Ondersteunen bij participatie

2
In het model zijn alle aandachtsgebieden van het onderzoeks- programma onder te brengen. Het model brengt ook de com- plexiteit en dynamiek binnen het zorgsysteem tot uiting. Met andere woorden, de - vaak tegenstrijdige - belangen van actoren die opereren binnen de onderscheiden aandachtsgebieden, veroorzaken complexiteit. Immers interventie in een van de aandachtsgebieden - teneinde het handelen van de organisatie te legitimeren ten opzichte van de stakeholders - heeft gevolgen voor anderen, die opereren binnen hetzelfde of een ander aan- dachtsgebied. Deze wisselwerking geeft aanleiding tot dyna- miek. Tegenreacties treden op binnen of vanuit andere aan- dachtsgebieden. Er is daarbij sprake van een continu proces. Support Redenerend vanuit het model omvat ook het lopende promo- tieonderzoek naar support een aantal samenhangende aan- dachtgebieden. Op de eerste plaats willen we natuurlijk weten hoe dit nieuwe ondersteuningsconcept zich verhoudt tot de clie¨nt. Is het in staat een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van leven? Hoe communiceert de clie¨nt -al dan niet geholpen door leden van natuurlijke en/of professionele netwerken - zijn on- dersteuningsbehoefte naar derden? Het effect van de onder- steuning op de kwaliteit van leven willen we inzichtelijk maken door verschillende support-initiatieven te evalueren. Samen- hangend laten we in een ander promotieonderzoek zien op welke levensgebieden ondersteuning gegeven (moet) worden en hoe we dat organisatorisch over de verschillende zorgtrajec- ten succesvol kunnen inbedden. Gelet op ons model hangen nog meer vragen samen met support. Bijvoorbeeld: Gaat de WMO ons helpen? Kan de he- dendaagse technologie een bijdrage leveren aan kwaliteit van leven? Hoe herkennen we de autonome beslissingen van de clie¨nten, als zowel het natuurlijke als het professionele netwerk, zowel bij vraagformulering, vraagsturing en ondersteuning be- trokken is? Is de formele of informele bijdrage aan ondersteu- ning dominant en is dit te legitimeren naar betrokken stakehol- ders? Hoe moeten we u ¨berhaupt met nieuwe vormen van orga- niseren omgaan? Samenwerken lijkt voorwaardelijk maar moet nog nader worden ingevuld. Vanwege het unieke van iedere vraag naar ondersteuning is projectmatig werken voor de hand liggend. Hoe geven we deze ‘tijdelijke organisaties’ gestalte? Wie gaat ze leiden? Wat doen we met de ontwikkeling van competenties van medewerkers? In hoeverre hebben hun eigen opvattingen invloed op hun manier van support verlenen? En ook, welke strategische beslissingen getuigen van systemische wijsheid, die wij in het model proberen te vatten? Naast promovendi buigen ook masterstudenten van Organi- sation Studies van de UvT zich over genoemde vraagstukken. Literatuur 1. Merks-van Brunschot I. Organizational dynamics in the care sector, a case study focused on ‘Stichting Prisma’, Waalwijk, the Netherlands. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2004. Correspondentieadres Dr. Ineke Merks-van Brunschot, assistent professor Organisation Studies/Tranzo UvT, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg (P1.163), e-mail: [email protected] Ondersteunen bij participatie Rick Kwekkeboom 1,2 , Caroline van Weert 1 In 2004 zijn Avans Hogeschool en het Sociaal en Cultureel Planbureau gestart met een onderzoek naar de maatschappe- lijke participatie van zelfstandig wonende mensen met een ver- standelijke beperking of chronische psychiatrische problemen. De verkennende kwalitatieve fase is afgerond; de toetsende, kwantitatieve fase loopt nog (Kwekkeboom et al, 2006). In deze bijdrage worden de invalshoek en eerste resultaten van dit onderzoek besproken en gelegd naast het onderzoeksmodel van de Academische Werkplaats Chronische Zorg (AWCZ) van Tranzo dat in deze Spectrum door Ineke Merks-van Brunschot beschreven is. In beleid en voorzieningenaanbod wordt al jaren het accent ge- legd op meer deelname aan de samenleving door mensen met beperkingen. Hierdoor wonen steeds grotere aantallen mensen Spectrum T e c h n i e k P o liti e k I d e e ë n E c o n o m i e O r g a n i s a t i e C u lt u u r S t r u c t u u r S t r a t e g i e S a m e n - N a t u u r l i j k e P r o f e s s i o n e l e w e r k i n g N e t w e r k e n N e t w e r k e n Legitimiteit Cliënt Figuur 1 Onderzoeksmodel chronische zorg 1 1 Avans, Breda 2 SCP, Den Haag tsg jaargang 85 / nummer 4 spectrum - pagina 192 / www.tsg.bsl.nl TSG 85 / nummer 4 192

