OncoZorg #2 april 2015

42
Een kankermedicijn uit spieren? De opleiding tot oncologisch voetzorgverlener voorziet in de benodigde kennis Moleculaire markers verhelderen de ontstaansroutes Irisin Colorectaalkanker Veilige voetzorg 1e jaargang ∙ april 2015

description

OncoZorg april 2015

Transcript of OncoZorg #2 april 2015

Een kankermedicijn uit spieren?

De opleiding tot oncologisch voetzorgverlener voorziet in de benodigde kennis

Moleculaire markers verhelderen de ontstaansroutes

Irisin Colorectaalkanker Veilige voetzorg

1e jaargang ∙ april 2015

Voorwoord Onlangs verscheen in epub een artikel waarin Italiaanse en Zwitserse onderzoekers aangeven dat

de sterfte aan kanker in Europa een licht dalende trend laat zien. Deze verheugende constatering

geldt voor een aantal tumorsoorten en neemt niet weg dat vooralsnog het aantal kankerpariën-

ten jaarlijks blijft stijgen. Voor deze groep patiënten kunnen de behandelingen enorm belastend

zijn voor de kwaliteit van leven. Kankerpatiënten hebben dan ook veel baat bij gestructureerde

en vooral versterkende zorgmodules.

Wat zou het mooi zijn als deze modules in een vertrouwde omgeving aangeboden kunnen wor-

den en in goed overleg tussen de behandelaars en de patiënt tot stand komen. Hiervoor wordt al

jaren op diverse fronten een lans gebroken. Zo schrijft De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg

in 2012 in een adviesrapport : “Goede zorg is niet aanbod gestuurd maar patiëntgericht. Gezamen-

lijke besluitvorming, gezamenlijk stellen van behandeldoelen en zelfmanagement kunnen helpen

de zorg patiëntgerichter te maken.”

Een mooi voorbeeld van patiëntgerichte zorg is voetzorg bij kankerpatiënten. Ten opzichte van de

vele vormen van kanker en hun impact is voetzorg ogenschijnlijk een gering fenomeen; het krijgt

over het algemeen niet de aandacht die het zou moeten verdienen. In het artikel ‘Het belang van

veilige voetzorg bij kanker’ komt duidelijk naar voren dat voetproblemen zich maar al te vaak voor-

doen bij kankerpatiënten. In de ziekenhuizen is daarvoor niet altijd of zelfs geen aandacht. Nu is

het nog zo dat patiënten veelal zelf moeten aangeven dat zij voetproblemen hebben. Het zou

gemeengoed moeten worden dat de aandacht komt vanuit de zorgverleners zodat in gezamen-

lijkheid een behandelplan kan worden uitgestippeld.

Kanker is gelukkig in veel gevallen geen dodelijke ziekte meer. Steeds meer mensen hebben onder-

steunende zorg nodig tijdens het ziekteproces en daarna. De piek aan sterfte lag in 1988; in 2015

zal de sterfte 26% lager zijn bij mannen en 21% lager bij vrouwen, aldus genoemd Europees onde-

zoek. Ik ben benieuwd naar de percentages na de volgende 27 jaar. Hopelijk kunnen we de dalende

trend in gezamenlijkheid continueren.

Marion L. de Graaf

hoofdredacteur

Inhoud

ReferentiesDe referenties van ieder artikel zijn te vinden vanaf deze pagina 37

Colofon 41

Maitake (Grifola frondosa)Een paddenstoel met antivirale eigenschappen 32

Nieuwe inzichten bij eierstokkankerHet belang van een gezond gewicht 28

IrisinEen kankermedicijn uit spieren? 22

NieuwsInformatie in het kort 20

Kwaliteit zorg en leefstijl Twee actuele studieresultaten bij onder meer colorectaalkanker 16

ColorectaalkankerMoleculaire markers verhelderen de ontstaansroutes 10

Het belang van veilige voetzorg bij kankerDe opleiding tot oncologisch voetzorgverlener voorziet in de benodigde kennis 4

Pagina 4 ∙ April 2015 ∙

Tijdens de opleiding worden de volgende onderwerpen behandeld. • De ziekte kanker, Wat is kanker?

Welke behandelmogelijkheden zijn er?• Neuropathie, pijnmanagement bij kanker.• De behandeling van kanker, chemotherapie en de huid,

doelgerichte therapie en de huid.• Communicatie, communicatie met andere zorgverleners.• Ervaringsdeling, de oncologieverpleegkundige.• De patiënt en de zorgverlener, hoe reageer je op een cliënt

met kanker.• Screening en preventie, goedaardige tumoren aan de

voeten, niet-pluis aan de voeten, huidbarrière en (onycho)mycose.

• Ondersteuning, welke verzorgende aspecten kunnen de weerbaarheid vergroten? Welke risico’s zijn daaraan ver-bonden? Cosmetische ondersteuning.

• Ontspanning, de ontspannen voetmassagetechniek.

∙ April 2015 ∙ Pagina 5

Het belang van veilige voetzorg bij kanker De opleiding tot oncologisch voetzorgverlener voorziet in de benodigde kennis

Door: Mischa P.M. Nagel

Omdat voetproblematiek als gevolg van kankerbehandelingen nergens protocollair is vastgelegd, startte Supplement/De Medische Voet eind 2013 de opleiding tot on-cologisch voetzorgverlener (OVV). Bijwerkingen aan de voeten als gevolg van de be-handeling van kanker komen vaak voor. Een regelmatige screening van de voeten is ook voor patiënten met kanker noodzakelijk. Voor de voetzorgverlener betekent dit specifieke kennis over het kunnen en mogen verlenen van voetzorg. De eerste gespe-cialiseerde voetzorgopleiding bij kanker, OVV, biedt deze kennis.

Kankerpatiënten wenden zich tijdens de rustperioden van hun kuren regelmatig tot voetzorgverleners. Veelal is de ken-nis van laatstgenoemden ontoereikend en realiseren zij zich niet wat de moge-lijke consequenties van hun voetbe-handeling kunnen zijn voor deze groep patiënten. De opleiding in de oncologi-sche voetzorg voorziet in deze lacune. Kennis wordt verbreed en verdiept en

zal ook sterk bijdragen aan een betere communicatie met de diverse zorgverle-ners, zoals artsen, oncologen en oncolo-gisch verpleegkundigen.Inmiddels zijn in Nederland 138 oncolo-gisch voetzorgverleners gecertificeerd opgeleid en verbonden aan netwerken met betrekking tot oncologische zorg- disciplines. De titel is wettelijk vastge-legd en kan niet door niet-geregistreer-

Pagina 6 ∙ April ∙

Het belang van veilige voetzorg bij kanker

den worden gebruikt. Er zijn richtlijnen ontwikkeld en er is een register opgezet. Zo is het voor zowel de zorgvrager als de zorgverlener transparant wie een OVV is en welke kennis en ervaring deze heeft.

Unieke opleidingDe opleiding OVV is een welkome aan-vulling op de cursus ‘Voetzorg en Onco-logie’, die Supplement/De Medische Voet ontwikkelde. Uit de reacties bleek behoefte te zijn aan een meer diep-gaande opleiding over voetzorg bij kanker, vergelijkbaar met de bekende opleidingen voor podotherapeuten, podologen en pedicures waar het de reumatische en diabetische voet betrof. Uit een onderzoek onder 8.000 voet-zorgverleners in Nederland bleek dat 80% van hen vaak mensen in de prak-tijk ontvangt die actief voor kanker wor-den behandeld. “Door onvoldoende kennis van de behandelingen en de bij-werkingen bij kanker kon men geen vei-

lige voetzorg garanderen,” aldus de voetzorgverleners.

Relevant voor alle voetzorgverleners Ook voor podologen en podotherapeu-ten is de opleiding waardevol. Mechani-sche interventie of standcorrectie kan voor veel kankerpatiënten verlichting van hun voetproblemen geven. Kan-kerpatiënten met een hand-voetsyn-droom geven aan dat een zachte in-lay in de schoen hen meer bewegingsvrij-heid kan geven. Zo kunnen zij zich in huis weer zelfstandig bewegen en voor zich-zelf zorgen. Dit verhoogt hun kwaliteit van leven, zij voelen zich minder afhan-kelijk. In de medische literatuur staan bovengenoemde interventies bij kan-kerpatiënten niet beschreven. Meer stu-dies naar dergelijke interventies zouden zeer welkom zijn. De opleiding voorziet in ieder geval in de benodigde kennis.

Een eye opener voor de ziekenhuizenTijdens de opleiding en de stages in bijvoorbeeld ziekenhuizen is duidelijk gebleken dat de aandacht voor de voe-ten zeer wisselend is en dat kankerpa-tiënten vooral zelf moeten aangeven of zij voetproblemen hebben. Veel kan-kerpatiënten zijn daarin echter terug-houdend, uit angst dat de volgende behandeling eventueel moet worden uitgesteld.

In de tijd tussen de behandelingen gaat de patiënt naar voetzorgverlener. De oncologisch voetzorgverlener is opge-leid om deze voetproblemen als gevolg van de behandelingen voor kanker te herkennen. Mocht de cliënt zijn klach-ten niet kenbaar hebben gemaakt aan de

Het hand-voetsyndroomDit syndroom openbaart zich in de vorm van lokale uitslag als gevolg van de chemotherapie met pijnlijke, gezwollen, droge, naar rood verkleurende, jeukende handen en voeten waarop blaren kunnen zitten. Vaak is de huid strak gespannen en glimmend.

Het syndroom kent drie gradaties.1. Ongemakken die de normale dagelijkse activiteiten niet

beïnvloeden.2. Ongemakken die deels de normale dagelijkse activiteiten

beïnvloeden.3. Ernstige pijn aan handen en voeten, waardoor de patiënt

niet in staat is te werken of de normale dagelijkse activitei-ten te verrichten.

∙ April 2015 ∙ Pagina 7

Het belang van veilige voetzorg bij kanker

arts, dan kan de OVV vanuit zijn deskun-digheid de cliënt ertoe bewegen dit wel te doen of met toestemming van de cli-ent contact met bijvoorbeeld de onco-loog opnemen. Het verzorgend handelen wordt namelijk alleen gedaan na afstem-ming met de oncologische zorg.

Overigens stonden veel ziekenhuizen aanvankelijk sceptisch tegenover de sta-ges. Het fenomeen OVV was onbekend, voetzorg specifiek voor kankerpatiënten bestond immers niet. Inmiddels geven 40 van de 77 in Nederland aanwezige oncologische afdelingen in ziekenhuizen aan blijvend gebruik te willen maken van stagiaires die de opleiding OVV volgen.

De opleiding OVVHet doel van de specialisatie tot oncolo-gisch voetzorgverlener is voetzorgverle-ners bewust te maken van de implicaties van de ziekte kanker en van de gevolgen van de behandeling ervan, zodat zij een veilig en doelmatig voetzorgverlenings-traject kunnen inzetten in afstemming met de behandelend arts.

Deelnemers aan de opleiding hebben minimaal vijf jaar ervaring als voetzorg-verlener, zij staan ingeschreven in een kwaliteitsregister van een beroepsver-eniging voor voetzorg en hebben een duidelijke motivatie geschreven waarom zij aan deze opleiding willen deelnemen.

Een belangrijk deel van de opleiding wordt besteed aan commu-nicatie met een kan-kerpatiënt en diens familie. De stages geven inzicht in de problematiek waar kankerpatiënten en hun naasten in de praktijk mee te maken krij-gen. Dat is belang-rijk voor het vormen van een goede inle-ving in de situa-tie van cliënten. De kandidaten doen hiervan verslag ten behoeve van het examen.

