ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

22
Arcadis Nederland B.V., Beaulieustraat 22 T +31 (0)88 4261 261 www.arcadis.com Arcadis Nederland B.V. - Registered office: Arnhem - Registered number: 09036504 ONDERWERP COBRAcable - Toelichting adviespunten Commissie m.e.r. DATUM 19-1-2016 VAN Arcadis AAN Commissie m.e.r. KOPIE AAN TenneT PROJECTNUMMER C05014.000004 ONZE REFERENTIE 078776363 A In haar voorlopig toetsingsadvies van 5 januari 2016 geeft de Commissie aan dat in het MER voor Interconnector COBRAcable informatie ontbreekt, die naar haar oordeel essentieel is voor het volwaardig meewegen van het milieubelang in de besluitvorming. De Commissie noemt de volgende tekortkomingen: 1. In het MER ontbreekt inzicht in de ligging van bestaande en vergunde tracés/corridors voor kabels en leidingen. Daardoor is niet goed te beoordelen welke ruimte er is om de tracéalternatieven voor de COBRAcable te optimaliseren en welke ruimte er resteert voor toekomstige kabels en leidingen. 2. Bij het bepalen van de ligging van de tracéalternatieven en de benodigde ingraafdieptes is onvoldoende rekening gehouden met morfologische processen in de Waddenzee en de buitendelta van het Eems-Dollard estuarium. Daardoor bestaat de kans dat de kabel te ondiep of juist te diep wordt ingegraven, wat leidt tot onnodige baggerwerkzaamheden. 3. De gevolgen van vertroebeling en bedekking voor groot zeegras zijn onvoldoende onderbouwd en mogelijk onderschat. 4. Er is onvoldoende aandacht besteed aan mogelijkheden om verstoring van zeehonden te voorkomen of te beperken. In deze notitie is een nadere toelichting en -waar relevant- aanvullende informatie gegeven met betrekking tot bovenstaande vier punten. Sinds het afronden van het MER (4 mei 2015) is meer duidelijkheid gekomen over de te hanteren aanlegmethode. Deze informatie is beschikbaar gekomen vanuit de aanbestedingsprocedure nadat het MER werd afgerond. Kennis over de gekozen aanlegmethode is van belang voor het beschrijven van de verwachte milieueffecten zoals die in bovenstaande punten (2, 3 en 4) worden geadresseerd. De memo begint daarom met een beschrijving van deze aanlegmethode en de verschillen voor de milieugevolgen die daarbij verwacht worden ten opzichte van de gehanteerde worst-case situatie in het MER. Daarna worden de vier punten in bovenstaande volgorde beantwoord in vier hoofdstukken.

Transcript of ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Page 1: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Arcadis Nederland B.V., Beaulieustraat 22 T +31 (0)88 4261 261 www.arcadis.com

Arcadis Nederland B.V. - Registered office: Arnhem - Registered number: 09036504

ONDERWERP

COBRAcable - Toelichting adviespunten Commissie m.e.r.

DATUM

19-1-2016

VAN

Arcadis

AAN

Commissie m.e.r.

KOPIE AAN

TenneT

PROJECTNUMMER

C05014.000004

ONZE REFERENTIE

078776363 A

In haar voorlopig toetsingsadvies van 5 januari 2016 geeft de Commissie aan dat in het MER voor Interconnector

COBRAcable informatie ontbreekt, die naar haar oordeel essentieel is voor het volwaardig meewegen van het

milieubelang in de besluitvorming. De Commissie noemt de volgende tekortkomingen:

1. In het MER ontbreekt inzicht in de ligging van bestaande en vergunde tracés/corridors voor kabels en

leidingen. Daardoor is niet goed te beoordelen welke ruimte er is om de tracéalternatieven voor de

COBRAcable te optimaliseren en welke ruimte er resteert voor toekomstige kabels en leidingen.

2. Bij het bepalen van de ligging van de tracéalternatieven en de benodigde ingraafdieptes is onvoldoende

rekening gehouden met morfologische processen in de Waddenzee en de buitendelta van het Eems-Dollard

estuarium. Daardoor bestaat de kans dat de kabel te ondiep of juist te diep wordt ingegraven, wat leidt tot

onnodige baggerwerkzaamheden.

3. De gevolgen van vertroebeling en bedekking voor groot zeegras zijn onvoldoende onderbouwd en mogelijk

onderschat.

4. Er is onvoldoende aandacht besteed aan mogelijkheden om verstoring van zeehonden te voorkomen of te

beperken.

In deze notitie is een nadere toelichting en -waar relevant- aanvullende informatie gegeven met betrekking tot

bovenstaande vier punten. Sinds het afronden van het MER (4 mei 2015) is meer duidelijkheid gekomen over de

te hanteren aanlegmethode. Deze informatie is beschikbaar gekomen vanuit de aanbestedingsprocedure nadat

het MER werd afgerond. Kennis over de gekozen aanlegmethode is van belang voor het beschrijven van de

verwachte milieueffecten zoals die in bovenstaande punten (2, 3 en 4) worden geadresseerd. De memo begint

daarom met een beschrijving van deze aanlegmethode en de verschillen voor de milieugevolgen die daarbij

verwacht worden ten opzichte van de gehanteerde worst-case situatie in het MER. Daarna worden de vier punten

in bovenstaande volgorde beantwoord in vier hoofdstukken.

Page 2: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 2 van 21

AANLEGMETHODE De aanlegmethode is relevant voor de effecten van de aanleg van COBRAcable en daarmee voor de toelichting

op de punten van de Commissie. Voordat deze memo ingaat op die punten, hier daarom een toelichting gegeven

op het uitgangspunt dat in het MER gehanteerd is voor de aanlegmethode en de informatie die nu (januari 2016)

beschikbaar is.

Worst-case benadering in het MER en PB

Ten tijde van het afronden van het MER was nog onbekend welke aannemer COBRAcable gaat aanleggen.

Daarmee was ook de aanlegmethode onbekend. In het MER is daarom de worst-case situatie in beeld gebracht.

Deze werkwijze is gebruikelijk wanneer nog onzekerheden bestaan over bijvoorbeeld aanlegmethoden en heeft

tot doel om te voorkomen dat milieueffecten onderschat worden bij de besluitvorming. In de

aanbestedingsprocedure, blijft daardoor zo veel mogelijk vrijheid over voor de aannemers om hun gewenste

aanlegmethode aan te bieden, waardoor een optimale marktwerking ontstaat.

Baggeren is de aanlegmethode die de grootste milieueffecten tot gevolg heeft en wordt daarom gezien als de

worst-case methode. Bij baggeren wordt een relatief groot oppervlak van de zeebodem verstoord en ontstaat

vertroebeling van het water door het baggeren zelf en het verspreiden van het gebaggerde materiaal. In de

gehanteerde worst-case benadering is uitgegaan van een beperkte ingraafdiepte van 2 meter met zogenaamde

jet trenchers om de kabel op de gewenste diepte te leggen. De ingraafdiepte van 2 meter kan met verschillend

materieel behaald worden, waardoor voor de aannemers de vrijheid blijft om de door hen gewenste

aanlegmethode in te zetten. Bij een ingraafdiepte van 2 meter is het echter noodzakelijk om op locaties waar een

grotere ingraafdiepte benodigd is, aanvullend te baggeren.

In het MER is bij de aanleg van de kabels ook het uitgangspunt genomen van ‘Post Lay Burial’ (PLB). Dit houdt in

dat het leggen en ingraven van de kabel in twee fasen plaatsvindt. Hierdoor treedt tweemaal verstoring op. Dit in

tegenstelling tot ‘Simultaneous Lay and Burial’ (SLB) waarbij het leggen en ingraven van de kabel gelijktijdig

plaatsvinden. Ook op dit punt is daarmee in het MER voor de milieueffecten de worst-case situatie in beeld

gebracht.

