Octrooi Inkomsten (Biotech)

13
382 – I.R. D.I. 2007 Kluwer Rechtsleer/Doctrine België, een fiscaal paradijs voor de biotechsector? Enkele beschouwingen aangaande de octrooirechten binnen de biotechnologische sector en toelichting van het nieuwe fiscaal regime voor octrooi-inkomsten. Brent SPRINGAEL en Patrice VANDERBEEKEN 1 Advocaten – NautaDutilh 1. INLEIDING BELGIË, BAKERMAT EN GROEIPOOL VAN DE BIOTECH INDUSTRIE IN EUROPA 1. In België zijn meer dan 140 biotechnologiebedrijven actief, 2 wat ongeveer 7 procent van de Europese biotechno- logiebedrijven uitmaakt. De Belgische bedrijven zijn boven- dien verantwoordelijk voor 16 procent van de Europese omzet in deze sector. Vele bedrijven zijn spin-offs van uni- versiteiten en zijn, op enkele uitzonderingen na, KMO’s met tussen de 50 en 200 werknemers. De explosieve groei in de biotechnologie-industrie sinds 1999 is grotendeels te danken aan de nauwe samenwerking en intensieve kennis- uitwisseling tussen universiteiten en andere onderzoeksin- stellingen enerzijds en de biotechondernemingen anderzijds. De hoge densiteit aan top universiteitscentra is hiervan zeker één van de belangrijke factoren. 2. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wetgever, ook op fiscaal vlak, deze markt wil ondersteunen met (zeer re- cente) maatregelen zoals de aftrek voor octrooi-inkomsten, fiscaal voordelige behandeling van onderzoekersvergoedin- gen, etc. 3 Specifiek de aftrek voor octrooi-inkomsten zal hier in het licht worden gezet. Eerst bespreken we kort de term “biotechnolgie” en de belangrijkste recente evoluties op vlak van octrooirecht in de biotechsector. BIOTECHNOLOGIE: ZEI U GROEN, WIT OF ROOD? 3. Biotechnologie is de toepassing van biologische organis- men of processen om problemen op te lossen of om producten te ontwikkelen. Als dusdanig is biotechnologie niet nieuw. De mens heeft micro-organismen gedurende duizenden ja- ren gebruikt om voedselproducten 4 te maken of te bewaren. 4. Echter, sinds de jaren '50, '60 en '70 bereikte onze ken- nis van biologische processen het punt waarop we ze kon- den wijzigen. De structuur van de cel, de principes van genetica, de basis bouwblokken van alle levende wezens waren ontrafeld tot op moleculair niveau. We leerden zelfs hoe de biologische eigenschappen van micro-organismen, planten en dieren (fenotype) te beïnvloeden door recht- streeks hun genetische informatie (DNA 5 ), de fysieke dra- ger van alle biochemische eigenschappen van een organisme, te wijzigen. Deze technologie is vaak verwezen als genetische engineering. De organismen die zo ontstaan worden ggo (genetisch gemodificeerd organisme) of gmo (genetically modified organism) genoemd. 5. Daarom is een meer toepasselijke definitie van moder- ne biotechnologie “het gebruik van de cellulaire en molecu- laire processen om problemen op te lossen of producten te maken”. Tegenwoordig is de biotechnologie geëvolueerd tot een verzameling van vele verschillende technologieën en toepassingen, die allen gebaseerd zijn op de vooruitgang van de moleculaire en cellulaire biologie. 1 Ingenomen standpunten geven uitsluitend de persoonlijke visie van de auteurs weer en niet noodzakelijk van het kantoor waar zij werkzaam zijn. 2 Vlaanderen heeft de langste traditie in de ontwikkeling van biotechnologie. In de jaren zeventig begon men hier met onderzoek en ontwikkeling op dit gebied. Nu zijn de meeste biotechnologiebedrijven in België echter in Wallonië gevestigd. 3 B. SPRINGAEL en P. VANDERBEEKEN, “Intellectuele eigendomsrechten en royalty’s in de biotechsector”, T.F.R. 2007, nr. 330, p. 3-44. 4 Bakkersgist is wat betreft volume en functie één van de belangrijkste biotechnologisch verkregen producten. Over de gehele wereld wordt per jaar meer dan twee miljoen ton bakkersgist geproduceerd (bron: http://www.kennislink.nl/web/show?id=100009). 5 Deoxyribonucleic acid of desoxyribonucleïnezuur: http://nl.wikipedia.org/wiki/DNA. RECHTSLEER/DOCTRINE

Transcript of Octrooi Inkomsten (Biotech)

Page 1: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

382 – I.R. D.I. 2007 Kluwer

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne België, een fiscaal paradijs voor de biotechsector?

Enkele beschouwingen aangaande de octrooirechten binnen de biotechnologische sector en toelichting van het nieuwe fiscaal

regime voor octrooi-inkomsten.

Brent SPRINGAEL en Patrice VANDERBEEKEN1

Advocaten – NautaDutilh

1. INLEIDING

BELGIË, BAKERMAT EN GROEIPOOL VAN DE BIOTECH INDUSTRIE IN EUROPA

1. In België zijn meer dan 140 biotechnologiebedrijvenactief,2 wat ongeveer 7 procent van de Europese biotechno-logiebedrijven uitmaakt. De Belgische bedrijven zijn boven-dien verantwoordelijk voor 16 procent van de Europeseomzet in deze sector. Vele bedrijven zijn spin-offs van uni-versiteiten en zijn, op enkele uitzonderingen na, KMO’smet tussen de 50 en 200 werknemers. De explosieve groeiin de biotechnologie-industrie sinds 1999 is grotendeels tedanken aan de nauwe samenwerking en intensieve kennis-uitwisseling tussen universiteiten en andere onderzoeksin-stellingen enerzijds en de biotechondernemingen anderzijds.De hoge densiteit aan top universiteitscentra is hiervanzeker één van de belangrijke factoren.

2. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wetgever, ookop fiscaal vlak, deze markt wil ondersteunen met (zeer re-cente) maatregelen zoals de aftrek voor octrooi-inkomsten,fiscaal voordelige behandeling van onderzoekersvergoedin-gen, etc.3 Specifiek de aftrek voor octrooi-inkomsten zalhier in het licht worden gezet. Eerst bespreken we kort determ “biotechnolgie” en de belangrijkste recente evolutiesop vlak van octrooirecht in de biotechsector.

BIOTECHNOLOGIE: ZEI U GROEN, WIT OF ROOD?

3. Biotechnologie is de toepassing van biologische organis-men of processen om problemen op te lossen of om productente ontwikkelen. Als dusdanig is biotechnologie niet nieuw.De mens heeft micro-organismen gedurende duizenden ja-ren gebruikt om voedselproducten4 te maken of te bewaren.

4. Echter, sinds de jaren '50, '60 en '70 bereikte onze ken-nis van biologische processen het punt waarop we ze kon-den wijzigen. De structuur van de cel, de principes vangenetica, de basis bouwblokken van alle levende wezenswaren ontrafeld tot op moleculair niveau. We leerden zelfshoe de biologische eigenschappen van micro-organismen,planten en dieren (fenotype) te beïnvloeden door recht-streeks hun genetische informatie (DNA5), de fysieke dra-ger van alle biochemische eigenschappen van eenorganisme, te wijzigen. Deze technologie is vaak verwezenals genetische engineering. De organismen die zo ontstaanworden ggo (genetisch gemodificeerd organisme) of gmo(genetically modified organism) genoemd.

5. Daarom is een meer toepasselijke definitie van moder-ne biotechnologie “het gebruik van de cellulaire en molecu-laire processen om problemen op te lossen of producten temaken”. Tegenwoordig is de biotechnologie geëvolueerdtot een verzameling van vele verschillende technologieënen toepassingen, die allen gebaseerd zijn op de vooruitgangvan de moleculaire en cellulaire biologie.

1 Ingenomen standpunten geven uitsluitend de persoonlijke visie van de auteurs weer en niet noodzakelijk van het kantoor waar zijwerkzaam zijn.

2 Vlaanderen heeft de langste traditie in de ontwikkeling van biotechnologie. In de jaren zeventig begon men hier met onderzoek enontwikkeling op dit gebied. Nu zijn de meeste biotechnologiebedrijven in België echter in Wallonië gevestigd.

3 B. SPRINGAEL en P. VANDERBEEKEN, “Intellectuele eigendomsrechten en royalty’s in de biotechsector”, T.F.R. 2007, nr. 330, p. 3-44.4 Bakkersgist is wat betreft volume en functie één van de belangrijkste biotechnologisch verkregen producten. Over de gehele wereld

wordt per jaar meer dan twee miljoen ton bakkersgist geproduceerd (bron: http://www.kennislink.nl/web/show?id=100009).5 Deoxyribonucleic acid of desoxyribonucleïnezuur: http://nl.wikipedia.org/wiki/DNA.

RECHTSLEER/DOCTRINE

Page 2: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

Kluwer I.R. D.I. 2007 – 383

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne6. Voormelde vooruitgangen hebben een enorme weten-

schappelijke en commerciële belangstelling teweeg ge-bracht en hebben geleid tot de oprichting van veel nieuwebedrijven, de heroriëntering van onderzoeksinspanningenen de aantrekking van financiële middelen om nieuwe ont-wikkelingen te ondersteunen of om ze in praktische toepas-singen te gieten. Ten gevolge daarvan nam en neemt hetaantal en de variëteit van biotechnologische producten nogenorm toe. Biotechnologie wordt gebruikt om ondermeergeneesmiddelen te maken, nieuwe therapieën, vaccins enmedicinale diagnoses te ontwikkelen, beter aangepaste ge-wassen te kweken/doen groeien en betere enzymen voor in-dustriële processen te ontwikkelen. Biotechnologie wordtdan ook gebruikelijk verdeeld in 3 categorieën: “rode” bio-technologie die de gezondheidszorgtoepassingen dekt,“groene” biotechnologie met de agro-food toepassingen ende “witte of industriële” biotechnologie in de industriëlesector zoals de chemische, de textiel- of de papierindustrie.

