Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

9
Onderhoud en herstel van historisch voegwerk

Transcript of Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

Page 1: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

Onderhoud en herstel vanhistorisch voegwerk

Page 2: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

INLEIDING

Het voegwerk van historische gebouwen is een zorg voor elkeeigenaar of beheerder die belast is met hun onderhoud. Voegenkunnen verweren, barsten en samenhang verliezen doorzettingen en waterpenetratie. Daardoor kan het aanpalendemetselwerk aftakelen. Twee oorzaken versnellen dit aftake-lingsproces: verwaarlozing en foutief herstel. Het is daaromnoodzakelijk, zowel bij onderhoud als bij herstel, een juisteanalyse te maken van de oorzaken van schade zodataangepaste maatregelen genomen kunnen worden. Al te vaakleidt een ondoordacht oordeel immers tot foutief herstel.

Het woord ‘voeg’ verwijst in het Nederlands zowel naar de voegbestaande uit legmortel waarmee een muur wordt opgemetseldals naar de zichtbare voeg waarmee achteraf wordt opgevoegd.Het voegwerk dat in deze onderhoudstip wordt besproken, ishet zichtbare voegwerk, dat bestaat uit staande voegen(stootvoegen) en liggende voegen (lintvoegen).

Deze onderhoudstip biedt een leidraad bij het onderhoud enherstel van historisch voegwerk.

Page 3: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

Pas in de 18de eeuw werden het voeg- en het metselwerk strakker.Om een zo strak mogelijk gevelvlak te verkrijgen werden de voegengeknipt, gesneden en zelfs gekleurd in de kleur van de steen. Deknipvoeg steekt wat uit ten opzichte van het oppervlak van demetselstenen, de snijvoeg strookt met het metselwerk.

In de 20ste eeuw komen nog andere voegtypen in gebruik, zoalsde schaduwvoeg en de verdiepte voeg. Schaduwvoegen, geïntro-duceerd tijdens het Interbellum, zijn minder aan regen blootgestelddan platvolle voegen. Bij heel veel gebouwen verkeren ze daaromnog in goede staat. Door hun schuine kanten voeren schaduw-voegen het regenwater beter af dan verdiepte voegen, en accen-tueren ze het horizontale karakter van het bakstenen parement.

Niet alleen de vorm van de voeg maar ook de kleur evolueerde. Aanhet einde van de 19de eeuw werd, onder invloed van de Jugendstil,het voegwerk vaak in dezelfde kleur uitgevoerd als de steen waar-uit het metselwerk was opgetrokken. Het doel was een meerhomogeen uitzicht te verkrijgen. Relatief kleine kleurafwijkingenkunnen een aanzienlijke invloed hebben op het esthetische uitzichtvan de gevel. Als maar een deel van het voegwerk vervangenwordt, moet de kleur van de nieuwe mortel nauw aansluiten bij deoorspronkelijke, anders ontstaat er een storende lappendeken.

Tegenwoordig wordt bij nieuwbouw haast uitsluitend platvolgevoegd. Sinds verscheidene jaren wordt opnieuw met pigmentenin de voegmortel gewerkt. Ook bij restauraties wordt nuteruggegrepen naar oude technieken om het ambacht van voegenin ere te herstellen.

EVOLUTIE VAN HET VOEGTYPE3

Kenmerken van oud en modern metselwerk

Oud metselwerk tot circa 1890• baksteen van niet ontluchte klei, gedroogd en gebakken,

sterk poreus, grote vochtopname, lagereuitzettingscoëfficiënt

• heterogene poriëngrootte, vorstbestendig• zacht en elastisch• zachte poreuze kalkmortels, versteend met koolzuur uit de

lucht, elastische mortel

Modern metselwerk• baksteen van ontluchte klei, snel gedroogd, gebakken bij

hoge temperatuur, hoge dichtheid, minder poreus, hogereuitzettingscoëfficiënt

• homogene, gelijkmatige poriënstructuur, sterk vorstgevoelig• hard en stijf• gemetseld met harde en weinig poreuze portlandcement,

versteend door chemische reactie met aanwezig water

Metselwerk uit natuursteen en/of baksteen is een eeuwenoudverschijnsel. Al in het Neolithicum werd gebouwd met ongebakkengedroogde kleisteen en natte plastische klei als mortel. DeRomeinen waren meesters in het bakken van steen en in hetmetselen. Na de val van het Romeinse Rijk in de 4de eeuw naChristus is deze kennis verloren gegaan. In Lombardije (Italië) krijgtmen in de 8ste en de 9de eeuw deze techniek weer onder de knie.Via Zuid-Duitsland verspreidt de kennis zich tot bij ons in het middenvan de 12de eeuw.

