Objectbeheerregime Kunstwerken HWS &...

73
3 Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN BON NAT 2010 Datum 22 september 2010 Status Definitief concept

Transcript of Objectbeheerregime Kunstwerken HWS &...

Page 1: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

3

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

BON NAT 2010

Datum 22 september 2010

Status Definitief concept

Page 2: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken
Page 3: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

BON NAT 2010

Datum 22 september 2010

Status Definitief concept

Het basisonderhoudsniveau (BON) geeft aan welk pakket aan maatregelen op het gebied van beheer en onderhoud noodzakelijk is om de infrastructuur die de Rijkswaterstaat beheert op langere termijn in stand te houden en naar behoren te laten functioneren.

De specificatie van de maatregelen voor het beheer en

onderhoud vindt plaats in de zgn. objectbeheerregimes

(OBR’s).

Page 4: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 4 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Colofon

Uitgegeven door RWS Dienst Infrastructuur

Informatie Giel Klanker

Telefoon 088-7972486

Fax

Uitgevoerd door

Opmaak

Datum 22 september 2010

Status Definitief concept

Versienummer 1.0

Bestandsnaam OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Versiebeheer 0.1 01-02-2010 Initiële versie, op basis van versie 2009 (versie

2009 is vastgesteld in DT-RWS van 16 okt 2009)

0.2 12-04-2010 1e ruwe concept versie

0.3 18-04-2010 Retourversie met H0, 1, 4

0.4

0.5 14-06-2010 Commentaar AIP

0.6 01-07-2010 Versie voor reactie-ronde AIP-koppels.

H1 kleine aanpassingen

0.7 18-08-2010 Reacties AIp verwerkt

0.8 20-09-2010 Definitieve versie

1.0 22-09-2010 Verzending naar AIP, geen inhoudelijke

wijzigingen doorgevoerd.

Page 5: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 5 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Page 6: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 6 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Inhoud

0 Samenvatting OBR Kunstwerken 9 0.1 Algemene kenmerken 10 0.2 Stuwcomplexen 12 0.3 Spuisluizen en uitwateringssluizen 12 0.4 Gemalen 12 0.5 Kunstwerken overig HWS 13 0.6 Schutsluizen 13 0.7 Vaste en beweegbare bruggen 14 0.8 Afmeervoorzieningen 15 0.9 Financieel overzicht 15

1 Basisonderhoudsniveau en (object) beheerregimes 18 1.1 Algemeen 18 1.2 Raamwerk voor (object)beheerregimes 19 1.3 Specifieke uitgangspunten OBR’s en BR’s van het BON Nat 2010 20 1.4 Relaties met lopende projecten en ontwikkelingen 22 1.4.1 Vernieuwing Instrumentarium Prestatiesturing 22 1.4.2 Verbetering Efficiency HWS 22 1.4.3 Doelmatig Waterbeheer 23 1.4.4 Brede heroverweging 24 1.4.5 Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren - Uitvoeringsprogramma 24 1.4.6 Areaaluitbreiding en kosten door veranderend beleid 24 1.4.7 Duurzaamheid – programma “ZekerDuurzaam” 25 1.4.8 LCC 25 1.5 Belangrijkste verschillen OBR 2010 t.o.v. OBR 2009 25

2 Inleiding 26 2.1 Hoofdwatersysteem en Hoofdvaarwegennet 26 2.2 Areaal 26 2.3 Monumenten 27 2.4 Vervanging 27 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken 28 2.6 Service level, gebruik en Publieksgericht netwerkmanagement 29

3 Stuwcomplex 31 3.1 Aard en functie 31 3.2 Areaal 31 3.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 31 3.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 32

4 Spui- en uitwateringssluis 34 4.1 Aard en functie 34 4.2 Areaal 34 4.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 35 4.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 36

5 Gemaal 37

Page 7: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 7 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

5.1 Aard en functie 37 5.2 Areaal 37 5.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 37 5.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 38

6 Kunstwerken overig HWS 39 6.1 Aard en functie 39 6.2 Areaal 40 6.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 40 6.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 40

7 Schutsluizen 42 7.1 Aard en functie 42 7.2 Areaal 42 7.3 Service level / gebruikseisen 43 7.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 44 7.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 45

8 Bruggen vast en beweegbaar 46 8.1 Aard en functie 46 8.2 Areaal 46 8.3 Service level / gebruikseisen 46 8.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 47 8.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 48

9 Afmeervoorzieningen 49 9.1 Aard en functie 49 9.2 Areaal 49 9.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus 49 9.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 50

10 Relevante wet- en regelgeving 51 10.1 Regelgeving kunstwerken 51

11 Civieltechnische kenmerken en functie-eisen 53 11.1 Civieltechnische functionaliteit 53 11.2 Verouderingsprocessen 54 11.3 Gevolgen van veroudering 55

12 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht 57 12.1 Opbouw kosten berekeningen 57 12.2 Gemiddelde jaarlijkse kosten 58 12.3 Scope P*Q 58 12.4 Borging kwaliteit kostenopbouw 58

13 Aandachtspunten 59

14 Gevoeligheidsanalyse 61 14.1 Verruimen interventieniveau 61 14.2 Verruimen omvang maatregel: combineren van werkzaamheden 62 14.3 Verhogen frequentie 62

Page 8: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 8 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

14.4 Resumé 62

15 Referenties 63

16 Bijlagen 64

Bijlage A P*Q verdeling naar Regionale Diensten 65

Bijlage B Monumenten 69

Bijlage C Afmeervoorzieningen 71

Page 9: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 9 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

0 Samenvatting OBR Kunstwerken

Het OBR Kunstwerken heeft betrekking op de kunstwerken van de natte

infrastructuur die in het beheer zijn bij het Rijk. De objecten die deel uitmaken van

het OBR Kunstwerken kunnen worden onderverdeeld in verschillende

objectsubcategorieën die zich van elkaar onderscheiden wat betreft functionaliteit,

technische aspecten en beheer en onderhoud. In onderstaande tabellen is een

overzicht gegeven van de aantallen objecten die bij de Regionale Diensten in beheer

zijn.

Tabel 0-1: Areaal kunstwerken in het HWS (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal

Stuwcomplex 7 3 10

Spui,- uitwateringssluis 39 11 9 1 3 23 3 89

Gemaal 4 2 1 5 4 3 19

Kunstwerken overig HWS 21 81 12 3 56 6 13 20 212

Tabel 0-2: Areaal kunstwerken HVWN (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal

Schutsluis 10 27 22 8 8 20 11 15 121

Bruggen vast 6 38 31 7 1 54 23 4 14 178

Brug vast, beton

klein 5 10 25 6 1 25 3 3 8

86

Brug vast, beton

groot 1 6 3 4 1

15

Brug vast, staal 22 6 1 26 16 6 77

Bruggen beweegbaar 4 2 39 6 4 10 13 17 95

Afmeervoorziening 2 1 14 17

De objecten worden krachtens het zwaartepuntprincipe toegekend aan het BON

Hoofdwatersysteem of aan het BON Hoofdvaarwegennet. Ook in het financiële

overzicht aan het eind van dit hoofdstuk worden de kosten hiernaar uitgesplitst. De

verzamelcategorie Kunstwerken overig HWS betreft coupures, duikers / hevels /

sifons, waterreguleringswerken en kunstwerken ten behoeve van natuur. Verder zijn

de stormvloedkeringen opgenomen in het OBR Stormvloedkeringen, dat deel

uitmaakt van het BON HWS.

Recent is een inventarisatie uitgevoerd naar de kosten van vervanging van het

huidige areaal. In dit OBR is volstaan met een korte weergave van de uitkomsten

van de inventarisatie, voor een meer uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar

het rapport Inventarisatie vervangingsinvesteringen [3]. Onderstaande tabel geeft

een overzicht van de verwachte vervangingsinvesteringen in de kunstwerken van

HWS en HVWN in de periode 2011 – 2049.

Page 10: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 10 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Tabel 0-3: Totaal vervangingsinvesteringen kunstwerken HWS en HVWN

Renovatie en vervangingen kunstwerken (afgeronde bedragen)

Prijspeil 2009 2011 - 2015 2016 - 2028 2029 - 2039 2040 - 2049

[in Mln. €] totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr.

HVWN, HWS kunstwerken nominaal 0 0 1.520 115 1.650 150 710 70

HVWN, HWS kunstwerken verkort 430 85 780 60 650 60 390 40

TOTAAL 430 85 2.300 175 2.300 210 1.100 110

Hieronder worden eerst enkele algemene kenmerken van het beheer en onderhoud

van kunstwerken toegelicht. Vervolgens wordt per objectsubcategorie een

beschrijving gegeven van de functie, de werkwijze bij het beheer en onderhoud en

bijzondere aandachtspunten. De gemiddelde jaarlijkse kosten voor het beheer en

onderhoud van de betreffende subcategorie zijn berekend door de Dienst

Infrastructuur en zijn gebaseerd op onderliggende gedetailleerde overzichten van

vaste en variabele onderhoudsmaatregelen, van onderhoudsfrequenties en van

kosten van maatregelen. Bij de kostprijzen is rekening gehouden met uitvoerings-

en administratieve kosten en winst en risico (UAKWR 20 %), met de kosten van

verkeersmaatregelen (VKMTR 5 %) en met de kosten van voorbereiding,

administratie en toezicht (VAT 20 %). Deze laatste kosten zijn verder onderverdeeld

naar engineering (13,5 procentpunten, wordt meestal uitbesteed, uitgedrukt in k€)

en administratie en toezicht (6,5 procentpunten, uitgedrukt in fte’s). In de

afsluitende paragraaf wordt de wijze van kostprijsberekening verder toegelicht en

worden de financiële aspecten van het beheer en onderhoud van kunstwerken

samengevat.

0.1 Algemene kenmerken

Kunstwerken vervullen belangrijke functies in de natte hoofdinfrastructuur. De

hoogste prioriteit wordt toegekend aan waterkerende kunstwerken die deel

uitmaken van de primaire waterkering.1 Meestal zijn dit stormvloedkeringen en

schutsluizen, soms spuisluizen of gemalen. Daarnaast kunnen kunstwerken een

belangrijke bijdrage leveren aan het reguleren van de aan- en afvoer van water.

Daarmee beschermen ze enerzijds tegen overstromingen en voorkomen ze

anderzijds dat verdroging optreedt. Met name spui- en uitwateringssluizen2 en

gemalen zijn in dit opzicht van belang.3 Stuwen zorgen er voor dat rivieren ook bij

lagere waterstanden bevaarbaar blijven. Ten slotte vervullen kunstwerken

belangrijke transportfuncties: de schutsluizen voor de scheepvaart, de bruggen voor

het wegverkeer.

Bij het ontwerp van kunstwerken wordt uitgegaan van lange levensduur. Ter

illustratie: voor sluizen wordt circa 100 jaar aangehouden, voor bruggen 80 jaar en

voor gemalen 80 jaar. Schades aan kunstwerken ontstaan door veroudering

(inwerking van weer, milieu en stroming), door gebruik en – soms – door

aanvaringen en ongelukken. Bij beweegbare kunstwerken hebben de mechanische

en elektrotechnische onderdelen een aanmerkelijk kortere levensduur dan betonnen

1 De veiligheidseisen waaraan deze moeten voldoen zijn onder meer vastgelegd in de Wet op de waterkering, de

Toets op de Veiligheid en de TAW-leidraad Waterkerende kunstwerken en bijzondere constructies’. 2 Ook schutsluizen worden soms ingezet voor het afvoeren van water. 3 Op kleinere schaal kunnen ook duikers en sifons deze functie vervullen.

Page 11: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 11 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

en stalen onderdelen van het kunstwerk. Vervanging van deze onderdelen vindt

soms al na 10 tot 20 jaar plaats, en de maximale levensduur van mechanische en

elektrotechnische onderdelen bedraagt 40 tot 50 jaar. Ook de steeds meer

geautomatiseerde besturingssystemen vormen een belangrijke kostenpost: ICT-

deskundigen moeten meestal de software op maat ontwikkelen en na vijf tot tien

jaar moet de software worden vervangen. Ten slotte moeten onderdelen soms

worden vervangen omdat industriële standaarden zijn gewijzigd of omdat er geen

ondersteuning meer wordt geboden voor oudere systemen.

Goede planning van het volledig vervangen van kunstwerken4 is niet alleen van

belang vanwege de financiële aspecten, maar ook omdat het gedurende een langere

periode buiten bedrijf stellen van een kunstwerk vaak grote problemen oplevert

voor (vaar)weggebruikers. In de praktijk worden kunstwerken dan ook alleen

volledig vervangen als de gehele constructie echt aan het einde van de technische

levensduur is of wanneer het object in het geheel niet meer kan voldoen aan de

eigentijdse functionele eisen. Dit laatste kan zowel het gevolg zijn van

maatschappelijke ontwikkelingen als van veranderingen in de fysieke omgeving. Een

voorbeeld van zo’n maatschappelijke ontwikkeling is intensivering van het

scheepvaartverkeer waardoor de capaciteit van een schutsluis niet langer toereikend

is. Wat betreft veranderingen in de fysieke omgeving kunnen op termijn de

gevolgen van klimaatverandering een belangrijke rol gaan spelen, met name door

de stijging van de zeespiegel en de hogere pieken in de waterafvoer via de rivieren.

Hierdoor moeten in de toekomst wellicht ‘hogere’ functionele eisen worden gesteld

aan kunstwerken die een waterkerende of een waterregulerende functie vervullen.

Veel kunstwerken maken deel uit van een primaire of secundaire waterkering. De

Wet op de waterkering geeft met het oog op de bescherming tegen hoogwater

richtlijnen waaraan dergelijke kunstwerken moeten voldoen. Het Voorschrift Toetsen

op Veiligheid is vooral gericht op het waarborgen van de waterkerende functie.

Verder zijn er vele technische richtlijnen en specificaties waaraan (onderdelen van)

de kunstwerken moeten voldoen. Voor de kunstwerken en functies die niet onder de

toetsing volgens de wet op de waterkering vallen gaat de Dienst Infrastructuur in de

komende jaren een toetsingskader ontwikkelen en inventarisaties uitvoeren om

RWS-breed de risico’s in beeld te brengen.

Het beheer en onderhoud bij kunstwerken is gericht op het veilig functioneren van

de objecten, op het garanderen van de beschikbaarheid en op het behalen van de

ontwerp levensduur.5 Het betreft zowel kleinere, soms dagelijkse werkzaamheden

die tot het vast onderhoud behoren als variabel onderhoud in de vorm van

conserveringen, reconstructies en vervanging van delen van de objecten.

Kenmerkende schadebeelden bij kunstwerken zijn onder andere afname van de

sterkte en de stabiliteit van (onderdelen van) de constructie, erosie onder en langs

de constructie en defecten aan mechanische en elektrotechnische onderdelen. Vaak

leggen beschikbaarheidseisen voor de scheepvaart beperkingen op aan de tijden

waarop onderhoudswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. In dat geval worden

werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd uitgevoerd.

4 Volledige vervanging van kunstwerken valt onder Aanleg. De kosten daarvan zijn daarom niet in het BON

opgenomen. 5 De personele inzet voor de bediening van kunstwerken valt onder Bediening en daarmee buiten het BON.

Page 12: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 12 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

De beschrijvingen in het OBR van de onderhoudsmaatregelen, de interventieniveaus

en de onderhoudsintervallen zijn ontleend aan een groot aantal

instandhoudingplannen. Voor wat betreft de werktuigkundige (W) en

elektrotechnische (E) onderdelen en deelinstallaties is gebruik gemaakt van de

landelijk geïnventariseerde gegevens inzake vervangingsintervallen.

0.2 Stuwcomplexen

Een stuw is een waterbouwkundige constructie in een rivier die beoogt het

stroomopwaartse waterpeil te kunnen beïnvloeden. Hierdoor kan de rivier ook bij

lagere waterstanden bevaarbaar blijven en wordt voorkomen dat er schade aan

oevers en oeververdedigingen ontstaat door verdroging. Verder kan met behulp van

stuwen het debiet worden geregeld, hetgeen onder andere van belang is voor het

opwekken van elektriciteit, voor de drinkwatervoorziening, de irrigatie en de

stroomafwaartse watertoevoer. Stuwen zijn vaak uitgerust met vistrappen zodat

vissen het kunstwerk kunnen passeren. Rijkswaterstaat beheert momenteel tien

stuwcomplexen: zeven in Limburg en drie in Oost-Nederland.

Beweegbare stuwen bewegen in het verticale vlak (schotbalkstuw en schuifstuw) of

roteren in het horizontale vlak om hun as (klepstuw, dakstuw en vizierstuw).

Doorgaans bestaat een beweegbare stuw uit een betonconstructie van portalen of

heftorens waaraan de schuiven zijn bevestigd. De bodem of vloer van de stuw wordt

aan beide zijden beschermd tegen uitspoeling.

Het onderhoud van stuwen is in belangrijke mate gericht op het in stand houden

van de sterkte en de constructies van de kritieke onderdelen. Maatregelen zijn

onder andere het conserveren van staalwerk en het repareren of vervangen van

mechanische en elektrotechnische onderdelen en systemen. Het vast onderhoud

bestaat uit werkzaamheden als het smeren van bewegende delen, schoonmaken,

schouwen en het verwijderen van drijfvuil. In het OBR is een overzicht opgenomen

van de belangrijkste maatregelen, de interventieniveaus en de

onderhoudsintervallen.

0.3 Spuisluizen en uitwateringssluizen

Spui- en uitwateringssluizen lozen overtollig oppervlaktewater op een boezem, een

rivier, een meer of de zee. Daarmee leveren ze een belangrijke bijdrage aan het

reguleren van het waterpeil. In totaal heeft de Rijkswaterstaat 89 spui- en

uitwateringssluizen in beheer. Een uitwaterings- of suatiesluis is een duiker met een

beweegbare waterkering en komt in Nederland veelvuldig voor in rivier en

zeedijken. Een spuisluis is een betonnen constructie met een aantal kokers

waardoor het water wordt gespuid. De kokers kunnen met schuiven worden

afgesloten. Het grootste spuicomplex in Nederland zijn de Haringvlietsluizen met

een capaciteit van bijna 10.000 kubieke meter per seconde.

Het beheer en onderhoud van de spui- en uitwateringssluizen is op hoofdlijnen

vergelijkbaar met het beheer en onderhoud van schutsluizen. Er worden

vergelijkbare interventieniveaus en maatregelen gehanteerd.

