Verslavings- ervaringsdeskundigheid Maatschappelijk herstel:

28
EXTRA fotoarchief: Kees C. Keuch Verslavings- ervaringsdeskundigheid & Maatschappelijk herstel: het zwarte gat na de behandeling

Transcript of Verslavings- ervaringsdeskundigheid Maatschappelijk herstel:

EXTR

A

foto

arch

ief:

Kee

s C

. Keu

ch

Verslavings-ervaringsdeskundigheid

&

Maatschappelijk herstel:het zwarte gat na de behandeling

�EXTRA

Van de redactie

Beste lezers,

Voor u ligt het 0-nummer Extra. Het is een andere krant dan u van ons gewend bent. Hij wijkt af van de reguliere edities, omdat wij hebben besloten om twee actuele thema’s, die momenteel de gemoederen in verslavingsland hevig in beroering brengen, te laten toelichten door ter zake deskundigen. Extra dik, maar ook, naar wij hopen, extra interessant. We zijn er trots op dat allen, die wij om medewerking verzochten, enthousiast de handschoen hebben opgepakt en hun bijdrage hebben geleverd. Zodat u, lezers geïnformeerd wordt over de laatste stand van zaken met betrekking tot verslavingservaringsdeskundigheid en maatschap-pelijk herstel vanuit verslavingsperspectief. Wij begonnen onze plannen te maken voor dit 0-nummer Extra, nadat er op Internet een discussie losbarstte over ervaringsdeskundigheid vanuit ver-slavingsperspectief. Bovendien constateerden wij dat het thema maatschappelijk herstel evenzeer volop in de belangstelling staat en nog steeds extra aandacht behoeft. De trouwe lezer van het 0-nummer weet dat wij al eerder publiceerden over dit thema: het blijft actueel. De directe aanleiding voor de internetdiscussie over ervaringsdeskundigheid, was een column van Alie Weerman (do-cent Hogeschool Windesheim), die werd gepubliceerd in het blad Sozio. U kunt deze enigszins provocatieve tekst lezen op pagina 4, waar hij integraal staat afgedrukt. Uit de golf van e-mail verkeer, die volgde op Alie’s betoog hebben wij enige high lights verza-meld, die staan afgedrukt na de column. Uiteraard heeft Alie weer gereageerd, zoals u kunt lezen. Maar ook Anne Goossensen (lector verslavingszorg) laat vanuit haar expertise haar licht schij-nen op deze materie. Het laatste woord over het begrip erva-ringsdeskundigheid is nog lang niet gesproken. Al lezende komen wij tot de conclusie dat het nu zaak is om landelijk de koppen bij elkaar te steken en te komen met gezamenlijke initiatieven om duidelijk te maken dat, daar waar het gaat over verslaving, er sprake is van een unieke ervaringskennis. De behandeling van verslaafden en de omgang met verslaafden in herstel vragen een specifieke benadering van hulpverleners en andere betrokkenen. De uitkomst van de wijziging in het zorgstelsel zal moeten zijn dat vraagsturing het zorgaanbod gaat bepalen. De vraag van de pa-tiëntcliënt/zorgconsument moet leidend worden voor het zorgaan-bod, met name in de verslavingszorg. In dat licht is het cruciaal dat verslavingservaringskennis als begrip verder wordt ontwikkeld. Deze kennis zal dan door de opleiding en scholing van ervarings-deskundigen serieus aan te pakken, kunnen worden ingezet om de organisatie en het behandelaanbod van de verslavingszorg werkelijk te veranderen.

0-nummer Extra januari �008

0-nummer is een cliëntgestuurd project van de Cliëntenraad JellinekMentrum.De cliëntenkrant is gemaakt voor en door (ex) cliënten van de Jellinek.

c o l o f o n

Redactie:Reinier SchippersKees C. Keuch

Medewerkenden:Alie Weerman, Anne Goossensen, Bani da Lima, Frans Leenders, Gert de Haan, Harry Kempff, Jos Oude Bos, Martinus Stollenga, Niels Höfelt, Petra van Dam, Rudolf Beijerman enTony Raedecker

Pre-press en druk:Anke Brinkman Grafisch Buro Haarlem

Redactieadres:Redactie 0-nummerp/a Cliëntenraad JellinekMentrumPostbus 39071001 AS AmsterdamE: [email protected]: www.jellinek.nl/clientenraad

i n h o u d�-3 Van de redactie4 Column Alie Weerman5-7 Compilatie reacties8 Derde bron van kennis9 Dansen door de lappenmand10-11 Praten ‘over’ en praten ‘uit’1� Jelly Quack13 Gedachten14-15 Ervaringsdeskundigheid in de verslavingshulpverlening16 Nieuwe rol voor professionals17 Proloog VWS18-19 Ongevraagd advies ingediend�0-�1 Geen nazorg maar vervolgzorg�� Zorgen over nazorg�3-�5 Visie op verslaving�6-�7 Herstel, empowerment en nog zo wat zaken�8 Nulnummers op website

Voor reacties en ingezonden brieven en voor toe-stemming voor het geheel of gedeeltelijk overnemen van berichten en/of artikelen uit het 0-nummer kunt u contact opnemen met de redactie via ons e-mailadres.

3EXTRA

Hoezo Nazorg? Het overgrote deel van de cliënten die een behandeling ‘succesvol’ afronden, komen hierna nog steeds terecht in een groot zwart gat. Geen situatie die de kans op herstel ten goede komt, integendeel. In �003 stelde KPMG (accoun-tancy en belastingadvies) in een rapport (‘Nazorg: winst of verliespost?’) al vast, dat geld investeren in nazorg voor cliënten in de verslavingszorg geld op-levert. De maatschappelijke kosten van verslaving zullen niet alleen fors verminderen, maar er is zelfs sprake van maatschappelijk rendement: verslaaf-den in herstel worden namelijk weer economisch productief. Het is dus van alge-meen belang dat er geïnvesteerd gaat worden in het duurzame herstel van de individuele verslaafde. Ver-volgzorg dient al bij de aanmelding een vast onder-deel te zijn van het behandelplan: continue zorg, in de woorden van Bani da Lima, is het doel. Wij vin-den bovendien dat maatschappelijk herstel hoog op de agenda moet komen te staan van beleidsma-kers (lokaal en nationaal), alle professionals in de verslavingszorg, zorgverzeke-raars, maar ook woningbouwverenigingen, Sociale Diensten, UWV en alle anderen, die direct betrok-ken (zouden moeten) zijn bij verslaafden in herstel. Wij werden gesterkt in deze opvatting, toen er in de regeringsverklaring stond: “Hoogwaardige ver-slavingszorg is mede gericht op arbeidsrehabilitatie en re-integratie”. Drie maanden later stonden er vervolgens in de ‘Proloog’ van Minister Klink van VWS beleidsvoornemens geformuleerd, die zowaar werden gepresenteerd als een plan van aanpak. Op pagina 17 worden enkele belangrijke punten uit deze proloog opgesomd.

Sinds 1998 komt het landelijk netwerk cliëntenraden in de verslavingszorg, twee keer per jaar bijeen. Deze bijeenkomsten vormen de motor van de verdere emancipatie van (ex)cliënten in de verslavingszorg. Dit netwerk heeft geïnspireerd op de ‘Proloog’, een uniform “verzwaard ongevraagd advies met betrekking tot maatschappelijk herstel”, opgesteld. Meerdere cliëntenraden hebben dit ad-vies ingediend bij de directie van hun verslavings-zorginstelling. De bal ligt nu bij de bestuurders van deze zorginstellingen om gezamenlijk op te trekken richting Den Haag, om bij minister Klink de zak

met euro’s op te eisen, die nodig is om deze beleids-voornemens te concretise-ren (op pagina 18-19 staat het voorbeeld van deze brief afgedrukt). Wij zullen, zoals u van ons ge-wend bent, dit proces kritisch blijven volgen.

Tenslotte rea-liseren wij ons dat de inhoud van dit 0-num-mer Extra voor lezers, die niet dage-lijks intensief

betrokken zijn bij het kritisch volgen van het beleid rond verslavingszorg, niet bepaald ‘Sport in Beeld’ is. Wij hopen dat deze lezers wellicht door het aan-geboden leesvoer geïnspireerd raken en (zonodig) meer begrip krijgen voor het verslavingsperspec-tief. Of in ieder geval nieuwe kennis verwerven over de strijd die de verslavingscliëntenbeweging al jaren voert om het verslavingscliëntenperspectief zo breed mogelijk onder de aandacht te brengen. Misschien is het af en toe taaie kost, maar met wat doorbijten zullen deze lezers merken dat hetgeen zij lezen informatief en verhelderend is.

De Redactie.

foto

: Kee

s C

. Keu

ch

4EXTRA

Ervaringsdeskundigheid Alie WeermanHet (hebben) ervaren van een probleem wordt steeds vaker als een vorm van ‘deskundigheid’ gezien. In onze minor Verslavingskunde van Hogeschool Windesheim merk ik dat de doorleefde verhalen van cliënten en ex-cliënten er bij studenten ingaan als Gods woord in een ouderling. Het werken met ervaringsdeskundigen is in, het verhoogt de status en aantrekkelijkheid van je hulpverlenings– en onderwijsprogramma. Toch bekruipt me steeds vaker een gevoel van onbehagen bij dit didactisch gebruik van deze persoonlijke verhalen. De nogal eens op soapseries lijkende colleges, vind ik meestal niet ‘deskundig’. De lessen van het leven kunnen ons wijs maken, maar een door (psychiatrische of verslavings)ervaringen gerijpt mens is nog niet kundig in een bepaald vak. Kundig zijn in een vak – bijvoorbeeld dat van hulpverlener – betekent je laten inwijden in de traditie van het beroep, de stand van onderzoek, de ontwikkelde praktijken en de ervaringen van duizenden mensen die zich daar mee bezig hielden en houden. Deze zijn vastgelegd en keer op keer beproefd in onderzoek, richtlijnen en methodieken. Wat werkt is in artikelen en boeken vastgelegd. Een (wetenschappelijke) theorie is niets minder dan de gestolde ervaring van vaak tienduizenden cliënten en hulpverleners. Het goeroe-achtig aura dat sommige ervaringsdeskundigen uitstralen ( ‘ik heb alles meege-maakt’, ‘je hoeft mij niets meer wijs te maken’) kan een gelijkwaardig gesprek belemmeren. Studenten voelen zich in de ogen van de gelouterde ervaringsdeskundigen nogal eens ‘studentjes’ die ‘slechts’ uitgaan van ‘boekenwijsheid’ . Een wat algemener gesprek met de ervaringsdeskundige over ‘wat werkt’ in de hulpverlening is lastig, want wie heeft nu het lef om de zeer persoonlijke, ‘heilig’ aandoende ervaringen van iemand die uit de diepste diepten is opgestaan, kritisch te bevragen? Dat dóe je niet. Zelf dit kritische stukje over ervaringsdeskun-digheid voelt al als een vloek in de kerk. De kracht van de ervaringsdeskundige is zijn persoon-lijke betrokkenheid. Dit is tevens zijn zwakte. De persoonlijke ervaringen worden soms boven elke kritiek verheven: ‘je komt er nog wel achter’ hoor ik dan. Sommige ervaringsdeskundigen doen wél een opleiding (SPW*, SPH*, MWD*) en gaan als ervaringsdeskundig professional de hulpverlening in. Dat kan leiden tot een spagaat tussen de boven elke twijfel verheven beleefde persoonlijke verklaringen voor het probleem en andere, in de hulpverlening geaccepteerde visies. Een goeroe-achtig optreden spoort niet met een professionele houding. Anderzijds kan het persoonlijke integreren in het professionele óók leiden tot een krachtige en effectieve profes-sionele houding, waarin een evenwicht is gevonden tussen distantie en betrokkenheid. Het persoonlijke verhaal motiveert en het geeft cliënten hoop: ‘als het hém gelukt is, kan het dus tóch’. Een overwonnen probleem dwingt respect af. De ervaringsdeskundige kan als identifica-tiemodel gaan fungeren: men kan van ‘loser’, ‘overwinnaar’ worden.Toch vind ik deze ‘overwinnaars’ in de verslavingszorg vaak niet écht ‘vrij van drugs’: hun leven draait nog steeds om het middel, maar nu in een rol met meer status. Het bezig blijven in de verslavingszorg door ex-cliënten komt op mij soms over als een gedwongen keuze. Als een substituut-verslaving. Echt vrij zijn van een verslaving houdt in dat de blik gericht wordt op ándere zaken dan problemen met middelen. Dat je weer diverse rollen in de samenleving op je neemt, vooral ook lós van de wereld van de verslaving en hulpverlening. Dat is vaak lastig, omdat de samenleving stigmatiseert en voor kwetsbare groepen niet vrijelijk toegankelijk is. Een rolomkering van ‘loser’ naar ‘winnaar’ in de marginale wereld van de verslavingszorg is één, een groei van marginaal burger naar volwaardig participant in de samenleving is een ander verhaal. Daar is nog een wereld te winnen.

*SPW: Sociaal Pedagogisch Werk

*SPH: Sociaal Pedagogische Hulpverlening

*MWD: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

Deze column is eerder verschenen in SOZIO, vakblad voor sociale en pedagogische beroepen.

5EXTRA

Compilatie reacties op column ‘ervaringsdeskundigheid’

Om met je eerste zin te beginnen; ik kan mij herinneren dat ik je wel eens gezegd heb dat ervaren een ding is, maar dat

ervaringsdeskundigheid wat anders betekent. Wij zijn het niet met je eens als je de colleges vergelijkt met een soapserie die in jouw ogen niet deskundig is. Dat je een stigma veroorzaakt met je uitspraken vinden wij jammer. Je suggereert dat bijvoorbeeld P. en ikzelf, die opleidingen hebben gevolgd, niet los kunnen komen van onze verslaving. Dit is natuurlijk in onze visie je reinste flauwekul. Waar denk je dat “professionals” hun zogenaamde kennis vandaan hebben gehaald? Hoe verklaar jij aan ons dat er toch nog zoveel verslaafde mensen rondlopen als deze zogeheten “professionals” het allemaal zo goed weten?