Vanaf de Middeleeuwen wordt gewerkt met doorstrijkwerk. Dezeterm verwijst naar de legmortel die wordt gladgestreken over dehele platte kant van de (bak)steen. De leg- en de voegmortelvormen één erg duurzaam geheel. Er moet achteraf dus nietnagevoegd worden.In de vroege Middeleeuwen werd de uitpuilende kalkvoegmortelvaak over de hele oppervlakte uitgesmeerd zodat het metselwerkmin of meer geëgaliseerd werd. Dat wordt een vertinlaag genoemd.In de latere Middeleeuwen zijn er twee soorten van voegen bekend:de platvolle voeg en de voeg met dagstreep. Bij de platvolle voegwordt de uitpuilende kalkspecie of legmortel eerst afgestreken meteen troffel en nadien met een voegijzer gladgestreken, zodat delegmortel plat en vol wordt. De dagstreep werd toegepast om hetmetselwerk meer regelmatig te doen lijken. Wanneer een voegonregelmatig en breed was, werd in het midden van de voeg, in delengte, een lijnstreek gemaakt van 1 tot 2 mm diep. Hiervoor werd

Onder voegen verstaan we het proces van het vullen of heropvullenvan de buitennaden in steen- en/of baksteenmetselwerk wanneerde legmortel opzettelijk dieper ligt of weggenomen werd van deoppervlakte, of wanneer de originele mortel verweerd is.

Er bestaan platvolle, achteruitliggende en uitpuilende voegtypen,waarbij de voorkant van de voeg respectievelijk gelijk met, achterof voor het gevelvlak ligt.

Voegwerk met ingekleurde dagstreep.

Geknipte voeg of knipvoeg.

PLATTE KANT

LINTVOEG

KOPSTREK

STOOTVOEG

DOORGESTREKENVOEG

SCHADUWVOEG

PLATVOLLE VOEGMET DAGSTREEP

BOLLE VOEG

PLATVOLLE VOEG GESNEDEN VOEG

HOLLE VOEG GEKNIPTE VOEG

VERDIEPTE VOEG

De combinatie van een verdiepte lintvoeg met een platvolle en gekleurde stootvoeg,vaak toegepast in de jaren ‘30.

Gekleurde schaduwvoeg (pigmenten aan de voegmortel toegevoegd).

een speciale voegspijker gebruikt, de 'dagge' of het 'dagijzer'. Delijnen liepen door stoot- en lintvoegen. De lijn van de dagge bleefonder een eventuele verflaag zichtbaar en kon dus als een spoorgebruikt worden bij het schilderen van de voegen. Van de voeg metdagstreep zijn voorbeelden bekend uit de 13de tot de 19de eeuw.

Het is moeilijk te bepalen wanneer precies voegen een apartebehandeling kregen, los van het metselen. Waarschijnlijk wordt pasaan het eind van de 17de eeuw en vooral in de 18de eeuw 'echt'voegwerk gemaakt, het navoegwerk. Daarvoor werd demetselmortel over enige diepte tussen de stenen uitgehaald.Vervolgens werd de voeg afgewerkt. Vaak werd een mortel van eenandere samenstelling gebruikt. Deze werkwijze had een groteinvloed op het uitzicht van de gevels.

Page 4: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

5

SCHADE DOOR VOCHT Het voegwerk heeft overduidelijk een esthetische functie: het zorgtvoor de stijlvolle samenhang van de gevel. Hoewel het voegwerkmaar een klein onderdeel is van de architectuurtaal, bepalen devorm en de kleur ervan in grote mate het uiterlijk en het karaktervan de gevel. De ontwikkeling van de verschillende voegtypes loopt parallel methet architecturale modebeeld van hun tijd.

Voegwerk heeft daarnaast ook een beschermende functie. Degevelstenen nemen immers constant vocht op en verdampen hetweer. Ze passen zich aan aan de vochtigheidsgraad van deomgeving. Een voeg moet het water dat in de gevel dringt, zoveelmogelijk beperken en moet voldoende vocht van binnenuit latenverdampen. De voeg moet dus dampdoorlatend zijn. De eigen-schappen van de voegmortel worden niet alleen bepaald door desamenstelling van de mortel maar ook door de manier waarop demortel uithardt en zich bindt: de uithardings- en bindings-voorwaarden.