0.4 Gemalen

Gemalen zijn installaties voor het reguleren van de waterstand. Ze pompen water

vanuit een gebied met een lagere waterstand naar een gebied met een hogere

waterstand. Gemalen worden zowel in polders als bij kanalen toegepast. De in totaal

Page 13: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 13 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

19 gemalen die in beheer zijn bij het rijk bevinden zich vooral langs kanalen. Bij

grotere gemalen is meestal een bedieningsruimte aanwezig. Het gemaal van

IJmuiden is sinds de uitbreiding in 2004 het grootste gemaal van Europa met een

debiet van 260 kubieke meter per seconde.

Er kunnen verschillende soorten gemalen worden onderscheiden, bijvoorbeeld naar

de energiesoort (stoom, diesel of elektriciteit) of naar de bemalingtechniek. De

nieuwe gemalen hebben veelal een stelsel van schroefpompen en worden

aangestuurd met behulp van een beslissingsondersteunend systeem. Het benodigde

onderhoud varieert per type gemaal. Aangezien uitval van een gemaal (zeer)

ernstige consequenties kan hebben wordt veel aandacht besteed aan preventief en

regulier onderhoud aan de pompinstallaties. De motoren worden doorgaans binnen

25 jaar vervangen, de aansturingsinstallaties tussen 15 en 30 jaar. In het OBR is

een overzicht opgenomen van de belangrijkste onderhoudsmaatregelen.

0.5 Kunstwerken overig HWS

Tot de objectcategorie Kunstwerken overig behoren naast een aantal

hoogwaterkeringen ook diverse kleinere objecten zoals duikers / hevels / sifons,

waterreguleringswerken en kunstwerken ten behoeve van de natuur. In

onderstaande tabel zijn de arealen weergegeven.

Hoogwaterkeringen zijn sluisachtige constructies waarvan de deuren uitsluitend bij

extreme hoogwaters worden gesloten. Een coupure is een constructie die, in

geopende toestand, een wegverbinding mogelijk maakt door de doorgaande

waterkering. Alleen bij extreem hoge waterstanden wordt de coupure gesloten. Een

duiker is een (doorgaans betonnen) koker onder een dijk, dam of weg die tot doel

heeft een open verbinding te vormen tussen twee wateren (sloten) aan weerszijden

van de dijk, de dam of de weg. Een sifon of grondduiker leidt een rivier, beek of

poldertocht onder een andere watergang door die een ander waterpeil heeft. Omdat

sifons tevens een waterkerende functie hebben moeten ze aan beide zijden

afsluitbaar zijn. Waterreguleringswerken zijn vaste overlaten of inlaten die voorzien

in een vrije afvoer of aanvoer van water wanneer een bepaald peil wordt bereikt. De

kunstwerken ten behoeve van de natuur betreffen met name vistrappen bij stuwen

en sluizen. Deze maken het voor vissen mogelijk om deze obstakels in de rivier te

passeren en hun natuurlijke trek te volgen.

0.6 Schutsluizen

Schutsluizen maken het mogelijk voor de scheepvaart om verschillen in

waterstanden tussen vaarwaters te overbruggen. Schutsluizen bestaan uit een kolk

die aan weerszijden kan worden afgesloten door sluisdeuren. In de deuren of

sluishoofden zijn voorzieningen aangebracht om het waterniveau in de kolk te

kunnen nivelleren.

De meeste sluizen kunnen zowel door de beroepsvaart als door de recreatievaart

worden gebruikt; op enkele plaatsen maakt de recreatievaart gebruik van een

aparte kolk. Veel sluizen zijn gecombineerd met een brug ten behoeve van het

wegverkeer. Naast de scheepvaartfunctie maken schutsluizen vaak ook deel uit van

een waterkering en kunnen ze worden gebruikt voor het reguleren van de aan- en

afvoer van water. Een deel van de sluiscomplexen is speciaal hiervoor voorzien van

een spuisluis of een waterreguleringswerk. Bij sommige sluizen zijn installaties

aangebracht om zoet en zout water zoveel mogelijk gescheiden te houden. Het

Page 14: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 14 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

grootste deel van de schutsluizen is uitgerust met zogenaamde puntdeuren. Soms

worden hefdeuren of roldeuren toegepast.

De dimensionering van schutsluizen wordt in belangrijke mate bepaald door het

type vaarweg (hoofdtransportas, hoofdvaarweg of overige vaarweg), door het

maatgevend type schip waarvoor de vaarweg is bestemd (uitgedrukt in de CEMT-

klasse) en door de verwachte intensiteit van het scheepvaartverkeer. In de

‘Richtlijnen vaarwegen’ van de Commissie Vaarwegbeheerders zijn diverse

aanwijzingen opgenomen voor de bediening en de inrichting van schutsluizen. In het

algemeen geldt dat de uitrusting en bediening van de sluis zodanig moeten zijn dat

een vlotte en veilige schutting van de scheepvaart mogelijk is. De streefwaarden

voor de beschikbaarheid van de schutsluizen (en van de beweegbare bruggen)

liggen zeker voor de hoofdtransportassen en de druk bevaren hoofdvaarwegen op

een hoog niveau.

Omdat het eventueel falen van sluisdeuren tot grote veiligheidsrisico’s en

economische schade kan leiden wordt veel aandacht besteed aan het op peil houden

van de sterkte en de constructies van de kritieke onderdelen. Het vast onderhoud

bij sluizen bestaat uit werkzaamheden als het smeren van onderdelen, reinigen,

schouwen, het verrichten van kleine reparaties en het verwijderen van drijfvuil. Het

variabel onderhoud bij sluiscomplexen is voor een belangrijk deel gericht op de

bewegende delen. Het betreft onder meer het conserveren van het staalwerk van

sluisdeuren en schuiven en het repareren of vervangen van mechanische en

elektrotechnische onderdelen en systemen. Onderhoud van de betonnen delen vindt

doorgaans pas na langere tijd plaats.

Vanwege de hoge beschikbaarheidseisen is er bij de meeste sluizen slechts beperkt

ruimte voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden waarbij de sluis tijdelijk

buiten gebruik moet worden gesteld. Soms worden maatregelen daarom uitgesteld

en / of gecombineerd met andere werkzaamheden. Uit veiligheidsoverwegingen

wordt bij sluizen die deel uitmaken van een (primaire) waterkering tijdens het

stormseizoen (oktober tot en met april) doorgaans geen groot onderhoud

uitgevoerd.

0.7 Vaste en beweegbare bruggen

Bruggen verbinden de beide oevers van een (vaar)water om het verkeer op het land

het water zonder veel hinder te kunnen laten passeren. Er zijn 273 ‘natte’ bruggen6

in beheer bij het rijk, waarvan 178 vaste en 95 beweegbare. Deze laatste kunnen

voor de scheepvaart worden geopend als de doorvaarthoogte niet toereikend is. De

meeste bruggen zijn uitgevoerd in staal, beton of een combinatie van beide.

Beweegbare bruggen zijn verder uitgerust met mechanische en elektronische

onderdelen om de brug te kunnen openen.

Bij veel bruggen is de Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor de instandhouding van

de hoofddraagconstructie van de brug, terwijl het wegdek en de verharding in

beheer zijn bij een provincie, gemeente of de Nederlandse Spoorwegen. Vaste

bruggen hebben minder onderhoud nodig dan beweegbare bruggen. Met name de

6 Met ‘natte’ bruggen wordt aangegeven dat het bruggen betreft waarbij aan de betreffende vaarweg een zwaardere

functie wordt toegekend dan aan de kruisende wegverbinding. Het beheer en onderhoud aan deze bruggen wordt

vanuit het natte budget gefinancierd; de overige bruggen vallen onder de droge kunstwerken.

Page 15: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 15 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

mechanische en elektrotechnische onderdelen en installaties vergen relatief veel

onderhoud, mede vanwege de hoge eisen die er aan worden gesteld ten aanzien

van bedrijfszekerheid en beschikbaarheid voor de scheepvaart. Pijlers die in het

water staan behoeven aanmerkelijk meer onderhoud dan pijlers die op de oevers

staan. Stromend water en zout water vormen nog een extra belasting. Betonnen

(delen van) constructies behoeven doorgaans het minst vaak onderhoud.

0.8 Afmeervoorzieningen

Afmeervoorzieningen, in de praktijk ook wel aangeduid als ligplaatsen of

aanlegplaatsen, zijn voorzieningen voor het afmeren van schepen. Er zijn

verschillende soorten afmeervoorzieningen zoals remmingwerken of geleidewerken,

meerstoelen en meerpalen en aanlegkades of aanlegsteigers. Het beheer en

onderhoud van afmeervoorzieningen die deel uitmaken van een kunstwerk is

verwerkt in de onderhoudsmaatregelen van het betreffende kunstwerk. In het kader

van het OBR Kunstwerken worden alleen de afmeervoorzieningen behandeld die zich

in de directe nabijheid van een kunstwerk bevinden zonder daar deel van uit te

maken. Het gaat in totaal om 17 afmeervoorzieningen waarvan zich er 14 in

Zeeland bevinden. De overige ‘losse’ afmeervoorzieningen worden behandeld in het

OBR Oevers.

Het onderhoud aan afmeervoorzieningen bestaat vooral uit het conserveren van het

staalwerk van de remmingwerken, ladders, loopbruggen en haalkommen. Dit vindt

meestal plaats na 15 tot 25 jaar. Regelmatig worden objecten geheel of gedeeltelijk

worden vervangen vanwege aanvaringen of mislukte manoeuvres.

0.9 Financieel overzicht

In onderstaande tabel zijn de gemiddeld benodigde financiële middelen

weergegeven voor het jaarlijks beheer en onderhoud van de natte kunstwerken.

Hierbij is geen rekening gehouden met vervangingen van grotere kunstwerken aan

het einde van de levensduur.

Tabel 0-14: Financieel overzicht Kunstwerken HWS

EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering

Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€] [k€]

Dienst IJsselmeergebied 600 3.564 4.164 375

Dienst Limburg 928 5.132 6.060 546

Dienst Noord-Brabant 68 84 153 14

Dienst Noord-Holland 1.167 831 1.998 180

Dienst Noord-Nederland 0 0 0 0

Dienst Oost-Nederland 898 2.179 3.077 277

Dienst Utrecht 259 338 597 54

Dienst Zuid-Holland 816 4.849 5.665 510

Dienst Zeeland 32 188 220 20

Totaal 4.767 17.165 21.932 1.975

Engineering 1.975

Totaal 23.907

Page 16: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 16 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Tabel 0-15: Financieel overzicht Kunstwerken HVWN

EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering

Kunstwerken HVWN [k€] [k€] [k€] [k€]

Dienst IJsselmeergebied 956 3.913 4.868 438

Dienst Limburg 3.196 12.685 15.881 1.430

Dienst Noord-Brabant 2.632 8.592 11.224 1.011

Dienst Noord-Holland 1.115 4.553 5.668 510

Dienst Noord-Nederland 0 3 3 0

Dienst Oost-Nederland 1.666 8.701 10.367 933

Dienst Utrecht 2.461 8.112 10.574 952

Dienst Zuid-Holland 1.367 6.562 7.929 714

Dienst Zeeland 2.674 10.568 13.243 1.192

Totaal 16.068 63.689 79.757 7.181

Engineering 7.181

Totaal 86.938

In 2009 lagen de totale EPK’s voor alle objecten (dus zowel HWS als HVWN) op een

niveau van 112,9 miljoen euro. In het OBR Kunstwerken 2010 bedragen de totale

EPK’s 110,8 miljoen euro. Deze wijziging van de kosten wordt grotendeels verklaard

door de aangepaste onderbouwing van de PxQ voor de bruggen en door het

opnemen van Engineerings als EPK. In deze versie van het OBR is de onderbouwing

van de PxQ van de Bruggen vast in het HVWN voor het eerst gelijk aan die van de

vaste bruggen in het HWN. Daarmee is het vergelijken van bruggen in beide

netwerken en het overhevelen van bruggen tussen de netwerken vereenvoudigd.

Tot en met het OBR 2009 werd Engineering uitgedrukt in fte. Met de huidige

werkwijze worden deze werkzaamheden vrijwel altijd uitbesteed. Daarom worden

deze kosten vanaf deze OBR 2010 uitgedrukt in EPK. Daarnaast is voor het overige

areaal een correctie voor de prijsontwikkeling en een nauwkeurigere inventarisatie

van de arealen bijgedragen aan een beter onderbouwde PxQ.

Tabel 0-16: Verschillen 2007, 2009, 2010 HWS

2007 2009 2010

EPK Totaal EPK Totaal EPK Totaal Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€]

Dienst IJsselmeergebied 3.859 4.098 4.164

Dienst Limburg 5.719 5.970 6.060

Dienst Noord-Brabant 97 129 153

Dienst Noord-Holland 1.854 1.969 1.998

Dienst Noord-Nederland

Dienst Oost-Nederland 2.823 2.994 3.077

Dienst Utrecht 568 603 597

Dienst Zuid-Holland 5.252 5.577 5.665

Dienst Zeeland 215 220 220

Totaal EPK (excl. Engineering) 20.388 21.560 21.932

Totaal EPK (incl. Engineering) 23.907

Page 17: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 17 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Tabel 0-17: Verschillen 2007, 2009, 2010 HVWN

2007 2009 2010

EPK Totaal EPK Totaal EPK Totaal Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€]

Dienst IJsselmeergebied 5.221 5.544 4.868

Dienst Limburg 15.996 17.104 15.881

Dienst Noord-Brabant 11.434 12.021 11.224

Dienst Noord-Holland 4.554 4.835 5.668

Dienst Noord-Nederland 0 0 3

Dienst Oost-Nederland 9.178 9.745 10.367

Dienst Utrecht 12.093 12.841 10.574

Dienst Zuid-Holland 8.028 8.524 7.929

Dienst Zeeland 19.505 20.711 13.243

Totaal EPK (excl. Engineering) 86.009 91.326 79.757

Totaal EPK (incl. Engineering) 86.938

Page 18: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 18 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

BON Nat (O)BR’s

OBR

OBR x

OBR

OBR 5

OBR

OBR 4

OBR

OBR 3

OBR

OBR 2

OBR 1

Algemene hoofdstukken

Samenvatting BON

Samenvatting OBR1

Samenvatting OBR2

etc

Samenvattende PxQ tabel

Primaire doelgroepen:

D3 en D4

Primaire doelgroepen:

D1 en D2

PxQ document

Algemene hoofdstukken

PxQ tabel

Primaire doelgroepen:

D1 en D2

Samenvatting OBR1

Hoofdstukken

1 t/m 10

1 Basisonderhoudsniveau en (object) beheerregimes

Dit hoofdstuk beschrijft de context waarbinnen de (object) beheerregimes (OBR’s)

tot stand komen. Dit betreft een standaard hoofdstuk voor alle (O)BR’s. Er wordt

ingegaan op de rol van het (O)BR binnen de sturingscyclus van Rijkswaterstaat, de

opzet van de (O)BR’s en de specifieke uitgangspunten voor 2010.

1.1 Algemeen

Het basisonderhoudsniveau (BON) geeft aan welk pakket aan maatregelen op het

gebied van beheer en onderhoud noodzakelijk is om de infrastructuur die de

Rijkswaterstaat beheert op langere termijn in stand te houden en naar behoren te

laten functioneren. Dit betekent dat de gebruiksmogelijkheden en functies van de

infrastructuur op peil worden gehouden met inachtneming van de relevante wet- en

regelgeving en het vigerend beleid. In het verlengde hiervan brengt het BON tevens

de gemiddelde jaarlijkse kosten in beeld van het beheer en onderhoud, bezien op

landelijk niveau en over een langere periode. Daarmee levert het BON de basis voor

de financieringsaanvragen voor het beheer en onderhoud van de hoofdinfrastruc-

tuur. Het BON, dat wordt opgesteld door de Rijkswaterstaat, is het referentiekader

voor de begrotingsvoorbereiding, de SLA-afspraken en het RWS management-

jaarplan.

Figuur 1-1: Samenhang (O)BR’s, BON Nat en het ‘PxQ’ document

De specificatie van de maatregelen voor het beheer en onderhoud vindt plaats in

zogenaamde objectbeheerregimes (OBR’s). In een OBR wordt per objectcategorie

het waarom en het hoe van het beheer en onderhoud toegelicht. De OBR’s zijn

kaderstellend voor de wijze waarop het beheer en onderhoud van de betreffende

objecten moeten worden uitgevoerd. Naast de OBR’s zijn er ook zogenaamde

beheerregimes (BR’s) voor respectievelijk watermanagement en

verkeersmanagement. In de BR’s wordt ingegaan op maatregelen die niet zozeer

met specifieke objecten te maken hebben, maar vooral met het gebruik van het

Page 19: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 19 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

betreffende netwerk. De samenvattingen van de OBR’s en de BR’s worden

opgenomen in het BON. Het financiële totaaloverzicht van het BON bestaat uit de

optelling van de financiële overzichten van de OBR’s en de BR’s en komt tevens tot

uitdrukking in een jaarlijks ‘PxQ’ document t.b.v. de communicatie over de SLA

delta’s tussen D1 (SG/FMC) en D2 (bestuur RWS)

Voor een uitgebreidere toelichting op het BON, de gebruiksmogelijkheden van het

BON, de positie van het BON in de sturingscyclus van de Rijkswaterstaat en de

relatie van het BON met andere beleidsdocumenten wordt verwezen naar de

hoofdstukken 2 en 3 van het BON Nat 2010.

1.2 Raamwerk voor (object)beheerregimes

In onderstaande tabel zijn de OBR’s en de BR’s van het BON Nat 2010

weergegeven.

Tabel 1-1: Overzicht OBR’s en BR’s in BON Nat 2010 *1

BON Nat 2010

Hoofdwatersysteem Hoofdvaarwegennet

Object-

beheerregimes

OBR Stormvloedkeringen

OBR Dijken, dammen, duinen

OBR Kunstwerken HWS *2

OBR Kustfundament

OBR Oevers

OBR Bodems

OBR Kunstwerken HVWN *2

OBR Verkeersvoorzieningen

Beheerregimes BR Watermanagement BR Verkeersmanagement

*1 De OBR Exploitatie is in 2009 uit het BON Nat gehaald, omdat alles rond exploitatie (gebouwen e.d.) door de Corporate Dienst RWS wordt aangestuurd.