Het is niet zo, dat wij het helemaal oneens zijn met jouw betoog, maar wij vinden het ook noodzakelijk dat je het kaf van het koren kan scheiden. Je kan er vanuit gaan dat P. en ik meer hebben gezien en geleerd, dan alleen onze achtergrond op het gebied van verslaving doet vermoeden. Wij zijn buiten de verslaving zeer geïnteresseerd in de wereld om ons heen. Je kunt zeggen dat wij algemeen ontwikkelde mensen zijn. Daarentegen komen wij vaak “professionals” tegen die met oogkleppen op leven, doordat ze alleen maar ‘denken’ verstand te hebben van verslavingsproblematiek. Het kan in onze optiek niet zo zijn dat jouw “studentjes” ons slechts als goeroes zien. Mijn ervaring is dat studenten zeer kritisch kunnen zijn naar de samenleving en dus ook naar ons.

Inderdaad vertel ik een doorleefd verhaal, ik heb het tenslotte ervaren, iets waar ik niet trots op ben, maar wat me wel heeft gemaakt wie ik ben; het heeft de kwaliteit van mijn leven enorm verbeterd!!

Wat ons de, ervaringsdeskundigen, juist enorm frustreert, en ik draai dus om wat jij schrijft, is de vaak goeroeachtige houding van de hulpverleners: “wij weten wel wat goed voor jou is”.

Ik weet dat er onder ervaringsdeskundigen mensen rond lopen die denken de wijsheid in pacht te hebben, volgens mij kan je dit ook weer omdraaien. Veel hulpverleners denken dat ze de wijsheid in pacht hebben, die reflectie vind ik in jou stuk niet terug. Volgens mij hebben P. en J. gelijk en lopen veel wetenschappers/ hulpverleners met oogkleppen op. Probeer niet te beweren dat wetenschappers luisteren naar wat cliënten nu eigenlijk willen: de

machtsverhouding cliënt/ wetenschapper is daarvoor te ongelijk.

Wat ik lees in de column van Alie is vooral een persoonlijke ervaring en een persoonlijke mening. Dat is legitiem. Een column is immers geen wetenschappelijk betoog. Een column moet prikkelen en dat is gelukt. In die zin is de column geslaagd. In de eerste plaats deel ik niet jouw ervaring; in het contact met ervaringsdeskundigen, (ex-) cliënten en leden van cliëntraden dat er goeroes tussen lopen. Ik was aanwezig op het congres landelijke cliëntenraden verslavingszorg in mei �007 en ik zag veel betrokken mensen met veel kennis van zaken. In de tweede plaats ben ik het niet eens met jouw mening, die verwoordt staat in de laatste alinea van de column. Het leven van deze overwinnaars draait niet om het middel, maar om het verbeteren van de zorg die zij van binnenuit kennen en meegemaakt hebben. Dat dit tevens een zinvolle invulling van het leven is, die misschien ook nog statusverhogend werkt, is alleen maar mooi meegenomen.

Na het lezen van uw column en uw kijk op ervaringsdeskundigen en de verslavingszorg op zich, moest ik denken aan Manuel uit de TV serie “Fawlty Towers”. In één van de afleveringen zegt hij het volgende: “I can speak very good english, I learn it from a book”. Ik moet dan een beetje aan u denken en word dan een beetje droevig.

Volgens mij komen wij langzaam tot de kern van de zaak. Vanaf het begin is er gezegd dat het nodig is dat wij tot elkaar moeten komen, omdat je volgens mij dan een betere waarheid vindt dan los van elkaar. Iemand die opgeleid is heeft beslist niet die ervaringskennis, tenzij hij of zij natuurlijk

foto

: Kee

s C

. Keu

ch

6EXTRA

zelf ervaringskennis heeft. Ik pretendeer beslist niet dat ik een wetenschapper ben. Daarentegen hebben heel veel hulpverleners niet mijn ervaringskennis maar pretenderen zij dat zij weten wat goed voor mij is. Dit mag dan wel wetenschappelijk onderbouwd zijn, maar we zijn het er over eens dat wetenschap vergankelijk is en geloven niet in altijd ‘geldende’ theorieën. De participatie van cliënten als partner in onderzoek heeft consequenties voor de wijze waarop wetenschap bedreven wordt. Dit betekend dat inzicht in de complexe werkelijkheid een proces is, waarbij diverse belanghebbende, betrokken moeten worden om deze werkelijkheid te doorgronden. Onderzoekers en belanghebbenden (ervaringskennis/deskundigheid) dienen samen invulling te geven aan het onderzoeksprogramma, inclusief het onderzoeksdesign, de verzameling en analyse, het formuleren van conclusies en aanbevelingen en het verspreiden en implementeren van bevindingen. Daar is volgens mij altijd ervaringsdeskundigheid voor nodig.

Je geeft een prachtig voorbeeld over jou zoon die automonteur is. Jij vindt hem deskundig. Jij constateert dat je voorband wiebelt. Hij kijkt er naar en vindt niets. Wie heeft er nu gelijk? Jij weet toch zeker dat je voorband wiebelt, jij hebt toch die ervaring, het is toch jouw auto. Volgens mij heb jij gelijk, het is tenslotte jou gevoel hierbij. Wetenschap is vaak theorie zonder dit gevoel.

Reactie van Alie WeermanAls ik tegen mijn zoon zeg dat het wiel van mijn auto ’wiebelt’, is dat input voor hem om verder op onderzoek uit te gaan. Als hij dan ontdekt dat het wiel echt muurvast zit en als hij in de auto rijdt en niets merkt, is mijn gevoel dus fout. Hij is de expert die dat kan vaststellen, ik niet. Ik moet dan maar eens gaan denken, wat er met mezelf mis is als ik toch zeker voel dat er een wiel ‘wiebelt’.

Beste Alie, het is positief dat je op alle reacties persoonlijk reageert. Ik werk al twintig jaar in de praktijk van de verslavingszorg (met name preventie, nu als verslavingszorgconsulent) en ben in �006

alsnog afgestudeerd in de psychologie op de Universiteit van Tilburg. In het onderwijsprogramma was er weinig tot geen aandacht voor de verslavingszorg. Dit heb ik aangekaart en dit is goed ontvangen. Gevolg is dat ik nu af en toe een college over verslaving en verslavingszorg geef. Daarnaast is er sprake van een onderzoek in samenwerking met NISPA*. Op dit moment is het nog vooral een kwestie van overleg, want er moet natuurlijk toestemming zijn om cliënten te spreken en om data te verzamelen. Ik leer dus nog veel, ook over de voorwaarden voor onderzoek en over belangen (meerdere partijen, meerdere belangen!). Ook is er nog geen budget. Ik ben echter wel enthousiast en heb besloten door te gaan.

Een compliment voor Alie Weerman. Zij is er in geslaagd om een prikkelende column te schrijven, waarbij ik het gevoel heb dat ze niet alleen veel juiste punten aanhaalt, maar ook lekker prikkelt om de geesten te activeren. Wat uiteraard ook de bedoeling is van een column. Wat ik in de achterliggende discussie (polemiek) nog graag benoemd zou willen zien, is dat eigenlijk al ons handelen, zowel vanuit ervaringen, als ook vanuit de wetenschap, eerst dan pas succesvol kan zijn, als het vanuit het HART komt. De hulpverlener werkt aan iets wat hem/haar ZIN geeft. Een zinvol bestaan leiden, is wat menig mens ontbeert in de huidige tijd.

Een cliënt die in de groep zit te vertel-len dat zij drie keer in de week heeft gechineest, waarop de professionele hulpverlener haar vertelt dat als zij drie keer in de week chineest zij een dikke kont krijgt, vind ik een duidelijk voorbeeld.

7EXTRA

Reactie van Alie Weerman In onze opleiding Verslavingskunde beoordelen we niet op het ‘hart’ maar wel op attitude. Die moet aansluiten op de beleving van de cliënt. Misschien kun je een harteloze hulpverlener zijn en tóch de juiste attitude, kennis en vaardigheden hebben om veel voor anderen te betekenen.Maar nu dreigen we verzeild te raken in een compleet andere discussie.

Je maakt een scheiding tussen attitude en hart en vraag me af of dat wel juist is. De basisattitude moet volgens mij de oprechte en onbevooroordeelde interesse in de ander zijn en dat kun je volgens mij niet, als dat niet door je hart wordt ingegeven. De laatste jaren wordt terecht meer aandacht gevraagd voor de attitude van de hulpverlener. Ik weet overigens niet of er al onderzoek is gedaan naar wat de attitude van mensen in het algemeen bepaald. Dat zou bruikbaar materiaal op kunnen leveren of die attitude wel en zo ja hoe te beïnvloeden is.

Je moet Alie wel een beetje gelijk geven, als ze stelt dat het begrip ervaringsdeskundigheid vaak te pretentieus overkomt. Dat men zich er zo op voor laat staan, het verschil zo aanstipt en belangrijk vindt, komt voort uit het ‘ervaren’ hebben. Dat is aan de ene kant het ziekteproces ervaren. Het is ieders eigen persoonlijke ervaringskennis, daar zijn we het dacht ik wel over eens. De andere kant is het ondergaan

van een behandeling in een verslavingsinstelling. Waarom denkt u dat we feitelijk zo blij zijn dat men nu eindelijk het belang inziet van specifieke opleidingen verslavingszorg? U niet onbekend want Hogeschool ‘Windesheim’ is een voorloper in deze.

Tot voor tien, vijftien jaar geleden was het in Verslavingsland helemaal een jungle waar iedereen, cliënt zowel behandelaar, maar wat aan het freaken en uitproberen was. Gedegen wetenschappelijk onderzoek naar verslavingsproblematiek bestond nog niet. Je mag overigens nog steeds van geluk spreken als je een beetje goede therapeut tegen komt, waarbij je elkander ‘verstaat’ en die ook nog een weldenkende menselijke instelling heeft. We zien op de werkvloer nog steeds maar weinig geschoolden. En dan hebben ze wel geen verslavingservaringskennis, veelal hebben ze zo goed als helemaal geen kennis en ervaring.Doordat de Cliëntenraden verslavingszorg in het land de koppen bij elkaar hebben gestoken (doen ze al sinds een aantal jaren) en twee keer per jaar een weekend bijeenkomen, is het zo langzamerhand wel duidelijk geworden dat het beter is dat een aantal zaken vanuit een breder (cliënt) perspectief worden bezien. Hoe dan ook krijg je uiteindelijk een betere nuance over de problematiek als je de beschikbare kennis bundelt, dus ook de ervarings(des)kundigheid meeneemt.

Om mee te kunnen praten als ervaringsdeskundige moet je natuurlijk wel wat ‘bagage’ hebben. Ook wij doen ‘literatuuronderzoek’ en lezen de vakbladen,Waarschijnlijk had je niet verwacht dat jou column zoveel reacties zou opleveren, en ook zo verschillend van toon. Ik denk dat dit een goede zaak is, want nu gaan we eindelijk eens goed nadenken over wat die titel ‘ervaringsdeskundige’ eigenlijk inhoud. En natuurlijk ook ‘hoe’ deze in te zetten. Het is de cliënt die het rapportcijfer geeft. Het cijfer waar ook de zorgkantoren zo geïnteresseerd in zijn.

Noten:

* NISPA: Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction, consortium van vier verslavingszorginstellingen in Oost en Zuid Nederland, te weten Novadic-Kentron, TACTUS, IrisZorg en GGZ groep Noord en Midden Limburg met als doel in samenwerking met de faculteit Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen een kenniscentrum voor zorgontwikkeling, onderzoek en onderwijs ten behoeve van de verslavingszorg in het leven te roepen.

uiteenlopende meningen (foto: Kees C. Keuch)

8EXTRA

Ervaringsdeskundigheid derde bron van kennis in de verslavingszorg

Reactie van Gert de Haan op het lopende debat over zin en onzin van ervaringsdeskundigheid in de verslavingszorg

De discussie over Alie Weermans column in SOZIO is een repeterende breuk aan het worden. Moeten ervaringsdeskundigen zich onderwerpen aan formele training/scholing om als deskundige waarde te heb-ben in de ogen van agogen of niet? Het antwoord blijft in het midden hangen. In een poging het repeterende karakter te doorbreken zal ik in mijn bijdrage proberen te beredeneren hoe het welles-nietes debat een andere richting kan krijgen. Die poging zal ik doen aan de hand van de vraag: wat kan ervaringskennis/deskundigheid bijdragen aan de verdere professiona-lisering van beroepsgroepen in de verslavingszorg? Wordt dat een lange mars door de instituties of gaan we als partners dansend op weg? Of leidt dat tot de omkering van het vraagstuk is ervaringsdeskundig-heid in staat om de sector verslavingszorg op een hoger plan te krijgen? In het algemeen kun je stellen dat een ervaringsdes-kundige iemand is met uitgebreide ervaring en kennis op een bepaald terrein. In de gezondheidszorg met betrekking tot een (chronische) ziekte/aandoening, met alle biologisch, sociale en psychologische gevol-gen van dien. Met unieke expertise om zich te herne-men en handhaven in de maatschappij en de vraag-stukken die daarbij optreden. De ervaringsdeskundige zet zijn expertise in voor lotgenoten, rechtstreeks, voor belangenbehartiging en voor eventueel bijdragen aan onderzoek. Of in laatste instantie nemen ze zelf het heft in handen en creëren een eigen (zorg) en onderzoeksomgeving, een prachtig voorbeeld hiervan vind ik nog altijd de aids-beweging.