Het vochttransport in de muur is afhankelijk van de wisselwerkingtussen de voeg en de steen. Verschillende factoren zoals dehardheid en de dichtheid van de materialen (steen en mortel), deporositeit en de capillariteit spelen hierbij een bepalende rol. Eenzachte elastische kalkmortel kan bijvoorbeeld meer vocht opnemendan een harde cementmortel.

FUNCTIESCHADE EN REMEDIES

Schade door afstromend water.

De kleine scheurtjes in het voegwerk werden veroorzaakt door vorst.

Schade door gebreken aan de druiplijst.

VORSTSCHADELangdurige vochtinwerking en een overmaat van water in de voegvergroten de kans op vorstschade. Het water dat door capillariteitin de voegmortel aanwezig is, zal bij vorst bevriezen en uitzetten.Daardoor breken de voegen of worden ze uit de muur gedrukt.Schade door ijsvorming is afhankelijk van de poriënstructuur, desterkte van het materiaal en het watergehalte.

Een schaduwvoeg verweert minder snel omdat ze terugligt t.o.v. het gevelvlak. Ze accentueert bovendien de horizontale geleding van het metselwerk.

Sterk uitgespoeld voegwerk met nat metselwerk tot gevolg; de ideale ondergrond voormosgroei en algen.

SCHADE DOOR MOS, ALGEN ENPLANTENGROEINat metselwerk is een gunstige ondergrond voor mos en algen. Oplangere termijn kan mosgroei leiden tot de verwering van voegenen stenen. De wortels vormen immers zuren die het bindmiddel vande voegmortel kunnen aantasten. Mossen houden ook vocht vast. Algen zijn minder schadelijk omdat ze zich zonder wortels hechten aan het voeg- en metselwerk. Ze vormen daarom eerder eenesthetisch dan een structureel probleem. Regelmatige controle enonderhoud van het gebouw kunnen voorkomen dat problemenescaleren.

Klimplanten - klimop en wingerd - kunnen na verloop van tijd eenversnelde aftakeling van het metselwerk in de hand werken.Takken wringen zich langs openstaande voegen en drukken hetvoegwerk naar buiten. Op tijd en stond snoeien is aangewezen.

Het is dus belangrijk de oorzaken van vochtindringing uit teschakelen en ervoor te zorgen dat het overtollig vocht kanverdampen.

Vochtbelasting wordt dikwijls veroorzaakt door gebreken aanprofileringen of door onvoldoende onderhouden en vervuilde gotenen afvoerpijpen. Wanneer goten, vergaarbakken en afvoerpijpenniet tijdig hersteld worden, raken het voeg- en het metselwerkverzadigd met water. Het oppervlak van de voeg en het metselwerkworden aangetast en op lange termijn kan zelfs de hele voegmortelworden weggespoeld. Bovendien wordt de kans op vorstschade enop mos- en algengroei groter.

Regelmatig afstromend water laat zichtbare sporen na op de gevel:er is een duidelijk kleurverschil door de reinigende werking van hetwater, en de materialen vertonen een lichtkorrelige structuur,doordat zachtere delen uitgespoeld worden.Wanneer het voegwerk van muurafdekkingen, waterlijsten ofraamdorpels uitgespoeld, gescheurd of weggevallen is, kan hetvocht in het onder- of achterliggende muurwerk dringen. Dat is ookhet geval wanneer deze onderdelen hun ‘waterafwerpende’ functieniet meer of onvoldoende kunnen vervullen door verwering of dooreen foutief ontwerp van druiplijsten.

Page 5: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

7

ZoutenZouten kunnen op verschillende manieren in het voegwerkterechtkomen. Ze kunnen al aanwezig zijn in de grondstoffen vande mortel en het steenwerk. Ze kunnen echter ook het muurwerkbinnendringen via grond- en/of regenwater. Strooizouten ofbepaalde reinigingsmethoden kunnen eveneens een oorzaak zijn.

Zoutuitbloeiing op het voegoppervlak en de kristallisatie van zoutenonder het voegoppervlak zijn de twee meest voorkomendeschadeoorzaken. Bij zoutuitbloeiing worden zouten door decapillaire werking naar het voegoppervlak getransporteerd. Aan deoppervlakte verdampt het water en blijven de zouten als eenmeestal witte sluier achter. En ook al vormen ze meer eenesthetisch dan een structureel probleem, toch is het aan te bevelende zoutuitbloeiingen weg te borstelen om gevolgschade tevermijden.