*2 Voor de kunstwerken is om praktische redenen één OBR opgesteld waarin is aangegeven welke kunstwerken en daarmee samenhangende kosten ten laste van het hoofdwatersysteem komen en welke ten laste van het hoofdvaarwegennet.

In de (O)BR’s is consequent de hoofdstukindeling gehanteerd zoals weergegeven in

onderstaande tabel. Tevens is aangegeven hoe de hoofdstukindeling gerelateerd is

aan de ‘tien aspecten/stappen’ die ook in de (O)BR 2009 leidend waren.

De hoofdstukindeling is tevens gehanteerd als paragraafindeling van de

samenvattingen van alle OBR´s. Deze samenvattingen zijn integraal in deze BON

Nat 2010 opgenomen.

Tabel 1-2: Relatie tussen hoofdstukindeling en ‘stappen’.

Hoofdstuknr en titel Stap en omschrijving

0. Samenvatting

1. Basisonderhouds-

niveau en (object)-

beheerregimes

2. Aard en functie Stap 1: Omschrijving van de aard en de functie van

de objecten (inclusief randvoorwaarden voor

functionaliteit)

Page 20: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 20 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

3. Areaal en

verschijningsvorm

Stap 2: Areaalgegevens (zowel algemeen als m.b.t.

deelsystemen) en verschijningsvormen

4. Relevante wet- en

regelgeving

Stap 3: Relevante wet- en regelgeving, juridisch

beheer, hieruit voortvloeiende harde normen

en streefwaarden

5. Functionaliteit en

civieltechnische

kenmerken

Stap 4: Functionaliteit en kenmerken,

verouderingsprocessen / aantasting /

schadebeelden / levensduren

6. Serviceniveau en

gebruikseisen

Stap 5: Serviceniveaus voor gebruikers /

gebruikseisen

7. Onderhoudsmetho-

den en interventie-

normen of -niveaus

Stap 6: Onderhoudsmethode (cyclisch,

toestandsafhankelijk of storingsafhankelijk),

key issues, vast en variabel onderhoud

Stap 7: (Interventie)normen, maatgevende schade,

herstelnormen

Stappen 6 en 7 worden in dit hoofdstuk samengenomen

8. Indicatie gemiddelde

kosten: financieel

overzicht

Stap 10: Indicatie van de gemiddelde jaarlijkse kosten

op landelijk niveau wanneer conform het

OBR wordt gewerkt

9. Gevoeligheids-

analyse en

risicobenadering

Stap 8: Gevoeligheidsanalyse: effecten van meer /

minder / vroeger / later onderhoud

(‘knoppen’, ‘kan het wat minder?’) Risico’s

m.b.t. functies

10. Bijzondere

aandachtspunten

Stap 9: Bijzondere aandachtspunten zoals

mogelijkheden tot het combineren van

werkzaamheden, speciale randvoorwaarden

bij het uitvoeren van werkzaamheden,

mogelijkheden voor innovatie en verbetering

(kan het slimmer?)

Uitzondering op deze hoofdstukindeling is de OBR kunstwerken waarin de

hoofdstukken 2 t/m 7 als repeterende paragrafen zijn opgenomen omdat de

hoofdstukindeling is gebaseerd op OBR-subcategorieën. Dit is overeenkomstig de

hoofdstukindeling van vorig jaar.

Bij het opstellen van de BR’s zijn de bovengenoemde tien aspecten voor de OBR’s

niet naar de letter toegepast, maar wel naar de geest. Er wordt, net als bij de

OBR’s, aangegeven waarom de betreffende activiteiten moeten worden verricht, aan

welke richtlijnen en randvoorwaarden daarbij moet worden voldaan, hoe de

uitvoering plaatsvindt en welke middelen daarvoor gemiddeld per jaar benodigd

zijn.

1.3 Specifieke uitgangspunten OBR’s en BR’s van het BON Nat 2010

• De objectbeheerregimes richten zich uitsluitend op de basispakketten voor

beheer en onderhoud en ontwikkeling. In termen van de begroting van Verkeer

en Waterstaat gaat het om de artikelen 11.02.01 (basispakket beheer en

onderhoud waterkeren), 11.02.05 (basispakket beheer en onderhoud integraal

waterbeheren) en 15.02.01 (basispakket beheer en onderhoud

hoofdvaarwegennet). In termen van de SLA 2008 – 2012 betreft dit de

Page 21: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 21 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

basispakketten voor Infraproviding Hoofdvaarwegennet, Infraproviding

Waterkeren en Infraproviding Integraal Waterbeheer. Bij de beheerregimes gaat

het om de artikelen 11.01.01 (basispakket watermanagement) en 15.01.01

(basispakket verkeersmanagement).

• De kosten van groot variabel onderhoud (projecten met een omvang van meer

dan 35 miljoen euro) vallen buiten het kader van het BON. De financiering

hiervan loopt via het MIRT en via de NoMo-impuls.

• Er wordt uitgegaan van continuering van de huidige aantallen objecten en

arealen, alsmede van de huidige normen, interventiewaarden, beleidsrichtlijnen

en gebruiksmogelijkheden.

• De OBR’s beschrijven het beheer en onderhoud vanuit de optiek dat de situatie

kwalitatief op orde is. Er worden geen strategieën voor achterstallig onderhoud

uitgewerkt.

• Het kostenniveau wordt in de OBR’s en BR’s zoveel mogelijk bepaald op basis

van de PxQ benadering. De P staat hierbij voor de gemiddelde kostprijs per

maatregel en de Q voor het aantal benodigde maatregelen voor het areaal. In

de OBR’s is aangegeven op welke wijze de P en de Q voor de betreffende

objecten zijn bepaald. Voor het bepalen van de P is zoveel mogelijk gebruik

gemaakt van bedrijfseconomische ramingen. Voor het bepalen van de Q is

gebruik gemaakt van het Netwerkmanagement Informatie Systeem (NIS) en

waar nodig is aanvullende informatie gezocht.

• De OBR’s van 2009 zijn uitgangspunt. In algemene zin gaat de update 2010 om

het actueel houden van de P en de Q. Daarbij zijn relevante recente

ontwikkelingen meegenomen, zoveel mogelijk kwantitatief onderbouwd, maar in

ieder geval kwalitatief beschrijvend.

• In afwachting van de resultaten van het project Verbetering Aansluitingen7 heeft

bij de update van de OBR’s in 2009 de focus gelegen op de externe

productkosten (EPK’s). De opbouw van de in de OBR’s berekende EPK’s is als

volgt. De kale kostprijzen van maatregelen worden eerst verhoogd met een

toeslag voor de aannemer voor uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en

risico (UAKWR, totaal 20 procent). Vervolgens wordt het subtotaal verhoogd

met 19 procent voor de BTW. Alle vermelde EPK’s betreffen dus bedragen

inclusief UAKWR en inclusief BTW.

• In het BON werden tot 2009 ook de interne productkosten (IPK’s) in beeld

gebracht: de directe kosten van de bij het beheer en onderhoud betrokken

onderdelen van de eigen organisatie, waaronder de kosten van personeel,

huisvesting en ondersteunende zaken als ICT-infrastrucuur. Voor een deel

werden deze in het verleden ondergebracht bij het OBR Exploitatie en verder in

de diverse OBR’s. In afwachting van de resultaten van het project VAST, die

meer duidelijkheid moeten gaan verschaffen over de opbouw van de IPK’s en

over de vraag of ook in de toekomst weer een OBR Exploitatie zal worden

opgesteld, wordt sinds de update van het BON Nat van 2009 in de OBR’s alleen

het aantal fte’s in beeld gebracht dat direct betrokken is bij de uitvoering van

het beheer en onderhoud van de betreffende objectcategorieën. Voor

7 In 2008 is SDG begonnen met het project VAST (verbetering aansluitingen tussen begrotingscyclus en

managementcyclus) met als doel om via verdeelsleutels een verbinding te leggen tussen integrale kosten en de

binnen de Rijkswaterstaat gehanteerde EPK’s en IPK’s. Dit project heeft nog niet tot een eindproduct geleid.

Page 22: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 22 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

voorbereiding, administratie en toezicht (VAT) wordt daarbij veelal een toeslag

gehanteerd van circa 20 procent van de EPK’s. Deze toeslag kan echter per

objectcategorie variëren. In het financiële totaaloverzicht van het BON Nat 2010

zijn van de IPK’s alleen de aantallen fte’s weergegeven. De overige interne

productkosten blijven in deze versie van het BON buiten beschouwing.

1.4 Relaties met lopende projecten en ontwikkelingen

In de OBR’s is steeds ook relevante actuele informatie opgenomen van projecten en

ontwikkelingen die voor de OBR’s van belang zijn (zowel meer algemene informatie

zoals Doelmatig Waterbeheer, Heroverweging, Assetmanagement en

Efficiencyverbetering, als meer specifieke informatie).

1.4.1 Vernieuwing Instrumentarium Prestatiesturing

Het huidige instrumentarium voor prestatiesturing bestaande uit de BON-OBR

systematiek in combinatie met de centrale SLA-programmering en -prioritering,

heeft inmiddels zijn nut bewezen, maar op een aantal punten is vernieuwing

noodzakelijk. In april 2010 heeft het DT-RWS besloten dat RWS de komende jaren

toegroeit naar een situatie waarin zij het ‘instandhouden van objecten’ uitvoert als

onderdeel van het netwerkbeheer op basis van assetmanagement. Dit met als

kenmerken:

• prestatiegestuurd onderhoud op basis een uniform toegepaste risicomethodiek

die uitgaat van de functies van de netwerken;

• differentiatie in beheer en onderhoud op basis van gebruik.

Hiermee kan scherper worden afgesproken welke prestaties RWS kan leveren en

tegen welke kosten. Voor de kosten is een verschuiving nodig van meerjarig

gemiddelde onderhoudsbehoeftes met een p*q - budgettering naar de

daadwerkelijke onderhoudsbehoefte met daadwerkelijk benodigde budgetten,

geraamd met behulp van een normkostensystematiek.

Dit vernieuwingstraject kan de komende jaren leiden tot een ander gebruik van de

BON/OBR systematiek waarbij de huidige (inhoud van de) OBR’s de basis vormen

voor z.g. ‘netwerkschakelplannen’ en ‘onderhoudsplannen’. Voor zover ideeën en

voorstellen vanuit het vernieuwingstraject reeds een weerslag konden vinden in de

voorliggende OBR’s zijn deze doorgevoerd.

1.4.2 Verbetering Efficiency HWS

In 2009 is een audit uitgevoerd (“Value for money” ) naar de kosten van het

Beheer, onderhoud & ontwikkeling (BOO) van het hoofdwatersysteem. Dit was ook

voor wegen en vaarwegen de bedoeling maar dat is ingehaald door de ‘brede

heroverweging’ (zie paragraaf 1.4.4). De essentie van de tussentijdse resultaten

voor het HWS is dat RWS hiervoor in de komende jaren structureel meer geld nodig

heeft (80 – 100 mln.€), maar dat er tegelijkertijd mogelijkheden zijn voor

kostenbesparingen. Op basis hiervan wordt in 3 sporen onderzocht op welke wijze

door middel van efficiencyverbetering een kostenbesparing kan worden verkregen

van minimaal 11 miljoen euro op de begrotingsartikelen BOO (Beheer, Onderhoud

Page 23: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 23 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

en Ontwikkeling) en Watermanagement. Hierbij wordt zowel gekeken naar EPK als

IK. De drie sporen zijn:

1. Structurele aanpak efficiency bij BO&O

2. Efficiency maatregelen t.a.v. de drie thema’s uit de audit:

a. Kustlijnzorg;

b. Dijken, dammen, duinen;

c. Vergunningverlening en handhaving.

3. Efficiencymaatregelen t.a.v. de overige thema’s. T.w.:

a. Stormvloedkeringen;

b. Kunstwerken HWS;

c. Watermanagement;

d. Landelijke taken

In april 2010 zijn aan het RWS bestuur concrete maatregelen voorgesteld, die tot

efficiency moeten leiden op bovengenoemde onderwerpen. De implementatie van de

maatregelen dienen in 2012 tot concrete resultaten te leiden.

Zodra er besluitvorming met concrete gekwantificeerde resultaten beschikbaar is,

zal dit in de OBR’s worden verwerkt.

1.4.3 Doelmatig Waterbeheer

In de voorjaarsnota van 2009 heeft het kabinet aangekondigd besluitvorming voor

te bereiden om te komen tot een doelmatiger organisatie en bestuur van het

waterbeheer in Nederland. Na het advies van een ambtelijke werkgroep (Commissie

Kuijken) heeft de Unie van Waterschappen, op verzoek van de staatssecretaris van

VenW, een voorstel gedaan om de rijksbegroting op korte termijn met 100 miljoen

Euro te verlichten en daarna op langere termijn verdergaande

efficiencyverbeteringen door te voeren. Een aantal voorstellen voor zowel de korte

als de lange termijn raken, veelal direct, het werk van Rijkswaterstaat. In een

viertal sporen zijn door RWS i.s.m. de UvW, SDG en DGW de mogelijkheden, risico’s

en consequenties van de voorstellen onderzocht. De sporen richten zich op:

1. Overdracht areaal: overdracht van de integrale verantwoordelijkheid voor de

waterkeringen naar de Waterschappen, uitgezonderd de nationale

infrastructuur.

2. Functionele samenwerking bij taakuitvoering en ondersteunende processen

(zoals onderzoek/kennis, ICT, inkoop en aanbesteding, projectvoorberei-

ding);

3. HWBP (Hoogwaterbeschermingsprogramma): overdracht op korte termijn

van de voorbereidingskosten en een deel van de uitvoeringskosten van het

HWBP naar de Waterschappen. Op langere termijn overname van de

volledige kosten, met uitzondering van de ‘nationale infrastructuur’;

4. Efficiëntere organisatie van het proces m.b.t. het 2e lijns toezicht

(vermindering van de bestuurlijke drukte).

Zodra er besluitvorming met concrete gekwantificeerde resultaten beschikbaar is,

zal dit in de OBR’s worden verwerkt.

Page 24: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 24 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

1.4.4 Brede heroverweging

In het kader van de brede heroverwegingen zijn in deelrapport 3 ambtelijke

voorstellen gedaan voor een besparing van 20% op het onderwerp Mobiliteit en

Water. De nadruk ligt vooral op besparingen op aanleg. Voor beheer en onderhoud

HWS en HVWN zijn voorstellen gedaan voor generieke besparingen in de orde van

5%. Voor HWS komt dit bovenop de besparingen vanuit de Verbetering Efficiency

HWS (zie paragraaf 1.4.2)

In de OBR’s wordt–voor zover relevant- de actuele stand van zaken beschreven van

de heroverweging i.r.t. de OBR. Waarschijnlijk zal pas bij een volgende update de

consequenties ervan in kwantitatieve zin in beeld gebracht kunnen worden.

1.4.5 Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren - Uitvoeringsprogramma

Als uitvoeringsplan voor de Rijkswateren heeft RWS het Beheer- en Ontwikkelplan

voor de Rijkswateren (BPRW) 2010-2015 opgesteld. Het plan vertaalt het Nationaal

Waterplan en de Nota Mobiliteit naar het beheer en onderhoud van de rijkswateren,

waarbij de Waterwet, Europese richtlijnen en andere (internationale) regelgeving

belangrijke kaders vormen. Het plan is afgestemd met andere beheerders. Ook

heeft maatschappelijke consultatie plaatsgevonden. Op 22 december 2009 is het

BPRW 2010-2015 in definitieve vorm uitgebracht.

In de periode 2010 - 2015 groeit de beheeropgave. Dat komt door autonome

ontwikkelingen, zoals bodemdaling en bodemerosie, en door de oplevering van

(onderdelen van) grote aanlegprogramma’s, zoals Ruimte voor de Rivier en

Maaswerken, die tot vergroting van het beheerde areaal leiden. Ook gaat het om de

beheergevolgen van onder andere de investeringsimpuls voor de Kaderrichtlijn

Water (KRW) en om de implementatie van Natura 2000. Het vraagt een forse

inspanning van Rijkswaterstaat om deze werken tijdig en binnen de afgesproken

kaders te realiseren, met een markt waarin de capaciteit in toenemende mate onder

druk staat.

De teksten van de OBR’s zijn afgestemd met het BPRW. De OBR’s moeten immers

passen binnen de kaders die het BPRW aangeeft.

1.4.6 Areaaluitbreiding en kosten door veranderend beleid

Een aantal grote (aanleg-)programma’s leveren nu en in de komende jaren een

uitbreiding van het door RWS te onderhouden areaal. Voorbeelden hiervan zijn

Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken, implementatie Waterwet, Kaderrichtlijn

Water en Natura 2000. Het kan zowel fysieke uitbreidingen (nieuw areaal) betreffen

als functionele uitbreiding van bestaand areaal (bestaand areaal krijgt meer of meer

uitgebreide functies).

In de OBR’s kan het beheer en onderhoud van nieuw fysiek areaal pas op correcte

wijze worden beschreven als er sprake is van een “goedgekeurd SNIP-3 besluit”

waarin het beheer en onderhoud van het betreffende areaal concreet genoeg is

opgenomen. Dit zal naar verwachting pas vanaf de volgende update (2011) kunnen

worden opgenomen, mede op basis van pilots die momenteel hiervoor in gang zijn

gezet. In de OBR Oevers is als voorbeeld de pilot Noordwaard beschreven.

Page 25: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 25 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

1.4.7 Duurzaamheid – programma “ZekerDuurzaam”

In mei 2009 heeft het DT RWS als onderdeel van de realisatie van de Agenda 2012

het programma Rijkswaterstaat Duurzaam vastgesteld. Het programma kent de

volgende onderdelen:

1. 100% duurzaam Inkopen (DI)

2. Progamma ZekerDuurzaam (DI)

3. Duurzaam facilitair (CDR)

Het 2e onderdeel –ZekerDuurzaam- is een programma om de zuinigheid en

zekerheid van infrastructurele kunstwerken sterk te verbeteren. Meer informatie

hierover is via de volgende link te vinden:

http://vpr.intranet.rws.nl/Algemeen/Programma_ZekerDuurzaam/default.aspx Voor de relevante OBR’s moet worden getoetst of de afspraken van ZekerDuurzaam

goed zijn verwerkt in de OBR kaders. Welke consequenties dat heeft kan op dit

moment nog niet worden aangegeven en de resultaten kunnen nog niet in deze

update worden verwerkt. Bij een volgende update van het BON en de OBR’s wordt

dit opgepakt, ook in relatie tot de vernieuwingsslag (zie paragraaf 1.4.1)

1.4.8 LCC

Life cycle costing is een methodiek die financiële afwegingen over de gehele

levenscyclus van objecten mogelijk maakt. Hiertoe worden investeringskosten,

beheers- en onderhoudskosten en 'sloopkosten' onderling vergelijkbaar gemaakt.