Pagina 8 ∙ April ∙

Het belang van veilige voetzorg bij kanker

Opleidingsduur en eisenDe opleiding beslaat vijf dagen (één dag per week) met afsluitend een exa-mendag. Deelnemers aan de opleiding zijn verplicht vijf dagen stage te lopen, waarvan minimaal één dag in een zie-kenhuis, één in een inloophuis en één in een hospice. Het doel van alle stages is het geleerde waar te nemen in de prak-tijk en communicatievaardigheden en terughoudendheid te trainen. De stage-verslagen en de casus maken onderdeel uit van de examinering, samen met de motivatie en het examen zelf. De casus dient te gaan over een huidige cliënt uit de eigen praktijk, die op dat moment kanker heeft, of deze ziekte minder dan vijf jaar geleden heeft gehad.

NascholingOm de registratie te behouden en de beschermde titel ‘Oncologisch Voet-zorgverlener OVV’ te kunnen blijven gebruiken, zullen deelnemers eens per jaar worden opgeroepen voor een nascholingsdag.

ConclusieDe opzet van de opleiding hebben wij kritisch tegen het licht gehouden, nu ongeveer anderhalf jaar geleden. Een professor aan wie wij onze voorstellen toetsen, zei: “Voetproblemen als gevolg van de behandeling voor kanker zijn in relatie tot de grote ingrijpende proble-matieken te klein om te protocolleren maar te groot om ze te negeren.” Inmiddels ontvangen wij veel waarde-ring voor de opzet en invulling van dit specialisme, ook met betrekking tot de handhaving van de kwaliteit van de ver-leende zorg, dit aan de hand van ver-plichte terugkomdagen, het schrijven van drie casuïstieken per jaar en prak-tijkcontrole. ∞

1. Theorie 30 uur Vijf dagen van zes uur

2. Praktijk 30 uur Vijf dagen van zes uur

3. Zelfstudie 52 uur Inclusief stageverslagen en casus

4. Examen 8 uur

Totale studielast 120 uur

Vind hier een Oncologisch Voetzorg Verlener

Een schematisch overzicht van de opzet van het curriculum

∙ April 2015 ∙ Pagina 9

Het belang van veilige voetzorg bij kanker

Curriculum deel 1: theorie

Curriculum deel 2: praktijk

Thema Uur Onderwerp

Dag 1 De ziekte kanker 4 Wat is kanker? Welke behandelmogelijkheden zijn er?

Neuropathie 2 Pijnmanagement bij kanker.

Dag 2 De behandeling van kanker

4 Chemotherapie en de huid, doelgerichte therapie en de huid.

Communicatie 2 Communicatie met andere zorgverleners.

Dag 3 Ervaringsdeling 2 De oncologieverpleegkundige

De patiënt en de zorg-verlener

4 Hoe reageer je op een cliënt met kanker? En hoe ga je er zelf mee om?

Dag 4 Screening en preventie 4 Goedaardige tumoren aan de voeten, niet-pluis aan de voeten, huidbarrière en (onycho)mycose.

Ondersteuning 2 Welke verzorgende aspecten kunnen de weer-baarheid vergroten? Welke risico’s zijn daaraan verbonden?

Dag 5 Ontspanning 3 De ontspannen voetmassagetechniek.

1 Cosmetische ondersteuning.

2 Samenvatting en vervolg

Instelling Minimaal (verplicht)

a. Ziekenhuis 1 dag

b. Inloophuis 1 dag

c. Hospice 1 dag

d. Overige 2 dagen

Totaal 5 dagen (30 uur)

Pagina 10 ∙ April 2015 ∙

Het epidemiologisch onderzoek vond plaats binnen de Nederlandse Cohort Studie naar voeding en kanker, waar-aan 120.852 mannen en vrouwen deel-nemen sinds 1986.3 Het unieke aan de Nederlandse Cohort Studie is dat naast informatie over gewicht, lengte, bui-komvang en beweging, ook informatie beschikbaar is over vroegere energie-restrictie. Deelnemers maakten hun jeugd door tijdens de Hongerwinter, Oorlogsjaren en Economische Depres-sie. Energierestrictie hield in dierstu-dies verband met een verlaagd risico op colorectaalkanker4 en het is interessant deze kant van het spectrum van energie-balans ook in mensen te onderzoeken. Deelnemers aan de Nederlandse Cohort Studie zijn opgevolgd voor het optreden van nieuwe kankergevallen. Na 16,3 jaar waren er in totaal 3.440 nieuwe colo-rectaalkankerpatiënten. Eerder onder-zoek binnen de Nederlandse Cohort Studie liet zien dat vooral een grotere buikomvang bij mannen en een grotere lengte bij vrouwen het risico op colo-rectaalkanker verhoogde.5 Beweging en vroegere energierestrictie waren beschermende factoren bij zowel man-nen als vrouwen.6,7 Het bewijs was het sterkst voor kankers in het distale deel van het colon. Deze resultaten zijn in overeenstemming met de literatuur, waarin overgewicht, lengte en beweging worden aangemerkt als determinanten van colorectaalkanker.2

IGF-systeemHet insulinegelijkende groeifactorsys-teem (IGF-systeem) reguleert groei en is mogelijk betrokken bij tumorgroei.

ColorectaalkankerMoleculaire markers verhelderen de ontstaansroutes

Door: dr. Colinda C.J.M. Simons en prof.dr.ir. Matty P. Weijenberg

Colorectaalkanker is een van de meest voorkomende kan-kers.1 Risico’s voor colorectaalkanker zijn factoren die ge-relateerd zijn aan de energiebalans, zoals overgewicht, een grotere lengte en een gebrek aan beweging.2 Verheldering van de routes waarlangs deze factoren van invloed zijn op het ontstaan van colorectaalkanker kan subgroepen aan het licht brengen met een extra verhoogd risico. Het promotieonder-zoek van Colinda Simons aan Maastricht University richtte zich op factoren gerelateerd aan energiebalans en het insu-linegelijkende groeifactorsysteem als ontstaansroute voor colorectaalkanker.

∙ April 2015 ∙ Pagina 11

Colorectaalkanker

Hoofdcomponenten zijn insulinegelij-kende groeifactoren (IGFs) en eiwit-ten die binden aan IGFs, welke worden aangemaakt in de lever. Bindingseiwit-ten voor IGFs transporteren IGFs via het bloed en reguleren de beschikbaar-heid van IGFs. Wanneer IGFs gebon-den zijn aan deze eiwitten, kunnen ze groei niet stimuleren. Lokaal in de darm vindt er ook aanmaak van IGFs en bindingseiwitten voor IGFs plaats. Bindingseiwitten worden gedacht op lokaal nivo ook onafhankelijk van IGFs groei-remmende effecten te hebben en kunnen gezien worden als mogelijke tumorsuppressors.8

Overgewicht en bewegingOvergewicht en beweging beïnvloeden het risico op colorectaalkanker moge-lijk via het IGF-systeem. Deze hypothese vloeit voort uit bevindingen die laten zien dat overgewicht en beweging van invloed zijn op bloedwaarden van IGFs en bevindingen die laten zien dat deze bloedwaarden op zichzelf verband hou-den met colorectaalkanker.9 Daarnaast is bekend dat mensen met type II dia-betes een verhoogd risico hebben op colorectaalkanker. Dit wordt mogelijk verklaard doordat diabetici een fase van hyperinsulinaemie hebben door-gemaakt en insuline stimuleert de aan-maak van IGF-1.10

EtiologieOm de rol van het IGF-syteem in de etio-logie van colorectaalkanker te karakte-riseren keek Colinda Simons naar de volgende twee aspecten.

1. Genetische variatie in het IGF-systeem bepaald in teenna-gel-DNA. Met betrekking tot het dit punt toon-den de resultaten aan dat het dra-gen van meer ongunstige varianten in het IGF-systeem, in combinatie met een grotere buikomvang en in combinatie met de afwezigheid van energierestrictie, verband hielden met een verhoogd risico op kanker in het proximale en distale deel van het colon bij mannen.11 Daarnaast had het dragen van meer ongunstige varianten in het IGF-systeem op zich-zelf een risicoverhogende invloed.11 Voor de analyse werd een somscore van het aantal ongunstige varian-ten geconstrueerd. Achttien varian-ten verspreid over acht verschillende genen werden in de somscore mee-genomen. Tot nog toe hebben weinig studies naar genetische variatie in het IGF-syteem informatie over genen heen geïntegreerd in één variabele. Toch duiden de huidige bevindin-gen op het mogelijke belang van een accumulatie van ongunstige varian-

Pagina 12 ∙ April 2015 ∙

Colorectaalkanker

ten over genen heen. Dit past bij het idee dat een gen kan compenseren in functie voor een ander gen, wanneer dat gen is aangedaan.12

2. Methylering van genen die coderen voor eiwitten die binden aan IGFs in tumorweefsel van colorectaalkankerpatiënten.De resultaten uit genoemd pro-motieonderzoek toonden hierbij aan dat overgewicht, een grotere lengte (alleen bij vrouwen) en vroe-gere energierestrictie specifiek ver-band hielden met het krijgen van een tumor, gekenmerkt door met-hylering van genen die coderen voor eiwitten die binden aan IGFs.11 Met-hylering van genen houdt in dat methylgroepen binden aan CpG eilanden in de promotor van het gen, waardoor de afschrijving van het gen niet kan plaatsvinden. Methylering is doorgaans een vroege gebeurtenis in het ontstaan van colorectaalkanker. Onze hypothese was dat methylering van genen die coderen voor eiwitten die binden aan IGFs en tumorgroei remmen, individuen meer vatbaar

maakt voor de invloed van indicato-ren van energiebalans op het krijgen van colorectaalkanker. De onder-zoeksresultaten ondersteunen deze hypothese.

In beide studies waren risicoverhogin-gen of -verlagingen in een orde van grootte van 50 tot 150%. Aangeboren genetische varianten en moleculaire tumormarkers werden in dit onderzoek naast elkaar gebruikt. Samen duiden de moleculair epidemiologische bevin-dingen op een mogelijke rol van het IGF-systeem als route waarlangs indi-catoren van energiebalans colorectaal-kanker beïnvloeden.

PreventieHet verhelderen van ontstaansroutes is van belang voor het identificeren van subgroepen die extra vatbaar zijn voor de invloed van overgewicht en weinig beweging op het ontstaan van colorec-taalkanker. Dergelijke subgroepen kun-nen profijt hebben bij leefstijladviezen op maat. Aangeboren genetische vari-anten zijn aantrekkelijke variabelen op basis waarvan zogeheten risicostratifi-catie kan plaatsvinden, omdat deze niet onderhevig zijn aan verandering gedu-rende het leven. Het vinden van verbanden tussen gene-tische varianten en colorectaalkanker betekent echter niet dat genetische varianten voorspellende waarde heb-ben. Het voorspellende vermogen van genetische varianten om groepen te identificeren die extra vatbaar zijn voor de invloed van onder andere overge-wicht op colorectaalkanker moet nog blijken. Verder onderzoek is dus nodig.

De lichaamscellen en hun processen Het in de cel aanwezige DNA wordt genoom genoemd. Iedere cel of groep van cellen kan verschillen door de specifieke eiwit-samenstelling en de verschillende verzameling van messenger RNA (mRNA). Deze verzameling noemt men het transcriptoom. Het in de cel aanwezige eiwit wordt aangeduid met het prote-oom. Het methyloom speelt een rol bij het in stand houden van gezonde genen (DNA). Mutagenen zijn stoffen die het erfelijk materiaal kunnen beschadigen. Het metabolisch proces in het lichaam behelst de producten die ontstaan tijdens de diverse lichaamsprocessen.

∙ April 2015 ∙ Pagina 13

Colorectaalkanker

Ook is er onderzoek nodig om het profijt van leefstijladviezen op maat te kwanti-ficeren.