7. Ten slotte moet men niet uit het oog verliezen datbiotechnologisch onderzoek en de exploitatie van bio-technologische producten op verschillende doch nauw sa-menwerkende niveaus wordt bedreven. Er zijn enerzijds debiotechnologische bedrijven, die in België met uitzonderingvan enkele grotere spelers (ondermeer Bayer CropScience,Bayer BioScience en GSKBiologicals) over het algemeennog relatief klein zijn en in een vroeg ontwikkelingsstadiumverkeren in vergelijking met bijvoorbeeld de Amerikaansetegenhangers. Anderzijds spelen de universiteiten en daar-aan verbonden VZW’s en stichtingen waarvan een aantalbiotechnologische bedrijven een spin-off 6 zijn.

INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN IN DE BIOTECHSECTOR

8. In steeds meer voorkomende gevallen wordt biotech-nologie door een waaier van intellectuele eigendomsrech-ten beschermd. De uitvinders van een bepaalde werkwijzeof de specifieke werking van een enzym kunnen hiervooreen octrooiaanvraag indienen. Daarnaast kunnen de resul-taten van het onderzoek in een databank worden gerang-schikt die aan de voorwaarden voor bescherming door het

auteursrecht en/of door het sui generis databankenrecht zoukunnen voldoen. Ook daarvoor kan weer gebruik gemaaktworden van een specifiek ontwikkeld computerprogrammadat door het auteursrecht wordt beschermd. Eventueel kanook de daarvoor specifiek ontwikkelde chip van topografiebescherming genieten.

9. In de onderstaande bespreking zullen we ons bij wijzevan inleiding beperken tot een korte status questionis inza-ke octrooirechten (zie hierna, nr. 10 e.v.). De corpus vandeze bijdrage concentreert zich op de fiscale behandelingvan inkomsten voortvloeiende uit het gebruik van intellec-tuele eigendomsrechten (zie hierna, nr. 40 e.v.). Last but notleast, zal de recente belastingaftrek voor octrooi-inkomstenonder de loep worden genomen (zie hierna, nr. 43 e.v. ).

2. BIOTECHNOLOGIE EN OCTROOIRECHTEN

10. Ontegensprekelijk is en blijft het octrooirecht devoornaamste bron van bescherming voor uitvindingen in debiotechnologische sector. De inkomsten die voortvloeienuit de monopolie situatie die een octrooi verleent, makenhet mogelijk om steeds meer kapitaalintensieve onder-zoeksprogramma's te financieren.7 Dit is ook één van de re-denen waarom de Belgische regering de belastingaftrekvoor octrooi-inkomsten, die vanaf het aanslagjaar 2008 inwerking treedt, op punt heeft gesteld. Gelet hierop, zullenwij in deze bijdrage kort het octrooirecht en de belangrijk-ste recente evoluties inzake biotechnologie bespreken.

HET OCTROOI ALS EXCLUSIEF RECHT

11. Een octrooi verleent een exclusief en tijdelijk mono-polie voor een bepaald territorium voor uitvindingen op al-le gebieden van de technologie, mits zij nieuw zijn, opuitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel kunnenworden toegepast (zie hierna, nr. 14 e.v.).8 9 In België wor-den octrooien verleend door de Belgische Dienst voor deIntellectuele Eigendom10 die deel uitmaakt van de FederaleOverheidsdienst Economie.

6 Men denkt aan Tigenix, Thrombogenix, Devgen, Unibioscreen, etc.7 Ter illustratie, de farmaceutische sector in het algemeen, inclusief biotechnologie, heeft volgens Trends Tendances (8 november 2007)

de laatste jaren de volgende evolutie gekend: -R&D kost voor een nieuwe molecule:

-1990: 200 miljoen euro-2007: 1 miljard euro

-Aantal door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) goedgekeurde molecules: -1996: 53-2007 (niet definitief): 7

-Gemiddelde duur bescherming door een octrooi na commercialisatie: -1980: 13 jaar -2007: 5 à 7 jaar

8 Art. 2 Octrooiwet (zoals hierna gedefinieerd).9 De Belgische reglementering inzake octrooirecht is in België vervat in de Wet op de uitvindingsoctrooien van 28 maart 1984 (de

“Octrooiwet”). Deze wet had initieel ondermeer tot doel om het Europees Octrooiverdrag te implementeren. In 1997 werd zij ver-volgens ook aangepast aan de overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIP's) bij het Akkoord totoprichting van de Wereldhandelsorganisatie (zie B.S. 4 april 1997).

10 http://www.mineco.fgov.be/intellectual_property/home_nl.htm.

Page 3: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

384 – I.R. D.I. 2007 Kluwer

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne 12. Een octrooi verleent geen exploitatievergunning, wel

een negatief recht om derden te verbieden om de geoctrooi-eerde uitvinding te gebruiken (zie hierna, nr. 36 e.v.). Nahet verstrijken van de beschermingsduur of indien het oc-trooi nietig verklaard wordt, valt de uitvinding in het open-baar domein.11 Het tegengewicht van het exclusief rechtvan de uitvinder bestaat in het openbaar maken van zijn uit-vinding. Het publiceren van de octrooiaanvragen en van deverleende octrooien verrijkt de stand van de techniek en sti-muleert het onderzoek, ondermeer in de biotechnologie.Het octrooistelsel is in die zin een belangrijke technischeinformatiebron die wordt gebruikt voor het ontwikkelenvan nieuwe producten en werkwijzen.

VOORWAARDEN VAN OCTROOIEERBAARHEID

13. Een octrooi beschermt uitvindingen (die nieuw zijn,op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel toepas-baar zijn).12 13 Daar waar in een aantal domeinen, de toepas-sing van deze voorwaarden geen problemen stelt, ligt ditanders in de biotech-sector. Met name de definitie van determ uitvinding stelt in dit domein een aantal problemen14.

– Een uitvinding.

14. De term uitvinding op zich wordt in de Octrooiwetniet gedefinieerd, wel wat niet als uitvindingen beschouwdkan worden, met name ontdekkingen alsmede natuurwe-tenschappelijke theorieën en wiskundige methoden, esthe-tische vormgevingen, stelsels, regels en methoden voor hetverrichten van geestelijke arbeid of voor de bedrijfsvoering,

computerprogramma's15 en de presentatie van gegevens.Deze uitsluitingen gelden weliswaar enkel in zover de oc-trooiaanvraag betrekking heeft op één van die onderwerpenof werkzaamheden “als zodanig”.16

15. Men zou een uitvinding dus kunnen definiëren als hetresultaat van een menselijke activiteit dat een technische op-lossing17 biedt voor op een technisch probleem: een nieuwetoepassing, een nieuwe werkwijze voor het scheppen of isole-ren van iets nieuws of iets gekends, een nieuw voortbrengselof een nieuwe combinatie van nieuwe of gekende middelen.

16. Een uitvinding onderscheidt zich van een ontdekking.Zo zal de vaststelling van de eigenschappen van een stof alseen ontdekking worden aanzien, daar waar een uitvindingop een nog onbekende, therapeutische, toepassing van dezestof zou kunnen slaan.18 In de biotechnologische sector ishet onderscheid niet steeds duidelijk en bovendien, zoalsbijvoorbeeld inzake menselijke gentechnologie, het voor-werp van hevige controverse.19

– Voornaamste typen uitvindingen.

17. Over het algemeen onderscheidt men drie typenvan uitvindingen: deze van (i) producten (bijvoorbeeldeen nieuwe biochemische stof) (ii) van werkwijzen (devoorbereidingswijze van deze stof)20 en (iii) van nieuwetoepassingen van bekende middelen (radium was bij-voorbeeld reeds lang bekend als stof maar niet als kan-kerbestrijdingsmiddel)21.

11 G. VAN OVERWALLE, “Patent Law in crisis? Fuctions and Limits of the Patent System in a Globalised World.”, RFDL 2/2007, p. 317;G. VAN OVERWALLE, “Traditional Medicinal Knowledge, Patents and the Convention on Biological Diversity”, Ing. Cons.2001, p. 161.

12 Art. 5, 6 en 7 Octrooiwet.13 Op de octrooieerbaarheidsvereisten in het algemeen, gaan we hier niet nader in. 14 G. VAN OVERWALLE, “De implementatie van de EU-Biotechrichtlijn: de Belgische octrooiwet in spreidstand”, TBH 2006, p. 571.15 Voor zover zij weliswaar geen technisch effect hebben, zie A. STROWEL en E. DERCLAYE, Droit d'Auteur et Numérique, Bruylant,

2001, p. 255 en European Patent Office, Case Law of the Boards of Appeal of the European Patent Office, vijfde uitgave, december 2006,p. 3-9, http://documents.epo.org/projects/babylon/eponet.nsf/0/F7944E5E0AD5958DC12572BC004B2CB6/$File/clr_2006_en.pdf.

16 Art. 3 Octrooiwet.17 Zaken Pension Benefit Systems Partnership, T 0931/95, PB EOB 2000 (http://legal.european-patent-office.org/dg3/biblio/

t950931ep1.htm); Hitachi T 258/03, PB EOB 2004, 575 (http://legal.european-patent-office.org/dg3/biblio/t030258ep1.htm - devoorgelegde beweerde uitvinding bestond erin een technisch probleem te omzeilen in plaats van het door technische middelen opte lossen; het technisch karakter werd niet aanvaard) en Quest International BV, T 619/02, PB EOB 2007, 63 (http://legal.europe-an-patent-office.org/dg3/biblio/t020619ex1.htm).

18 Deel C van de “Guidelines for Substantive Examination”, publicatie van het Europees Octrooibureau, 2005, IV 2, http://www.epo.org/about-us/publications/procedure/guidelines.html.

19 P. JACOBS en G. VAN OVERWALLE, “Octrooien op genen: een alternatieve benadering”, BIE 2001, 113-116 en “Octrooien opgenen: naschrift”, BIE 2001, 221-22; zie art. 4, § 4 Octrooiwet.