Transcript of Ondersteunen bij participatie

In het model zijn alle aandachtsgebieden van het onderzoeks-

programma onder te brengen. Het model brengt ook de com-

plexiteit en dynamiek binnen het zorgsysteem tot uiting. Met

andere woorden, de - vaak tegenstrijdige - belangen van actoren

die opereren binnen de onderscheiden aandachtsgebieden,

veroorzaken complexiteit. Immers interventie in een van de

aandachtsgebieden - teneinde het handelen van de organisatie

te legitimeren ten opzichte van de stakeholders - heeft gevolgen

voor anderen, die opereren binnen hetzelfde of een ander aan-

dachtsgebied. Deze wisselwerking geeft aanleiding tot dyna-

miek. Tegenreacties treden op binnen of vanuit andere aan-

dachtsgebieden. Er is daarbij sprake van een continu proces.

Support

Redenerend vanuit het model omvat ook het lopende promo-

tieonderzoek naar support een aantal samenhangende aan-

dachtgebieden. Op de eerste plaats willen we natuurlijk weten

hoe dit nieuwe ondersteuningsconcept zich verhoudt tot de

client. Is het in staat een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van

leven? Hoe communiceert de client - al dan niet geholpen door

leden van natuurlijke en/of professionele netwerken - zijn on-

dersteuningsbehoefte naar derden? Het effect van de onder-

steuning op de kwaliteit van leven willen we inzichtelijk maken

door verschillende support-initiatieven te evalueren. Samen-

hangend laten we in een ander promotieonderzoek zien op

welke levensgebieden ondersteuning gegeven (moet) worden

en hoe we dat organisatorisch over de verschillende zorgtrajec-

ten succesvol kunnen inbedden.

Gelet op ons model hangen nog meer vragen samen met

support. Bijvoorbeeld: Gaat de WMO ons helpen? Kan de he-

dendaagse technologie een bijdrage leveren aan kwaliteit van

leven? Hoe herkennen we de autonome beslissingen van de

clienten, als zowel het natuurlijke als het professionele netwerk,

zowel bij vraagformulering, vraagsturing en ondersteuning be-

trokken is? Is de formele of informele bijdrage aan ondersteu-

ning dominant en is dit te legitimeren naar betrokken stakehol-

ders? Hoe moeten we uberhaupt met nieuwe vormen van orga-

niseren omgaan? Samenwerken lijkt voorwaardelijk maar moet

nog nader worden ingevuld. Vanwege het unieke van iedere

vraag naar ondersteuning is projectmatig werken voor de hand

liggend. Hoe geven we deze ‘tijdelijke organisaties’ gestalte?

Wie gaat ze leiden? Wat doen we met de ontwikkeling van

competenties van medewerkers? In hoeverre hebben hun eigen

opvattingen invloed op hun manier van support verlenen? En

ook, welke strategische beslissingen getuigen van systemische

wijsheid, die wij in het model proberen te vatten?

