Omschakelbrochure kippen

35
> kippen omschakelen naar de biologische landbouw

description

Overzicht van de belangrijkste veranderingen die je bedrijf zullen omvormen tot een succesvolle biologische onderneming.

Transcript of Omschakelbrochure kippen

Page 1: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 1

> kippen

omschakelen naar de

biologische landbouw

Page 2: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 2

Voorwoord

Omschakelen naar de biologische landbouw Goed boeren, hoe doe je dat?Slaap er nog eens overGa planmatig te werkEen erkenning als biologisch producent biedt vooral voordelen De belangrijkste stappen van het controleproces op een rijtje

Basisprincipes van de biologische landbouw Duurzaamheid duurt het langstUitgangspunten van de biologische landbouwWat zijn de concrete doelstellingen van de biologische landbouwmethode?Hoe kun je die doelstellingen praktisch verwezenlijken?Wat is de meerwaarde van de biologische productiemethode?Kiezen voor een gemengd of een ontmengd bedrijf?

Omschakelingsperiode De technische invulling op het kippenbedrijf HuisvestingUitloopFokkerijGezondheidszorg Voeding

Biologisch pluimvee en de mestwetgevingMestproductie en afzet Bemesten met pluimveemest

BedrijfsvoorbeeldenVoorbeeld 1: bedrijf 5000 leghennenVoorbeeld 2: bedrijf 10.000 leghennenVoorbeeld 3: bedrijf 15.000 vleeskuikens

Arbeidsbehoefte

Bedrijfseconomische aspecten

Afzet

Steunmaatregelen van de overheid Hectaresteun biologische landbouwInvesteringssteunBedrijfsontwikkelingsplan en bedrijfsbegeleiding Subsidie controlekost

Nuttige adressenVlaamse overheid - beleidsdomein landbouw & visserijBeroepsverenigingen en keurmerkbeheerAfzet Controle & certificeringConsumentenorganisatieVormingErkende centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouwExterne bedrijfsbegeleidingBiologische veevoedersBiologische slagersGecertificeerde slachthuizenCoöperaties, handelaars en verwerkers

3

5 5566 8

10 101010111111

13

14 14181921 22

24 24 24

25252626

28

28

29

3030303131

32323333333333343434353636

Page 3: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 3

Voorwoord

Onder invloed van consumenten en milieuvereni-gingen staan landbouwers vandaag steeds meer onder druk om hun milieutechnische resultaten te verbeteren. Bovendien leidt de groeiende be-kommernis voor landschap en natuur tot de ver-wachting dat ook de landbouw hier steeds meer rekening mee houdt. Voor de vooruitstrevende land- of tuinbouwer kan het biologisch produc-tiesysteem het aangewezen alternatief zijn.

Biologische landbouw is een landbouwsysteem dat de samenhang tussen plant, dier, mens en omgeving voorop stelt. Centraal staan bodem-vruchtbaarheid, milieu en dierenwelzijn. De in-teresse van boeren en tuinders voor de bioteelt wordt steeds groter. Er is echter een grote kloof tussen interesse hebben en daadwerkelijk om-schakelen. Om deze overstap te vergemakkelijken heeft de overheid steunmaatregelen uitgewerkt, gaande van investeringssteun, omschakelbege-leiding, het ondersteunen van studievergaderin-gen, hectaresteun voor omschakelende bedrijven tot het bevorderen van de informatieverspreiding over de teeltmethode.

Omschakelen naar de biologische teeltmethode is zo’n ingrijpende stap voor zowel bedrijf als be-drijfsleider, dat het hele proces om een uitgekien-de voorbereiding vraagt. De economische situatie van het bedrijf heeft een grote invloed op de om-schakeling. Ook al heeft men als bedrijfsleider de juiste bril op en voelt hij zich verbonden met de filosofie van het biologisch gemengd bedrijf, toch kunnen de financiële aspecten, zoals investerings-mogelijkheden, het onmogelijk maken om snel naar het ideaal te evolueren. De overgang moet dan geleidelijk gebeuren.

De huisvesting en de omgang met het pluimvee vragen een andere aanpak en het teeltplan moet aangepast worden om gewasbescherming, on-kruidbeheersing en arbeidsorganisatie werkbaar te maken. Tal van praktische zaken zullen veran-deren. Zo is het bijvoorbeeld onwaarschijnlijk dat de huidige voederleverancier biologisch veevoer kan leveren. Daarnaast moeten de afzetkanalen wijzigen, om de meerwaarde van het biologische product te valoriseren. De bedrijfsleider zal zowel mentaal, landbouwtechnisch als wettelijk goed gewapend aan de start moeten verschijnen om succesvol te kunnen omschakelen.

Deze ‘omschakelingshandleiding’ kan daarbij hel-pen. In deze brochure krijg je een overzicht van de belangrijkste veranderingen op en rond het bedrijf die bijdragen tot een succesvolle omschakeling. In eerste instantie worden de gemeenschappelijke thema’s, zoals normen, huisvesting, gezondheids-zorg, fokkerij, ... besproken. Daarna volgen drie ver-schillende voorbeelden van biologische pluimvee-bedrijven. Ieder bedrijf is uniek en er zijn talrijke varianten mogelijk, maar vanuit deze voorbeelden kan je je oriënteren.

Als landbouwer dien je inzicht te hebben in de prin-cipes van de biologische landbouw die schuilgaan achter de normen en de wetgeving. Door verder te kijken dan de regeltjes waaraan voldaan moet worden, komt een bedrijfsdynamiek tot stand die voortdurend anticipeert op de ontwikkeling van die normen. Daarbij is het belangrijk dat de uitein-delijke keuze van bedrijfsvoering nauw aanleunt bij je persoonlijkheid, dit verhoogt slaagkansen aanzienlijk.

Het moge duidelijk zijn dat alle aspecten van de omschakeling naar de biologische teelt onmo-gelijk in een gebruiksklare handleiding gegoten kunnen worden. Elk bedrijf is uniek en de omscha-keling is steeds een individuele ervaring. In deze brochure vind je de grote lijnen en de belangrijkste aandachtspunten terug, maar deze moeten per bedrijf een specifieke invulling krijgen.

Succes! Het BioForumteam

Page 4: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 4

Colofon

auteur Wim Vandenberghe

leesgroep Joris Arits (Taemhoeve, Neeroeteren), An Jamart en Esmeralda Borgo

eindredactie Geertje Meire

vormgeving Ogly Doglin’, Koen Huybreghts

foto’s BioForum, Taemhoeve, De Lankerenhof, Pluimveebedrijf Speelman

datum 2de uitgave - maart 2012

verantwoordelijkeuitgever Leen Laenens

Deze brochure is een uitgave van BioForum Vlaanderen vzw. Ze kwam tot stand met de steun van de Afdeling Duurzame Landbouw Ontwikkeling van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Overname uit deze publicatie kan enkel mits duidelijke bronvermelding.

_________________________

BioForum Vlaanderen is de koepel- en ketenorganisatie van de Vlaamse biologische landbouw en voe-ding. BioForum vertegenwoordigt de boeren, verwerkers, verdelers en verkooppunten uit de biosector en ondersteunt hen met onder meer advies, informatie, beleidswerk en ketenontwikkeling.

BioForum wordt aangestuurd door haar leden-ondernemers uit de sector en door een beperkt aantal organisaties actief rond biolandbouw en voeding: Landwijzer, Inagro - Afdeling biologische productie, Velt, Vredeseilanden, TÜV-Nord Integra en Certisys.

Voor meer info, surf naar www.bioforum.be of contacteer ons via [email protected] of 03/286 92 78.

zoekt keten

Page 5: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 5

Goed boeren, hoe doe je dat?

Een land- of tuinbouwer die omschakelt naar de biologische bedrijfsvoering doet dit doordacht. Motieven voor zo’n ingrijpende verandering zijn vaak van persoonlijke aard. In de meeste gevallen overheerst een grote zorg voor natuur, milieu en dierenwelzijn. Een argument dat vaak opduikt, is onvrede met de huidige wijze van produceren. Het bedrijf wordt steeds afhankelijker van chemi-sche middelen en wordt als het ware een bepaal-de richting uitgestuurd. Die evolutie doet afbreuk aan de liefde voor het vak. Omschakelen kan dan een grotere arbeidsvreugde geven. Het vakman-schap wordt zo nieuw leven ingeblazen. Andere bedrijfsleiders overwegen een omschakeling om louter economische redenen. Bij bedrijven die het goed doen, gaat de rendabiliteit na de om-schakeling meestal nog de hoogte in. Bijkomend voordeel is dat heel wat milieumaatregelen die de overheid oplegt nu niet meer als beperkend worden ervaren. Het is van groot belang dat er bewust voor de nieuwe bedrijfsopzet gekozen wordt. De biologische landbouw is over het alge-meen een moeilijker pad met, zeker in het begin, extra inspanningen en onzekerheden. Omscha-kelen begint tussen de oren, zonder innerlijke overtuiging lukt het niet.

Je weet uiteraard al langer dat er zoiets bestaat als biologische landbouw. In principe zou je misschien zelf ook milieu- en mensvriendelij-ker willen werken, maar je denkt dat je er nooit fatsoenlijk van kan leven. Ten onrechte. Het Belgische Planbureau gaat er, net als de Europese Commissie, van uit dat er tegen 2050 alleen nog duurzame landbouwmethoden zullen bestaan. Of het kleinschalige of grootschalige bedrijven zullen zijn of van alles een beetje, weten ze niet, maar dat het duurzaam zal moeten zijn, dat is ze-ker. Biologische landbouw is duurzaam. Dat is dus de goede weg. En op termijn is de goede weg ook altijd een rendabele weg. Trouwens niet alleen op termijn: vandaag zijn er heel wat boeren die nu ze biologisch werken, meer verdienen dan toen ze op de klassieke manier werkten.

Je hebt ook gehoord dat een bioboer gecontro-leerd wordt dat het niet schoon meer is? Dat klopt, alleen is het niet de bedoeling van die controles om je het werken onmogelijk te maken of om aan je winst te zitten. Het is net het om-gekeerde. Van een gecontroleerde bioboer weet iedereen dat zijn werkwijze en zijn producten volledig voldoen aan de voorwaarden van de bio-logische landbouw. Dat is een verkoopsargument waar klanten steeds meer oog voor hebben. En als je weet dat je omzet stijgt dankzij de contro-les, ga je dan nog klagen? Natuurlijk niet, het is gewoon een correcte manier van werken.

In die optiek is het ook logisch dat de wetge-ving niet blind is voor de dagelijkse praktijk. Zo moet bijvoorbeeld mest of zaadgoed in principe biologisch zijn, maar de wetgever staat uitzon-deringen toe. En omdat de sector nog klein is, is een volledig gesloten kringloop van mest op dit ogenblik nog praktisch onhaalbaar. Een zekere input vanuit de gangbare landbouw is nog toege-laten. Naarmate de sector groeit, zal het input-probleem zichzelf oplossen en zullen de principes wel volledig hard gemaakt kunnen worden.

Een nieuwe manier van werken brengt in het begin natuurlijk wat meer onzekerheid. Je moet ook nieuwe dingen leren en andere afleren. Maar je kunt op veel steun rekenen en wat het belang-rijkste is: je werk biedt toekomst.

Slaap er nog eens over

Van boeren is bekend dat ze gezond verstand hebben. Ze storten zich dan ook zelden in onbe-kende avonturen. Zelf uitvissen hoe de vork in de steel zit, is het uitgangspunt. Als je overweegt om biologisch te gaan werken, kijk dan eerst eens goed rond. Wat bedoelen ze precies met biologische productiemethoden? Je leest er iets over in een vakblad, hoort er iets over op een voorlichtingsavond en als je de kans krijgt, geef je je ogen en oren de kost op een bedrijfsbezoek. En in plaats van chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest te gebruiken, ga je op zoek naar alternatieven en probeer je die eens uit.

Omschakelen naar de biologische landbouw

Page 6: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 6

Als je experimenten lukken, ben je natuurlijk ex-tra gemotiveerd. En dat is nodig want uiteindelijk moet je heel je bedrijfsstructuur tegen het licht houden en bekijken wat er kan en moet veran-deren. Het belangrijkste daarbij is voldoende ruimte voor vruchtwisseling, organische bemes-ting en onkruidbeheersing zonder synthetische middelen. Specifiek voor de veehouderij gaan de veranderingen vooral over de veebezetting, het graslandmanagement, de uitloop, het veevoeder en de gezondheidszorg.

Een juridische vertaling van wat het biologische productieproces precies inhoudt, vind je in de ‘EU Verordeningen inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en haar uitvoeringsbesluiten’ (EG 834/2007 en EG 889/2008). Neem in deze fase ook eens contact op met ‘Bio zoekt Boer’. Dit project biedt gangbare boeren die nadenken over omschakeling concrete ant-woorden op maat van hun specifieke bedrijf en verwijst door naar deskundigen.

BiozoektBoerSofie Hoste, Diestsevest 40, 3000 Leuventel 0494/98 23 69 • fax 016/28 61 [email protected]

Ga planmatig te werk

Uit onderzoek blijkt dat nieuwsgierige mensen het meest succesvol zijn in het leven. Ze staan open voor anderen, leren bij en gebruiken dat in hun eigen verhaal. Doe dan ook een beroep op experts als je de stap zet om biologisch te gaan werken. Je hoeft je uiteraard niet te laten overdonderen en zomaar alles te slikken wat ze zeggen. Denk na over hun adviezen en zeg hen hoe jij het zou doen. Uiteindelijk kom je via zo’n gesprek tot de beste resultaten. Experts van erkende centra voor bedrijfsbegeleiding hebben doorgaans heel wat ervaring met het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan (of omschake-lingsplan). Daar kun je veel tijd (en dus geld) mee winnen.