20 In dit verband kan het zijn dat het product dat aan de hand van een nieuwe werkwijze wordt ontwikkeld niet noodzakelijk nieuw isen bijgevolg niet door een octrooi beschermbaar is. Men denke bijvoorbeeld aan soda, dat oorspronkelijk uit salicornia werdgewonnen en vervolgens, eerst door Leblanc, en vervolgens door Solvay, aan de hand van een nieuwe werkwijze uit Natriumchloridewerd geproduceerd. Enkel de Leblanc en de Solvay werkwijze waren beschermd, niet de Soda die eruit voortvloeide.

21 M. BUYDENS, Droit des brevets d'invention et protection du savoir-faire, Larcier, Brussel, 1999, p. 53-54; L. VAN BUNNEN,“Examen de jurisprudence (1996 à 2001). Brevets d'invention”, R.C.J.B. 2001, p. 205.

Page 4: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

Kluwer I.R. D.I. 2007 – 385

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne18. Eén van de eerste octrooien betreffende biologisch

materiaal werd in 1873 verleend aan Louis Pasteur voorzuivere gist. Het beschermen van biotechnologische uit-vindingen is dus niet nieuw.22 De laatste jaren werd derge-lijke praktijk steeds belangrijker, dankzij de spectaculairevooruitgang die gemaakt werd in het ontwikkelen vannieuwe technieken inzake bijvoorbeeld genmanipulatie inde farmaceutische industrie. Gelet op ondermeer de vele,vaak risicovolle, investeringen die vereist zijn inzake bio-technologie, werd het nuttig geacht een duidelijk en uni-form juridisch kader te scheppen. Om die redenpromulgeerde de Europese Unie in 1998 een Richtlijn in-zake de rechtsbescherming van biotechnologische uitvin-dingen (de “Richtlijn”) die ondermeer tot doel hadoctrooibescherming in Europa evenwaardig te maken aandeze in Japan en de Verenigde Staten.23 De Belgische Oc-trooiwet werd ter implementatie van deze Richtlijn in2005 aangevuld inzake de bescherming van biotechnolo-gische uitvindingen.24

Vooreerst wordt het algemeen principe gesteld dat eenproduct dat uit biologisch materiaal25 bestaat of dit bevat, ofeen werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkre-gen, bewerkt of gebruikt, onder bepaalde voorwaarden oc-trooieerbaar is26. Hetzelfde geldt voor biologisch materiaaldat met behulp van een technische werkwijze uit zijn na-tuurlijk milieu wordt geïsoleerd of wordt verkregen.27

19. De Wet van 1984 vermeldde reeds plantenrassen, diereeds beschermd zijn door een kwekerscertificaat, en dieren-rassen als niet octrooieerbaar. Microbiologisch materiaal wasdaarentegen onder bepaalde voorwaarden wel octrooieer-baar. Daaraan werd in 2005 nog één bijkomende categorieexpliciet toegevoegd, met name het menselijk lichaam.

20. Hieronder volgt een korte bespreking van elk van de-ze categorieën levend materiaal zoals opgenomen in de Oc-trooiwet:

• Microbiologische werkwijzen

21. Microbiologische werkwijzen en de producten die er-uit voortvloeien28 zijn, zoals dit reeds het geval was vóór dewetswijziging van 2005, door het octrooirecht beschermbaar.Een microbiologische werkwijze wordt beschreven als“iedere werkwijze waarbij biologisch materiaal ingrijpt ofdie microbiologisch materiaal als resultaat heeft”29. Micro-organismen die het resultaat van dergelijke werkwijze zou-den kunnen zijn, wordt over het algemeen beschreven als“eencellige organismen waarvan de grootte de limieten vanhet zichtbare overschrijden en in een laboratorium behan-deld en vermenigvuldigd kunnen worden”30. Genen, DNAsequenties, plasmiden, virussen enz., die voortvloeien uitwerkwijzen, zijn dus binnen bepaalde perken octrooieerbaar.

22 G. I. ZEKOS, “Nanotechnology and biotechnology patents”, International Journal of Law and Information Technology, Vol. 14,No 3, 2006.

23 Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescher-ming van biotechnologische uitvindingen (PB L 213, 1998, 13-21). R. STEPHEN CRESPI, “The human embryo and patent law, amajor challenge ahead”, EIPR 2006, p. 569; DENIS SCHERTENLEIB, “The Patentability and Protection of Living Organisms inthe European Union”, EIPR 2004, p. 203.

24 Wet van 28 april 2005 tot wijziging van de Wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, wat betreft de octrooieerbaarheidvan de biotechnologische uitvindingen. De Belgische wetgever koos voor een vrij letterlijke implementatie maar voerde toch drienieuwigheden in: een verplichte herkomstaanduiding voor biologisch materiaal van plantaardige oorsprong, een verruiming van deonderzoeksexceptie en een dwanglicentie in het belang van de volksgezondheid (G. VAN OVERWALLE, “De implementatie vande EU-Biotechnologierichtlijn: de Belgische octrooiwet in spreidstand”, TBH 2006, p. 571.Artikel 2 Octrooiwet voorziet:“(…) Uitvindingen die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel toepasbaarzijn, kunnen ook octrooieerbaar zijn wanneer zij betrekking hebben op een voortbrengsel dat uit biologisch materiaal bestaat ofdit bevat, of op een werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt.Biologisch materiaal dat met behulp van een technische werkwijze uit zijn natuurlijke milieu wordt geïsoleerd of wordt verkregen,kan ook dan het voorwerp van een uitvinding zijn, wanneer het in de natuur reeds voorhanden is.” Zie ook: G. VAN OVERWALLE,“Van groene muizen met rode oortjes: de EU-Biotechnologierichtlijn en het Belgisch wetsontwerp van 21 september 2004”, IRDI 2004,p. 357 en “Zonder trommels en trompetten: “EU-Biotechnologierichtlijn in het Belgische octrooirecht”, IRDI 2005, p. 349 en “Deimplementatie van de EU-Biotechnologierichtlijn: de Belgische octrooiwet in spreidstand”, TBH 2006, p. 571; P. VAN DE BULCKen M. DE PUYDT, “La brevetabilité des inventions biotechnologiques en droit belge”, Ing. Cons. 2006, p. 18.

25 Wordt hier onder biologisch materiaal verstaan “materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een bio-logisch systeem kan worden gerepliceerd”. DNA sequenties en genen vallen hier dus onder.

26 Vele bepalingen zoals bijvoorbeeld de octrooieerbaarheid van uitvindingen op planten op dieren waarbij de uitvoerbaarheid zichtechnisch gezien niet beperkt tot een bepaald planten- of dierenras, vertalen een reeds bestaande praktijk bij het Europees Octrooi-bureau (Novartis zaak G1/98: http://legal.european-patent-office.org/dg3/biblio/g980001ex1.htm).

27 Art. 2 Octrooiwet.28 Art. 4, § 1 Octrooiwet vóór de wetswijziging doorgevoerd door de Wet van 28 april 2005 zoals hieronder vermeld en art. 4, § 1ter

Octrooiwet na de wetswijziging.29 Art. 1, § 1 Octrooiwet. 30 DENIS SCHERTENLEIB, o.c., p. 203 en Plant Genetic Systems, T 356/93, PB EOB 1995 (http://legal.european-patent-office.org/

dg3/pdf/t930356ex1.pdf).

Page 5: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

386 – I.R. D.I. 2007 Kluwer

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne • Planten en dieren

22. Tot voor kort waren uitvindingen m.b.t. planten31- endierenrassen en werkwijzen van wezenlijk biologische aardvoor de voortbrenging van planten en dieren32 volledig vanoctrooieerbaarheid uitgesloten.33 De Octrooiwet voorzietnu dat een uitvinding die betrekking heeft op planten endieren octrooieerbaar is als de uitvoerbaarheid van de uit-vinding zich technisch gezien niet beperkt tot een bepaaldplanten of dierenras.34 Dit laat echter de regel onverlet datwerkwijzen tot voortbrenging van rassen die “wezenlijk bi-ologisch” blijven, uitgesloten zijn.

23. De interpretatie van de term “wezenlijk biologisch” iszeer controversieel.35 Volgens het Europees Octrooibureau(“EOB”) is een werkwijze niet “wezenlijk biologisch” indienen voor zover er een menselijk technische interventie is dieeen voorname rol speelt in het bepalen of controleren van hetresultaat.36 Een methode voor het snoeien van een boom ofvoor het behandelen van een plant via bestraling, zal bijvoor-beeld niet “wezenlijk biologisch” zijn. Een methode voor hetkruisen van planten waarin de menselijke tussenkomst mis-schien groot is maar die het resultaat is van reeds bekendekruisingstechnieken en waarvan het resultaat een populatie isdie Mendel's wetten inzake fenotypische eigenschappenvolgt, is daarentegen wel essentieel biologisch.

24. Inzake planten wordt dit bevestigd door de rechtspraakvan het EOB m.b.t. Transgenic Plant / Novartis waarin op 20december 1999 de Grote Kamer van Beroep besloten heeftdat een conclusie die geen betrekking heeft op een specifiekeplantenras niet van octrooieerbaarheid is uitgesloten zelfs in-dien deze verschillende plantenrassen kan omvatten.37

25. Uiteraard zijn planten ook beschermbaar via de Kwe-kerswet38 en de Verordening 2100/94 van de Raad van 27juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht39. Plan-tenrassen die reeds genieten van bescherming onder hetkwekersrecht, komen niet meer in aanmerking voor oc-trooibescherming.

26. Wat betreft dieren wordt veelal naar de Onco-mousebeslissing van de Technical Board of Appeal verwezen.40

Hierin werd besloten dat bepaalde transgenetische dierenoctrooieerbaar zijn. De redenering achter deze beslissing isdat de conclusies van het octrooi niet op een specifiek die-renras sloegen maar op knaag- en zoogdieren die taxono-misch één eenheid hoger liggen dan een ras.