Het kristalliseren van zouten onder het muuroppervlak is eenernstiger probleem. Dat komt voor bij een verkeerde samenstellingvan de voegmortel - bijvoorbeeld bij cementmortels - waarbij deporiën van de voeg niet groot genoeg zijn om de zouten tot aan deoppervlakte te transporteren. De kristallisatie onder het muur-oppervlak gaat gepaard met een volumevergroting, waardoor in deporiën een druk wordt opgebouwd die het minst harde materiaalkan doen stukspringen. Zouten werken bovendien hygroscopisch:ze trekken zelf water uit de omgeving aan. Zo wordt de muurvoortdurend nat gehouden, zodat de processen zich kunnen blijvenherhalen en zodat de kans toeneemt op gevolgschade, onder meerbij vorst.

SCHADE DOOR CHEMISCHE STOFFEN

Zure regenDe aanwezigheid van schadelijke stoffen in het regenwater vormtvoor het voegwerk een nog grotere bedreiging dan voor hetmetselwerk. Een hoge concentratie van chloriden (inkustgebieden), zwaveloxiden (in industriegebieden), stikstofoxiden(in steden) en andere schadelijke stoffen in het regenwater heefteen zeer nefaste uitwerking die de samenstelling van devoegmortel aantast. Zure regen is in geïndustrialiseerde gebiedende voornaamste oorzaak van verwering van kalkhoudendematerialen, waaronder voegen.Het is aan te bevelen de niet beregende gevelvlakken één maal perjaar, naargelang de ligging en vervuiling, met een aangepastemethode zacht te reinigen.

Onvakkundig herstel veroorzaakt niet enkel esthetische schade maar eveneensschade aan de baksteen.Achtergebleven zouten ontsieren het metselwerk.

Andere schadebeelden zijn het resultaat van een verkeerdeuitvoering. Er is immers een zekere vakkennis vereist om historischvoegwerk te herstellen of te vernieuwen. Door de ontwikkeling vannieuwe technieken is de kennis van dit ambacht in de loop der jarenverloren gegaan. Bovendien neemt de werkdruk toe, wat er vaaktoe leidt dat het nieuwe voegwerk foutief uitgevoerd wordt. Somswordt er verkeerd gereedschap gebruikt, wordt de voeg bij herstelonvoldoende uitgehaald, wordt het voegwerk uitgevoerd bij slechteweersomstandigheden... Vaak wordt er geen aandacht besteed aanhet voegtype dat zelfs voor de lint- en de stootvoegen in éénzelfdemetselwerk kan verschillen, of wordt het kleurverschil tussen de lint-en stootvoegen over het hoofd gezien... Dit zijn echter belangrijkenuances die kenmerkend zijn voor een bepaalde stijlperiode en dievoor een correct en historisch verantwoord herstel onontbeerlijk zijn.

Een eventuele remedie veronderstelt verschillende ingrepen: - vermijden dat nieuw water en zouten binnendringen;- zorgen dat het aanwezige water vlot kan verdampen;- eventueel de zouten uit de muur extraheren met speciale kompressen.

SCHADE DOOR VERKEERDE SAMENSTELLING EN UITVOERINGTot aan het einde van de 19de eeuw werden voeg- en legmortelsdoorgaans samengesteld uit zand en water, met kalk alsbindmiddel. Door deze samenstelling waren de voegen relatiefplastisch en konden ze de uitzetting en de krimp van het muurwerkgoed opvangen. Bovendien is zo een voegmortel poreus: door zijngrote poriën zal sneller water verdampen. Men spreekt van een'zachte' mortel. Er werd een harmonieus geheel gevormd met het'zachte' muurwerk, tot dan toe bestaande uit natuursteen;kalksteen, kalkzandsteen, zandsteen en ijzerzandsteen; ofhandgevormde - en poreuze - bakstenen.

Harde cementmortels kunnen bewegingen van het historischemuurwerk niet opvangen, waardoor de samenhang van het muur-werk verloren gaat en scheurvorming optreedt. Mortel samen-gesteld uit cement heeft bovendien de neiging vocht tussen hetsteenwerk en het voegwerk vast te houden. Hierdoor wordt hetvochttransport naar de steen geleid en niet in de voeg. De steenverweert sneller. Bij vorstschade en bij het kristalliseren van zoutenhoudt deze harde mortel stand en zal het zachtere materiaal - in ditgeval de steen - stukspringen. De gevel wordt op die manier verminkt.

