria en de succesfactoren waarop de leerlingen beoordeeld worden;

2. Het organiseren van leeractiviteiten zoals klasdiscussies, gesprekken met leerlingen of andere activiteiten waaruit de docent kan afleiden of de leerling zijn/haar instructie heeft begrepen;

3. Het geven van feedback die de leerling kan gebruiken om verder vooruit te komen;

4. Het gebruik maken van peer feedback, waarbij medeleerlingen elkaar beoordelen en dus als informatiebron kunnen gebruiken tijdens het leerproces;

5. Het vragen om leerlingen zelfbeoordelingen te laten maken over hun leren, waardoor ze eigenaarschap krijgen over hun eigen leerproces.

Bij deze vijf strategieën zijn drie kernprocessen van belang, namelijk een duidelijk begrip van het leerdoel, vaststellen waar de leerling staat ten opzichte van dit leerdoel en bepalen hoe de leerling het leerdoel kan bereiken (Black & Wiliam, 2009, 2018; Ter Horst, Van de Kam-van Lent, Van Stiphout, Baas, & Castelijns, 2016).

Uit onderzoek is gebleken dat het voor leerlingen belangrijk is dat ze weten op welke criteria ze beoordeeld worden. Begrip van beoordelingscriteria is belangrijk, omdat leerlingen dan beter hun leren kunnen monitoren en reguleren (Hattie & Timperley, 2007). Onderzoek van Haerens et al. (in press) in bewegingsonderwijs laat zien dat als leerlingen aangaven te weten op welke criteria ze beoordeeld werden tijdens de les ze meer autonomie, competentie en verbondenheid ervaarden. Dit leidde vervolgens tot meer autonome/vrijwillige motivatie en minder amotivatie. Ook onderzoek van Leenknecht,

Wijnia, Köhlen, Rikers en Loyens (2019) heeft laten zien dat formatieve strategieën zoals het verhelderen en bespreken van de beoordelingscriteria, klasdiscussies en feedback van de docent belangrijk zijn. Het gebruik van deze strategieën had een positief effect op de autonomie- en competentiegevoelens van studenten en leidde vervolgens tot hogere autonome motivatie van studenten in het hoger onderwijs.

Verschillende docenten in het vo zijn al bezig met het gebruik van formatieve toetsen. Andere vo-docenten zijn hierin geïnteresseerd, maar zien de implementatie als een uitdaging. In dit lectoraat willen we docenten uit het Zeeuwse vo een platform bieden om met elkaar kennis te delen over het gebruik van formatief toetsen en formatieve strategieën en kijken welke effecten dit heeft op het leren, de zelfregulatie en de motivatie van de leerlingen.

4.2.2. BEOORDELING ALS LEREN EN ZELFREGULATIE

Beoordeling als leren kan als onderdeel worden gezien van beoordeling voor leren (Earl, 2013). Bij beoordeling als leren worden beoordelingen gebruikt om leerlingen te helpen hun eigen leren te reguleren. Er zijn verschillende manieren om dit te doen, onder andere door leerlingen hun eigen leerproces te laten beoordelen (het maken van zelfbeoordelingen). In deze maatschappij is het belangrijk dat mensen leren om hun eigen leren te reguleren door hun voortgang te monitoren en deze informatie te gebruiken om hun toekomstige leeractiviteiten te sturen, door bijvoorbeeld keuzes te maken over hoeveel tijd ze in bepaalde taken of opdrachten steken (Nelson & Narens, 1990; Panadero, 2017). Uit verschillende onderzoeken is echter gebleken dat leerlingen en studenten over het algemeen niet zo goed zijn in het maken van accurate zelfbeoordelingen (zie bijvoorbeeld

23

Page 24: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Ackerman & Thompson, 2017; Baars, Van Gog, De Bruin, & Paas, 2017; Dunlosky & Lipko, 2007).

Afgelopen jaren is er onderzoek geweest dat heeft gekeken naar hoe we zelfbeoordelingen van leerlingen kunnen vergroten. Zo is gebleken dat wanneer studenten een standaard krijgen waarmee ze hun eigen antwoord konden vergelijken hun beoordelingen accurater werden (Nederhand, Tabbers, Homaira, & Rikers, 2018). Ook is gebleken dat leerlingen beter kunnen worden in het maken van zelfbeoordelingen als iemand hen voordoet hoe ze hun eigen prestaties het beste kunnen beoordelen (Baars & Wijnia, 2018; Kostons, Van Gog, & Paas, 2012; Wijnia & Baars, 2019). In deze onderzoeken, leerden scholieren uit de onderbouw havo en vwo, hoe zij hun eigen prestatie op biologie-opgaven konden beoordelen. Via videovoorbeelden, waarin iemand voordeed hoe je een taak moet uitvoeren, kregen leerlingen te zien hoe ze het beste de opgave konden maken en hoe ze daarbij de eigen prestatie konden beoordelen. Vervolgens werd hen gevraagd dit toe te passen. Uit het onderzoek bleek dat de videovoorbeelden effectief waren: Leerlingen haalden na de training een hogere score op de biologie-opgaven en waren beter in staat om de eigen prestaties te beoordelen. Wel bleek dat de motivatie van de leerling invloed had op de effectiviteit van de training: Als de

leerlingen het biologie-onderwerp minder interessant en belangrijk vonden dan andere leerlingen gingen zij minder vooruit (Baars & Wijnia, 2018; Wijnia & Baars, 2019). Omdat het leren inschatten van eigen prestaties belangrijk is om leerlingen bewust te maken van hun eigen leerproces, willen we vanuit het lectoraat bekijken hoe gegevens over het bevorderen van zelfregulatie in de praktijk toegepast kunnen worden en evalueren welk effect deze toepassingen hebben.

4.3. TOEKOMSTIG ONDERZOEKIn de onderzoekslijn “Leren op maat” staan onderwijs waarin ruimte is voor de sterke punten en interesses van de leerling en het gebruik van toetsing of beoordeling als een manier om het leren te ondersteunen centraal. Uit de focusgroepen kwam naar voren dat docenten het belangrijk vinden om voort te bouwen op de talenten en interesses van leerlingen, dat leerlingen bewust worden van hun eigen leerproces en dat er meer ruimte is voor beoordeling waarin er wordt gekeken naar de groei en ontwikkeling die leerlingen doormaken (focusgroep vo 1-vo 3 en vso). Het lectoraat wil daarom ook docenten in het Zeeuwse vo een platform geven om best practices met elkaar te delen en om de initiatieven op dit gebied te ondersteunen met praktijkgericht onderzoek. Op deze manier kunnen we concrete strategieën en methoden voor leren op maat verder ontwikkelen.

24 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 25: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Allereerst is het daarvoor belangrijk dat docenten zich bereid en bekwaam voelen om dit te doen (Kurniawati, De Boer, Minnaert, & Mangunsong, 2014; Pelletier et al., 2002). Daarnaast is het ook belangrijk dat zij de mogelijkheid krijgen om zelf te blijven leren en ontwikkelen (Admiraal et al., 2016).

Deelname aan professionele ontwikkelings- en leeractiviteiten kan een belangrijk middel zijn om competenties (attitude, kennis, vaardigheden) van docenten te verhogen (Kurniawati et al., 2014; Zwart, Korthagen, & Attema-Noordewier, 2015). Professioneel leren is het proces waarbij leraren nieuwe kennis, vaardigheden en waarden verkrijgen (Kwakman, 2003). Deze activiteiten kunnen op individueel niveau plaatsvinden (informatie verzamelen, experimenteren, reflectie) of in samenwerking met anderen (hulp vragen, delen van kennis en materialen). Het professioneel leren van docenten kan je niet los zien van de schoolorganisatie, omdat deze een belangrijke invloed heeft op het professioneel leren van docenten (zie bijvoorbeeld Opfer & Pedder, 2011).

