Onderwerp

5
ONDERWERP

description

Onderwerp. Het onderwerp kun je op twee manieren vinden:. Wie(soms: Wat) + persoonsvorm? Zoek de persoonsvorm. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin. Vraag Wie (soms: Wat) + persoonsvorm? Het antwoord op die vraag is het onderwerp. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Onderwerp

Page 1: Onderwerp

ONDERWERP

Page 2: Onderwerp

Het onderwerp kun je op twee manieren vinden:

1) Wie(soms: Wat) + persoonsvorm? 1. Zoek de persoonsvorm.2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.3. Vraag Wie (soms: Wat) + persoonsvorm?4. Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

2) Verander het getal: enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud.

1. Zoek de persoonsvorm.2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.3. Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt

meervoud of meervoud wordt enkelvoud.4. Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp. LET OP: als de pv enkelvoud is, moet het ow ook enkelvoud

zijn.

Page 3: Onderwerp

Manier 1De ervaren zeeman koerste met gemak het

nauwehaventje in. PV = koersteOW = Wie/Wat koerste? De ervaren zeeman

Manier 1Wie(soms: Wat) +

persoonsvorm? 1. Zoek de persoonsvorm.2. Zet streepjes tussen de

zinsdelen van de zin.3. Vraag Wie (soms: Wat) +

persoonsvorm?4. Het antwoord op die

vraag is het onderwerp.

De ervaren zeeman / koerste / met gemak / het nauwe haventje / in.

Page 4: Onderwerp

Manier 2De ervaren zeeman koerste met gemak het

nauwehaventje in. PV = koersteOW = Verander de pv vangetal De ervaren zeemannen koerstenmet gemak het nauwe haventje in.

De ervaren zeeman / koerste / met gemak / het nauwe haventje / in. Verander het getal:

enkelvoudwordt meervoud of

meervoudwordt enkelvoud.

1. Zoek de persoonsvorm.

2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.

3. Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud.

4. Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp.

LET OP: als de pv enkelvoud is,

moet het ow ook enkelvoud zijn.

Page 5: Onderwerp

Oefenen!Mijn zus lust graag sperzieboontjes.

Wie lust? Antwoord: Mijn zusMijn zussen lusten graag sperzieboontjes. DUS ow = mijn zus

Vinden de kinderen de opdracht moeilijk. Wie vinden? Antwoord: De kinderen. Vindt het kind de opdracht moeilijk? DUS ow = de kinderen

Luuk schreef een brief aan moeder.Wie schreef? Antwoord: LuukLuuk en Sean schreven een brief aan moeder. DUS ow = Luuk

Het zinsdeel dat

mee verandert, is

het onderwerp.