Het is verbazingwekkend hoe vaak er nog gebruikgemaakt wordtvan cementmortels om historisch voegwerk te herstellen of terestaureren. Ook komt het voor dat met siliconen wordt opgevoegd.Dit materiaal hoort niet thuis in historisch waardevolle gebouwen enis bovendien niet duurzaam omdat het zuren bevat die de steenbeschadigen. De esthetische kwaliteit van de gevel wordt aangetast.

Page 6: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

VOEGOPENINGEN ONTSTOFFEN ENREINIGEN Voegopeningen worden ontstoft en gereinigd om een goedehechting van de restauratievoeg te verzekeren. Om te ontstoffenwordt perslucht in de voegen geblazen. Achteraf wordt met watergereinigd. Hierbij mag de gevel echter niet verzadigd raken. Dewater- en persluchtstraal moeten aangepast zijn aan de samen-stelling van de steen. Bij beide werkzaamheden wordt steeds vanboven naar beneden gewerkt. Op die manier wordt hetrestmateriaal weggespoeld.

9

DE OORZAAK VAN SCHADELOKALISEREN EN ELIMINERENIn de meeste gevallen kan schade aan het voegwerk eenvoudigvoorkomen worden door regelmatig onderhoud. Is er al schade, danheeft het geen zin het voegwerk te vernieuwen of te herstellen voorde oorzaak van die schade weggenomen is. Zo moet eerst het lekin de goot gedicht worden zodat het regenwater het voegwerk nietmeer kan wegspoelen. Pas nadien heeft het zin het geërodeerdevoegwerk te herstellen.

LOKAAL OF GLOBAAL HERSTELHet is héél belangrijk vooraf na te gaan of het wel nodig is hetvoegwerk te vernieuwen of te herstellen. Licht verweerd voegwerkis niet uitzonderlijk en vaak is het niet nodig dat te herstellen omdater geen of slechts beperkte gevolgen zijn.Zijn er wel zware gevolgen, dan moet worden nagegaan of hetvoegwerk lokaal of globaal hersteld of vernieuwd (gerestaureerd)moet worden. Bij lokaal herstel worden enkel de beschadigde delenaangepakt, bij globaal herstel wordt het voegwerk van het helegevelvlak of gebouw vernieuwd.

INSTANDHOUDING EN HERSTEL

Voor volgende instandhoudings- en onderhoudswerken aanbeschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten iseen schriftelijke vergunning nodig van de Vlaamseoverheid: ‘het verwijderen van voegen, alsook voegen ofhervoegen op een andere wijze of met een voegspecie vaneen andere samenstelling of kleur dan de aanwezige’.(Besluit van de Vlaamse regering van 17 november 1993tot bepaling van de algemene voorschriften inzakeinstandhouding en onderhoud van monumenten en stads-en dorpsgezichten)

Omdat het voegwerk vaak het algemene uitzicht en het karaktervan het gebouw bepaalt, maakt het deel uit van het historischwaardevolle geheel dat bij restauraties gerespecteerd moet worden.Historisch voegwerk getuigt van een bepaalde techniek envakmanschap. Wordt het globaal vernieuwd of gerestaureerd, danwordt het historisch materiaal vervangen en gaat een deel van deauthenticiteit van het gebouw verloren. Lokaal herstel is daarom teverkiezen boven globaal herstel.

Voegwerk uithalen is een delicaat werk dat best aan specialistenwordt overgelaten. De kans is immers groot dat het historischesteenwerk beschadigd wordt, waardoor het uitzicht en het karakter

van de gevel kunnen veranderen. Het is dan ook van het grootstebelang de juiste werkwijze toe te passen en gebruik te maken vanhet geschikte gereedschap. Een slijpschijf moet zoveel mogelijkvermeden worden. Om historisch voegwerk uit te nemen is eenplatte beitel ideaal, eventueel aangedreven met perslucht bijglobaal herstel. De beitel mag nooit breder zijn dan de helft van deuit te halen voeg. Een kleine, met perslucht of elektrisch aan-gedreven slijpschijf kan eventueel gebruikt worden om de spanninguit de voeg te halen. Er wordt dan eerst een zaagsnede in hetmidden van de oude lintvoegen gemaakt, die de spanningenwegneemt. Het kleine gedeelte van de mortel dat aan de stenenblijft hechten, kan eenvoudig en snel worden verwijderd met eensteenbeitel. De voeg wordt uitgehaald tot op een diepte van 1,5 tot 2 cm.Bovendien moeten de voegen volledig tot in de hoeken wordenleeggemaakt, zodat de restauratiemortel voldoende kan hechtenaan de steen en de legmortel.