Toe te passen methode

Inmiddels is het proces van de aanbesteding van het aanleggen van COBRAcable dusdanig gevorderd dat het

zeker is dat er veel minder gebaggerd zal worden dan in het MER als worst-case is aangenomen. De aanleg van

de kabel op grote delen van het tracé kan plaatsvinden met gebruik van een Vertical Injector. Deze apparatuur zal

de kabel dieper ingraven dan de in het MER aangehouden 2 meter ingraafdiepte. Hierdoor is het mogelijk om de

hoeveelheid te baggeren materiaal tot een minimum te beperken. Echter, de noodzaak om te baggeren is niet

geheel uitgesloten. Op een beperkt aantal locaties, zoals bij de kruising met de Westereems, zal gebaggerd

worden om bij de installatie rekening te kunnen houden met het verdiepen van de Westereems. De kabel moet

hier zo diep aangelegd worden dat aanvullend baggeren noodzakelijk is. Daarnaast zal mogelijk nog gebaggerd

moeten worden in de omgeving van het Huibertgat en het Horsborngat in verband met een sterk afnemende

waterdiepte als gevolg van zich met grote snelheid voltrekkende morfologische processen. Wanneer de

waterdiepte namelijk te klein is geworden om tijdens de installatie op deze locaties te varen, zal daar

voorafgaande aan de installatie gebaggerd moeten worden. Met gebruik van de Vertical Injector op de plaatsen

waar de zeebodem dit toelaat is, naar mening van TenneT, het baggeren voor de installatie van de COBRAcable

tot een minimum beperkt gehouden. Het resultaat is een reductie van het baggervolume van ongeveer 60% ten

opzichte van het baggervolume verondersteld in het MER en de Passende Beoordeling (PB).

De werking van de te gebruiken Vertical Injector, de voor- en nadelen en de verschillen met de gehanteerde

worst-case benadering zijn hieronder toegelicht.

Het streven van TenneT is om de kabel op een zodanige diepte te installeren dat het onderhoud aan de kabel,

vanwege het blootspoelen van de kabel, over de levensduur van de kabel (40 jaar) tot een minimum beperkt kan

blijven zonder daarvoor onnodig veel te baggeren tijdens de installatie. Het gebruik van de Vertical Injector maakt

het juist mogelijk de kabel diep te leggen zonder dat voor het bereiken van de beoogde begraafdiepte

voorafgaand aan de installatie gebaggerd hoeft te worden. TenneT heeft daarom in de aanbestedingsfase nader

laten onderzoeken of door het gebruik van de Vertical Injector de begraafdiepte geoptimaliseerd kan worden. Dit

is toegelicht in hoofdstuk 2 van deze memo bij de toelichting op de morfologische processen. Onderhoud over de

levensduur zal beperkt worden tot die gebieden waar de optredende erosie groter is dan de begraafdiepte die met

de Vertical Injector bij de installatie wordt aangehouden.

Page 3: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 3 van 21

Wat is een Vertical Injector?

Een Vertical Injector is een kabelbegraafapparaat waarmee kabels tot een relatief grote diepte onder het zeebed

kunnen worden begraven. Een Vertical Injector bestaat uit een metalen ‘zwaard’ dat door de grond wordt

getrokken. Met behulp van water jets, die op het zwaard zitten, wordt het grondpakket, waarin de kabel begraven

moeten worden, gefluïdiseerd. Daardoor worden de krachten, die benodigd zijn om het zwaard door de grond te

trekken, kleiner. De kabel wordt door het zwaard verticaal naar beneden gevoerd tot aan de onderzijde van de

Vertical Injector. Daar maakt de kabel een bocht en komt horizontaal aan de achterkant uit het zwaard. In Figuur

1 is een foto weergegeven van een Vertical Injector waarop het zwaard en de slangen voor de watertoevoer naar

de jets goed zichtbaar zijn. In Figuur 2 is het zijaanzicht van de Vertical Injector installatie getekend en de werking

uitgebeeld.

Figuur 1 Vertical Injector

Een Vertical Injector wordt toegepast vanaf een kabelinstallatieponton dat op ankers wordt voortbewogen. Alleen

door op anker te werken, kunnen de benodigde krachten opgebracht worden die nodig zijn om het zwaard door

Page 4: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 4 van 21

de grond te trekken. Op het ponton zijn de benodigde pompen aanwezig. Het water wordt met behulp van

slangen naar de het zwaard gevoerd. Op het ponton is ook de kabel aanwezig die geïnstalleerd moet worden.

Figuur 2 Zijaanzicht bij het begraven van een kabel met een Vertical Injector

De begraafdiepte van de kabel wordt bepaald door de hoogte waarop de Verical Injector gehouden wordt tijdens

het installeren. De installatiediepte in combinatie met de grondsoort bepaalt de snelheid waarmee de kabel

geïnstalleerd kan worden. Hoe groter de begraafdiepte, hoe langzamer de installatie zal gaan. Ook de grondsoort

heeft invloed op de installatiesnelheid. In dicht gepakt zand ligt de installatiesnelheid lager dan in los gepakt zand

of in zachte klei. Een Vertical Injector heeft beperkte begraafmogelijkheden in harde klei.

Met een Vertical Injector wordt de kabel altijd tegelijkertijd gelegd en begraven (“simulteneous lay and burial”), in

tegenstelling tot “post lay burial”, waarbij de kabel eerst gelegd wordt en daarna met een ander schip en begraaf

apparaat begraven wordt.

De voor- en nadelen van een Vertical Injector

De Vertical Injector heeft een aantal voordelen, maar ook een nadeel.

Voordelen:

• De zeebodem wordt over een beperkte oppervlakte geroerd: over een strook in de orde enkele meters breed.

• De kabel kan zonder baggeren op grotere diepte geïnstalleerd worden. In zand is een begraafdiepte tot 10m

onder het zeebed mogelijk, in klei wordt de maximale begraafdiepte beperkt door de stijfheid van de klei.

Stijve klei biedt daarbij meer bescherming aan de kabel dan slappe klei. Stijve klei is minder onderhevig aan

morfodynamische processen over de levensduur van de kabel.

Page 5: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 5 van 21

• De kans dat men terug moet komen voor herbegraafwerkzaamheden in de gebruiksfase van de kabel is

kleiner door de diepere initiële begraafdiepte van de kabel.

Nadeel:

• Installatie met een Vertical Injector gebeurt met een ponton dat voortbeweegt op ankers. Een dergelijke

operatie is gevoeliger dan andere begraafmethoden voor weersomstandigheden/hoge golven. Vanwege het

zwaard dat in bodem steekt en boven water uitkomt en daardoor is deze aanlegmethode niet bruikbaar bij

ruwe zee. Hierdoor kan de Vertical Injector niet in alle jaargetijden ingezet worden.

De voordelen van de Vertical Injector leiden tot minder milieueffecten dan de in het MER gehanteerde worst-case

benadering.

Verschil met worst-case benadering MER en PB

De verschillen tussen de worst-case benadering en de Vertical Injector zijn de hierboven genoemde voordelen.