Toekomstig onderzoekVoor toekomstig moleculair epidemio-logisch onderzoek zijn er wereldwijd bewegingen richting een meer sys-teembiologische benadering. Dit is een holistische aanpak, waarbij naast omge-vingsfactoren, het genoom, methyloom, transcriptoom, proteoom en metabo-loom in verband worden gebracht met ziekte.13 In het Engels wordt hiernaar verwezen met respectievelijk genomics, methylomics, transcriptomics, proteom-ics en metabolomics. Een dergelijke aan-pak is kostbaar en daardoor niet direct toepasbaar op grote aantallen sam-ples. Ook vereist een systeembiologi-sche benadering statistische technieken die kunnen omgaan met hoogdimensio-nale data.

SysteembiologieEen systeembiologische benadering is niettemin veelbelovend, omdat het

complexe samenspel van omgevings- factoren, genetica, methylering, tran-scriptiefactoren, eiwitten en metabo-lieten bepalend is voor ziektes zoals colorectaalkanker. Toch zullen ook hypo-thesegerichte moleculair epidemiolo-gische studies waardevol blijven. Een systeembiologische benadering, waar-bij diverse ‘-omen’, agnostisch (zonder hypothese vooraf) gescand worden, zal naar verwachting nieuwe markers ople-veren die aanzetten tot nieuwe hypothe-ses en hypothesegerichte studies. “Met systeembiologie kan een breed patiëntbeeld verkregen worden”, zo is te lezen in een artikel van het Sino-Dutch Centre for Preventive and Personalized Medicine (SD-PPM). “Aan de zoektocht naar de verschillen tussen patiënten-groepen of individuele patiënten in rela-tie tot de verschillende behandelingen, ligt een zo compleet mogelijke beschrij-ving van de patiënt ten grondslag. ”

Hypothesegericht onderzoek Het huidige hypothesegerichte onder-zoek binnen de prospectieve Neder-

Pagina 14 ∙ April 2015 ∙

Colorectaalkanker

landse Cohort Studie heeft als voordeel dat de studiepopulatie representatief is voor de Nederlandse bevolking en dat er uitgebreide informatie is over voe-ding en leefstijl. In de nabije toekomst zal genetische variatie in teennagel DNA en expressie van genen in colorectaal-tumoren in het zogeheten PI3K/AKT/mTOR-pad onderzocht worden. Het PI3K/AKT/mTOR-pad stimuleert groei door signalen van IGFs, nutriënten, mutagenen en hormonen te integre-ren.14 Het is daarom denkbaar dat gene-

tische variatie in dit pad in combinatie met overgewicht en weinig beweging van invloed is op het ontstaan van colo-rectaalkanker. Daarnaast is het plausibel dat indicatoren van energiebalans spe-cifiek verband houden met expressie van genen in het PI3K/AKT/mTOR-pad in colorectaaltumoren.

De juiste toolsIn toekomstig onderzoek zal ‘machine learning’ naar verwachting een steeds grotere rol gaan spelen. Machine learn-ing is complementair aan reguliere (wellicht meer bekende) statistische technieken zoals regressie. Door mid-del van machine learning is het mogelijk om hogere orde-interacties en com-plexe patronen in data te detecteren die ziekte of een ander eindpunt voorspel-len, hoewel soms ook biologisch moei-lijk te interpreteren resultaten volgen.15

Machine learning zal zijn toepassing vin-den in systeembiologisch onderzoek, maar is ook aantrekkelijk in hypothese-gericht onderzoek naar colorectaalkan-ker vanwege het heterogene karakter van colorectaalkanker. Machine learn-ing kan toegepast worden ondanks dat subgroepen soms klein zijn en geeft dus de mogelijkheid subgroepen te bestude-ren en zo rekening te houden met het heterogene karakter van colorectaal-kanker. Colorectaalkankers kunnen bij-voorbeeld onderverdeeld worden naar gelang de sublocalisatie van de tumor en naar gelang de moleculaire kenmer-ken van de tumor. Het is bekend dat deze subtypes verschillende risicofactoren kennen, wat duidt op verschillende ont-staansroutes. Daarnaast verschillen risi-cofactoren tussen mannen en vrouwen.

∙ April 2015 ∙ Pagina 15

Colorectaalkanker

Over de auteurs• Dr. Colinda Simons studeerde epidemiologie aan de Universiteit van Maastricht. Zij promoveerde in 2013 op

haar studie ‘Energy balance and colorectal cancer: the role of genetic variation and methylation of insulin-re-lated genes’, een project van KWF Kankerbestrijding. Tijdens een kort werkbezoek in 2014 aan Pennsylvania State University deed zij kennis op van multifactor dimensionality reduction technieken voor gebruik bin-nen de Nederlandse Cohort Studie. Op dit moment richt zij, als postdoctoraal onderzoeker, haar aandacht op de studie ‘Energy balance, the PI3K-Akt-mTOR pathway and risk of colorectal cancer: a multidimensional approach’, een project van het World Cancer Research Fund.

• Prof.dr.ir. Matty Weijenberg is hoogleraar epidemiologie, in het bijzonder de moleculaire epidemiologie van kanker. Een deel van haar onderzoek richt zich op het bestuderen van risicofactoren voor het ontstaan van colorectaalkanker. Daarnaast richt haar onderzoek zich op het vinden van leefstijlfactoren die de kwaliteit van leven en prognose na de diagnose colorectaalkanker kunnen beïnvloeden. Centraal staat steeds het leren begrijpen van onderliggende mechanismen door middel van het gebruik van moleculaire markers.

Het is daarom wenselijk mogelijke risi-cofactoren voor mannen en vrouwen in relatie tot subtypes van colorectaalkan-ker apart te onderzoeken.

Complementair gebruik machine learning Wanneer een veelvoud aan mogelijke risicofactoren is gemeten, zullen inter-acties tussen deze factoren moeilijk te bestuderen zijn in relatie tot colorec-taalkanker met reguliere technieken zoals regressie. Bij interacties kijkt men namelijk naar combinaties van facto-ren. Sommige combinaties zullen wei-nig of helemaal niet voorkomen. Het detecteren van verbanden tussen com-binaties van factoren en het krijgen van specifieke subtypes van colorectaalkan-ker is extra lastig, omdat het vermogen verbanden te detecteren onder andere wordt bepaald door het aantal colorec-taalkankerpatiënten met een bepaalde combinatie van factoren. Dit aantal zal kleiner zijn naarmate de groep colo-

rectaalkankerpatiënten vaker wordt opgesplitst. Zelfs in grote prospec-tieve studies met lange follow-up zoals de Nederlandse Cohort Studie, waarin duizenden colorectaalkankerpatiën-ten zijn geïdentificeerd, is het omgaan met heterogeniteit lastig. De oplossing ligt daarom niet in het opzetten van nog grotere studies, maar in het comple-mentair gebruiken van machine learn-ing technieken.

SamenwerkingsverbandBinnen de Nederlandse Cohort Stu-die is een samenwerking gestart met Liège University in België en Pennsyl-vania State University in de Verenigde Staten om machine learning toe te pas-sen. Het uiteindelijke doel van dit onder-zoek blijft het vinden van mogelijke subgroepen die extra vatbaar zijn voor de invloed van overgewicht en weinig beweging op colorectaalkanker. ∞

www.maastrichtuniversity.nl

Pagina 16 ∙ April 2015 ∙

Kwaliteit zorg en leefstijlTwee actuele studieresultaten bij onder meer colorectaalkanker

Door: Marion L. de Graaf

Uit een studie onder patiënten met longkanker en colorectaalkanker (een samen-trekking voor colonkanker en rectaalkanker) bleek dat wanneer de besluiten over de behandeling alleen door de arts genomen werden, de kankerpatiënten de kwaliteit van hun zorg en de communicatie met de arts minder goed waarderen dan wanneer zij zelf konden meebeslissen over de behandeling, zo blijkt uit een enquête van de Harvard Medical School/Boston.

Studie naar de kwaliteit van zorg

Kankerzorg scoort hoger wanneer pati-enten zelf kunnen meebeslissen over de behandeling (shared decision making). Zelfs patiënten die er de voorkeur aan geven dat de arts zegt wat er moet

gebeuren, geven aan dat het gezamenlijk tot een besluit komen voor hen belangrijk is. Dit tevredenheidson-derzoek werd geleid door dr. Nancy Kea-ting. Zij en haar staf bestudeerden de gege-vens van patiënten die gediagnosticeerd waren voor longkan-ker of colorectaalkan-ker. De studie omvatte 5,315 respondenten

die antwoord gaven op de manier van besluitvorming bij de 10,817 behandel-beslissingen. Hieraan ten grondslag lag de CanCORS-studie (Cancer Care Outco-mes Research and Surveillance study). In een Amerikaanse studie van de Lorna Linda Universiteit/Californië wordt het verband gelegd tussen een vegetarisch dieet en het verminderen van het risico op het krijgen van colorectaalkanker.

Keating et al. onderzochten de relatie tussen hoe patiënten een rol spelen in het besluitvormingsproces, hoe zij de zorgkwaliteit beoordeelden en welk cijfer zij de communicatie met de arts gaven. De meeste patiënten, 58%, gaven de voorkeur aan een gezamenlijke arts-pa-tiënt aanpak als het ging over besluitvor-

ConCORSDit betreft de Amerikaanse, prospectieve, observationele cohort-studie in patiënten met longkanker of colorectaalkanker in de periode 2003 en 2005.De resul-taten van deze studie zijn online gepubliceerd in het wetenschap-pelijk tijdschrift JAMA Oncology.1 Onderzoek is gedaan naar het nemen van besluiten over opere-ren (42%), chemotherapie (36%) en radiotherapie (22%).

∙ April 2015 ∙ Pagina 17

Kwaliteit zorg en leefstijl

ming ten aanzien van de behandelingen. De patiënten gaven aan, dat echter slechts in 44% van de gevallen ook daad-werkelijk gezamenlijk besloten werd. In 17% van de situaties was de arts dominant.

Beoordeling kwaliteit van de zorg• Iets minder dan 70% van de patiënten

beoordeelde de gezamenlijke besluit-vorming als uitstekend, los van de manier waarop dat gebeurde.

• minder dan 60% van de patiënten beoordeelde de zorg met ‘excellent’ wanneer de handelingsbeslissingen voor hen genomen werden.

Beoordeling communicatieHier doet zich een vergelijkbare situa-tie voor. De hoogste waardering werd gegeven door 60% van de patiënten in het algemeen, maar patiënten waren minder geneigd deze waardering af te geven bij een door de arts gedomineerd besluit dan wanneer het besluit in geza-

menlijk overleg was genomen. • 58% beoordeelde de communicatie

als uitstekend wanneer in gezamen-lijk overleg een besluit over het zorg-traject werd genomen;

• 44% zei het uitstekend te vinden wan-neer de besluitvorming alleen bij de arts lag.

De onderzoekers concluderen dat zelfs ook al geven patiënten dat aan de besluitvormingsprocessen niet gedomi-neerd moeten worden door artsen, en dat een gezamenlijke aanpak belangrijk is de door patiënten ervaren zorgkwali-teit. “Gezien de toenemende nadruk op patiënt-ervaringen en patiënt-waarde-ringen in de gezondheidszorg, onder-strepen de resultaten het voordeel van het bevorderen van een gezamenlijk nemen van een besluit over het zorg-traject. Dit wordt zo ervaren door alle patiënten met kanker, zelfs door dege-nen die zelf een minder actieve rol willen spelen in de besluitvorming.”