Een bedrijfsontwikkelingsplan is erg handig om knelpunten op voorhand in te schatten en op te lossen. Uitgaande van de specifieke biologische normen komen de vruchtrotatie, de veestapel, de voederrantsoenen, de bemestingscyclus, de arbeidsverdeling en de afzetmogelijkheden op papier. Daarna volgt een bedrijfseconomische doorrekening en zo krijg je een beeld van de perspectieven die je bedrijf en jijzelf hebben. Door hier en daar iets aan te passen kan dit plan nog wat worden verfijnd en kun je de resultaten eventueel nog wat opkrikken. Bij zo’n plan horen ook een overzicht van de subsidie- en afzetmoge-lijkheden, en een lijst met nuttige adressen.

Dankzij dat bedrijfsontwikkelingsplan weet je op voorhand wat er gaat gebeuren en vallen er al heel wat onzekerheden weg. Gaat er ondanks al-les toch iets fout, dan zie je veel sneller dat er iets niet volgens plan verloopt en kun je al aan een oplossing werken vooraleer het echt uit de hand begint te lopen. Een bedrijfsontwikkelingsplan is dus een krachtig instrument dat je helpt om je bedrijf, stap voor stap en zonder onaangename verrassingen, duurzaam uit te bouwen.

Een erkenning als biologisch produ-cent biedt vooral voordelen

Je kunt uiteraard perfect biologisch werken zon-der je te laten controleren. Je zorgt er zelf voor dat het hele productieproces, van het maïszaad dat je aankoopt tot de biefstuk die terechtkomt bij de slager, beantwoordt aan de voorwaarden van de biologische landbouw. Alleen mag je in dit geval de term ‘biologisch‘ en het keurmerk Bio-garantie® niet gebruiken. Aangezien ze bedoeld zijn als kwaliteitswaarborg voor de consument, moeten ze ook gecontroleerd worden door een controleorganisme. Deze erkende organisaties oefenen in opdracht van de Vlaamse Gemeen-schap de controle uit. Als je dan toch biologisch werkt, heb je er natuurlijk alle belang bij om je te laten controleren. Je mag dan op je etiketten, in je reclame en op je facturen vermelden dat je ‘bio-logisch’ produceert. Steeds meer klanten stellen een wettelijke controle trouwens als voorwaarde voor een levering: particulieren, maar zeker ook overheidsbesturen.

Page 7: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 7

De controleorganisaties voor de biologische landbouw:

• Certisysbvba (BE-BIO-01) Blaise Hommelen K. Maria Hendrikaplein 5-6 • 9000 Gent tel 09/245 82 36 [email protected] • www.certisys.eu

• TÜVNordIntegra (BE-BIO-02) Annick CnuddeStatiestraat 164 A • 2600 Berchem tel 03/287 37 60 • fax 03/287 37 61 [email protected] www.tuv-nord-integra.com

• QualityPartnernv (BE-BIO-03) Samya AweisRue Hayeneux 62 • 4040 Herstal tel 04/240 75 00 • fax 04/240 75 10 [email protected] www.quality-partner.be

• ControlUnion (BE-BIO-04) Wim Overlaet Abtsdreef 10B • 2940 Stabroek tel 03/232 49 70 • fax 03/232 75 42 [email protected] www.controlunion.com

Als je wil dat er een controleorganisatie langs-komt om te controleren of je bedrijf de biolo-gische productieregels naleeft, dan moet je als volgt te werk gaan. Zodra je start met de om-schakeling, meld je je aan bij één van de controle- organisaties. Zo breng je het hele controleproces op gang. Na een omschakelingsperiode ontvang je een bedrijfscertificaat en kan je je producten als ‘biologisch’ of ‘biologisch in omschakeling’ op de markt brengen. Wens je bijkomend ook vrijwil-lig het keurmerk Biogarantie® te gebruiken dan dien je lid te worden van BioForum Vlaanderen vzw en moet je aan een aantal bijkomende eisen voldoen. Het certificaat van de controleorgani-satie stelt je dus op een geloofwaardige manier in staat om de hogere kosten die bijna altijd samengaan met een biologische productieme-thode, door te rekenen in de verkoopprijs. Voor producten in eindverpakking geeft het keurmerk Biogarantie® aan dat je product voldoet aan de strengste eisen op het vlak van biologische landbouwmethodes en ecologische, economi-sche en sociale normen integreert. Jij betaalt de kosten die de controle van je biologische produc-tiewijze meebrengt. In zekere zin is dat logisch

omdat jij er uiteindelijk ook bij wint: je krijgt een geloofwaardig verkoopsargument tegenover de klant en je hebt recht op een teeltpremie. Het tarifiëringsysteem gaat om een bedrag dat wordt berekend op basis van het aantal dieren (per diersoort) en het aantal hectaren (per teeltgroep). Het tarief kan verschillen per controleorganisatie. Voor een gemiddeld bedrijf bedraagt dit onge-veer 750 euro per jaar.

Zorg ervoor dat je de biologische teeltpremie niet misloopt. Deze wordt aangevraagd via de verzamelaanvraag. De modaliteiten ervan kun-nen jaarlijks wijzigen. Let ook op kleine zaken, zoals de manier waarop en het tijdstip dat je de erkenning aanvraagt, en gebruik het officiële formulier. Het omvat een verklaring van biologi-sche landbouwactiviteit en een verbintenis om de geldende reglementering na te leven. Het is ook belangrijk dat je weet dat elk product dat volgens de biologische teeltmethode wordt gewonnen, door dat erkende organisme gecontroleerd moet worden. Dat organisme geeft ook de toelating om het in de handel te brengen. En tot slot moet je als producent ook een toelating hebben voor de percelen die je gebruikt. Pas als dat allemaal in orde is, kun je aanspraak maken op de premie voor biologische teeltmethode.

Page 8: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 8

De belangrijkste stappen van het con-troleproces op een rijtjeAanmelding en officiële omschakelingsdatum

Als je als biologisch producent erkend wil worden, moet je bij het controleorganisme eerst de nodige officiële formulieren en documenten aanvra-gen. De wijze van aanmelden kan verschillen per controleorganisatie, maar algemeen omvat het aanmeldingspakket de volgende vijf zaken:

1) het tweedelige bekendmakingsformulier: het eerste deel heeft betrekking op de referenties van de producent en op zijn verbintenis om de specifieke reglementering na te leven; het tweede deel heeft betrekking op alle percelen en bedrijfsgebouwen met biologische teelt-methode;

2) een brochure met een vereenvoudigde versie van de reglementaire bepalingen;

3) de originele wetteksten betreffende de biolo-gische landbouw;

4) het prestatiecontract tussen het controleor-ganisme en de producent, waarbij deze ermee akkoord gaat dat zijn bedrijf gecontroleerd wordt;

5) het tarief dat het controleorganisme vraagt om het bedrijf in kwestie te controleren.

Stuur het tweedelige bekendmakingsformulier en het prestatiecontract, ingevuld en onder-tekend, terug naar het controleorganisme. De omschakeling start pas officieel op de ‘om-schakelingsdatum’. Dat is de datum waarop de controleorganisatie het bekendmakingsformulier en het prestatiecontract ontvangt.

Regeling controlebezoeken

De controleur ontvangt je documenten en maakt met jou een afspraak voor het eerste controlebe-zoek. Dat verloopt als volgt:

1) alle percelen worden beschreven en bezocht, en er wordt een overzicht gemaakt van de geschie-denis van de percelen;

2) het teeltplan en de rotatie worden besproken;

3) de teelttechnieken worden onderzocht: be-mesting, onkruidbestrijding, teeltbescherming, oorsprong van het teeltmateriaal, ... ;

4) de opslagplaatsen en -stallen worden bezocht.

Voor een vlot verloop van de controle is het erg belangrijk dat de oorsprong en de aard van de inkomende en uitgaande producten van je bedrijf duidelijk vermeld zijn in je boekhouding. In de regel neemt de controleur ook stalen mee om te laten ontleden.

Na het bezoek krijg je van de controleur een rap-port en de bevestiging dat je bedrijf wordt ge-controleerd op de biologische teeltmethode. Het rapport vermeldt welke punten je nog moet aan-passen om ervoor te zorgen dat je bedrijf beant-woordt aan de biologische teeltnormen. Daar hoort ook een timing bij die aangeeft wanneer de veran-deringen ten laatste moeten doorgevoerd zijn.

Jaarlijks moet je ook per perceel een gedetailleerd teeltprogramma opmaken en vóór een vastgelegde datum opsturen naar het controleorganisme. Als je het teeltplan tijdens het seizoen wijzigt, moet je dat ook meteen doorgeven.

Hoeveel controles mag je verwachten? Ten minste één per jaar. Maar het zullen er wellicht meer zijn, zowel na afspraak als onverwachts.

Wat als de controleur onregelmatigheden vast-stelt? Er zijn verschillende maatregelen mogelijk. Deze gaan van een gewone opmerking, een vraag tot verbetering, een waarschuwing met verscherp-te controle, tot in het slechtste geval, een decertifi-catie van een lot of het volledige bedrijf. Hoe lang duurt de omschakelingsperiode?

1)Plantaardigeproductie

Bij de plantaardige productie duurt de omscha-kelingsperiode bij éénjarige gewassen twee jaar, te rekenen vanaf het het zaaien of planten en bij doorlevende gewassen drie jaar vóór de oogst. Tijdens die periode moet je de biologische teeltprincipes wel al toepassen op die percelen, maar je mag de producten nog niet ‘biologisch’ noemen. In de praktijk gebeurt het wel dat het controleorganisme de omschakelingsperiode ver-kort of verlengt. Ze stemt de periode dan af op de exacte voorgeschiedenis van de percelen en op de ontleding van de genomen stalen. Na een omschakelingsperiode van ten minste 12 maan-den vóór de oogst kunnen producten worden verkocht als ‘biologisch in omschakeling’.

Opgelet:bijdeplantaardigeproductiebeïn-vloedtookdeomschakelingsdatum(vóórofnahetzaai-ofplantseizoen)deomschakelings-

Page 9: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 9

periode!Stel dat je als akkerbouwer in juni 2011 een erkenning als biologische landbouwer aanvraagt. Je tarweoogst van het seizoen 2012 kan een erkenning ‘biologisch in omschakeling’ krijgen, indien op het perceel waar de tarwe geteeld wordt, tenminste vanaf juli 2011 (dit is 12 maanden vóór de oogst) de principes van biologische landbouw zijn toegepast. Je maïs-oogst van 2012 kan een erkenning ‘biologisch in omschakeling’ krijgen indien op dit perceel tenminste vanaf oktober 2011 de regels van de biologische teelt zijn toegepast. De oogsten vanaf 2014 van deze percelen krijgen een erken-ning als biologisch landbouwproduct, want ze zijn gezaaid of geplant na juni 2013 (de om-schakelingsdatum + 2 jaar). Indien je je percelen niet in juni 2011, maar in februari 2011 (dus vóór het zaai- of plantseizoen) had aangemeld, dan waren je producten al een jaar eerder, in 2013, biologisch en dus winstgevender geweest. De expert die je zo’n zaken vooraf vertelt, betaalt zichzelf uiteraard meer dan terug. En dat is ook de bedoeling.

2)Dierlijkeproductie

Voor de dierlijke productie hangt de omschake-lingsperiode af van de duur van de productie-cyclus en van het omschakelingsregime dat je kiest:

-gelijktijdigeomschakelingvandieren,uitloopenpercelenvoorvoederproductie:

de omschakelingsperiode bedraagt 24 maanden voor zowel de dieren, de uitloop, als de percelen voor de voederwinning. Hierbij mogen de nog aanwezige (gangba-re) voedervoorraden opgebruikt worden (als die niet buitensporig groot zijn) en mag ook al het voeder dat tijdens deze 24 maanden op het bedrijf wordt geproduceerd, aan de dieren worden gegeven. Dit is een aan-trekkelijk systeem voor bedrijven die zelf een aanzienlijk deel van hun voer kunnen produceren.

-enkelomschakelingvandieren(kanenkelalsdeuitloopalbiologischinomschakelingis):

in dit geval bedraagt de omschakelingspe-riode:

(a) 12 maanden voor runderen, paardachti-gen en hertachtigen die bestemd zijn voor de vleesproductie, met als bijkomende voorwaarde dat ze ten minste driekwart van hun levensduur moeten doorgebracht hebben in de omschakelingsperiode;

(b) 6 maanden voor dieren die voor melk-productie worden gehouden;

(c) 6 maanden voor schapen, geiten, en varkens die bestemd zijn voor de vleespro-ductie.

Voor de uitloop gelden minimaal zes maanden. Legkippen moeten vanaf hun zesde levensweek biologisch worden gekweekt, vleeskippen vanaf hun derde levensdag.

Mestafzet: bedrijven die meer dan 2 GVE/ha hebben, moeten vóór de omschakeling al con-tractueel mestafzet vastleggen op andere biolo-gische percelen.

Er zijn verschillende erkende centravoorbedrijfsbegeleiding:

• BoerenbondConsult Diksmuidsesteenweg 406/4 • 8800 Roese-lare tel 051/26 03 85 • fax 051/26 03 89 [email protected]

• BioForum Quellinstraat 42 • 2018 Antwerpen tel 03/286 92 65 • fax 03/286 92 79 [email protected] • www.bioforum.be

• VAC Ambachtsweg 20 • 9820 Merelbeke tel 09/252 59 19 • fax 09/252 40 66 [email protected] • www.vacvzw.be

• Inagro,Afdelingbiologischeproductie Ieperseweg 87 • 8800 Rumbeke tel 051/27 32 50 • fax 051/24 00 20 [email protected] • www.inagro.be

• PCG Karreweg 6 • 9770 Kruishoutem tel 09/381 86 86 • fax 09/381 86 99 [email protected] www.proefcentrum-kruishoutem.be

Page 10: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 10

Duurzaamheid duurt het langst

Kwaliteitsvolle landbouwproducten zijn het uit-hangbord van de Vlaamse landbouw. Je wordt als landbouwer niet enkel beoordeeld op de kwaliteit van het eindproduct, maar ook op de kwaliteit van het productieproces. Alleen producenten die kiezen voor kwaliteitszorg over hun gehele bedrijfsvoering hebben toekomst. Dit is ook waar het allemaal om begonnen is: de consument bedienen met een smakelijk, gezond en milieu-vriendelijk product. De uitdaging van duurzame productie biedt volop kansen.