Worst-case benadering Toegepaste methode

Aantasting oppervlakte

zeebodem

80m geulbreedte bij ingraafdiepte van

10m + 200m voor het storten van

gebaggerd materiaal naast de geul

Enkele meters

Baggervolume 2,6 miljoen m3 Ongeveer 1 miljoen m3

Snelheid i.r.t verstoring

PLB: worstcase 1km / 24uur, normaal

gesproken circa 250m per operationeel

uur, wat neer komt op circa 4 tot 5 km

per dag

Circa 100 - 200m per uur afhankelijk

van de lokale begraafdiepte en

dichtheid van het zand

Aanleg in een keer of

terugkomen Post Lay Burial Grotendeels Simultaneous Lay Burial

Kans op

herbegraafwerkzaamheden

in gebruiksfase

Regelmatig onderhoud noodzakelijk,

afhankelijk van de baggerdiepte Minimaal onderhoud noodzakelijk

Page 6: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 6 van 21

1 INZICHT IN DE LIGGING VAN BESTAANDE EN VERGUNDE TRACÉS/CORRIDORS VOOR KABELS EN LEIDINGEN

1.1 Inzicht in bestaande kabels, leidingen en overige beperkingen

In het MER is op verschillende kaarten informatie over de ruimtelijke aspecten in het gebied gegeven. Deze staan

verspreid door het MER. In onderstaande kaart, welke ook in groter formaat apart is bijgevoegd, zijn deze

ruimtelijke aspecten samengevoegd om één overzicht te creëren. De ruimtelijke aspecten die een rol gespeeld

hebben bij de verdere optimalisatie van de tracé alternatieven betreffen:

• Tijdelijk en permanent gesloten gebieden (vanuit natuurwetgeving)

• Vergunde corridor en tracé voor de Gemini-kabel

• Tracé van de NorNed kabel

• De gerealiseerde en vergunde Duitse kabels in de corridor uit het LROP

• Vaarwegen (d.m.v. boeien) en ankergebieden

Figuur 3 Alternatieven COBRAcable en huidige en vergunde initiatieven

In bovenstaande kaart zijn met nummering locaties aangegeven waar optimalisaties vanuit ruimtelijke aspecten

hebben plaatsgevonden. De optimalisaties zijn hieronder beschreven. Tijdens het proces van het opstellen van

het MER zijn de diverse onderzochte tracé-alternatieven bekeken op mogelijkheden voor optimalisatie. Voor deze

optimalisaties, zoals ook beschreven in het MER, is met onder andere de volgende zaken rekening gehouden:

1. Vanaf de Eemshaven is het tracé geoptimaliseerd zodat deze buiten de beboeide vaargeul ligt, maar toch

voldoende afstand houdt van NorNed. De afstand tot NorNed is hierbij, in overeenstemming met de beheerder

van de NorNed-kabel, teruggebracht tot minimaal 200 m. Dit is in afwijking tot de gebruikelijk aan te houden

onderlinge afstand van 500m.

Page 7: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 7 van 21

2. De ontwikkelingen rond de vaargeulverruiming van de Westereems en het nieuw aangewezen zoekgebied

voor een ankergebied hebben geleid tot aanpassingen van het tracé, Daarbij is ook rekening gehouden met

de veiligheidsafstand, zodat geen onderling conflict van belangen en veiligheidsvoorwaarden ontstaat.

3. Over het gebied tussen NorNed en het ankergebied heeft intensief overleg met Gemini plaatsgevonden over

de mogelijkheden voor het aanleggen van twee kabels in dit gebied binnen de beschikbare ruimte. Hieruit

bleek dat het mogelijk is om beide kabels in dit gebied aan te leggen, maar alleen met een onderlinge afstand

die kleiner is dan de gebruikelijk aan te houden 500 meter.

4. Tracé M1 is vervolgens zo dicht mogelijk bij de aan Gemini vergunde corridor ten zuiden van de Ballonplaat

geprojecteerd. Hierbij is voor zover mogelijk een minimale afstand van 200 m tot de corridor aangehouden.

Om het tracé dieper in de geul te leggen, zou deze afstand nog verder beperkt moeten worden, hetgeen niet

wenselijk is omdat dit technische risico’s met zich mee brengt zowel bij de aanleg van COBRAcable als bij

eventueel onderhoud van COBRAcable en Gemini.

5. De kruising met de vaargeul van de Westereems was aanvankelijk voorzien in de bocht van de vaargeul. De

nautische autoriteiten hebben hier bezwaren tegen geuit vanuit scheepvaartveiligheid. Zij hebben daarop twee

locaties aangegeven waarop kruising wel mogelijk is, te weten tussen boei 1 en 3 en tussen boei 5 en 7. Dit is

verwerkt in de kruisingen met de vaargeul van de alternatieven M2 West en M2 Oost zoals aangegeven op de

kaart.

1.2 Resterende ruimte voor toekomstige kabels

In de eerder, ten behoeve van het faciliteren van toekomstige kabels en leidingen in de Waddenzee, opgestelde

milieueffectstudie (MES) Kabels en leidingen zijn zes corridors aangegeven voor kabels en leidingen. Deze zijn

weergegeven in onderstaande figuur. Het Voorkeursalternatief (VKA) voor COBRAcable ligt in corridor 1 uit het

MES. In het MES is aangegeven dat binnen deze corridor een zo noordoostelijk mogelijke ligging noodzakelijk is.

In de corridor bevindt zich eveneens een bottleneck tussen Rottumeroog en het aangewezen zoekgebied voor

een ankergebied zoals hierboven beschreven bij punt 2. Deze bottleneck is bepalend voor het aantal mogelijke

kabels binnen corridor 1. In de bottleneck is ten oosten van COBRAcable op dit moment geen verdere ruimte

beschikbaar voor toekomstige kabels. De vaargeul is hierbij de beperkende factor. Een andere ligging van

COBRAcable ter plaatse van de bottleneck in corridor 1, zou niet de mogelijk creëren in de toekomst wel nog een

kabel in deze corridor te leggen.

Figuur 4 Kabels en leidingen corridors MES (MES Kabels en leidingen, 2013)

Page 8: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 8 van 21

1.3 Samenvattende conclusie

Commissie: In het MER ontbreekt inzicht in de ligging van bestaande en vergunde tracés/corridors voor kabels en

leidingen. Daardoor is niet goed te beoordelen welke ruimte er is om de tracéalternatieven voor de COBRAcable

te optimaliseren en welke ruimte er resteert voor toekomstige kabels en leidingen.

Toelichting: Middels de integrale kaart (Figuur 3 en apart bijgevoegd) is inzicht gegeven in de ligging van

bestaande en vergunde tracés/corridors voor kabels en leidingen. Daarbij is toegelicht welke rol zij gespeeld

hebben bij de optimalisatie van de ligging van de alternatieven. Tevens is de resterende ruimte voor toekomstige

kabels en leidingen in dit deel van de memo toegelicht.

Page 9: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 9 van 21

2 MORFOLOGISCHE PROCESSEN IN DE WADDENZEE EN DE BUITENDELTA VAN HET EEMS-DOLLARD ESTUARIUM

De (historische) informatie over de morfologische processen en begraafdiepte is opgenomen in verschillende

documenten die bij het MER horen. Uit het voorlopig advies van de Commissie is gebleken dat het niet direct

inzichtelijk is met welke informatie wel of geen rekening is gehouden. Hieronder is kort toegelicht welke informatie

is gebruikt in de fase van de startnotitie en in de eerste trechteringsstap in het MER. Daarna wordt ingegaan op

de informatie die gebruikt is bij de optimalisatie van de tracé-alternatieven.