Pagina 18 ∙ April ∙

Kwaliteit zorg en leefstijl

Twee critici, biochemicus Sarah Haw-ley, Phd, en radio-oncoloog dr. Resham Jasi, laten in een commentaar-artikel op de studie van Keating in JAMA weten: “Een gezamenlijke besluitvorming is een belangrijk element bij hoogwaar-dige zorg, maar dit betekent niet dat one size fits all. Niet op alle kankerzorg is namelijk dezelfde manier van besluit-vorming van toepassing. Terwijl de stu-die van Keating bevestigt dat de meeste patiënten invloed willen hebben op hun zorg, zijn Hawley en Jasi veeleer van

mening dat er veel behoefte is aan het verbeteren van het begrip zodat art-sen de discussie over de behandeling kunnen toespitsen op de verschillende soorten patiënten en de verschillende soorten kanker. “Het een sluit het ander echter niet uit”, aldus de critici. “Met behulp van de resultaten die door Kea-ting bereikt zijn in het tevredenheidson-derzoek kan de arts zich bekwamen in het maken van besluitvorming-op-maat om te komen tot het hoogst haalbare zorgresultaat voor de patiënt.” ∞

De invloed van het vegetarische dieet

Colorectaalkanker staat in de Ver-enigde Staten op nummer twee van de doodsoorzaak bij kanker. In een nieuwe studie geven onderzoekers aan dat een vegetarisch dieet het risico op het ont-wikkelen van de ziekte aanzienlijk kan verminderen. Studie mede-auteur Dr. Michael J. Orlich, van Lorna Linda Universiteit, CA, en col-lega’s publiceren hun bevindingen over hun onderzoek naar de risicofactoren in het dieet voor het ontstaan van colo-rectaalkanker in JAMA interne genees-kunde. Volgens de American Cancer Society heeft elk individu een kans van 1

op de 20 om deze ziekte op enig moment in zijn leven te ontwikkelen. Ondanks het feit dat het sterftecijfer bij colorectaalkanker aan de hoge kant blijft, is de ziekte in de afgelopen 20 jaar procentueel gedaald. Dit komt voorna-melijk door een verhoogd screenen voor de ziekte, waardoor deze eerder ontdekt kan worden en behandeling in een vroeg stadium kan plaatsvinden. Daarbij komt dat de behandeling voor colorectaal-kanker in de afgelopen jaren verbeterd is, waardoor meer mensen deze ziekte overleven. Amerika telt op dit moment meer dan één miljoen overlevers van colorectaalkanker. Screening en behan-deling blijven belangrijk, maar het iden-tificeren van de risicofactoren voor de ziekte is cruciaal voor de primaire pre-ventie, aldus dr. Orlich en collega’s.

Invloeden in percentagesTal van studies hebben gesuggereerd dat een dieet met veel rood en bewerkt

∙ April 2015 ∙ Pagina 19

Kwaliteit zorg en leefstijl

vlees het risico op colorectaalkanker verhoogt, terwijl een dieet met veel fruit, groenten en volle granen het risico juist zou verlagen. Met deze gegevens als uitgangspunt onderzochten Orlich e.a. de positieve invloed van het vegetarische dieet. Zij analyseerden de gegevens van 77,659 mannen en vrouwen tussen 2002 en 2007. Alle deelnemers moesten aan het begin van het onderzoek een voed-sel-frequentie-vragenlijst invullen en medische vragenlijst.

Over een follow-up periode van gemid-deld 7.3 jaar werden 490 deelnemers gediagnosticeerd met colorectaalkan-ker, van wie 380 met darmkanker en 110 met rectaalkanker. • Uit de resultaten van de studie bleek

dat degenen die een vegetarisch dieet gevolgd hadden, een 22% verminderd risico voor colorectaalkanker hadden, met een 19% verminderd risico voor darmkanker en een 29% verminderd risico voor rectaalkanker, vergeleken met de deelnemers die geen vegeta-risch dieet gevolgd hadden.

• Kijkend naar het soort vegetarisch dieet valt op dat pescovegetariërs (de vis-eters) een 49% lager risico op colorectaalkanker hadden, dat lac-to-ovo-vegetariërs (de melk en eieren consumenten) een 18% lager risico hadden, veganisten een 16% ver-minderd risico hadden, en semi-ve-getariërs een verminderd risico van 8% op het ontwikkelen van de ziekte vertoonden.

• Deze bevindingen bevestigen stu-die-uitkomsten van eerdere stu-

dies naar de consumptie van rood en bewerkt vlees in relatie met een verhoogd risico voor colorectaalkan-ker. Als inderdaad een causaal ver-band gevonden kan worden, dan zou een vegetarisch dieet een belangrijke preventieve behandelstrategie kun-nen zijn voor het mogelijk ontwikke-len van de ziekte. ∞

EnCoRe-studie In Nederland krijgen meer dan 13.000 mensen jaarlijks de diag-nose colorectaal kanker; in 2012 leefden in Nederland meer dan 80.000 personen die op dat moment colorectaal kan-ker hadden of in de afgelopen 20 jaar gehad hadden, aldus de EnCoRe-studie van Maastricht Universitair Centrum.De EnCoRe-studie, Energie voor het leven na ColoRectaalkan-ker, is een wetenschappelijk onderzoek van het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ naar de gevolgen van colo-rectaalkanker. Genoemde kanker is één van de meest voorko-mende vormen van kanker in Nederland. Veel van de personen die deze ziekte overleven, kunnen langdurig klachten blijven ervaren als gevolg van de kanker en de behandeling daarvan. Dergelijke klachten, zoals chronische vermoeidheid, depres-sie en diarree, kunnen het dagelijks functioneren en de kwali-teit van leven nadelig beïnvloeden. De persoonlijke leefstijl van de patiënten kan hierin een belangrijke rol spelen. In de EnCo-Re-studie worden de leefstijl en kwaliteit van leven van men-sen die zijn behandeld voor colorectaalkanker bestudeerd. Het hoofddoel van het onderzoek is vaststellen hoe deze aspec-ten de kwaliteit van leven en het algemeen welbevinden van patiënten met colorectaalkanker beïnvloeden. De stu-die richt zich vooral op de periode na afloop van behandeling. www.encorestudie.nl/encore-studie.

Pagina 20 ∙ April 2015 ∙

Nieuwe chirurgische techniek vergroot de kwaliteit van leven na borstkanker

Plastisch en oncologisch chirurgen van het Borstkankercentrum van het Maastricht UMC+ hebben het voor het eerst in Nederland moge-lijk gemaakt dat vrouwen die een borstrecon-structie met eigen weefsel ondergaan, weer gevoel in de borst krijgen. “De ingreep vergroot de kwaliteit van leven aanzienlijk.”

Lees hier verder

Memorial Sloan Kettering Cancer Center

In deze grootste academische kliniek ter wereld voor kankerpatiënten is ondersteunende zorg een onderdeel van het behandelprotocol. In samenspraak tussen artsen en patiënt wordt de zogenoemde integrative oncology aangeboden ter verhoging van de kwaliteit van leven. Deze zorgvorm verdient navolging, ook in Neder-land. Supplement werkt nauw samen met deze kliniek.

www.mskcc.org

Hoe ‘vreemder’ de longkanker, des te beter werkt de immuno-therapie

Immunotherapie, waarbij het eigen afweer-systeem van het lichaam wordt gestimu-leerd om kanker aan te vallen, werkt beter naarmate de kankercellen meer dna-schade hebben. Dat blijkt uit een internationale studie onder longkankerpatiënten door onder meer prof. dr. Ton Schumacher van het Antoni van Leeuwenhoek. Het onder-zoek is onlangs vervroegd online versche-nen bij het vakblad Science.

Lees hier verder

∙ April 2015 ∙ Pagina 21

In de volgende editie onder meer:

• Online mindfulness - training• Vermoeidheid bij kanker• Psychosociale zorg en patiëntervaringen

Pagina 22 ∙ April 2015 ∙

∙ April 2015 ∙ Pagina 23

Irisin

IrisinEen kankermedicijn uit spieren?

Door: ir. Willem Koert, wetenschapsjournalist

Wetenschappers wisten al tientallen jaren dat een relatief grote spiermassa het risico op kanker vermindert en de prognose van kankerpatiënten verbetert, maar tastten in het duister over de manier waarop spieren beschermen tegen kanker. Door de recente ontdekking van het hormoon irisin is dat misschien veranderd.

De relatie tussen de lichaamssamen-stelling en het risico op kanker is niet zo sterk als die tussen enerzijds beweging en dieet en anderzijds kanker. Epidemio-logische studies vinden echter wel dege-lijk significante verbanden. Een klassieke studie in dat opzicht is de Paris Prospec-tive Study, waarin epidemiologen een groep van bijna tienduizend mannen volgden vanaf de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw. Toen de studie begon waren de mannen 40 jaar of ouder.

Paris Prospective Study• Eén van de factoren die uit deze

studie naar voren kwam was de geschatte hoeveelheid visceraal vet die de mannen in hun buikholte had-den opgebouwd. Hoe groter die was, des te hoger was het risico op dode-lijke vormen van kanker.1

• Spiermassa had precies het tegen-overgestelde effect. Hoe meer spier-massa de mannen op hun benen en armen hadden, des te kleiner was hun risico op dodelijke vormen van kanker.

Spiermassa en spierkrachtEen verhoudingsgewijs grote spier-massa gaat samen met een verhoogde spierkracht. Als spiermassa enige bescherming biedt tegen kanker, dan zou spierkracht dat dus ook moeten doen. Onderzoekers van de Univer-sity of South Carolina stuitten op een dergelijk verband in een epidemiologi-sche studie waarvoor ze een groep van meer dan tienduizend mannen volg-den van de jaren tachtig van de twintig-ste eeuw tot 2003.2 Toen de studie van start ging, ondergingen de mannen een sportkeuring, waarbij onderzoekers de spierkracht van de mannen bepaalden. Hoe groter die spierkracht was, des te geringer was in latere jaren het risico op sterfte door kanker. De onderzoe-kers vonden het verband zo overtuigend dat ze een lans braken voor krachttrai-ning als strategie om het kankerrisico te verminderen.

Ook in kankerpatiënten speelt spier-massa een rol van betekenis. In stu-dies onder patiënten met bijvoorbeeld dikke darmkanker3,4, borstkanker5 en

Pagina 24 ∙ April ∙

Irisin

slokdarmkanker6 verhoogt een grotere spiermassa de overlevingskansen. Tot voor kort hebben behandelaars weinig met deze bevindingen gedaan. Een belangrijke reden daarvoor was dat niet duidelijk was hoe het verband tussen gezondheid en spieren nu pre-cies in elkaar zat. Beschermden spieren tegen kanker? Of hadden gezonde men-sen gewoon meer spieren dan vóór hun ziekte en verzwakte therapie kanker-patiënten? Dat laatste leek het meest waarschijnlijk, en dus was er weinig wetenschappelijke interesse in onder-zoek naar het inzetten van spiermassa als wapen tegen kanker.