Mede op basis van de levensduur van objecten kan een afweging worden gemaakt

voor vervanging (slopen en investeren) van (delen van) objecten. De OBR’s zijn

gericht op het beheer en onderhoud van objecten waarbij niet-kapitaalsintensieve

vervangingen (d.w.z. tot een bedrag van ongeveer 35 miljoen euro) als beheer- en

onderhoudskosten worden gezien. In de OBR’s is steeds zo goed mogelijk

aangegeven welke niet-kapitaalsintensieve vervangingen zijn meegenomen in het

beheer en onderhoud.

1.5 Belangrijkste verschillen OBR 2010 t.o.v. OBR 2009

De belangrijkste verschillen ten opzichte van het OBR 2009 zijn:

• Aanpassen onderbouwing bruggen: tot en met de vorige versie van het OBR

Kunstwerken HWS / HVWN was de onderbouwing van de PxQ voor de bruggen

anders dan die van de bruggen in het HWN. In deze versie van het OBR is de

onderbouwing van de PxQ van de Bruggen vast in het HVWN voor het eerst gelijk

aan die van de vaste bruggen in het HWN. Daarmee is het vergelijken van

bruggen in beide netwerken en het overhevelen van bruggen tussen de

netwerken vereenvoudigd.

• De vervangingskosten zijn aangepast naar aanleiding van de recent door de

Dienst Infrastructuur uitgevoerde inventarisatie.

• Aanpassing P en Q aan peildatum 1 januari 2010: de gegevens met betrekking tot

kosten (P) en areaalomvang (Q) zijn bijgewerkt tot en met 1 januari 2010.

Page 26: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 26 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

2 Inleiding

2.1 Hoofdwatersysteem en Hoofdvaarwegennet

Het OBR Kunstwerken heeft betrekking op de kunstwerken van de natte

infrastructuur die in het beheer zijn bij het Rijk. Hiertoe behoren de kunstwerken in

en nabij de grote rivieren, het IJsselmeer, het Amsterdam-Rijnkanaal, het

Noordzeekanaal, de Waddenzee, het Eems-Dollard-Estuarium, en de Deltawateren.

In het volgende is voorzien in een beschrijving van de aard en functie van deze

kunstwerken.

Binnen de objectcategorie kunstwerken worden in NIS diverse objectsubcategorieën

onderscheiden. Deze objectsubcategorieën zijn verdeeld over zowel het

Hoofdwatersysteem als het Hoofdvaarwegennet. Voor de verdeling van de objecten

over beide netwerken is een verdeling gemaakt op basis van de

objectsubcategorieën.

Objectsubcategorieën kunstwerken Hoofdwatersysteem:

1. Stuwcomplex

2. Spui-, uitwateringssluis

3. Gemaal

4. Kunstwerken overig HWS: Coupure, Duiker/Hevel/Sifon, Waterreguleringswerken,

Kunstwerken t.b.v. natuur, Hoogwaterkering

De objectsubcategorie Stormvloedkeringen is niet opgenomen in het OBR

kunstwerken, maar in een apart OBR Stormvloedkeringen.

In dit document zijn de categorieën 4 t/m 8 omwille van leesbaarheid

samengevoegd onder de noemer ‘overige kunstwerken HWS’

Objectsubcategorieën kunstwerken Hoofdvaarwegennet:

1. Schutsluiskolken

2. Bruggen vast

3. Bruggen beweegbaar

4. Afmeervoorzieningen

Ten aanzien van de objectsubcategorie Afmeervoorziening wordt bij de update van

dit BON / OBR een voorstel gedaan voor verbetering van de areaalgegevens. Met dit

voorstel kan de bestaande onduidelijkheid weggenomen worden. Het voorstel is

beschreven in hoofdstuk 9 en wordt separaat aan AIP aangeboden.

2.2 Areaal

Dit OBR betreft het areaal kunstwerken in beheer van Rijkswaterstaat, zie voor een

overzicht onderstaande tabellen.

Tabel 2-1: Areaal kunstwerken in het HWS (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal

Stuwcomplex 7 3 10

Spui,- uitwateringssluis 39 11 9 1 3 23 3 89

Page 27: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 27 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Gemaal 4 2 1 5 4 3 19

Kunstwerken overig HWS 21 81 12 3 56 6 13 20 212

Tabel 2-2: Areaal kunstwerken HVWN (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal

Schutsluis 10 27 22 8 8 20 11 15 121

Bruggen vast 6 38 31 7 1 54 23 4 14 178

Brug vast, beton

klein 5 10 25 6 1 25 3 3 8

86

Brug vast, beton

groot 1 6 3 4 1

15

Brug vast, staal 22 6 1 26 16 6 77

Bruggen beweegbaar 4 2 39 6 4 10 13 17 95

Afmeervoorziening 2 1 14 17

In Noord-Nederland worden de kosten van het beheer en onderhoud van de

kunstwerken in de Fries/Groningse kanalen door de provincie gesubsidieerd volgens

Brokx-nat. Het betreft een bedrag van 17.7 m€ (prijspeil 2004), deze zijn geen

onderdeel van de PxQ.

2.3 Monumenten

Een deel van de objecten in beheer bij Rijkswaterstaat heeft een monumenten-

status, het project Cultuurhistorische Inventarisatie en Waardering van

Waterstaatsobjecten in beheer van RWS (CIWW) werkt aan een inventarisatie van

deze objecten.

Op dit moment is een overzicht beschikbaar met 177 kunstwerken ouder dan 1966

met een wettelijk beschermde monumenten status (rijks-, provinciaal of

gemeentelijk monument). Voor deze kunstwerken moet bij alle werkzaamheden een

vergunning worden aangevraagd bij de betreffende gemeente. In die vergunning

staat wat te doen / waar rekening mee te houden. Rijkswaterstaat heeft zich aan de

vergunningsvoorwaarden te houden. Het overzicht van deze object komt binnenkort

beschikbaar in DISK en NIS. Daarnaast is een overzicht beschikbaar met circa 200

kunstwerken met een hoge cultuurhistorische waarde.

Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van richtlijnen voor beheer en

onderhoud van wettelijk beschermde monumenten en kunstwerken met een hoge

cultuurhistorische waarde, en het ramen van de meerkosten voor beheer en

onderhoud vanwege die cultuurhistorische waarde. Dit loopt tot in het najaar van

2010. Op basis van de bevindingen zal het DT-RWS besluiten hoe om te gaan met

de circa 200 kunstwerken met hoge cultuurhistorische waarde.

De uitkomsten van het CIWW project zullen in toekomstige updates van het BON

worden meegenomen, tot die tijd wordt verwezen naar de tekst uit het voormalig

OBR Exploitatie, deze is opgenomen in Bijlage B.

2.4 Vervanging

Page 28: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 28 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Recent is een inventarisatie uitgevoerd naar de kosten van vervanging van het

huidige areaal. In dit OBR is volstaan met een korte weergave van de uitkomsten

van de inventarisatie, voor een meer uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar

het rapport Inventarisatie vervangingsinvesteringen [3].

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verwachte vervangingsinvesteringen

in de kunstwerken van HWS en HVWN in de periode 2011 – 2049.

Tabel 2-3: Totaal vervangingsinvesteringen kunstwerken HWS en HVWN

Renovatie en vervangingen kunstwerken (afgeronde bedragen)

Prijspeil 2009 2011 - 2015 2016 - 2028 2029 - 2039 2040 - 2049

[in Mln. €] totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr. totaal gem./jr.

HVWN, HWS kunstwerken nominaal 0 0 1.520 115 1.650 150 710 70

HVWN, HWS kunstwerken verkort 430 85 780 60 650 60 390 40

TOTAAL 430 85 2.300 175 2.300 210 1.100 110

De totale vervangingsinvesteringen over de beie netwerken bedragen voor de eerste

beschouwde periode, (2011 t/m 2015) € 85 miljoen per jaar. Dit is vrijwel volledig

opgebouwd uit bekende projecten en programma’s. Dat betekent dat

Rijkswaterstaat de vervangingsbehoefte op programmaniveau in beeld heeft. Het

aandeel nat (HVWN en HWS) neemt toe en kent een relatief grote bandbreedte door

een nog onzekere uitkomst van de inspecties van de natte kunstwerken (project

RINK (zie paragraaf 2.5).

Onzekerheid

De raming kent een relatief grote onzekerheid. Bronnen van onnauwkeurigheid zijn

de raming van de vervangingskosten, onzekerheid van de werkelijke levensduur en

onbetrouwbaarheid van de aannames in het scenario. Er zijn geen risicoposten

opgenomen. Alleen het voorzienbare en het planbare is opgenomen. Daarmee geeft

deze raming waarschijnlijk een onderschatting van de te verwachten kosten.

Definitie vervangingen en renovaties

Vervangingen en renovaties zijn uitgaven die buiten de reguliere onderhoudscyclus

(van 5 – 15 jaar) vallen en die vanwege het bereiken van het einde van de

levensduur nodig zijn om de infrastructuur ook in de toekomst blijvend te laten

functioneren. De investeringsbeslissing is dan een keuze tussen (geheel of

gedeeltelijk) vervangen of renoveren van de infrastructuur (object of systeem).

Hiermee zal de bestaande infrastructuur op de langere termijn blijvend voldoen aan

de functionele ontwerpcriteria, de te verwachten belastingen en de geldende wet-

en regelgeving.

De investeringsbeslissing is dan een keuze tussen (geheel of gedeeltelijk) vervangen

of renoveren van de infra (object of systeem). Deze keuze wordt in samenspraak

met de eigenaar en het BeleidsDG gemaakt. Daarbij ontstaat een nieuwe situatie

voor het regulier onderhoud na vervanging of renovatie. Ook daar dient bewust voor

gekozen te worden.

2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Page 29: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 29 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Voor de veiligheid tegen overstromen is het toetskader van de Wet op de

Waterkering voldoende om de risico’s te beheersen. Voor andere functies dan

veiligheid tegen overstromen bestaat geen uniform toetskader en rapportageplicht

ten aanzien van constructieve stabiliteit en operationele beschikbaarheid. Inspecties

worden vaak niet integraal voor alle onderdelen uitgevoerd. Er is geen compleet en

kwantitatief overzicht van de risico’s die de beschikbaarheid van het netwerk

beïnvloeden.

De komende jaren zal de Dienst Infrastructuur de toestand van de natte

kunstwerken toetsen door de risico’s te laten kwantificeren, en ze te vergelijken met

aanvaardbare risico-niveau’s (door het toepassen van het toetsingskader) [5].

Parallel hieraan gaat de Dienst Infrastructuur een uniform toetskader ontwikkelen

voor deze kunstwerken, naar analogie met de toetsing op veiligheid tegen

overstromen. Het volledig ontwikkelen van het toetskader en het bereiken van een

totaalbeeld door dit kader toe te passen op alle natte kunstwerken zal naar

schatting vijf jaar vergen. In 2009 zijn de eerste inspecties uitgevoerd8, deze

worden in 2010 voortgezet met inspecties van de Maascorridor en de Stuw-

schutsluiscomplexen in de Beneden Rijn / Lek.

Daarnaast zal de komende jaren worden ingezet op het implementeren van het

inspectiehuis [6] waarmee zowel toestandsgegevens als instandhoudingsplannen op

orde gebracht kunnen worden. Hierin voeren de Regionale Diensten de

toestandsinspecties uit en verzorgd de Dienst Infrastructuur de

Instandhoudingsinspecties.

2.6 Service level, gebruik en Publieksgericht netwerkmanagement

Om de veiligheid te waarborgen en een vlotte en efficiënte verkeersafwikkeling te

garanderen zijn de volgende eisen aan de vaarweg(vakken) te stellen (SLA

hoofdvaarwegennet, 2002):

• De vaarweg moet voldoende diep zijn, zodat de schepen de bodem niet raken en

goed bestuurbaar zijn.

• De vaarweg moet voldoende breed zijn, zodat de maatgevende verkeerssituaties

zonder te grote risico’s kunnen worden afgewikkeld.

• De vaarweg moet voldoende ruim zijn, zodat de oeverbelasting binnen

aanvaardbare grenzen blijft en de beroepsvaart met een uit vervoerseconomisch

oogpunt acceptabele snelheid kan varen.

• In de af te sluiten managementcontracten van de regionale diensten van zijn

verschillende PIN’ s afgesproken.

Schepen dienen goed, snel en veilig te kunnen varen op de voor hen bestemde

vaarwegen. De classificatie van de vaarwegen geeft inzicht in de afmeting van de

vaarwegen en de schepen die op de betreffende vaarwegen kunnen varen. Deze

afmetingen gelden ook voor de kunstwerken in en over de vaarwegen. De

kunstwerken die in een vaarweg gelegen zijn, moeten zodanig zijn uitgerust dat een

veilige en vlotte verkeersafwikkeling mogelijk is. Veruit de meeste kunstwerken zijn

daarom uitgerust met bijvoorbeeld een fuikconstructie in de vorm van remming- en

geleidewerken.

8 Geïnspecteerd zijn Stuwen Lith en Sambeek, Gemaal Eefde, Schutsluizen Terneuzen en Weurt, het beweegbare

deel van de Merwedebrug en de pijlers van de Moerdijjkbrug t.a.v. stabiliteit en aanvaarbestendigheid

Page 30: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 30 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

De beheerder van het betreffende kunstwerk garandeert een

beschikbaarheidpercentage en/of een maximale water- en schuttijd. De functie van

de vaarweg is van invloed op de te handhaven / te garanderen beschikbaarheid van

een kunstwerk. Het beschikbaarheidpercentage van sluizen voor het schutten van

schepen in de hoofdtransportassen ligt rond de 98-99%. De niet beschikbaarheid

wordt daarbij veroorzaakt door storingen, gepland onderhoud en aanvaringen.

Geplande werkzaamheden worden middels het programma PLOV op elkaar

afgestemd zodat de hinder voor het verkeer minimaal is. De beschikbaarheid van

sluizen of bruggen op een ‘lagere’ vaarweg is daarnaast onder meer afhankelijk van

de bedieningstijden van het kunstwerk.

De functies die de kunstwerken vervullen zullen moeten worden gewaarborgd om

het overeengekomen service level te garanderen. Daarbij dient echter rekening te

worden gehouden met de veroudering van de (onderdelen van de) kunstwerken.

Om de (gevolgen van) veroudering het hoofd te bieden en bedrijfszekerheid en

functievervulling gedurende de levensduur van een kunstwerk te garanderen, wordt

onderhoud uitgevoerd. Het streven is daarbij de levensduurkosten van een

kunstwerk zo laag mogelijk te houden.

In dit OBR wordt op een hoog abstractie niveau ingegaan op het onderhoud aan

kunstwerken. De aandacht gaat uit naar maatregelen die de grootste kostenposten

vormen. Verbetermaatregelen, het toevoegen van een extra functionaliteit, komen

niet aan de orde, omdat deze geen onderdeel van het basis onderhoudsniveau zijn.

De beschrijving van de maatregelen, de interventieniveaus en de indicatie van het

onderhoudsinterval is ontleend aan een groot aantal instandhoudingplannen. Voor

wat betreft de werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen en

deelinstallaties is gebruik gemaakt van de landelijk geïnventariseerde gegevens voor

wat betreft de vervangingsintervallen.

In dit OBR zijn per objectsubcategorie voor de belangrijkste onderdelen

onderhoudsmaatregelen gegeven (variabel en vast), deze vormen de basis voor het

bepalen van de PxQ.

Het benodigde onderhoud wordt beïnvloed door de mate waarin het object gebruikt

word en de eisen die aan het gebruik gesteld worden. Naast de mate van gebruik

beïnvloeden ook de eisen die aan het gebruik gesteld worden het onderhoud.

Rijkswaterstaat garandeert een beschikbaarheidpercentage en maximale water- en

schuttijd. Deze garanties zijn bepalend voor de wijze en het moment van uitvoering

van het onderhoud.

Voor wat betreft de beschikbaarheid en de wacht- en schuttijd doet een algemene

regel opgeld. Hogere eisen leiden tot hogere kosten voor het variabel onderhoud,

omdat in een korter tijdsbestek meer gepresteerd moet worden. Naar mate de

installaties verouderen, neemt de niet-beschikbaarheid van kunstwerken toe omdat

vaker onderdelen vervangen moeten worden of omdat er storingen optreden. Om

stremmingen als gevolg van werkzaamheden tot een minimum te beperken worden

indien mogelijk meerdere onderhoudsactiviteiten tegelijkertijd uitgevoerd.

Page 31: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 31 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

3 Stuwcomplex

3.1 Aard en functie

Een Stuwcomplex is een waterbouwkundige constructie die in een rivier is geplaatst

met als doel het bovenstrooms peil te handhaven. Door de verhoging of verlaging

van het bovenstrooms peil kan de rivier de scheepvaart functie blijven vervullen en

treedt er geen schade op in geval van droge en natte periodes. Een tweede functie

van een Stuwcomplex is het regelen van het debiet. Dit is van belang voor het

opwekken van elektriciteit, ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de irrigatie

of de watertoevoer benedenstrooms.

Een onderscheid kan worden gemaakt naar vaste en beweegbare stuwen. Vaste

stuwen worden vaak gecombineerd met sluizen, om de scheepvaart doorgang te

kunnen laten vinden. In geval van beweegbare stuwen, dient rekening gehouden te

worden met de klasse van de vaarweg en het maatgevende schip. Over het

algemeen worden vaste stuwen uitgevoerd op plaatsen waar de oever ten opzichte

van de gemiddelde waterstand hoog ligt.

Naast het belemmeren van de scheepvaart, kunnen stuwen ook een obstakel voor

vissen zijn. Om te waarborgen dat vissen ook stroomopwaarts kunnen

voortbewegen, zijn stuwen vaak uitgerust met vistrappen.