De vooruitziende boeren en tuinders spelen in op deze mogelijkheden en maken dikwijls ingrijpen-de keuzes. Door te anticiperen op aankomende tendensen, wordt een duidelijke meerwaarde voor het bedrijf gecreëerd. Een groeiend aantal ondernemers gaat dan ook de uitdaging van de biologische landbouw aan.

Biologische landbouw wordt nog vaak geasso-cieerd met kleinschaligheid, weinig rendabel en enigszins oubollig. Niets is minder waar. Men kan de biosector beschouwen als toonaangevend in de ontwikkeling van de landbouw. Momenteel zijn het vooral de zogenaamde ‘voorhoedebedrij-ven’ die omschakelen. Het zijn doorgaans goed gestructureerde, eerder grote landbouwbedrijven met goed opgeleide bedrijfsleiders.

Biologische landbouw is een wettelijk omschre-ven teeltmethode. Deze wetgeving is een com-promis tussen de ideologische grondbeginselen en de huidige praktische toepassing: daar de sector nog klein is, is bijvoorbeeld een volledig gesloten kringloop van mest of zaadgoed op

dit ogenblik moeilijk haalbaar. Een zekere input vanuit de gangbare landbouw is dan ook nog toegelaten. De openingen zullen echter één na één gesloten worden, om uiteindelijk te komen tot een landbouwmethode die volledig voldoet aan de grondbeginselen.

Uitgangspunten van de biologische landbouw

Het uitgangspunt van de biologische productie is duurzaamheid, meerbepaald produceren op een wijze die ook in de toekomst mogelijk blijft en die voldoet aan de verwachte normen die de samen-leving in de toekomst zal stellen op het gebied van:

- productkwaliteit; - milieu; - dierenwelzijn; - economie;- arbeidsomstandigheden.

Wat zijn de concrete doelstellingen van de biologische landbouwme-thode?

- Het produceren van voldoende voedingsmid-delen die voedingsfysiologisch hoogwaardig zijn en die geen residu’s bevatten van stoffen die de gezondheid van mens en dier scha-den;

- het behoud of herstel van een optimale bo-demvruchtbaarheid;

- het behoud of herstel van natuur en land-schap;

- het behoud van de genetische diversiteit;

- het vermijden van handelingen die het milieu belasten of tot verarming daarvan bijdragen;

- een minimaal gebruik van eindige grond-stoffen;

- een veelzijdige bedrijfsstructuur met een kringloop die zo goed mogelijk gesloten is;

Basisprincipes van de biologische landbouw

Page 11: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 11

- landbouwhuisdieren zoveel mogelijk vrij laten in hun soorteigen gedrag;

- de producent de kans geven om een leefbaar inkomen te verwerven, en zorgen voor een democratische consumentenprijs en een leefbaar inkomen voor elke schakel tussen producent en consument.

Hoe kun je die doelstellingen prak-tisch verwezenlijken?

- Zorgen voor een levende, vruchtbare bodem;

- toepassen van preventieve gewasbescher-ming door middel van cultuurmaatregelen zoals vruchtwisseling, gewas- en rassen-keuze;

- bemesten met organische meststoffen, groenbemesters en natuurlijke mineralen;

- kiezen voor grondgebonden productiesyste-men en grondverbonden mestbeheer;

- onkruidbestrijding met behulp van mechani-sche en/of thermische middelen;

- geen gebruik maken van chemisch-syntheti-sche bestrijdingsmiddelen en kunstmest;

- geen gebruik maken van chemisch-syntheti-sche toevoegingen in veevoer en van groei-stoffen en hormonen;

- geen gebruik maken van genetische modi-ficatie in de productietechnieken en -mid-delen.

Wat is de meerwaarde van de biologische productiemethode?

De biologische landbouwmethode gebruikt de lokale natuur zonder de samenhang en het even-wicht ervan onherstelbaar te verstoren. Ze houdt steeds rekening met de bodemvruchtbaarheid en het milieu. Daarom zorgt ze ook voor een ruimere vruchtwisseling, gebruik van groenbemesters en organische bemesting. De onkruidbestrijding gebeurt voornamelijk mechanisch of thermisch. In de veeteelt ligt de nadruk op dierenwelzijn, preventieve gezondheidszorg en biologisch ge-teeld veevoeder.

De biologische landbouwer benut het zelfregu-lerend vermogen van het landbouwecosysteem

maximaal. Hij teelt met respect voor mens, dier, gewas en cultuurland. Net als elke andere onder-nemer zoekt hij daarvoor naar de economisch meest rendabele weg. De normering en regelge-ving rond biologische landbouw steunen op deze principes.

Sleutelwoorden bij de bedrijfsvoering zijn: wer-ken aan de bodemvruchtbaarheid, preventie en natuurlijke evenwichten.

Agro-ecologische meerwaarden

- Door grondverbonden mestbeheer zijn mestoverschotten per definitie onmogelijk;

- door een efficiëntere omgang met stikstof worden de EU-nitraat-richtlijnen vlot ge-haald;

- er is ruime aandacht voor dierenwelzijn en er is geen plaats voor genetisch gemodifi-ceerde organismen (ggo’s) - ruimere teeltro-taties zorgen voor een meer gediversifieerde landschappen en respecteren de natuur.

Socio-economische meerwaarden

- Een kortere afstand tussen consument en producent;

- minder nutriëntenimport en geen verstoring van de Noord-Zuidrelaties;

- geen bijkomende milieukosten voor de ge-meenschap;

- meer werkgelegenheid en kansen voor plat-telandsontwikkeling.

Kiezen voor een gemengd of een ontmengd bedrijf?

In het landbouwecosysteem zijn twee kringlopen te herkennen die allebei een opbouw-, afbraak- en mineralisatiegedeelte hebben. De eerste is de kringloop van plantaardige productie via veevoer en dier naar de bodem en dan weer terug naar plantaardige productie. De tweede is de kring-loop van plantaardige productie via gewasresten en composthoop naar de bodem en weer terug naar plantaardige productie. Op een bedrijf zon-der vee grijpt enkel de tweede kringloop plaats, terwijl op een gemengd bedrijf beide kringlopen terug te vinden zijn.

Page 12: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 12

Het gemengde bedrijfstype is het biologische bedrijf bij uitstek. De mineralenkringloop wordt zoveel mogelijk gesloten gehouden. Dat wil zeg-gen dat er steeds een sluitende relatie bestaat tussen enerzijds de voederbehoefte en anderzijds de mestproductie. Het gesloten bedrijf is minder afhankelijk van buitenaf en zorgt zoveel moge-lijk zelf voor veevoeders en mest. Indien dit niet te realiseren is op één bedrijf, moet gestreefd worden om regionaal als koppelbedrijven samen te werken.

Het gemengde bedrijf biedt heel wat voordelen tegenover het ontmengde bedrijfstype:

1) een gemengd bedrijf is erg energie-efficiënt. Er komt niet veel transport bij kijken, omdat mest en veevoer maar een kleine afstand afleggen;

2) een gemengd bedrijf is beter voor het milieu omdat het meer mogelijkheden biedt om effi-ciënt om te springen met mineralen. Bovendien is de biologische veehouderij grondverbonden. De totale veebezetting mag maximaal 2 GVE per hectare bedragen. Indien dit meer is, dan moet het teveel aan mest afgezet worden op (gecon-

troleerde) biologische percelen. Door de grond-verbondenheid kunnen geen mestoverschotten ontstaan.

3) een gemengd akkerbouw- of veeteeltbedrijf biedt ook landbouwkundige voordelen:

(a) gewasresten uit de akkerbouw/groentetak van het bedrijf kunnen gevoederd worden aan het vee;

(b) de afbraak of vertering in een koe gaat sneller dan de afbraak in een composthoop of bodem. Composteren duurt al gauw zes maanden terwijl een koe slechts twee dagen nodig heeft voor de vertering;

(c) dieren produceren hoogwaardige mest die optimaal benut kan worden in het bemes-tingsplan;

(d) vee geeft de boer de mogelijkheid om de vruchtwisseling met veevoedergewassen te verruimen. Dit geeft een ruimere rotatie en dus minder ziekten en plagen.

Page 13: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 13

De biobasisgedachte gaat uit van een gemengd bedrijf. Dit geeft meest kansen om kringlopen te sluiten zowel naar voeder, als naar mest. Op die manier zal ook minst vervuiling optreden door-dat overschotten worden vermeden. Als star-tend bedrijf hou je dit best voor ogen. Gangbare landbouwers die vanuit gangbare pluimveehou-derij starten hebben het hierdoor iets moeilijker omdat dit meestal grondloze bedrijven zijn. Ook voor die bedrijven zijn er kansen binnen bio die we in deze brochure meer in detail beschrijven.

Een veehouder die overweegt om een pluimvee-bedrijf volgens de biologische methode te gaan uitbaten, heeft vanuit de bio wetgeving twee mogelijkheden voor de omschakeling.

De eerste houdt in dat je het volledige bedrijf, dieren én grond, op hetzelfde ogenblik omscha-kelt. De omschakelingsperiode duurt dan 24 maand. In de praktijk wordt dit echter nooit toe-gepast op een pluimveebedrijf. Dit zou immers betekenen dat je twee jaar biologisch werkt (o.a. voedert), maar de eieren of het vlees in die peri-ode niet aan de biologische meerprijs kan verko-pen. Dit is financieel niet realistisch.

De tweede optie is dat de omschakeling op een pluimveebedrijf gefaseerd plaats vindt. Eerst worden de grond voor de uitloop en de eventuele velden voor de voederproductie aan-gemeld bij de controleorganisatie. Na één jaar mag de uitloop gebruikt worden voor biologi-sche dieren. Indien je kan aantonen dat de uit-loop in het voorgaande jaar geen behandelingen heeft ondergaan die niet toegelaten zijn in de biologische productie, kan de uitloop reeds na 6 maand gebruikt worden voor biologische dieren. Het eigen gekweekte voeder dat na het eerste jaar geoogst wordt, mag 100% gebruikt worden voor eigen biologische dieren. Het voer mag ook tot 20% bestaan uit producten die je in het eer-ste jaar op de eigen velden in omschakeling teel-de (bvb. interessant voor strooigraan of ruwvoer). Aangekocht voer mag echter geen ingrediënten uit het eerste omschakelingsjaar bevatten en slechts 30% (in verhouding tot het volledige voe-derrantsoen) uit het tweede omschakelingsjaar.

In dat eerste jaar mag de mest van het nog gangbare pluimvee echter niet gebruikt worden op de gronden die reeds onder biocontrole staan en moet dus afgevoerd worden.Na dit eerste jaar wordt bij de opzet van een nieuwe ronde gestart met het biologisch houden van de dieren: zodra het pluimvee aangemeld is bij de controleorganisatie, moeten ze volledig biologisch gehouden worden (aankoop van de poeljen, voeding, huisvesting, bezettingsnormen, ...) en mogen de eindproducten (eieren, soepkip-pen, vleeskuikens) als biologisch verkocht wor-den.

In theorie kan je de aanwezige dieren op het gangbaar bedrijf omschakelen (6 weken voor legkippen en 10 weken voor vleeskuikens). In de praktijk wordt dit echter nooit gedaan omdat de nadelen (ander voer, enkele noodzakelijke herin-richtingen, ...) groot kunnen zijn.

Parallelle productie op het bedrijf is niet toege-staan: eenzelfde diersoort mag binnen één be-drijf niet zowel gangbaar als biologisch gehou-den worden. Er dient een juridische en sanitaire onderscheidenheid te zijn.

Omschakelingsperiode

Page 14: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 14

HuisvestingHet spreekt voor zich dat geen enkel kooi-systeem voldoet aan de eisen van de biologische wetgeving. Biologisch pluimvee beschikt over een zit-, leg- en scharrelruimte alsook over een buitenuitloop.

De binnenruimte moet voldoende groot zijn zo-dat de dieren hun natuurlijk exploratiegedrag kunnen uitoefenen. Voor legkippen houdt dit in dat er maximum 6 kippen per m2 mogen aanwe-zig zijn in de stal. Voor vleeskuikens moet de be-zetting onder 10 dieren per m2 en onder de 21 kg levend gewicht per m2 zitten. Ook voor de opfok van poeljen en voor de uitloop zijn er specifieke normen. Bekijk hiervoor de bijgevoegde tabel.

Buitenruimte: de kippen moeten, als de weers-omstandigheden het toelaten, gedurende min-stens één derde van hun leven toegang hebben tot een uitloop in open lucht. Deze uitloop moet grotendeels begroeid zijn, schuilmogelijkheden bieden en de dieren gemakkelijk toegang geven tot voldoende drink- en voedergelegenheid. Voor de toegang naar de uitloop moeten de stallen

voorzien zijn van voldoende grote openingen om naar binnen of naar buiten te gaan. Zie verder onder het hoofdstuk Uitloop.

Omwille van de sociale orde bij pluimvee wordt de grootte van de toom wettelijk beperkt. Per af-deling mogen niet meer dan 3000 legkippen of 4800 vleeskuikens gehuisvest worden. Een stal kan echter wel meerdere afdelingen naast elkaar bevatten, onder voorwaarde dat de afdelingen en de uitloop per toom voldoende van elkaar gescheiden zijn. Per productie-eenheid mag een vleeskuikenbedrijf maximaal 1600 m2 stalop-pervlak uitbaten, waarmee de bedrijfsgrootte beperkt wordt tot 16.000 vleeskuikens per ronde.Voor legkippen is er – op dit ogenblijk- geen der-gelijke beperking.