• Het menselijk lichaam

27. Het menselijk lichaam in de verschillende stadia vande vorming en ontwikkeling ervan, alsmede de loutere ont-

31 Voor een definitie van een plantenras wordt verwezen naar Regel 23b(4) van de uitvoeringsregels van het Europees Octrooiverdrag1973 die zelf naar een definitie verwijst opgenomen in Verordening 2100/94 van 27 juli 1994 betreffende het Communautaire kwekers-recht. Tevens wordt in dit kader vaak verwezen naar de vroegere beslissing van de Technical Board inzake Plant Genetic Systems(T 356/93): “any plant grouping within a single botanical taxon of the lowest rank which, irrespective of whether it would be eligiblefor protection under the UPOV Convention, is characterised by at least one single transmissible characterisctic distinguishing itfrom other plant groupings and which is sufficiently homogeneous and stable in its relevant characteristics.”.

32 In art. 1, § 1 Octrooiwet gedefinieerd als “werkwijze voor de voortbrenging van planten en dieren die geheel bestaat uit natuurlijkeverschijnselen zoals kruisingen of selecties”.

33 Art. 4, § 3 Octrooiwet vóór de wetswijziging doorgevoerd door de Wet van 28 april 2005 zoals hieronder vermeld.34 Art. 4, § 1bis Octrooiwet.35 J. FUNDER, “Rethinking patents for plant innovation”, EIPR 1999, p. 569; CH.H. AGRIS, “Intellectual Property protection for

plants”, Nature Biotechnology, 17 februari 1999, p. 197.36 Guidelines for examination in the European Patent Office, June 2005, Part C, Chapter IV, 9-11 (http://documents.epo.org/projects/

babylon/eponet.nsf/0/3ececc3cf7e9c4c9c12572580036d691/$FILE/part_c_en.pdf); zie ook T 356/93, o.c. en T 320/87, Lubrizol,PB EOB 1991 (http://legal.european-patent-office.org/dg3/biblio/t870320ep1.htm#txt).

37 J. FUNDER, o.c, p. 551; T. ROBERTS, “Patents: Patentability of genetically modified plants: Novartis AG/Plant varieties”, EIPR1998, p. 193; R. NOTT, “The Novartis case in the EPO”, EIPR 1999, p. 33; G 1/98, Novartis, PB EOB 1999 (http://legal.european-patent-office.org/dg3/biblio/g980001fp1.htm).

38 Wet van 20 mei 1975 op de bescherming van kweekproducten, B.S. 5 september 1975 (hierna, de “Kwekerswet”). De wet is eenkaderwet met verschillende uitvoeringsbesluiten: (i) K.B. van 22 juli 1977 tot bescherming van kweekproducten (B.S.13.10.1977), (ii) K.B. van 22 juli 1977 tot bepaling van de rechten te betalen inzake de bescherming van kweekproducten (B.S.13.10.1977), (iii) K.B. van 1 oktober 1993 tot aanwijzing van plantensoorten voor dewelke een kwekerscertificaat kan worden ver-leend en tot bepaling van de duur van de bescherming van die soorten (B.S. 10.11.1993). Zie ook G. VAN OVERWALLE, Kwe-kersrecht en biotechnologie, Acco, Leuven, 2006-2007, p. 1-6 en T 1054/96, Novartis, PB EOB, 2000 (http://legal.european-patent-office.org/dg3/biblio/t961054eu1.htm).

39 PB L 127 van 01.09.1994, 1-30; het communautair kwekersrecht laat toe om via één enkele aanvraag een bescherming te verkrij-gen met gelding over de hele Gemeenschap

40 T 19/90, Harvard/Onco-mouse, PB EOB 1990 (http://legal.european-patent-office.org/dg3/biblio/t900019ep1.htm); de uitvindingbestaat hier in het genetisch wijzigen van knaagdieren opdat deze bijkomende genen zouden dragen die hen gevoeliger makenvoor carcinogenen; A. SHARPLES en D. CURLEY, “Harvard Oncomouse - the EPO's last word”, Bioscience law review 2002-2003, vol. 6, issue 1, p. 26.

Page 6: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

Kluwer I.R. D.I. 2007 – 387

Rec

hts

leer

/Do

ctri

nedekking van de delen ervan, met inbegrip van een sequentie

of partiële sequentie van een gen, zijn niet octrooieerbaar.Daarentegen zijn delen van het menselijk lichaam die (dooreen menselijke tussenkomst) werden geïsoleerd of anders-zins door een technische werkwijze werden verkregen, metinbegrip van een sequentie of partiële sequentie van eengen, wel vatbaar om te octrooieren zelfs indien de structuurvan dat deel identiek is aan die van een natuurlijk deel.41

28. Dat betekent dat de beschrijving van een sequentievan een gen in natuurlijke staat zonder concrete aandui-ding van de functie ervan of van een industriële toepas-sing – d.w.z. de mate waarin het gen in kwestie eentechnisch probleem oplost – niet octrooieerbaar is. Alsdaarentegen uiteengezet wordt hoe dit gen of deze se-quentie van een gen kunnen worden geïsoleerd of op an-dere wijze kunnen worden ontwikkeld door eentechnische werkwijze, en als bovendien wordt aangetoondop welke wijze ze kunnen worden gebruikt, dan kan diteen uitvinding zijn die wel door een octrooi kan wordenbeschermd.

29. De Richtlijn is onduidelijk wat betreft de reikwijdtevan dergelijke octrooien, met name of het octrooi moetslaan op alle mogelijke toepassingen van de uitvinding ofbeperkt moet worden tot één specifiek gebruik (zogenaamd“purpose-bound protection”). Deze onduidelijkheid is nog-maals bevestigd in een rapport van de Europese Commis-sie.42 Het Europees Parlement heeft recent aan het EOBgevraagd om deze laatste stelling te willen volgen.43 In te-genstelling tot België werd dergelijke beperking alvast inbepaalde nationale wetgevingen, zoals deze van Frankrijken Duitsland, ingelast.

30. Wel is bescherming uitgesloten voor uitvindingenwaarvan de commerciële exploitatie strijdig is met de open-bare orde of de goede zeden zoals werkwijzen voor het klo-nen van mensen, werkwijzen tot wijziging van de germinalegenetische identiteit van de mens44; het gebruik van menselij-ke embryo’s voor industriële of commerciële doeleinden45,en werkwijzen tot wijziging van de genetische identiteit vandieren die geëigend zijn deze te doen lijden zonder aanzien-lijk medisch nut voor mens of dier op te leveren, alsmede dedieren die uit dergelijke werkwijzen zijn verkregen.46

31. We merken verder op dat de onderzoeksexceptie sindsde wetswijziging in april 2005 werd uitgebreid in die zin datnu worden geacht geen octrooi-inbreuk uit te maken “hande-lingen die op en/of met het voorwerp van de geoctrooieerdeuitvinding worden verricht voor wetenschappelijke doelein-den” terwijl de oude wet zicht beperkte tot “proefnemingendie het voorwerp van een geoctrooieerde uitvinding betrof-fen”. De uitbreiding is er m.a.w. één van onderzoek “op”naar onderzoek “met”. Volgens bepaalde rechtsleer zou dezenieuwe uitzondering niet enkel slaan op zuiver maar ook opgemengd wetenschappelijk onderzoek.47

DUUR VAN BESCHERMING.

32. Een Belgisch octrooi heeft bij toepassing van eenbeperkt onderzoek of een uitgebreid onderzoek inzakenieuwheid en stand van de techniek een beschermings-duur van respectievelijk 6 of 20 jaar vanaf de datum vanindiening van de aanvraag.48

33. Voor geneesmiddelen kan via de procedure van de be-schermingscertificaten een bijkomende beschermingsduurworden aangevraagd.49 Mits het indienen van een specialeaanvraag kan men sinds de wijziging van de Octrooiwet in

41 Art. 4, § 4 Octrooiwet. Weliswaar moet de industriële toepassing van dergelijke (partiële sequentie) in de octrooiaanvraag vermeld zijn. D.SCHERTENLEIB, “The Patentability and protection of DNA base inventions in the EPO and the European Union”, EIPR 2003, p. 125.

42 Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Ontwikkeling en implicaties van het octrooirecht op het gebied vanbio- en gentechnologie, 14 juli 2005, COM(2005), 312, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2005/com2005_0312nl01.pdf.

43 Resolutie over octrooien en biotechnologische uitvindingen van 26 oktober 2005 (http://www.europarl.europa.eu/sides/get-Doc.do?pubRef=-//EP//NONSGML+TA+P6-TA-2005-0407+0+DOC+WORD+V0//NL&language=NL).

44 Dit slaat voornamelijk op methodes tot wijziging van kiemcellen (germinatieve cellen), i.e. cellen die gameten (spermatozoïden ofeicellen) produceren.

45 Zie in dit verband het advies nr. 16 van de “European Goup on Ethics in Science and New Technologies” (http://ec.europa.eu/european_group_ethics/avis/index_en.htm); G. LAURIE, “Patenting stem sells of human origin”, EIPR 2004, p. 59; D. THOMASen G. RICHARDS, “The importance of the morality exception under the European Patent Convention, the oncomouse case continues”,EIPR 2004, p. 97; D. BEYLEVELD en R. BRONSWORD, Human dignity in bioethics and biolaw, Oxford university Press, 2001,p. 171-218.

46 Art. 4, § 3 Octrooiwet.47 Art. 28.b Octrooiwet; G. VAN OVERWALLE, “De implementatie van de EU-Biotechrichtlijn: de Belgische octrooiwet in spreidstand”,

TBH 2006, p. 571.48 Art. 13 Verordening 1798/92 van de Raad van 18 juni 1992.49 Koninklijk Besluit van 5 januari 1993 betreffende het aanvragen en het verlenen van aanvullende beschermingscertificaten voor

geneesmiddelen, BS 06.02.1993, ter implementatie van de Europese Verordening 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffendede invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, PB L 182 van 1992, blz. 1-5 en Wet van 29 juli1994 betreffende het beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, B.S. 06.09.1994.

Page 7: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

388 – I.R. D.I. 2007 Kluwer

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne 1993 na de afloop van de duur van de octrooibescherming,

een bijkomende bescherming bekomen. Het op de marktbrengen van geneesmiddelen kan immers in bepaalde geval-len ondermeer om administratieve redenen zoals het beko-men van een vergunning tot het in de handel brengen, tot 5jaar na de octrooiaanvraag duren, met als gevolg dat het opde markt gebrachte geneesmiddel bij gebreke van bijkomendbeschermingscertificaat slechts 10 jaar bescherming zou ge-nieten. Deze periode is in de meeste gevallen te kort om degedane investeringen af te schrijven.