Om de motivatie en het professioneel leren van docenten te ondersteunen is een goed motivatieklimaat van belang. Niet alleen voor leerlingen is het essentieel dat hun behoeftes aan autonomie, competentie en verbondenheid ondersteund worden, maar ook voor docenten (Zwart et al., 2015). Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat wanneer docenten veel druk ervaren vanuit de school om zich aan te passen aan het curriculum en prestatiestandaarden of veel druk ervaren van collega’s of de regels die op school gehanteerd worden dit de eigen motivatie om les te geven negatief kan beïnvloeden (Pelletier et al., 2002). Dit kan vervolgens ook een negatieve invloed hebben op de leerkrachtstijl die de docent hanteert (Pelletier et al., 2002; Soenens et al., 2012). Bovendien meldden docenten dit ook in de verschillende focusgroepen door aan te geven dat het van belang is dat er sprake is van een goede balans tussen autonomie en structuur (focusgroep vo 1) en het belang van een veilige, open cultuur (focusgroep vo 1, vo 3 en vso). De schoolomgeving en organisatie als geheel zullen daarom ook een bepalende factor zijn in de motivatie van docenten om

5.DE SCHOOL ALS LERENDE ORGANISATIE

ONDERWIJSEXCELLENTIE VOOR ELKE LEERLING KAN NIET BEREIKT WORDEN ZONDER DE DOCENT. DOCENTEN ZIJN DE SPILFIGUUR OM ONDERWIJSEXCELLENTIE TE REALISEREN. OM LEERLINGEN TE STIMULEREN EN MOTIVEREN HUN POTENTIEEL TE BENUTTEN, IS HET BELANGRIJK DAT DOCENTEN KUNNEN AANSLUITEN BIJ DE STERKE PUNTEN EN INTERESSES VAN HUN LEERLINGEN EN HUN LEERKRACHTSTIJL KUNNEN AANPASSEN AAN DE BEHOEFTES VAN DE LEERLING (RUPPAR ET AL., 2018; VANSTEENKISTE ET AL., 2012).

25

Page 26: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

26 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 27: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

les te geven en zich te blijven ontwikkelen (Davidoff & Lazarus, 2002; Opfer & Pedder, 2011).

Om professioneel leren van docenten te stimuleren is het van belang dat er een open cultuur is binnen de school gericht op samenwerken (Admiraal et al., 2016). In deze schoolcultuur kunnen docenten kennis over hun manier van lesgeven met elkaar delen, elkaar feedback geven en reflecteren op hun manier van lesgeven en ook gezamenlijk nieuwe lesmethoden en materialen ontwikkelen. Essentieel is daarin dat docenten zich veilig genoeg voelen om hierin te participeren. Daarnaast is het om onderwijsexcellentie voor elke leerling en docent te kunnen realiseren van belang dat samenwerking op alle niveaus van de schoolorganisatie plaatsvindt (zie ook Loreman, 2014).

In dit lectoraat willen we ons binnen de onderzoekslijn “De school als lerende organisatie” voornamelijk bezighouden met de schoolcultuur gericht op samenwerking en veiligheid. We vinden het hierbij niet alleen nuttig om samenwerking binnen de school te organiseren, maar ook tussen scholen, zoals het delen van kennis tussen vo- en vso-scholen.

5.1. LEERCULTUUR VAN DE SCHOOL

In Zeeland zijn er momenteel verschillende initiatieven gericht op het bevorderen van de leercultuur op school. De leercultuur van de school heeft te maken met de mate waarin docenten gezamenlijk kennis ontwikkelen, delen en gebruiken (Schenke et al., 2015). Om te weten of de schoolcultuur van de school motiverend, open en gericht op leren is, zou het lectoraat kunnen helpen bij het in kaart brengen van deze aspecten. Door het Kohnstamm Instituut in Amsterdam

is een scan ontworpen om de school als professionele leergemeenschap in kaart te brengen (Schenke et al., 2015). Deze scan geeft onder andere inzicht in de mate waarin docenten gezamenlijk kennis ontwikkelen en delen en onderzoeksmatig handelen, maar vraagt ook naar de condities die nodig zijn om deze leeractiviteiten te bevorderen. Hierbij gaat het om aspecten als schoolleiderschap, communicatie en personeelsbeleid. Bovendien kunnen scholen met de scan zowel de huidige als wenselijke situatie omtrent de leercultuur in kaart brengen. Deze scan of andere instrumenten zouden vo-scholen kunnen gebruiken om het leren binnen de organisatie in kaart te brengen en een dialoog op te starten. Het lectoraat zou hier een ondersteunende rol bij kunnen innemen. Daarnaast zou het lectoraat ook kunnen helpen bij het in kaart brengen van het motivationele werkklimaat van de docent (Pelletier et al., 2002; Soenens et al., 2012).

5.2. SAMENWERKING TUSSEN SCHOLEN

Het is niet alleen van belang om samenwerking en leren binnen scholen in kaart te brengen, maar ook tussen scholen is het belangrijk dat docenten met elkaar kennis kunnen delen. Er is veel relevante praktijkkennis in Zeeland en er zijn mooie initiatieven. Via het lectoraat willen we docenten een platform geven om van elkaar te leren en kennis met elkaar te ontwikkelen en delen. Een voorbeeld waar we vanuit het lectoraat in geïnteresseerd zijn, is het bevorderen van samenwerking tussen vo- en vso-docenten.

Docenten vormen een belangrijke spil in het slagen van passend onderwijs. Het succes is afhankelijk van de mate waarin zij zich bereid en bekwaam voelen om hun onderwijspraktijk aan te passen (Kurniawati et al., 2014; Loreman, 2014). Veel docenten hebben een

27

Page 28: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

negatief beeld van passend onderwijs en voornamelijk ten opzichte van leerlingen met gedragsproblemen (De Boer, Pijl, & Minnaert, 2011; Van Grinsven & Van der Woud, 2016). Dit komt onder andere door de ervaren handelingsverlegenheid en extra werkdruk (Hofstetter & Bijstra, 2014; Van Grinsven & Van der Woud, 2016). Uit de praktijk en literatuur blijkt bovendien dat vo- en vso-docenten verschillen in hun perceptie van probleemgedrag in de klas en hoe daar op een effectieve wijze mee omgegaan kan worden. Uit onderzoek is gebleken dat hetzelfde probleemgedrag als ernstiger/zwaarder werd beoordeeld door docenten in het reguliere onderwijs dan door docenten uit het speciaal onderwijs (Ritter, 1989; Safran & Safran, 1987). Ook waren de reguliere docenten minder tolerant tegenover het gedrag.

Samenwerking tussen vo- en vso-scholen en docenten, waarbij docenten van elkaars expertise kunnen leren, zou mogelijk voordelen kunnen opleveren voor zowel docenten in het vo als het vso. Echter, de mate waarin de Zeeuwse vo-scholen samenwerken met vso-scholen verschilt. Bij een aantal scholen is er sprake van intensieve samenwerking (zie ook Van Veen et al., 2018), waarbij vso en vo samen delen van het onderwijs uitvoeren op de vo-locatie, terwijl bij andere vo-scholen een duidelijkere scheidslijn bestaat tussen vo en vso. In het lectoraat willen we graag kijken hoe we samenwerking tussen vo- en vso-docenten en scholen kunnen bevorderen en wat het effect daarvan is op de docent en de leerling.