Spiermassa als wapen tegen kankerDie situatie is in korte tijd veranderd, en dat komt niet in de laatste plaats door de ontdekking van het hormoon

irisin door onderzoekers van het Ame-rikaanse Dana-Farber Cancer Insti-tute in 2012.7 Irisin wordt aangemaakt door spierweefsel, en wordt afgegeven aan de bloedbaan. Het hormoon reist door het lichaam en blijkt in recente studies een breed spectrum aan posi-tieve gezondheidseffecten te hebben. In de hersenen activeert irisin bijvoor-beeld de groeifactor BDNF, die hersen-cellen stimuleert om onderling nieuwe verbindingen te maken en daarmee informatie vast te leggen.8 Tegelijker-tijd stimuleert irisin de werking van de alvleesklier en verhoogt het de gevoe-ligheid voor insuline van cellen. Een bij-zondere eigenschap van irisin is dat het in proefdieren de vorming van bruine vetcellen stimuleert en die van witte vetcellen afremt. Bruine vetcellen kun-nen vetzuren omzetten in energie, witte niet. Dat impliceert dat irisin in theo-

∙ April 2015 ∙ Pagina 25

Irisin

rie misschien een diabetesmedicijn is dat ook nog eens gewichtsverlies kan veroorzaken doordat het de verbran-ding van vet stimuleert. Dat effect is in mensen tot dusverre alleen aangetoond in experimenten waarin onderzoekers proefpersonen blootstelden aan kou, en vervolgens konden vaststellen dat iri-sin leidde tot de ontwikkeling van bruine vetcellen.9,10

Slinken van vetmassaIn dierstudies werkt synthetisch irisin als een diabetesmedicijn dat - anders dan veel andere diabetesmedicijnen - de vetmassa doet slinken. De ontdek-kers van irisin hebben die toepassing gepatenteerd en onderzoeken binnen het onderzoeksbedrijf Ember of syn-thetisch irisin nuttig kan zijn voor men-sen met diabetes type-2. Onderzoekers hopen dat irisin nuttig is voor diabetici

die niet meer optimaal op hun medicij-nen reageren. Die hoop is onder meer gebaseerd op studies waarin mensen met overgewicht extra veel irisin aan-maken als de werking van hun endogene insuline door vetzucht en ontstekingen vermindert.11,12

Nieuwe inzichten over spierfunctieDe ontdekkers van irisin staan hoog aan-geschreven in de wetenschap, maar dat is niet de voornaamste reden dat tien-tallen universiteiten en onderzoeksin-stituten het nieuwe hormoon op dit moment intensief bestuderen. De wer-kelijke reden is dat de ontdekking past in recente populaire wetenschappelijke theorieën over de functie van spieren. Volgens die denkbeelden zijn spieren niet alleen nodig om het lichaam te laten bewegen, maar hebben spieren hebben ook een endocrinologische rol

Pagina 26 ∙ April ∙

Irisin

van betekenis.13 Spieren produceren een paar honderd eiwitten, en geven die af aan de bloedbaan. Een aantal van die eiwitten zijn cruciaal voor een goede gezondheid. Die theorie zou moeten verklaren waarom lichaamsbeweging in epidemiologische en kinische studies zulke overtuigende positieve en brede gezondheidseffecten heeft. “We hadden eigenlijk al jaren het ver-moeden dat lichaamsbeweging ‘praat’ met diverse weefsels in het lichaam”, vertelde de Amerikaanse celbioloog Bruce Spiegelman, de onderzoeksleider van het team dat irisin ontdekte, in een persbericht. “Maar hoe dat precies in zijn werk ging, dat was de grote vraag.” Toen Spiegelman en zijn collega’s irisin ontdekten, vonden ze een stukje van de puzzel waarnaar honderden weten-schappers op zoek waren.

Opmerkelijke studiesDe vraag dringt zich op of irisin ook de beschermende werking van spieren tegen kanker kan verklaren. Het onder-zoek naar irisin en kanker staat echter nog in zijn kinderschoenen. Onderzoe-

kers van Harvard Medical School publi-ceerden in 2014 een in vitro-studie waarin een half dozijn kankercellijnen niet reageerden op irisin.14

“Irisin kan een sleutelrol

spelen in de behandeling

van kanker”

Moleculaire biologen van de Univer-sity of New Mexico rapporteerden daarentegen zeer recent hoopgevende resultaten in de International Journal of Cancer.15 De onderzoekers stelden agressieve MDA-MB-231-borstkanker-cellen bloot aan irisin, en ontdekten dat irisin de vitaliteit van de kankercellen verminderde, en sommige cellen zelfs doodde. Daarnaast verminderde irisin het vermogen van de cellen zich uit te zaaien, en maakte het de cellen kwets-baarder voor het medicijn doxorubicin. “Uit onderzoek wisten we al dat lichaamsbeweging het risico op kanker vermindert en de vooruitzichten van kankerpatiënten verbetert”, schreven de onderzoekers. “Deze gegevens leg-gen mogelijk het mechanisme achter dat verband bloot. Bovendien ondersteunt dit onderzoek de theorie dat irisin een sleutelrol kan spelen in de behandeling van kanker.”

De mogelijke rol van irisin bij kankerAls de onderzoekers het bij het rechte eind hebben, kunnen interventies die de concentratie irisin verhogen een positief effect hebben op vrouwen met borstkanker, en misschien ook op men-

∙ April 2015 ∙ Pagina 27

Irisin

sen met andere vormen van kanker. Voor zover we dat uit het gepubliceerde onderzoek kunnen afleiden, zijn het vooral de totale hoeveelheid spiermassa en de leeftijd die de concentratie irisin in het lichaam bepalen.16 Hoe hoger de leeftijd, des te lager is de concentratie irisin; hoe groter de spiermassa, des te hoger is de concentratie irisin.

Concentratie van irisinLichaamsbeweging kan de afgifte van irisin acuut maar tijdelijk met enkele tientallen procenten verhogen. Hoe intensiever de inspanning, des te ster-ker is het effect.17 Ook bij matig-inten-sieve inspanning geven spieren irisin af aan de bloedbaan, maar de verhoging van de spiegel van irisin bedraagt in dat geval slechts enkele procenten. Boven-dien zakt het niveau van afgifte door de spieren na langdurige continue matig-in-tensieve inspanning terug naar het niveau in rust.18 Krachttraining, fitness of kortdurende maar redelijk intensieve cardiotrainingen van een half uur lijken dus bij uitstek geschikte bewegingsvor-men te zijn om de concentratie irisin te verhogen. Leeftijd en fitheid lijken geen invloed te hebben op de afgifte van irisin door intensieve inspanning.19

Voeding en de aanmaak van irisinDieet heeft voor zover bekend geen invloed op de aanmaak van irisin door de spieren, maar mogelijk zijn er wel voedingsinterventies die dat wel heb-ben. In de herfst van 2014 publiceerden Koreaanse onderzoekers een onder-zoek waarin jonge mannelijke kracht-sporters meer irisin aanmaakten door suppletie met 450 milligram ursolic acid

per dag.20 Ursolic acid is een stof die van nature in kleine hoeveelheden aanwe-zig is in de schil van appels en kruiden zoals rozemarijn. Makers van sportsup-plementen gebruiken ursolic acid wel eens in producten die de spiergroei zou-den moeten versnellen. Onderbouwing voor die claim vonden de Koreanen trou-wens niet. Hun proefpersonen bouw-den niet meer spiermassa op door het supplement. Ze verloren overigens wel lichaamsvet.

Tot slotHet onderzoek naar irisin is jong maar beloftevol, en het is niet onwaarschijn-lijk dat wetenschappers in de nabije toekomst nog meer positieve gezond-heidseffecten van irisin op het spoor zul-len komen. Dat suggereert onder meer een studie die Spaanse wetenschappers in 2014 publiceerden in de American Journal of Medicine. De Spanjaarden bestudeerden een kleine groep man-nen en vrouwen die erin waren geslaagd ouder te worden dan 100, en deson-danks in een goede gezondheid te ver-keren. De Spanjaarden waren op zoek naar factoren die mensen in staat stel-len zo oud te worden en toch gezond te blijven. De onderzoekers vonden in het bloed van hun ‘super-agers’ een onge-woon hoge concentratie irisin. ∞

Pagina 28 ∙ April 2015 ∙

Nieuwe inzichten bij eierstok-kankerHet belang van een gezond gewicht

Door: Marion L. de Graaf

Uit een rapport van het World Cancer Research Fund (WCRF) netwerk blijkt overge-wicht het risico op eierstokkanker te verhogen.1 Daarmee wordt eierstokkanker voor het eerst toegevoegd aan de groeiende lijst van kankersoorten waarvan bekend is dat ze een verband hebben met overgewicht. Een gezond gewicht behouden is een belangrijke maatregel voor de preventie van ook eierstokkanker.

Tot op heden werd het risico op eier-stokkanker in verband gebracht met fac-toren waar we weinig of geen invloed op hebben, zoals erfelijkheid en leeftijd. Nu is echter bekend dat een gezond gewicht van belang is voor de preventie van eier-stokkanker. Er is nog veel te bereiken op dit gebied. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek2 heeft 37,8 procent van de vrouwen in Neder-land overgewicht, waarvan 11,1 procent ernstig overgewicht.

EierstokkankerDe ovaria zijn de voornaamste bron van oestrogeen en progesterone in pre-menopauzale vrouwen. Ovariumkanker kan ontstaan in epitheelcellen, stro-male cellen (hormoonproductie) en ger-minale cellen (eicelvorming). Van de ovariumkankers zijn 85 tot 90 procent epitheelcarcinomen.

Incidentie en overlevingWereldwijd is eierstokkanker de zevende meest voorkomende kanker in vrouwen (en de 18e meest voorko-mende kanker overall). Ook in Neder-land staat eierstokkanker op nummer 7 in de ranglijst van de meest voorko-mende kankersoorten bij vrouwen.3 en op nummer 13 overall .4 Eierstokkanker is meestal fataal. De aan-doening komt vaker voor in landen met hoge inkomens dan in landen met mid-den en lage inkomens. De risico’s op het krijgen van eierstok-kanker stijgen met de leeftijd, ook al daalt het stijgingspercentage na de menopauze; 10 tot 15 procent van de gevallen komt voor vóór de menopauze, germinaalcelkanker kent zijn hoogte-punt bij vrouwen in de leeftijd van 15 tot 35. Eierstokkanker is een ware sluip-moordenaar; klachten manifesteren zich meestal pas in een verder of ver gevorderd stadium. De vijf-jaars over-

∙ April 2015 ∙ Pagina 29

Nieuwe inzichten bij eierstokkanker

levingsratio na diagnose varieert van 30 tot 50 procent. Bij borst-, darm- en baarmoederkanker is dat respectievelijk ongeveer 85, 59 en 80 procent.

PathogeneseHet ziektebeloop van ovariumkanker heeft geen eenduidige kenmerken. Ver-onderstelt wordt dan ook dat daaraan verschillende mechanismen ten grond-slag liggen. Door de ovulatiecycli onder-gaat het epitheel een voortdurende verstoring en herstel. De epitheelcel-len worden gestimuleerd zich te ver-menigvuldigen, hetgeen de kans op spontane mutaties kan vergroten. Na ovulatie kunnen deze cellen vast komen te zitten binnen het bindweefsel rond de eierstokken; dat kan leiden tot cys-tevorming. In dat geval worden de epit-heelcellen blootgesteld aan een uniek pro-inflammatoir microklimaat, dat de snelheid van DNA-schade kan verhogen, hetgeen kan leiden tot kanker. De meeste ovariumkankers ontstaan spontaan, hoewel 5 tot 10 procent van

de gevallen zich ontwikkelt als gevolg van genetische predispositie. In die gevallen kan dit leiden tot hooggra-dige carcinomen met een ongunstige prognose.

Andere oorzakenHet risico op het krijgen van eierstok-kanker wordt beïnvloed door het aantal menstruatie-cycli in het leven van een

Het World Cancer Research Fund (WCRF) netwerkOnder de paraplu van het World Cancer Research Fund netwerk opereren vier charita-tieve instellingen: Het American Institute for Cancer Research (AICR); het Engelse World Cancer Research Fund (WCRF UK); het Wereld Kanker Onderzoek Fonds (WKOF); het Chi-nese World Cancer Research Fund Hong Kong (WCRF HK).In samenwerking met het Imperial College London is het Continuous Update Project (CUP) in het leven geroepen. De CUP voorziet in gefundeerde actuele informatie over wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van de relatie tussen voedsel, voeding, lichaamsbeweging, lichaamsgewicht en kanker. Daarmee wordt de kennis over kanker-preventie voortdurend geactualiseerd en vergroot. “De nieuwe bevinding betreffende eierstokkanker benadrukt het belang en de noodzaak van het Continuous Update Pro-ject. Dankzij dit project kan het publiek erop vertrouwen dat de gezondheidsvoorlichting ter preventie van kanker onderbouwd is met solide onderzoeksresultaten”, aldus Nadia Ameyah, directeur van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds in Nederland.