34. Een goedgekeurd beschermingscertificaat geldt vanafhet verstrijken van de wettelijke duur van het basisoctrooi,voor een duur die gelijk is aan de periode die is verstrekentussen de datum van de aanvraag voor het basisoctrooi ende datum van de eerste vergunning voor het in de handelbrengen in de Europese Gemeenschap, verminderd met eenperiode van vijf jaar. De duur van het certificaat kan welis-waar ten hoogste vijf jaar bedragen.50

35. In 1998 werd eenzelfde certificaat ingevoerd op hetgebied van beschermingscertificaten voor gewasbescher-mingsmiddelen.51

3. EXPLOITATIE VAN HET OCTROOI

36. Een octrooi kan op verschillende manieren wordenaangewend:

– Men kan het zelf exploiteren. Het belangrijkste nutvan het octrooi is dat de titularis kan optreden tegenderden die een inbreuk plegen op dit exclusief rechten zo zijn monopoliepositie kan behouden;

– en kan het ook al dan niet exclusief in gebruik (licen-tie) geven in ruil voor een éénmalige, periodieke ofmilestone vergoeding (royalty); of

– Men kan de rechten erop overdragen in ruil voor eenvergoeding.

37. Van belang is dat octrooilicenties, op straffe van nie-tigheid, schriftelijk moeten worden aangegaan.52 Tevenszijn licenties die niet in het officiële octrooiregister geregi-streerd zijn, niet tegenstelbaar aan derden. Hetzelfde geldtvoor octrooioverdrachten.53

38. De Octrooiwet voorziet verder drie types dwangli-centies op octrooien, m.a.w. licenties die de octrooihouderwettelijk gedwongen wordt te verlenen:54

• Het eerste type dwanglicentie betreft het geval waarde houder zijn octrooi gedurende een zekere periodezonder geldige reden niet exploiteert.55 In dit gevalkan een derde, mits het vervullen van bepaalde voor-waarden, een dwanglicentie aanvragen.

• De houder van een octrooi kan een tweede type dwang-licentie vragen van een andere octrooihouder in het ge-val hij zijn beschermde uitvinding niet kan exploiterenzonder op het octrooi (van eerdere datum) van die ande-re octrooihouder inbreuk te plegen en voor zover zijnafhankelijk octrooi een aanmerkelijke economische be-tekenis heeft in vergelijking met het eerdere octrooi.

• Beide types dwanglicenties worden enkel verleend voorzover (i) men zich tevergeefs tot de octrooihouder heeftgewend en (ii) de licentie hoofdzakelijk nodig is voorde bevoorrading van de binnenlandse markt.

• Een derde type dwanglicentie betreft de licentie opondermeer geneesmiddelen, medische hulpmidde-len, werkwijzen ter vervaardiging hiervan en diag-nostische methoden toegepast buiten het menselijklichaam dat, bijvoorbeeld op verzoek van een ge-neesmiddelen-producent, kan worden toegekenddoor de Koning (na overleg in de Ministerraad en naconsultatie van een comité voor de bio-ethiek). Deaanvrager moet wel bewijzen dat hij beschikt, of debona fide intentie heeft om te beschikken, over denodige middelen voor de productie of toepassing vande geoctrooieerde uitvinding.56

50 Art. 13 Verordening 1768/92 (o.c.).51 Verordening 1610/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend be-

schermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen, PB L 198, 1996, p. 30; Wet betreffende het aanvullend beschermingscer-tifcaat voor gewasbeschermingsmiddelen, B.S. 28.08.1998 en Koninklijk Besluit van 8 november 1998 betreffende het aanvragenen het verlenen van aanvullende beschermingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen, B.S. 09.01.1999. Gewasbescher-mingsmiddelen zijn stoffen bestemd om (i) planten te beschermen; (ii) de levensprocessen van planten te beïnvloeden; (iii) plant-aardige producten te bewaren; (iv) ongewenste planten te doden of (v) delen van planten te vernietigen of ongewenste groei af teremmen of te voorkomen.

52 Art. 44 Octrooiwet.53 De notificatie aan het register moet hier gepaard gaan met:

1) hetzij een eensluidend verklaard afschrift van de akte van overdracht of van het officieel document waaruit de overgang van rech-ten blijkt, hetzij een eensluidend verklaard uittreksel van die akte of van dat document waaruit de overgang genoegzaam blijkt;

2) het bewijs van betaling van de taks (art. 44, § 3 Octrooiwet).54 De toekenning van dergelijke licenties is weliswaar zeer zeldzaam.55 Drie (3) jaar na verlening octrooi of vier (4) jaar na indiening octrooiaanvraag waarbij de termijn die het laatst afloopt wordt toege-

past (art. 31, § 1 Octrooiwet).56 Art. 31bis Octrooiwet, ingevoerd door de Wet van 28 april 2005 op de uitvindingsoctrooien.

Page 8: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

Kluwer I.R. D.I. 2007 – 389

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne39. De hierna volgende bespreking zal met name gecon-

centreerd zijn op de vergoeding voor het in gebruik gevenvan het octrooirecht, met name de royalty’s.

4. ROYALTY’S: HOEVEEL HOUDT U OVER NADAT DE FISCUS IS

LANGSGEKOMEN?

40. De royaltyinkomsten van biotechbedrijven, die nor-maliter zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting,zijn normaal belastbare inkomsten die worden onderwor-pen aan het normaal tarief van 33,99%.57 Van deze inkom-sten zijn uiteraard in de eerste plaats de kosten (zoalseventuele royalty’s die betaald zijn aan derden voor hetgebruik van het door een intellectueel eigendomsrecht be-schermd werk) en afschrijvingen (bijvoorbeeld van geac-tiveerde kosten van onderzoek en ontwikkeling die tot hetoctrooi hebben geleid) aftrekbaar volgens de normaleregels. Bovendien zijn van de vennootschapsbelastingeveneens de roerende voorheffing aftrekbaar en terugbe-taalbaar en is het forfaitair gedeelte van de buitenlandsebelasting (FBB) aftrekbaar maar niet terugbetaalbaar.

41. Specifiek voor de biotechsector, zal daarnaast een fis-cale aftrek kunnen worden toegepast op octrooi-inkomsten,wat resulteert in een effectief belastingtarief van 6,8% (ziehierna, nr. 43 e.v.). Biotechbedrijven zullen bijkomend kun-nen genieten van nog een aantal maatregelen, met name hetbelastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (hiernaaangeduid met de meest gangbare term “Research andDevelopment” of R&D),58 de verhoogde investeringsaftrekvoor R&D en het verwerven van octrooien, en de notioneleinterestaftrek, die het effectief belastingtarief van de royal-tyinkomsten nog verder kunnen verlagen en het Belgischplatform voor octrooirechten bijzonder concurrentieelmaakt in vergelijking met andere Europese landen.

42. De royaltyinkomsten van onderzoeksinstellingen (zo-als universiteiten, hogescholen, of gelijkaardige onder-zoeksinstellingen), die normaliter zijn onderworpen aan derechtspersonenbelasting, zijn geen belastbare inkomsten.Ofwel is de ingehouden roerende voorheffing (RV) de fina-

le belasting, ofwel, indien (terecht) geen RV is ingehouden,moet een aangifte in de RV worden ingediend door de in-stelling zelf. De RV is derhalve de eindbelasting. Entiteitendie onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting zijnderhalve niet gerechtigd tot de aftrek voor octrooi-inkom-sten of de overige hoger vermelde maatregelen.

5. Aftrek voor octrooi-inkomsten

DEFINITIE

43. De regering wenst Belgische ondernemingen aan tezetten tot technische innovatie door alle activiteiten vanR&D in verband met de ontwikkeling van octrooien te sti-muleren, en door het aanmoedigen van het verwerven vanoctrooien en/of de gebruiksrechten daarop, evenals het pro-duceren van producten op basis van deze octrooien. Daar-toe introduceerde zij een nieuwe belastingaftrek vooroctrooi-inkomsten.59 De aftrek zal het effectieve belasting-tarief op dergelijke inkomsten verlagen tot maximaal 6,8%.Met deze maatregel treedt België in de voetsporen van Ne-derland waar een gelijkaardige maatregel (de “octrooibox”)werd ingevoerd via de Belastinghervorming 2007, en vanIerland waar een vrijstelling geldt tot een bepaald maxi-mum bedrag, en tracht, met dergelijke fiscale besparing,zich te plaatsen als een van de meest fiscaalvriendelijkelanden in de wereld voor octrooirechten. De voordelen voorde biotechnologische sector zijn vanzelfsprekend.

44. Deze nieuwe regeling is zowel van toepassing opBelgische vennootschappen60 als op de Belgische inrichtingvan buitenlandse vennootschappen61. Deze regeling geldtniet voor organisaties en onderzoeksinstellingen die aan derechtspersonenbelasting zijn onderworpen, aangezien zijenkel bij wijze van RV belastbaar zijn op hun octrooi-in-komsten (zie hoger, nr. 42).

– Octrooi-inkomsten?

45. De nieuwe belastingaftrek beoogt enkel de inkomstenuit geoctrooieerde uitvindingen62 en ABCs63 en niet de in-komsten uit andere intellectuele eigendomsrechten (bvb.

57 Art. 183 jo. Art. 17, § 1, 3˚ WIB92.58 Art. 289quater e.v. WIB92 jo. art. 292bis WIB92 jo. art. 81 e.v. KB/WIB92; zie ook Fisc. 2007, nr. 1015, p. 6 e.v.59 Programmawet van 27 april 2007 (B.S. 8 mei 2007).60 Art. 205/1 WIB92.61 Art. 236bis WIB92.62 Een octrooi is een exclusief en tijdelijk recht van exploitatie van een uitvinding, producten dan wel werkwijzen, op alle gebieden

van de technologie, mits zij nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel kunnen worden toegepast. De wetbeperkt het toepassingsgebied overigens niet tot de Belgische octrooien, maar is ook van toepassing op Europese en andereoctrooien. Voor meer details inzake octrooien, zie hoger, nr. 11 e.v.