Na afronding van het MER, is een optimalisatie van de ingraafdiepte nader onderzocht. Dit is toegelicht in de

laatste paragraaf van dit hoofdstuk. Deze optimale ingraafdiepte kan door gebruik van de Vertical Injector behaald

worden zonder grote baggervolumes en daarmee met minder milieueffecten dan beschreven in het MER en de

PB. De kans op blootspoelen is hierdoor kleiner, zonder dat er meer milieueffecten ontstaan.

2.1 Trechtering startnotitie en MER

De tracé-alternatieven zijn opgenomen in deel A van het MER. Bij de afweging over de verschillende tracés in

deel A van het MER is een kwalitatieve beschrijving van de morfologische dynamiek opgenomen bij de

trechtering (paragraaf 3.4.3). Deze informatie is ook in de startnotitie gebruikt voor de eerste trechteringsstap. De

morfologie is bij sommige tracés als een voordeel aangemerkt (bijvoorbeeld bij tracé W1: “Morfologisch stabiele

ligging van de kabels in het Waddeneiland Schiermonnikoog en het wantij, waardoor na de aanleg weinig tot

geen onderhoud nodig is.”) en bij andere als een nadeel (bijvoorbeeld bij tracé W2: “Morfologische instabiliteit van

de van nature veranderende Westereems vaargeul. Dit is mogelijk te ondervangen door aanleg van de kabel in

het diepste deel van de geul.”). Voor de trechtering, die op hoofdlijnen heeft plaatsgevonden, is deze kwalitatieve

benadering van de morfologische processen voldoende. Ook bij een lokaal andere keuze voor deze tracés, op

morfologische of andere gronden, zou de selectie in het trechteringsproces niet anders uitwerken, omdat dan nog

steeds sprake zou zijn van grote morfologische tegenstellingen tussen de tracés.

Vervolgens is in deel A van het MER de vergelijking opgenomen tussen de resterende tracéalternatieven. De

vanuit morfodynamisch gezichtspunt optimale route (W1) die over het relatief stabiele wantij zou lopen tussen het

vaste land en een Waddeneiland (in het verleden werden kabels en leidingen naar de eilanden om die reden over

het wantij geïnstalleerd) was daarbij vanwege andere nadelen reeds afgevallen. De grondslag voor de

vergelijking van de resterende tracéalternatieven is opgenomen in deel B. In het MER (deel B) is een beschrijving

opgenomen van de morfologische veranderingen in de monding van de Eems, op basis van de waargenomen

veranderingen in de bathymetrische kaarten van 1812 tot heden. Niet alle gebruikte kaarten zijn weergegeven, er

is wel een voorbeeld gegeven van twee van deze opnamen (figuur 4 uit deel B van het MER). De beschrijving van

de morfologische veranderingen van de verschillende morfologische elementen is specifiek gericht op de

bodemhoogteveranderingen, zoals die relevant zijn voor het ingraven van de kabel. Hierin zijn ook alle

grootschalige veranderingen (zoals de stabiliteit van de Westereems, de verdieping van het Zeegat en de

verwachte toename van het belang van het Randzelgat) opgenomen, die mogelijk gevolgen hebben voor de

kabel.

2.2 Optimalisatie tracés in het MER

In aanvulling op de trechtering in de startnotitie en het MER is in de Svašek Hydraulics studie naar de

morfodynamica van de Waddenzee (COBRA HVDC Cable Route Assessment, Morphology and installation, 25

maart 2014) in meer detail gerapporteerd over de morfologische ontwikkelingen in de verschillende segmenten

van de M-alternatieven. Hierbij zijn specifieke morfologische ontwikkelingen in deelsecties van de tracés

benoemd en gekwantificeerd. Vervolgens is dit vertaald naar de minimale begraafdiepte per segment. In

hoofdstuk 3 van deze studie worden verschillende route-opties voor de COBRAcable vergeleken op grond van de

morfodynamische ontwikkelingen in de Waddenzee. Conclusie van deze studie (par 7, p27) is dat vanuit

morfodynamisch gezichtspunt de route variant M2+ (1) (=M2 Oost) de preferentie heeft.

Zoals hierboven is beschreven, is in het MER ook aandacht besteedt aan de ontwikkelingen die zich op langere

termijn hebben voorgedaan in de monding van het Ems-estuarium. Ook in de beschrijving die is opgenomen in de

Svasek studie (2014) voor de verschillende secties van de tracés is aandacht voor de morfologische

veranderingen die ten grondslag liggen aan de waargenomen veranderingen in de bodemhoogte. In deze

beschrijving is ook aandacht voor de morfologische elementen (platen, eb- en vloedgeulen, buitendelta). Impliciet

is hiermee ook aandacht besteedt aan de waterdiepte en de verschillen daarin. Een voorbeeld daarvan is de

Page 10: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 10 van 21

sectie Kp 16.5-26.0 (Horsbornplaat), die grote veranderingen in hoogteligging laat zien vanwege de groei en

verplaatsing van eb- en vloedgeulen. Zowel de diepte als de dynamiek hebben een rol gespeeld bij het bepalen

van de minimale begraafdiepte.

Er heeft dus steeds een detaillering plaatsgevonden in het gebruik van de morfologische gegevens en

proceskennis, van de fase van trechtering tot aan de beoordeling van het VKA.

2.3 Optimalisatie van het VKA

De diepteligging is nader geoptimaliseerd na afronding van het MER. In deze optimalisatie zijn de bathymetrische

data van de COBRAcable route survey van 2014 meegenomen. Voor de installatie van de COBRAcable en met

name voor het bepalen van de installatiediepte in verband met de morfodynamica is daarmee rekening gehouden

met de laatst bekende bodemligging langs de route. In aanvulling op de analyse van gegevens zijn door Svašek

op basis van een computermodel ( FINEL2D-SWAN) de te verwachten morfodynamische ontwikkelingen langs de

gekozen route bepaald. Het computermodel is gekalibreerd op 10 jaar data. De uitkomsten van het model zijn

voorzien van een bandbreedte (onzekerheidsmarge) die samenhangt met de lengte van de kalibratieperiode.

Deze bandbreedte is voldoende om de gevolgen van een eventuele versnelde zeespiegelstijging te ondervangen.

Bij het bepalen van de begraafdiepte op basis van de modelberekeningen is de onzekerheidsmarge in

beschouwing genomen. Hiermee heeft dus een verdere optimalisatie plaatsgevonden van de ingraafdiepte en

aanlegmethodes.

De begraafdiepte die door Svašek is beschouwd, is gedefinieerd ten opzichte van het referentieniveau dat wordt

gevormd door onderzijde van de bewegende ribbels en megaribbels op de zeebodem, dit is weergegeven in

Figuur 5. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de korte termijn veranderingen door de mobiele ribbels op

de zeebodem. Door de kabel dieper te begraven onder dat referentieniveau wordt zowel met de korte als

met de lange termijn veranderingen in de ligging van de geulen en platen rekening gehouden.

Figuur 5 Diepteligging in relatie tot dynamisch zeebed

Daarnaast zijn de ervaringen van NorNed uitgangspunt geweest voor het moment waarop de verplichting bestaat

tot herbegraven en de verdieping die bereikt wordt bij herbegraven. Uitgegaan is van een jaarlijkse route survey

naar de gronddekking van de kabel. Uitgangspunt is dat een onderhoudscampagne gestart wordt zodra de kabel

een gronddekking van minder dan 1 meter heeft over een lengte van 500 meter. Voor de te bereiken verdieping

van de kabel tijdens de onderhoudscampagne is 2 meter aangehouden, wat een conservatieve aanname is.