Waar we in de discussie met Alie tegenaan lopen is dat er in de Nederlandse verslavingszorg veel disci-plines actief zijn. Artsen, verpleegkundigen, agogen. Het gevolg hiervan is dat deze naast het doolhof van instanties er ook nog eens veel verschillende manieren van redeneren en opvatting leven omtrent verslaving en hoe de zorg eromheen te organiseren. Sommige beroepsgroepen zijn redelijk transparant in hun opvattingen en manier van redeneren. Andere wat minder. In november �007 is de Canon Verslaving verschenen. Een poging om te beschrijven op basis waarvan de sector vindt dat ze effectief en efficiënt

zorg verleent. Ik ben benieuwd hoe beroepsgroepen zich zullen gaan (re)organiseren als de Canon is verschenen. Want dat het zo niet langer kan lijkt me duidelijk, een lappendeken aan opvattingen, benaderingen. Wel pogingen om via Re-sultaten Scoren meer eenheid van handelen te krijgen maar in mijn ogen nog maar mondjesmaat. We staan wat dat betreft aan de vooravond van een ontwikke-ling waarvan ik de impact niet kan overzien. Als ik kijk naar ontwikkelingen in de (para)medische wereld zal hierin het klinisch redeneren een belangrijk instrument kunnen worden. Klinisch redeneren is “het proces van systematisch beslissingen nemen dat rust op een herkenbaar professioneel raamwerk met onderlinge (kennis)verbanden, dat gebruik maakt van zowel ob-jectieve als subjectieve gegevens die voortkomen uit toereikende beoordelingen en evaluaties.“ Een mond vol, maar het komt neer op het bijeenbrengen van alle gegevens, inclusief de ervaringsdeskundigheid, evenals de wensen en verwachtingen van cliënten, om op een verantwoorde wijze beslissingen te kunnen nemen. Het zou een mooie kans kunnen zijn als we door het verder uitwerken van het begrip ervarings-deskundigheid een push aan die ontwikkeling zouden kunnen geven. Om zo van de binnen Resultaten Scoren zo aangehangen evidence based benade-ringen (wat overigens niet meer is dan een poging om toeval uit te sluiten) naar een preference based benadering toe te werken. Dat is een benadering die gebaseerd is op voorkeur van cliënten. Uit mijn vijftien jarige ervaring in de Nederlandse patiëntenbeweging weet ik dat hier nog een wereld te winnen valt in de verslavingszorg. Hoe we dit dansend moeten inzetten? Allereerst door onze inzet bij Resultaten Scoren te effectueren over het uitbouwen van het begrip ervaringsdeskundig-heid en nazorg maatschappelijk herstel voor op de agenda te krijgen. Er is al voldoende gemarcheerd in deze wereld. Hiervoor zullen we de drie bronnen van kennis hard nodig hebben en moeten combineren. Niet alleen de wetenschappelijke kennis en methode, op welk spoor Alie zo zit, maar ook expertise van hulpverleners en inbreng van ervaringsdeskundigheid. Laten we in godsnaam daar een dans over inzetten. Zo kan niet alleen de zorg, maar ook het Hoger Onderwijs een vrolijke, inspirerende boel worden. Daar wil ik een andere keer nog op ingaan. Welke mogelijkheden er ontstaan nu er volop minoren verslavingszorg starten om meer tempo en dynamiek in deze beweging te krijgen.

disciplines, eenduidige aanpak?

9EXTRA

Een mooie uitspraak die Gert de Haan wel eens gebruikt (overigens vrij naar Nietsche) luidt: “de versla-vingszorg is glad ijs, maar een paradijs voor de man die dansen kan.” Ik weet niet of we echt vrolijk dansen. Vrolijkheid betekent ontspanning, maar ik zie veel samengeknepen billen bij hulpverleners in het werk dat ik doe. It takes two to tango. Ons vermoeden is dat er veel hulpverleners zijn die niet kunnen dansen en dat er daarom veel zorgwekkende zorgmijders zijn.

Ervaringsdeskundigheid is gewoon de optelsom van mijn eigen en andermans ervaringen. Samen met mijn collega Peter hebben we onze eigen kennis en inzichten verder ontwikkelt, door deze te combineren met die van anderen. Deze kennis gaat niet alleen over hoe verslaving verloopt, maar ook over wat dit voor ons en anderen betekent. Afgezien van de vele, vaak zeer teleurstellende ervaringen in het ontvangen van verslavingszorg, is misschien wel het belangrijkste, welke plek verslaving in je leven kan innemen. Dit vermogen zetten we in om vanuit cliëntperspectief de zorg op een ander niveau te krijgen. En of dat nou gesystemati-seerd plaats vindt maakt ons niets uit.Nu de polemiek rond ervaringsdeskundigheid al twee weken loopt ga ik proberen aan te tonen waarom ervaringsdeskundigheid en professionele deskundig-heid niet zonder elkaar kunnen. Niks geen goeroe-gelul: gewoon de ex- gebruiker aan het werk. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat veel agogen nooit hebben geleerd dat er buiten hun burgermans-bestaan nog andere waarden en normen heersen. Moet je per se veel boekenkennis in huis hebben om je in te leven in de ander? Als “ervaringsdeskundige” werk ik nu al weer twee jaar als beleidsmedewerker cliëntgestuurde projecten voor de VNN*. Als project-leider van het project Help, mijn buurman (ver)zuipt heb ik (of het nou agogen, hulpverleners of andere medewerkers zijn) veel met collega’s te maken. Samen met mijn collega Peter Barendsen worden wij als ‘ervaringsdeskundigen’ af en toe de hemel in geprezen, maar ook wel eens onheus bejegend door collega’s. Jammer genoeg voor deze collega’s hebben wij zowel een theoretisch als een praktische opleiding gehad aan de universiteit van het leven. Dat wij met andere ogen naar de hulpverlening kijken is voor ons niet meer dan logisch. Wij onderbouwen onze theoretische kennis met empathisch vermogen voor cliënten. En dit is wat veel collega’s missen. We doorzien snel patronen, kunnen er mee

spelen en er soms een dans mee inzetten samen met onze cliënten. Als cliënten te moeilijk zijn schuiven ze het liefst de verantwoordelijkheid af naar een ander, terwijl wij dan juist een tandje bij zetten om patronen te doorbreken. Onze achtergrond helpt ons hierbij. Je hebt niet alleen affiniteit, maar ook bezieling nodig om je te willen inzetten voor onze doelgroep. We kunnen als bondgenoot optreden zonder vooroordelen. Nu moeten we niet doen alsof het helemaal niks is met de professionals in de verslavingszorg en andere GGZ gerelateerde instellingen. Ze moeten alleen nog

leren dat ervaringkennis een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van het zorgaanbod. Je hebt nu eenmaal theoretische wetenschap en praktische wetenschap. Zo heb je ook ervaringswetenschap en ervaringsdeskundigheid. Alle wetenschap is even belangrijk en professionals en ervarings-deskundigen zouden elkaar, als ze samen werken, van dienst

kunnen zijn. Zodat ze uiteindelijk samen vrolijk kun-nen dansen door de lappenmand.

De ene ‘ervaringsdeskundige’ is de andere niet, maar eenieder die een steentje bij wil dragen aan kwalitatief betere zorg kan dat op zijn eigen manier inbrengen. Natuurlijk moeten ervaringsdeskundigen er wel voor oppassen om geen verlengstuk van hun eigen verleden te worden. Maar moeten professionals ook niet leren bewegen als een danser die soepel in de heupen opereert met de cliënten? Ze bouwen nu nog te vaak liever een muur om zich heen, met als resultaat een soort verkeerde bejegening uit angst dat iets te dicht bij komt. Zo zullen ze nooit leren dansen. De wereld van de verslavingszorg is voortdurend aan verandering onderhevig. Beide partijen moeten daar op anticiperen. Er bestaat bij ervaringsdeskundigen kennis, waar de professionals gebruik van moeten leren maken. Kijk naar zaken als nazorg/ maat-schappelijk herstel, daarover hadden professionals jaren geleden al van ons het nodige kunnen leren, als ze zich wat meer verdiept hadden in de mens en wat minder in zijn verslaving.

• VNN: Verslavingszorg Noord Nederland

Vrolijk dansen we door de lappenmandJos Oude Bos

10EXTRA

Het werd nachtwerk, dat beantwoorden van de stroom reacties op mijn column over ervaringsdeskundigheid. De ruim twee maanden durende e-mail-discussie was een wat chaotische, persoonlijke, tikje anarchistische discussie. En daarin zit geloof ik ook een verschil met ervaringsdeskundigen in de ‘gewone’ psychiatrie. Ik was ooit ‘ondersteuner patiëntenraad’ in een psychiatrisch centrum. Het valt mij op dat de cliënten en ex-gebruikers in de verslavingszorg, de ervarings-deskundigen, mondiger zijn, en ook zeer initiatiefrijk en creatief. Men is sterk persoonlijk betrokken bij de ontwikkeling van goede zorg. Het is prettig om met hen ‘ruzie’ te maken en het leidt tot nieuwe ideeën. Ik heb in ieder geval besloten er de komende vier jaar mee dóór te gaan in een onderzoek naar ervarings-deskundigheid! Wat mij stoorde in de discussie is het gemak waarmee sommige ex-gebruikers zich ‘ervaringsdeskundig’ noemden. Opleidingen en professionals moeten zich voortdurend verantwoorden. Ze moeten kun-nen uitleggen waarom ze doen wat ze doen, of het echt helpt en wat hun deskundigheid precies is. Ervaringsdeskundigen kunnen minder goed tegen kritiek heb ik gemerkt. Ik werd eigenlijk vaak verkapt verzocht maar gewoon te ‘geloven’ dat ervarings-deskundigheid een speciale vorm van waardevolle deskundigheid inhoudt. Helaas wil ik, sinds ik als streng gereformeerde domineesdochter uit de kerk ben gestapt iets nooit meer zó maar aannemen. Ik wil argumenten, uitleg, onderzoek. Maar als ik dóórvroeg kreeg ik maar weinig ‘bewijs’ voor de specifieke waarde van ervaringsdeskundigheid . Sommigen spraken van de ‘eigen taal’ van cliënten-onder-elkaar, of van een gedeelde ervaring van dezelfde ‘misère’. Ook vonden sommigen dat ervaringsdeskundigen goed oog hebben voor blinde vlekken van de profes-sionele zorg, zoals de gebrekkige názorg. Wát precies ervaringsdeskundigheid is, waarin het verschilt van de deskundigheid van de professional en wat het belang is, bleef vaag. De verslavingszorg heeft zich de afgelopen 15 jaren ‘geprofessionaliseerd’. Er is veel

ontdekt en onderzocht op het gebied van verslavings-zorg. De canon Verslaving die op 30 november �007 verscheen geeft daar een mooi beknopt overzicht van. Wat prominent áfwezig is in deze ‘canon’ is de

bijdrage van ‘ervaringsdeskun-digheid’. De vraag is of dat ligt aan een flinke blinde vlek van de canon of aan de gebrekkige profilering en onderbouwing van ervaringsdeskundig-heid? Waarschijnlijk beide.Ervaringsdeskundigheid speelt een steeds sterkere rol in de reguliere zorg: verschillende verslavingszorgin-stellingen hebben inmiddels cliëntgestuurde projecten en speciale functies voor ervaringsdeskundigen. In die zin heeft ervaringsdeskundigheid zich eveneens geprofessionaliseerd. Ook het verslavingsonderwijs-programma van Hogeschool Windesheim, dat óók toegankelijk is voor (ex-)-cliënten, werkt nauw samen met ervaringsdeskundigen.

Enerzijds werken ex-gebruikers en professionals meer samen, anderzijds zijn er grote verschillen. Mijn erva-ringsdeskundige ‘niet-drinkende’ alcoholische echt-genoot weet tot mijn grote verbazing een verstokte alcoholist die niet ver van de dood is, te motiveren tot een behandeling door hem keihard te confronteren en hem, vanuit de bodem van zijn ziel, min of meer uit te schelden. En het werkte! Maar de studenten op Hoge-school Windesheim leren de techniek van de weten-schappelijk bewezen ‘motiverende gespreksvoering’ waarbij dit soort confrontaties uit den boze zijn. Het lijkt alsof ervaringsdeskundigen op een ándere manier kunnen motiveren dan niet-ervaringsdeskundigen.

Praten ‘over’ en praten ‘uit’.door Alie Weerman

Ook de professional kan blinde vlekken hebben voor aspecten van cliënten die je moeilijk kunt begrijpen

Praten ‘uit’ de verslavingserva-ring is anders dan praten ‘over’ verslaving

11EXTRA

Ervaringsdeskundigen lijken zich ook goed te kunnen inleven in de dagelijkse hobbels van het leven, in het geknakte zelfvertrouwen en in de manier waarop je ‘na de verslaving’ langzaam herstelt. Zelfhulpgroepen hebben daarin natuurlijk ook een lange traditie.Wil ‘ervaringsdeskundigheid’ de plaats krijgen die het waarschijnlijk verdient, dan zal duidelijker moeten worden wát deze deskundigheid precies is en op welke manier de verslavingszorg er effectiever door kan worden.

Het viel mij op dat redenen waarom men zich ‘ervaringsdeskundig’ noemt, verschillen. Ik ben tien verschillende redenen tegengekomen, namelijk: Deskundigheid vanwege:

1. de ervaring van middelen afhankelijke gebruiker: weten hoe het is om van een middel afhankelijk te zijn, het aan den lijve ondervonden hebben; �. de ervaring van ‘cliënt zijn’: men weet hoe de hulp-verlening ‘werkt’, hoe het ‘voelt’ om op een bepaalde manier bejegend te worden, men kent gebouwen, instituten, hulpverleners, botte dokters, lieve verpleeg-kundigen, goeroe-achtige professionals, rottige slaap-zalen, bijwerkingen en wachtlijsten. Men is deskundig in het kunnen aanwijzen van lacunes, zwakke plekken, onheuse bejegening. 3. de ervaring van kwetsbaarheid, afhankelijkheid en machtverschil in een ongelijkwaardige relatie van verslaafde cliënt en niet-verslaafde professional4. het kunnen vertellen van een persoonlijk herstel-verhaal en het kunnen vertellen over en delen van ervaring: men is in staat een ‘goed’ verhaal te vertellen over ontstaan, beloop en herstel van de eigen versla-ving en eventueel het cliënt zijn en kan deze delen met anderen; men kan reflecteren over het beloop van en de omgang met de eigen verslaving;5.het feit dat men voorlichting geeft over versla-vingsproblematiek en het omgaan hiermee6.het kunnen begeleiden van mensen met proble-men met middelen:7.het feit dat men samenwerkt met professionele medewerkers in de verslavingszorg in onderzoek, onderwijs, dienstverlening, preventie, kwaliteitszorg, of hulpverlening8.het feit dat men actief is in een cliëntenraad, cliën-tenplatform of cliëntenbeweging. 9.een cursus of training, of opleiding tot ervarings-deskundige waarin men aan competenties heeft gewerkt gericht op voorlichting, belangenbehartiging, ondersteuning, dienstverlening, begeleiding of zorg10.het feit dat men, als (ex-)gebruiker een reguliere opleiding heeft gedaan gericht op zorg, dienstverle-ning, ondersteuning, begeleiding of belangenbeharti-ging of hulpverlening.