Na elke ronde dient de stal overeenkomstig de vereisten van het FAVV grondig gereinigd en ont-smet te worden en geldt er een sanitaire leeg-stand van minstens 4 weken voor de uitloop. De hiervoor toegelaten reinigingsproducten binnen de biologische productiemethode zijn wettelijk vastgelegd en vind je terug in Annex 7.

Tabelmetbenodigdeoppervlakte

Binnenruimte Buitenruimte

Maximum aantal dieren per m2 Minimum aantal cm zitstok per dier

Nest Minimum aantal m2 per dier

Leghennen 6 18 7 leghennen per nest, of 120 cm2 per dier in geval van gemeenschappelijk nest

4 m2, mits het maximum van 170 kg N per ha en per jaar niet wordt overschreden

Mestpluimvee (in vaste stallen)

10, met hoogstens 21 kg levend gewicht per m2

20 (geldt alleen voor parelhoen-ders)

4 m2 voor vleeskuikens en parelhoenders

4,5 m2 voor eenden

10 m2 voor kalkoenen

15 m2 voor ganzen,

mits het maximum van 170 kg N per ha en per jaar niet wordt overschreden

Mestpluimvee (in mobiele stallen van maximum 150 m2, die ’s nachts open blijven)

16, met hoogstens 30 kg levend gewicht per m2

2,5 m2, mits het maximum van 170 kg N per ha en per jaar niet wordt overschreden

Poeljen bestemd voor de eierproductie

Leeftijd van 3 dagen tot 6 weken: max. 20 per m2

Leeftijd van 6 tot 12 weken: max. 13 per m2

Leeftijd van 12 tot 18 weken: max. 10 per m2

Geen verplichte uitloop in de eer-ste weken.Vanaf de 6e week: minimum 1 m2 per dier.

De technische invulling op het kippenbedrijf

Page 15: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 15

StaltypesIn de biologische pluimveehouderij zijn volgende types stal bekend:

GrondstalDe grondstal is een open staltype. In tegenstel-ling tot bij de volièrestal worden de kippen op één niveau gehouden. Wel onderscheiden we enerzijds een voeder- en drinkruimte en ander-zijds een scharrelruimte. Meestal is de voeder- en drinkplaats boven een roostervloer ingericht, zo-dat het scharrelmateriaal proper en droog blijft. In veel gevallen is deze roostervloer verhoogd en gebeurt de mestopvang op vloerniveau. Voor het uitmesten moeten de roosters dan weggenomen worden. De zitstokken worden boven deze roos-tervloer geplaatst. Vaak wordt in de grondstal een aantal elemen-ten geplaatst (bijvoorbeeld houten blokken of ruwvoerruiven) die het zichtveld van de kippen breken, ze beschuttingsmogelijkheden geven en de stress in de toom hierdoor verlagen. In een grondstal van een bepaalde grootte kun-nen minder kippen gehouden worden dan in een volièrestal van dezelfde oppervlakte, maar de aanbouw van een grondstal is wel heel wat goedkoper.

VolièresystemenVolièresystemen vergroten de benutbare ruimte in de stal doordat ze leefruimte voor de dieren in de hoogte aanbieden. Bij de berekening van de maximaal toegelaten stalbezetting (6 per m2 beschikbare oppervlakte) wordt de oppervlakte van de etages met mestopvang meegerekend. Leghennen maken goed gebruik van deze gele-genheid en bewegen zich met gemak over alle niveaus van dit etagesysteem. Ook werken de verschillende etages positief op de rust in het koppel en zou het verenpikkerij beperken. Daar-tegenover staat dat een volière de stalbezetting verhoogt en daardoor pikkerij in de hand werkt. Dit zal een belangrijk aandachtspunt zijn bij de uitbating. In volièrestallen met mestbanden onder de eta-ges heerst meestal een lagere ammoniakconcen-tratie en dus een beter stalklimaat.

Het volièresysteem biedt dus verschillende voor-delen. Toch heerst er wat scepsis in de biologische sector. Deze komt voort uit de vrees dat de omschakeling van grote volièrestallen

een bedreiging kan vormen voor het extensieve karakter van de biologische pluimveehouderij. Daarom wordt er op Europees niveau gewerkt aan een bijkomende norm voor de stalbezetting, een norm die het aantal kippen per m2 grondop-pervlakte begrenst. Bij de doorrekening van het rendement van een om te schakelen of nieuw te bouwen volièrestal, is het aangewezen zich hier omtrent te informeren, bijvoorbeeld bij BioForum Vlaanderen vzw of bij een biologische controle-organisatie.

MobielestallenVoor bedrijven die niet over een huiskavel be-schikken of voor bedrijven met kleinere koppels, kan een mobiele stal voordelen hebben. Voor de wetgever is een stal mobiel indien die minstens éénmaal per jaar verplaatst wordt. De stal mag maximum 150 m2 (staloppervlak) groot zijn en er mogen tot 16 kippen per m2 gehouden worden, weliswaar met een maximum van 30 kg levend gewicht per m2.In principe is voor een mobiele stal enkel een milieuvergunning nodig, geen bouwvergunning. Dit hangt echter ook af van de gemeente: die legt soms beperkingen op wat betreft de grootte van de stal.Het voordeel van de mobiele stal ligt met name in het management van de uitloop: optimale benutting, zeer goede mogelijkheden tot wis-selbeweiding en egale verspreiding van mest over de uitloop. Door het verplaatsen van de stal tussen twee rondes kan de verplichte sanitaire leegstand van de uitloop (4 weken) achterwege gelaten worden. Op gemengde bedrijven kunnen de kippen bvb. op een pas geoogste graanakker nog heel wat extra voer vinden. Het grote nadeel van mobiele stallen is de grote arbeidsbehoefte en de hogere kostprijs per legkipplaats.

HuisvestingvleeskuikensVoor vleeskuikens wordt veelal een volledig ingestrooide stal gebruikt. Ingestrooide stal-len zijn ook in de gangbare vleeskuikenhouderij gebruikelijk. De aanpassingen voor deze stallen blijven normaal beperkt tot het plaatsen van scheidingswanden, het organiseren van lichtin-val in het dak, het maken van uitloopopeningen en de inrichting van de uitloop. Gezien de lagere stalbezetting kan een aantal voerlijnen en drink-plaatsen weggenomen worden.

Page 16: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 16

StalinrichtingDe ruimtelijke scheiding van de verschillende functiegebieden in de stal heeft een grote in-vloed op het welzijn en de prestaties van de kip. Kippen die willen rusten, mogen niet gestoord worden door hokgenoten onderweg naar voer, water of een legnest. Kippen die een ei willen leggen, doen dat het liefst op een rustige plek. Plaatsen voor rust en het leggen van eieren moeten minder licht zijn dan plekken waar ge-scharreld wordt of zonne- en stofbaden worden genomen.

Voor het bouwen of verbouwen van stallen voor biologisch pluimvee kan tot 38% steun bekomen worden van het Vlaams Landbouwinvesterings-fonds (VLIF). Zie hiervoor het hoofdstuk ‘Steun-maatregelen’, op pagina 16.

ScharrelruimteDe scharrelruimte beslaat minstens een derde van het toegankelijke staloppervlak en moet voorzien zijn van los en droog strooisel. Om am-moniakemissie uit de stal te beperken dient de strooisellaag zodanig te zijn, dat de kippen deze tot op de bodem van de stal kunnen omwerken. Anders gezegd: de laag mag niet te dik zijn. Daarnaast dient de strooisellaag aantrekkelijk te zijn om het grondgericht pikgedrag te bevor-deren. Omdat deze minder stoffig is, wordt ge-malen boomschors als grondsubstraat verkozen boven houtkrullen gemengd met gehakseld stro en zaagsel. Ook een te hoge bezettingsdichtheid vermindert de aantrekkelijkheid van het grond-substraat.Om de kwaliteit van het strooisel optimaal te houden, moet de vochttoevoer naar het strooisel beperkt blijven: minimale mestproductie in het strooisel, geen lekkages, geen condensplekken en minimale vermorsing bij de watervoorziening. Om deze reden wordt vaak met een verhoogde roostervloer (ook beun genoemd) gewerkt: voer en water worden hier gegeven in plaats van in de scharreloppervlakte. De zitstokken (om te slapen) bevinden zich ook op deze verhoogde roostervloer.Té droog strooisel daarentegen, veroorzaakt een overmaat aan stof, en dat is ongunstig voor zowel kip als pluimveehouder. Daarom is het aan te raden de stal zodanig in te richten dat de scharrelruimte tussentijds (bvb. om de maand) kan leeggeruimd worden en van vers strooisel voorzien.

WintergartenSoms wordt aan de stal een soort veranda ge-bouwd zodat de kippen bij slecht weer of op koude winterdagen een alternatieve uitloop- en scharrelruimte hebben. Dit heet een wintergar-ten en heeft voordelen naar stalklimaat, belich-ting, welzijn van de kippen, ... Bijkomend voor-deel is dat de onmiddellijke omgeving van de stal altijd droog blijft en dus geen modderbad wordt.

StofbadHet regelmatig nemen van een zandbad is zeer belangrijk voor de gezondheid van de veren. Oud donsvet kan op deze manier verwijderd worden en het vormt een efficiënte bestrijding van bij-voorbeeld bloedluizen. Een bak of een houten kader gevuld met zand of turfmolm kan perfect dienst doen als stofbad.

LegnestenDe hennen geven de voorkeur aan een laag en donker nest, onafhankelijk van het feit of er strooisel in dit nest ligt. Vanuit de wetgeving worden zowel individuele als groepsnesten toe-gestaan met maximaal 7 hennen per nest of 120 cm2 per dier bij een groepsnest. Bij groepsnesten is het risico op cloacapikkerij hoger. De hennen zitten dan immers bij elkaar in het nest, er is meer kans om elkaar te verdrukken waardoor de cloaca naar buiten stulpt en er gepikt wordt. Door het nest voldoende duister te maken kun-nen de hennen elkaars cloaca minder goed zien en vermindert dit risico. In de praktijk blijkt één legnest per 4 of 5 hennen noodzakelijk. Dit is meer dan vereist wordt in het lastenboek voor de biologische productie. Hennen die geen nest vin-den, leggen immers hun ei op de grond. Vooral bij het begin van de legperiode willen vele hen-nen min of meer gelijktijdig hun ei leggen. Voor groepsnesten moet dan ook op één vierkante meter nestoppervlakte gerekend worden per 70 tot 80 hennen. Twee aanvliegzitstokken voor het nest bieden de mogelijkheid om het nest te inspecteren en verhogen bijgevolg het gebruik ervan. Dit vermindert de kans op grond- en roos-tereieren. Kippen blijken een voorkeur te hebben voor één specifieke nestplaats. In een lange stal vinden ze dat nest gemakkelijker terug wanneer het zich aan het uiteinde van de stal bevindt. Nesten in het midden van de stal worden minder gemak-kelijk teruggevonden. Met (gekleurde) panelen tussen de nestblokken verdelen de kippen zich beter over de nesten (in plaats van nesten aan

Page 17: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 17

het begin en het eind van de stal). Indien de legnesten langs de stalwand geplaatst worden, is het belangrijk deze goed te isoleren en na te gaan of er geen koudebrug is.

ZitstokkenZitstokken dragen bij tot een beter welzijn van de hennen. Verhoogde zitstokken bieden tevens de mogelijkheid om weg te vluchten van agres-sieve dieren. De stokken mogen andere bewegin-gen (bvb. het slaan met de vleugels) weliswaar niet hinderen. De lengte van de zitstok per kip is wettelijk vastgelegd op minimaal 18 cm per dier. In een scharrelstal kunnen verhoogde zitstokken boven de roostervloer worden geplaatst, in een volièrestal op elke etage.

LichtKippen hebben zonlicht nodig voor de aanmaak van vitamine D, rode en witte bloedlichaampjes, hormonen en voor de algemene weerstand. Daarom is in de biologische pluimveehouderij daglicht verplicht. Daglicht mag aangevuld wor-den met kunstlicht tot een totaal van maximum 16 lichturen, maar een aaneengesloten nachte-lijke rustperiode van minimum acht uur is wet-telijk verplicht. Onder invloed van het weer is het licht varia-bel in sterkte en wellicht ook in type, wat het lichtmanagement in de stal bemoeilijkt. Om pikkerij te vermijden wordt direct zonlicht in de stal afgeraden. Om de luchtinlaat te kunnen regelen,vormen zijkleppen of een overstekend dak boven de luchtinlaten goede oplossingen. Verder kan de lichtinval gereduceerd worden door een zonnewering te plaatsen. Daarnaast is het belangrijk een zo egaal moge-lijke lichtverdeling in de stal te realiseren. Om de kippen vlot naar buiten te laten gaan, mag de overgang tussen binnen- en buitenlicht niet te groot zijn. Dat schrikt de dieren af. Bij de legnes-ten is het dan weer van belang dat ze voldoende donker zijn.

Voer-endrinkinfrastructuurOm de strooiselkwaliteit optimaal te houden, valt de plaatsing van de drinkwatervoorziening te verkiezen boven een rooster. Door de drink- en voerbak iets hoger te plaatsen, hoeven de kippen niet te ver te buigen tijdens het eten en drinken. De cloaca is hierdoor minder snel zichtbaar en de kans dat de cloaca dan wordt aangepikt, kleiner.Het is belangrijk voldoende voer- en drinkplaat-sen aan te bieden. Anders kan concurrentie en bijgevolg stress ontstaan. Er wordt aanbevolen om per dier minimaal 8 cm rechte voergoot te voorzien of 5 cm bij een ronde voerbak. Voor een drinkgoot wordt respectievelijk 2,5 cm (recht) en 1,5 cm (rond) per dier aanbevolen.