3.2 Areaal

Stuwen zijn te verdelen in vaste en beweegbare stuwen. Beweegbare stuwen

kunnen worden onderscheiden naar stuwen die in verticale richting bewegen (de

schotbalkstuw en de schuifstuw) en stuwen die roteren om de as (zoals de klepstuw,

dakstuw en de vizierstuw). In Limburg is een viertal stuwen als een stoney / poiree

combinatie uitgevoerd. Het bijzondere van het poiree gedeelte is dat het

opengesteld kan worden, zodat scheepvaart mogelijk is tijdens hoogwater. Het

stoney gedeelte bestaat uit boven- en onderschuiven, aan de hand waarvan het

waterpeil op het bovenstrooms deel van de rivier geregeld kan worden.

Een stuw bestaat doorgaans uit een betonconstructie van portalen of heftorens

waaraan de schuiven zijn bevestigd. De bodem of vloer van de stuw wordt aan

beide zijden (stroom op- en afwaarts) beschermd tegen uitspoeling door middel van

een ontvangstbed of stortbed. De schuiven worden aangedreven door

bewegingswerken.

Tabel 3-1: Areaal Stuwcomplexen (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DLB DON Totaal

Stuwcomplex 7 3 10

3.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus

Voor Stuwcomplexen geldt dat de maatregelen met de grootste impact,

maatregelen zijn die betrekking hebben op de bewegende delen. Het kleinste

onderhoudsinterval is gelieerd aan de conservering van het staalwerk van

sluisdeuren en schuiven. In principe moet tijdens de tweede conserveringscyclus

Page 32: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 32 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

een groot deel van het W en E deel van het bewegingswerk zelfs worden vervangen.

Tijdens de derde tot vierde conserveringscyclus is het betonwerk pas aan de beurt.

Omdat Stuwcomplexen complexe kunstwerken zijn, is het type uit te voeren

onderhoud sterk afhankelijk van het te onderhouden onderdeel en de bijdrage die

elk onderdeel levert aan de toegekende functies. Vast onderhoud zoals het smeren,

schoonmaken, schouwen, het verwijderen drijfvuil, draagt zorg voor het dagelijks

operationeel zijn van de stuw.

Naar mate de installaties verouderen, neemt de niet-beschikbaarheid van

kunstwerken toe omdat dan vaker onderdelen vervangen moeten worden of omdat

er storingen optreden. Vooral voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E)

onderdelen geldt dat het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan

geven voor een afwijkende onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer

verkrijgbaar of slechts tegen hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vanuit

economisch oogpunt vervangen, terwijl vanuit technisch oogpunt daar nog geen

aanleiding voor is. Een voorbeeld is een bewegingswerk van een sluisdeur met een

panamawiel. Deze zijn verouderd, waardoor deze bij vervanging door bijvoorbeeld

hydraulische installaties vervangen worden.

Tabel 3-2: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Stuwcomplexen

Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-

interval

Betonnen

constructie

Herstel betondekking;

- chloride indringing en

carbonatatie verhelpen.

- Nieuwe betondekking

aanbrengen.

Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0

Beton van de Bouwdienst)

De te verwachten omvang van de

maatregel:

Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.

Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.

25-35 jaar

Schutdeuren/-

schuiven staal

conservering

vervangen

Afhankelijk van percentage beschadigd

oppervlak: groot of klein

conserveringswerk.

12-20 jaar

<90 jaar

Aandrijving en

bewegingswerken

elektromechanisch /

elektrohydraulisch (E)

elektromechanisch (W)

elektrohydraulisch (W)

Einde levensduur / vervanging op

economische gronden / Machine richtlijnen

/ Nen normen

20 – 30 jaar

30 – 50 jaar

20 – 30 jaar

E installaties Vervangen CCTV,

communicatie, SVS, en

dergelijke

Einde levensduur / vervanging op

economische gronden

8 – 12 jaar

Energievoorziening Vervangen

Noodstroominstallaties

Vervangen

Laagspanningsinstallatie

--

--

15 – 30 jaar

25 – 30 jaar

Besturingsgebouw Onderhoud gebouw

Vervangen

-- 10 jaar

90 jaar

De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is

echter geen harde norm voor de uitvoering.

3.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

Page 33: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 33 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het

totale areaal Stuwen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder

toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.

Tabel 3-4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Stuwen (prijspeil januari 2010)

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Stuwcomplexen 1.126 7.085 8.211

Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingskosten.

Page 34: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 34 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

4 Spui- en uitwateringssluis

4.1 Aard en functie

Een sluis is een kunstwerk dat deel uitmaakt van een vaste waterscheiding en dient

om twee watergangen met verschillende waterpeilen door middel van beweegbare

afsluitmiddelen naar behoefte van elkaar te scheiden of met elkaar in verbinding te

brengen. Naar gelang de primaire functie van de sluis9 kan een onderscheid

gemaakt naar:

1. schutsluizen: ten behoeve van het tot stand brengen van een scheepvaart

verbinding tussen twee wateren met een verschillende waterstand;

2. spui- of uitwateringsluizen: ten behoeve van het beheerst afvoeren en aanvoeren

van water;

3. keersluizen: ten behoeve van het permanent of periodiek keren van water.

Spui- en uitwateringsluizen dragen zorg voor de uitslag (lozen) van overtollig

oppervlakte water op een boezem, een rivier, een meer of de zee. Onder deze

objectsubcategorie vallen alle sluizen die primair dienen voor het beheersen van de

waterhuishouding, zoals de spuisluizen in de Afsluitdijk.

Een uitwaterings- of suatiesluis is een duiker met een beweegbare waterkering en

komt in Nederland veelvuldig voor in rivier en zeedijken. Twee typen kunnen

worden onderscheiden:

• geheel zelfwerkende met een of meer deuren (zoals de uitwateringssluis te

Lauwersoog)

• niet zelfwerkende en uitgerust met een schuif (zoals de Haringvliet sluis)

De spui- en uitwateringsluizen missen de voor de schutsluizen kenmerkende kolk.

De sluizen staan open of zijn gesloten, waarbij in geopende stand het water vrij

door de sluis kan stromen. Dit in tegenstelling tot schutsluizen, waar gewoonlijk

altijd één afsluitmiddel is gesloten [1].

Spuisluizen hebben, naast de zorg voor de waterhuishouding, invloed op en een

taak in relatie tot de waterkwaliteit van het te ontwateren gebied. Wanneer een

spuisluis aan zee ligt, heeft het tevens een waterkerende functie in de zin van de

Wet op de Waterkering. Wanneer spuisluizen een bijdrage leveren aan het

handhaven van een stabiel peil op een kanaal ten behoeve van de scheepvaart, is

tevens de functie scheepvaart van toepassing.

4.2 Areaal

Onder de spui- en uitwateringsluizen die Rijkswaterstaat beheerd zijn een aantal

bijzondere constructies te vinden zoals de complexen in de Afsluitdijk. De

afmetingen van uitwateringssluizen zijn afhankelijk van het af te wateren gebied.

Het grootste spuicomplex zijn de Haringvlietsluizen met een capaciteit van 9.510

m3/s.

9 Naast de genoemde functionele opdeling van sluizen, bestaan tevens sluizen met een militaire functie, zoals

inundatiesluizen, plofsluizen en damsluizen. Deze sluizen hebben louter een militaire functie en worden in het kader

van onderhavig OBR niet specifiek benoemd en de kosten ook buiten beschouwing gelaten

Page 35: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 35 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Een spuisluis is een betonnen constructie bestaande uit een aantal kokers. Door de

kokers wordt het water gespuid. De kokers worden afgesloten door middel van

schuiven en het bijbehorende bewegingswerk.

De spuisluizen kennen grote verschillen in omvang. De volgende spuisluizen worden

gekenmerkt als bijzonder groot. Dit is met name van belang bij de bepaling van de

onderhoudskosten op basis van P*Q. Veelal is uitgegaan van het aantal kokers.

Tabel 4-1: Grote spuisluizen in het Hoofdwatersysteem

Kunstwerknaam Dienst

Haringvlietsluizen ZH

Stevinsluis IJ

Lorentz IJ

Houtribspuisluis IJ

Noordzeesluizen IJmuiden NH

Tabel 4-2: Areaal Spui, uitwateringssluizen (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DNB DNH DON DUT DZH DZL Totaal

Spui,- uitwateringssluis 39 11 9 1 3 23 3 89

4.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus

Voor zowel spuisluizen geldt dat de maatregelen met de grootste impact,

maatregelen zijn die betrekking hebben op de bewegende delen. Het kleinste

onderhoudsinterval is gelieerd aan de conservering van het staalwerk van de

schuiven. In principe moet tijdens de tweede conserveringscyclus een groot deel

van het W en E deel van het bewegingswerk zelfs worden vervangen. Tijdens de

derde tot vierde conserveringscyclus is het betonwerk pas aan de beurt.

Omdat spuisluizen complexe kunstwerken zijn, is het type uit te voeren onderhoud

sterk afhankelijk van het te onderhouden onderdeel en de bijdrage die elk onderdeel

levert aan de toegekende functies. Vast onderhoud zoals het smeren, schoonmaken,

schouwen, het verwijderen drijfvuil, draagt zorg voor het dagelijks operationeel zijn

van de spuisluis.

Met name voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen geldt dat

het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan geven voor een afwijkende

onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer verkrijgbaar of slechts tegen

hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vanuit economisch oogpunt vervangen,

terwijl vanuit technisch oogpunt daar nog geen aanleiding voor is.

Tabel 4-3: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Spui- uitwateringssluis

Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-

interval

Betonnen

constructie

Herstel betondekking;

- chloride indringing en

carbonatatie verhelpen.

- Nieuwe betondekking

aanbrengen.

Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0

Beton van de Bouwdienst)

De te verwachten omvang van de maatregel:

Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.

Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.

25-35 jaar

Page 36: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 36 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Schutdeuren/-

schuiven staal

conservering

vervangen

Afhankelijk van percentage beschadigd

oppervlak: groot of klein conserveringswerk.

12-20 jaar

<90 jaar

Schutdeuren/-

schuiven hout

conservering

vervangen

-- <15 jaar

<80 jaar

Aandrijving en

bewegingswerken

elektromechanisch /

elektrohydraulisch (E)

elektromechanisch (W)

elektrohydraulisch (W)

Einde levensduur / vervanging op

economische gronden / Machine richtlijnen /

Nen normen

20 – 30 jaar

30 – 50 jaar

20 – 30 jaar

E installaties Vervangen CCTV,

communicatie, SVS, en

dergelijke

Einde levensduur / vervanging op

economische gronden

8 – 12 jaar

Damwand Conserveren, scheuren

verwijderen

Algemene toestand: het totale schadebeeld is

maatgevend: gaten, materiaaldikte, lassen,

e.d.

<15 jaar

Energievoorziening Vervangen

Noodstroominstallaties

Vervangen

Laagspanningsinstallatie

--

--

15 – 30 jaar

25 – 30 jaar

Besturingsgebouw Onderhoud gebouw

Vervangen

-- 10 jaar

90 jaar

De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is

echter geen harde norm voor de uitvoering.

4.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het

totale areaal Spui, uitwateringssluizen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald

wordt verder toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.

Tabel 4-5: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Spui, uitwateringssluizen (prijspeil

januari 2010)

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Spui, uitwateringssluizen 1.550 9.216 10.766

Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.

Page 37: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 37 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

5 Gemaal

5.1 Aard en functie

Een gemaal wordt gebruikt ten behoeve van de waterhuishouding. Een gemaal is

een constructie waarmee de waterstand gereguleerd kan worden. Door middel van

een pompinstallatie wordt water vanuit een lager gelegen gebied (een polder)

uitgeslagen naar een hoger gelegen gebied (de boezem). Gemalen zorgen er zo

voor dat water verplaatst kan worden tussen twee waterloopkundig gescheiden

gebieden.

Gemalen dienen vaak ter ondersteuning van schutsluizen of vervanging van

uitwateringsluizen, wanneer natuurlijke lozing te kort schiet of niet meer mogelijk is.

Gemalen verplaatsen water van een gebied met een lage waterstand naar een

gebied met een hogere waterstand.

5.2 Areaal

Gemalen komen in polders en kanalen voor, de door Rijkswaterstaat beheerde

gemalen bevinden zich hoofdzakelijk in of langs kanalen. Verschillende typen

gemalen kunnen worden onderscheiden. Een eerste verschil is de energiesoort die

het gemaal verbruikt: er zijn stoomgemalen, dieselgemalen en elektrische gemalen.

Een verdere onderverdeling kan worden gemaakt naar bemalingtechniek:

schepraderen, vijzels, zuigerpompen, centrifugaalpompen en schroefpompen [12].

De oude gemalen hebben schepraderen met houten bladen die nog handmatig aan

en uit moeten worden gezet; de nieuwe gemalen hebben veelal een stelsel van

schroefpompen, die aan de hand van een beslissingsondersteunend systeem wordt

aangestuurd. Bij grote gemalen is vaak een bedieningruimte aanwezig. Een

belangrijk aspect van gemalen is het vermogen van de pompen en het daarmee te

bereiken debiet [m3/s]. Het gemaal van IJmuiden is sinds 2004 uitgebreid en het

grootste gemaal van Europa, met een debiet van 260 m3/s [1].

Tabel 5-1: Areaal Gemalen (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DLB DNB DNH DON DUT DZL Totaal

Gemaal 4 2 1 5 4 3 19

5.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus

Een gemaal vervult een belangrijke functie, namelijk het droog houden van het

achterland. Het onderhoud wordt daarom op basis van inspecties uitgevoerd.

Correctief onderhoud wordt hierdoor (zoveel mogelijk) voorkomen.

Storingsafhankelijk onderhoud wordt uitgevoerd bij bijvoorbeeld het dichtslibben

van de kokers door het bezwijken van het krooshek. De renovatie van pompen komt

pas aan bod wanneer een onderdeel zijn economische of technisch levensduur heeft

bereikt.

Tabel 5-2: Onderhoudsintervallen Gemalen

Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhoudsinterval

Pompinstallatie Conserveren, klein onderhoud,

revisie

Vervangen motor

Einde levensduur /

vervangen op econ.

gronden

< 25 jaar

Page 38: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 38 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhoudsinterval

E installaties Vervangen besturingsinstallaties Idem 15 – 30 jaar

Schuiven / kleppen Vervangen -- < 50 jaar

Krooshekken Conserveren

Vervangen

-- < 15 jaar

< 40 jaar

Bedieningsruimte Renovatie -- < 15 jaar

De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is

echter geen harde norm voor de uitvoering.

5.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het

totale areaal Gemalen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder

toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.

Tabel 5-4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Gemalen (prijspeil januari 2010)

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Gemalen 1.960 578 2.538

Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.

Page 39: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 39 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

6 Kunstwerken overig HWS

6.1 Aard en functie

In verband met de over het algemeen geringe omvang van het areaal en de

gemiddelde jaarlijkse onderhoudsinspanningen, zijn onderstaande

objectsubcategorieën in dit hoofdstuk samengevoegd:

• Coupure

• Duiker/Hevel/Sifon

• Waterreguleringswerken

• Kunstwerken t.b.v. natuur

• Hoogwaterkeringen

Coupure

Constructie is een constructie die, in geopende toestand, een wegverbinding

mogelijk maakt door de doorgaande waterkering. De coupure en dus de waterkering

is in het algemeen altijd open en wordt slechts gesloten bij extreem hoge

waterstanden.

Duiker/Hevel/Sifon

Een Duiker is een (doorgaans betonnen) koker onder een dijk, dam of weg die tot

doel heeft een verbinding te vormen tussen twee wateren (sloten) aan weerszijden

van de dijk, de dam of de weg. Het water in een duiker heeft een vrije waterspiegel.

Een Hevel is een type duiker, bestaand uit een gebogen buisconstructie, die water

bij een bepaald niveau van het ene water in het andere laat stromen. Een hevel

bestaat uit een kokervormige constructie met een verhoogd middengedeelte dat

twee wederzijds gelegen wateren met elkaar verbindt

Een sifon of een grondduiker dient om een rivier, beek of poldertocht onder een

andere watergang (bijvoorbeeld een kanaal) door te voeren. Doordat de kruisende

wateren geen gelijk waterpeil hoeven te hebben, heeft de sifon ook een

waterkerende functie. Volgens de Wet op de Waterkeringen moeten dergelijke

constructies dubbel zijn uitgevoerd. Om deze reden is vaak aan beide zijden van de

sifon een afsluitmogelijkheid aanwezig.

Waterreguleringswerken

Waterreguleringswerk. Een constructie ten behoeve van het inlaten, uitlaten of

overlaten van water, een voorbeeld van een waterreguleringswerk is een overlaat,

inlaatwerk of aflaatwerk. Een overlaat is een automatisch werkende

uitwateringssluis, zonder beweegbare waterkering.

Kunstwerken t.b.v. natuur

Een voorbeeld van een kunstwerk ten behoeve van de natuur is een vistrap. Stuwen

en sluizen kunnen een obstakel voor vissen vormen. Om te waarborgen dat vissen

stroomopwaarts kunnen voortbewegen, worden vistrappen geconstrueerd.

Hoogwaterkeringen

Een hoogwaterkering is een constructie die in geval van hoogwater een

waterkerende functie vervult met behulp van een (stuw)schuif of sluisdeur. Een

Page 40: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 40 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

voorbeeld is een keersluis die gesloten wordt bij zeer hoge buitenwaterstanden.

Hoogwaterkeringen kunnen worden ingezet om bij hoogwater het water te kunnen

keren. In normale omstandigheden staat de hoogwaterkering open, zodat

scheepvaart en ecologie geen hinder van de kering ondervinden.

6.2 Areaal

Tabel 3-1: Areaal kunstwerken in het Hoofdwatersysteem (bron: NIS 1 januari

2010)

DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal

Kunstwerken overig HWS 21 81 12 3 56 6 13 20 212

Coupure 3 3

Hoogwaterkering 1 1 2

Kunstwerken t.b.v. natuur 8 7 15

Sifon/duiker/hevel 14 34 12 48 5 13 20 146

Waterreguleringswerk 7 39 46

Om de areaalgegevens van de Kunstwerken overig HWS op orde te brengen wordt

door de Dienst Infrastructuur en de Dienst Verkeer en Scheepvaart gewerkt aan

synchronisatie van DISK en BKN. Voor de categorieën Coupure en Hoogwaterkering

komen de gegevens in DISK, BKN en NIS overeen.

6.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus

Tabel 6-3: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Kunstwerken overig HWS

Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-

interval

Betonnen

constructie

Chloride indringing en

carbonatatie verhelpen.