RO

N

Bavelaar

www.samsung.com/nlwww.bakas.nl

Trendwatcher Adjiedj Bakas (1963) schreef verschillende bestsellers over de toekomst, waar onder Plenty, Megatrends Water, Energie, Grondstoffen en Duurzaamheid, The Future of Food, The State of Tomorrow en Het Einde van de Privacy. Er werden de afgelopen jaren meer dan 600.000 exemplaren van zijn boeken verkocht. Bakas wordt door de internationale pers gekenschetst als ‘optimistisch’ (CNN), ‘inspirerend’ (BBC), ‘provocatief’ (TV2 Journaal Denemarken), ‘een echte wereldburger’ (Times of India), ‘a major trendwatcher’ (China Daily) en ‘een orakel’ (Zero Hora, Brazilië).

Ad

jiedj

Bakas

Adjiedj BakasTReNdWATCHeR

herinnerenTrENDS BETEkENISVol lEVEN EN STErVEN IN DE 21STE EEuW

ron Bavelaar

Megatrends A

fscheidR

ON

BAvelA

AR

/Ad

jiedj B

Ak

As

Adjiedj Bakas

Overleden maar niet vergeten l voor elkaar, met elkaar in de nieuwe saamhorigheid l doe-het-zelf-uitvaart, lifestyle-uitvaart en etno-uitvaart l vaker zelfgekozen liefdevolle dood l spiritualisering van leven en dood l levenslessen vastleggen: de groei van legacy l duurzame uitvaarten l

toenemend geloof in reïncarnatie l meer geliefden in een leven l vaker thuis afscheid nemen l digitale nalatenschap en levenstestament l afscheid vormt geboorte van herinnering

Afscheid nemen en

∙ April 2015 ∙ Pagina 31

Nieuwe inzichten bij eierstokkanker

vrouw. Het niet krijgen van kinderen ver-hoogt dit risico en kan zelfs gezien wor-den als een oorzaak van eierstokkanker. Het tegenovergestelde geldt ook: het wel krijgen van kinderen vermindert het risico en kan gezien worden als bescher-ming tegen eierstokkanker. Er is substantieel bewijs dat, even-als bij borstkanker, een vroege menar-che en een late natuurlijke menopauze het risico verhoogt en mogelijk zelf de oorzaak is van ovariumkanker. Ook hier geldt het omgekeerde: een late menarche, borstvoeding en vroege menopauze verminderen het risico en kunnen gezien worden als bescherming tegen eierstokkanker.

Het verband tussen eierstokkanker en overgewicht Na analyses van wereldwijde onder-zoeksresultaten hebben de wetenschap-pers nu aanwijzingen gevonden voor het verband tussen eierstokkanker en over-gewicht, zo blijkt uit een WCRF-rapport, dat onderdeel is van het Continuous Update Project (CUP). Het CUP-panel concludeert dat “het bewijs dat ont-wikkelingsfactoren die leiden tot gro-tere lineaire groei (ijkpunt volwassenen lengte) een oorzaak zijn van eierstok-kanker, overtuigend is.” Uit de analyses blijkt dat naarmate de Body Mass Index (BMI) toeneemt, er een verhoogd risico bestaat op het krijgen van eierstokkan-ker ongeacht de menopauzale status en hormoontherapie. Het bewijs dat lacta-tie beschermt tegen eierstokkanker is beperkt.” Het panel zal in 2017 het bewijs voor kankerpreventie bij eierstokkanker opnieuw beoordelen, nadat de analyses voor alle kankers gereviewd zijn.

BaanbrekendUit wetenschappelijk onderzoek van het WCRF netwerk is al gebleken dat overgewicht het risico op kanker ver-hoogt. Het gaat daarbij om darm-, slok-darm-, alvleesklier-, nier-, baarmoeder-, borst- (bij vrouwen na de menopauze), galblaaskanker, prostaatkanker en leverkanker. Deze lijst wordt nu dus aangevuld met eierstokkanker. “De ont-dekking van het verband tussen overge-wicht en eierstokkanker is baanbrekend. Nu we weten dat we niet machteloos staan tegenover eierstokkanker, kunnen we zelf in actie komen om ons risico op eierstokkanker te verlagen. Een gezond gewicht bereiken en behouden is niet makkelijk, maar door gezonde keuzes te maken in onze voeding en leefstijl is dat zeker mogelijk. ∞

Pagina 32 ∙ April 2015 ∙

Maitake (Grifola frondosa) Een paddenstoel met antivirale eigenschappen

Door: Jyothi Gubili, MSc

Al vele eeuwen wordt maitake in de traditionele geneeskunde gebruikt om de ge-zondheid te bevorderen en de immuunsysteem te stimuleren. In de vroege jaren 80 van de vorige eeuw ontdekten Japanse onderzoekers dat maitake meer bioactieve polysacchariden bevatte dan andere medicinale paddenstoelen zoals shiitake. Deze constatering leidde tot verder onderzoek. Klinische studies tonen aan dat oraal inge-nomen maitake-extracten het immuunsysteem stimuleren en de doeltreffende wer-king van de chemotherapie verhogen.

Naar de mogelijke effectiviteit van mai-take als een antikanker-middel wordt volop onderzoek gedaan. In de plant werden extracten met polysacchariden geïdentificeerd en gepatenteerd; deze zijn bekend als bètaglucanen. Het is vei-lig maitake te eten, maar personen met hypoglykemie doen er beter aan geen maitake te gebruiken. De bètaglucanen verlagen bloedsuikerspiegel. Onderzoek in diermodellen liet een verminderde bloeddruk zien, een soortgelijk effect zou zich ook bij de mens kunnen voor-doen. De bètaglucane inhoud van een paddenstoel kan overigens van soort tot soort verschillen. De uit de proteoglycanen geïsoleerde D-fractie vertoonde zeer sterke immu-nomodulerende effecten en anti-tumor- effecten. Wij willen er overigens nadruk-kelijk op wijzen dat het van wezenlijk belang is, dat patiënten die behandeld worden voor kanker via de mainstream-behandeling geen maitake- suppleme-menten moeten innemen.1,2

Klinische samenvattingIn vitro bleek maitake ontstekingen die geassocieerd worden met ontsto-ken darmen te verlichten.3 In muismo-dellen bevorderde de orale inname van maitake-extract het uitrijpingsproces van hematopoëtische cellen naar func-tioneel actieve myeloïde cellen. Het verbeterde het herstel van de perifere bloedleukocyte als gevolg van chemo-toxisch letsel van het beenmerg.4 Ook werden hypoglycemische effecten, ver-betering van de stuikerstofwisseling, waargenomen.5 Voorlopige gegevens suggereren de positieve eigenschap van maitake wat betreft het opwekken van de ovulatie in patiënten met PolyCys-teus Ovarium Syndroom (PCOS).6

Wetenschappelijke naam: Grifola frondosaAlgemene namen: eikhaas, koning van de paddenstoelen, dansende paddenstoel

∙ April 2015 ∙ Pagina 33

Maitake

Uit in-vitro onderzoek naar de anti- kankereigenschappen blijkt maitake anti-tumoreffecten7 te hebben, been-merg kolonievorming te verbeteren, doxorubicine toxiciteit te verminde-ren8 en tumormetastase te remmen.9 Doxorubicine is een chemotherapeu-tisch geneesmiddel dat onder de cytosta-tica valt. Cytostatica grijpen in op het groeiproces van kankercellen. Sommige tasten de kankercel aan op het moment waarop deze zich deelt; andere hebben hun uitwerking op een eerder tijdstip.

Een nieuwe polysaccharide, (maitake Z-fractie, MZF) toonde aan dendritische celrijping te kunnen opwekken - het-geen een gunstige invloed heeft op het immuunsysteem -en een antitumor-re-actie te kunnen versterken.10 Maitake verbeterde ook de interferon-activiteit tegen kankercellen van de blaas.11 Inter-feronen spelen een belangrijke rol bij de werking van het immuunsysteem. In een kleine niet-gecontroleerde stu-

die, werden tumorkrimp of significante vermindering van de symptomen waar-genomen in de helft van de personen die maitake-extract gebruikten.12 In een studie in post-menopauzale patiënten met borstkanker bleek orale toediening van maitake-extract immunomodule-rende effecten te hebben.13 Oraal inge-nomen maitake verbeterde ook de neutrofiele en monocyte functie in pati-enten met myelodysplastisch syndroom (MDS).14 Dit syndroom wordt ook wel myelodysplasie genoemd en staat voor een groep van beenmergstoornissen waarbij de productie van bloedcellen ernstig is ontregeld.

Gebruik• Kankerpreventiie• Diabetes• Hoog cholesterolgehalte• Hoge bloeddruk • Immunostimulatie• Gewichtsverlies

Culturele en historische achtergrondMaitake is een zeer smakelijke paddenstoel die oorspronkelijk uit het noordoosten van Japan en uit China komt. De maita-kepaddenstoel groeit aan de voet van eiken, olmen en kakibo-men. Sommige exemplaren groeien uit tot een gewicht van meer dan 100 pond, en hebben daarmee de reputatie opge-bouwd van “de koning onder de paddenstoelen”. Het woord ‘maitake’ is afgeleid van de Japanse woord ‘mai’ dat staat voor ‘dansen’ en ‘take’ dat staat voor ‘paddenstoel’. Men geloofde namelijk dat mensen dansten van vreugde als zij deze zeldzame paddenstoelen vonden: de exemplaren wer-den namelijk gebruikt als betaalmiddel en werden gewisseld voor zilver. De geslachtsnaam Grifola is waarschijnlijk afgeleid van griffin, het beest uit de Griekse mythologie, met zijn hoofd en vleugels van een adelaar en het lichaam van een leeuw. De soortaandui-ding ‘frondosa’ betekent “lijkend op een blad”.

Pagina 34 ∙ April ∙

Maitake

Inhoudsstoffen • Polysacchariden: 1,3 en 1,6 bèta-glu-

canen; alpha glucaan • Lipiden: octadecanol en octadeca-

dienol zuren• Fosfolipiden: fosfatidylethanolamine,

fosfatidylcholine, fosfatidylinositol, fosfatidylserine en fosfatidylzuur

• Ergosterol (vitamine D2)

WerkingsmechanismeMen denkt dat de effecten die maitake heeft, tot stand komen door het active-ren van verschillende effector-cellen, zoals macrofagen, natural killer cellen, T-cellen, interleukine-1 en superoxide anionen.15,16,17,9 Superoxiden zijn reac-

tieve en sterke oxidatoren, chemische stoffen die in een chemische reactie electronen kunnen opnemen.