De verschillende vormen van ‘deskundigheid’ kunnen mijns inziens op verschillende manieren in de verslavingszorg ingezet worden, mits de bijdrages goed onderbouwd kunnen worden.

Praten ‘uit’ de verslavingservaring is anders dan praten ‘over’ verslaving. De professionals praten ‘over’ verslaving. De ervaringsdeskundigen praten er ‘uit’. Ik heb gemerkt dat dat enerzijds leidt tot een zeer grote persoonlijke inzet, maar anderzijds ook tot blinde vlekken. Het gevaar is dat de eigen ervaring als ‘de’ ervaring wordt gezien en je cliënten die het anders ervaren of zien buitensluit.Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de professional: ook die kan blinde vlekken hebben voor aspecten van cliënten die je moeilijk kunt begrijpen als je niet van binnenuit weet hoe het voelt en waarvan je de taal niet spreekt, en de cultuur niet kent. In de discussie liep niet alleen de inhoud van de deskundigheid door elkaar (die ik hierboven in tien types heb verdeeld), maar ook de wég naar deskun-digheid. Sommige ervaringsdeskundigen – zoals Jos Oude Bos uit Groningen - wordt ‘droevig’ van deskundigheid uit ‘een boekje’. Deskundigheid vanuit een boekje wordt dan tegenover deskundigheid vanuit ervaring gezet. Eigenlijk is dat jammer, want ervaren, denken en boekjes lezen zijn allemaal van belang om goede zorg te kunnen verlenen. Een handig model waarvan het onderwijs de laatste jaren bijna een overdosis heeft gehad, en dat gebruikt wordt om leerprocessen te beschrijven is de leercirkel van de Amerikaanse leerpsycholoog Kolb. Hierbij is plaats voor verschillende wegen om tot deskundigheid te komen. Maar iedereen moet een aantal fases doorlo-pen, namelijk:• Concreet ervaren (voelen, ervaren);• Waarnemen en overdenken (observeren); • Theorievorming (denken) ;• Actief experimenteren (handelen).

12EXTRA

Uitsluitend iets meemaken of ervaren maakt nog niet deskundig. Om deskundig te worden ga je over je ervaringen nadenken, je probeert ze te begrijpen. Je gaat bijvoorbeeld een boek lezen. Vanuit dit begrip (een ‘theorie’ ) benader je de situatie de volgende keer opnieuw. Als dat dan niet meer werkt, of als je dan een andere ervaring krijgt, ga je weer nadenken en stel je je ‘begrip’ (je theorie) weer bij. Op deze manier leer je een verschijnsel steeds beter kennen en leer je beter hoe je ermee om kunt gaan. Sommigen starten hun kennisvergaring met een eigen ervaring en denken er daarná over na om tot begrip en kennis te komen. Anderen beginnen met het lezen van een boek (theorie) en doen vervolgens praktijker-varing op, waardoor hun begrip en kennis groeit. Je kunt op elk punt in de cirkel instappen. De één begint met een eigen ervaring, de ander met een boek.Deskundigheid is nooit ‘af’. Leren uit een ‘boekje’ hoort er altijd bij, maar ervaring in de praktijk opdoen óók.De verslavingszorg is de laatste jaren verbeterd: men onderzoekt wat men doet. Ook opleidingen zijn verbeterd. Maar in de discussie merkte ik dat‘ervaringsdeskundigen’ nog vol zitten met oude en stereotype beelden van professionals: alsof het om mensen gaat die in een soort isoleercel boekjes lezen die nergens over gaan.

Ik hoop dat in de toekomst de ervaringsdeskundigheid duidelijker wordt verwoord, dat de opleidingen gericht op de verslavingszorg groeien én dat hierin speciale routes worden ontworpen voor ervaringsdeskundigen, die wellicht op een andere manier bovenstaande leer-cirkel doorlopen, en op die manier hetzelfde diploma kunnen halen. Ik hoop ook dat er effectonderzoek gedaan wordt naar de stijl, de communicatie, de aanpak van ex-gebruikers en in welke zin deze een toevoeging kunnen betekenen voor de professionele zorg. Professionals praten ‘over’ ervaringen van cliënten, ex-gebruikers praten ‘uit’ hun ervaringen. Het uitsluitend ‘over’ cliënten praten is niet meer van deze tijd. De moderne wetenschap en de hedendaagse professional zal nooit uitsluitend ‘over’ cliënten spre-ken, maar ook altijd ‘met’. Onderzoek doen naar men-sen betekent dat zij ‘terugpraten’, dat zij reageren op de resultaten van onderzoek. Professionals kunnen wél ‘met’ cliënten en ex-gebruikers praten – en dat moeten ze ook vooral veel met elkaar doen - maar nooit ‘uit’ een verslavingservaring. In hoeverre praten ‘uit’ een ervaring een speciale bijdrage is aan de zorg en ondersteuning wil ik graag onderzoeken. In ieder geval is duidelijk dat deze discussie nog lang niet ‘over’ en ‘uit’ is.Dit artikel is dat wel.Over en uit.

13EXTRA

13EXTRA

Fot

o: K

ees

C. K

euch

‘Continue zorg’door Bani da Lima

Al enige tijd pleit ik ervoor de term “nazorg” te verbannen uit alle beleidsstukken die betrekking hebben op de verslavingszorg. Onlangs heb ik op uitnodiging van het Trimbos Instituut een presentatie gedaan waarbij ik het begrip “continue zorg” introduceerde. Bijval kwam uit de hoek van aanwezige (ex-)cliënten en (ex-)gebruikers. Zij begrepen dat ik doelde op de eindigheid van behandeling en de niet-eindigheid van zorg. Immers, als we er met z’n allen van uitgaan dat verslaving een chronische ziekte is hoe kunnen we vervolgens denken dat enige wijze van continuïteit in de zorg niet nodig is? Hoe kunnen we er bovendien voor zorgen dat die continuïteit al tijdens de behandeling structuur krijgt? Maar ook: hoe kunnen we daarbij voorkomen dat die continuïteit leidt tot een andere vorm van afhankelijkheid? Zeker, de ketenzorg krijgt binnen de verslavingszorginstellingen veel aandacht. Toch zou wat mij betreft nóg beter naar de inhoud en vormgeving van die zorg kunnen worden gekeken. Zo neemt ‘nazorg’ een prominente plek in de keten en staan binnen de ‘nazorg’ arbeidsrehabilitatie en arbeidsreïntegratie hoog op de ‘to-do’- of takenlijst. Ook problemen op allerlei levensgebieden, van financiën tot wonen, krijgen aandacht. Waar ik mijn wenkbrauwen bij frons is de relatieve afstandelijkheid bij die ‘nazorg’. Teveel aandacht gaat naar ‘wat’ er gedaan moet worden in plaats van naar ‘hoe’ iets gedaan kan worden. Het gaat me er niet om dat de cliënt bij de hand wordt genomen, maar wel dat hij leert hoe iets kan worden bereikt of hoe iets tot een goed resultaat kan leiden. Nogmaals, cruciaal is dat dit traject al tijdens de behandeling wordt ingezet. Behandelteam en cliënt kunnen dan samen kijken naar een “plan van aanpak” waarbij wel steeds de nadruk ligt op eigen inzet en verantwoordelijkheid van de cliënt.

Interessant in deze is dat velen van mening zijn – en de Cliëntenraad van mijn eigen instelling behoort tot deze groep – dat diverse zaken eerst moeten zijn opgelost, omdat het anders “namelijk onmogelijk [is] om aan je verslaving te werken […]”. In mijn ogen werkt dit averechts en wordt de cliënt hiermee een instrument aangereikt om de eigen verantwoordelijkheid te schuwen. Opnieuw krijgt hij de gelegenheid zich als “slachtoffer” op te stellen, terwijl nu eindelijk met dat “oude gedrag” kan worden afgerekend. Juist als de cliënt aan zijn verslaving werkt – te beginnen met clean zijn – zal hij beter in staat zijn om de consequenties van gebruik onder ogen te zien. Dan is ook het moment aangebroken waarop hij het initiatief naar zich toe kan trekken en in staat is andere keuzes te maken. Het dragen van de eigen verantwoordelijkheid is in het herstelproces dus essentieel. Deze ‘wijsheid’ heb ik verkregen door goed te luisteren naar mensen met een verslaving én die ervoor hebben gekozen om niet meer te gebruiken. Ervaringsdeskundigen – als dat woord al moet worden gebruikt – die dat proces van

herstel stap voor stap clean, en dus bewust, meemaken. Hun kennis is onontbeerlijk als het gaat om

een beter begrip van de ziekte verslaving. Dit laatste geldt niet

alleen voor behandelaars maar ook voor veel cliënten. Het inzetten van die kennis bij zowel opleiding van (toekomstige) behandelaars als bij behandeling van cliënten

is voor mij dan ook geen discussiepunt. Daarbij is het uiteraard van belang goed te kijken naar hoe dit instrument wordt ingezet. Binnen het programma van de Jellinek Minnesota dagbehandeling

is via een besloten AA/NA bijeenkomst voor deze (12 Stappen zelfhulp-)groep van ex-gebruikers een speciale plek gecreërd. Hiermee hopen wij twee dingen te bewerkstelligen. Niet alleen leren onze cliënten uit hun vaak jarenlange isolement te treden, maar ook wordt hiermee een begin gemaakt met een stukje van de continue zorg. Over hoe opleidingscurricula moeten worden samengesteld opdat (toekomstige) behandelaars optimaal leren van de ervaringskennis van ex-gebruikers, kan ik niet veel zeggen. Ik ben immers geen opleider. De ervaring van menig ex-gebruiker vertelt ons echter dat alle kennis in het proces van herstel van belang is. Dus: laat je niet afschrikken door mogelijke “wijsneus”-achtig gedrag; deins niet terug voor neerbuigend gedrag of, zo las ik ergens, voor goeroe-achtige optredens. Filter daar uit wat je nodig hebt. Besef dat de persoonlijke betrokkenheid van de ex-gebruiker altijd zijn kracht is, en nooit zijn zwakte. Maak er gebruik van.

14EXTRA

door Anne Goossensen

“We ourselves fail to notice that our techniques of perceiving the world are changing.”

Het is redelijk lange tijd geleden dat ik samen optrok met Karel Geelen. Hij was senior onderzoeker bij het Trimbos-instituut en maakte me wegwijs toen ik daar kwam werken. We dronken samen koffie en hij bracht me de informele verhoudingen bij, terwijl hij aan zijn sigaartje lurkte. Hij onderzocht het cliëntenperspectief in de verslavingszorg, een zaak die hij met kracht behartigde. Toen maar ook nog nu, na zijn dood, in de vorm van een fonds. Karel was een slimme, gedegen onderzoeker, maar ook ontmoedigd. Ik weet niet waar het vandaan kwam, die ontmoediging, maar ik vond het op den duur wel moeilijk. Was het de ongelijkheid tussen cliënt en behandelaar, die bij hem naar binnen was geslagen? Een gevoel van minderwaardigheid? Teleurstelling op teleurstelling? Of iets anders? Het leven?

Ik moet aan hem terugdenken als me de vraag wordt gesteld om een stukje te leveren over ervaringsdeskundigheid in de verslavings-zorg. Waar gaat het om? Wat kan er beter? Wat belemmert? Als er iets is dat de werkwijze van Karel illustreerde, dan was het datgene waar ik het hier over wil hebben. Het vermogen om mensen, cliënten, patiënten of verslaafden, hoe je ze ook wilt noemen, te ontmoeten. Hij stond open voor hun verhaal, accepteerde ze en toonde respect. Hij was als weinig anderen in staat om hun verhaal, hun werkelijkheid naar boven te halen. Hij genereerde daarmee ervaringsdeskundigheid als kennisbron.

Vanuit mijn huidig perspectief als opleider aan een hogeschool ben ik geïnteresseerd in die vaardigheid om de kennisbron ‘ervarings-deskundigheid’ aan te boren. Ons vertrekpunt in de opleiding is dat toekomstig hulpverleners in hun werk recht moeten doen aan drie kennisbronnen: a) evidence, hier gaat het om onderzoeksresultaten over de werkzaamheid van interventies;b) expertise van professionals, dit betreft de klinische inzichten die uitgekristalliseerd zijn bij zorgprofessionals na jarenlange behandel-contacten met cliënten;c) ervaringskennis: de wensen, voorkeuren, ervaringen en beteke-nisgeving van cliënten.

We willen hulpverleners opleiden die deze drie kennisbronnen (h)erkennen, bijeenbrengen en de inzichten uit deze drie ken-nisbronnen kunnen wegen om tot een goed besluit te komen. De bronnen spelen een rol in de zorg, bijvoorbeeld bij de indicatiestel-ling, maar ook bij het maken van richtlijnen en bij het uitvoeren van zorgonderzoek. Sackett, die voor het eerst deze drie bronnen zo noemde, was de kernauteur van de evidence based medicine beweging (Sackett et al. 2000). Helaas is zijn boodschap over de

drie kennisbronnen maar ten dele gehoord. De inbreng aan kennis vanuit de wetenschap, de professional en de cliënt bij de keuze voor een interventie blijkt in de praktijk niet gelijkwaardig. Er wordt veel waarde gehecht aan effectieve interventies. Expertise van de professional is meer naar de achtergrond gedreven en ervarings-deskundigheid? Tja. Er zijn hier twee stappen te onderscheiden. Het aanboren van de kennisbron ‘ervaringsdeskundigheid’ en het wegen van de inzichten uit de drie bronnen. Dat laatste blijkt een kunst op zich. Ook als de professional wel zijn best doet om de wensen en voorkeuren van een cliënt te achterhalen, blijkt dat evidence based aanbevelingen nogal eens strijdig zijn met de voorkeuren van de individuele cliënt, zo beschreef Karel Geelen al op heel heldere wijze (Geelen 2001). Wat betekent dit voor de hulpverlener (in opleiding)? Wat is het dan waar hulpverleners zich in kunnen kwalificeren? Wat betreft het aanboren van de ervaringsdeskundigheid gaat het om het bereiken van de belevingswereld van de cliënt. In poëtische zin lijkt het te gaan om kwaliteit van ‘zien’ en ‘er zijn’. Innerlijke activiteiten, die bijdragen aan het contact maken met de bron van ervaringsdeskun-digheid gedurende het zorgwerk. Wat kunnen we waarnemen bij een cliënt en hoe duiden we deze waarneming? Volgens Levenstein betekent cliëntgericht werken: over-eenstemming bereiken ten aanzien van de oorsprong van problemen en prioriteiten, de doelen van de behandeling en de rollen die arts en cliënt innemen in het behandelpro-ces (Colijn et al. 2003). Als het gaat over de oorsprong van de problemen, gaat het over de wijze waarop we de verslavingsproblemen ‘zien’, of hoe we ze ‘labelen’, het denkkader. Als het gaat over vanzelfsprekendheid van het gehanteerde denkkader, en ook over veranderingen daarin, is een gedicht van Igor Savchenko relevant. Het gaat over waarneming en het interpreteren van het geziene. Deze Wit-Russisische kunstenaar werkt veel met foto’s. Ik citeer hier delen uit een project met de titel: On the altered behaviour of sunlight (1996)1:

… We no longer haveA constant flow of sunlight.Light appears to usAs a sequence of transcient storms.