Naast promovendi buigen ook masterstudenten van Organi-

sation Studies van de UvT zich over genoemde vraagstukken.

Literatuur

1. Merks-van Brunschot I. Organizational dynamics in the care

sector, a case study focused on ‘Stichting Prisma’, Waalwijk,

the Netherlands. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2004.

Correspondentieadres

Dr. Ineke Merks-van Brunschot, assistent professorOrganisation Studies/Tranzo UvT, Postbus 90153, 5000LE Tilburg (P1.163), e-mail: [email protected]

Ondersteunen bij participatieRick Kwekkeboom1,2, Caroline van Weert1

In 2004 zijn Avans Hogeschool en het Sociaal en Cultureel

Planbureau gestart met een onderzoek naar de maatschappe-

lijke participatie van zelfstandig wonende mensen met een ver-

standelijke beperking of chronische psychiatrische problemen.

De verkennende kwalitatieve fase is afgerond; de toetsende,

kwantitatieve fase loopt nog (Kwekkeboom et al, 2006). In deze

bijdrage worden de invalshoek en eerste resultaten van dit

onderzoek besproken en gelegd naast het onderzoeksmodel

van de Academische Werkplaats Chronische Zorg (AWCZ) van

Tranzo dat in deze Spectrum door Ineke Merks-van Brunschot

beschreven is.

In beleid en voorzieningenaanbod wordt al jaren het accent ge-

legd op meer deelname aan de samenleving door mensen met

beperkingen. Hierdoor wonen steeds grotere aantallen mensen

SpectrumTe

chnie

k

Politiek Ideeën

E

co

nom

ieO

rgan

isat

ie

Cultuur

Str

uctu

ur

Stra

tegie

Samen- Natuurlijke Professionele

werking Netw

erken Netwerken

Legitimiteit

Cliënt

Figuur 1 Onderzoeksmodel chronische zorg1

1Avans, Breda2SCP, Den Haag

tsg jaargang 85 / nummer 4 spectrum - pagina 192 / www.tsg.bsl.nl

TSG 85 / nummer 4 192

met beperkingen op zichzelf en zijn zij in de gelegenheid deel te

nemen aan de samenleving. De pas ingevoerde WMO moet deze

ontwikkeling stimuleren.

Het Avans/SCP-onderzoek wil de ervaringen met participatie

in kaart brengen. Daarbij is de focus gelegd op de groepen met

een chronische zorgvraag als gevolg van een verstandelijke be-

perking of psychiatrische problematiek. Voor het onderzoek zijn

mondelinge vraaggesprekken gehouden met de mensen zelf,

eventueel in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon.

Vergelijking met het onderzoeksmodel van de AWCZ leert dat

het Avans/SCP onderzoek zich richt op vijf van de daarin opge-

nomen aandachtsgebieden, te weten de client zelf, diens na-

tuurlijke en het professionele netwerk, ideeen en de politiek.

Gezien de achtergrond van de onderzoeksinstellingen (onderwijs

en beroepspraktijk resp. beleidsadvisering) is het onderzoek

minder gericht op theorieontwikkeling dan dat van de AWCZ.

Model

Uitgaande van het verkennende onderzoek is een model ont-

worpen met daarin diverse aspecten van participatie. Ook in de

tweede fase is naar deze aspecten gevraagd: zowel naar de

feitelijke situatie als naar de tevredenheid ermee. Opzet van het

onderzoek is de diverse terreinen te beschrijven en de in het

model veronderstelde verbanden te toetsen.

In het model staat maatschappelijke participatie, opgevat als

mobiliteit, werk en dagbesteding, vrijetijdsbesteding en sociaal

netwerk, centraal. Van vier groepen van clientkenmerken wordt

verwacht dat zij de participatie beınvloeden: persoonlijke ken-

merken, inkomenspositie, woonsituatie en (informele en pro-

fessionele) ondersteuning. Vervolgens wordt nagegaan of

maatschappelijke participatie bijdraagt aan het geluk van de

betrokkenen en wat daarbij de invloed is van de al eerder ge-

noemde clientkenmerken.