63 Voor geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen kan men naast het octrooi een aanvullend beschermingscertificaat (ABC)aanvragen. Voor meer details, zie hoger, nr. 33 tot 35. In 1998 werd eenzelfde certificaat ingevoerd op het gebied van bescher-mingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen.

Page 9: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

390 – I.R. D.I. 2007 Kluwer

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne rechten op topografieën van halfgeleiderproducten, know-

how, fabrieks- of handelsmerken, tekeningen en modellen,geheime recepten of werkwijzen, inlichtingen omtrent er-varingen op het gebied van handel of wetenschap, auteurs-rechten, databankrechten en dergelijke). Het is dus vanbelang dat de uitvinding reeds/nog steeds is geoctrooieerden zich niet meer bevindt in een procedure van octrooiaan-vraag of reeds publiek beschikbaar is wegens een verlopentermijn of gerechtelijke of vrijwillige vrijgave.

46. Met betrekking tot de vereiste van “bestaand octrooi”rijzen een aantal bijzondere vraagstukken, zoals bijvoorbeeldwat er gebeurt bij retroactieve nietigverklaring of niet-gelijk-tijdige octrooitoekenning bij multi-jurisdictionele aanvragen.

De biotechnologische sector is zeer gevoelig voor octrooi-geschillen, bijvoorbeeld omwille van potentieel nietige ofoverlappende octrooien, die na verlening voor het EOB ofde nationale rechtbanken worden aangevochten. Het is dusniet denkbeeldig dat men een toegekend octrooi na onder-zoek wegens een vordering ingesteld tegen de octrooihou-der, retroactief nietig verklaart.64 De retroactievevernietiging van een octrooi heeft tot gevolg dat men ook abinitio ten onrechte de aftrek voor octrooi-inkomsten heeftgenoten. De fiscus zal dan ook terecht de aftrek kunnen aan-vechten binnen de herzieningstermijn. Het probleem hierbijis dat de aftrek retroactief wordt gecorrigeerd, terwijl even-tuele terugbetalingen van royalty's aan de licentienemer we-gens onverschuldigde betaling (omdat er immers geenrechtmatig octrooi was) enkel in het jaar van terugbetalingin aanmerking komen (omwille van het eenjarigheidsbegin-sel). Hierdoor ontstaat er een mismatch in tijd en dus ook infiscaal resultaat. Immers, de fiscale correctie die leidt tot ho-gere belasting, wordt niet gecompenseerd door de fiscale af-trek van terugbetaling van de royalty's.

Een ander probleem betreft de situatie waarin men eenoctrooiaanvraag indient in meerdere jurisdicties, bijvoor-

beeld in Europa en de Verenigde Staten en dat aanvanke-lijk enkel in Europa de procedure volledig is doorlopen(inclusief de nationale procedures die daarop volgen) opmoment van de licentieovereenkomsten met de Europeseen Amerikaanse licentienemers.65 Ons inziens is het ver-eist dat men over een octrooi beschikt voor de regio waaropde licentieovereenkomst betrekking heeft of waarbinnenmen de producten of diensten op basis van een “zelf ont-wikkeld” octrooi aanbiedt. In het aangehaalde voorbeeldzullen enkel de “Europese” royalty's in aanmerking ko-men voor de aftrek, en deze uit de Verenigde Staten paszodra ook daar het octrooi formeel is verkregen.

– Werkelijke versus notionele octrooi-inkomsten

47. De aftrek is verder van toepassing op zowel werkelij-ke als notionele octrooi-inkomsten. Naast het feit dat oc-trooien geheel of gedeeltelijk aan (al dan niet verbonden)licentienemers in licentie kunnen worden gegeven (“werke-lijke octrooi-inkomsten”), kan een Belgische vennootschapof Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschapde octrooien immers ook zelf aanwenden om de geoctrooi-eerde producten geheel of gedeeltelijk te produceren ofvoor haar rekening te laten produceren of om de geoctrooi-eerde producten of werkwijzen aan te wenden voor het ver-lenen van diensten (“notionele octrooi-inkomsten”). Zebetaalt dan als het ware een (fictieve) royalty aan zichzelf.

– Oorsprong exploitatierechten.

48. Het speelt daarnaast geen rol hoe de vennootschap ofinrichting de exploitatierechten heeft verkregen: ofwel ismen titularis van de octrooien of ABCs omdat men ze heeftaangevraagd en verkregen voor producten of werkwijzendie men zelf (geheel of gedeeltelijk) heeft ontwikkeld inonderzoekscentra66 in België of het buitenland,67 ofwel

64 Art. 50 Octrooiwet; M. BUYDENS, o.c., p. 169 e.v. en A. DELCORDE, La protection des inventions, Story-Scientia, Brussel,1985, p. 145 e.v..

65 Noteer dat overeenkomsten kunnen worden gesloten op grond van octrooiaanvragen; dus zonder dat het octrooi reeds is toegekend.66 De ratio legis van deze vereiste lijkt te beogen dat geen lege vennootschappen gebruik maken van het regime maar enkel technisch

innovatieve vennootschappen met voldoende substantie. Het is dus niet mogelijk om alle research uit te besteden aan derden die inopdracht en voor rekening van de vennootschap (of inrichting) handelen en vervolgens toch nog de aftrek voor octrooi-inkomstente kunnen toepassen. Desalniettemin laat de wet toe dat in beperkte mate O&O wordt uitbesteed. Bepaalde auteurs wijzen terechtop het feit dat deze maatregel vele KMOs zal uitsluiten van de nieuwe maatregel, omdat deze hun onderzoekswerkzaamheden inhoofdzaak uitbesteden aan derden (de contract research met universiteiten) ofwel omdat hun eigen onderzoeksdepartement nietvoldoet aan de notie bedrijfstak. Dit valt uiteraard te betreuren als men weet dat de overgrote meerderheid van Belgische biotech-ondernemingen zich (nog) in het stadium van KMO bevinden.

67 Noteer dat de wet niet uitdrukkelijk verwijst naar onderzoekcentra “in België of in het buitenland”, maar de Memorie van Toelichtingverduidelijkt inderdaad dat het niet exclusief moet gaan over Belgische onderzoekcentra (Parl.St., Kamer 2006-2007, DOC51, 3058/001,p. 38). Hiermee wenst men alvast tegemoet te komen aan de EU-regels inzake staatssteun (Over de conformiteit van het nieuwe regi-me met de EU-regels inzake staatssteun, zie I. ONKELINX en P. VAN DEN BERGHE, “Programmawet: nieuwe‘belasting-aftrekvoor octrooi-inkomsten'”, Fisc. 2007, nr. 1067, p.4-5; K. SPAGNOLI, “België op weg om fiscaal paradijs voor R&D-activiteiten teworden”, Fisc.Act. 2007, nr. 12, p.11). Dit neemt niet weg dat de aftrek niet meer van toepassing zal zijn indien het onderzoekcentrumin het buitenland een vaste inrichting uitmaakt waaraan het inkomen kan worden toegerekend (of, in geval van een Belgische inrich-ting, indien de inkomsten kunnen worden toegerekend aan het buitenlandse hoofdkantoor). In dergelijk geval komt het inkomen im-mers niet meer voor “in het in België belastbaar resultaat van het belastbaar tijdperk” [Art. 205/2, § 2 WIB92]. Zie ook hierna, nr. 50.

Page 10: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

Kluwer I.R. D.I. 2007 – 391

Rec

hts

leer

/Do

ctri

neheeft de vennootschap of inrichting de octrooien, ABCs of

licentierechten (geheel of gedeeltelijk) van derden verwor-ven (via aankoop, inbreng of licentie).68 In dit laatste gevalmoeten de geoctrooieerde producten of “werkwijzen”69

door onderzoekscentra van de vennootschap of inrichtingin België of in het buitenland 70 gedeeltelijk of geheel ver-der zijn verbeterd, en dit ongeacht of deze verdere verbete-ring tot bijkomende octrooien heeft geleid. De wet laat inhet midden welk criterium men moet handhaven om uit temaken of de producten of werkwijzen zijn verbeterd. Devennootschap of inrichting zal dus in staat moeten zijn omeen bepaalde toegevoegde waarde aan te tonen. Hiermeebeoogt men het gebruik van Belgische tussenvennoot-schappen louter en alleen om van deze maatregel te kunnengenieten, uit te sluiten. Immers zou men anders de octrooi-en zonder meer naar België kunnen overbrengen om alleroyalty’s fiscaalgunstig te ontvangen en dan door te betalenzonder verdere belastingheffing.

BEREKENING

49. Voor de berekening van de royaltyaftrek is het nuttigeen onderscheid te maken tussen de situatie waarin hetoctrooi, het ABC of het licentierecht effectief in licentie,respectievelijk sublicentie, wordt gegeven (“werkelijkeoctrooi-inkomsten”) en de situatie waarin dergelijke rechtenworden aangewend voor eigen productie- of dienstverle-ningsdoeleinden (“notionele octrooi-inkomsten”).