Ervaringsdeskundigheid in de verslavingshulpverlening

15EXTRA

Everything around us is light up for a brief instant.The world picture shimmers.But moments of lucidity and darknessStill alternate too fast,For us to notice them.We still believeThe visible picture is steady.

Hoe selectief zien we wat er speelt bij iemand met verslavingsproble-men, die zich meldt? Waardoor is ons beeld gekleurd? En hoe goed zijn we om te zien wat we niet zien? Kunnen we ons leeg maken voor de beleving van de ander? Kunnen we zicht krijgen op diens ziektemodel? Savchenko vervolgt:

… Though in actual factStorms of sunlight

Blow past more rarely and less regularly.Darkness has been gathering.Uncertainty keeps growing.The visual pictureIs gradually being replacedBy its speculative model.

Gedurende de afgelopen decennia hebben we verschillende model-len in de verslavingszorg voorbij zien komen, met in de afgelopen jaren een sterke nadruk op het biologische en genetische model (Wetering et al. 2001). En hoe verhoudt de gevarieerde werkelijkheid van de cliënt zich tot het hulpverleningsmodel? Het gekozen model opent of sluit wegen richting behandelopties. Uitgaande van een model van genetische kwetsbaarheid liggen bijvoorbeeld medicijnen

meer voor de hand als behandeloptie, dan therapie voor hechtings-problemen. Hoe vaak zou het voorkomen dat een te smalle visie, of het ‘speculatieve model’, zoals Savchenko het noemt, onrecht doet aan het individu met verslavingsproblemen?

… But this we can only guess atFrom indirect signsInexplicable and sudden failures.

Door (in)directe signalen kunnen we er achter komen of we er naast zitten. Hoe precies en hoe open durven wij te kijken bij een intake? Hoeveel tijd is er om een behandelrelatie op te bouwen? Hoeveel tijd nemen we om ons te verdiepen in de werkelijkheid van de cliënt en diens interpretatie? Hoe bekwaam zijn we in het opvangen van diens eigen duidingen, voorkeuren en diens identificatie van tegenwer-kende factoren? Hoezeer durven we onze kaders of interpretaties los te laten om ruimte te bieden en de ander te volgen?

… We ourselves fail to notice that Our techniques of perceiving the world Are changing.We ourselves are changing. The consequences are not yet clear.

Het werk van Savchenko pleit voor zelfonderzoek van hulpverleners en voor los van de heersende kaders of aangeleerde modellen durven kijken naar cliënten. Hen aan het woord te laten zonder alles meteen te kaderen. Het pleit voor durven kijken naar ons kijken en leren wat ons belemmert in het contact. Dit, het vermogen om de ervaringsdeskundige kennis aan te boren in hulpverleningscontacten vinden we een belangrijke competentie in de opleiding van hulpverleners. Om dit te leren gelden vorming van attitude, scholing in aandacht, bejegening en communicatie bij hulpverleners als belangrijke aangrijpingspunten in de opleiding. Hoe die vorming optimaal plaats kan vinden, met of zonder erva-ringsdeskundigen, vind ik op dit moment van ondergeschikt belang. Mijn punt is dat ervaringsdeskundigheid als één van de drie gelijk-waardige kennisbronnen beschouwd zou moeten worden, op veel meer momenten in de zorg, dan nu gebeurt. En dat de koninklijke weg om dat te bereiken is via de vorming van bejegeningsvaardighe-den bij de hulpverleners.

Anne GoossensenLector Verslavingszorg, hogeschool INHOLLAND, Den HaagSenior onderzoeker instituut Beleid Management Gezondheidszorg (iBMG), Erasmus MC, Rotterdam, [email protected]

Colijn, S., J. A. Snijders, et al. (2003). Leerboek integratieve psychotherapie.

Lisse, Swets & Zeitlinger.

Geelen, K. (2001). Wetenschappelijke GGz: einde van de cliënteninbreng? Deviant 30.

Sackett, D. L., S. E. Straus, et al. (2000). Evidence-based medicine. How to practise and teach

EBM. . Edinburgh, Chruchill Livingstone.

Wetering, B. v. d. and E. Czychewski (2001). Visiedocument: het is tijd voor een

paradigmaverschuiving in de verslavingszorg. Rotterdam, Bouman Verslavingszorg.

1 Meer over deze kunstenaar en kwaliteit van verslavingshulpverlening wordt beschreven in de lectorale rede, die de auteur donderdag 7 februari 2008 zal uitspreken in Rotterdam. Zie www.inholland.nl/verslavingszorg.

foto: Kees C. Keuch

16EXTRA

Op 1 januari �006 werd de nieuwe Zorgverzekeringswet van kracht. De wet is onderdeel van een overheidsbeleid dat gericht is op het meer vraaggericht en vraaggestuurd maken van de zorg. De sturing van de zorg komt op afstand van de overheid te staan. Hierdoor ontstaat ruimte voor zelfregulering: patiënten/consumenten, verzekeraars en zorgaanbieders moeten elkaar prikkelen tot het leveren van goede en doelmatige zorg die aansluit bij de wensen van burgers.

In de zorg is per definitie sprake van ongelijkheid. Een arts of andere hulpverlener is over het algemeen deskundiger dan zijn patiënten. Een arts is ook

degene die bepalen kan of een patiënt toegang krijgt tot bepaalde voorzieningen. De arts - patiënt relatie is er – deels - één van vertrouwen waarin vooral de patiënt erop moet vertrouwen dat de arts zijn belangen goed zal behartigen. Patiënten zijn niet of nauwelijks in staat dit te controleren. Bij vraaggestuurde zorg spitst de vraag zich toe hoe patiënten oordelen over het zorgaanbod, of dit zorgaanbod daadwerkelijk vraaggerichter wordt en hoe deze verschuiving dan tot stand komt. Belangrijk daarbij zijn de relaties in de driehoek patiënten/consumenten, verzekeraars en aanbieders. Deze onderlinge relaties integreren en creëren een sterke dynamiek: De relatie patiënt – aanbieder: mechanismen, wet-telijk en financieel, borging in kwaliteitssystemen De relatie verzekerde – verzekeraar: mate van keuze-vrijheid, verhouding AWBZ1 – ziektekostenverzekering – WMO� regelingen De relatie verzekeraar – aanbieder: hoe concurrerend is de markt, transparantie, regie over ketens. Voor een goede werking van de zorgaanbieders als vraaggestuurde organisaties is “vergelijkend warenon-derzoek” nodig van de prestaties van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Dit heeft geresulteerd in de “Algeme-ne kwaliteitscriteria, de kwaliteit van de gezondheidszorg in “patiëntenperspectief” * Allereerst: vakbekwaamheid, een open deur, maar toch. Daar valt ook verwijsgedrag onder, weten wat de grens van je domein is en kunnen verwijzen. * Informatie: bereidheid tot het geven van antwoorden tijdens onderzoek, diagnose en behandeling, kunnen kiezen uit alternatieven. Daar tegenover staat dat die plicht wederzijds is. De patiënt/cliënt dient ook alle infor-matie te geven om de behandeling te kunnen uitvoeren.* Bejegening: een lastig, natuurlijk een interactief proces, dat in ieder geval gebaseerd moet zijn op wederzijds respect. Evenals tact, een natuurlijk basisgegeven. Uiteindelijk zal het moeten gaan om het opbouwen van een vertrouwensband.

*Zelfstandigheid: wellicht in dit tijdsgewricht de belangrijkste. Het voorkomen van afhankelijkheid en het zoveel recht doen aan het streven naar autonomie. In ieder geval dienen cliënten te participeren in de zorg.* Organisatie: Wie medische hulp nodig heeft krijgt te maken met een organisatie. Vergelijk het maar met het maken van een vliegreis: Om van vertrek- tot eindpunt te komen is heel wat nodig, van tickets tot landingsrechten en je komt allen volgens plan op de plaats van bestem-ming als de organisatie tot in de puntjes klopt. Met de hulpverlening is het niet anders, al kent wie ziek is vaak zijn eindbestemming niet. Gezondheidszorg begint in

de kern van de zaak bij de vraag van patiënten die met hun klachten en beperkingen een beroep doen op allerlei voorzieningen. Terwijl de patiënten als klant en gebruiker van zorg het aanbod zou moeten aansturen, wijst de huidige praktijk nog steeds uit dat het aanbod bepalend is voor de zorgverlening. De fysieke in- en toegang vinden patiënten meestal wel.. Maar daartussen heeft zich een complexe procesgang voltrokken. De complexe procesgang wordt tevens niet zelden gekenmerkt door veel tussentijds oponthoud, veroorzaakt door capaci-teitsproblemen, grotere toeloop en veelal ondoelmatige organisatie van de het labyrint. Tot dit labyrint reken ik ook welzijn, woningbouw en arbeidsmarkttoeleiding. Verslavingszorgcliënten analyseren tekortkomingen en achterblijvende kwaliteit van zorg vooral in de nazorg en bejegening. Deze aspecten behoeven sterke upgrading in de sector.

1 AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten� WMO: Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Nieuwe rol voor professionalsdoor Gert de Haan

Cliënten beleven de zorg en maatschap-pelijk hersteltrajecten als een labyrint

foto

: Kee

s C

. Keu

ch

17EXTRA

In maart 2007 kwam VWS met de ‘Proloogbrief’. Hieruit heeft de redactie enkele highlights

schoon gesneden. Opdat we vooral maar goed weten waar het over gaat!

In deze komende periode zullen we dan ook prioriteit geven aan: kwaliteitsverbetering in cure en care, positieversterking van patiënten en cliënten, vannazorg naar voorzorg in de zorgketen (preventie)en bevordering van innovatie, participatie, en meer werkplezier voor de werkers in de zorg.

* De zorgprofessionals weten hoe hoog de inhoudelijke lat van de (medische) zorgkwaliteit moet liggen.

* De patiënten en cliënten weten uit ervaring hoekwaliteit beter kan.

* Zorginstellingen beseffen hoe groot de invloed is van een efficiënte zorgorganisatie op plezier in het werk en (dus) kwaliteit.

* Zorgverzekeraars en zorgkantoren kunnen door zorginkoop impulsen geven voor kwaliteitsverbetering.

De kwaliteit van zorg wordt steeds meer vanuit patiënten- en cliëntenperspectief in kaart gebracht en openbaar gemaakt. Daarnaast is het van belang de rechten van patiënten en cliënten goed te benoemen, omdat versterking van de “derde partij” in de zorg – naast aanbieders en verzekeraars – van belang is voor een moderne, op de gebruiker gerichte zorg in de toekomst.

Bevorderen dat patiënten en cliënten invloed hebben op het zorginkoopbeleid van verzekeraars.

Cliënten worden zich steeds meer bewust van verschillen in zorgaanbod, wijze van zorgverlening en kwaliteit van zorg. De positie van cliënten moet zo sterk zijn dat zij, eventueel via de verzekeraars, er voor zorgen dat de zorg op hun behoefte wordt toegesneden.

De rechten van de patiënt en cliënt zijn

vastgelegd in wetten als de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO), de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) en de Wet klachtrecht cliënten zorginstellingen (WKCZ).

Om kwaliteit van die zorg te meten is het noodzakelijk over de sectoren heen te kijken. De komende periode willen wij bezien of en hoe we de kwaliteit van dergelijke ketenzorg en netwerkzorg in beeld kunnen krijgen.

De cliënt heeft niet alleen goede informatie nodig. Om aan aanbieders meer vraaggericht gedrag te ontlokken, heeft hij ook een sterke positie nodig. Daarom zetten wij als tweede pijler in op het versterken van de feitelijke invloed van de cliënt op de zorgverlening.

Wij komen met een programma met initiatieven ter versterking van de positie van de cliënt in de zorg. Het gaat om bruikbare, praktische producten die de cliënt beter in staat stellen te kiezen en meer invloed uit te oefenen op de zorgverlening of de zorginkoop.

Betrokkenheid bij richtlijnontwikkeling en kwaliteitsindicatoren. Wij willen daarmee de patiënt/cliënt meer invloed geven op de levering van zorg door zorgaanbieders en op het zorginkoopbeleid van verzekeraars.

18EXTRA

Aan: Raad van Bestuur,

Betreft:

Op grond van de WMCZ (artikel 3.3; 3.h en 3.j) heeft de Cliëntenraad de bevoegdheid on-gevraagd advies te geven aan de organisatie. Bij deze maakt de cliëntenraad gebruik van deze mogelijkheid.De Cliëntenraad is actief in het landelijk netwerk van cliëntenraden in de verslavingszorg. In dit landelijk netwerk is afgesproken dat alle aangesloten cliëntenraden aan hun raden van bestuur ongevraagd advies uitbrengen over verbeteringen in de zorg voor cliënten in de verslavingszorg. Het landelijk netwerk heeft hiervoor een kader aangeleverd aan zijn leden. De cliëntenraad zou graag dit advies de titel willen meegeven: preventie is nazorg en nazorg is preventie.