5.3. BRUG TUSSEN WETENSCHAP EN PRAKTIJK

Een belangrijk doel van het lectoraat is bovendien om een brug te vormen tussen wetenschap en praktijk. Er is vaak een grote afstand tussen wetenschappelijke

kennis en praktijkkennis. Ook is veel wetenschappelijke kennis niet toegankelijk voor de praktijk. Echter, het zelf kunnen doen van onderzoek door docenten en het gebruik van onderzoekkennis kan invloed hebben op de manier waarop docenten aankijken tegen hun onderwijspraktijk, bijvoorbeeld op hoe zij hun rol in het leerproces van hun leerlingen zien (Van Schaik, Volman, Admiraal, & Schenke, 2019). Dit komt doordat er veel obstakels zijn die het voor docenten moeilijk maken om wetenschappelijke kennis te gebruiken. Van Schaik, Volman, Admiraal en Schenke (2018) hebben in een overzichtsstudie in kaart gebracht welke obstakels docenten weerhouden om wetenschappelijke kennis te gebruiken, maar ook welke factoren gebruik van wetenschappelijke kennis kunnen faciliteren. Uit deze studie kwam naar voren dat het van belang is dat docenten en onderzoekers als gelijkwaardige partners optreden in het ontwikkelen en gebruiken van kennis. Met het lectoraat, waarin het onderzoek naar onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs samen met docenten uit de Zeeuwse vo-praktijk wordt opgezet, uitgevoerd en gedeeld, hopen wij een eerste stap in deze richting te kunnen zetten.

5.4. TOEKOMSTIG ONDERZOEKDe onderzoekslijn “De school als lerende organisatie” is gericht op het bevorderen van de professionele leeractiviteiten van docenten. Om docenten daartoe in staat te stellen is het van belang dat de schoolcultuur van de school gericht is op leren en docenten ondersteunt in hun basisbehoeftes (Admiraal et al., 2016; Pelletier et al., 2002). Daarnaast is het belangrijk dat ook samenwerking tussen scholen en tussen wetenschap en de onderwijspraktijk worden gestimuleerd. Vanuit de kenniskring zullen Patrick van Schaik, Lyda Vos en Ineke Nelissen zich bezighouden met onderzoeksprojecten binnen deze onderzoekslijn.

28 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 29: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Samengevat, spreken wij van onderwijs-excellentie als elke leerling het beste uit zichzelf kan halen. Docenten spelen hierbij een essentiële rol, maar om deze rol te kunnen vervullen moeten ook zij het beste uit zichzelf kunnen halen. Of zij dit kunnen, hangt af van het motivatieklimaat en leercultuur van de school. Daarom luidt de titel van deze rede dan ook: “Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs: Voor elke leerling, docent en school".

Omdat het vo een belangrijke schakelfunctie vormt tussen primair onderwijs en vervolgopleidingen (Bronneman-Helmers et al., 2002), zullen we vanuit dit lectoraat ook steeds de verbinding zoeken met praktijkgerichte onderzoekers in het primair onderwijs en vervolgopleidingen. Dit kan bijvoorbeeld via het lectoraat “Onderwijsexcellentie” van Kelly Beekman dat zich richt op thema’s als motivatie en beoordeling als aanjager van leren in het

primair onderwijs (Meusen-Beekman, 2017). Maar ook met het onderzoek dat verricht wordt naar onderwijsexcellentie in het mbo, hbo, en wo op bijvoorbeeld Scalda, de HZ University of Applied Sciences en University College Roosevelt (Loyens, 2016). Zo kunnen we kennis en best practices met elkaar delen over het bevorderen van onderwijsexcellentie voor elke leerling, docent en school in de hele onderwijskolom in Zeeland.

6.SLOTWOORD

IN DEZE REDE HEB IK MET U STILGESTAAN BIJ DE MANIER WAAROP WIJ ONDERWIJSEXCELLENTIE DEFINIËREN EN HEB IK U MEEGENOMEN LANGS DE DRIE ONDERZOEKSLIJNEN VAN HET LECTORAAT: MOTIVEREND ONDERWIJS, LEREN OP MAAT EN DE SCHOOL ALS LERENDE ORGANISATIE. PER ONDERZOEKSLIJN HEB IK U UITGELEGD HOE WIJ DIE WILLEN INVULLEN. IK HOOP DAT U DOOR DE VERSCHILLENDE VOORBEELDEN EEN DUIDELIJK BEELD HEEFT GEKREGEN VAN HET SOORT ONDERZOEK DAT DOOR DE KENNISKRING VAN HET LECTORAAT ONDERWIJSEXCELLENTIE VOORTGEZET ONDERWIJS WORDT EN ZAL WORDEN UITGEVOERD.

29

Page 30: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Allereerst dank aan alle toehoorders. Veel dank aan het ZBO, en in het bijzonder Bert Vogel en Guus Hagt, voor het mogelijk maken van deze positie en het in mij gestelde vertrouwen om deze functie uit te mogen voeren. Daarnaast ook veel dank aan alle bestuurders, directeuren, teamleiders en docenten van de Zeeuwse vo-scholen die met mij van gedachten wilden wissen over onderwijsexcellentie en op welke manier dat op de beste manier ingevuld kan worden in dit lectoraat.

In het bijzonder wil ik de docenten die hebben deelgenomen aan de focusgroepen bedanken. Ook dank aan Ilse Kuijpers voor haar adviezen en betrokkenheid bij het lectoraat. Daarnaast wil ik graag Sofie Loyens en Remy Rikers bedanken van het RCEE. We werken nu al verschillende jaren samen, eerst in Rotterdam en nu hier. Bedankt voor het vertrouwen dat jullie in mij hebben en alles wat ik van jullie heb geleerd de afgelopen jaren. Ik hoop dat ik nog lang met jullie kan samenwerken. Sofie, bedankt voor je uitgebreide feedback op de rede.

Daarnaast veel dank aan het College van Bestuur (CvB) van HZ University of Applied Sciences voor het ondersteunen van dit lectoraat, in bijzonder ook dank aan voormalig voorzitter van het CvB, Adri de Buck.

Bovendien veel dank aan mijn collega’s bij het RCEE, Martijn Leenknecht, Ingrid Snijders, Jaap Glerum, Patrick van Schaik en Kelly Beekman. Jullie zorgen voor een fijne werkplek en samenwerking. Martijn,

Ingrid, Jaap en Patrick, ik vind het bijzonder om te zien hoe jullie je baan in het onderwijs combineren met een promotieonderzoek. Ik kijk uit naar jullie proefschriften. Ingrid, bedankt voor je feedback op de rede. Kelly, als lector onderwijsexcellentie gericht op het primair onderwijs heb ik al veel van jou mogen leren. Bedankt voor de fijne samenwerking en alle tips en adviezen die jij mij hebt gegeven. Martijn, bedankt voor je hulp bij de organisatie van deze dag en de feedback op de rede.