StalklimaatGoede ventilatie en droog strooisel zorgen voor een goed stalklimaat. Een goede ventilatie voert ammoniak sneller af. In de biologische veehou-derij wordt om ecologische redenen de voorkeur gegeven aan natuurlijke ventilatie. Ventilatoren zijn immers energieverslindend. Zowel bij nieuw-bouw als bij verbouwing van bestaande stallen moet hier voldoende aandacht aan besteed wor-den. Ook het feit dat de uitloopgaten soms open en soms dicht zijn, moet meegenomen worden bij het ontwerp van het ventilatiesysteem.In droog strooisel verloopt de afbraak van eiwit-ten en organische stof door micro-organismen langzamer, waardoor er minder ammoniak ont-staat. Een hoge ammoniak- of stofconcentratie in de stallucht werkt verenpikken in de hand. Een goed ventilatiesysteem en droog strooisel zijn daarom belangrijk. De staltemperatuur hoog houden (bvb. om het voerverbruik te beperken) bevordert de ammoniakproductie. Voldoende vers strooisel absorbeert vocht, maar belangrij-ker is lekken in de waterleidingen te voorkomen. Natuurlijk is het regelmatig verwijderen van de kippenmest ideaal om de ammoniakconcentra-tie in de stal laag te houden. In volièrestallen is dat makkelijk te realiseren met de mestband. In stallen met beun wordt de mest meestal slechts bij het einde van de ronde afgevoerd. Het droogblazen van de mest onder de rooster, onder de beun of op de mestband (in volièrestal) reduceert ook de ammoniakverliezen.De stal en zeker het rustgedeelte (zitstokken) ervan tochtvrij houden, vormt ook een belangrijk aandachtspunt, zeker bij de grote uitloopopenin-gen die moeten voorzien worden.

Belichtingstabel

Stalzone bestemd voor: Voorzieningen en vereisten Belichting

Eieren leggen Legnesten/rustig Schemerig

Eten, drinken en schar-relen

Voer- en watersysteem, ade-quaat strooisel

Licht

Zonne- en stofbaden Geen fysieke belemmeringen, adequaat strooisel

Volop dag-licht

Rusten Verhoogde zitstokken/rustig Schemerig

Page 18: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 18

UitloopWanneer de kippen naar buiten gaan, wordt de bezetting in de stal lager, waardoor de zwakkere en bangere dieren makkelijker bij water en voer kunnen. Ook de luchtkwaliteit in de stal verbetert hierdoor, op voorwaarde dat geen tocht ontstaat voor de stalblijvers. Anderzijds zal de pluimvee-houder zijn dieren extra moeten beschermen tegen de negatieve invloeden die aan een uitloop verbonden kunnen zijn: wormen, roofdieren, wa-terplassen en slijk. De overgang tussen binnen en buiten mag niet al te groot zijn: een groot verschil in lichtsterkte schrikt de kippen af om naar buiten te gaan. Het aantal openingen -4 meter per 100 vierkante me-ter staloppervlakte- dat naar de uitloop leidt, is vooral van belang voor de kippen die nog moeten leren om naar buiten gaan. Tussen 2 ronden moet de uitloop minstens 4 we-ken leeg gehouden worden om de vegetatie te laten aangroeien en om gezondheidsredenen. In de praktijk blijkt echter dat er langere leegstand nodig is om de vegetatie te laten herstellen, bvb. te realiseren met een wisseluitloop.

Indien het buiten laten van het pluimvee door de overheid verboden wordt, bijvoorbeeld bij dreiging van vogelgriep, moet hier natuurlijk aan voldaan worden. Dit brengt de biologische status van de dieren niet in gevaar.Hierbij aansluitend is het vanuit het gevaar voor vogelgriep verplicht om enkel onder een afdak of een net bij te voederen of water te geven in de uit-loop. De uitloop die in ‘gevoelige natuurgebieden’ ligt, moet daarenboven volledig afgesloten wor-den voor wilde vogels.

Extra informatie over een goed uitloopbeheer bij biologisch pluimvee vind je in de brochure ‘Uit-loopbeheer bij kippen’, te bekomen bij BioForum Vlaanderen.

Inrichting van de uitloopOm de dieren buiten te houden en de uitloop overal evenveel te laten gebruiken, is de inrichting van de uitloop van belang. Een goede inrichting biedt beschutting (zon, neerslag, wind, roofdie-ren), geeft een beperkt uitzicht en biedt mogelijk-heden om te scharrelen en eten te zoeken. Kippen

zijn van oorsprong vluchtende bosvogels en dat is nog goed te merken: ze zullen altijd in de buurt van een schuilmogelijkheid vertoeven. Een weide met uitzicht tot aan de horizon is het minst wen-selijk voor de kip.

BeschuttingGewassen die in de uitlopen geteeld kunnen wor-den zijn maïs, aardpeer, zonnebloem, asperge, luzerne, mosterd, rogge, gerst en zaadmengsels voor wilde vogels. Deze laatste zullen niet lang meegaan omdat het voor de kippen makkelijk is ze te oogsten. Hoge bomen zoals hoogstamfruitbomen, wilgen, vlier, hazelaar en hagen bieden op langere termijn een permanente beschutting. Met kunstmatige beschutting kunnen ook goede resultaten worden behaald. Camouflagenetten of windbreekgaas dat op paaltjes één meter bo-ven de grond wordt gespannen biedt voldoende beschutting. De beste beschutte uitlopen hebben een combinatie van meerjarige bomen of struiken met daartussen snelgroeiende, eetbare voederge-wassen.

WisseluitloopDe uitloop kan door een afscheiding in twee of meer percelen verdeeld worden. Op die manier kan de grond bewerkt en opnieuw ingezaaid worden. Hierdoor gaat de uitloop er terug fris uit-zien, is er telkens een vers gewas voor de dieren, worden nutriënten gerecupereerd en wormen en andere parasieten bestreden.

Natte uitloopOp de meeste pluimveebedrijven valt op dat de omgeving dichtbij de stal door intensief gebruik niet meer is begroeid, met natte, modderige plek-ken als gevolg. De nattigheid wordt mee naar bin-nen genomen en leidt tot vuile eieren en plakkerig strooisel. Dit kan vermeden worden door de dieren pas naar buiten te laten gaan na het rapen van de eieren of ervoor te zorgen dat ze met schone po-ten binnen komen. Een gedeeltelijke overkapping of een waterdoor-laatbare verharding met kiezels zijn de meest duurzame oplossingen. Ook roosters, waar de kip-pen overheen moeten voordat ze binnen komen, zorgen ervoor dat er minder nattigheid mee naar

Page 19: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 19

binnen gebracht wordt. Verharding met beton zonder overkapping heeft niet veel effect. Tijde-lijke oplossingen tegen het binnendragen van nattigheid zijn het instrooien van de uitloop rondom de stal met houtsnippers.

De mestdruk in de uitloopDe normen naar veebezetting in de uitloop (maximum 2500 legkippen of vleeskuikens per ha) zorgen ervoor dat de uitloop geen overbe-mesting kent. Omdat de zones dicht bij de stal, en zeker bij de uitloopopeningen intensief ge-bruikt worden, kan hier wel een puntvervuiling optreden. De maatregelen om een natte uitloop te ver-mijden, kunnen best aangevuld worden met het gebruik van organisch materiaal (bvb. hout-snippers of compost) om de nutriënten vast te leggen in de nabijheid van de stal. Dit verrijkte

materiaal kan dan als meststof afgevoerd wor-den.

Fokkerij

Herkomst van dierenBiologische poeljen moeten vanaf 3 dagen bio-logisch opgefokt worden. Dit betekent o.a. dat het voer biologisch moet zijn en dat vanaf de leeftijd van 6 weken bij goede weersomstan-digheden toegang moet verschaft worden tot de uitloop. Biologische poeljen kunnen aangekocht wor-den bij gespecialiseerde handelaars, maar in principe enkel op bestelling. Voor het opzetten van een nieuwe ronde legkippen moet de bio-logische pluimveehouder dus tijdig de opfokker contacteren, zeker 6 maanden voor het opzet-ten, zodat de opfokker tijd heeft voor het in-

Page 20: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 20

plannen en het opkweken van de poeljen.Volgens de wetgeing kan indien het onmogelijk is voldoende biodieren aan te kopen, gangbare dieren in het bedrijf worden ingebracht in sa-menspraak met de controleorganisatie. Deze moeten echter al vanaf de derde dag biologisch gevoederd zijn, dienen de biologische regels aan-gaande geneeskundige behandelingen te respec-teren en dienen een omschakelingsperiode van 6 weken te doorlopen op het legbedrijf. Deze optie wordt enkel toegepast indien de opfokker over onvoldoende opfokcapaciteit beschikt op biolo-gische gecertificeerde bedrijven. Voor Vlaanderen is besloten dat er voldoende bio legkuikens voor-radig zijn zodat dit niet meer mogelijk is.In uitzonderlijke gevallen (bij grote sterfte door ziekte of een ramp) kan de controleorganisatie toestemming geven om een nieuwe ronde op te zetten met gangbare poeljen, wederom met een omschakelingsperiode van 6 weken.Voor vleeskuikens geldt dat ze jonger dan drie dagen moeten zijn op het moment dat ze op het bedrijf komen en vanaf dat ogenblik volledig biologisch moeten opgekweekt worden. Hierop worden geen uitzonderingen toegestaan.

OpfokMet het oog op het aanleren van scharrelgedrag en omhoogvliegen naar eet- en drinkplaats, wordt bij de opkweek van hennen meestal ge-kozen voor het nivo-varia-systeem. Dit is een volière met een lage vaste roostervloer (ca V van het staloppervlak) en in de hoogte verstelbare roosters: de niveau’s. Naarmate de dieren ouder

worden, worden de niveau’s waarop zich het eet- en drinksysteem bevindt opgelierd zodat de die-ren aangemoedigd worden om te vliegen. Tevens leert de opfokker met behulp van de verlichting, de jonge hennen boven te gaan slapen. Dit voor-komt later grondslaap en dus ook grondleg.De kuikens die van bij de start biologisch opge-kweekt worden, zijn later meer met het strooi-sel bezig en pikken minder veren. Uit onderzoek blijkt dat zelf opfokken van de hennen -hoe jonger de hennen op het bedrijf komen hoe beter- zeer positief is m.b.t. verenpikkerij en kan-nibalisme. Opfokken is echter een vak apart dat veel kennis en ervaring vereist. Daarom wordt meestal met een opfokker gewerkt. Contactgegevens van op-fokbedrijven vind je op www.biobedrijvengids.be. De overgang van opfok naar de legstal zal minder stress opleve-ren als de jonge hennen tijdens de opfok over legnesten en zitstokken beschikken. Fictieve leg-nesten tijdens de opfok verminderen de kans op grondeieren.

Rassenkeuze voor biologische leghennen Biologische pluimveehouders geven de voorkeur aan iets zwaardere kippen, die wellicht iets meer eten, maar die een betere weerstand hebben tegen ziekten en waarbij ook het voedermanage-ment iets minder nauw komt. Daarnaast spelen eikleur en productie een belangrijke rol. In Duitsland en Nederland is reeds heel wat ge-experimenteerd met diverse rassen, ondermeer met DecalbAmberlink, een witte kip die bruine eieren legt en die minder veren zou pikken. Tot nu toe heeft dit echter weinig opgeleverd en de meest gebruikte rassen zijn ook in de biologische legkippenhouderij de bekende IsaBrown,IsaWarren,LohmanBrown en aanverwante rassen. Een iets robuuster type is idealer, maar die halen momenteel nog geen concurrentiële legrende-menten.

Rassenkeuze voor biologische vleeskippen In de gangbare pluimveehouderij worden de kui-kens vaak na vijf à zes weken slachtrijp verkocht. De biologische wetgeving stelt echter dat in de biopluimvee-vleessector gebruik gemaakt moet worden van traag groeiende rassen. De Vlaamse Overheid legde deze rassen vast in een (evolutieve) lijst. IsaBrown

Page 21: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 21

Momenteel bevat deze lijst 5 rassen: - SA51 x X44B (Sasso); - SA51 x XL44 (Sasso);- JA57 x I66C (Hubbard);- Kabir 277 x GGKNN;- Kabir 99 x GGKNN.

Vaak wordt na 70 dagen geslacht, wanneer er nog niet veel verschil qua gewicht is in de toom. De vleeskuikens die niet op deze lijst voorko-men (bvb. Mechelsekoekoek), moeten minstens 81 dagen oud zijn bij de slacht. Deze traaggroei-ende rassen zijn stressbestendig, kunnen goed tegen forse temperatuurschommelingen en leveren smakelijk vlees. Het gewichtsverschil tussen de hanen en de hennen dat optreedt tegen het eind van die 81 dagen, vereist vaak wel slacht in verschillende beurten of een deels handmatige slacht.

DubbeldoelkippenEen dubbeldoelras geeft hanen die voldoende snel groeien om financieel rendabel af te mes-ten en hennen die voor de eierproductie gehou-den kunnen worden. Er valt nog een lange weg te gaan voor er een commercieel dubbeldoel ras beschikbaar is. Momenteel worden deze enkel voor thuisverkoop gekweekt: robuuste types waarvan eieren en vlees verkocht worden.

GezondheidszorgDe biologische productiemethode vraagt een uitgesproken preventieve aanpak van ziekten op het bedrijf. Een actief voorkomingsbeleid is noodzakelijk. Indien de dieren ziek zijn, mag er behandeld worden. Sommigen kiezen resoluut voor een homeopathische behandeling, maar bij gebrek aan ervaring hiermee of het niet voorhanden zijn van een hiervoor goed opge-leide veearts, kiezen omschakelende bedrijven vaak nog voor een allopathische behandeling met een te respecteren dubbele wachttijd (min-stens 48 uur). Behandelingen met antibiotica en allopathische middelen zijn dus toegelaten (maximum drie bij legkippen en slechts één bij vleeskuikens) maar moeten onder de verant-woordelijkeheid van een dierenarts gebeuren en geregistreerd in het veeboek voor het con-troleorganisme.Een absolute aanrader bij de gezondheidszorg

van biologisch pluimvee is het ‘Stalboekje pluimvee: Natuurlijk gezond met kruiden en andere natuurproducten’ van de Universiteit Wageningen.