Vanuit cliëntperspectief naar het zorgproces kijken

Het landelijk netwerk van cliëntenraden voert al sinds enige jaren politieke lobby om de positie van cliënten in de verslavingszorg te verbeteren. Dit heeft er mede toe geleid, dat in het nieuwe regeerakkoord specifiek aandacht is voor deze groep cliënten. Zo staat bijvoorbeeld in het coalitieakkoord: “hoogwaardige verslavingszorg is mede gericht op arbeidsrehabilitatie en arbeidsre-integratie”. (coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties CDA, PvdA en ChristenUnie. 7 februari �007). De Cliëntenraad interpreteert deze zinsnede als dat het de opdracht is van iedere GGZ- of verslavingsinstelling om - anticiperend op het komende beleid - de zorg zo in te richten dat deze vraaggestuurd en dus cliëntgericht wordt, onder anderen door het opzetten van cliëntgestuurde projecten.In de proloog tot het coalitieakkoord getiteld: “Samen zorgen voor beter, Proloog VWS-beleid �007-�010” (verder te noemen: Proloog CA) worden een aantal belangrijke speerpunten van de nieuwe coalitie uiteengezet. Hét uitgangspunt voor de zorg is de cliënt/patiënt. Dit wordt treffend verwoordt in

agendapunt �, getiteld: “Patiënt en cliënt: het gaat om mensen, niet om systemen”. In dit agendapunt worden de rechten van de cliënt benoemd, als derde partij in de zorg naast aanbieders en verzekeraars. Er wordt daarnaast nadruk gelegd op het bevorderen van de invloed van cliënten op het zorginkoopbeleid van de verzekeraars, maar vanuit cliëntperspectief ook naar het gehele zorgproces.

Verbeteren van de ketenzorg

Het eerste agendapunt uit het Proloog CA: “Kwaliteit: veilig, competentie op kwaliteit”, noemt het verbeteren van de ketenzorg een belangrijk agendapunt, waarbij de insteek is dat “de inzet van meerdere disciplines vereist is”. Dit is met name zo belangrijk, omdat binnen de verslavingszorg mensen vaak te kampen hebben met problemen op allerlei levensgebieden, van financiën tot wonen tot en van dagbesteding tot fysieke gezondheid.Landelijk spreken de cliënten in de verslavingszorg van een ‘zwart gat’ bij het verlaten van de zorg. Er is vrijwel geen samenhang in het woud van instanties dat zich bezighoudt met de genoemde levensgebieden. Daarom richt de Cliëntenraad dit advies op een geïntegreerde aanpak van deze problematiek. De cliëntenraad vraagt de Raad van Bestuur hier het initiatief te nemen om dit gemis aan samenhang, dat veel recidieven veroorzaakt, op te heffen. Al deze levensgebieden dienen bij de opstelling van het allereerste behandelplan in kaart te worden gebracht. Voorts dienen gesignaleerde problemen - bijvoorbeeld met wonen of met inkomen - simultaan met de verslavingsbehandeling te worden aangekaart en te worden opgelost. Indien de instelling oplossingen voor deze problemen niet kan aanreiken, dient zij de cliënten gericht te verwijzen naar derden die dat wel kunnen. Denk hierbij aan het CWI, de schuldhulpverlening en de inzet van ACT—teams. Verder dient de instelling dan in samenspraak met deze instanties én cliënten het traject te monitoren.Het is namelijk onmogelijk om aan je verslaving te werken als je niet zeker bent van huisvesting

Voorbeeldbrief zoals deze door de Cliëntenraden verslavingszorg in Nederland is gestuurd naar hun directies, of Raden van Bestuur (RvB)

Ongevraagd advies maatschappelijk herstel vanuit cliëntperspectief

19EXTRA

en inkomen. Bovendien moet er regelmatig, minstenseens in de zes maanden, een evaluatie plaatsvindenvan het behandelplansamen met de cliënt, waarin ook wordt geregistreerdhoe het gaat op alle levensgebiedenen wat voor extra stappen daar eventueel genomen moeten worden.

Projecten van maatschappelijk herstel moeten integraal zijn

De cliëntenraad adviseert om projecten op het gebied van arbeidsrehabilitatie en arbeidsintegratie integraal vorm te geven. Projecten in de instelling moeten bij elkaar aansluiten. Voorts vraagt de Cliëntenraad aan de Raad van Bestuur om nauwe samenwerkingsverbanden aan te gaan met organisaties in arbeidsrehabilitatie. Trajecten moeten ook buiten de organisatie op elkaar aansluiten. De cliënt mag geen hinder ondervinden van organisaties.

Resultaten van de behandeling moeten meetbaar zijn

In het Proloog staat tevens onder het eerste agendapunt vermeld, dat er speerpunten voor kwaliteit moeten worden geformuleerd. Hierbij is het inzichtelijk maken van het al of niet welslagen van een behandeling door (onder andere) tussentijdse tevredenheidmetingen bij cliënten onontkoombaar. Resultaten van behandelingen moeten dus meetbaar en aantoonbaar zijn.

Dit heeft verstrekkende gevolgen voor de inrichting van de zorg. Het betekent dat het hele leven en maatschappelijk netwerk van een cliënt wordt betrokken in het genezingsproces. Dat er sprake moet zijn van goede (maatschappelijke) nazorg, waar ook een preventieve werking van uit kan gaan. Door de juiste netwerken op te bouwen en samen met de cliënt in stand

te houden, kan terugval op verslaving - in ieder geval deels - voorkomen worden. De cliëntenraad vraagt de raad van bestuur om de recidivecijfers binnen 2 jaar met 50% te verminderen.

Conclusie

Gezien het bovenstaande adviseert de Cliëntenraad het volgende:

- de instelling dient zich meer te focussen op de nazorg van ex-gebruikers.

- In samenspraak met de cliëntenraad ontwikkelt de instelling een plan volgens de structuur zoals die is vastgesteld bij Resultaten Scoren, gericht op het bevorderen van het maatschappelijk herstel van cliënten van de instelling, zodat de recidivecijfers binnen 2 jaar met 50% verminderen.

- Daar waar de instelling de gevraagde (na-) zorg niet kan leveren zorgt zij voor een goede invulling van die zorg door derden en houdt, middels Casemanagement en de structuur zoals die is vastgesteld bij Resultaten Scoren, de regie over deze geleverde zorg. Samen met de cliëntenraad zal de instelling de kwaliteit van de door derden geleverde zorg monitoren.

- Het tot stand brengen en in stand houden van een tijdelijke woonvoorziening voor die cliënten die dit na de klinische fase van hun behandeling nodig hebben.

- de instelling organiseert met collega instellingen, naar voorbeeld van de landelijke samenwerking van cliëntenraden in de verslavingszorg, een landelijke lobby naar de politiek in Den Haag.

In afwachting van uw reactie, teken ik, namens de cliëntenraad,

Bijlage:

- Proloog VWS-beleid 2007 – 2010: ‘Samen zorgen voor

beter’. Ministerie van VWS, DBO/ADV-2761821

Daar waar staat ‘instelling’ wordt de naam van de organisatie ingevuld.

�0EXTRA

We hebben uit betrouwbare bron vernomen, dat bij Tactus Verslavingszorg het door de Cliëntenraad ingediende ongevraagd advies met betrekking tot maatschappelijk herstel, door de Raad van Bestuur ‘omarmd’ is. Reden genoeg voor de redactie van het 0-nummer om af te reizen naar het oosten van het land. Eindbestemming: Deventer. We worden te woord gestaan door Rudolf Beijerman, sinds �006 lid van de Raad van Bestuur van Tactus. Een bevlogen bestuurder gepokt en gemazeld in de verslavingszorg. Hij heeft een achtergrond als hulpverlener. Zo stond hij in de 70-er jaren aan de wieg van de Therapeu-tische Gemeenschap (TG) ‘de Schuur’ en later van TG ‘Het Oolgaardthuis’. Sinds 1987 werkte hij in het midden management van het Cad* Zwolle, waar hij in 1999 directeur werd.

Perverse driehoek“Het was aanvankelijk mijn ambitie om het laatste zelfstandige Cad in Nederland overeind te houden. Maar toen werden wij overvallen door de Tsunami in het zorgstelsel: concurrentie, Zorgverzekeringswet, wijziging AWBZ en invoering WMO... We werden om te overleven gedwongen om een fusiepartner te zoeken. Dat werd Tactus”. Werd deze fusie puur ingegeven door het feit, dat je als grote marktspeler een sterkere onderhandelingspositie hebt ten aanzien van het Zorgkantoor? Beijerman ontkent dit met klem. Ik zie de externe ontwikkelingen zoals stelselwijziging als een positieve prikkel om de kwaliteit van zorg te verbeteren. We worden immers gedwongen om middels registratie (dbc’s prestatie-indicatoren, etc. etc.) inzichtelijk te maken wat wij doen en vooral of dit werkt. Hiervoor is wel ‘kwaliteit en verscheidenheid van staf nodig’, dus meer gevaar op bureaucratie. Schaalgrootte is een voorwaarde geworden om te overleven als zorginstelling.”Toch heeft Beijerman (“dit is geen officieel Tactus standpunt, maar mijn persoonlijke overtuiging”) ook wel zijn bedenkingen bij de stelselwijziging in de zorg. Gedecideerd ontvouwt hij zijn kritiek op de zogenaamde driehoek in het nieuwe stelsel (zorg-verzekeraars, zorgaanbieders en zorgconsumenten moeten door onderling overleg komen tot optimale kwaliteit van zorg, red. ). Hij doceert: “Ik vind dat er sprake is van de perverse driehoek. Het probleem van kostenbeheersing in de zorg speelt tussen consument en de verzekeraar. De onderhandelingen vinden nu echter plaats tussen de instelling en de verzekeraar.

In mijn beeld zouden die eigenlijk plaats moeten vinden tussen zorgaanbieder en zorgvrager. Cliënten kunnen namelijk het beste zelf bepalen of een zorg-aanbieder kwaliteit levert of niet. Ik ben daarom ook een warm voorstander van het PGB als financierings-instrument. Het zou het leidende principe moeten zijn dat de zorgvraag het zorgaanbod bepaalt.”

Maatschappelijk herstel vanuit cliëntperspectiefBeijerman streeft ernaar om vanuit een optimistische visie te onderzoeken hoe in de praktijk verbeterslagen kunnen worden gemaakt in de zorg. “Kwaliteitsver-betering moet geen papier opleveren, maar moet werken voor interne verbetering. Daar zorgen we nu al voor, maar de volgende slag die we moeten maken is het verder betrekken van het cliëntperspectief in dit proces.” Bij Tactus heeft men gekozen, naar aanlei-ding van het ongevraagd advies, om maatschappelijk herstel niet beperkt te definiëren. In samenwerking met de Cliëntenraad wordt de hele organisatie doorgelicht.“ Ik ben samen met Gerrit Zwart en Hermen Schutte bezig met een traject, waarbij we in iedere fase van het primaire proces verkennen wat er kan verbeteren vanuit cliëntperspectief. We zijn begonnen met de aanmelding en via de intake en de behandeling zijn we nu bij de nazorg aanbeland. Ik spreek trouwens zelf liever over vervolgzorg, omdat de term nazorg geen rekening houdt met chronisch verslaafden. Deze groep heeft een dermate ernstige problematiek, dat permanente zorg noodzakelijk is. Bovendien suggereert deze term dat er een breuk in het zorgaanbod zou zijn: eerst de behandeling en dan pas de maatschappelijke oriëntatie. Dat is een te verknipt beeld.” Het streven van Tactus is, om maat-schappelijk herstel uiteindelijk integraal onderdeel te maken van het gehele primaire proces. Al bij het formuleren van het behandelplan moeten daarom in de toekomst de verschillende levensgebieden worden geïnventariseerd. Zodat tijdens de behandeling zono-dig al kan worden begonnen aan nazorg/vervolgzorg. “Van begin af aan moet er een parallel lopende focus zijn op hetgeen zich afspeelt naast of na de behande-ling. Zo kan maatschappelijk herstel een geïntegreerd onderdeel worden van het behandelaanbod. Maar we zijn er nog niet, want er moet nog veel gedaan worden om dit doel te bereiken.” Beijerman verzet zich tegen het idee dat alle verslaaf-den na hun behandeling in definitief herstel blijven,

Geen nazorg maar vervolgzorgInterview met Rudolf Beijerman, RvB Tactus verslavingszorg

door Reinier Schippers

�1EXTRA

hetgeen in AA kringen wel wordt aangeduid met het begrip recovery. ”Ik denk dat sommigen er op een gegeven moment echt klaar mee zijn. Ze hebben geleerd om te gaan met hun eigenaardigheden, met hun eigenwijsheid en met hun eigen beperkingen. Het imago dat aan de herstelgedachte kleeft, als zou het nooit voorbij zijn, doet onrecht aan het feit, dat het wel degelijk mogelijk is om een vorm te vinden om te dea-len met je gebruikersverleden.” Na de verkennende fase zullen de Raad van Bestuur en de Cliëntenraad, geïnspireerd door het ongevraagd advies, komen met voorstellen om maatschappelijk herstel vanuit cliëntperspectief in alle geledingen van de organisatie op de kaart te zetten. Hoe kunnen lacunes in de zorg worden opgevuld? Hoe kan het behandelaanbod worden aangevuld? Enthousiast geeft Beijerman een voorbeeld. “Zou het niet mogelijk kunnen zijn om 7x �4 uurs bereikbaarheid voor cliënten in crisis te orga-niseren vanuit de instelling, ondersteund door profes-sionals in samenwerking met een cliëntgestuurd pro-ject? We zoeken naar dergelijke concrete voorstellen, die het cliëntperspectief en het instellingsperspectief combineren. Zo wordt de zorg verbeterd en tegelijk de kans op maatschappelijk herstel vergroot.”