Binnen het lectoraat heb ik het geluk dat ik mag samenwerken met een fijne groep mensen. Bedankt aan alle contactpersonen van het lectoraat en docent-onderzoekers

7.DANKWOORD

30 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 31: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

die als kenniskringlid verbonden zijn aan het lectoraat. In het bijzonder wil ik Marianne Erkelens, Arjen Hartog, Gertrude van de Ketterij, Ineke Nelissen, Patrick van Schaik, Lyda Vos en Camiel De Baets bedanken. Jullie kennis en betrokkenheid zijn van enorme waarde voor het lectoraat. We gaan er proberen iets moois van te maken. Marianne nog bedankt voor je feedback op de rede. Ook veel dank aan Willem Poppe van de ZAOS, voor de fijne samenwerking en gesprekken.

Veel dank aan Frank Bordui, Mila Leeuwesteijn en Vicky Joziasse. Bedankt voor jullie tijd, inzet en advies bij de organisatie van deze dag.

Daarnaast een woord van dank aan collega’s en oud-collega’s van de Erasmus Universiteit Rotterdam voor de fijne samenwerking, de gezelligheid en betrokkenheid.

Tot slot, dank aan mijn lieve vrienden en familie voor al hun betrokkenheid en interesse. In het bijzonder mijn ouders. Fijn dat ik altijd bij jullie terecht kan. Papa, ook bedankt voor het meelezen en meedenken over de rede en het lectoraat. Natuurlijk ook veel dank aan mijn man, Maurice en mijn dochtertje Elora. Jullie maken het leven leuk!

31

Page 32: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Lisette Wijnia LECTOR

HZ UNIVERSITY OF APPLIED SCIENCES [email protected]

Lisette Wijnia is lector van het lectoraat Onderwijsexcellentie Voortgezet Onderwijs dat is verbonden aan de HZ University of Applied Sciences en het Roosevelt Center for Excellence in Education (RCEE).

Na het behalen van haar vwo-diploma startte Lisette met de studie psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze studeerde cum laude af en ontving haar masterdiploma in de afstudeerrichting onderwijs- en ontwikkelingspsychologie. Voor haar masterscriptie “Motivatie in probleemgestuurd onderwijs” ontving zij in 2008 de Unilever Research prijs.

In het hierop volgende jaar begon Lisette met haar promotieonderzoek aan de Erasmus

Universiteit Rotterdam. Centraal hierin stond het onderwerp; “Motivatie en prestatie in probleemgestuurd leren”. Het overkoepelende doel van dit proefschrift was om meer begrip te krijgen over factoren die motivatie en prestatie binnen probleemgestuurd onderwijs kunnen beïnvloeden. In de studies beschreven in dit proefschrift kwam naar voren dat het van belang is om een goede balans te vinden tussen de autonomie van de student en de mate van begeleiding vanuit de docent. Ook werd er gekeken naar de mate waarin docentbeoordelingen gebruikt kunnen worden om studiesucces te voorspellen. In 2014 is zij cum laude gepromoveerd op dit onderzoek. Voor haar proefschrift heeft zij de studieprijs van de Stichting Praemium Erasmianum ontvangen.

Na haar promotieonderzoek heeft Lisette als postdoctoraal onderzoeker aan verschillende projecten gewerkt. Zo deed zij onder andere onderzoek voor de Universiteit van Tilburg naar het teamleren van docententeams in het mbo. Hierna ging zij aan de slag voor het University College Roosevelt, waar zij zich focuste op het project “Het effect van student-gestuurde leermethoden op motivatie en levenslang leren”. Voor dit project heeft ze een overzichtsstudie uitgevoerd naar de effecten van onder andere van probleemgestuurd en project-gestuurd werken op motivatie van leerlingen en studenten in het primair, middelbaar en hoger onderwijs. Bij de Erasmus Universiteit Rotterdam hield zij zich onder meer bezig met onderzoek naar motivatie, zelfregulatie en probleemgestuurd onderwijs.

8.KENNISKRING

Foto: AV Afdeling van HZ

32 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 33: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Camiel De Baets KENNISKRINGLID

LODEWIJK COLLEGE [email protected]

Na een studie tot Licentiaat Germaanse Filologie Engels – Duits aan de Universiteit Gent, ben ik aan de slag gegaan als docent Engels in Terneuzen. Bij de Tweede fase ook CKV en Duits gaan geven. Mijn expertise ligt met name bij bovenbouw havo/vwo; sinds 2006 toegespitst op tweetalig onderwijs. Vanuit die ervaring ben ik me gaan verdiepen in taalgericht vakonderwijs. Tot vorig schooljaar werkzaam als coördinator onderwijsbeleid havo/vwo en sinds 1 augustus teamleider bovenbouw havo/vwo van het Lodewijk College alsmede lid van de expertgroep voor de Stichting Voortgezet Onderwijs in Zeeuws-Vlaanderen.

Daarnaast heeft zij bij de Erasmus Universiteit Rotterdam verschillende psychologievakken gecoördineerd, werkgroepen begeleid en studenten begeleid bij het schrijven van scripties. In 2017 heeft zij haar Basis Kwalificatie Onderwijs behaald. Naast haar baan als lector is Lisette één dag in de week werkzaam als senior lecturer bij het Erasmus University College van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In deze baan begeleidt zij studenten bij het schrijven van en het doen van onderzoek voor hun capstone project.

Foto: Onbekend

33

Page 34: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Marianne Erkelens KENNISKRINGLID

CHRISTELIJKE SCHOLENGEMEENSCHAP WALCHEREN

[email protected]

Sinds het afronden van de lerarenopleiding biologie is Marianne Erkelens werkzaam voor de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren (CSW). Op dit moment is zij werkzaam op het Toorop Talent College (vmbo-locatie van de CSW) als docente biologie en mens & natuur. Mens & natuur is een geïntegreerd vak bestaande uit de vakken biologie, natuur- en scheikunde. De mogelijkheid om binnen mens & natuur veel practica uit te voeren is voor Marianne één van de aantrekkelijke kanten van dit vak. Leerlingen leren hierbij op een andere manier, doordat zij ervaren middels zien en/of doen.

Binnen de CSW is Marianne al vele jaren bedenker, organisator en voortrekker bij vakoverstijgende projecten. Middels projectmatig leren raken de leerlingen bekend met het werkveld buiten de school en worden bedrijven en organisaties de school binnengehaald.

Om de kwaliteit van onderwijs te vergroten en ontwikkelingen in het onderwijs goed in te zetten, heeft Marianne de hbo-master Leren en innoveren gevolgd en afgerond. Op een onderzoeksmatige manier kijken naar het onderwijs helpt dit te verbeteren. Zo heeft Marianne onder andere onderzoek gedaan naar samenwerkend leren, instructie bij practica en motivatie van de vmbo-leerling. Praktijkonderzoek waarmee direct in de les, in de klas en op de school aan de slag kan worden gegaan.

Het onderzoek doen naar onderwijsexcellentie sluit aan op de taken van Marianne binnen de CSW. Marianne is ervan overtuigd dat verder kijken dan de eigen school en samenwerken met anderen van belang is voor de verdere onderwijsontwikkeling. Het delen van ervaringen en elkaar inspireren, het samen kijken hoe het beter kan.

Foto: AV Afdeling van HZ

34 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 35: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Arjen Hartog KENNISKRINGLID

CHRISTELIJKE SCHOLENGEMEENSCHAP WALCHEREN

[email protected]

Arjen Hartog is eerstegraads docent en afgestudeerd in de milieukunde. Als docent-onderzoeker is hij werkzaam op CSW Van de Perre in Middelburg. Hier geeft hij het vak Biologie aan bovenbouwleerlingen van havo en vwo. Tevens is hij voor de CSW betrokken bij de onderzoeksgroep Van de Perre.