Het Avans/SCP-model heeft een aantal vragen gemeen met

de in de bijdrage van de AWCZ genoemde onderzoeksvragen:

die naar de ondersteuningsbehoefte van clienten, naar ‘support’

(informele en formele ondersteuning) op diverse gebieden en

naar de kwaliteit van leven (ofwel ‘geluk’) van de client. In het

vervolg van deze bijdrage wordt daarom ingegaan op de eerste

resultaten van het onderzoek rond tot deze onderwerpen (noot

a).

Eerste resultaten

Analyse van de gegevens over de behoefte aan ondersteuning

leert dat de mensen met een verstandelijke beperking gemid-

deld bij meer activiteiten hulp nodig hebben dan mensen met

psychiatrische problematiek. Het gaat daarbij vooral om hulp bij

huishoudelijke activiteiten en persoonsgebonden zorg.

In de hulpvraag wordt bij mensen met een verstandelijke

beperking relatief vaker voorzien door professionele hulpverle-

ning dan door een lid van het netwerk. Mensen met psychiatri-

sche problemen worden even vaak geholpen door een profes-

sional als door een naaste. In meerderheid is men tevreden over

de verkregen hulp, al wordt die van de professional hoger ge-

waardeerd en zijn mensen met een verstandelijke beperking

positiever over de hulp van hun netwerk dan mensen met psy-

chiatrische problemen.

Er bestaat een zekere taakverdeling tussen de professionele

en informele hulpverlening, maar toch komt het voor dat bij

bepaalde activiteiten zowel professionele als informele hulp

geboden wordt. Ook komt het voor dat men totaal geen hulp

krijgt, ook al heeft men die wel nodig.

Ongeveer eenderde van de respondenten meent wel hulp te

kunnen krijgen vanuit het sociale netwerk mocht dit nodig zijn,

maar in meerderheid vindt men dat dit netwerk niet zomaar de

taken van de professionals kan overnemen.

De relatie tussen (het type) ondersteuning en geluk moet nog

worden onderzocht.

De uitkomsten wijzen er op dat het informele netwerk een

belangrijk aandeel heeft in de ondersteuning van mensen met

beperkingen. Het netwerk kan echter niet alle hulpvragen be-

antwoorden; professionele hulp blijft nodig en kan niet worden

ingewisseld voor informele zorg. Een belangrijk uitgangspunt

van de WMO - meer informele hulpverlening - lijkt voor deze

groepen daarom niet zonder meer haalbaar.

Noot

a. Voor een uitgebreidere beschrijving wordt verwezen naar De

Boer (red), 2007

Literatuur

1. Boer AE de (red). Toekomstverkenning Informele Zorg, Den

Haag: SCP, 2007 (in druk).

2. Kwekkeboom MH (red). Een eigen huis . . .. – ervaringen van

mensen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische

problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de

samenleving. (SCP Publicatie 2006/2) Den Haag, SCP /

Breda: Avans Hogeschool en Tilburg: PON, 2006.

Correspondentieadres

Dr Ir M.H. Kwekkeboom, lector Vermaatschappelijkingin de Zorg, Avans Hogeschool, Postbus 90116, 4800 RABreda,e-mail: [email protected]

Spectrum

ondersteuning– professioneel– informeel

financiële situatie

woonsituatie– woonomgeving– woonvorm

persoonlijke kenmerken– levenshouding– gezondheid en beperkingen– achtergrond- kenmerken

participatie– mobiliteit– werk en dagbesteding– vrijetijdsbesteding– sociaal netwerk

functionerenengeluk

Figuur 1 Model voor participatie van mensen met cognitieveproblematiek

tsg jaargang 85 / nummer 4 spectrum - pagina 193 / www.tsg.bsl.nl

TSG 85 / nummer 4 193