Politiek beleid?Er is veel extra geld nodig om de beleidsvoornemens, die Minister Klink in zijn Proloog lanceert, te realiseren In het ongevraagd advies worden de Raden van

Bestuur in de verslavingszorg aangespoord, om geza-menlijk actie te ondernemen richting VWS. Beijerman lijkt weinig fiducie te hebben in dit politieke spel. Hij formuleert enigszins terughoudend: “Voor zover ik weet is dit punt nog niet geagendeerd. We kunnen allicht onderzoeken wat er, gezien de onderlinge ver-houdingen binnen het netwerk van de Raden van Be-stuur in de verslavingszorg, mogelijk is.” Vervolgens klaart hij op: “Ik denk dat de kracht van dit advies er vooral in zit dat de afzonderlijke instellingen intern de inhoud ter harte nemen, en er concreet gevolg aan geven. Liever dan naar Den Haag te gaan, wil ik het Zorgkantoor verleiden om het benodigde geld te fi-nancieren, door samen met onze Cliëntenraad nieuwe producten te ontwikkelen. Innovatie en vernieuwing van zorgaanbod kunnen leiden tot verkorting van de behandelduur en het terugdringen van recidive. Hetgeen ook aantrekkelijk is voor het Zorgkantoor.”Wat vindt hij in dit verband van het in het advies ge-noemde streven om de recidive in twee jaar met 50% te reduceren? Beijerman: “Laten we nou eerst eens beginnen om, en ik denk dat dit al een hele prestatie zou zijn, in die twee jaar concreet betrouwbaar cijfermateriaal boven tafel te krijgen. Een interessant bijkomend effect van het meten van recidive is name-lijk dat je daarmee alleen al recidive terugdringt. En ik houd ervan om mijn doelen hoog te stellen, dus wat dat betreft…”

* Cad: Consultatiebureau alcohol en drugs

Deventer december 2007

foto

: Kee

s C

. Keu

ch

22EXTRA

In de Proloog VWS-beleid 2007-2010 noemt de minister van volksgezondheid het begrip

‘nazorg’ in de gezondheidszorg en hij verbindt dit aan voorzorg, preventie en ketenzorg. Aangezien vanuit de Cliëntenraad van JellinekMentrum veel aandacht voor nazorg binnen de verslavingszorg gevraagd wordt, wil ik daar graag wat dieper op in gaan.

Het begrip nazorg heb ik altijd wat merkwaardig gevon-den. Nazorg betekent dat er iets na de zorg komt en lijkt daarmee aan te geven dat er na de nazorg dus geen zorg is. Ook lijkt het te suggereren dat het een keurig op het ander volgt en volgens een vast patroon verloopt.

Verslaving, of afhankelijkheid van middelen, volgt welis-waar in zijn ontwikkeling een min of meer vast patroon, maar per cliënt is bepaald geen sprake van een keurige opeenvolging van gebeurtenissen, noch bij het ontstaan van de ziekte, noch bij de behandeling daarvan. Het is chaos, vooruitgang wordt afgewisseld door achteruitgang of terugval en winst die behaald is verdampt voor je het weet, althans bij een aantal cliënten. Kortom, het is een moeizame weg. Als we de cliënt centraal stellen in het behandelproces, betekent dit dat dit proces in elk geval rekening moet kunnen houden met een grote variatie in behoefte aan zorg, veelal met een nogal onvoorspel-

baar karakter. Als er ‘nazorg’ is, is er dus ook zorg. Dat is in ieder geval prettig om te weten. Meestal is zorg de behandeling van ‘onbeheerst’ en op meerdere levensge-bieden schadelijk middelengebruik. Die behandeling is veelal cognitief/gedragstherapeutisch van aard, al dan niet ondersteund door farmacotherapie. Maar is dat ook een voldoende en adequate reactie op de behoefte of hulpvraag van de cliënt en zijn of haar omgeving? Als dat laatste het geval is, dan gaat het óók om de aandacht voor zaken als inkomen, werk of opleiding, huisvesting of wonen, familie en relaties, justitiële zaken, etc. In de ver-slavingzorg wordt dit wel als het ‘bio-psycho-sociale-be-handelmodel’ aangeduid. De medische component gaat dan hand in hand met aandacht, hulp en ondersteuning voor de psychologische en sociale kanten van de versla-

vingsproblematiek van een persoon. Dit kan betekenen dat een cliënt wat betreft zijn middelengebruik relatief snel ‘uitbehandeld’ is, maar dat met tal van andere zaken nog maar net een begin is gemaakt. Wat is dan nazorg? We weten immers dat verslaving -eenmaal ontwikkeld- een ernstige, chronische hersenziekte is, waarbij een deel van de cliënten nooit uitbehandeld zal zijn.

Nazorg lijkt een ingeburgerd woord te zijn voor het gege-ven dat de verslavingsbehandeling in de tijd wisselend moet worden ingevuld. Perioden van intensieve zorg kun-nen afgewisseld worden door perioden van minder inten-sieve (na)zorg en/of perioden zonder (na)zorg. De zeer actieve cliëntenraden in de verslavingszorg vragen steeds vaker aandacht voor maatschappelijk herstel. Dat is ten-slotte het uiteindelijke individuele doel. Nazorg draagt daaraan bij, maar is geen doel op zich. De uitdaging voor de verslavingszorg is het zorg- en behandelingsproces, voor een heel gedifferentieerde groep cliënten, kwalita-tief hoogwaardig én kosteneffectief organiseren. Daarbij zijn de cliënt én de verslavingszorg voor wat betreft de ‘bijkomende’ zorg dan ook nog afhankelijk van complexe bestaande regelgeving op het gebied van werk, wonen, uitkeringen, justitie etc en van de werkwijze en de kwaliteit van de hiervoor verantwoordelijke organisaties.

De verslavingszorg heeft een ontwikkeling doorgemaakt in het denken over de organisatie van behandel- en zorgprocessen. Het oude onderscheid tussen alcohol en drugs is weg, het onderscheid tussen klinische opname ten opzichte van poliklinische of ambulante behandel-contacten staat minder voorop. De kennis en visie over verslaving zijn volop in ontwikkeling. Daarmee verandert ook de visie op de inrichting van het zorgaanbod. Het gaat om het pad dat ingeslagen wordt. Start en richting van het pad dat cliënt en hulpverlener samen opgaan zijn duidelijk, maar de route varieert. Het pad gaat langs vele levensgebieden en kan daarmee langs vele eerder

Zorgen over nazorgCommentaar van Petra van Dam, RvB JellinekMentrum

De zeer actieve cliëntenraden in de verslavingszorg vragen steeds vaker aandacht voor maatschap-pelijk herstel.

�3EXTRA

genoemde instanties gaan. Sommige delen van het pad worden herhaald betreden vanwege een verkeerde af-slag. Ook wordt soms een omleiding gevolgd vanwege een beschadigd wegdek. Velen zijn zich bewust van dit pad en helpen mee met het tijdig dichten van gaten in het wegdek. Dat kunnen zelfhulpgroepen zijn, cliënten-projecten maar vergeet niet de rol van familie en vrien-den die het pad mee afleggen. Anderen zijn zich nog niet altijd voldoende bewust van hun essentiële rol om het pad te bewegwijzeren en begaanbaar te maken en te houden. Organisaties die (begeleide) huisvesting bie-den maar alleen met (nog) gebruikende medebewoners, schuldhulpverlening waarvoor verslaving een contra-in-dicatie is, werkprojecten waar je of verslaafd en dakloos moet zijn of je ex-gebruik moet verzwijgen, zijn enkele

voorbeelden. De verslavingszorg heeft niet alleen de ver-antwoordelijkheid de cliënt te begeleiden langs dergelijke obstakels, maar ook om de verantwoordelijke instanties aan te spreken en te assisteren bij het toegankelijker maken van wonen, werk enz. De verslavingszorg biedt vaak zelf ook dit soort functies, maar kan dit alleen tijdelijk, als tussenstap voor een deel van de cliënten. Het eindpunt van het zorgpad is immers maatschappelijk herstel volgens de individuele definitie. Vanuit dit ankerpunt gaat het pad verder de maatschappij in. Dit betekent je verplaatsen via de wirwar van wegen, files of vertragingen en gedragsregels.

En waar dan behandeling of zorg ophoudt en nazorg begint… Wat maakt dat uiteindelijk uit.

Visie op verslaving en op verslavingszorgdoel: volledige maatschappelijke participatiedoor Martinus Stollenga

Onlangs werd ik gevraagd door de redactie van het 0-nummer een tweetal artikelen te schrijven over Ervaringsdeskundigheid en Nazorg. Beide thema’s hangen voor mij sterk met elkaar samen en ik heb daarom besloten de vraag van de redactie niet geheel te volgen en een stuk te schrijven.

Leven met een beperkingWat is dat nu, verslaving? Het woord zegt het al: je bent ergens slaaf van geworden. Dat klinkt eenvoudig, maar de achtergronden zijn veel minder eenvoudig en het je bevrijden als slaaf is al evenmin eenvoudig. In de samenleving wordt verslaving nog vaak gezien als “eigen schuld dikke bult”. Als je weet hoe veel verslaafden zich schamen voor hun verslaving en die het liefst verborgen houden moet je misschien veronderstellen dat zij dezelfde mening zijn toegedaan.

In wetenschappelijk onderzoek komen er echter steeds meer gegevens beschikbaar dat mensen die verslaafd raken een afwijkende hersensamenstelling hebben en dat verslaving zelf ook nog weer blijvende afwijkingen in de hersenen teweeg brengt.Dat moet leiden tot een geheel andere visie op verslaving en ook op de behandeling ervan.Je kunt moeilijk stellen dat de verslaafde schuldig is aan zijn of haar verslaving. Is hij/zij daarmee dan machteloos overgeleverd aan die verslaving? Nee, want hij/zij is er wel verantwoordelijk voor hoe hij/zij omgaat met zijn/haar

Mijn naam is Martinus Stollenga. Ik ben als vrijwilliger en beroepshalve ruim 30 jaar werkzaam op het terrein van reclassering en verslavingszorg. Momenteel doe ik dat in de functie regiomanager Drenthe van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) en daarnaast ben ik voorzitter van de stuurgroep Resultaten Scoren (RS). RS is een meerjarig kwaliteitsverbeteringproject van de verslavingszorg in Nederland. Mijn bijdrage aan dit nummer is op persoonlijke titel geschreven.

foto

: Kee

s C

. Keu

ch

�4EXTRA

verslaving en de beperkingen als gevolg van de blijvende afwijkingen in de hersenen. Daarin verschilt een verslaafde in wezen niet van een diabetespatiënt. Ook die wordt niet genezen van zijn/haar ziekte, maar kan wel leren er mee om te gaan. Veel zelfhulpbewegingen zoals de AA hebben dit goed begrepen door te stellen: ik ben alcoholist, maar ik drink niet meer. Alcoholist in de zin dat je blijvend moet oppassen niet weer terug te vallen in verslaafd alcohol gebruik en daarbij elkaar ter ondersteuning nodig hebt. Voor de verslaafde zal in de verslavingszorg het continu leren omgaan met de verslaving en het daarbij bieden van steun het hoofddoel zijn. Dat wil zeggen dat volledige maatschappelijke participatie ondanks de beperking het doel is en dat alles ondergeschikt is aan het bereiken van dat doel. Bij de verslavingszorg kloppen niet alleen verslaafden aan, maar ook mensen die de verschillende middelen misbruiken en daardoor problemen ervaren. Over hen ga ik het niet hebben. Voor hen geldt over het algemeen dat ze normaal in de maatschappij functioneren en dat zij over het algemeen niet actief in de cliëntenbeweging zijn.

NazorgEr worden veel begrippen gebruikt die allemaal met het zelfde te maken hebben: rehabilitatie, herstel en nazorg. Nazorg is in verband met verslaving overigens een heel verkeerd begrip. Als verslaving een blijvende handicap is waarvoor blijvende ondersteuning nodig is dan bestaat er geen nazorg maar is er alleen continue zorg nodig. Rehabilitatie en herstel zijn beide begrippen die gebruikt worden bij het (leren) leven met een beperking. Herstel heeft een relatie met empowerment en sluit daarmee goed aan bij verslaving. Immers, je wilt je bevrijden van het slaaf zijn en dat sluit mooi aan bij het versterken van je eigen kracht, waar empowerment toch eigenlijk voor staat.Maatschappelijke participatie. Wat houdt dat nu eigenlijk in en wat is er voor nodig? Dat laatste is vastgelegd in de International Classification of Functioning (ICF). Deze zijn door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) opgesteld. Ze beschrijven de functies die iemand in de maatschappij moet kunnen uitoefenen om mee te kunnen doen. Deze ICF is gebruikt voor het opstellen van de Agenda 22. Dit is een in Zweden ontwikkeld document dat is overgenomen door de Verenigde Naties en dat beschrijft wat iemand nodig heeft om met een beperking als gewoon burger in een gemeenschap te leven. Dit document sluit nauw aan bij de doelstellingen van de Nederlandse WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Deze wet regelt hoe gemeenten, burgers met welke beperking dan ook, die ondersteuning kunnen en moeten bieden, om hen in staat te stellen als normaal burger in de samenleving te functioneren. Belangrijke thema’s in de Agenda 22 zijn: toe-gankelijkheid van voorzieningen; onderwijs; arbeid; inkomen en sociale zekerheid; gezinsleven en persoonlijke integriteit; cultuur; recreatie en sport. In de behandeling van verslaafden horen deze thema’s een

belangrijke rol te spelen; afhankelijk van de betreffende verslaafde spelen niet alle thema’s een rol. Psychologische en psychiatrische behandeling zijn ondersteunend om het deelnemen aan de maatschappij mogelijk te maken en zijn geen doel op zich. Vanaf het begin van de behandeling zou centraal moeten staan wat iemand nodig heeft om onderdak te verwerven en te behouden, zinvolle dagelijkse bezigheden te hebben, waardevolle relaties, vrije tijdsbesteding en het zoe-ken naar antwoorden op zingevingvraagstukken. De huidige praktijk wijkt hier nog van af, hoewel de verslavingszorg steeds meer biedt op het terrein van beschermd en begeleid wonen en werken en met andere organisaties samenwerking zoekt. Denk hierbij aan Gemeenschappelijke Kredietbanken (GKB), Intergemeentelijke Sociale Diensten (ISD), Sociale werkvoor-zieningen, Woningbouwcoöperaties, enz.De laatste jaren is het aanbod in de verslavingszorg aangepast aan de we-tenschappelijke kennis, die beschikbaar is gekomen over de blijvende beperkin-gen die verslaving met zich meebrengt. Die aanpassing is naar mijn smaak nog niet voltooid. Die zelfde kennis moet nog leiden tot een tweede aanpassing, namelijk het centraal stellen van het begrip Herstel als centrale doelstelling van de hulpverlening. Dit is één van de thema’s op de lijst waarmee we het programma van Resultaten Scoren 2008 – 2009 gaan samenstellen.

Ervaringsdeskundigheid

Letterlijk betekent ervaringsdeskundig-heid: de kunde van het omgaan met ervaring en meer praktisch vertaald in dit verband: het vermogen opgedane ervaring toe te passen voor anderen.Over welke ervaring hebben we het in de verslavingszorg?

1. Middelenmisbruik, omgang met de omgeving en zorgverlening.2. Verslaving, omgang met de omgeving en zorgverlening3. Omgeving van een verslaafde.