De onderzoeksgroep Van de Perre heeft onder andere drie jaar onderzoek gedaan naar het gebruik van de iPad door leerlingen. In het eerste deel van het onderzoek werd de focus gelegd op de tevredenheid naar het gebruik van iPad. In het vervolgonderzoek is voornamelijk ingezoomd op de afleiding die het gebruik van de iPad met zich meebrengt.

In de lessen biologie probeert Arjen door onder andere differentiatie het beste uit zijn leerlingen te halen. Specifiek in de voorbereiding naar het examen tracht hij dit te doen door iedere leerling die opdrachten aan te bieden die zij nodig hebben. Naast de regulieren lessen biologie begeleidt hij ook een aantal leerlingen bij het maken van hun profielwerkstuk in hun (voor)examenjaar.

Verdere ervaring heeft Arjen in het doen van onderzoek naar zelfsturende opdrachten, differentiatie, motivatie en doorstroom van leerlingen. Zo werd er in zijn onderzoek ter afsluiting van de opleiding docent-onderzoeker aan het University College Roosevelt “Differentiatie bevordert motivatie” (2014) gekeken wat het effect is als zowel excellente leerlingen, als ‘standaard’ leerlingen, gedifferentieerde opdrachten te maken krijgen.

Foto: AV Afdeling van HZ

35

Page 36: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Gertrude van de Ketterij KENNISKRINGLID

MONDIA SCHOLENGROEP [email protected]

Gertrude van de Ketterij is afgestudeerd als eerstegraads docent Geschiedenis (Universiteit Leiden). Zij geeft les op Nehalennia Kruisweg aan onderbouwleerlingen van Kader en zowel onder- als bovenbouwleerlingen van mavo. Daarnaast is zij mentor van een tweede klas kader-mavo en begeleidt zij ook de leerlingenraad.

Gertrude werkt momenteel aan een promotieonderzoek over het onderwerp stadsstichting en stadsvorming in de Vroegmoderne Tijd, waarbij haar woonplaats Arnemuiden de casus is. Tijdens haar docentenopleiding bij het ICLON deed ze een afstudeeronderzoek naar de moeilijkheden die leerlingen ervaren bij de vakvaardigheid ‘standplaatsgebondenheid’.

In haar lessen geschiedenis probeert Gertrude vooral om interesse voor het vak op te wekken door verschillende werkvormen te gebruiken. Naast informatie en opdrachten uit het boek gebruikt ze veel filmpjes en spelvormen. Daarnaast is er soms ook ruimte voor een extra project zoals het ontwikkelen en organiseren van een tentoonstelling rondom de Tweede Wereldoorlog door bovenbouwleerlingen.

Als mentor en docent op een vmbo-school heeft Gertrude regelmatig te maken met leerlingen die motivatieproblemen hebben. Haar streven is door meer onderzoek te doen op dit gebied en een duidelijke vertaling hiervan te maken richting de werkvloer, docenten verder te helpen om beter met de motivatieproblematiek om te gaan.

Foto: Fotograaf van Mondia Scholengroep

36 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 37: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Ineke Nelissen KENNISKRINGLID

STICHTING RESPONT [email protected]

Ineke Nelissen is kinder- en jeugdpsycholoog en gespecialiseerd in positieve psychologie. Zij is werkzaam als overkoepelend gedragswetenschapper bij Stichting Respont en als schoolpsycholoog op VSO de Argo in Terneuzen en Hulst. Daarnaast heeft zij een praktijk voor kind & jeugdpsychologie in Made.

Als gedragswetenschapper binnen Stichting Respont en op VSO de Argo levert Ineke een bijdrage aan het voorbereiden van kinderen en jongeren met een specifieke onderwijsbehoefte.

Het gaat hierbij om kinderen en jongeren die een ‘extra steuntje in de rug’ nodig hebben om hun talenten optimaal te kunnen

ontplooien. Hierbij ligt de focus op persoonlijke ontwikkeling, kwalificatie (het verkrijgen van een diploma, het doorstromen naar een vervolgopleiding en/of het begeleiden naar de arbeidsmarkt of de dagbesteding) en socialisatie (optimaal kunnen functioneren in de samenleving).

Stichting Respont biedt haar leerlingen een passend ontwikkelings-, opbrengst- en toekomstgericht onderwijsprogramma. Dit programma wordt gevolgd binnen een leeromgeving die de ontwikkelingsmogelijkheden optimaal stimuleert en die leerlingen volledig tot hun recht laat komen.

Met haar deelname aan het Lectoraat Onderwijsexcellentie Voortgezet Onderwijs wil Ineke een bijdrage leveren aan het uitwisselen en delen van expertise en ervaring op het gebied van onderwijsontwikkeling tussen het reguliere onderwijs en de scholen van Stichting Respont.

Foto: AV Afdeling van HZ

37

Page 38: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Patrick van SchaikKENNISKRINGLID

CALVIJN COLLEGE [email protected]

Patrick van Schaik werkt al zo’n twintig jaar binnen het voortgezet onderwijs als docent bewegingsonderwijs en werkt sinds 2018 als onderwijskundige ‘onderzoek en onderwijsontwikkeling’ binnen de diverse vestigingen van het Calvijn College.

Patrick is tien jaar werkzaam geweest als teamleider havo. In 2015 studeerde Patrick af voor de master Onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Aansluitend kreeg hij een aanstelling als docent-promovendus, bij het Research Institute for Child Development and Education en het Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Patricks promotieonderzoek richt zich op het thema co-constructie van kennis in docent-ontwikkelgroepen. Anders geformuleerd doet hij onderzoek naar hoe docenten met

elkaar leren en ontwikkelen binnen groepen, zoals professionele leergemeenschappen (plg’s), wat dit oplevert en welke voorwaarden hierbij van belang zijn. Momenteel gaat zijn aandacht hierbij volledig naar het type schoolleiderschap wat hierbij past. Begin 2020 hoopt Patrick zijn promotie af te ronden.“Mijn affiniteit en groeiende expertise ligt vooral bij het meer leren van en met elkaar binnen én tussen scholen. Natuurlijk gaat het in de school om het leren van leerlingen, maar ik geloof (ondersteund door onderwijskundige inzichten) dat daar waar leraren samen leren, leren leerlingen beter. Ik beschouw de school als geheel graag als een professionele leergemeenschap. Vanuit die expertise ben ik betrokken bij diverse samenwerkingsinitiatieven waarin we ons richten op het creëren en ondersteunen van een leer- en/of onderzoekscultuur in scholen”.

Alhoewel Patrick promoveert aan de UvA, doet hij voor een groot deel zijn werk tussen de andere promovendi bij het Roosevelt Center for Excellence in Education (RCEE) in Middelburg, alwaar hij tevens deel uit maakt van het HZ-lectoraat Onderwijsexcellentie Voortgezet Onderwijs. “Het mooie van het lectoraat onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs is wat mij betreft tweeledig. Ten eerste is dat we via het lectoraat een bijdrage kunnen leveren aan het onderzoeksmatig aanpakken van voor docenten relevante vraagstukken, waar ze dagelijks tegenaan lopen. Ik vind het mooi én waardevol om door middel van praktijkgericht onderzoek docenten en schoolleiders te ondersteunen in ‘de goede dingen goed doen’ en ‘iedere leerling de kans te bieden om te leren op zijn of haar niveau’. Ten tweede, en dat mag geen verrassing zijn, vind ik het prachtig dat we hierin als scholen de handen ineenslaan, krachten bundelen, en dus samen willen leren en ontwikkelen”.