De beschouwing heeft steeds per segment plaatsgevonden, waarbij zowel de ontwikkelingen in de periode 1985-

2014 zijn beschouwd, als de toekomstige ontwikkelingen die volgen uit het morfologische model. Daarnaast zijn

ook de bekende lange termijn trends in het gebied meegenomen. De belangrijkste bevindingen worden hieronder

genoemd (voor kilometeraanduiding zie Figuur 6):

KP0-7: De afgelopen dertig jaar is in dit gebied de bodem van de geul stabiel gebleven, of enigszins erosief

geweest. Voor de toekomst wordt beperkte erosie voorspeld afhankelijk van de aanwezige grondsoort. De aan-

dan wel afwezigheid van erosiebestendige kleilagen maakt de voorspelbaarheid hiervan lastig. Een begraafdiepte

van 6 m levert zekerheid over een minimale onderhoudsinspanning, maar mogelijk is 3 m of minder ook

voldoende, afhankelijk van de aangetroffen grondsoort. De begraafdiepte zal op de aangetroffen grondsoort

worden aangepast: in niet cohesieve grond (zand), dat mobiel kan zijn, zal de kabel dieper worden begraven dan

in cohesieve grond (klei).

KP7-KP14: De kabel is geprojecteerd in de parallel lopende nevengeul, die door een drempel wordt gescheiden

van de Oude Westereems. De omvang van de drempel is de afgelopen jaren toegenomen en de ondiepte ten

noorden van de kabel schuift geleidelijk naar het zuidwesten. Als gevolg van deze ontwikkelingen is de beoogde

route de afgelopen jaren beduidend ondieper geworden. De verplaatsing van de ondiepte is een zich herhalend

Page 11: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 11 van 21

proces en het is altijd mogelijk dat dit in de toekomst zal leiden tot een lokale verdieping. De aan- dan wel

afwezigheid van erosiebestendige kleilagen maakt de voorspelbaarheid hiervan lastig. Een begraafdiepte van 6 m

levert zekerheid over een minimale onderhoudsinspanning, maar mogelijk is 3 m ook voldoende.

KP14-KP28: Dit deel van de route loopt door het zeer dynamische gebied dat bestaat uit de drempel tussen de

(vloed)geulen Horsborngat en Huibertgat en de Westereems. De ontwikkelingen in dit gebied worden gekenmerkt

door herhalende ontwikkelingen, waarbij de geulen verplaatsen, verlengen en weer verkorten. Deze historie is

meegenomen in het duiden van de modelsimulatie. De modelsimulaties voorspellen de ontwikkeling van een

verbinding tussen Oude-Westereems en het Huibertgat, waarbij verdieping van de bodem plaatsvindt. Vanwege

de grote variatie in de bodemhoogte en de onzekerheden in de voorspelbaarheid van de ontwikkelingen wordt

aanbevolen om een begraafdiepte van tenminste 6 m aan te houden. Dieper aanleggen (10 m) is aanbevolen als

dit met een relatief beperkte inspanning zou kunnen.

Figuur 6 Beschouwde tracé, kilometeraanduiding en de namen van de belangrijke geulen en platen.

KP28-KP32: De ontwikkelingen van de bodem langs dit deel van het traject hangen samen met veranderingen in

de ligging van de Horsbornplaat en het ontstaan en de afname van vloedschaartjes. Voor een belangrijk deel van

dit segment is de huidige bodemligging het diepste van de afgelopen periode. De modelvoorspellingen laten een

duidelijke vervorming van de plaat zien, waardoor verdieping plaatsvindt ter plaatse van het kabeltracé. Een

begraafdiepte van 3 m is waarschijnlijk voldoende voor dit segment, bij begraven op 6 m diepte geldt dat

hoogstwaarschijnlijk geen onderhoudsinspanningen meer nodig zijn voor dit segment.

KP32-KP42: Dit segment loopt door wat als de buitendelta van de Westereems en die van de Osterems

beschouwd mag worden. De ondieptes en geulen in dit gebied zijn stabieler dan de geulen en ondieptes in de

andere buitendeltas van de Waddenzee. Een begraafdiepte van maximaal 3 m is waarschijnlijk voldoende voor

dit segment, bij begraven op 6 m diepte geldt dat hoogstwaarschijnlijk geen onderhoudsinspanning meer nodig

zijn voor dit segment.

Onzekerheden over de aanwezigheid van kleilagen leveren een beperking op voor de te behalen ingraafdiepte.

Daarbij moet worden opgemerkt dat in gebieden met klei de bodembewegingen over de levensduur van de kabel

ten gevolgen van morfodynamica minder zijn dan in gebieden met zand. Begraven in klei hoeft daarom minder

Page 12: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 12 van 21

diep om onderhoud te voorkomen dan begraven in zand. Daarnaast speelt de economische afweging tussen de

kosten die samenhangen met het bereiken van een installatiediepte en het bijbehorende onderhoud. Op basis

van een integrale afweging zijn minimale ingraafdiepten in onderstaande tabel bepaald.

Locatie Lengte Ingraafdiepte

KP 0-14.9 14,9 km 2 m

KP 14.9-26.9 12 km 6 m

KP 26.9-41 14,1 km 2 m

De toegang Eemshaven, kruising

Huibertgat en kruising Westereems n.v.t. Minimaal 2,5 m

2.4 Samenvattende conclusie

Commissie: Bij het bepalen van de ligging van de tracéalternatieven en de benodigde ingraafdieptes is

onvoldoende rekening gehouden met morfologische processen in de Waddenzee en de buitendelta van het

Eems-Dollard estuarium. Daardoor bestaat de kans dat de kabel te ondiep of juist te diep wordt ingegraven, wat

leidt tot onnodige baggerwerkzaamheden.

Toelichting: Door het gebruik van de Vertical Injector zijn de baggervolumes aanzienlijk lager zijn dan in de worst

case benadering van het MER en de PB (zie deel 1 van de memo). De zorg van de Commissie dat een te diepe

begraafdiepte leidt tot onnodig veel baggerwerkzaamheden wordt hiermee weggenomen. De gepresenteerde

(additionele) kennis over morfologische processen geeft weer dat voldoende kennis beschikbaar is bij de bepaling

van een voldoende minimale diepte voor de ligging van de kabel.

Page 13: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 13 van 21

3 VERTROEBELING EN BEDEKKING VOOR GROOT ZEEGRAS

3.1 Toelichting

De effecten van vertroebeling op Groot Zeegras zijn behandeld in de soortbeschermingstoets (paragraaf 6.1.1.1),

die voor de volledigheid is bijgevoegd. De betreffende paragraaf is aan het einde van deze notitie nogmaals

integraal opgenomen. Deze analyse laat zien waarom er geen effect verwacht wordt van vertroebeling en/of

bedekking op de bestaande zeegrasvelden in de worst-case benadering zoals gehanteerd in het MER, de PB en

de soortbeschermingstoets. Door het gebruik van de Vertical Injector, waarbij aanzienlijk lagere baggervolumes

noodzakelijk zijn, zal de vertroebeling afnemen. Hierdoor zal ook het milieueffect op zeegras van een andere orde

zijn dan in de worst case scenario in het MER, de PB en de soortbeschermingstoets is verondersteld.

Begraafdiepte

Om de effecten van vertroebeling vast te stellen is een modelstudie uitgevoerd. Uitgangspunt in deze studie is

een worst-case benadering geweest, waarin de te baggeren hoeveelheid materiaal het hoogste is. Dit volume van

2,6 miljoen m3 is bepaald aan de hand van de volume berekening met de diepte uit het 3D-model.