Nieuwe betondekking

aanbrengen

Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0

Beton van de Bouwdienst)

De te verwachten omvang van de maatregel:

Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.

Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.

25-35 jaar

Schutdeuren/-

schuiven hout

conservering

vervangen

-- <15 jaar

<80 jaar

Schutdeuren/-

schuiven staal

conservering

vervangen

Afhankelijk van percentage beschadigd

oppervlak: groot of klein conserveringswerk.

12-20 jaar

<90 jaar

Aandrijving en

bewegingswerken

elektromechanisch /

elektrohydraulisch (E)

elektromechanisch (W)

elektrohydraulisch (W)

Einde levensduur / vervanging op

economische gronden / Machine richtlijnen /

Nen normen

20 – 30 jaar

30 – 50 jaar

20 – 30 jaar

De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is

echter geen harde norm voor de uitvoering.

6.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor de

Kunstwerken overig HWS. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder

toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.

Tabel 6-7: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Kunstwerken overig HWS (prijspeil

januari 2010)

Page 41: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 41 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Kunstwerken overig HWS 99 37 136

Hoogwaterkering 35 251 286

Totaal Kunstwerken overig HWS 134 288 423

Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.

Page 42: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 42 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

7 Schutsluizen

7.1 Aard en functie

Een sluis is een kunstwerk dat deel uitmaakt van een vaste waterscheiding en dat

dient om twee watergangen met verschillende waterpeilen door middel van

beweegbare afsluitmiddelen naar behoefte van elkaar te scheiden of met elkaar in

verbinding te brengen.

Alle schutsluizen hebben meerdere functies dan alleen het faciliteren van de

scheepvaart. Een schutsluis zal zorg moeten dragen voor een beheerste af- en

aanvoer van water. In veel voorkomende gevallen is de sluis daarnaast uitgerust

met een spuisluis of een waterreguleringswerk (bijvoorbeeld in de Zuid

Willemsvaart).

In de kustgebieden en langs de grote rivieren is een groot aantal sluizen onderdeel

van een waterkering als beschreven in de Wet op de Waterkering. Dergelijke sluizen

zijn dan een onderdeel van een dijkring.

Bij veel schutsluizen is naast de beroepsvaart tevens recreatievaart toegestaan.

Hiervoor zijn speciale voorzieningen getroffen. Een probleem dat hierbij kan

optreden, is dat in zomerse perioden als gevolg van de recreatie drukte, aanzienlijke

wachttijden bij de sluizen ontstaan. Veel sluiscomplexen bestaan daarom zelfs uit

meerdere kolken (2 á 3) waardoor de beroepsvaart en recreatievaart gescheiden

van elkaar kunnen worden geschut.

Een sluiscomplex wordt vaak gecombineerd met een overgang (beweegbare brug)

ten behoeve van het landverkeer. Zodra schepen worden geschut, ondervindt het

landverkeer hinder. Op een aantal sluiscomplexen (zoals bijvoorbeeld in Terneuzen

en IJmuiden) is daarom een verkeerscirculatieplan gerealiseerd, waardoor de hinder

voor het landverkeer wordt geminimaliseerd.

Wanneer een sluis ter plaatse van een zoetwater - zoutwater overgang ligt, is de

functie ecologie en waterkwaliteit van belang. De sluis dient zodanig uitgerust te

zijn, dat zout indringing als gevolg van het schutten van schepen, minimaal is en

dat het zoetwater verlies zoveel mogelijk beperkt wordt [10].

Een schutsluis naast een sluisluis en een waterreguleringswerk kan ook uitgerust

zijn met een gemaal voor compenseren van het schutverlies.

7.2 Areaal

De omvang van de sluizen varieert, dit is afhankelijk van een aantal factoren zoals:

• de klasse schepen waarvoor de vaarweg is gedimensioneerd (met name de

diepgang speelt hierbij een belangrijke rol); en

• de intensiteit van het scheepvaartverkeer (zowel beroepsvaart als recreatievaart).

Tabel 7-1: Areaal Schutsluizen (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DLB DNB DNH DON DUT DZH DZL Totaal

Schutsluis 10 27 22 8 8 20 11 15 121

Page 43: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 43 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

De omvang van de sluizen komt tot uiting in het aantal kolken en de afmetingen

(lengte, breedte en drempeldiepte) van elk van de kolken. De kolken kunnen

verschillend van vorm zijn en zijn over het algemeen geconstrueerd van gewapend

beton (in oudere gevallen zijn de kolken nog gemetseld). Een kolk bestaat uit een

binnenhoofd, buitenhoofd en tussenhoofd, en wordt aan de uiteinden beschermd

door stortbedden.

Aan elk uiteinde van een sluis bevinden zich deuren. De deuren kunnen uitgevoerd

zijn als rol-, hef-, of puntdeuren. De keuze voor het type deur is tijdens het ontwerp

afhankelijk van een aantal factoren, zoals de beschikbare ruimte, de vereiste

doorvaarthoogte en -breedte, de ligging van de sluis (aan een rivier, kanaal of in

getijde gebied) en dergelijke.

De schutsluizen zijn redelijk goed vergelijkbaar. Dusdanig vergelijkbaar dat ze in de

kostenbepaling met de P*Q-benadering vergelijkbaar zijn. Naast deze schutsluizen

is er nog een categorie schutsluizen die in omvang dusdanig afwijkend zijn (lees

groter) dat ze in de toekomst apart behandeld kunnen worden in de kostenbepaling.

Dit betreft de schutsluiscomplexen in onderstaande tabel10.

Tabel 7-2: Grote schutsluizen in het Hoofdvaarwegennet

Kunstwerknaam Dienst

Noordzeesluizen IJmuiden NH

Sluizencomplex Terneuzen ZL

Kreekraksluizen ZL

Krammersluizen ZL

Hansweert ZL

Volkeraksluizen ZH

Pr Bernhardsluizen UT

Pr Irenesluizen UT

7.3 Service level / gebruikseisen

Een sluis moet voldoende ruim dwarsprofiel hebben om veilig en met voldoende

snelheid in- en uitvaren mogelijk te maken en te voorkomen dat schepen de bodem

en de drempel raken. In veel sluizen worden de recreatievaart en beroepsvaart

samen geschut. Hierdoor moet extra aandacht zijn voor de veiligheid voor, tijdens

en na het schutten, zodat ongelukken worden voorkomen. Dit betekent dat

bijvoorbeeld aanvullende eisen aan de inrichting van de sluizen moeten worden

gesteld voor wat betreft de sluisinrichting, zoals de hoogte en de afstand van

haalkommen en bolders. Daarnaast moeten afmeervoorzieningen beschikbaar zijn in

zowel een kolk als in de voorhavens. In sommige sluiscomplexen wordt beroeps- en

recreatievaart gescheiden afgewerkt in aparte kolken.

Daarnaast worden er nog een aantal aanvullende eisen aan de primaire functie

gesteld, zoals wachttijden en passagetijden van schepen en eventueel wachttijden

van auto’s (deze laatste komt voort uit de droge doelstellingen). Deze tijden zijn per

sluizencomplex verschillend. De wachttijden in sluizen worden voor een belangrijk

deel bepaald door de nivelleertijden. De nivelleertijden zijn afhankelijk van het

10 De classificatie groot is gegeven aan schutsluizen met een kolkinhoud groter dan 75.000 m3

Page 44: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 44 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

gekozen vul- en ledigingssysteem. De in Nederland gebruikelijke nivelleertijden

variëren van 8 tot 15 minuten: 8 tot 10 minuten voor binnenvaartsluizen en 11 tot

15 minuten voor grote zeesluizen [10].

De gegarandeerde beschikbaarheid van schutsluizen is hoog. Bij een schutsluis is de

gemiddelde passeertijd afhankelijk van de verhouding tussen de intensiteit van de

scheepvaart en de schutcapaciteit van de sluis (belastingsgraad). Als de

belastingsgraad groter is dan 40% wordt begint de gemiddelde passeertijd

merkbaar op te lopen. Een voorbeeld van een streefcijfer voor de passagetijd van de

Beatrix sluis (Lekkanaal, Dienst Utrecht): 30 minuten met een 95% bovengrens van

1 uur. Van belang voor de beschikbaarheid is tevens de bediening van kunstwerken

en de verlichting, signalering en bebording. In het OBR ‘Verkeersvoorzieningen’

wordt hier verder op ingegaan.

7.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus

Voor schutsluizen geldt dat de maatregelen met de grootste impact, maatregelen

zijn die betrekking hebben op de bewegende delen. Het kleinste onderhoudsinterval

is gelieerd aan de conservering van het staalwerk van sluisdeuren en schuiven. In

principe moet tijdens de tweede conserveringscyclus een groot deel van het W en E

deel van het bewegingswerk zelfs worden vervangen. Tijdens de derde tot vierde

conserveringscyclus is het betonwerk pas aan de beurt.

Omdat schutsluizen complexe kunstwerken zijn, is het type uit te voeren onderhoud

sterk afhankelijk van het te onderhouden onderdeel en de bijdrage die elk onderdeel

levert aan de toegekende functies. Bij schutsluizen die ook een waterkerende functie

vervullen wordt het onderhoud doorgaans niet uitgevoerd tijdens het stormseizoen

(lopend van oktober tot en met april), vanwege de grote risico’s die hieraan

verbonden zijn. Vast onderhoud zoals het smeren, schoonmaken, schouwen, het

verwijderen drijfvuil, draagt zorg voor het dagelijks operationeel zijn van de

schutsluis.

Met name voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen geldt dat

het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan geven voor een afwijkende

onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer verkrijgbaar of slechts tegen

hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vanuit economisch oogpunt vervangen,

terwijl vanuit technisch oogpunt daar nog geen aanleiding voor is. Een voorbeeld is

een bewegingswerk van een sluisdeur met een panamawiel. Deze zijn ‘uit de tijd’,

waardoor men bij vervanging genoodzaakt is hydraulische werken daarvoor in de

plaats te installeren.

Tabel 7-4: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen schutsluis

Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhouds-

interval

Betonnen

constructie

Herstel betondekking;

- chloride indringing en

carbonatatie verhelpen.

- Nieuwe betondekking

aanbrengen.

Afhankelijk van aard schade (zie Redoc 3.0

Beton van de Bouwdienst)

De te verwachten omvang van de

maatregel:

Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.

Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.

25-35 jaar

Betonwerk conserveren 20 % v.h. zichtbare opp. bladdert 10-15 jaar

Page 45: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 45 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Schutdeuren/-

schuiven staal

conservering

vervangen

Afhankelijk van percentage beschadigd

oppervlak: groot of klein

conserveringswerk.

12-20 jaar

<90 jaar

Schutdeuren/-

schuiven hout

conservering

vervangen

-- <15 jaar

<80 jaar

Sluis inrichting plaatselijk repareren

vervangen bolders /

haalkommen / ladders

-- <10 jaar

<50 jaar

Aandrijving en

bewegingswerken

elektromechanisch /

elektrohydraulisch (E)

elektromechanisch (W)

elektrohydraulisch (W)

Einde levensduur / vervanging op

economische gronden / Machine richtlijnen

/ Nen normen

20 – 30 jaar

30 – 50 jaar

20 – 30 jaar

Besturings-

installatie

aanpassen PLC’s, relais,

schakelkasten e.d.

Vervanging op economische gronden 10 – 20 jaar

E installaties Vervangen CCTV,

communicatie, SVS, en

dergelijke

Einde levensduur / vervanging op

economische gronden

8 – 12 jaar

Energievoorziening Vervangen

Noodstroominstallaties

Vervangen

Laagspanningsinstallatie

--

--

15 – 30 jaar

25 – 30 jaar

Besturingsgebouw Onderhoud gebouw

Vervangen

-- 10 jaar

90 jaar

De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is

echter geen harde norm voor de uitvoering.

7.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor het

totale areaal Schutsluizen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder

toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.

Tabel 7-6: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Schutsluizen (prijspeil januari 2010)

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Schutsluizen 15.027 47.519 62.547

Genoemde budgetten zijn exclusief de vervangingsinvesteringen.

Page 46: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 46 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

8 Bruggen vast en beweegbaar

8.1 Aard en functie

Het primaire kenmerk van zowel vaste als beweegbare bruggen is dat het een

verbinding tussen twee oevers van een vaarweg betreft. Bruggen faciliteren het

landverkeer (weg- of spoorwegverkeer) bij het kruisen van de waterweg met zo min

mogelijk hinder voor de kruisende scheepvaart en vice versa. Vaste bruggen

vormen een ononderbroken verkeersverbinding tussen de oevers. Beweegbare

bruggen kunnen voor de scheepvaart worden opengesteld als de doorvaarthoogte

niet toereikend is voor passerende schepen (zowel beroepsvaart als recreatievaart).

8.2 Areaal

Het primaire kenmerk van een brug is dat het een verbinding tussen oevers van een

vaarweg vormt: bruggen liggen er voor het weg- en treinverkeer. De bruggen die

worden onderhouden uit het natte budget zijn de natte bruggen. Dit zijn de bruggen

waarvan de autoweg een ondergeschikte functie heeft aan de waterweg. Een

voorbeeld is een weg met een regionale verkeersfunctie die kruist met een

hoofdvaarweg, gericht op nationaal verkeer. De keuze van een beweegbare of vaste

brug is afhankelijk van de intensiteit en aard van de scheepvaart in relatie tot de

intensiteit van het wegverkeer.

De meest voorkomende bruggen zijn uitgevoerd in staal, beton of een combinatie

daarvan. Beweegbare bruggen hebben in tegenstelling tot Bruggen vast, een

bewegingsmechanisme voorzien van mechanische en elektronische onderdelen.

Daarbij is bij een beweegbare brug bediening nodig, al dan niet met personeel, om

het open en dichtgaan van de brug te regelen. Afhankelijk van de plaats van de

pijlers van de brug, in het water of op de oever, zal de onderhoudsfrequentie hoger

of lager zijn. Het komt vaak voor dat het beheer betrekking heeft op de onderbouw

van de brug, terwijl het wegdek en de verharding in beheer zijn bij een provincie,

gemeente of Prorail.

Tabel 8-1: Areaal Bruggen vast en Bruggen beweegbaar (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal

Bruggen vast 6 38 31 7 1 54 23 4 14 178

Brug vast, beton

klein 5 10 25 6 1 25 3 3 8

86

Brug vast, beton

groot 1 6 3 4 1

15

Brug vast, staal 22 6 1 26 16 6 77

Tabel 8-2: Areaal Bruggen vast en Bruggen beweegbaar (bron: NIS 1 januari 2010)

KW soort DIJG DLB DNB DNH DNN DON DUT DZH DZL Totaal

Bruggen beweegbaar 4 2 39 6 4 10 13 17 95

8.3 Service level / gebruikseisen

Bruggen worden als onderdeel van de vaarweg op de profielindeling van de vaarweg

en de soort scheepvaart afgestemd. Daarnaast is het dwarsprofiel van de bruggen

Page 47: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 47 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

afhankelijk van de aard van de kruisende weg. Dit heeft voor vaste en beweegbare

bruggen verschillende consequenties.

Het is van belang dat de veiligheid zowel voor de weggebruiker als de

vaarweggebruiker wordt gewaarborgd. Voor beweegbare bruggen worden, net zoals

bij sluizen, bedrijfszekerheidseisen en bedieningseisen opgesteld. De

bedieningseisen worden in overleg opgesteld met de beheerders van een corridor of

doorgaande vaarweg.

8.4 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus

Ook voor bruggen, vast dan wel beweegbaar, verschilt de onderhoudsstrategie voor

elk van de onderdelen. Bruggen vast behoeven, vanwege de niet beweegbare

constructie, relatief minder onderhoud dan beweegbare bruggen. De plaats van de

pijlers verschilt per brug. Als deze in direct contact staan met water zal er een hoger

onderhoudsniveau moeten worden toegepast. Hetzelfde geldt voor bruggen die zich

in een zout milieu bevinden.

Het kleinste onderhoudsinterval, behoudens het vaste ‘dagelijkse’ onderhoud, is

verbonden aan de verharding op het rijdek van de brug. In de regel wordt op

betonnen bruggen de toplaag van de rechter rijstrook elke 8 jaar onderhouden,

baanbreed is elke 15 tot 16 jaar nodig. Evenals bij sluizen hebben betonnen

constructie onderdelen doorgaans het grootste onderhoudsinterval.

Tabel 8-3: Interventieniveaus en onderhoudsintervallen Bruggen vast en Bruggen

beweegbaar

Onderdeel Maatregel Interventieniveau Onderhoudsinterval

Stalen

draagconstructie

Bijplekken

Groot onderhoud

1% corrosie hoeken e.d.

5% corrosie constructie

10-15 jaar

20-30 jaar

zo mogelijk bundelen met

ander

conserveringsonderhoud

Betonnen

draagconstructie

Chloride indringing en

carbonatatie

verhelpen. Nieuwe

betondekking

aanbrengen

Afhankelijk van aard schade (zie Redoc

3.0 Beton van de Bouwdienst)

De te verwachten omvang van de

maatregel:

Carbonatatie schade: 1 % zichtbare opp.

Chloride schade: 0,5 % zichtbare opp.

25-35 jaar

Pijlers en

landhoofden

Conserveren, scheuren

dichten,

standzekerheid

waarborgen

Zicht-/meetbare afwijkingen > 20 jaar, in principe geen

regulier onderhoud nodig

Leuningen Conserveren:

Klein onderhoud

Groot onderhoud

1% corrosie hoek e.d.

5% corrosie constructie

10-15 jaar

20-30 jaar

zo mogelijk bundelen met

ander

conserveringsonderhoud

Bediening /

besturing

Vervangen -- 10 – 20 jaar

Voegovergangen Groot onderhoud:

Opknappen

Vervangen

Rubber lekt/ zit los/ vervormd

Scheuren en losse delen

10 jaar (afhankelijk van

soort)

30 – 16 jaar

Page 48: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 48 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Rijdek Groot onderhoud Spoor vorming 14 mm of 10% rafeling

of craquelé

12-20 jaar

Zichtbare

betonconstructie

Verwijderen graffiti,

bijkleuren

10% verweerde/veranderde kleur 10 jaar

Beweegwerken

(beweegbare

brug)

Onderhoud en

inspectie

Schade herstellen

-- <12 jaar

Incidenteel

Communicatie

installatie

Aanpassen PLC’s en

communicatie

Economische gronden 8 – 20 jaar

De gegevens in deze tabel vormen het uitgangspunt voor de P*Q-benadering, er is

echter geen harde norm voor de uitvoering.