Foto: Remy Rikers

38 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 39: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Lyda Vos KENNISKRINGLID

SCHOLENGROEP PONTES [email protected]

Lyda Vos is teamleider vmbo op het Goese Lyceum, Locatie Bergweg. Na haar studie wiskunde is Lyda begonnen als wiskunde docent. Daarna heeft zij de opleiding bedrijfseconomie en de masteropleiding (ecologische) pedagogiek afgerond. Bij de laatste studie heeft zij kwantitatief onderzoek gedaan naar de invloed van sportactiviteiten op het gedrag van jongeren.

In 2012 is Lyda gestart op het Goese Lyceum. Lyda vindt het onderzoek in de school belangrijk. Hier gaat het om onder andere kleine praktijkonderzoeken, zoals de analyse van resultaten om een kwaliteitsverbetering van het onderwijs te bereiken. Onderzoeken wat er speelt, wat er nu eigenlijk gedaan wordt, vragen stellen hoe het komt en vooral nieuwsgierig

zijn naar de achtergronden. Een lerende schoolcultuur, waarbij er gewerkt wordt aan kwaliteitsverbetering.

Waarom onderwijsexcellentie?In 2018 is het Goese Lyceum locatie Bergweg een excellente school geworden. Een basis hiervoor is dat er vooral vanuit een gezamenlijke visie binnen de school is ontwikkeld, waarbij ook wetenschappelijke gegevens (o.a. Gert Biesta, Marinka Kuijpers) ten grondslag liggen.

De persoonlijke interesse gaat uit naar de samenwerking tussen speciaal onderwijs en regulier onderwijs, het onderzoeken naar de mogelijkheden en vooral hoe de samenwerking verloopt en waarom.

Voor komend schooljaar is er vanuit het Samenwerkingsverband Oosterschelderegio een studiebeurs voor 10 docenten, waarbij er in elkaars ‘wereld’ kan worden gewerkt. Een traject om zeker te volgen en de resultaten hiervan te onderzoeken.

Tevens het leren van leraren. Wat maakt dat leraren leren? Hoe zien zij dit zelf en wat is de ideale vorm en wat is hiervan mogelijk binnen de regio.

Foto: AV Afdeling van HZ

39

Page 40: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Abeling, A. (1997). De grote Prisma Nederlands. Utrecht, Nederland: Het Spectrum.Ackerman, R., & Thompson, V. A. (2017). Meta-Reasoning: Monitoring and control of thinking and reasoning. Trends in Cognitive Sciences, 21, 607-617. doi:10.1016/j.tics.2017.05.004Admiraal, W., Kruiter, J., Lockhorst, D., Schenke, W., Sligte, H., Smit, B., ... & De Wit, W. (2016). Affordances of teacher professional learning in secondary schools. Studies in Continuing

Education, 38, 281-298. doi:10.1080/0158037X.2015.1114469Aelterman, N., Vansteenkiste, M., Haerens, L., Soenens, B., Fontaine, J. R. J., & Reeve, J. (in press). Toward an integrative and fine-grained insight in motivating and demotivating

teaching styles: The merits of a circumplex approach. Journal of Educational Psychology. doi:10.1037/edu0000293

Baars, M., Van Gog, T., De Bruin, A., & Paas, F. (2017). Effects of problem solving after worked example study on secondary school children’s monitoring accuracy. Educational Psychology,

37, 810-834. doi:10.1080/01443410.2016.1150419Baars, M., & Wijnia, L. (2018). The relation between task-specific motivational profiles and training of self-regulated learning skills. Learning and Individual Differences, 64, 125-137.

doi:10.1016/j.lindif.2018.05.007.Benschop, L. (2014, April 16). 'Nederlandse leerlingen niet gemotiveerd in de klas' Nu.nl. Verkregen van http://www.nu.nl/binnenland/3753261/nederlandse-leerlingen-niet-

gemotiveerd-in-klas.htmlBerk. L. E. (2008). Infants, children, and adolescents (6th edition). Boston, MA: Allyn and Bacon.Biesta, G. J. J. (2012). Goed onderwijs en de cultuur van meten. Den Haag, Nederland: Boom/Lemma.Biswas-Diener, R., Kashdan, T. B., & Minhas, G. (2011). A dynamic approach to psychological strength development and intervention. The Journal of Positive Psychology, 6, 106-118. doi:1

0.1080/17439760.2010.545429Black, P., & Wiliam, D. (2009). Developing the theory of formative assessment. Educational Assessment, Evaluation and Accountability, 21, 5-31. doi:10.1007/s11092-008-9068-5Black, P., & Wiliam, D. (2018). Classroom assessment and pedagogy. Assessment in Education: Principles, Policy & Practice, 25, 1-25. doi:10.1080/0969594X.2018.1441807Bronneman-Helmers, H. M., Herweijer, L. J., & Vogels, H. M. G. (2002). Voortgezet onderwijs in de jaren negentig. Den Haag, Nederland: Sociaal en Cultureel Planbureau.Condron, D. J. (2011). Egalitarianism and educational excellence: Compatible goals for affluent societies. Educational Researcher, 40, 57-55. doi:10.3102/0013189X11401021Davidoff, S., & Lazarus, S. (2002). The learning school: An organization development approach (second edition). South Africa: Juta.

9.REFERENTIES

40 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 41: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

De Boer, A., Pijl, S. J., & Minnaert, A. (2011). Regular primary schoolteachers’ attitudes towards inclusive education: A review of the literature. International Journal of Inclusive Education,

15, 331-353. doi:10.1080/13603110903030089Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, 227-268. doi:10.1207/

S15327965PLI1104_01Dunlosky, J., & Lipko, A. R. (2007). Metacomprehension a brief history and how to improve its accuracy. Current Directions in Psychological Science, 16, 228-232. doi:10.1111/j.1467-

8721.2007.00509.xEarl, L. M. (2013). Assessment as learning: Using classroom assessment to maximize student learning (second edition). Thousand Oaks, CA: Corwin.Furlong, M. J., Gilman, R., & Huebner, S. (Eds.). (2014). Handbook of positive psychology in schools (second edition). New York, NY: Routledge.Furrer, C., & Skinner, E. (2003). Sense of relatedness as a factor in children’s engagement and performance. Journal of Educational Psychology, 95, 148-162. doi:10.1037/0022-

0663.95.1.148Haerens, L., Krijgsman, C., Mouratidis, A., Borghouts, L., Cardon, G., & Aelterman, N. (in press). How does knowledge about the criteria for an upcoming test relate to adolescents’

situational motivation in physical education? A self-determination theory approach. European Physical Education Review. doi:10.1177/1356336X18783983

Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research 77, 81–112. doi:10.3102/003465430298487Hofstetter, W., & Bijstra, J. (2014). Passend onderwijs: Zijn we er klaar voor? Kind en Adolescent Praktijk, 3, 132-139.Hulleman, C. S., & Harackiewicz, J. M. (2009). Promoting interest and performance in high school science class. Science, 326, 1410-1412. doi:10.1126/science.1177067Inspectie van het Onderwijs. (2014). De staat van het onderwijs: Onderwijsverslag 2012/2013. Utrecht, Nederland: Inspectie van het Onderwijs. Verkregen van

http://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/publicaties/2014/04/16/de-staat-van-het-onderwijs-onderwijsverslag-2012-2013

Inspectie van het Onderwijs. (n.d.). Excellente scholen. Verkregen van http://www.excellentescholen.nl/Kassa. (2018, Maart 17). ‘Excellente Scholen’ zijn niet beter dan andere scholen [Televisiefragment]. Hilversum, Nederland: BNNVARA. Verkregen van http://kassa.