– Werkelijke octrooi-inkomsten

50. Met betrekking tot de in licentie gegeven octrooien,ABCs of licentierechten bedraagt de aftrek voor octrooi-inkomsten 80 procent71 van de werkelijk voor deze rechtenvan derden ontvangen vergoedingen, in zover deze vergoe-dingen in het in België belastbare resultaat van het belastbaartijdperk voorkomen.72 Deze vergoedingen zijn betalingenof vergoedingen van welke aard ook, en kunnen zowel varia-bele betalingen zijn (bijvoorbeeld een percentage van deomzet verkochte producten) als vaste vergoedingen ofvoorschotten (bijvoorbeeld “upfront fees”, “milestones” endergelijke).73 Voor zover de vergoedingen niet uitsluitend

betrekking hebben op octrooien, ABCs of licentierechten,maar ook andere (intellectuele eigendoms)rechten (zoalsmerken) of bijdragen tot onderzoekskosten74, komt alleenhet gedeelte dat betrekking heeft op octrooien in aanmer-king voor de aftrek.75

Voorbeeld51. BIOTECH, een Belgische vennootschap, heeft een

licentieovereenkomst met PHARMA NL, een Nederlandsfarmaceutisch bedrijf. Voor het gebruik van een werkwijzedoor BIOTECH ontwikkeld, voorziet de overeenkomst ineen jaarlijkse royalty van EUR 100.000. Van deze inkom-sten mag BIOTECH EUR 80.000 aftrekken, zodat nogslechts EUR 20.000 onderworpen is aan het vennoot-schapstarief van 33.99%. De belasting bedraagt dus slechtsEUR 6.798. De inkomsten zijn derhalve slechts belast aaneen effectief tarief van (afgerond) 6,8%.

52. In de farmaceutische en biotechnologische sector ishet een nogal gangbare praktijk dat contracten met betrek-king tot de gebruiksrechten op octrooien, bepalen dat de li-centienemer afzonderlijk zal moeten betalen volgensuiteenlopende berekeningswijzen niet alleen de retributiedie voormeld gebruiksrecht vergoedt, maar ook een bijdra-ge in de werkelijke kosten van de laboratoria of wegens op-zoekingen, enz., die door de titularis van het octrooirechtworden gedragen. Het komt ook voor dat de (toekomstige)licentienemer al deelneemt in de kosten van de R&D tijdensde ontwikkeling van het te octrooieren product of werkwij-ze om aldus een deel van het risico op zich te nemen. In ruildaarvoor is de R&D entiteit (vennootschap of instelling)bereid een lagere winstmarge (of IRR – internal rate ofreturn) te aanvaarden en dus moet de licentienemer eenlagere royalty betalen. De wet voorziet echter dat dezedeelname in de kosten niet in aanmerking komt voor deaftrek voor octrooi-inkomsten.76

53. Indien er bijzondere verhoudingen zijn tussen deschuldenaar van de vergoedingen en de ontvangende ven-nootschap of inrichting, mag de vergoeding (royalty) niethoger zijn dan de vergoeding die tussen onafhankelijke on-dernemingen zou zijn overeengekomen.77 De term “bijzon-

68 Art. 205/2, § 1 WIB92.69 Noteer dat de wetgever, in tegenstelling tot de correcte Nederlandstalige terminologie, gebruik heeft gemaakt van het woord “procédé”,

wellicht wegens vertaling uit het Frans.70 Ibidem voetnoot 66.71 Art. 205/1 WIB92.72 Art. 205/2, § 2 WIB92. Zoals hoger aangegeven, zal de aftrek dus niet van toepassing zijn op de inkomsten die kunnen worden

toegerekend aan een buitenlandse vaste inrichting of de buitenlandse hoofdzetel (ingeval van een Belgische inrichting).73 Memorie van Toelichting, DOC51 3058/001, p. 39.74 Zie verder, nr. 52.75 Art. 205/2, § 2, lid 2 WIB92.76 Art. 205/2, § 2, lid 3 WIB92.77 Art. 205/2, § 2, lid 1 WIB92.

Page 11: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

392 – I.R. D.I. 2007 Kluwer

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne dere verhoudingen” wordt niet nader toegelicht in de wet

en evenmin in de Memorie van Toelichting. Deze termvindt men wel terug in dubbelbelastingverdragen en de In-terest-Royaltyrichtlijn in een gelijkaardige context omwinstverschuivingen tegen te gaan. De administratie geefthieraan “een ruime interpretatie”: zo kan de bijzondere ver-houding bestaan in het feit dat degene die de royalty's ont-vangt de schuldenaar onmiddellijk of middellijk beheerst ofdoor deze laatste wordt beheerst door middel van een deel-neming van de ene in het kapitaal van de andere of doormiddel van financiële middelen die de ene aan de andereheeft verstrekt in de vorm van leningen, voorschotten, kre-dieten, enz. De bijzondere verhouding kan ook hierin be-staan, dat de schuldenaar en de schuldeiser van één endezelfde groep afhangen (bijvoorbeeld, dochtervennoot-schappen van eenzelfde moedervennootschap), of kan aan-wezig zijn ingeval tussen hen enige andere binding bestaat(bv. nauwe familiebanden) welke er de aanleiding toe is datde tussen hen overeengekomen royalty's hoger zijn dan innormale omstandigheden zou zijn overeengekomen. Hetbegrip “bijzondere verhouding” omvat dus elke belangen-gemeenschap welke onderscheiden is van de rechtsverhou-ding die aanleiding geeft tot de betaling van de royalty's.78

54. Teneinde discussies met de fiscus te vermijden, zul-len bedrijven tussen wie een dergelijke bijzondere verhou-ding bestaat, bij voorkeur een studie maken voor hettoepasselijk arm’s length royaltytarief. In de VS werdenhiervoor recent administratieve richtlijnen (“Regulations”)uitgevaardigd door de IRS (de Amerikaanse belastingauto-riteiten, of “Internal Revenue Service”) die uiteenzet welkemethodes moeten worden toegepast om royalty’s tussenverbonden ondernemingen in de biotechsector te bepalen.79

Dergelijke richtlijnen zijn wenselijk omdat deze sector inhoge mate terugvalt op het systeem van “contingent pay-ments”, met name dat royalty’s worden bepaald in functievan bepaalde milestones. Zo werd bijvoorbeeld in 2006 eenovereenkomst gesloten tussen Genlabs Tehnologies en No-vartis voor de ontwikkeling van een chemische samenstel-ling. Volgens het persartikel betaalde Genlabs een upfrontpayment van USD 12,5 miljoen en volgden er bijkomende

betalingen ten belope van USD 175 miljoen naargelang mi-lestones werden behaald.80

– Anti-misbruikbepalingen

55. Teneinde misbruiken te voorkomen met betrekkingtot van derden in licentie genomen, aangekochte of anders-zins (bijvoorbeeld via inbreng) verworven octrooien, is hetnoodzakelijk om de octrooi-inkomsten te verminderen met:

(i) de vergoedingen, van welke aard ook, die zijn ver-schuldigd aan derden – voor de verworven licentie-rechten –81, voor zover de vergoedingen ten lasteworden gelegd van het in België belastbare resultaatvan hetzelfde belastbaar tijdperk; en

(ii) de afschrijvingen op de aanschaffings- of beleg-gingswaarde82 van de aangekochte of anderszins ver-worven octrooien, voor zover de afschrijvingen tenlaste worden gelegd van het in België belastbare re-sultaat van hetzelfde belastbaar tijdperk.83

Bij gebreke aan dergelijke correctie zouden misbruikenkunnen ontstaan waarbij Belgische vennootschappen ofBelgische inrichtingen octrooien zouden verwerven of inlicentie nemen die ze vervolgens terug in licentie gegeven(“cascadeverrichtingen”), met als enige bedoeling ener-zijds het verkrijgen van inkomsten die in belangrijke matezijn vrijgesteld van belastingen en anderzijds het creërenvan bedrijfsuitgaven (met name afschrijvingen op de ver-worven octrooien of licentierechten en aan derden betaal-de vergoedingen voor licentierechten) die van de andereinkomsten van de Belgische vennootschap of inrichtingkunnen worden afgetrokken.84 De vergoedingen en af-schrijvingen blijven uiteraard verder aftrekbaar volgensde normale regels.85 Daarnaast wordt de vermindering zelfook verminderd door een gelijkaardige correctie van toe-passing bij het bepalen van de inkomsten die in aanmer-king komen voor de aftrek: men zal met name enkel hetproportioneel deel van de octrooien (of licenties) in min-dering brengen indien de vergoedingen ook betrekkinghebben op andere intellectuele eigendomsrechten (zoalsmerken), know-how of bijdragen tot onderzoekskosten.86

78 ComOv. nr. 12/602.79 Temporary Regulation TD 9278 en Proposed Regulations Reg.146893-02, Reg.115037-00, en Reg.138603-03. Voor een bespreking,

zie T.M. HERR en T.M. ZOLLO, “R&D Contingent Payment Service Arrangements”, in Journal of International Taxation 2007, feb-ruari uitgave, p. 14-23.

80 Zie persartikel op http://www.genlabs.com/pressReleases/060506.html.81 De wet stelt niet uitdrukkelijk dat hier de vergoedingen voor de licentierechten (royalty’s) worden bedoeld, maar in de praktijk zal

zelden een aankoopprijs van octrooien in één keer ten laste van het fiscaal resultaat worden genomen doch eerder worden afge-schreven. De facto viseert de wet hier dus de royalty’s.

82 In deze context komt deze waarde overeen met de aankoopprijs of de inbrengwaarde. Zie ComIB nr. 61/63 en art. 35KB/WVenn.83 Art. 205/3, § 1 WIB92.84 Memorie van Toelichting, o.c., p. 39.85 Zie hoger, nr. 40.86 Art. 205/3, § 1 WIB92; zie ook hoger, nr 50.

Page 12: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

Kluwer I.R. D.I. 2007 – 393

Rec

hts

leer

/Do

ctri

neVoorbeeld

56. BIOTECH, een Belgische vennootschap, heeft een li-centieovereenkomst met BIOTECH-ALFA, een vennoot-schap die een octrooi heeft op een werkwijze om een alfa-gen te isoleren, en betaalt aan deze laatste een vergoedingvan EUR 80.000 voor het gebruik van deze werkwijze.BIOTECH heeft enkele aanpassingen aangebracht om deprocedure te versnellen en verleent vervolgens een licentieaan PHARMA, een farmaceutisch bedrijf, tegen een ver-goeding van EUR 100.000. BIOTECH mag bijgevolgslechts 80% in mindering brengen van het nettoresultaat(EUR 20.000), zijnde EUR 16.000. BIOTECH mag wel dekost van de vergoeding aan BIOTECH-ALFA (EUR 80.000)als normale bedrijfsuitgave in aftrek brengen. Deze bijko-mende aftrek van overige bedrijfsuitgaven en afschrijvin-gen (bijvoorbeeld het verworpen licentierecht) kan hetbelastbaar resultaat zelfs te weinig zijn om de aftrek vooroctrooi-inkomsten ten volle te benutten en er dus geen en-kele belasting verschuldigd is.