CoccidioseCoccidiose komt vaak voor als het strooisel niet goed droog is. Preventieve maatregelen zijn een goede ventilatie en de opvang en afvoer van gemorst drinkwater.

Salmonella Hoewel Salmonella in de eieren niet vaker hoeft voor te komen in grondsystemen dan bij kooihuisvesting, betekent de uitloop wel een verhoogde kans op deze bacterie. Algemene bedrijfshygiëne is zeer belangrijk. Je kan best een paar keer per jaar op eigen initiatief Salmo-nella-analyses laten uitvoeren. Om in orde te zijn met de wetgeving, hou je best ook goed de Favv berichtgeving in de gaten.

WorminfectiesUit de reguliere leghennenhouderij is bekend dat strooisel en uitloop een verhoogde kans geven op worminfecties. Omweiden zal de infectiedruk op de dieren verlagen, maar niet voldoende kunnen wegnemen. De eitjes van de wormen kunnen immers meerdere jaren over-leven. Bewerking van het land zal de kans op besmetting verder terug dringen. Het is aan te raden om de mest regelmatig te laten controle-ren op wormen, ook als er geen problemen zijn. Alleen zo kom je erachter wat voor het koppel normaal is. RoofdierenIncidenteel kunnen roofdieren voor uitval en onrust zorgen. Met name �s winters kunnen er veel roofvogels zijn. Bomen, struiken, maïs, camouflagenetten etc., bieden bescherming tegen de vogels. Ook het afhouden van vossen vergt specifieke aandacht: kippen ’s nachts binnen houden, de omheining van de uitloop ingraven, een elektri-sche draad boven op de omheining, ...

VerenpikkerijVerenpikken is een vorm van afwijkend gedrag en heeft verschillende oorzaken, variërend van fouten in de opfok, het management, de huisvesting, tot een tekort in het rantsoen of eenvoudigweg verveling. Verenpikken wordt

Page 22: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 22

geassocieerd met stress en is daarom een indi-catie van verminderd welzijn. Meer hierover vind je in de brochure ‘Biologischekippenhouderij,groepshuisvestingendierenwelzijn’, te bekomen bij BioForum Vlaanderen.

Behandelen van de snavelSnavelkappen is een pijnlijke ingreep voor het dier en is daarom verboden in de biologische pluimveehouderij. Toucheren, mits goed uitge-voerd, is een minder onaangename ingreep voor de kip. Beide ingrepen vormen een aantasting van de integriteit van de kip en voorkomen het verenpikken niet. Bij gekapte hennen is hooguit de schade minder, bij toucheren is de effectiviteit eerder twijfelachtig. Toucheren wordt slechts uitzonderlijk toegestaan door de controle-orga-nisatie en steeds zullen ook bijkomende inspan-ningen opgelegd worden om verenpikken te vermijden.

In sommige gevallen zal de biologische pluim-veehouder er niet aan ontkomen om medicijnen te gebruiken. Toch dient hij hier zeer voorzichtig mee om te gaan. Naast het preventief inenten zijn er andere maatregelen ter voorkoming van ziekteproblemen. Die zijn in eerste instantie ge-richt op het handhaven van een goede hygiëne: het schoonhouden van nesten, voer- en drink-voorzieningen alsook het goed inrichten en be-heren van de uitloop.

VoedingEen biologisch gehouden legkip heeft, afhanke-lijk van het ras, de conditie van het verenkleed en de mate van activiteit, 10 tot 20% meer voer nodig dan een batterijkip. Het is mogelijk om de dieren te trainen meer voer op te nemen, want de krop kan vrij makkelijk oprekken. Om beter tegen een stootje te kunnen, kunnen kippen be-ter wat zwaarder zijn. Om een buffer van 100 tot 200 gram aan te leggen, moeten de dieren vanaf zes weken boven de (gangbare) norm gevoerd worden.

Het voer moet uit ingrediënten van biologische oorsprong te bestaan, wat betreft de ingrediën-ten van agrarische oorsprong (dus mineralen, vitamines, ... niet mee gerekend). Omdat er mo-menteel onvoldoende eiwithoudende gewassen biologisch geteeld worden, mogen er tijdelijk (tot 2014) nog tot maximum 5% niet-biologische ingrediënten in het rantsoen opgenomen wor-den (5% van de droge stof van agrarische ingredi-enten). De gebruikte producten moeten voor de controleorganisatie bijgehouden en gemotiveerd worden in een register.

Wanneer ze niet biologisch te vinden én nood-zakelijk zijn, mag er tevens maximum 1% (van de droge stof van agrarische ingrediënten) niet-biologische kruiden opgenomen worden in het rantsoen. De additieven (vitamines, mineralen, ...) die kunnen gebruikt worden, zijn opgenomen in een positieve lijst bij de wetgeving.

Gemiddeld 30% van het rantsoen mag bestaan uit omschakelingsvoeders uit het tweede om-schakelingsjaar van de velden. Dit aandeel mag tot 100% verhoogd worden als de voeders op het eigen bedrijf geteeld worden. Het voer mag ook tot 20% bestaan uit producten die in het eerste jaar op de eigen velden in omschakeling geteeld

Voorbeeldvan100%biologischkippenvoer

Grondstof Percentage

Maïs 31,1

Sojakoek 15,4

Erwten 15

Tarwe 10

Triticale 10

Sojabonen 4,4

Sojaolie 1,5

Andere (niet agrarische) ingrediënten: grof en fijn krijt

9,6

Andere (niet agrarische) ingrediënten: premix, monocalciumfosfaat, natrium-bicarbonaat

3

Voorbeeldvaneen100%biostartmeelvoorvleeskuikens

Grondstof Percentage

Tarwe 34

Maïs 25

Sojabonen 21,9

Sojakoek 9,9

Paardebonen 3

Erwten 1,6

Andere (niet agrarische) ingrediënten: krijt

1,3

Andere (niet agrarische) ingrediënten: premix, monocalciumfosfaat, natrium-bicarbonaat, zout

3,3

Page 23: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 23

werden (bvb. interessant voor strooigraan of wat ruwvoer). Aangekocht voer mag echter geen ingrediënten bevatten uit het eerste om-schakelingsjaar.

Voor contactgevens van bedrijven die biologisch voer www.biobedrijvengids.be. VoedermanagementEen goed voedermanagement kan verenpikkerij en kannibalisme voorkomen. Met het voeren worden de dieren bezig gehouden, waardoor minder snel verenpikkerij optreedt. Er bestaan verschillende ideeën omtrent de beste methode om de dieren te voeren. Eén hiervan is zeer frequent (10 of meer keer per dag) de voederketting laten lopen of de voederpannen vullen. Dit zou de kippen steeds weer naar het voeder lokken. Uiteraard kan dan per keer slechts een geringe hoeveelheid voe-der worden verstrekt. Bij deze methode moeten de hennen snel ter plaatse zijn omdat anders het voeder weer op is. Verdringing rondom het voeder zou vervolgens leiden tot meer veren-pikkerij. Om dit tegen te gaan zou het voeder slechts twee of drie keren per dag verstrekt moeten worden, maar deze voederbeurten moeten dan wel veel voeder tegelijk aanbieden (met een hoger voederverbruik en meer vermorsing als nadelig gevolg). De dieren zullen elkaar dan niet zo snel verdringen rondom het voeder, want ze weten dat er genoeg is. Als het dan ook nog aangeboden wordt op een manier dat de dieren enige moeite moeten doen om het voe-der op te nemen, kunnen ze bijna de gehele dag bezig gehouden worden. Dit valt echter niet mee. Er zullen naast de voederverstrekking in goten en pannen ook andere voeders verstrekt moe-ten worden, zoals ruwvoeder en strooigranen.

StrooigraanOm verenpikkerij te vermijden moet graan gestrooid worden en ruwvoer verstrekt. Dit houdt de kippen meer bezig met het zoeken naar voedsel en het eten zelf. Het graan kan het beste na het leggen en op z’n laatst twee à drie uur voor het einde van de lichtperiode verstrekt worden. Dan zijn krop en maag de volgende ochtend leeg en eten de kippen graag van het legmeel. Strooigraan kan bestaan uit tarwe, haver, gerst, maïs en erwten. Het is beter in één keer veel graan te strooien dan een paar

keer een klein beetje. Deze hoeveelheid kan in de loop van de legperiode, wanneer de kippen meer energie en relatief minder eiwit nodig hebben, opgevoerd worden tot 20 gram per dag. Het is aan te bevelen om bij de voederleve-rancier te informeren hoeveel graan gestrooid kan worden zonder de samenstelling van het mengvoeder te wijzigen. RuwvoerEveneens om verenpikkerij te vermijden, kan je ruwvoer geven. Kuilmaïs is hiervoor zeer ge-schikt, zowel qua voer als qua prijs. Gezien de kleine hoeveelheden die benut worden, is een maïskuil op een pluimveebedrijf echter niet evident Gedroogde luzerne is een arbeidstech-nisch eenvoudiger maar duurder alternatief.

Regionale productie van het voerEen belangrijk aspect dat momenteel nog niet in de biologische wetgeving vereist is (maar er binnenkort aan komt), is de eis tot regionale voederproductie. De Europese wetgeving stelt reeds voorop dat de helft van het voer in de eigen regio of liever nog op het eigen bedrijf geteeld wordt. In de loop van 2012 zal een eer-ste norm van 20% ingevoerd worden. Dan zal 20% van het biovoer van eigen teelt moeten afkomstig zijn, of geteeld door een gekende bioteler uit de buurt (eventueel met een vee-voerproducent als tussenschakel). Gezien dit Europese regels zijn, kan ‘regio’ ruim ingevuld worden, bijvoorbeeld binnen een straal van 100 of 200 km. Met deze norm wil men de grond-verbondenheid van de biologische veehouderij garanderen.Neem voor de actuele stand van zaken contact op met BioForum Vlaanderen of met een biolo-gische controleorganisatie.

Page 24: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 24

Zowel de wetgeving biologische landbouw als de Vlaamse mestwetgeving leggen elk vanuit een verschillend uitgangspunt, specifieke eisen op wat betreft de mest van het pluimvee. De Vlaam-se mestwetgeving ziet de mest als afvalproduct dat zonder milieuschade moet afgezet worden. Biologische mest wordt daarbij niet anders be-schouwd dan mest van gangbare dieren.De biowetgeving ziet de mest als basisgrondstof voor de plantaardige productie. Belangrijkste gevolg hiervan is dat de bioveehouder moet aan-tonen dat de mest afgezet wordt op biologisch uitgebate gronden.

Mestproductie en afzetDe VLM-Mestbank berekent -anno 2012- per leg-kip een jaarlijkse mestproductie van 0,81 kg N en 0,45 kg P2O5.Voor een vleeskuiken is dit een jaarlijkse mest-productie van 0,61 kg N en 0,26 kg P2O5.

Doordat er heel wat stikstof verloren gaat als ammoniak die uit de mest vervliegt, wordt gerekend met stalverliezen: 0,368 kg N bij leg-kippen, 0,222 kg N bij legkippen die in een laag-emissiestal gehouden worden en 0,169 kg N bij vleeskuikens. Deze wordt in mindering gebracht voor de berekening van de totale mestproduc-tie. Laag-emissiestallen geven minder emissie, een betere mestkwaliteit maar zijn ook duurder. Biobedrijven zijn momenteel nog vrijgesteld van de verplichting om aan de laag-emissie-eisen te voldoen omdat er nog te weinig technische oplossingen zijn, maar dat is slechts een kwestie van tijd.

Legkippenmest bevat volgens de VLM-normen gemiddeld 19,8 kg N en 27,4 kg P2O5.Vleeskuikenmest bevat volgens de VLM-normen gemiddeld 27,1 kg N en 14,1 kg P2O5. Omdat de mestinhoud zeer sterk kan verschillen naargelang het staltype, is het aan te bevelen met eigen mestanalyses te werken.

Aan de hand hiervan wordt de mestproductie berekend en moet de afzet bewezen worden voor de VLM-Mestbank. Voor zover bekend zijn er nog geen biologische bedrijven die werken met

uitscheidingscijfers volgens voederconvenant of volgens de regressierechten.Voor de controle op de regels van de biologische landbouw wordt de mestproductie op dezelfde manier berekend en moet aangetoond worden dat de mest op biologische percelen terecht ge-komen is met een bemesting van maximum 170 kg N per ha. Ook de uitloop wordt hierbij meege-rekend.

Bemesten met pluimveemestVanuit bemestingsoogpunt moeten we vast-stellen dat de samenstelling van pluimveemest niet ideaal is: er is een duidelijk kalitekort en een fosforoverschot tegenover de behoeften in de plantaardige productie. Pluimveemest is ook stikstofrijk en rijk aan snel beschikbare stikstof, dus een eerder agressieve meststof.Dit betekent dat het onmogelijk is met alleen pluimveemest een sluitend bemestingsplan op te stellen. Het fosforoverschot en kalitekort zal altijd voor onevenwicht zorgen, terwijl de hoge en snelle stikstofgehaltes ziekten en plagen gaan veroorzaken. Pluimveemest kan echter uitstekend toegepast worden als bijbemesting. Mest van herkauwers is een goede basismeststof, omdat daar de waar-den net omgekeerd liggen: relatief veel kalium en weinig fosfor. Op die manier komen we bij het ideaal gemengd bedrijf, dat past in de filosofie van de biologische landbouw. Deze optimale uitgangspositie kunnen we ook benaderen door mest tussen verschillende biologische bedrijven uit te wisselen.In de praktijk wordt de biologische pluimvee-mest momenteel vaak geëxporteerd naar bui-tenlandse biobedrijven, omdat nogal wat landen geen gangbare mest meer toelaten in de biolo-gische landbouw en ze dus met een gebrek aan mest kampen. Het is belangrijk om reeds bij de omschakeling op zoek te gaan naar afnemers van de mest.

graan-erwt Biologisch pluimvee en de mestwetgeving

Page 25: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 25

Vertrekkend van de huidige situatie in de bi-ologische pluimveehouderij, die veelal grond-verbonden werkt, hebben wij gekozen om drie voorbeelden uit te werken. We hopen dat je je aan de hand van deze voorbeelden een beeld kan vormen van de mogelijkheden van het kip-penbedrijf. Op het eerste bedrijf wordt nagenoeg de helft van al het voer zelf geteeld en de mest wordt zoveel als mogelijk op eigen gronden afgezet. Ook al blijft het een gespecialiseerd pluimvee-bedrijf, het leunt al sterk aan bij de filosofie van het biologisch gemengd bedrijf. Het tweede en derde bedrijf leunen sterk aan bij het gangbare bedrijf, waar alle voeders wor-den aangekocht en alle mest elders wordt afge-zet, alleen voor de uitloop is er grond nodig. Telkens is uitgegaan van ongeveer 1 voltijdse arbeidskracht om het bedrijf uit te baten.