Het anti-diabetische effect van alpha- glucanen kan toegeschreven worden aan de gevolgen ervan op de insuline- receptoren door de insulinegevoelig-heid te verhogen en insulineresistentie van omliggend weefsel te verbeteren.5

Maitake-extract verbetert de groei en differentiatie, uitrijping, van beenmerg-cellen van muizen die met doxorubicine behandeld werden.8 Bovendien kan maitake-extract antigeenpresentatie moduleren, zoals bleek uit de bescher-ming van muizen tegen tumor-implanta-tie na het overbrengen van dendritische cellen uit tumordragende muizen die behandeld werden met maitake-ex-tract.18 De antigeenpresentatie is onmis-baar voor het goed functioneren van het menselijk afweersysteem. Maitake D-fractie liet antitumor-activi-teit zien door het opwaarderen van een pro-apoptotische genexpressie, BAK-1.19 Apoptose is een fysiologisch proces, waarbij cellen gecontroleerd geёlimi-neerd worden, om de schade aan omlig-gend weefsel te beperken.In een andere studie liet de bètaglucane GFPBW1 ook antitumor-effecten zien die gedeeltelijk het gevolg waren van de activering van de macrofagen die ver-antwoordelijk zijn voor het uitschakelen van zowel vreemde substanties, micro-ben, als kankercellen.20

Bijwerkingen en contraïndicatiesAsymptomatische eosinofilie is gemeld.14 Eosinofilie is een aandoening die wordt

∙ April 2015 ∙ Pagina 35

Maitake

gekenmerkt door een verhoogd aantal eosinofielen, een type witte bloedcellen die het lichaam beschermen tegen para-sitaire infecties. Eosinofilie kan verband houden met ziekten als kanker, met aandoeningen aan het beenmerg , hui-daandoeningen en immuunstoornissen. Samen met het gebruik van hypoglyce-mische medicijnen kan maitake syner-getische effecten hebben.5

Waarschuwing Maitake kan interacteren met warfarine met als gevolg een verhoogde interna-tionale standaard voor bloedstolling, de ‘international normalized ratio’ (INR)21 Met deze standaard wordt de bloedstol-lingssnelheid vastgesteld.

Literatuur, samenvatting en kritiek Wesa KM, et al. Maitake mushroom extract in myelodysplastic syndromes (MDS): a phase II study. Cancer Immunol Immunother. 2014. Oct 29.In deze fase II studie namen patiënten met een laag en gemiddeld risico voor myelodysplastische syndromen (MDS) gedurende 12 weken twee keer per dag 3mg/kg maitake-extract oraal in. Bij dit syndroom is de productie van bloedcel-len ernstig verstoord.Primaire eindpunten includeerden de neutrofiele waarde en de functie verge-leken met de controlegroep bestaande uit gezonde leeftijdsgenoten (GC). Zij werden getest op endogene (van bin-nenuit) of gestimuleerde neutrofiele productie van reactieve zuurstofsoorten (ROS) met behulp van Escherichia coli, forbolester, en N-formylmethionyl-leu-cyl-fenylalanine (fMLP) als ROS-stimu-leerders. De volledige bloedwaarden en

de monocytenfunctie werden eveneens onderzocht.

In 18 patiënten die de studie hadden voltooid, verhoogde maitake de endo-gene ofwel basale eutrofiele en mono-cyte functie, respectievelijk p=0.005 en p=0.021. Voor-behandeling vermin-derde de monocyte reactie op E. coli in MDS-patiënten vergeleken met GC (p=0.002); de na-behandeling steeg (p=0.0004). Ook de fMLP-gestimu-leerde ROS productierespons nam toe (p=0,03). Maitake werd goed verdra-gen, hoewel bij vier patiënten asympto-matische eosinofilie optrad (p=0.014). Na-behandeling door verbetering van neutrofiele en monocyte functie toonde in vitro aan dat maitake gunstige immu-nomodulerende eigenschappen heeft in MDS-patiënten, en dat verder onder-zoek noodzakelijk is. ∞

Hematopoëtische stamcellen vormen verschillende soorten bloedcellen en bloedplaatjes; deze hebben een korte levens-duur. De stamcellen in het rode beenmerg zorgen voor het ont-staan van nieuwe cellen. Deze stamcellen kunnen uitrijpen tot verschillende soorten bloedcellen, tot myeloïde of lymfoïde stamcellen. Vanuit de lymfoïde ontstaat een type witte bloed-cel en vanuit de myeloïde stamcel ontwikkelen zich drie types rijpe bloedcellen die elk hun eigen taak hebben. www.hematologienederland.nl

Van de redactieDeze monografie is geschreven voor Supplement/OncoZorg en gebaseerd op de informatie die beschikbaar is op www.MSKCC.org/AboutHerbsDisclaimer

Fung

hiCl

ear

Spray tegen voet- en nagelschimmels www.funghiclear.nl

FunghiClear: een effectieve natuurlijke antischimmelspray met Manuka Olie

Podiamed brengt een anti-schimmelspray op de markt met een aantal unieke eigenschappen. De ontwikkelaars hebben goed gekeken naar bestaande producten en met FunghiClear hebben zij een product samengesteld dat zeer effectief is. Ook de grootste bron van herinfectie – de schoen – kan hiermee behandeld worden. Het hoofdbestanddeel van FunghiClear is Manuka Olie.

Manuka Olie

Manuka Olie is een etherische olie die wordt gewonnen uit de

Manuka plant in Nieuw Zeeland. De Manuka plant is familie van

de Meluca Alternifolia waar Tea Tree Olie uit gewonnen wordt.

Allergische reacties die na het gebruik van Tea Tree Olie soms

kunnen optreden zijn van Manuka Olie niet bekend.

Onderzoek geeft tevens aan dat de schimmelremmende werking

van Manuka Olie sterker is dan die van Tea Tree Olie. Bijkomend

voordeel is dat Manuka Olie prettiger ruikt dan Tea Tree Olie.

FunghiClear

• is een natuurlijke spray die schimmelgroei remt;

• kan ook worden gebruikt bij kalknagels als die worden

veroorzaakt door schimmels;

• kan worden ingezet bij door schimmels aangedane huid en

nagels;

• bevat natuurlijke ingrediënten die helpen de huid in goed

conditie te brengen en nieuwe schimmelinfecties te

voorkomen.Verkoop en DistributiePodiamedDotterbloemstraat 153053 JV Rotterdam

FunghiClear A4 adv_v2.indd 1 30-01-13 14:56

ReferentiesColorectaalkanker (pagina 10)

∞ 1. Globocan 2012. IARC: Lyon, France. Available at: http://globocan.iarc.fr/Pages/fact_sheets_cancer.aspx. Accessed: March 17, 2014.

∞ 2. WCRF Continuous Update 2011. Available at: http://www.wcrf.org/cancer_research/cup/colorectal_can-cer.php. Accessed: March 17, 2014.

∞ 3. Van den Brandt PA, Goldbohm RA, van ’t Veer P, Volovics A, Hermus RJ, Sturmans F. A large-scale pros-pective cohort study on diet and cancer in The Nether-lands. J Clin Epidemiol. 1990;43(3):285–95.

∞ 4. Kritchevsky D. Diet and cancer: what’s next? J Nutr. 2003;133(11 Suppl 1):3827S–3829S.

∞ 5. Hughes LAE, Simons CCJM, van den Brandt PA, Goldbohm RA, van Engeland M, Weijenberg MP. Body size and colorectal cancer risk after 16.3 years of fol-low-up: an analysis from the Netherlands Cohort Study. Am J Epidemiol. 2011;174(10):1127–39.

∞ 6. Hughes LAE, van den Brandt PA, Goldbohm RA, de Goeij AFPM, de Bruïne AP, van Engeland M, et al. Childhood and adolescent energy restric-tion and subsequent colorectal cancer risk: results from the Netherlands Cohort Study. Int J Epidemiol. 2010;39(5):1333–44.

∞ 7. Simons CCJM, Hughes LAE, van Engeland M, Gold-bohm RA, van den Brandt PA, Weijenberg MP. Physical activity, occupational sitting time, and colorectal can-cer risk in the Netherlands cohort study. Am J Epide-miol. 2013;177(6):514–30.

∞ 8. Baxter RC. IGF binding proteins in cancer: mecha-nistic and clinical insights. Nat Rev Cancer. 2014; epub ahead of print.

∞ 9. Kaaks R, Lukanova A. Energy balance and cancer: the role of insulin and insulin-like growth factor-I. Proc Nutr Soc. 2001;60(1):91–106.

∞ 10. Deng L, Gui Z, Zhao L, Wang J, Shen L. Diabetes mellitus and the incidence of colorectal cancer: an updated systematic review and meta-analysis. Dig Dis Sci. 2012;57(6):1576–85.

∞ 11. Simons CCJM. Energy balance and colorectal can-cer: understanding disease pathways through mole-cular epidemiology. PhD thesis: Maastricht, the Netherlands. ISBN: 978-90-821308-0-5.

∞ 12. Zhang J. Genetic redundancies and their evo-lutionary maintenance. Adv Exp Med Biol. 2012;751:279–300.

∞ 13. Koutsogiannouli E, Papavassiliou AG, Papani-

kolaou NA. Complexity in cancer biology: is systems biology the answer? Cancer Med. 2013;2(2):164–77.

∞ 14. Weijenberg MP, Hughes LAE, Bours MJL, Simons CCJM, van Engeland M, van den Brandt PA. The mTOR Pathway and the Role of Energy Balance Throug-hout Life in Colorectal Cancer Etiology and Prognosis: Unravelling Mechanisms Through a Multidimensional Molecular Epidemiologic Approach. Curr Nutr Rep. 2013;2(1):19–26.

∞ 15. Upstill-Goddard R, Eccles D, Fliege J, Collins A. Machine learning approaches for the discovery of gene-gene interactions in disease data. Brief Bioin-form. 2013;14(2):251–60.

Kwaliteit zorg en leeftijd (pagina 26)

∞ Association of actual and preferred decision roles with patient-reported quality of care, Kenneth Kehl et al., JAMA Oncol, doi:10.1001/jamaoncol.2014.112, published online 12 February 2015, abstract.

∞ Shared decision making in cancer care: does one size fit all?, Sarah Hawley and Reshma Jagsi, JAMA Oncol, doi:10.1001/jamaoncol.2014.186, published online 12 February 2015

∞ Vegetarian dietary patterns and the risk of colorec-tal cancers, Michael J. Orlich, et al., JAMA Intern Med, doi=10.1001/jamainternmed.2015.59, published online 9 March 2015

Irisin (pagina 22)

∞ 1. Oppert JM e.a. Anthropometric estimates of muscle and fat mass in relation to cardiac and cancer morta-lity in men: the Paris Prospective Study. Am J Clin Nutr. 2002 Jun;75(6):1107-13.

∞ 2. Ruiz JR e.a. Muscular strength and adiposity as pre-dictors of adulthood cancer mortality in men. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2009 May;18(5):1468-76.

∞ 3. Jung HW e.a. Effect of muscle mass on toxicity and survival in patients with colon cancer undergoing adjuvant chemotherapy. Support Care Cancer. 2014 Aug 28. [Epub ahead of print].

∞ 4. Van Vledder MG e.a. Body composition and out-come in patients undergoing resection of colorectal liver metastases. Br J Surg. 2012 Apr;99(4):550-7.

∞ 5. Villaseñor A e.a. Prevalence and prognostic effect of sarcopenia in breast cancer survivors: the HEAL Study. J Cancer Surviv. 2012 Dec;6(4):398-406.

∞ 6. Sheetz KH e.a. Decreased core muscle size is

Referentiesassociated with worse patient survival following esophagectomy for cancer. Dis Esophagus. 2013 Sep-Oct;26(7):716-22.

∞ 7. Boström P1 e.a. A PGC1-alpha-dependent myo-kine that drives brown-fat-like development of white fat and thermogenesis. Nature. 2012 Jan 11;481(7382):463-8.

∞ 8. Wrann CD e.a. Exercise induces hippocampal BDNF through a PGC-1alpha/FNDC5 pathway. Cell Metab. 2013 Nov 5;18(5):649-59.

∞ 9. Lee P e.a. Irisin and FGF21 are cold-induced endo-crine activators of brown fat function in humans. Cell Metab. 2014 Feb 4;19(2):302-9.

∞ 10. Chen KY e.a. Brown fat activation mediates cold-in-duced thermogenesis in adult humans in response to a mild decrease in ambient temperature. J Clin Endocri-nol Metab. 2013 Jul;98(7):E1218-23.

∞ 11. Crujeiras AB e.a. Longitudinal variation of circula-ting irisin after an energy restriction-induced weight loss and following weight regain in obese men and women. Am J Hum Biol. 2014 Mar-Apr;26(2):198-207.