57. Verder is het van belang voor een vennootschappen-groep met meerdere onderzoeksentiteiten vooraf goed teplannen waar een product of werkwijze wordt ontwikkeldmet het oog op het octrooieren, omdat een latere overdrachttussen (per hypothese) twee Belgische vennootschappenbeide entiteiten kan uitsluiten van de aftrek voor octrooi-in-komsten: de overdrager is geen eigenaar meer van de oc-trooirechten en de ontvanger verwerft ze van een “derde”,zodat deze binnen het toepassingsgebied van de anti-mis-bruikbepaling vallen.

58. Tot slot weze duidelijk dat deze correctie niet wordttoegepast indien de verworven octrooien of licenties geen in-komsten opleveren en, indien deze toch inkomsten opleve-ren, de correctie beperkt is tot de inkomsten die zijnopgebracht door de respectievelijke octrooien of licenties (endus niet op de zelf ontwikkelde octrooien). Bovendien, in-dien er meerdere verworven octrooien of licenties zijn, lijkthet ons dat de correctie ook enkel moet worden toegepast peroctrooi of licentie, zodat een overschot (wegens minder in-komsten dan verwervingskosten) niet leidt tot verminderingvan inkomsten van een andere verworven octrooi of licentie.

Voorbeeld59. BIOTECH heeft octrooi A aangeschaft voor 90 (af te

schrijven over 3 jaar) en licentie B tegen jaarlijkse vergoe-ding van 50. Voor het eerste belastbaar tijdperk heeft BIO-TECH dus een globale aftrekbare kost van 80. Op basis vandeze rechten verleent BIOTECH (sub)licenties die elk 40hebben opgebracht en dus een globale royalty hebben op-

gebracht van 80. Op basis van de anti-misbruikregel moethet inkomen worden verminderd met de afschrijving envergoeding voor dit octrooi en licentierecht, waarvan wijhoger aangaven dat dat 80 was. Voor doeleinden van de an-ti-misbruikbepaling bedraagt de vermindering echter niet80, maar slechts 70, omdat de inkomsten uit de sublicentievan licentie B niet toereikend zijn om de kost (50) te com-penseren en het excedent (10) geen effect zou mogen heb-ben op inkomsten uit de licentie van octrooi A.

60. Een andere anti-misbruikregel voorziet dat, indien devergoedingen en/of aankoopprijs verschuldigd aan de derdevoor het octrooi of de licentierechten lager liggen dan deprijs die tussen onafhankelijke ondernemingen zou zijn over-eengekomen – met name met de bedoeling de hoger vermel-de vermindering van de berekeningsbasis te beperken –,worden de octrooi-inkomsten desalniettemin verminderdmet een marktconforme vergoeding en/of afschrijving inplaats van de werkelijke vergoeding en/of afschrijving.87

Voorbeeld.61. BIOTECH heeft octrooi A aangeschaft voor 60 (af te

schrijven over 3 jaar) in plaats van 90 van een gelieerdepartij om aldus de vermindering van de berekeningsbasis(zie hoger, nr. 58) te beperken. De tweede anti-misbruikbe-paling vereist dat dan niettemin 30 (ipv 20) als arm’s lengthafschrijving moet worden in mindering gebracht.

– Notionele octrooi-inkomsten.

62. Met betrekking tot de octrooien, ABCs en licentierech-ten die worden aangewend voor dienstverlening door de Bel-gische vennootschap of Belgische inrichting zelf of voorproducten die door haarzelf of voor haar rekening wordengeproduceerd, bedraagt de aftrek voor octrooi-inkomsten 80procent88 van de vergoedingen die aan haar voor het belast-bare tijdperk verschuldigd zouden zijn, indien de productenof diensten zouden zijn geproduceerd of geleverd door eenderde op grond van een licentie verleend door de vennoot-schap of inrichting, indien tussen de vennootschap of inrich-ting en de derde zodanige voorwaarden zouden zijnovereengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen,en voor zover die vergoedingen in het in België belastbareresultaat van het belastbaar tijdperk zouden voorkomen.89

63. Het komt er dus op neer dat de vennootschap (of in-richting) een fictieve of notionele vergoeding moet bepalendie een onafhankelijke derde zou betalen voor een licentieom dezelfde producten of diensten aan te bieden. De oplos-sing hiertoe is een verrekenprijsstudie te laten uitvoeren

87 Art. 205/3, § 2 en § 3 WIB92.88 Art. 205/1 WIB92.89 Art. 205/2, § 2, lid 1 WIB92.

Page 13: Octrooi Inkomsten (Biotech)

BELGIË, EEN FISCAAL PARADIJS VOOR DE BIOTECHSECTOR?

394 – I.R. D.I. 2007 Kluwer

Rec

hts

leer

/Do

ctri

ne door een economisch consulent die bekend is met de ben-

chmarking van octrooirechten. Overigens zal men zichhierbij kunnen baseren op de principes die van toepassingzijn voor de prijszetting tussen verbonden ondernemingen(zie hoger, nr. 54). Bovendien zijn er voor dergelijke notio-nele waarden bepaalde parameters die ook worden gebruiktvoor de prijszetting van een “compulsory license” ofdwanglicentie90 (dit is, o.a. in mededingingszaken, het ver-plicht in licentie geven van bepaalde octrooien). Hierbijwordt als standaard aangegeven dat derden die gebruik mo-gen maken van het “monopolie-octrooi”, de kost (royalty)moeten betalen die de houder impliciet aan zichzelf aanre-kent voor het gebruik van het octrooi zodat deze laatste ineen gelijkaardige (financiële) situatie verkeert.91 In bepaaldegevallen zijn andere verrekenprijsmethodes mogelijk, zoalsde residual profit split methode, waarbij men eerst de markt-conforme winst alloceert aan gekende factoren of activiteitenwaarvoor duidelijke parameters beschikbaar zijn (de zoge-naamde routine-inkomsten), en de overblijvende winst (“re-sidual profit”) is dan de marktconforme winst uit deintellectuele eigendomsrechten (i.e., de notionele octrooi-in-komsten).

64. Tot slot weze duidelijk dat de hoger vermelde correc-ties inzake van derden verworven rechten mutatis mutandisvan toepassing zijn op de berekeningswijze van aftrek voorde “notionele” octrooi-inkomsten.92

OVERDRAAGBAARHEID

65. Het bedrag van de aftrek voor octrooi-inkomstenwordt afgetrokken van het bedrag van de restwinst na toe-passing van de aftrek voor dividendinkomsten en voor denotionele interestaftrek. In de mate dat deze restwinst on-voldoende is om het volledig bedrag van de aftrek vooroctrooi-inkomsten in mindering te kunnen brengen, wordthet niet in mindering gebracht gedeelte niet overgedragennaar de volgende aanslagjaren. 93 Onbenutte aftrek gaatdus verloren.

FORMALITEITEN

66. Om het voordeel van de aftrek voor octrooi-inkomstente rechtvaardigen, moet de belastingplichtige bij zijn aangifteeen opgave voegen volgens een nog door de Minister van Fi-nanciën of zijn afgevaardigde te bepalen model.94

INWERKINGTREDING

67. Deze aftrek treedt in werking vanaf aanslagjaar 2008op alle octrooi-inkomsten voor “nieuwe” producten of dien-sten, namelijk inkomsten uit octrooien die niet vóór 1 januari2007 geleid hebben tot verkopen van geoctrooieerde pro-ducten of diensten door de Belgische vennootschap (of Bel-gische inrichting), een licentienemer of een verbondenonderneming aan onafhankelijke derden.95 Men kijkt dusnaar het tijdstip van commercialisering van de producten ofdiensten, en niet naar het moment van registratie van de oc-trooien of ABCs.

6. CONCLUSIE

68. Uit het voorgaande blijkt dat na de recente wijzigin-gen inzake de omvang van octrooieerbare uitvindingen dewetgever opnieuw een maatregel heeft genomen om vanuitfiscaal perspectief de ontwikkeling en exploitatie van oc-trooirechten te stimuleren en te ondersteunen. Hoewel debesproken nieuwe fiscale maatregel een bredere uitwerkingheeft, is zij vooral ingegeven onder impuls van de biotech-nologische en farmaceutische industrie.

69. Hoewel bijvoorbeeld Ierland op het eerste zicht be-schikt over een gunstiger royaltyregime, kan België zekerconcurreren als men de totaliteit van de maatregelen in aan-merking neemt. Men denke hierbij dan vooral aan de notione-le interestaftrek, bijkomende investeringsaftrek, vrijstellingvan doorstorting bedrijfsvoorheffing, tot zelfs de recente ver-mindering van de jaartaksen voor de instandhouding van eenoctrooiaanvraag of van een octrooi, enz. Wat de ontwikkelingen exploitatie van octrooien betreft, zou men inderdaad kun-nen besluiten dat België een fiscaal paradijs is voor de bio-techsector.

90 Over de types van dwanglicentie, zie hoger, nr. 38.91 M. DOLMANS, “Standards for Standards”, in ABA Section of Antitrust Law 2002, p. 32; D.G. SWANSON en W .BAUMOL,

“Reasonable and non-discriminatowry (RAND) royalties, standard selection, and control of market power”, in Antitrust Law Journal2005, 73, p. 32. Voor een korte beschrijving van door deze auteurs beschreven methodes, zie L .BELLIA, “Compulsory License asa remedy in competition cases: How to determine the royalty”, thesis voorgelegd ten behoeve van de Master of European Studiesaan het College of Europe te Brugge (http://www.coleurop.be/content/StudyProgrammes/law/studyprog/pdf/Bellia_Luciana_thesis.pdf).

92 Zie hoger, nr. 55 e.v.93 Memorie van Toelichting, o.c., p. 39. Dit wordt uiteraard via KB geregeld en niet door de programmawet zelf.94 Art. 205/4 WIB92.95 Art. 65 Programmawet.