Ook de kleur en de vorm van de reparatievoeg moetenovereenkomen met de oorspronkelijke. Voordat de herstellingplaatsvindt, worden best proefstukken opgesteld. Restanten van deoude voegen zijn vaak nog te vinden op beschutte plaatsen.Worden er geen meer gevonden, dan kunnen gebouwen uitdezelfde bouwperiode als voorbeeld dienen.

De samenstelling van de mortel beïnvloedt zijn eigenschappen: zijnhardheid, zijn porositeit... Mortel wordt samengesteld uit bind-middel, water, zand en andere vulstoffen. Die elementen moetenzuiver zijn en worden in de juiste hoeveelheden met elkaar ver-mengd. Meestal wordt een verhouding van drie delen zand en ééndeel bindmiddel gebruikt. De meeste soorten mortel zijn genoemdnaar hun bindmiddel. Hun kleur wordt bepaald door de kleur vanhet zand of door toevoeging van kleurstoffen.

LuchtkalkLuchtkalk wordt gemaakt door kalkgesteente (CaCO3), in devorm van kalkrotsen, krijt, marmer of schelpen, te brandenwaarbij CO2 uitgedreven wordt. Hieruit wordt levende ofongebluste kalk (CaO) gevormd. Die laat men vervolgensreageren met water (H2O), waardoor gebluste of gehydrateerdeluchtkalk ontstaat (CaO + H2O = Ca(OH)2). Dit laatste productbezit de bindmiddeleigenschappen en zal in de voeg- enmetselmortel verwerkt worden in de vorm van een kalkpoederof een kalkdeeg. Tegenwoordig wordt bijna uitsluitend geblustekalk in de vorm van kalkpoeder geproduceerd, afgeleverd inluchtdichte verpakkingen.

ZandOnder zand verstaan we gewassen rivierzand, duinzand,groevezand, met een korrelgrootte van minder dan 1 mm.

KALKHOUDENDE MORTEL

Luchtkalkmortel Bindmiddel: luchtkalk.Vulstoffen: gemalen kalksteen, gewassen rivierzand, chamotte, of tras.De mortel hardt langzaam uit door een reactie met de lucht.

SchelpkalkmortelBindmiddel: schelpkalk; schelpkalk wordt gebrand van schelpen.Vulstoffen: gemalen kalksteen, gewassen rivierzand, chamotte, of tras.Nadat de mortel uitgehard is, hebben de kalkdeeltjes de eigenschapopnieuw uit te kristalliseren zodat de kleine scheurtjes wordengevuld. Er ontstaat een duurzaam voegwerk.

BAKHUID VERDWENEN

AFSCHERVENSTEEN

TE BREEDUITGEHAALDESTOOTVOEG

UITGESLETENVOEG

TE DIKKE BEITEL

BAKHUID

TE ONDIEP UITGEHAALDEVOEG

NIEUW VOEGWERKVRIEST ERUIT

OUD VOEGWERK

VOEGMORTELAANMAKEN ENAANBRENGEN

VOEGOPENINGEN BEVOCHTIGEN Als de voegopeningen ontstoft en gereinigd zijn, wordt het op tevoegen muurwerk best met water bevochtigd, zodat de legmortelen de steen geen vocht onttrekken aan de restauratiemortel. Op diemanier kan deze laatste optimaal uitharden en wordt een goedehechting tussen de voegmortel, de legmortel en het muurwerkbevorderd. Het volstaat het muurwerk - afhankelijk van deoppervlakte - te besproeien met water (bv. met een tuinslang) deavond voor er wordt gevoegd. Als het pas geregend heeft of als degevel pas gereinigd werd met water, is voorbevochtigen niet nodig.

EEN AANGEPASTE KALKVOEGMORTELSAMENSTELLENDe samenstelling van de restauratiemortel moet die van dehistorische mortel zo goed mogelijk benaderen. Daarvoor isonderzoek aangewezen. In de praktijk is het moeilijk de oorspron-kelijke samenstelling en dosering van de bestanddelen te kopiëren.Alleszins moet het nieuwe voegwerk aangepast zijn aan deomliggende steen en aan de aanwezige metselmortel. De repara-tiemortel zelf moet zo duurzaam mogelijk zijn, zonder dat hij directof indirect schade veroorzaakt aan het oorspronkelijke materiaal.Bovendien moet de uitvoering omkeerbaar zijn. Dat wil zeggen dathet voegwerk nog verwijderd kan worden zonder het steenwerk tebeschadigen, iets wat bij cementmortels niet het geval is.