Ook voor de effectbeoordeling van het aspect habitataantasting is uitgegaan van een worst-case

habitataantasting. De diepste ligging van de kabel, volgens de uitgangspunten voor het MER en de

vertroebelingsstudie, is 10 m onder de zeebodem. De breedte van de te baggeren geul bij deze begraafdiepte is

aangehouden langs het gehele tracé om de worst-case habitataantasting te bepalen. De in deze

oppervlakteberekening aangehouden geuldiepte is een aparte exercitie en staat los van de worst case bepaling

van het maximale baggervolume

Zoals aangegeven in deel 1 van deze memo is met de gekozen aanlegmethode (Vertical Injector) het wordt-case

scenario van 2,6 miljoen m3 baggervolume niet meer aan de orde.

Seizoen slibconcentraties

De toename van vertroebeling in de worst case is afgezet tegen de zomerconcentraties. Dit seizoen is voor de

meeste organismen het belangrijkste seizoen en de activiteit vindt grotendeels in dit seizoen plaats. Het gebruik

van jaargemiddelde zou het effect van vertroebeling minder goed in beeld brengen en er is daarom gebruik

gemaakt van de gegeven zomercondities. Afbeelding 9 uit de soortbeschermingstoets (hieronder toegevoegd)

meldt ook dat het om slib tijdens zomercondities gaat.

Figuur 7 Afbeelding 9: Achtergrondconcentratie zwevend slib zoals berekend in de vertroebelingsstudie (ARCADIS, 2015c).

Page 14: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 14 van 21

Beoordeling bestaande zeegrasvelden

De beoordeling is gedaan op basis van bestaande zeegrasvelden, deze worden gepresenteerd in Figuur 8. Sinds

het publiceren van het MER (4 mei 2015) is zeegras op aanvullende locaties aangetroffen, welke zo veel mogelijk

in Figuur 8 zijn meegenomen. Nog niet alle locaties zijn digitaal op kaart beschikbaar. Een beschrijving van deze

locaties is opgenomen onder de figuur. Deze figuur laat de dag met de hoogste concentraties en grootste areaal

zien, alle andere dagen is de vertroebeling minder. Het baggeren voor de aanleg van de kabels betreft een

eenmalige activiteit van in totaal 13 weken (1 seizoen) waarbij het effect van vertroebeling enkele weken na het

stoppen van het baggeren verdwenen is. Het slib zal na deze periode niet meer als aparte toevoeging terug te

vinden zijn in het systeem. In geval van het gebruik van een Vertical Injector zal er (veel) minder baggeren nodig

zijn, waardoor de vertroebeling ook (veel) geringer zal worden.

Figuur 8 Huidige zeegrasvelden, het recente veld onder Rottumerplaat staan niet in het kaartje, zie onderstaande blog voor indicatie ligging.

Blog Bart Ebbinge (https://staatsbosbeheerrottum.wordpress.com/2015/10/13/spontane-vestiging-groot-zeegras-

bij-rottumerplaat-geeft-hoop/):

“Op vrijdag 31 juli was het eindelijk weer mooi rustig weer, en grepen wij de kans aan om het wad ten Zuiden van

Rottumerplaat eens goed te gaan verkennen en de steeds hoger komende Boschplaat te bezoeken. Op deze

zandplaat, die alleen bij verhoogde hoogwaterstanden nog onder loopt, ontwikkelt zich een vegetatie van slijkgras

(Spartina townsendii). Op weg er naartoe liepen we langs de mosselbanken, waar zich ook banken met lege

kokkelschelpen bevinden en het wad zo slikkig is dat het lopen vrij zwaar gaat. Ideale omstandigheden voor

zeegras, en dat stond daar dan ook. Pal ten zuiden van het geultje onder het eiland bij de puindammen hadden

we al een klein veldje Klein zeegras (Zostera noltii) gevonden, dat zich ten opzichte van 2013 behoorlijk had

ontwikkeld, maar zo’n kilometer verder zuidwaarts bij de mosselbanken, vonden we op regelmatige afstanden van

elkaar planten Groot zeegras (Zostera marina). Over een afstand van een kilometer verder in zuid-zuidwestelijke

richting troffen we zo’n 100-150 planten Groot zeegras. Waren we nog verder oostwaarts het slikkige wad

opgelopen, dan hadden we ongetwijfeld nog meer planten gevonden. Weer iets verder zuidwaarts, op de

Page 15: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 15 van 21

Boschplaat zelf, vonden we vooral diverse grote pollen slijkgras. Daar is het wad weer zo zandig dat er geen

zeegras meer staat.”

Het gebruik van potentiekaarten is aan te bevelen voor ingrepen die een langdurig of permanent effect op het

systeem hebben, omdat daarmee inderdaad ook de potentie mogelijk wordt aangetast. Het gebruik van een

potentiekaart in deze ingreep is echter niet zinvol omdat op die locaties die wel potentie hebben voor Groot

Zeegras, maar waar het niet staat, er ook geen remming door vertroebeling kan optreden. Deze vertroebeling is

na enkele weken weer verdwenen en tast de potentie niet aan. Ter info is de potentiekaart (Folmer, 2015)

hieronder toegevoegd.

Cumulatie baggerwerkzaamheden

In de Passende Beoordeling is cumulatie met de vaargeul onderzocht. Er treedt geen overlap in tijd op tussen de

verspreiding van het materiaal ten behoeve van de kabel-aanleg en het verspreiden van slibachtig materiaal op

locatie P1. De vertroebelingsstudie uitgevoerd bij deze Passende Beoordeling laat zien dat ook geografisch geen

cumulatie optreedt met vertroebeling. Onderstaande afbeelding is afkomstig uit de Passende Beoordeling van het

project Vaargeulverruiming. Te zien is dat de verspreiding van slib in dit project niet ruimtelijk cumuleert met

COBRAcable op de locatie van Groot Zeegras.

Page 16: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 16 van 21

3.2 Effectbeoordeling uit soortbeschermingstoets

Onderstaande tekst is integraal overgenomen uit de Soortbeschermingstoets en bevat paragraaf 6.1.1.

VERTROEBELING EN BEDEKKING MET SEDIMENT (ZEEGRAS)

Graafwerkzaamheden op het tracé leiden tot vertroebeling van het water. Vertroebeling leidt tot een afname van

de hoeveelheid licht in de waterkolom en daardoor tot een afname van de groei van primaire producenten, zoals

het beschermde groot zeegras. Zeegras is gevoelig voor vertroebeling en bedekking met sediment. Daarnaast

leiden de graafwerkzaamheden tot een verhoogde sedimentatie van slib uit de waterkolom. De vertroebeling en

bedekking zijn in beeld gebracht door middel van een modelstudie.

De modelstudie geeft weer hoeveel slib er door het baggeren aan het systeem wordt toegevoegd (ARCADIS,

2015c). Om deze toename goed te kunnen beoordelen, is ook informatie over de concentratie nodig die ‘van

nature’ al in het gebied voorkomt. Voor deze achtergrondconcentratie wordt gebruik gemaakt van een

gevalideerde hindcast met het model (ARCADIS, 2015c). Om de effecten te kunnen beoordelen wordt het

toegevoegde slib in samenhang met de achtergrondconcentratie beoordeeld. De gebruikte

achtergrondconcentratie werd reeds getoond in afbeelding 9.

De dichtstbijzijnde locatie waar groot zeegras voorkomt bevindt zich op een afstand van 1,33 kilometer van het

tracé.

Vertroebeling

De vertroebeling rondom de zeegrasvelden is maximaal op dag 35 na het starten van het baggeren. In afbeelding

19 is de slibwolk op dat moment samen met de zeegrasvelden geplot. Uit de figuur blijkt dat de maximale

toevoeging van slib aan het aanwezige slib 5 mg/l is.