Voorbeeld 1: bedrijf 5000 leghennen• Het bedrijf van dit voorbeeld heeft 5000 bio-

logische legkippen van het ras Isa Brown.

• Een toom van 5000 kippen moet in minstens 2 groepen gehouden worden (maximum 3000 per groep) en er is minstens 2 ha nodig voor de uitloop.

• Het bedrijf is gelegen op een perceel van 24 ha. Hierop word biologisch voeder voor de legkippen geteeld. Het eigen gewonnen voe-der wordt gemengd op het bedrijf, aangevuld met een verrijkt legmeel. Naast het legmeel wordt in de stal grit verstrekt in kleine voer-tonnen, strooigraan en ruwvoeder in de vorm van silage.

Teeltplan• 2 ha is vaste uitloop bij de stal.

• Om dit voorbeeld eenvoudig te houden op-teren we voor een beperkt teeltplan op 22 ha: maïs, erwten, triticale en tarwe.

• Vanuit biologisch oogpunt zou een ruimere afwisseling beter zijn en zouden bonen, sui-kerbieten, aardappelen, voederbieten en gras-klaver ook kunnen passen in het teeltplan, maar dit is allemaal sterk bedrijfsgebonden en kan beter in een individueel omschake-lingsplan aan bod komen.

Rotatieschema• 7,33 ha maïs, 8000 kg graan per ha.

• Na de maïs worden nog wintervaste erwten gezet of 7,33 ha erwten, 4500 kg graan per ha.

• Hierna komt wintergraan of groenbemester voor zomergraan.

• 3,67 ha triticale en 3,67 ha tarwe, 5500 kg graan per ha.

• Na het graan wordt gras-klaver ondergezaaid als voorteelt voor maïs. De eerste snede wordt in het voorjaar nog gemaaid voor de inzaai van de maïs. De gras-klaver kan als ruwvoeder bijgevoederd of verkocht worden.

• Met dit teeltplan krijg je een mengsel van: 45% maïs, 15% tarwe, 15% triticale en 30% erwten.

Hiermee kan je voor iets meer dan 60% in eigen voeder voorzien, waaronder 5 gram strooigraan per dier per dag. De rest van het voer moet wor-den aangekocht.

Het aangekocht voer moet verrijkt zijn met mi-neralen en vitaminen. Bovendien moet het veel eiwit bevatten. De kostprijs van het voer wordt op maat berekend, het zal iets duurder zijn dan het standaard biologisch legmeel.

Om te komen tot een goed rantsoen moet nog 100 ton legmeel worden aangekocht. Samen met het eigen gewonnen voer wordt dan ge-mengd gevoederd. Naast het eigen voer en aan-gekocht voer moet ervoor gezorgd worden dat de leghennen onbeperkt grit kunnen opnemen.

De aangekondigde wettelijke norm omtrent regionale voederproductie, zal voor dit bedrijf geen bijkomende inspanningen vergen.

Er van uitgaand dat het graan vermalen wordt en het voer op het bedrijf gemengd, dient opgemerkt dat, indien er ook een kern wordt ingemengd, je voor deze handelingen geregi-streerd moet zijn bij het FAVV. Er moet dan ook een handboek bijgehouden worden waarin je noteert hoe je te werk gaat bij de productie alsook wanneer alles uitgevoerd wordt. Meer informatie hierover vind je bij de Provinciale Bu-reaus van het FAVV. Je kan je ook informeren bij de Vereniging van Zelfmengers vzw. Zij hebben een bruikbaar handboek opgesteld: het ‘Kwali-teitsProgramma Zelfmengen’.

Bedrijfsvoorbeelden

Page 26: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 26

Indien echter enkel eigen agrarische ingrediën-ten gemengd worden, hoeft er geen registratie of erkenning aangevraagd te worden.

Mestafzet

• Voor 5000 legkippen krijg je een mestproduc-tie van 2210 kg N (stalverliezen reeds verre-kend) en 2250 kg P2O5.

• Gerekend met de gemiddelde mestgehalte van19,8 kg N (en 27,4 kg P2O5) zal dit 111,6 ton stal-mest betekenen waarvoor afzet moet voorzienworden.

• Voor de Mestbank moet afzet van alle nutri-enten aangetoond worden. Bij het gebruik opde akkers zal fosfor de beperkende factor zijn: er zal 28 ha grond nodig zijn om alle P2O5 af tezetten binnen de bemestingsnormen.

• Voor de wetgeving biologische productie zalafzet op minstens 13 ha (2210 kg N met maxi-mum 170 kg N per ha) biologische grond moe-ten aangetoond worden, waarbij ook de uit-loop in aanmerking genomen wordt. Er zal dusnog afzet op 11 ha eigen akkers of akkers vanandere bioboeren moeten aangetoond worden.

Het spreekt voor zich dat het bedrijf en de even-tueel andere bedrijven die mest afnemen ook in hun totaliteit gecontroleerd worden: of ze de norm van 170 kg N-bemesting uit dierlijke mest niet overschrijden en of ze voldoen aan alle nor-men van de Mestbank.

Voorbeeld 2: bedrijf 10.000 leghennen

• Het bedrijf van dit voorbeeld heeft 10.000biologische legkippen. Een toom van 10.000kippen moet in minstens 4 groepen gehoudenworden (maximum 3000 per groep).

• Het bedrijf is gelegen op een perceel van 4 ha. Deze dienen volledig als uitloop voor de kippen.

• Op dit bedrijf wordt volwaardig legmeel aan-gekocht en verstrekt in voedergoten. Ook hetstrooigraan en ruwvoer zal moeten aangekochtworden. Voor de watervoorziening wordendrinkcups gebruikt.

Mestafzet• 10.000 legkippen produceren 4420 kg N (stal-

verliezen reeds verrekend) en 4500 kg P2O5mest.

• Gerekend met de gemiddelde mestgehalte van19,8 kg N (en 27,4 kg P2O5) betekent dit 223,2ton stalmest waarvoor afzet moet voorzienworden.

Voor de Mestbank moet afzet van alle nutriënten aangetoond worden. Bij het gebruik op de akkers zal fosfor de beperkende factor zijn: er zal 56 ha grond nodig zijn om alle P2O5 af te zetten bin-nen de bemestingsnormen.

Voor de wetgeving biologische productie zal af-zet op minstens 26 ha biologische grond moeten aangetoond worden, waarbij ook de uitloop in aanmerking genomen wordt. Er zal dus nog afzet op 22 ha akkers van andere bioboeren moeten aangetoond worden.

De aangekondigde wettelijke norm omtrent regionale voederproductie, zal voor dit bedrijf een bijkomende inspanning betekenen. Ofwel zal je zelf biologisch voer moeten aankopen van bioboeren uit de regio, ofwel zal je een meng-voerbedrijf moeten zoeken die dit op zich neemt door een gegarandeerde aankoop bij regionale biotelers.

Voorbeeld 3: bedrijf 15.000 vleeskuikens

• Het bedrijf van dit voorbeeld heeft 15.000 bi-ologische vleeskuikens van het ras Kabir. Hetbedrijf is gelegen op een perceel van 6 ha. Ditdient volledig ingericht te zijn als uitloop. Opdit bedrijf wordt volwaardig meel aangekochten verstrekt in voedertorens. Voor de water-voorziening worden drinktorens gebruikt.

• Biologische vleeskuikens worden gehouden iningestrooide stallen. De stal wordt door houtentussenschotten in vier compartimenten van elk3750 kuikens verdeeld. Net zoals bij de leghen-nen bieden zitstokken voor vleeskuikens moge-lijkheden om te rusten of te vluchten.

• De eerste weken bij het opzetten van de kui-kens kunnen ze op een beperkte oppervlaktevan de stal worden gehouden, bvb. door middelvan houten schotten, dit met het oog op ver-warming, stroverbruik e.d. Naarmate de groeivordert, wordt meer ruimte gegeven. Houd erwel rekening mee dat de ruimte die na verloopvan tijd wordt bijgegeven zeker ’s winters tijdigmoet worden voorverwarmd vooraleer schot-ten worden weggehaald.

Page 27: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 27

Uitloop

• Zoals in het tweede voorbeeld gaat het hier over een bestaande vleeskuikenstal. De uitloop bevindt zich gedeeltelijk rond de stal. De uit-loop is verdeeld in 4 percelen, zodat elke groep over een eigen uitloop beschikt.

• Vanaf de leeftijd van 6 weken en als de weers-omstandigheden het toelaten moeten de kuikens (gedurende minstens een derde van hun leven) beschikken over een uitloop in open lucht.

• Bij de inrichting van de uitloop bij vleeskuikens moet rekening worden gehouden dat het ge-was (meestal grasklaver) regelmatig geoogst kan worden.

Mestafzet

• 15.000 vleeskuikens produceren 6615 kg N (stalverliezen reeds verrekend) en 3900 kg P2O5 mest.

• Gerekend met de gemiddelde mestgehalte van 27,1 kg N (en 14,1 kg P2O5) zal dit 244 ton stal-mest betekenen waarvoor afzet moet voorzien worden.

• Voor de Mestbank moet afzet van alle nutri-enten aangetoond worden. Bij het gebruik op de akkers zal fosfor de beperkende factor zijn: er zal 48 ha grond nodig zijn om alle P2O5 af te zetten binnen de bemestingsnormen.

• Voor de wetgeving biologische productie zal afzet op minstens 39 ha biologische grond moeten aangetoond worden, waarbij ook de uitloop in aanmerking genomen wordt. Er zal dus nog afzet op 33 ha akkers van andere bio-boeren moeten aangetoond worden.

De aangekondigde wettelijke omtrent regionale voederproductie, zal voor dit bedrijf een bijko-mende inspanning betekenen. Ofwel zal je zelf biologisch voer moeten aankopen van bioboeren uit de regio, ofwel zal je een mengvoerbedrijf moeten zoeken die dit op zich neemt door een gegarandeerde aankoop bij regionale biotelers.

Page 28: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 28

Er zijn maar weinig bedrijfseconomische gege-vens gekend omtrent arbeid op een biologisch pluimveebedrijf. Daar komt bij dat de hoe-veelheid arbeid sterk bepaald wordt door het staltype en het al dan niet geautomatiseerd en gemechaniseerd zijn van de verschillende han-delingen.

Het houden van biologische hennen vraagt meer arbeid dan gangbare, door extra activitei-ten. Uit onderzoek blijkt dat 1 VAK (voltijdse ar-beidskracht, dit staat voor zo’n 1800 werkuren

per jaar) ongeveer 10.000 biologische leghen-nen of 15.000 vleeskuikens kan verzorgen. In de praktijk kan de arbeidsinzet per koppel sterk variëren. Vooral de eerste weken moeten de poeljen worden aangeleerd om op stok te gaan en bij het begin van de leg moeten er dagelijks regelmatig grondeieren geraapt en leggende hennen in de legnesten gezet worden. De vele extra arbeid in het begin van de legronde wordt later beloond door minder vuile eieren of grondeieren.

In de biologische pluimveehouderij vormen arbeid en voederaankoop de hoogste kosten-posten.

De voederprijs schommelde de voorbije jaren zeer sterk en fluctueerde mee met de gangbare voederprijzen. Zo is de prijs van strooigraan de afgelopen jaren gestegen van 200 naar 325 euro/ton. De prijs van een volledig legkippen-voer steeg in dezelfde periode van 350 naar 480 euro/ton en de prijs van een volledig vlees-kuikenvoer ging van 375 naar 500 euro/ton.

Gedeeltelijk is deze prijsstijging weliswaar te wijten aan de toename van het percentage bio in het voer (dat steeg van 90 naar 100%), maar de marktfluctuaties zijn zeker de belangrijkste factor.

Bij een doorrekening kan je rekening houden met een gemiddelde eileg van 80%, een ver-koopbaarheid van 98% en een gemiddelde voe-derbehoefte van 130 gr kip/dag. Voor de opzet dien je te rekenen met ongeveer 7 euro/leghen van 17 weken.

De kostprijs van een nieuwe legkippenstal ligt tussen de 30 (eenvoudige scharrelstal) en 45 (volièrestal met mestopvang en wintergarten) euro/legkippenplaats. Voor de reforme legkip wordt zelden een biolo-gische meerprijs betaald.De eierprijs tenslotte fluctueerde de voorbije jaren wat achter de voederprijzen aan en ging tussen 0,12 en 0,16 euro/ei van het bedrijf weg. Bij de doorrekening van een vleeskuikenbedrijf zijn eveneens de arbeidskost en de voederkost de twee belangrijkste kostenposten.De kostprijs van de stal verschilt amper van de gangbare stal, behalve natuurlijk de bezet-tingsdichtheid en het aantal ronden per jaar. Gezien de hogere slachtleeftijd worden er maar 4 ronden per jaar gehouden in de biologische teelt.Er kan gerekend worden met een voedercon-versie van 3 en een aflevergewicht van 2,25 kg.De prijs van biologische vleeskuikens schom-melde de voorbije jaren eveneens mee met de voederprijs en zat gemiddeld rond de 2 euro/kg geslacht gewicht van het bedrijf weg.