Mogelijke schadevormen door onvakkundig herstel.

Foutief herstel brengt ook visuele schade toe aan het baksteenmetselwerk.

Page 7: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

Alleen door de stoot- en de lintvoegen niet te hard aan te drukkenen ze gelijkmatig glad te strijken, komt een goede hechting met hetomliggende materiaal tot stand.

De voegmortel moet de tijd krijgen om op een natuurlijke manieruit te harden. Bij te hoge temperaturen en bij blootstelling aan zonen wind zal de mortel te vlug uitharden. Hierdoor verliest hij zijnsamenhang en zijn hechting. De ideale omstandigheden om eenvoegmortel aan te brengen is bij een temperatuur tussen 5° en20°C, en bij vochtig en bewolkt weer. Voegen bij felle zon, wind,regen en vriesweer is af te raden.

NABEHANDELINGWanneer de klimatologische omstandigheden niet ideaal zijn tijdenshet uitharden van de voeg of tijdens het voegen, is eennabehandeling nodig. Het is aan te raden het voegwerk enkeledagen met water te benevelen. Door de stellingen af te schermenmet zeilen, wordt blootstelling aan zon, regen en wind vermeden.

VERDERE CONTROLEOm problemen tijdig op te sporen is het raadzaam elk jaar detoestand van zowel het oude als het herstelde voegwerk tecontroleren, in het bijzonder rond afvoeren, plinten en profileringen.Op die manier kunt u tijdig ingrijpen en verdere schade vermijden;hoogoplopende kosten worden voorkomen.

11

Hydraulische kalkmortel (waterkalk)Bindmiddel: natuurlijke hydraulische kalk; hydraulische kalk wordtgebrand van kleihoudende kalksteen en bevat na het blussen nogeen deel calciumoxide.Vulstoffen: gemalen kalksteen, gewassen rivierzand, of chamotte.Bij het uitharden van de mortel is geen lucht vereist, de mortel hardtuit door een chemische reactie met water en kan zelfs onder wateruitharden.

TraskalkmortelDit is een kalkmortel waarbij tras als vulstof werd toegevoegd. Trasis gemalen vulkanisch gesteente en zorgt voor een hoge elasticiteitbij een mortel. De mortel bindt langzaam af, waardoor ongelijkespanningen beter tenietgedaan worden.

CementmortelCement hardt snel uit door een chemische reactie met hetaanwezige water. Dit levert een weinig elastische, weinig poreuze,harde mortel op.

ChamotteChamotte is eenmaal gebrande klei die in grove of fijngemalenvorm gebruikt wordt als vulstof. Het voegwerk is poreuzer enelastischer, het vocht verdampt gemakkelijk.

BastaardmortelDeze mortel bestaat uit één deel cement, één deel kalk en zesdelen zand. De mortel hardt snel uit en is toch vrij elastisch.

AANBRENGENOm het karakter van de gevel te bewaren moeten de vorm en dekleur van de restauratievoeg dezelfde zijn als die van deoorspronkelijke voeg, of ze althans benaderen. Breng de mortelaan met een voegijzer, aangepast aan de gewenste voegvorm.De breedte van het voegijzer mag niet breder zijn dan de voeg.

De bijgaande foto's illustreren hoe wordt opgevoegd. Het polyesterof houten voegbord wordt tegen de gevel geplaatst en telkenswordt er met een voegijzer lichtjes voegmortel geduwd in deopening, die onmiddellijk nadien wordt gladgestreken.

Het invoegen gebeurt van boven naar beneden, eerst de lintvoegendan de stootvoegen. Daarvoor wordt gebruikgemaakt vanaangepaste voegijzers.

Plaats het bord tegen de gevel en duw met een voegijzer de mortel in de opening.

Druk de mortel zacht in de voeg, strijk ze glad en geef de voeg het geschikte profiel.

Ingrediënten: bijvoorbeeld om een kleur te verkrijgen: 1 deel luchtkalk of 1 deelschelpkalk. 1 deel zavel, 1 deel rivierzand en 1 deel zilverzand.

Strooi het zand open op de grond en strooi het bindmiddel erbovenop. Meng beidelagen door ze te verscheppen naar de andere helft van het oppervlak en opnieuw.