bnnvara.nl/media/383337Könings, K. D., Seidel, T., Brand-Gruwel, S., & Van Merriënboer, J. J. G. (2014). Differences between students’ and teachers’ perceptions of education: Profiles to describe congruence

and friction. Instructional Science, 42, 11–30. doi:10.1007/s11251-013-9294-1Kostons, D., Van Gog, T., & Paas, F. (2012). Training self-assessment and task-selection skills: A cognitive approach to improving self-regulated learning. Learning and Instruction, 22,

121-132. doi:10.1016/j.learninstruc.2011.08.004Kurniawati, F., De Boer, A. A., Minnaert, A. E. M. G., & Mangunsong, F. (2014). Characteristics of primary teacher training programmes on inclusion: A literature focus. Educational

Research, 56, 310-326. doi:10.1080/00131881.2014.934555

41

Page 42: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Kwakman, K. (2003). Factors affecting teachers’ participation in professional learning activities. Teaching and Teacher Education, 19, 149-170. doi:10.1016/S0742-051X(02)00101-4Landelijk Aktie Komitee Scholieren. (2012). Laksmonitor 2012: Het tevredenheidsonderzoek onder leerlingen in het voortgezet onderwijs. Utrecht: LAKS.Leenknecht, M. J. M., Wijnia, L., Loyens, S. M. M., & Rikers, R. M. J. P. (2017). Need-supportive teaching in higher education: Configurations of autonomy support, structure, and

involvement. Teaching and Teacher Education, 68, 134-142. doi:10.1016/j.tate.2017.08.020Leenknecht, M. J. M., Wijnia, L., Loyens, S. M. M., & Rikers, R. M. J. P. (2019). Looking through the student lens: The interplay among the dimensions of a need-supportive teaching style.

Manuscript submitted for publication.Leenknecht, M. J. M., Wijnia, L., Köhlen, M. E., Rikers, R. M. J. P., & Loyens, S. M. M. (2019). Formative assessment and the quality of self-regulated learning: A self-determination theory

perspective. Manuscript submitted for publication.Loreman, T. (2014). Measuring inclusive education outcomes in Alberta, Canada. International Journal of Inclusive Education, 18, 459-483. doi:10.1080/13603116.2013.788223Loyens, S. M. M. (2016). Naar meer onderwijsexcellentie in excellentieonderwijs en daarbuiten (Oratie). Middelburg, Nederland: University College Roosevelt.McGaghie, W. C. (2015). Mastery learning : It is time for medical education to join the 21st century. Academic Medicine, 90, 1438-1441. doi:10.1097/ACM.0000000000000911Meusen-Beekman, K. (2017). Op weg naar ongekend excellent basisonderwijs (Lectorale rede). Vlissingen, Nederland: HZ University of Applied Sciences.Meyers, M. C., Van Woerkom, M., & Dries, N. (2013). Talent – innate or acquired? Theoretical considerations and their implications for talent management. Human Resource

Management Review, 23, 305-321. doi:10.1016/j.hrmr.2013.05.003Mulliner, E., & Tucker, M. (2017). Feedback on feedback practice: perceptions of students and academics. Assessment & Evaluation in Higher Education, 42, 266-288. doi:10.1080/02602938

.2015.1103365Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek. (2016). Met onderzoek onderwijs vernieuwen: Programma Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek 2016-2019. Den Haag, Nederland:

Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek. Nederhand, M. L., Tabbers, H. K., Homaira, A., & Rikers, R. M. J. P. (2018). Improving calibration over texts by providing standards both with and without idea-units. Journal of Cognitive

Psychology, 30, 689-700. doi:10.1080/20445911.2018.1513005Nederlandse Omroep Stichting. (2014, April 16). “Motivatie leerlingen kan beter”. NOS. Verkregen van http://nos.nl/artikel/636502-motivatie-leerlingen-kan-beter.htmlNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. (2012). Programmaraad voor het onderwijsonderzoek: Excellentie in het primair, voortgezet en hoger onderwijs. Den Haag,

Nederland: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.Nelson, T. O., & Narens, L. (1990). Metamemory: A theoretical framework and new findings. In G. H. Bower (Ed.), The psychology of learning and motivation (Vol. 26, pp. 125-173).

New York, NY: Academic Press.Noels, K. A., Pelletier, L. G., Clément, R., & Vallerand, R. J. (2003). Why are you learning a second language? Motivational orientations and self-determination theory. Language Learning, 53,

33-63. doi:10.1111/1467-9922.53223

42 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 43: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Nygård, O. (2017). Early tracking and immigrant optimism: A comparative study of educational aspirations among students in disadvantaged schools in Sweden and the Netherlands.

Comparative Migration Studies, 5:20. doi:10.1186/s40878-017-0063-1Opfer, V. D., & Pedder, D. (2011). Conceptualizing teacher professional learning. Review of Educational Research, 81, 376–407. doi:10.3102/0034654311413609Organisation for Economic Co-operation and Development. (2010). PISA 2009 results: Learning to learn: Student engagement, strategies and practices. Paris: OECD Publishing.Organisation for Economic Co-operation and Development. (2012). Equity and quality in education supporting disadvantaged students and schools. Paris: OECD Publishing.

doi:10.1787/9789264130852-en Organisation for Economic Co-operation and Development. (2013). PISA 2012 results: Ready to learn: Students’ engagement, drive and self-beliefs. Paris: OECD. doi:10.1787/19963777Organisation for Economic Co-operation and Development. (2016). Netherlands 2016: Foundations for the future. Reviews of National Policies for Education. Paris: OECD

Publishing. doi:10.1787/9789264257658-enPanadero, E. (2017). A review of self-regulated learning: six models and four directions for research. Frontiers in Psychology, 8. doi:10.3389/fpsyg.2017.00422Patall, E. A., Cooper, H., & Robinson, C. (2008). The effects of choice on intrinsic motivation and related outcomes: A meta-analysis of research findings. Psychological Bulletin, 134, 270-

300. doi:10.1037/0033-2909.134.2.270Pelletier, L. G., Séguin-Lévesque, C., & Legault, L. (2002). Pressure from above and pressure from below as determinants of teachers’ motivation and teaching behaviors. Journal of

Educational Psychology, 94, 186-196. doi:10.1037//0022-0663.94.1.186Reeve, J., Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2004). Self-determination theory: A dialectical framework for understanding sociocultural influences on student motivation. In D. M. McInerny & S. van

Etten (Eds.), Big theories revisited (pp. 31-59). Greenwich, CT: Information Age Publishing.Reeve, J., Jang, H., Hardre, P., & Omura, M. (2002). Providing a rationale in an autonomy- supportive way as a strategy to motivate others during an uninteresting activity. Motivation

and Emotion, 26, 183-207. doi:10.1023/A:1021711629417Rijksoverheid (n.d.). Passend onderwijs. Verkregen van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ passend-onderwijsRitter, D. R. (1989). Teachers’ perceptions of problem behavior in general and special education. Exceptional Children, 55, 559-564. doi:10.1177/001440298905500610Ruppar. A. L., Roberts, C. A., & Olson, A. J. (2018). Is it all about loving the kids? Perceptions about expertise in special education. Teaching and Teacher Education, 71, 319-328.