Page 17: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 17 van 21

Afbeelding 19: Toename daggemiddelde slibconcentratie op dag 35 (update hiervan is weergegeven in Figuur 8)

Naast de verdeling van het slib in de ruimte is ook interessant te weten hoe het verloop in de tijd is. Hiertoe is de

temporele variatie van slib in het zeegrasveld in beeld gebracht. De hoogste daggemiddelde concentratie die aan

de achtergrond wordt toegevoegd (op deze locatie 188 mg/l) is 8 mg/l (4.2%). Het gemiddelde over meerdere

weken ligt in de beginperiode rond de 3 mg/l (1.6%), zie ook afbeelding 20.

Afbeelding 20: Concentratie zwevend slib op een punt midden in het zeegrasveld.

Uit het ruimtelijke en het temporele beeld blijkt dat de concentraties boven de zeegrasvelden ten opzichte van de

achtergrondconcentratie nauwelijks toenemen. Bovendien is het effect tijdelijke van aard.

Page 18: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 18 van 21

Bedekking

De bedekking door sedimentatie is ook in beeld gebracht door middel van een modelstudie. Afbeelding 21 is een

weergave van de totale sedimentatie dikte na 17 weken. De totale sedimentatie dikte komt nergens boven de 5

mm en ligt in de meeste gevallen onder de 2mm. Mede gezien de achtergrondconcentratie en de natuurlijke

sedimentatie en weer opwerveling is dit zeer gering.

Afbeelding 21: Sedimentatiedikte na 17 weken in mm.

Om bovenstaande redenen worden effecten op groot zeegras als gevolg van vertroebeling en sedimentatie

uitgesloten.

3.3 Samenvattende conclusie

Commissie: De gevolgen van vertroebeling en bedekking voor groot zeegras zijn onvoldoende onderbouwd en

mogelijk onderschat.

Toelichting: Door het gebruik van de Vertical Injector zijn de baggervolumes aanzienlijk lager zijn dan in de worst-

case benadering van het MER, de PB en soortbeschermingstoets. De effecten op zeegras zijn daarmee van een

andere orde daar is verondersteld. De gepresenteerde (additionele) kennis over zeegras geeft weer dat er

voldoende kennis beschikbaar is voor de bepaling van de effecten op zeegras in de worst-case situatie en zeker

in de actual case situatie. De kans op onderschatting van de gevolgen van vertroebeling en bedekking voor groot

zeegras worden dan ook klein geacht.

Page 19: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 19 van 21

4 MOGELIJKHEDEN OM VERSTORING VAN ZEEHONDEN TE VOORKOMEN OF TE BEPERKEN

4.1 Verstoring van zeehonden

De verstoring van zeehonden boven water vindt plaats wanneer schepen werkzaamheden uitvoeren in de buurt

van droogvallende platen. Vooral in de zoog- en verhaartijd zijn zeehonden gevoelig voor verstoring boven water.

Afbeelding 33 in het MER (zie ook hieronder) laat zien dat de bovenwaterverstoringscontour in de W-varianten

een groter gebied aan droogvallende platen raakt dan in de M-varianten. Dit verklaart het verschil in beoordeling

door verstoring in het MER (negatief versus zeer negatief). In het MER (Deel A paragraaf 6.1.2) zijn een aantal

algemene mitigerende maatregelen gepresenteerd, in de Passende Beoordeling zijn deze specifiek voor het

voorkeursalternatief uitgewerkt.

Figuur 9 Afbeelding 33 in het MER

In de PB is het effect van bovenwaterverstoring voor het voorkeursalternatief verder uitgewerkt. Figuur 10,

aangepaste versie van figuur 5.8 in de PB (zie volgende pagina), laat de verstoringscontour in detail zien.

De figuur laat duidelijk zien dat op een deel van het traject de verstoringscontour overlapt met de droogvallende

platen waardoor er kans op verstoring van zogende of verharende dieren bestaat. Deze kans op verstoring is er

gedurende 1 à 2 dagen. Telefonisch overleg met IMARES leert dat deze platen nog volop in trek zijn bij

zeehonden. Mitigerende maatregelen worden hier noodzakelijk geacht.

4.2 Mogelijkheden voor mitigatie

Om verstoring te voorkomen is gekomen tot de mitigerende maatregel met een waarnemer, die de mogelijkheid

heeft het werk stil te leggen bij dreigende verstoring. Werken met een waarnemer is een beproefde methode,

waarbij de waarnemer is gecertificeerd voor dit type werk. Er is geen druk door de aannemer om toch door te

gaan wanneer er een zeehond verstoord dreigt te worden. Dit omdat de aannemer niet op basis van het

baggeren, maar op basis van tijd wordt betaald, stilliggen wordt ook doorbetaald. Dit biedt voldoende waarborg

dat de zeehonden niet worden verstoord.

Page 20: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 20 van 21

Deze maatregel is uitgebreid besproken met de Bevoegde Gezagen voor Natuurbeschermingswet en Flora en

faunawet. Beide Bevoegde Gezagen zijn akkoord met deze aanpak en mitigerende maatregel en eens met de

conclusie dat daarmee (significante) effecten zijn uit te sluiten. Ontheffing aanvragen werd ook door RVO niet

nodig geacht.

Voor mitigatie zijn naast de in de PB genoemde maatregel in theorie inderdaad de twee door de Commissie

genoemde maatregelen mogelijk:

• Verschuiving van het tracé naar het oosten, zodat de verstoringscontour niet over de zeehondenligplaatsen

gaat. Echter, het tracé ligt momenteel al zo oostelijk als mogelijk tot de vaargeul, zoals ook aangegeven in

punt 2 van hoofdstuk 1 van dit memo. Een verschuiving is daarmee niet mogelijk. In Figuur 10 is het tracé van

COBRAcable samen met de betonning van de vaargeul weergegeven. Hieruit blijkt dat het tracé ter hoogte

van de overlap van de verstoringscontour met de droogvallende platen, niet verder oostelijk gelegd kan

worden.

• Buiten de zoogperiode aanleggen. Aangezien de verstoringscontour slechts een beperkt deel van de

zeehondenligplaatsen raakt, is de voorgestelde mitigerende maatregel van waarneming en eventueel

stilleggen van werkzaamheden bij dreigende verstoring, toereikend. De meer ingrijpende maatregel van het

uitsluiten van werkzaamheden binnen een bepaalde periode is daarmee niet noodzakelijk. De mogelijkheid

om buiten de zoogperiode te werken is voor COBRAcable beperkt. Het gebruik van de Vertical Injector, die

minder milieueffecten veroorzaakt dan baggeren, is alleen mogelijk bij lage golven. Werken in het

stormseizoen is daarmee zeer risicovol zo niet uitgesloten.

Figuur 10 Verstoringscontour en tracé COBRAcable, betonning vaargeulen en corridor Geminikabel

4.3 Samenvattende conclusie

Commissie: Er is onvoldoende aandacht besteed aan mogelijkheden om verstoring van zeehonden te voorkomen

of te beperken.

Toelichting: De in de PB voorgestelde mitigerende maatregel is toegelicht en aangegeven waarom deze

voldoende waarborgt dat zeehonden niet verstoord worden. Daarnaast is toegelicht dat andere mitigerende

maatregelen (zoals het werken buiten de zoogperiode) voor de initiatiefnemer niet mogelijk zijn wegens de ligging

Page 21: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

Datum: 19-1-2016 21 van 21

van de vaargeul, welke een alternatieve ligging van de kabel verhindert, en wegens het feit dat de

weersomstandigheden buiten de zoogperiode het werken met de Vertical Injector onmogelijk maken.