Herhaal dit drie tot vier keer. Zo ontstaat er een homogeen mengsel.

Maak een krater en giet er water in.

Duw het droge mengsel geleidelijk vanaf de rand in de krater.

Schep de specie nogmaals drie tot vier keer om, telkens getrapt, om een gelijkehomogene verdeling te verkrijgen.

Page 8: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

ColofonRedactie: Emil Davcev en Evi Van de Weyer, Monumentenwacht AntwerpenDeze tekst werd samengesteld aan de hand van bestaande literatuur; een volledigeliteratuurlijst kan worden opgevraagd bij Monumentenwacht Antwerpen.Eindredactie: Anouk Stulens en Marijke HoflackCoördinatie: Anouk StulensLay-out: Lucas De BoeckFoto's: Monumentenwacht Antwerpen, Anouk StulensTekeningen: Marc DebaeckeVerantwoordelijke uitgever: Luc Verpoest© Monumentenwacht Vlaanderen, 2002

Monumentenwacht AntwerpenTurnhoutsebaan 2322100 DEURNETel.: (03) 360 52 34Fax: (03) 360 52 36E-mail: [email protected]

Monumentenwacht Limburg Willekensmolenstraat 1403500 HASSELTTel.: (011) 23 75 90Fax: (011) 23 75 95E-mail: [email protected]

Monumentenwacht Oost-VlaanderenW. Wilsonplein 29000 GENTSecretariaat: (09) 267 72 42 Depot: (09) 234 18 55 Fax: (09) 267 72 98E-mail: [email protected]

Monumentenwacht Vlaams-BrabantProvinciaal Centrum Van Humbeeck-PironMechelsevest 903000 LEUVENTel.: (016) 31 97 50Fax: (016) 31 97 58E-mail: [email protected]

Monumentenwacht West-VlaanderenKoning Leopold III-laan 318200 BRUGGETel.: (050) 40 31 36Fax: (050) 40 34 58E-mail: [email protected]

Van het metsel- en voegwerk van een historisch waardevol gebouwkunnen we vaak niet alleen de verschillende bouwfasen aflezenmaar ook heel wat bouwhistorische en bouwtechnische informatie.Voegwerk is voorts bepalend voor het algemene uitzicht en hetkarakter van het gebouw. Het bepaalt mee de monumentwaardevan een historisch bouwwerk. Het is daarom erg belangrijk hierrekening mee te houden wanneer herstel van voegwerknoodzakelijk is.

Schade aan het voegwerk beïnvloedt in de eerste plaats hetesthetische karakter van de gevel. Op termijn kan dat echter ookaanleiding geven tot indringend vocht, waardoor de interieur-afwerking en in extreme gevallen zelfs de constructie aangetast kan worden. Door regelmatige controle en onderhoud kunnen de meestfrequente schadegevallen voorkomen worden. Goten schoon-maken, afvoeren ontstoppen, beplantingen tijdig snoeien... kunnenhet ergste kwaad vermijden. Als het niet anders kan is lokaal ofglobaal herstel noodzakelijk. Een juiste analyse van de schade-oorzaak en de samenstelling van de gebruikte materialen is danessentieel. Het is bovendien belangrijk dat bij herstel de oudematerialen en technieken worden gerespecteerd. Een verkeerdesamenstelling of uitvoering kan het gebouw immers meer schadeberokkenen dan bescherming bieden.

EPILOOG

Met de steun van de vijf Vlaamse provincies

Met de steun van het Ministerie van de Vlaamse GemeenschapAfdeling Monumenten en Landschappen

Monumentenwacht VlaanderenErfgoedhuis Den WolsackOude Beurs 272000 AntwerpenTel.: (03) 212 29 50Fax: (03) 212 29 51E-mail: [email protected] Url: www.monument.vlaanderen.be

Tot slot is het voor een juiste analyse en uitvoering aangewezen dehulp in te roepen van specialisten. Naast het advies dat Monu-mentenwacht u kan aanreiken kan u ook steeds een beroep doenop de expertise van de Afdeling Monumenten en Landschappen, deprovinciale diensten voor Monumentenzorg of gespecialiseerderestauratie-architecten en -uitvoerders.

Page 9: Onderhoud en Herstel Van Historisch Voegwerk - Monumentenwacht

Erfgoedhuis Den WolsackOude Beurs 27, B-2000 Antwerpen

Tel.: (03) 212 29 50 Fax: (03) 212 29 51E-mail: [email protected]

Url: www.monument.vlaanderen.be