Arbeidsbehoefte

Bedrijfseconomische aspecten

Page 29: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 29

De thuisverkoop levert uiteraard de mooiste prijs, maar de potentiële afzet is hier beperkt. Afhankelijk van het aantal leghennen, kan een vorm van rechtstreekse verkoop een marginaal aspect van de afzet vormen. Verder kan je klei-ne verwerkers beleveren en mogelijk zijn ook collegatelers met thuisverkoop geïnteresseerd om eieren te verkopen.Biologische eieren gaan grotendeels naar een pakstation. Dit pakstation haalt de bio-eieren op, sorteert, stempelt en levert veelal aan groothandels, supermarkten en brekerijen.De markt van biologische eieren groeit jaarlijks. Wel zal het blijvende inspanning vragen om de consument goed de meerwaarden tegenover scharreleieren uit te leggen.

Bijna alle biologische vleeskuikens worden mo-menteel op contract gekweekt en de productie zit hoofdzakelijk in Wallonië. Er is een grote vraag naar meer productiebedrijven. Bedrijven als Belki en For Farmers (voormalig Nutreco) zijn actief op zoek naar biologische vleeskui-kenbedrijven.Sommige biologische pluimveehouders opte-ren voor de zelfverwerking en -vermarkting van

hun vleeskuikens teneinde de meerwaarde te realiseren. Niet alle bedrijven zijn hiertoe uit-gerust. Vleeskippenhouders zijn vaak het makkelijkst gediend met verkoop aan een slachthuis, vlees-verwerker of beenhouwer. Deze markt is echter nog maar matig gestructureerd. Voordeel is wel dat de pluimveehouder er geen werk aan heeft. Beide afzetmethoden staan echter op een laag pitje omdat er nog maar weinig slachtcapaci-teit is voor individuele kwekers in Vlaanderen.

Het is van groot belang om voor de start reeds duurzame afspraken te maken met toekomsti-ge afnemers. Overleg met collega’s bioboeren helpt hierbij. Een andere mogelijkheid is con-tact op te nemen met de ketenmanager van BioForum Vlaanderen die naast kennis over de afzetmarkten ook afzetrapporten ter beschik-king heeft.

Voor namen en adressen van afnemers en leve-ranciers verwijzen we naar www.biobedrijvengids.be.

Afzet

Page 30: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 30

Voor het bouwen of verbouwen van stallen voor biologisch pluimvee kan tot 38% steun bekomen worden van het Vlaams Landbouwinvesterings-fonds (VLIF). Dus zeker de moeite om uit te zoe-ken! Extra informatie over de groepshuisvesting van biologisch pluimvee vind je in de brochure ‘Biologische kippenhouderij, groepshuisvesting en welzijn’ en is te bekomen bij BioForum Vlaan-deren.

Hectaresteun biologische landbouw

In België geldt sinds 1994 een systeem waarbij Belgische landbouwers en tuinders, die de bio-logische productiemethode invoeren of verder toepassen en een aanvraag voor de biologische productiemethode indienen, rechtstreeks kun-nen worden gesubsidieerd middels hectares-teun.

Biologische landbouwers (zowel in hoofd- als in bijberoep) kunnen een hectaresteun aanvragen. Ze kunnen verbintenissen van 5 jaar aangaan voor het verkrijgen van de volgende subsidie-bedragen. Deze subsidie wordt toegekend voor verbintenisperiodes van 5 jaar. Vanaf het 6de jaar en voor zover de reglementering het op dat ogenblik toelaat, kan een nieuwe verbintenis voor 5 jaar gesloten worden.

De perceelsaangifte, het aangeven van een nieuwe verbintenis en de betalingsaanvraag voor de subsidie voor de biologische produc-tiemethode dienen te gebeuren via de verza-melaanvraag. (Dit is de verzamelaanvraag voor het verkrijgen van de bedrijfstoeslag, voor de agromilieumaatregelen/beheersovereenkom-sten en voor de mestbankaangifte). De verza-melaanvraag kan ook online ingediend worden via het e-loket: www.landbouwvlaanderen.be.

De land- of tuinbouwer doet de jaarlijkse aan-gifte van de percelen biologische productieme-thode via de verzamelaanvraag en volgens de richtlijnen en toelichtingen bij de verzamelaan-vraag. De verzamelaanvraag geldt tegelijkertijd als aanvraag tot uitbetaling. De formulieren met bijhorende toelichtingsbrochure worden ver-stuurd door het Agentschap voor Landbouw en Visserij.

Subsidiebedragen per teelt-groep (euro/ha)

Om-schake-ling (1)

Bio (2) Bio 5+ (3)

Eenjarige akkerbouw- en ruwvoederteelten

600 360 240

Grasland 450 150 120

Eénjarige groententeelten tot en met 2,50 ha

1000 800 495

Eénjarige groententeelten boven 2,50 ha

1000 700 380

Beschutte teelten 1650 990 790

Meerjarige groenten-en fruitteelten (4)

900 620 555

(1) Eerstetweejarennastartomschakeling,driejarenvoormeerjarigefruitteelten;(2)derde,vierdeenvijfdejaarnaomschakeling,vierdeenvijfdejaarvoormeer-jarigefruitteelten;(3)zesdeenvolgendejarennaom-schakeling;(4)desubsidiekannietwordentoegekendalsdefruit-opbrengstvanhoogstammigefruitbomen

diemeerdanvijfjaargeledenwerdenaangeplant,nietwordtgecommercialiseerd.

Voor bijkomende informatie over de subsi-diemaatregel biologische productiemethode kan u zich richten tot uw buitendienst van het Agentschap voor Landbouw en Visserij, Afde-ling Markt- en Inkomensbeheer. De omschake-ling moet gestart zijn en aangemeld zijn bij een erkend controleorgaan ten laatste op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag van het betrokken jaar om in aanmerking genomen te worden als eerste jaar.

Investeringssteun

De overheid biedt zowel kapitaalsubsidie (tot 40%!) als rentesubsidie voor investeringen in de biologische landbouw voor zover die gericht zijn op milieuvriendelijkheid, dierenwelzijn of di-versificatie. Ook voor het opstarten van samen-werkingsverbanden kan VLIF-steun verkregen worden.

Steunmaatregelen van de overheid

Page 31: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 31

Bedrijfsontwikkelingsplan en bedrijfsbegeleiding

Om je een idee te geven van wat omschakeling naar de biologische productiemethode voor uw bedrijf zou betekenen, biedt de Vlaamse over-heid een subsidie aan voor het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan. Deze vergoeding dekt een gedeelte van de kosten en bedraagt (anno 2009) 868 euro per bedrijf. Deze subsidie aanvragen verplicht de landbouwer niet tot omschakeling.

Om na omschakeling de biologische teelt maxi-male slaagkans te geven, biedt de Vlaamse over-heid een subsidie aan van 496 euro voor bedrijfs-begeleiding met minimaal drie bedrijfsbezoeken per jaar. Een landbouwer kan maximaal 5 jaar een beroep doen op deze subsidie voor bedrijfsbege-leiding. Indien je hiervoor interesse hebt, contacteer je een erkend centrum voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw. Enkel de door de Vlaam-se overheid erkende centra komen in aanmerking. Meer informatie bekom je bij deze centra.

Subsidie controlekost

Vlaanderen legt aan de controleorganisaties, erkend voor controle in de biologische produc-tiemethode, de voorwaarde op tot het uitvoeren van een minimaal aantal analyses en steekproef-controles omdat dit bijdraagt tot een efficiënt en sluitend controlesysteem.

Deze voorwaarde zorgt echter ook voor een verhoging van de controlekost. Om enerzijds de kwaliteitsgaranties te behouden, maar anderzijds de Vlaamse biologische marktdeelnemers niet langer de meerkost te laten dragen heeft Vlaams Minister van Landbouw beslist om een subsidie toe te kennen.

Meer info bij BioForum Vlaanderen of bij de Vlaamse Overheid, afdeling Duurzame Land-bouwontwikkeling: http://lv.vlaanderen.be/

Page 32: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 32

Nuttige adressen

Voor een actuele lijst met adressen kijk je op www.bfvl.be/adressen. Gecertificeerde biologische bedrijven vind je op www.biobedrijvengids.be.

Page 33: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 38

Vakliteratuur

WebsitesDe website van het Proefbedrijf Pluimveehouderij in Geel biedt heel wat informatie over de biolo-gische pluimveehouderij:http://www.provant.be/ondernemen/land-_en_tuinbouw/praktijkonderzoek_pl/onderzoekspro-jecte_3/

Vanuit Nederland biedt Biokennis.nl de meest uitgebreide informatie over biopluimvee:http://www.biokennis.nl/Sectoren/Pluimveevleeseieren/Pages/sectoromschrijving.aspx

De site van het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid geeft alle informatie over wetgeving, ondersteuningsbeleid, subsidies, ...http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fid=34

Omschakelende telers en bioboeren kunnen veel basisinformatie vinden op:http://www.bioforumvlaanderen.be/http://www.biozoektboer.be/

Specifieke informatie over de afzetmogelijkheden vind je op:http://www.bioforumvlaanderen.be/netwerk/biozoektketen

Voor contactgegevens van biotelers, toeleveranciers en potentiële afnemers:http://www.biobedrijvengids.be/

PublicatiesKippenzonderverenpikkenAan de hand van ervaringen van biologische pluimveehouders en wetenschappelijk onderzoek wordt aangetoond hoe je verenpikken kan voorkomen in systemen met loslopende kippen met uitloop. UitgegevendoorLouisBolkInstituut,teverkrijgenviaBioForumVlaanderen(2002).

Teelttechnieken:uitloopbeheerbijkippenPraktische handleiding waarin men de verschillende aspecten van de uitloop en het beheer ervan bespreekt en toont. Naast ethische en sanitaire aspecten belicht men ook praktische factoren om overbemesting en ziektedruk te voorkomen. De voorbeelden zijn bedoeld als inspiratiebron voor de inrichting van de uitloop. UitgegevendoorBlivo,teverkrijgenviaBioForumVlaanderen(2004).

UitloopbeheerbijkippenDVD, 2004. De voorbeelden in deze film zijn bedoeld als inspiratie bij de inrichting van de uitloop. UitgegevendoorBelbior,teverkrijgenviaBioForumVlaanderen.

Biologischekippenhouderij:groepshuisvestingendierenwelzijnZeer praktische brochure die aan de hand van praktijkvoorbeelden toont hoe een biologische leg-kip gezond en productief gehouden wordt. UitgegevendoorBlivo,teverkrijgenviaBioForumVlaanderen(2002).

KippenuitloopgezondengroenAan de hand van ervaringen van biologische pluimveehouders en wetenschappelijk onderzoek toont men aan hoe een uitloop optimaal ingericht kan worden. UitgegevendoorenteverkrijgenbijhetLouisBolkInstituut(2008).

Page 34: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 39

Teelttechnieken:toekomstgerichteruwvoederteeltenBruikbaar instrument voor zowel bioboeren, aspirant biologische telers als gangbare ruwvoeder-telers met oog voor duurzaamheid. De brochure, die het resultaat is van het demonstratieproject ‘nieuwe methoden voor ruwvoederwinning: doorzaai van teelten in bestaande teelten’, geeft een theoretisch beeld van de ruwvoederteelten op biologische veebedrijven en is geïllustreerd met de bevindingen van al dan niet ervaren bioboeren. UitgegevendoorBlivo,teverkrijgenviaBioForumVlaanderen(2002).

StalboekjePluimvee:natuurlijkgezondmetkruidenenanderenatuurproductenHet ‘Stalboekje’ wordt door praktisch alle biopluimveehouders en door vele veeartsen gebruikt. Het geeft een goed overzicht van de meest voorkomende problemen waar men mee te kampen kan krijgen op een pluimveebedrijf, met heel wat oplossingen met natuurproducten.TeverkrijgenbijBioKennisenbijdeUniversiteitWageningen(2009).

Biologischeleghennen:gezond,gezonder,gezondstIn deze Nederlandse publicatie van het Louis Bolk Instituut worden de resultaten uit de doeken gedaan van een onderzoek naar de relatie tussen bedrijfsfactoren en diergezondheid. Daarbij wer-den verschillende pluimveehouderijen bezocht en werden met behulp van vragenlijsten en obser-vaties gegevens verzameld. Nadien worden per bedrijfsfactor en per aspect van het dierenwelzijn de resultaten besproken.UitgegevendoorenteverkrijgenbijhetLouisBolkInstituut(2009).

Page 35: Omschakelbrochure kippen

o m s c h a k e l e n n a a r de b i o l o g i s c h e l a n d b o u w | k i p p e n | m a a r t 2 0 1 2 | pag 40

Biologische landbouw is een landbouwsysteem dat de samenhang tussen plant, dier en omgeving voorop stelt. Centraal staan de bodemvruchtbaarheid, het milieu en dierenwelzijn. De interesse van boeren en tuinders voor de bioteelt is er wel degelijk, maar effectief omschakelen vinden ze vaak een te groot risico. Omschakelen naar de biologische teeltmethode is immers een ingrijpende stap in de bedrijfsvoering. Boeiend is het ongetwijfeld. Want wie zich verdiept in de principes van de biologische landbouw, ontdekt een landbouw die aan vele eisen van de moderne maatschappij voldoet. En de boer een enorme voldoening schenkt. Tenminste, als je je goed voorbereidt.Om goed gewapend de omschakeling aan te pakken, is er deze omschakelingsbrochure voor kippen. Ze biedt een overzicht van de belangrijkste veranderingen die je bedrijf zullen omvormen tot een succesvolle biologische onderneming.