8.5 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

Tot en met de vorige versie van het OBR Kunstwerken HWS / HVWN was de

onderbouwing van de PxQ voor de bruggen anders dan die van de bruggen in het

HWN. In deze versie van het OBR is de onderbouwing van de PxQ van de Bruggen

vast in het HVWN voor het eerst gelijk aan die van de vaste bruggen in het HWN.

Daarmee is het vergelijken van bruggen in beide netwerken en het overhevelen van

bruggen tussen de netwerken vereenvoudigd.

Onderstaande tabellen geven de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor

het areaal Bruggen vast en Bruggen beweegbaar. De wijze waarop deze kosten zijn

bepaald wordt verder toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.

Tabel 8-4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Bruggen vast en Bruggen

beweegbaar (prijspeil januari 2010)

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Brug vast, beton klein 115 1.078 1.193

Brug vast, beton groot 145 1.198 1.343

Brug vast, staal 313 6.807 7.120

Totaal Bruggen vast 573 9.082 9.656

Tabel 8-5: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Bruggen vast en Bruggen

beweegbaar (prijspeil januari 2010)

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Bruggen beweegbaar 467 6.309 6.776

Genoemde budgetten zijn exclusief vervangingsinvesteringen.

Page 49: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 49 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

9 Afmeervoorzieningen

9.1 Aard en functie

Afmeervoorzieningen zijn plaatsen langs een vaarweg waar voorzieningen getroffen

zijn, zodat schepen veilig kunnen afmeren en eventueel aanleggen.

Afmeervoorzieningen komen voor ter plaatse van kunstwerken als schutsluizen en

bruggen in de diverse benamingen: ligplaatsen, aanlegsteigers of remming- en

geleidewerken. In de buurt van havens worden afmeervoorzieningen ook wel

loswallen, aanlegsteigers of pieren genoemd. Remming- en geleidewerken worden

opgenomen als onderdeel van een sluis of een brug, wanneer deze zich bevinden ter

plaatse en aan weerszijden van het kunstwerk. De losse afmeervoorzieningen zijn

bij oevers opgenomen.

9.2 Areaal

Afmeervoorzieningen zijn scheepvaartvoorzieningen in de vorm van aanlegsteigers,

aanmeerplaatsen, remmingwerken, meerstoelen en dergelijke. Een aaneengesloten

rij meerpalen wordt geteld als één enkele afmeervoorziening. Afmeervoorzieningen

kunnen van hout, staal, kunststof of een combinatie hiervan zijn.

Afmeervoorzieningen die primair bij een kunstwerk horen, zijn opgenomen in het

OBR Kunstwerken. Voor andere afmeervoorzieningen, zoals laad- en losplaatsen

geldt dat ze binnen het OBR Oevers vallen.

Tabel 9-1: Areaal Afmeervoorzieningen (bron: DISK 1 januari 2010)

KW soort DNH DUT DZL Totaal

Afmeervoorziening 2 1 14 17

Afmeervoorzieningen zijn opgenomen in zowel het OBR Kunstwerken als het OBR

Oevers, daarnaast bestaat geen eenduidige registratie in verschillende systemen

(NIS, DISK, BKN). Deze problematiek wordt opgepakt in het kader van het

programma Asset management, vanuit de BON / OBR update wordt een voorstel

gedaan aan pijler 1 van het programma. In het voorstel worden de

afmeervoorzieningen in drie categorieën verdeeld:

1. Grote voorzieningen: gelegen langs Hoofdtransportassen (HTA) of

Hoofdvaarwegen (HVW), accommodeert minimaal schepen CEMT klasse >5

2. Kleine voorzieningen: gelegen lans Overige Vaarwegen

3. Voorzieningen horende bij kunstwerken

9.3 Onderhoudsmethoden en interventieniveaus

Onderhoudswerkzaamheden aan afmeervoorzieningen bestaan vooral uit groot

onderhoud en vervangen. Afmeervoorzieningen beschermen kunstwerken (en

oevers) tegen aanvaringen, waardoor het bij uitstek objecten zijn die de

ontwerplevensduur niet halen. Dit geldt vooral in grotere vaargeulen. Groot

onderhoud bestaat uit het conserveren van het staalwerk van remmingwerken,

ladders, loopbruggen en haalkommen. Het onderhoudsinterval bedraagt 15 – 25

jaar voor het groot onderhoud en 40 – 50 jaar voor het vervangen.

Page 50: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 50 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

9.4 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

Onderstaande tabel geeft de gemiddelde jaarlijkse onderhoudskosten (PxQ) voor de

Afmeervoorzieningen. De wijze waarop deze kosten zijn bepaald wordt verder

toegelicht in hoofdstuk 12 en Bijlage A.

Tabel 4: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Afmeervoorzieningen (prijspeil januari

2010)

[k€] EPK (vast) EPK (var) EPK (Totaal)

Afmeervoorzieningen 779 779

Genoemde budgetten zijn exclusief vervangingsinvesteringen.

Page 51: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 51 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

10 Relevante wet- en regelgeving

In bijlage B van het BON-Nat 2010 is de relevante wet- en regelgeving voor de RWS

netwerken HWS en HVWN beschreven. De beschrijving is afkomstig van het Beheer-

en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) 2010-2015 dat in december 2009 is

uitgebracht. De bijlage over de wet- en regelgeving is in april 2010 t.b.v. het BON

2010 geactualiseerd. In de volgende paragrafen wordt alleen de voor deze OBR

relevante aanvullende informatie beschreven.

10.1 Regelgeving kunstwerken

Bij het ontwerp van kunstwerken wordt naast het Bouwbesluit gebruik gemaakt van

normen. Hieronder is een overzicht gegeven van de gedurende de afgelopen

decennia gebruikte normen.

Verkeersbelastingen.

De bruggen en viaducten, die tussen 1938 en ca. 1962 zijn gebouwd, zijn

ontworpen met verkeersbelastingen conform VOSB 1938 (Voorschriften voor het

Ontwerp van Stalen Bruggen). De bruggen uit deze periode hadden smalle

rijstroken en geen vluchtstrook. Het volledige rijdek werd daarom belast met

verkeer.

In de periode 1962 – 2002 zijn de verkeersbelastingen conform de VOSB

’63.gehanteerd De VOSB ’63 biedt de mogelijkheid om de belasting te optimaliseren

door rekening te houden met de rijstrookindeling bij bruggen met bredere rijstroken

en vluchtstroken. In de regel is voor de betonnen bruggen en viaducten de

verkeersbelasting volledig aangehouden tussen de geleiderails. Bij stalen bruggen is

de belasting verder gereduceerd, door te rekenen met een niet of nauwelijks

bereden vluchtstrook.

Sinds 2002 wordt de Europese norm voor de verkeersbelasting gehanteerd. Elk land

is daarbij vrij om een zwaartecategorie te kiezen (met een zogenaamde National

Application Document). In Nederland wordt de zwaarste categorie aangehouden. De

norm gaat uit van belasting van het volledige brugdek door verkeer, onafhankelijk

van de huidige rijbaanindeling. Daarbij wordt uitgegaan van reëel voorkomende

verkeersbelastingen inclusief een zekere mate van overbelading.

Een gedetailleerd overzicht van de gehanteerde normen en voorschriften met

aanvullende bepalingen voor Rijkswaterstaat is niet opgenomen in deze nota. De

Dienst infrastructuur heeft deze vastgelegd in basisspecificaties en in de ROK

(Richtlijnen Ontwerp Kunstwerken). Deze laatste wordt in 2010 geheel herzien en

aangesloten op de Europese bouwregelgeving.

In [1, 2] wordt uitvoeriger ingegaan op de van toepassing zijnde normen. Voor wat

betreft het dagelijks gebruik en onderhoud aan de kunstwerken zijn onder andere

de volgende specifieke normen en richtlijnen van belang:

NEN 3040 / Veiligheidsvoorschriften met betrekking tot werkzaamheden

NEN 3140 aan of in de omgeving van laagspanningsinstallaties.

NEN 1890 Functionele eisen binnenverlichting

NEN 1014 Bliksembeveiliging

Page 52: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 52 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

NEN-EN 40 Lichtmasten

NBD 06000 Eisen voor hydraulische bewegingswerken

NBD bladenRichtlijnen voor conservering en verf, elektrotechnische

installaties en onderdelen, elektrisch lassen, eisen aan

materialen, tandwielkasten, staalkabels, etc.

Voor de (veilige) uitvoering van werkzaamheden moet rekening worden gehouden

met Arbo richtlijnen en voorschriften. Deze bepalen een groot deel van de vaste

onderhoudskosten van een kunstwerk. Daarnaast zijn wettelijke keuringen van

kracht zoals bijvoorbeeld milieu keuringen van olietanks, brandstoftanks,

brandblusinstallaties, hijs- en hefmiddelen en liften.

Page 53: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 53 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

11 Civieltechnische kenmerken en functie-eisen

In dit hoofdstuk komt de civieltechnische functionaliteit van de kunstwerken aan de

orde. Op basis van de civieltechnische functionaliteit wordt ingegaan op de

kenmerken van de ‘verouderingsprocessen’ die van invloed zijn op het functioneren

van het object. Tot slot wordt ingegaan op de wijze waarop de veroudering zich

manifesteert.

11.1 Civieltechnische functionaliteit

In het BPRW [4] is achtereenvolgens de hoogste prioriteit gegeven aan de

bescherming tegen hoogwater, de aan- en afvoer van water en vervolgens het

transport op de vaarwegen. Dit betekent dat eerst de hoogste eisen gesteld worden

aan de kunstwerken die dienst doen als primaire waterkering en vervolgens de

kunstwerken die zich bevinden in de vaarwegen.

Waterkeren

In de Wet op de Waterkering wordt aangegeven wat de faalkans is van elk van de

dijkringgebieden. Maakt een kunstwerk deel uit van een dijkringgebied, dan zal het

kunstwerk aan de bijbehorende eisen moeten voldoen. De Toets op de Veiligheid

geeft verdere richtlijnen hiervoor, evenals de TAW-leidraad ‘Waterkerende

Kunstwerken en Bijzondere Constructies’. In de laatstgenoemde staan eisen

geformuleerd voor wat betreft overlopen en overslag, sterkte en stabiliteit en

betrouwbaarheid van afsluitmiddelen. Voor wat betreft de veiligheidseisen wordt

geen onderscheid gemaakt naar het soort kunstwerk. Het kan dus een sluis

(Terneuzen), een gemaal (IJmuiden) of een spuisluis (Afsluitdijk) zijn.

Waterbeheer

Omdat Nederland ook te kampen kan hebben met hoge of lage waterstanden op de

rivieren of op de meren, zal tevens water (ijs en sediment) afgevoerd of

vastgehouden moeten worden. Het eerste doel is gelijk aan het doel van het keren

van water: droge voeten behouden. Het tweede waterhuishoudkundige doel heeft

betrekking op het tegen gaan van verdroging en te lage waterstanden. De

kunstwerken die dat bij uitstek doen, zijn de spui- of uitwateringssluis, het gemaal

en duikers en sifons. Ook schutsluizen kunnen hieraan een bijdrage leveren.

Kenmerkend voor de kunstwerken die belast zijn met de afvoer is de capaciteit in

termen van kubieke meters per tijdseenheid.

Daarnaast is een aantal rivieren (de Neder-Rijn en de Maas) met stuwcomplexen

uitgerust, om de waterstand in droge tijden op een aanvaardbaar peil te houden. De

afvoer van water wordt beïnvloed, waardoor scheepvaart mogelijk is. In een aantal

gevallen zijn stuwcomplexen uitgerust met een waterkrachtcentrale. Kenmerkende

eenheid voor stuwcomplexen is het effectief doorstroom oppervlak (m2) per

opening.

Scheepvaart

Voor wat betreft de sluizen, de vaste en beweegbare bruggen geldt dat deze moeten

voldoen aan de eisen van de aan de corridor of vaarweg toegekende vaarwegklasse.

Vanuit het perspectief van het BPRW wordt een onderscheid gemaakt naar

hoofdtransportas (HTA), hoofdvaarweg (HVW) en overige vaarweg (OVW).

Page 54: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 54 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Vanuit Europees perspectief bestaat eveneens een duiding voor de binnenvaart: de

CEMT klassen. Over het algemeen geldt dat naarmate de toegekende klasse hoger

is, de intensiteit op de vaarweg groter is, de omvang van de schepen groter is en

daarmee de eisen voor wat betreft de betrouwbaarheid, de beschikbaarheid en de

afmetingen van de kunstwerken toenemen.

Voor al deze kustwerken geldt dat de scheepvaart, in termen van het maatgevend

schip behorend bij de gegeven vaarwegklasse, zodanig snel en veilig moet kunnen

passeren als maatschappelijk of macro-economisch verantwoord is.

11.2 Verouderingsprocessen

De kwaliteit van de kunstwerken neemt af naarmate het kunstwerk ouder wordt. De

afname in kwaliteit wordt veroorzaakt door de afname in kwaliteit van onderdelen.

De afname in kwaliteit van de verschillende onderdelen van het kunstwerk verloopt

niet voor alle onderdelen hetzelfde. Een aantal verouderingsprocessen kan worden

onderscheiden.

De meest ‘gewone’ is, naast ouderdom, de slijtage van onderdelen door het gebruik

van het kunstwerk. Naarmate van een kunstwerk intensiever gebruik wordt

gemaakt, wordt het meer belast, waardoor de slijtage van de onderdelen groter zal

zijn. Over het algemeen is de slijtage aan/van de bewegingswerken van

kunstwerken gedurende een zelfde tijdspanne groter dan de slijtage aan/van de

dragende (statische) constructie. Met name de mechanische en elektrotechnische

onderdelen hebben een kortere levensduur dan de overige (betonnen en stalen)

onderdelen van het kunstwerk.

Naast slijtage en gebruik van W&E -onderdelen en -installaties geldt nog een aantal

aanvullende factoren die invloed zijn op de ‘veroudering’. Vaak komt de technische

levensduur van installaties niet overeen met de functionele en/of economische

levensduur. Een aantal maatschappelijke, technische en markt ontwikkelingen

kunnen worden onderscheiden als oorzaak:

• Materialen zijn niet meer leverbaar.

• Product ondersteuning wordt niet meer geleverd.

• Nieuwe (industriële) standaarden en normen.

• De energie / prestatie verhouding voldoet niet meer aan de normen.

Een niet of nauwelijks te beïnvloeden factor zijn weersomstandigheden zoals wind,

ijsvorming en langdurige natte of droge periodes. De ligging van het kunstwerk is

eveneens van belang: slijtage aan onderdelen treedt sneller op in een zout milieu

dan in een zoet milieu. Het is tevens van belang in wat voor water een kunstwerk

zich bevindt: een rivier, een kanaal, een meer of in getijde water. Dit is van invloed

op slijtage als gevolg van belasting door golven, veroorzaakt door scheepvaart of

door wind.

Een laatste categorie die van invloed is op de kwaliteit van het kunstwerk zijn

calamiteiten. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden naar aanvaringen of

schadevaringen, ongelukken, menselijke fouten die optreden bij de bediening van

een kunstwerk, vandalisme en terrorisme.

Resumerend kan een aantal generieke faalmechanismen worden onderscheiden ten

aanzien van kunstwerken:

• Onvoldoende kerende hoogte

Page 55: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 55 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

• Erosie onder en langs de constructie

• Sterkte van de constructie(-onderdelen) is onvoldoende

• Stabiliteit van de constructie(-onderdelen) is onvoldoende

• Belasting op de constructie(-onderdelen) is te hoog

• Mechanische installatie werkt niet

• Elektrotechnische installatie werkt niet

• Menselijk handelen bij bediening kunstwerk faalt

• Plaatsing noodkering faalt

• Calamiteiten

• Obstakels c.q. vervuiling voor deuren / schuiven of slagdrempels

11.3 Gevolgen van veroudering

Naarmate een kunstwerk ouder wordt, neemt de kwaliteit af. Een verminderde

kwaliteit leidt tot een afname van de betrouwbaarheid van het functioneren van het

kunstwerk. De kans op storingen neemt toe, wat van invloed is op de

beschikbaarheid van een kunstwerk. Afhankelijk van de functie en de locatie van het

kunstwerk kan een niet functionerend kunstwerk enorme (economische en niet

economische) gevolgen voor de omgeving hebben.

De levensduur van een kunstwerk is de periode na de bouw, gebeurende welke de

betrouwbaarheid van de constructie voldoet aan de gestelde eisen. Voorwaarde is

dat onderhoud (klein/groot, vast/variabel) op het juiste moment wordt uitgevoerd.

Bij natte infrastructuur wordt als gevolg van levensduurverlengend onderhoud of

renovaties de daadwerkelijke levensduur langer dan de ontwerplevensduur of de

geplande levensduur. In onderstaande tabel staat de ontwerplevensduur van

kunstwerken en een aantal onderdelen weergegeven. Hierbij moet worden

opgemerkt dat de levensduur van bedieningsgebouwen, mechanische onderdelen en

energievoorziening voor alle genoemde kunstwerken gelijk is.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontwerplevensduren zoals die

momenteel gehanteerd worden [3].

Tabel 11-1: Ontwerp levensduur kunstwerken

Kunstwerk categorie Subcategorie

Levensduur

[jaar]

Aanleginrichting veerpont Aanleginrichting veerpont 80

Brug Beweegbaar Brug Beweegbaar 80

Brug Vast (Beton groot) Brug Vast 80

Brug Vast (Beton klein) Brug Vast 80

Brug Vast (Staal) Brug Vast 80

Gemaal (Nat) Gemaal 80

Hoogwaterkering Hoogwaterkering 100

KW_Overig Afmeervoorziening 80

Coupure 80

Grondkering 80

Kunstwerken t.b.v. natuur 80

Sifon/duiker/hevel 80

Waterreguleringswerk 80

Schutsluis Schutsluis 100

Page 56: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 56 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Spui/uitwateringssluis Spui/uitwateringssluis 100

Stuw Stuw 100

De waarden in deze tabel mogen beslist niet gezien wordt als richtlijn

voor de toekomst. Zij zijn bedoeld als expert inschatting voor de

verwachte levensduur in de scenario analyse in dit rapport.