De eerste groep laat ik hier verder buiten beschouwing om redenen die ik eerder al heb aangegeven. De tweede groep omvat de mensen die verslaafd zijn, daarmee ervaren hebben hoe hun omgeving daarop reageert en ook ervaring hebben met verschil-lende zorgverleners. De derde groep bestaat uit de mensen uit de directe omgeving van de verslaafde; denk daarbij aan ouders, kinderen, partners, enz. De ervaring kan op verschillende manie-ren worden gebruikt passend bij wat er nodig is.

foto

: Kee

s C

. Keu

ch

�5EXTRA

Collectieve belangenbehartiging: verbeteren van zorg

De WMO en Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) bevatten artikelen die mensen met een beperking de mogelijkheid bieden om hun gemeenschappelijke belangen te behartigen. In de WMO wordt dat geregeld in de WMO Raad. Daarin kunnen mensen met een beperking invloed uitoefenen op de voorzieningen die een gemeente aanbiedt om je in staat te stellen gewoon als burger te functioneren in de samenleving. In de WMCZ is de invloed op het behandelbeleid van een zorginstelling geregeld door het instellen van cliëntenraden met (verzwaard) adviesrecht. De collectieve belangenbehartiging is uiteraard gericht op het verbeteren van de zorg. Ook

kunnen mensen met ervaring een bijdrage leveren door zelf zorgvormen aan te bieden. De AA en andere zelfhulpgroepen zijn daar een voorbeeld van. Maar ook andere door cliënten opgezette projecten zoals informatievoorzieningen voor verslaafden en maaltijdvoorzieningen. Ook kunnen deze cliëntgestuurde projecten steeds meer overgenomen worden door professionals, zoals met de Therapeutische Gemeenschappen op veel plaatsen in de wereld is gebeurd.

Overbruggen afstand tot verslavings-zorg, voorlichting en preventie

Mensen met ervaring kunnen een belangrijke rol spelen in

het stimuleren van verslaafden hun verslaving meer onder controle te krijgen en daarbij waar nodig gebruik te maken van zorgorganisaties. Zij kunnen hen helpen de weg naar die organisaties te vinden en drempelvrees te overwinnen. Deelname van een ervaringsdeskundige in een ACT team bijvoorbeeld. ACT (Assertive Community Treatment) is een uit de VS overgekomen aanpak die blijkt te werken voor mensen met veel en complexe problemen. Deze mensen komen in behandeling bij een team waarin verschillende deskundigen zitten, waaronder een ervaringsdeskundige. In de samenleving zijn er veel vooroordelen tegen verslaafden en dat bevordert uiteraard niet de mogelijkheden om aan die samenleving deel te nemen. De ervaring van verslaafden is belangrijk om de samenleving een meer realistisch beeld van verslaafden te geven en haar uit te nodigen verslaafden een kans te geven deel te nemen, bijvoorbeeld door het aanbieden van onderdak of werk. Veel verslaafden hebben in hun jeugd te maken gehad met een omgeving waarin verslaving en/of (seksueel) geweld voorkwamen en dat lijkt vaak bijgedragen te hebben aan het verslaafd gebruik van middelen. Het is daarom van groot belang om dit soort situaties voor kinderen te voorkomen. De mensen met ervaring zijn degenen bij uitstek die deze situaties kunnen herkennen, het belang inzien van dat ze beëindigd moeten worden en betrokkenen kunnen stimuleren om ze te beëindigen. De directe omgeving kan veel last van een verslaafde hebben, maar kan ook veel bijdragen aan het Herstel. Naaste familieleden en andere direct betrokkenen willen over het algemeen graag bijdragen aan het Herstel. Ervaringskennis van andere direct betrokkenen en verslaafden kan hen helpen dat te doen wat ook werkelijk bijdraagt aan Herstel.

Investeer in ontwikkelen ervarings-deskundigheid

Uit bovenstaande opsomming blijkt dat er voor mensen met ervaring met verslaving veel werk te doen is. De hoeveelheid werk zal mogelijk nog toenemen als het steeds moeilijker wordt voldoende geschoold personeel te werven voor de sector. Verslaafden en de sector zullen gezamenlijk moeten investeren de aanwezige ervaring optimaal te kunnen benutten. Dat kan door opleiding en training. Dit zal zo aantrekkelijk gemaakt moeten worden dat meer verslaafden dan nu zich willen belasten met de zo belangrijke taak hun ervaringskennis deskundig toe te passen. De cliëntenraden hebben de laatste jaren al een begin gemaakt met deze ontwikkeling door het versterken van hun functie. Dit heeft onder andere de recent ingediende verzwaarde adviezen met betrekking tot Herstel opgeleverd en initiatieven voor cliëntgestuurde projecten. Zij zullen hier krachtig mee door moeten gaan. De aanbieders van verslavingszorg kunnen daar dan niet bij achter blijven en zullen ook moeten investeren. Ook dit is één van de thema’s die deel uitmaken van de lijst met thema’s waaruit het programma 2008 – 2009 van Resultaten Scoren wordt samengesteld.

�6EXTRA

Herstel, empowerment, ervaringsdeskundigheid, vraaggerichtheid en nog zo wat zaken

Een voorbeeld van wat men met “herstel” bedoeld

door Frans LeendersVan 1989 – 1996: Algemeen directeur van het Boumanhuis te Rotterdam, Centrum voor verslavingszorg,Van 1996- �00�: Eerste directeur van de brancheorganisatie GGZ Nederlandtot februari �007 lector vraaggerichte methodieken aan de Hogeschool van Amsterdam en daarnaast adviseur en (maatschappelijk) ondernemer wonend in Maastricht sinds eveneens begin �008.

S amen met Gert de Haan zit ik in de Raad voor Bekwaamheidsontwikkeling (RvBO). Dit is een Raad die beoogt de projecten en activiteiten

die worden gemaakt binnen het gemeenschappelijke kwaliteitstraject ‘Resultaten Scoren’ (traject van de gemeenschappelijke verslavingszorginstellingen) meer in hoger beroepsonderwijs (hbo) en weten-schappelijke onderwijs (WO) ondergebracht te krijgen. Gert heeft veel contact en affiniteit met cliënten en hun initiatieven, zit ook binnen de RvBO op een soort kwaliteitszetel voor deze groeperingen. Hij heeft het weer voor elkaar gekregen om me tijdens de kerstdagen aan het werk te zetten. Als eertijds oprichtingsdirecteur van GGZ Nederland, zo oreerde hij via e-mail, moest ik toch een apart licht kunnen laten vallen op de thema’s zoals ze in de titel staan bijeen geveegd? Duizend tot 1300 woorden alstublieft en of ik het direct zou kunnen doorzenden aan de redactie van het 0-nummer, want mijnheer zelf moest plotseling naar Zwitserland, omdat hij het aan de stok had met plaatselijke reactionaire fracties in de ge-meenteraad. Ik heb maar niet meer gevraagd hoe dat precies zat, want iets vragen aan Gert is vragen om werk en voorlopig kon ik wel weer vooruit. Dus heb ik mijn partner met onze kinderen en kleinkinderen een paar uur de hort op gestuurd en hier zit ik nu.

Veel beschouwends vanuit de invalshoek manage-ment en organisaties wil me voorlopig nog niet te binnen schieten. Eerder denk ik aan onderzoek dat ik uitvoerde naar opvoeder-kind paren waar van alles loos was. Onderzoek bijvoorbeeld naar de omgang van verslaafde moeders met hun kinderen. Maatschappelijk werkers, bijvoorbeeld, die in die tijd

(midden jaren tachtig) in het nauw kwamen als ze de kinderrechter informeerden over de aanwezigheid van drugs in een gezin. Dit had meestal per direct uithuisplaatsing van de kinderen tot gevolg. Deze maatschappelijk werkers raakten daardoor vaak in gewetensnood, want niet zelden troffen zij uiterst betrokken opvoeders aan, voor wie het leven niet erg had meegezeten. Deze opvoeders deden vaak het uiterste om hun kinderen goed groot te krijgen. Jaren hebben we tientallen van deze kinderen samen met hun moeders gevolgd. Daar kwam me voor het eerst de volle omvang van het begrip ‘herstel’ onder ogen. Deze moeders bleken vaak zeer spitsvondig in het verzinnen van tal van oplossingen voor de kleine en grote opvoedingsza-ken en problemen. Deze pasten echter vaak niet of slecht binnen de kaders van de officiële opvoeders en professionals. Een verslaafde moeder kon veel steun hebben en een paar grijpstuivers overhouden van een of meer vaste klanten, die zij seksueel aan hun gerief liet komen. In de ogen van de officiële hulpverlening scoorden ze hier vaak niet hoog mee. Deze onorthodoxe wijze van stabilisering van het gezinsinkomen gaf de moeders veelal het gevoel dat ze ‘greep op hun omgeving’ hadden en ze konden daardoor vaak veel aan. Ze hadden een positief zelfbeeld, het gevoel het zelf voor elkaar gebokst te hebben en kostten daardoor gemiddeld genomen de samenleving vaak aanzienlijk minder, dan vele an-dere moeders die meer ‘volgens het boekje’ werkten.

In zekere zin is dit een voorbeeld van wat men met ‘herstel’ bedoelt, oplossingen voor problemen waarmee men geconfronteerd wordt die goed passen en voortkomen uit de mogelijkheden en wensen van de betrokkene zelf. Het ‘volgen van het boekje’ (van de professional of de omgeving) geeft weliswaar meer geaccepteerde oplossingen, maar weerspiegelt echter ook vooral de criteria van de hulpverlenende omgeving of samenleving. Het vraagt vaak meer en lastigere drempels waarover de betreffende moeders heen moeten stappen. Dit laatste wordt vaak wel

In het hersteltraject bestaat er veel meer mogelijkheid voor de cliënte of patiënte om trots te zijn op eigen oplossingen en hier een gepaste identiteit bij te ontwikkelen.

27EXTRA

aangeduid met de rehabilitatie- aanpak. Dit voorbeeld maakt gelijk de dilemma’s duidelijk. In het hersteltraject bestaat er veel meer mogelijkheid voor de cliënte of patiënte om trots te zijn op eigen oplossingen en hier een gepaste identiteit bij te ont-wikkelen. Bij de rehabilitatieroute zijn de middelen en oplossingen meer algemeen geaccepteerd, maar dit vergt wel meer steun en afhankelijkheid van de hulp-verleners of mantelzorgers. Het duurt daarom snel langer voordat eenzelfde gevoel van competentie, zeg ‘greep op je omgeving hebben’ is opgebouwd.

Maar de negatieve impact van Tweede Kamerdebat-ten, waarin de directies van instellingen moeten komen uitleggen dat het accepteren van betalende vriendjes van de in hun programma zittende ver-slaafde moeders een onderdeel van het programma vormt, kan iedereen zich voorstellen. Dit soort tafere-len vormen in belangrijke mate de grenzen die men in het debat over herstel versus rehabilitatie tegenkomt. Een herstelaanpak vraagt vaak een onorthodoxe aanpak, hulpverleners die er zijn als het nodig is

(‘presentie’) en waar mogelijk de oplossingen en het gedrag van betrokkene bevestigen en bekrachtigen. De oplossing van bovengegeven voorbeeld moet er uiteindelijk niet toe leiden dat moeders gestimuleerd worden in het opzetten van goedlopende bordelen. Maar oog en waardering voor ongebruikelijke oplos-singen, samen met het gemeenschappelijk zoeken van een minder riskante aanpak, zijn onderdelen van een vertrouwenwekkende interactie tussen cliënte en hulpverlening.

Voor het management en de professionals van een welzijns- of zorginstelling zijn dit ingewikkelde tra-jecten, die veel inzet en durf vragen. Inzet omdat de gangbare procedures meer geaccepteerd en gemak-kelijker uit te voeren zijn. De extra kosten (de gang-bare cao’s vormen hierbij niet echt een flexibel kader) worden zeker ook niet als vanzelf door verzekeraars en andere financiers (woningcorporaties, WMO enz.) gedekt. Wachtlijsten en andere prioriteiten vragen ook om aandacht. Durf, omdat een herstelaanpak veel extra ‘tegen de stroom in roeien’ vraagt. Voor een belangrijk deel zal de hulpverlening die veilige plekjes (‘niches’) moeten creëren of afschermen, waarin de herstellende zijn oplossingen kan zoeken en zijn eigenwaarde (en nieuwe identiteit) en tevens de veel besproken ‘empowerment’ kan ervaren.

Natuurlijke partners bij dergelijke processen zijn familieleden of vrienden van herstellenden. Zij zien als geen ander hoe minimaal de levens van hun geliefden vaak worden ingevuld, omdat er geen geld voor een behoorlijke behuizing is of anderszins de mogelijkheden zeer beperkt zijn. Sinds kort ben ik deel van een stichting die zich een beter herstel (vanuit de recovery gedachte opgezet) van ggz-cliënten ten doel stelt (www.recoverynederland.nl). Zij vormt veelal een belangrijk breekijzer bij bijvoorbeeld interessante bouwprojecten, waarbij meer vierkante meters worden gebruikt dan de gebruikelijke AWBZ-kaders aangeven. Zij laat zich ook als zodanig gaarne inhuren door directies van ggz instellingen die de buitenwacht ‘mee moeten krijgen’. Hierdoor ontstaat een krachtige alliantie bij het bevechten van omstandigheden waarbinnen hersteltrajecten voor cliënten mogelijk zijn.

Vraaggerichtheid heeft zo een heel praktische en veelbelovende invulling gekregen. Als dit doorzet is de verwachting dat er op termijn meer herstellenden meer draagkracht, (zelf)redzaamheid en persoonlijke autonomie zullen hebben bereikt. Men zal sneller aan het werk zijn en dit als zinvol ervaren. Welk werk dit is, onbetaald of betaald (dat laatste natuurlijk het liefst), zal nog menigeen verrassen.

Vanaf heden zijn op de website van de Jellinek onder

een speciale pagina alle O-nummers terug te lezen.

Klik: www.jellinek.nl/clientenraad

www.jellinek.nl/clientenraad

6

Angst?

Foto

: Kee

s C

. Keu

chFo

to: K

ees

C. K

euch

Foto

: Will

em V

oors

eten&

de strijd om het bestaan

nummer 8

Foto

: Kee

s C

. Keu

ch

Fo

to: W

illem

Vo

ors

berichtenuit de periferie