doi:10.1016/j.tate.2018.02.001Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

doi:10.1037/0003-066X.55.1.68Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-determination theory: Basic psychological needs in motivation, development, and wellness. New York, NY: Guilford Publications.Safran, J. S., & Safran, S. P. (1987). Teachers’ judgments of problem behaviors. Exceptional Children, 54, 240-244. doi:10.1177/001440298705400306

43

Page 44: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Schenke, W., Sligte, H., Admiraal, W., Buisman, M., Emmelot, Y., Meirink, J., & Smit, B. (2015). Scan school als professionele leergemeenschap (Rapport 938). Amsterdam, Nederland:

Kohnstamm Instituut.Simpson, D., Fincher, R.-M. E., Hafler, J. P., Irby, D. M., Richards, B. F., Rosenfeld, G. C., & Viggiano, T. R. (2007). Advancing educators and education by defining the components

and evidence associated with educational scholarship. Medical Education, 41, 1002-1009. doi:10.1111/j.1365-2923.2007.02844.x

Skinner, E. A., & Belmont, M. J. (1993). Motivation in the classroom: Reciprocal effects of teacher behavior and student engagement across the school year. Journal of Educational

Psychology, 85, 571-581.Skinner, E., Furrer, C., Marchand, G., & Kindermann, T. (2008). Engagement and disaffection in the classroom: Part of a larger motivational dynamic? Journal of Educational Psychology,

100, 765-781. doi:10.1037/a0012840Soenens, B., Sierens, E., Vansteenkiste, M., Dochy, F., & Goossens, L. (2012). Psychologically controlling teaching: Examining outcomes, antecedents, and mediators. Journal of

Educational Psychology, 104, 108-120. doi:10.1037/a0025742Stroet, K., Opdenakker, M., & Minnaert, A. (2013). Effects of need supportive teaching on early adolescents' motivation and engagement: A review of the literature. Educational Research

Review, 9, 65-87. doi:10.1016/j.edurev.2012.11.003Stuckey, M., Hofstein, A., Mamlok-Naaman, R., & Eilks, I. (2013). The meaning of ‘relevance’ in science education and its implications for the science curriculum. Studies in Science

Education, 49, 1-34. doi:10.1080/03057267.2013.802463Ter Horst, G., Van de Kam-van Lent, T., Van Stiphout, R., Baas, D., & Castelijns, J. (2016). Leerlingen evalueren hun eigen leerproces. In D. Sluijsmans & R. Kneyber (Eds.),

Toetsrevolutie: Naar een feedbackcultuur in het voortgezet onderwijs (pp. 43-58). Leiden, Nederland: Phronese.

Van Dale. (2019). Van Dale online. Verkregen van https://www.vandale.nlVan Geelen, M., De Folter, M., & Polfliet, N. (2018). De behoeften van het puberbrein op school: Een onderzoek naar de behoeften van puberende leerlingen en het aanbod in het onderwijs op

de middelbare school (onderzoeksverslag). Middelburg, Nederland: Zeeuwse Academische Opleidingsschool.

Van Grinsven, V., & Van der Woud, L. (2016). Rapportage onderzoek passend onderwijs. Utrecht: DUO Onderwijsonderzoek.Van Mieghem, A., Verschueren, K., Petry, K., & Struyf, E. (in press). An analysis of research on inclusive education: A systematic search and meta review. International Journal of Inclusive

Education. doi:10.1080/13603116.2018.1482012Van Schaik, P., Volman, M., Admiraal, W., & Schenke, W. (2018). Barriers and conditions for teachers’ utilisation of academic knowledge. International Journal of Educational Research,

90, 50-63. doi:10.1016/j.ijer.2018.05.003Van Schaik, P., Volman, M., Admiraal, W., & Schenke, W. (2019). Co-construction of knowledge in teacher learning groups: Approaches, benefits and conditions. Manuscript submitted for

publication.

44 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 45: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Van Veen, D., Rietdijk, S., Van der Hoeven, J., Ganesh, S., Huizenga, P., & Van der Steenhoven, P. (2018). Samenwerking tussen vso en vo en geïntegreerde voorzieningen voor specialistische

onderwijszorg: Praktijkgericht onderzoek naar samenwerking tussen scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs. Nederland: Hogeschool Windesheim en NCOJ.

Van Walsum, S. (2016, Mei 26). OESO: Nederlandse scholier ongemotiveerd, amper orde in klas, veel talent onbenut. De Volkskrant. Verkregen van http://www.volkskrant.nl/nieuws-

achtergrond/oeso-nederlandse-scholier-ongemotiveerd-amper-orde-in-klas-veel-talent-onbenut~b98bcef68/

Vanhoof, J., Van de Broek, M., Penninckx, M., Donche, V., & Van Petegem, P. (2012). Leerbereidheid van leerlingen aanwakkeren: Principes die motveren, inspireren én werken.

België: ACCO Uitgeverij.Vansteenkiste, M., Sierens, E., Goossens, L., Soenens, Dochy, F., Mouratidis, A., … Beyers, W. (2012). Identifying configurations of perceived teacher autonomy support and structure:

Associations with self-regulated learning, motivation and problem behavior. Learning and Instruction, 22, 431-439. doi:10.1016/j.learninstruc.2012.04.002

Vansteenkiste, Sierens, E., Soenens, B., & Lens W. (2007). Willen, moeten en structuur in de klas: Over het stimuleren van een optimaal leerproces. Begeleid Zelfstandig Leren 37, 1–27.Verstuyf, J., Vansteenkiste, M., De Pauw, S., Boone, L., Van der Knaap-Deeder, J., & Weymeis, H. (2014). ‘Moetivatie’ of motivatie? Over de vitamines voor therapietrouw, duurzame

gedragsverandering en groei. Signaal, 89, 22-49.VO Raad. (2018). Overzicht: Welke mogelijkheden zijn er voor maatwerk? Verkregen van http://www.vo-raad.nl/maatwerkWehmeier, S (Ed.). (2000). Oxford advanced learner’s dictionary. Oxford: Oxford University Press.Wiliam, D. (2011). What is assessment for learning? Studies in Education Evaluation, 37, 3-14. doi:10.1016/j.stueduc.2011.03.001Wijnia, L., & Baars, M. (2019). The role of motivation in training self-assessment skills with video modelling examples. Manuscript in preparation.Wolfensberger, M. V. C. (2015). Talent development in European higher education: Honors programs in the Benelux, Nordic and German-speaking countries. doi:10.1007/978-3-319-

12919-8Wood, A. M., Linley, P. A., Maltby, J., Kashdan, T. B., & Hurling, R. (2011). Using personal and psychological strengths leads to increases in well-being over time: A longitudinal study

and the development of the strengths use questionnaire. Personality and Individual Differences, 50, 15-19. doi:10.1016/j.paid.2010.08.004

Zwart, R. C., Korthagen, F. A. J., & Attema-Noordewier, S. (2015). A strength-based approach to teacher professional development. Professional Development in Education, 41, 579-596. doi:

10.1080/19415257.2014.919341

45

Page 46: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

46 Onderwijsexcellentie in het voortgezet onderwijs

Page 47: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

COLOFON

Uitgave van HZ University of

Applied Sciences

Vormgeving: Nilsson

Page 48: ONDERWIJS- EXCELLENTIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS: … · en vaardigheden die zijn geleerd in het basisonderwijs worden verbreed en verdiept, maar dat tegelijkertijd de leerlingen

Edisonweg 44382 NW VlissingenPostbus 364 / P.O. Box 3644380 AJ VlissingenNederland / The Netherlands

T +31 118 - 489 000F +31 118 - 489 200E [email protected]

I www.hz.nl