∞ 12. Crujeiras AB e.a. Association between circulating irisin levels and the promotion of insulin resistance during the weight maintenance period after a dietary weight-lowering program in obese patients. Metabo-lism. 2014 Apr;63(4):520-31.

∞ 13. Pedersen BK e.a. Muscles, exercise and obesity: skeletal muscle as a secretory organ. Nat Rev Endocri-nol. 2012 Apr 3;8(8):457-65.

∞ 14. Moon HS e.a. Regulation of cell proliferation and malignant potential by irisin in endometrial, colon, thyroid and esophageal cancer cell lines. Metabolism. 2014 Feb;63(2):188-93.

∞ 15. Gannon NP e.a. Effects of the exercise-inducible myokine irisin on malignant and non-malignant bre-ast epithelial cell behavior in vitro. Int J Cancer. 2015 Feb 15;136(4):E197-202.

∞ 16. Anastasilakis AD e.a. Circulating irisin in healthy, young individuals: day-night rhythm, effects of food intake and exercise, and associations with gender, physical activity, diet, and body composition. J Clin Endocrinol Metab.2014 Sep;99(9):3247-55.

∞ 17. Eur J Endocrinol. 2014 Sep;171(3):343-52. Das-kalopoulou SS e.a. Plasma irisin levels progressively increase in response to increasing exercise workloads in young, healthy, active subjects. Eur J Endocrinol. 2014 Sep;171(3):343-52.

∞ 18. Kraemer RR e.a. A transient elevated irisin blood concentration in response to prolonged, moderate

aerobic exercise in young men and women. Horm Metab Res. 2014 Feb;46(2):150-4.

∞ 19. Huh JY e.a. Exercise-induced irisin secretion is independent of age or fitness level and increased irisin may directly modulate muscle metabolism through AMPK activation. J Clin Endocrinol Metab. 2014 Nov;99(11):E2154-61.

∞ 20. Bang HS e.a. Ursolic Acid-induced elevation of serum irisin augments muscle strength during resistance training in men. Korean J Physiol Pharma-col. 2014 Oct;18(5):441-6.

∞ 21. Emanuele E e.a. Serum irisin levels, precocious myocardial infarction, and healthy exceptional longe-vity. Am J Med. 2014 Sep;127(9):888-90.

Nieuwe inzichten bij eierstokkanker (pagina 28)

∞ 1. Continuous Update Project, http://www.wcrf.org/PDFs/CUP-reports-SLRs/Ovarian-Cancer-2014-Report.pdf, pagina 22, 23, 24, 25

∞ 2. CBS Statline, Centraal Bureau voor de Statistiek, http://statline.cbs.nl/StatWebsearch/?Q=overgewicht& LA=NL

∞ 3. Nederlandse Kankerregistratie, beheerd door IKNL © maart 2015

∞ 4. GLOBOCAN, een project van het International Agency for Research on Cancer (IARC) in Frankrijk. IARC maakt deel uit van de Wereldgezondheidsorganisatie. Ferlay J, Soerjomataram I, Ervik M, Dikshit R, Eser S, Mathers C, Rebelo M, Parkin DM, Forman D, Bray, F. GLOBOCAN 2012 v1.0, Cancer Incidence and Mortality Worldwide: IARC CancerBase No. 11 http://globocan.iarc.fr/Pages/references.aspx. Lyon, France: International Agency for Research on Cancer; 2013. Beschikbaar op: http://glo-bocan.iarc.fr, geraadpleegd op 31/maart/2015.

Maitake (pagina 32)

∞ 1. Mayell M. Maitake Extracts and Their Therapeutic Potential – A Review. Altern Med Rev 2001;6(1):48-60.

∞ 2. Maitake mushroom. http://www.cancer.org/treat ment/treatmentsandsideeffects/complementaryan-dalternativemedicine/dietandnutrition/maita-ke-mushrooms. American Cancer Society. Accessed December 31, 2014.

∞ 3. Lee JS, Park SY, Thapa D, et al. Grifola frondosa water extract alleviates intestinal inflammation by suppressing TNF-alpha production and its signaling. Exp Mol Med. 2010 Feb 28;42(2):143-54.

∞ 4. Lin H, de Stanchina E, Zhou XK, et al. Maitake beta-glucan promotes recovery of leukocytes and mye-loid cell function in peripheral blood from paclitaxel hematotoxicity. Cancer Immunol Immunother. 2010 Jun;59(6):885-97.

∞ 5. Hong L, Xun M, Wutong W. Anti-diabetic effect of an alpha-glucan from fruit body of maitake (Gri-fola frondosa) on KK-Ay mice. Pharm Pharmacol. 2007 Apr;59(4):575-82.

∞ 6. Chen JT, Tominaga K, Sato Y, Anzai H, Matsuoka R. Maitake mushroom (Grifola frondosa) extract induces ovulation in patients with polycystic ovary syndrome: a possible monotherapy and a combination therapy after failure with first-line clomiphene citrate. J Altern Com-plement Med. 2010 Dec;16(12):1295-9.

∞ 7. Shomori K, Yamamoto M, Arifuku I, Teramachi K, Ito H. Antitumor effects of a water-soluble extract from Maitake (Grifola frondosa) on human gastric cancer cell lines. Oncol Rep. 2009 Sep;22(3):615-20.

∞ 8. Lin H, et al. Maitake beta-glucan MD-fraction enhan-ces bone marrow colony formation and reduces doxoru-bicin toxicity in vitro. Int Immunopharmacol 2004 Jan;4(1):91-9.

∞ 9. Masuda Y, Murata Y, Hayashi M, Nanba H. Inhibitory effect of MD-Fraction on tumor metastasis: involvement of NK cell activation and suppression of intercellular adhesion molecule (ICAM)-1 expression in lung vascular endothelial cells. Biol Pharm Bull 2008 Jun;31(6):1104-8.

∞ 10. Masuda Y, Ito K, Konishi M, Nanba H. A polysac-charide extracted from Grifola frondosa enhances the anti-tumor activity of bone marrow-derived dendritic cell-based immunotherapy against murine colon cancer. Cancer Immunol Immunother. 2010 Oct;59(10):1531-41.

∞ 11. Louie B, Rajamahanty S, Won J, Choudhury M, Konno S. Synergistic potentiation of interferon activity with maitake mushroom d-fraction on bladder cancer cells. BJU Int. 2010 Apr;105(7):1011-5.

∞ 12. Kodama N, Komuta K, Nanba H. Can Maitake MD-frac-tion aid cancer patients? Altern Med Rev 2002;7:236-9.

∞ 13. Deng G, Lin H, Seidman A, et al. A phase I/II trial of a polysaccharide extract from Grifola frondosa (Maitake mushroom) in breast cancer patients: immunological effects. J Cancer Res Clin Oncol. 2009 Sep;135(9):1215-21

∞ 14. Wesa KM, Cunningham-Rundles S, Klimek VM, et al. Maitake mushroom extract in myelodysplastic syndro-mes (MDS): a phase II study. Cancer Immunol Immuno-ther. 2014. doi: 10.1007/s00262-014-1628-6

∞ 15. Adachi K, Nanba H, Kuroda H. Potentiation of host-mediated antitumor activity in mice by beta glucan obtained from Grifola frondosa (maitake). Chem Pharm

Bull 1987;35:262-70.

∞ 16. Kubo K, Aoki H. Nanba H. Anti-diabetic activity pre-sent in the fruit body of Grifola frondosa (Maitake). Biol Pharm Bull 1994;17:1106-10.

∞ 17. Horio H, Ohtsuru M. Maitake (Grifola frondosa) improve glucose tolerance of experimental diabetic rats. J Nutr Sci Vitaminol 2001;47:57-63.

∞ 18. Harada N, Kodama N, Nanba H. Relationship bet-ween dendritic cells and the D-fraction-induced Th-1 dominant response in BALB/c tumor-bearing mice. Can-cer Lett. 2003;192(2):181-7.

∞ 19. Soares R, Meireles M, Rocha A, et al. Maitake (D frac-tion) mushroom extract induces apoptosis in breast can-cer cells by BAK-1 gene activation.J Med Food. 2011 Jun;14(6):563-72.

∞ 20. Fang J, Wang Y, Lv X, et al. Structure of a β-glucan from Grifola frondosa and its antitumor effect by acti-vating Dectin-1/Syk/NF-κB signaling. Glycoconj J. 2012 Aug;29(5-6):365-77.

∞ 21. Hanselin MR, Vande Griend JP, Linnebur SA. INR ele-vation with maitake extract in combination with warfa-rin. Ann Pharmacother. 2010 Jan;44(1):223-4.

Colofon

Dit is een uitgave van:Supplement BVLuchtvaartstraat 1a1059 CA AMSTERDAM020 - 670 5000www.sup.nlISSN 2405-9692

AdviseursAdjiedj BakasProf. dr. P.A.M. Vierhout, chirurg np

DirectieBart C. CordemeijerJob R.Q. van DoorenMischa P.M. Nagel

RedactieMarion L. de Graaf, hoofdredacteur Jyothi Gubili, MSc Ir. Willem KoertDrs. Ivo J.F. Spekman

AuteursMarion L. de GraafJyothi Gubili, MScIr. Willem Koert, wetenschapsjournalistMischa P.M. NagelDr. Colinda C.J.M. Simons Prof.dr.ir. Matty P. Weijenberg

AbonnementenEen abonnement op OncoZorg kost € 45,00 (excl. btw) per jaar. Het behelst zes digitale edities en twee gedrukte edities in pocketvorm. Het digitale abonne-ment geeft toegang tot het archief op de website.

AdvertentiesAdvertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie en kunnen zonder opgaaf van reden worden geweigerd. Informatie over adverteren in OncoZorg en de mogelijkheden van een mediapart-nerschap kunt u aanvragen via [email protected].

VormgevingLiz Hatenboer, Supplement

Copyright & DisclaimerNiets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar worden gemaakt zonder toestemming van de uitgever. Supplement is niet aansprakelijk voor schade of letsel die het gevolg is van het gebruik van informatie uit dit magazine. Adviezen worden uit-sluitend gegeven voor informatieve doeleinden. Bij gezondheidsklachten wordt geadviseerd een arts te raadplegen.

Voor een abonnement op OncoZorg kunt u zich aan-melden via de website www.oncozorg.nl. Een abonne-ment geeft toegang tot het digitale archief.

Supplement, de uitgever van OncoZorg, spits zijn informatie toe op ondersteunende zorg bij de ziekte kanker en de daarmee gepaard gaande problemen. In Nederland zal het aantal kankerpatiënten en het aantal mensen dat kanker overleeft de komende jaren significant stijgen. Ondersteunende zorg, zoals voeding en beweging, pijnmanagement en mindfulness, gericht op preventie of verbetering van de kwaliteit van leven, wordt steeds breder gewaardeerd en toegepast, zowel door patiënten als door specialisten. Inspelen op ontwikkelingen rond deze thema’s is onze missie. De groep overlevers groeit eveneens en o p de langere termijn hebben velen te maken met de gevolgen van de behan-delingen, zoals vermoeidheid en dermatologische klachten. Naast de aandacht voor het managen van de fysieke en mentale aspecten die de ziekte kanker met zich mee brengt, is in OncoZorg ook aandacht voor de sociale belem-meringen voor patiënten en hun omgeving. Supplement werkt nauw samen met de afdeling Integrative Oncology het Memorial Sloan-Kettering Cancer Center in New York. Deze afdeling van de grootste en meest vooraanstaande oncologische academische kliniek ter wereld dient als voorbeeld voor vele ziekenhuizen wereldwijd. De integratieve zorgondersteuning levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van leven van kankerpatiënten. OncoZorg is een informatiebron voor zowel zorgverleners als zorgvragers.

www.oncozorg.nl