Page 22: ONDERWERP PROJECTNUMMER COBRAcable - Toelichting ...

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

#

#

#

#

#

#

#

# #

#

#

#

#

##

#

# #

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

##

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

## # #

#

#

#

##

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

# #

##

#

#

##

#

#

#

#

##

##

# # #

#

#

#

#

##

#

#

#

##

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

##

#

#

#

#

##

#

#

#

##

#

#

##

#

#

#

#

###

#

#

#

#

#

#

#

##

##

###

#

#

##

#

#

#

#

#

#

##

#

#

# #

#

#

#

#

##

#

#

#

# ##

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

## #

# # #

##

#

#

#

# #

##

##

##

#

#

#

#

#

#

#

#

##

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

##

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

##

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

#

##

## #

###

#

#

##

##

##

#

#

#

#

#

## # #

#

#

#

##

##

# #

#

#

#

#

#

#

##

##

#

#

#

##

##

#

#

#

#

#

#

#

#

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

! !!!!

!!

!

!

!!

!!

!

! !

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

! !

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

! !

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!! ! ! ! !

! !

!

!

!

!

!!

!

!

! !

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!!

!!

!!

!!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!!

!!!!!!!!!!

!!!!!!!!!!

!!!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!!!!!!!!!!!!!!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!!

!

!!

!!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!!

!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!!

!!

!

!!

!

!!

!!

!

!!

!

!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!

!

!!

!

!!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!!

!

!!

!!

!!

!

!!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

! !

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

! !

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!! ! !

! !

!

!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

! !

!!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!!!!!!!!!!!!!!!!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!! ! !

! !! !

! !!

! !! !

! !!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!!

!!

!!

!!

!!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

TE 7

TG 5

TG 3

Meet B

NORNED-W

TG 1-Ems

Wreck GN

Wreck A-Kerk

PS Huibertgat

QQ

L

wm

VR

nw

GBkar

nav

B 3

S 5

S 3S 1

S 4

S 2

R 7

B 1

L 1

R 8

R 6

R 4R 2

R 4

R 1

L 8L 9L 6

B 6

R 8

O 9

R 2

L 3L 5 L 7

O 7

O 4O 2O 1

O 3O 5

L 2 L 4

OWEZ

OWEN

Expl

BRKN

BZ 3BZ 6

O 21

VN 5

SP 2

SP 4SP 8SP 9

SP 7SP 5

SP 1

MEET

LW 7

GB 8GB 4 GB 6GB 2

GL 2

L 12L 13

BZ 5BZ 7BZ 9

R 24

RG 4RG 2PW 8

PW 4

R 12

EB 4EB 2

R 22R 20R 16

R 10 R 14

EB 8

LW 8 LW 3LW 5

O 17 LW 4

BW 8BW 4

B-BW

BW 2

L 10

LW 1O 11

GL 9

L 11

EB 9VN 1

LW 6

Z 13Z 11

EB 7

Z 18Z 15

GS 2

GS 9

BW 6

GS 1BZ 4

PBW 1

SMW 2 SMW 3

SMW 7SMW 8

SMW 1

BZ 17

BW 2A

koelwLW 30

LW 28

WEO 1

EB 25 SP 14

WEW 1

GL 13

SP 21

EB 28

GS 12

LW 36

EB 21GS 13

LW 22

SP 16

SP 13

SP 20

EB 31EB 29

EB 14

EB 16EB 22 EB 24

EB 26

SP 12

ZOL 9

ZOL 8

ZOL 6

ZOL 5

ZOL 3ZOL 4

ZOL 1

SP 18

SP 19

EB 19

EB 10

VBH 1

SP 17

SP 15

EB 18

EB 17

EB 27

EB 15EB 13

SMW 9

BW 14BW 12

EB 12

SMW 6BZ 13

BOSZ 1

RZGN 1

LAUO 1

camera

O-KB 1

ZOL 6AZOL 48

ZOL 32ZOL 36

ZOL 38ZOL 42

ZOL 44

ZOL 22ZOL 18ZOL 14

ZOL 11

ZOL 15

ZOL 10 ZOL 46ZOL 28

ZOL 20ZOL 16

WVC SI

Z-kl 4

Z-kl 3SMW 10

zeegras

Regulus

Kite-HvB

NORNED-WNORNED-E

Kite-HvB 2Kite-HvB 6

Obstr zuid

L 15-SP 22

Z 14-BZ 15

H

F

W

E

H

9

87

65

431 12

11

2726

2524

2322

20

16

15

1413

39

3736

3534

32

30

28

S 2S 1

N 2N 1

J 6

L 7

reprep

reprep

rep

O 8

A 8

A 7A 6

A 5A 4

A 3 A 2

L 9

O 9

L 1 L 3

M 3J 4

L 6L 4

H 3H 2

H 1

R 4R 3

R 2R 1

O 7

O 6O 5

O 4O 3

O 2

O 1

F 9F 8 F 7F 6F 4

F 3Bb 8

Pipe

Pipe

NL 6M 6A

Bb 7 Bb 9Bb14

O 16

A 12

A 10

O 10

M 18M 16

O 52

O 50

O 48

O 46

O 44

F 12

F 14

M 20

Bb 3Bb 2

Bb 4

O 38

O 12O 11

O 32O 31

O 29

O 26

O 42 O 40O 39 O 37

O 36O 35

O 34O 33

O 28O 27

O 25

O 23

O 22O 21

O 19O 17

O 14O 13

F 10

pegel

Bb 12Bb 10

M 10B

F 12A

F 14A

B 16A

O 35A

O 35BO 38A

Bb 12aHosborn

Juist N

18/ F 2

Alte Ems

17/A1/H6

O 30/L 2

Riffgatt

O 20/M 1O 18/M 2O 15/F16

Osterems

M 6B-NL 2

P-reede 1

Hubertgat

SG-Randzel

O 24/Bb. 1

Wrack Tina

eemshaven 2

Sperrgebiet7Sperrgebiet6

Sperrgebiet5

Sperrgebiet3Sperrgebiet2Sperrgebiet1

A 13/T-reedeA 11/P-reede

10/Riffgat 62 (Ortstonne)

Wrack Riffgat

Tanker reede 1

Alte Ems reede

Borkum-Reede 3

Borkum-Reede 1

21/ Bor.-Reede

Dukegat reede 3

Dukegat reede 1

Westerems (Anst.)

A 17/Dukegat reede

S?dkardinal-Borkum

Westerems (Ortstonne Schüttstelle Riffgat

Sperrgeb. Manslagt A

Schüttstelle Dukegat

Schüttstelle Dukegat

NorNed

Overzicht routes en belemmeringen

Aan deze tekening kunnen geen rechtenworden ontleend. © TenneT TSO B.V.

0 1 2 3km ´

A:\p_cobra\producten\tracering\140107_tracering\160106_Cobra_overzicht_A0l.mxd

13-1-20161:52.000

Versie Concept

KenmerkSchaal A0

DatumFormaat

Overzicht routes en belemmeringenLegenda

12 Mile zonegebied

permanent gesloten gebiedtijdelijk gesloten gebied

Betonningen! betonning Duits# betonning Wad! betonning Noordzee

ankergebiedKabels en leidingen! ! ! Ingebruik

VerlatenNorNedBorWin3 en 4 - DolWin3Gemini kabel as laidGemini corridor (Waterwet vergunning)Riffgat windpark

CobraCobra cable M2 oostCobra cable M2 westCobra cable M1W2 zuidW2 noord

COBRAcable