Page 57: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 57 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

12 Indicatie gemiddelde kosten: financieel overzicht

12.1 Opbouw kosten berekeningen

De werkzaamheden met betrekking tot het beheer en onderhoud verschillen per

objectsubcategorie. Aan de hand van het areaal en de gemiddelde kosten per jaar

van de maatregelen is voor de betreffende objectsubcategorie een kostenniveau

berekend. Alle objectsubcategorieën samen vormen dan de totale kosten van het

OBR Kunstwerken.

In geval van zowel uitbesteding van de werkzaamheden als uitvoering door eigen

mensen, zal sprake zijn van een toeslag in de vorm van uitvoerings- en

administratieve kosten en winst en risico (UAKWR; 20%). In de meeste gevallen zijn

voor de uitvoering van de werkzaamheden verkeersmaatregelen nodig (VKMTR;

5%). Bij bepaalde werkzaamheden is sprake van toezicht door het eigen personeel.

Daarna is een toeslag voor de kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht

berekend, de VAT (20%). De VAT bestaat uit een deel engineering (13,5%) en een

deel administratie en toezicht (6,5%). Het deel engineering wordt in het algemeen

uitbesteed en daarom uitgedrukt in k€. De VAT zijn deels onderdeel van de IPK, en

deels van de EPK. De EPK zijn daarmee gelijk aan 88% van de totale kosten, de IPK

aan 12%. In onderstaande tabel staat de opbouw van de berekening weergegeven.

Tabel 12-1: Opbouw kosten per objectsubcategorie

Maatregel Berekening

Maatregel 1 prijs* areaal

Maatregel 2 prijs* areaal

……..

Totaal 1

VKMTR (5%) (Totaal 1) *1,05

Totaal 2

UAKWR (20%) (Totaal 2) *1,2

Totaal 3

BTW (19%) (Totaal 3) *1,19

Totaal 4 EPK

VAT (20%) (Totaal 1) *0,20

Engineering (Totaal 1) *0,135 EPK

Administratie en toezicht (Totaal 1) *0,065 IPK

eindtotaal (Totaal 4) + VAT

Page 58: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 58 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

12.2 Gemiddelde jaarlijkse kosten

De maatregelen, frequenties en bijbehorende kosten zijn opgesteld door de Dienst

Infrastructuur. De bepaling van EPK en VAT is conform onderstaande tabellen.

Bepaling van het aantal FTE is gedaan op basis een kostprijs van 63 k€/FTE.

Tabel 12-2: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Kunstwerken HWS (prijspeil januari

2010)

EPK VAT

Vast

[k€]

Variabel

[k€]

Totaal

[k€]

Engineering

[k€]

Administratie en

toezicht [fte]

Stuwcomplexen 1.126 7.085 8.211

Spui, uitwateringssluizen 1.550 9.216 10.766

Gemalen 1.960 578 2.538

Kunstwerken overig HWS 134 288 423

Totaal Kunstwerken HWS 4.771 17.166 21.937 1.975 15

Tabel 12-3: Totale gemiddelde jaarlijkse kosten Kunstwerken HVWN (prijspeil

januari 2010)

EPK VAT

Vast

[k€]

Variabel

[k€]

Totaal

[k€]

Engineering

[k€]

Administratie en

toezicht [fte]

Schutsluizen 15.027 47.519 62.547

Brug vast, beton klein 115 1.078 1.193

Brug vast, beton groot 145 1.198 1.343

Brug vast, staal 313 6.807 7.120

Bruggen beweegbaar 467 6.309 6.776

Afmeervoorzieningen 0 779 779

Totaal Kunstwerken HVWN 16.068 63.689 79.757 7.181 55

12.3 Scope P*Q

De P*Q omvat de gemiddelde landelijk benodigde budgetten voor onderhoud van

het areaal kunstwerken. Reguliere vervanging van onderdelen is hiervan onderdeel,

vervanging van objecten echter niet. Bij het bepalen van de P*Q wordt de eventuele

aanwezigheid van achterstallig onderhoud niet betrokken.

12.4 Borging kwaliteit kostenopbouw

De kostenopbouw is in de bijlage te vinden per onderdeel van een kunstwerk. Dit is

een eerste aanzet om tot inzicht te komen wat de opbouw van kosten is, waarmee

de beheerder e.e.a. kan opzetten voor de meerjarenplanning en zijn

instandhoudingsplan. Let wel dat dit gemiddelde kosten zijn en die kunnen per regio

verschillen.

Page 59: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 59 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

13 Aandachtspunten

De levensduur van kunstwerken wordt bepaald door de keuzes die bij het ontwerp

zijn gemaakt ten aanzien van geometrie, belasting en duurzaamheid materialen en

componenten. De ontwerplevensduur voor kunstwerken ligt meestal tussen de 50

en 100 jaar. In zo’n lange periode vinden veel ontwikkelingen plaats. Vaak wordt

het gebruik intensiever en neemt de belasting toe. Door technologische,

economische en klimatologische ontwikkelingen ‘verouderen’ de destijds gekozen

oplossingen. Maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden de manier waarop

bijvoorbeeld met veiligheidsrisico’s omgaan wordt. Alle genoemde factoren

beïnvloeden de mate waarin een kunstwerk aan de functie eisen voldoet. Deze

aspecten zijn van invloed op de levensduurkosten van een object voor zover sprake

is van levensduurverlengend onderhoud en niet van verbeter maatregelen.

Met name voor werktuigkundige (W) en elektrotechnische (E) onderdelen geldt dat

het verouderen van de gebruikte techniek aanleiding kan geven voor een afwijkende

onderhoudsstrategie. Onderdelen zijn niet goed meer verkrijgbaar of tegen relatief

hoge kosten. Deze onderdelen worden dan vervangen vanuit economisch oogpunt

terwijl vanuit de techniek daar nog geen aanleiding voor is.

In het bijzonder de besturingssystemen van bewegingswerken van kunstwerken zijn

kostendrijvers. Vroeger ging alles met een relais, tegenwoordig met plc’s. Gevolg is

dat duurdere specialisten en programmatuur nodig zijn om het te onderhouden.

Daar komt bij dat de houdbaarheid van (dure, vaak unieke) software ongeveer 5 tot

10 jaar is. Het onderhoud van met name de werktuigkundige (W) en

elektrotechnische (E) onderdelen van kleinere beheerobjecten neemt dan ook een

relatief groot aandeel in van de totale levensduurkosten van het object.

Mogelijke aanpassing in het beheer regime bestaat uit het aanpassen van de

beschikbaarheid aan het werkelijke aanbod van schepen (flexibilisering). Stremming

als gevolg van onderhoudsactiviteiten worden zo veel als mogelijk gepland in

perioden waarin sprake is van een beperkt verkeersaanbod. Daarnaast kan het

combineren van maatregelen aan meerdere objecten in één corridor tegelijkertijd,

de beschikbaarheid van de corridor vergroten.

Als aandachtspunt geldt de afstemming tussen gemeenten, provincie en

Rijkswaterstaat over de verschillende beheerverantwoordelijkheden. Een goede

afstemming van uit te voeren onderhoudsactiviteiten is van belang om te

voorkomen dat met name de veiligheid in het geding is. Dit is voornamelijk van

belang voor kunstwerken met de functie afvoer en waterkeren, zoals gemalen en

spuisluizen.

De Arbo wetgeving neemt een steeds belangrijkere plaats in. De Arbo wetgeving is

verantwoordelijk voor een aantal veranderingen die met name aan de inrichting van

kunstwerken moeten plaatsvinden. Een voorbeeld is de hoogte van leuningen van

onderhoudsruimtes waar mensen nauwelijks komen: deze zijn ontworpen voor een

hoogte van 70 cm, terwijl de Arbo wetgeving voorschrijft dat leuningen minimaal 90

cm hoog moeten zijn.

Page 60: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 60 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Een aantal nieuwe ontwikkelingen van technische aard kan worden genoemd in

relatie tot (hoofdzakelijk) schutsluizen, deze ontwikkelingen kunnen mogelijk leiden

tot lagere lifecycle kosten, dit moet echter per object bepaald worden. Het gaat

hierbij om [10]:

• Nieuwe materialen voor deuren en schuiven: kunststof en hoge sterkte beton

• Aluminium coatings voor staal van sluisdeuren

• Kunststof glijstrippen bij deuren en schuiven in plaats van railbanen en

wielgeleiding

Vooral voor natte kunstwerken geldt, dat het moeilijk is om ze geheel buitengebruik

te stellen, zodat bijvoorbeeld een nieuwe sluis kan worden gebouwd. Veelal wordt

bij het einde van de levensduur in plaats van vervanging gekozen voor

levensduurverlengend onderhoud, of wordt een nieuw complex of kolk naast de

oude geplaatst.

Page 61: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 61 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

14 Gevoeligheidsanalyse

Deze analyse beoogt kwalitatief inzicht te geven in de effecten van veranderingen

aan het onderhoudsregime. De veranderingen die aan de orde komen zijn:

• het verruimen van het interventieniveau,

• het verruimen van de omvang van een maatregel,

• het vergroten van de frequentie van de uit te voeren onderhoudsmaatregelen.

14.1 Verruimen interventieniveau

Het verruimen van het interventieniveau komt neer op het later uitvoeren van

onderhoud. Aan elk onderdeel van een kunstwerk is een interventieniveau

verbonden, dat een maatstaf is voor het moment van ingrijpen. Wanneer niet of

later ingegrepen wordt, voldoet een kunstwerk op termijn niet meer aan de functie-

eisen. Afhankelijk van de ernst van de consequenties van het niet voldoen aan de

functie eis(-en) en het mogelijk falen van een onderdeel kan het verruimen van het

interventieniveau een bewuste keuze zijn. De gevolgen van kritieke onderdelen die

niet meer voldoen aan de functie eisen, zijn ernstiger dan de gevolgen van niet

kritieke onderdelen (bijvoorbeeld een sluisdeur versus een leuning).

Het verruimen van het interventieniveau leidt tot een afname van de

bedrijfszekerheid en daarmee de veiligheid. De kans op falen wordt groter, de

gevolgen blijven gelijk, het risico (kans * gevolg) neemt toe.

Het verruimen van het interventieniveau leidt in principe tot een afname van de

beschikbaarheid van het betreffende kunstwerk. Daarbij moet een onderscheid

worden gemaakt naar het type onderdeel waarvan het interventieniveau wordt

verruimd. In geval van mechanische en elektrotechnische kritieke onderdelen geldt

dat een kunstwerk zijn primaire functie niet meer of in mindere mate kan vervullen.

Storingen treden steeds vaker op. Een sluis schut minder snel, of is in het ergste

geval buiten bedrijf. Een gemaal kan het water niet, of minder snel afwateren. Een

beweegbare brug kan niet meer open of dicht. Ter illustratie twee recente

voorbeelden van disfunctionerende objecten afkomstig uit de risico-inventarisatie

natte kunstwerken:

• Nieuwe wijze van onderhoud (niet meer preventief, maar correctief) leidde tot

asbreuk van de roldeur Weurt. Een afgebroken smeernippel niet werd opgemerkt,

omdat niet meer werd geïnspecteerd (althans niet frequent genoeg)

• Een andere wijze van onderhoud heeft ertoe geleid dat op de stuw Lith kettingen

braken en uiteindelijk de stabiliteit van de hele stuw in gevaar kwam

Een voordeel van het verruimen van het interventieniveau is dat de kosten van

maatregelen later worden gemaakt. In geval van het baten lasten stelsel heeft dit in

principe een positieve uitwerking. Of de totale levensduurkosten van een object

door het verruimen van het interventieniveau geringer worden, hangt af van de

gekozen onderdelen. Een leuning waarvan de verflaag is afgebladderd leidt niet tot

dezelfde gevolgen van het uitstellen van het conserveren van een sluisdeur. In het

meest ernstige geval kan het gebeuren dat een sluisdeur vervangen moet worden,

omdat het niet meer hersteld kan worden. Ook neemt het vast onderhoud toe.

Het uitstellen van ingrijpen kan in bepaalde gevallen efficiënt zijn. In ‘niet al te

ernstige’ situaties kunnen onderhoudswerkzaamheden worden uitgesteld, zodat in

Page 62: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 62 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

één grote onderhoudsactie alles wordt aangepakt. Het verruimen van het

interventieniveau leidt in een dergelijk geval tot een efficiënter beheer. Wanneer

maatregelen niet ‘slim’ worden gecombineerd (zie ook hieronder) neemt de

efficiëntie af.

14.2 Verruimen omvang maatregel: combineren van werkzaamheden

Combineren van werkzaamheden komt neer op het ‘slim’ en efficiënt combineren

van onderhoudsmaatregelen of inspecties aan één of meerdere objecten

tegelijkertijd. Wanneer bijvoorbeeld de roldeuren van een sluis worden

geconserveerd, kan dit gecombineerd worden met het conserveren van de

onderrolwagens. Een belangrijke voorwaarde voor het kunnen combineren van

maatregelen, is dat een volledig inzicht bestaat in alle onderhoudsacties en -

maatregelen van alle onderdelen.

Het verruimen van de omvang van een maatregel kan hogere kosten tot gevolg

hebben. Omdat niet alle onderdelen van een kunstwerk een gelijke

onderhoudsfrequentie hebben, moeten er concessies worden gedaan. Zoals

hierboven gesteld, leidt het verruimen van het interval in principe tot lagere

levensduurkosten. Andersom geldt dat wanneer alles op tijd wordt gedaan, met een

aantal onderdelen die te vroeg worden onderhouden, hogere kosten met het

onderhoud gemoeid zijn.

Het combineren van werkzaamheden leidt tot een toename van de beschikbaarheid

van het kunstwerk. Het combineren van werkzaamheden heeft geen invloed op de

veiligheid. Voor beide aspecten geldt uiteraard de voorwaarde dat de maatregelen

worden uitgevoerd, voordat het interventie niveau bereikt is.

14.3 Verhogen frequentie

Het verhogen van de frequentie komt neer op het vaker uitvoeren van onderhoud

dan strikt noodzakelijk. Door vaker inspecties te doen en vaker maatregelen uit te

voeren, wordt de bedrijfszekerheid en daarmee de veiligheid vergroot.

Het verhogen van de frequentie leidt in principe tot een grotere beschikbaarheid van

het kunstwerk. De kans op storingen neemt aanzienlijk af, wanneer meer

toestandsafhankelijk en gebruiksafhankelijk onderhoud wordt gepleegd, en

storingsafhankelijk onderhoud tot een minimum wordt beperkt. Een kunstwerk kan

echter vaker buiten gebruik zijn, omdat vaker onderhoud gepleegd wordt. Het effect

op de beschikbaarheid is dan negatief.

Het grote nadeel van het verhogen van de frequentie is de onlosmakelijke

kostenpost die hieraan verbonden is. Meer onderhoud betekent doorgaans meer

kosten. Daarnaast is te veel en te vaak onderhoud niet efficiënt: er wordt immers

meer gedaan dan strikt noodzakelijk.

14.4 Resumé

De effecten van de in de voorgaande paragrafen genoemde knoppen, staan in de

onderstaande tabel weergegeven. Een ‘+’ geeft een positief effect weer; een ‘0’ een

indifferent effect; een ‘-‘ een negatief effect. Een gegeneraliseerde kosten baten

analyse zou inzicht kunnen geven in het landelijke financiële bereik van elke knop.

Tabel 14-1: Effecten van knoppen op service level en kosten

Veiligheid Beschikbaarheid Efficiëntie Kosten

Interventie niveau verruimen - - 0 / + 0 / +

Omvang maatregel vergroten 0 + + -

Verhogen frequentie + 0/+ - -

Page 63: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 63 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

15 Referenties

1. Referentie documenten van de Dienst Infrastructuur

2. Bouwdienst Rijkswaterstaat, Ontwerp van schutsluizen 1 en 2, Utrecht, 2000

3. Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur, Inventarisatie

vervangingsinvesteringen, 30 maart 2010

4. Rijkswaterstaat, Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015,

December 2009

5. Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur, Risico- Inventarisatie Natte

Kunstwerken (RINK), Projectplan 2010, 23 december 2009

6. Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur, Het Inspectiehuis versie 2.3, 24

februari 2009

Page 64: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 64 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

16 Bijlagen

Page 65: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 65 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Bijlage A P*Q verdeling naar Regionale Diensten

Onderstaand de geregionaliseerde P*Q.

Q

Hierbij is de Q gehanteerd conform de stand van NIS levering op 1 januari 2010.

P

De genoemde financiële getallen zijn gebaseerd op de hoeveelheden op

onderdeelniveau zoals geïnventariseerd bij de “Vervangingskosten Kunstwerken in

2002”. Deze zijn geïndexeerd naar prijspeil 2010 (1,60% o.bv. CBS: CAO-lonen

bouwnijverheid jan2009 - jan2010 incl. bijzondere beloningen).

Tot en met de vorige versie van het OBR Kunstwerken HWS / HVWN was de

onderbouwing van de PxQ voor de bruggen anders dan die van de bruggen in het

HWN. In deze versie van het OBR is de onderbouwing van de PxQ van de Bruggen

vast in het HVWN voor het eerst gelijk aan die van de vaste bruggen in het HWN.

Daarmee is het vergelijken van bruggen in beide netwerken en het overhevelen van

bruggen tussen de netwerken vereenvoudigd.

P*Q

Als gevolg van de aangepaste Q is opnieuw de landelijke P en Regionale correctie

factor bepaald. Het landelijk benodigde budget is onveranderd gebleven afgezien van

indexatie.

Page 66: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken
Page 67: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

HWS

Stuw Spui/uitwateringsluis Gemaal Hoogwaterkering Overige kunstwerken** TOTAAL HWS

Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal

[k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€]

DIJG 0 0 0 600 3.564 4.164 0 0 0 0 0 0 0 0 0 600 3.564 4.164

DLB* 887 5.091 5.978 0 0 0 35 35 71 0 0 0 5 5 11 928 5.132 6.060

DNB* 0 0 0 10 59 69 17 10 27 0 0 0 42 15 56 68 84 153

DNH 0 0 0 89 530 619 1.076 300 1.376 0 0 0 2 1 3 1.167 831 1.998

DNN 0 0 0

DON 239 1.994 2.232 0 0 0 619 173 792 0 0 0 40 13 53 898 2.179 3.077

DUT 0 0 0 4 25 30 213 59 272 35 251 286 6 2 8 259 338 597

DZH 0 0 0 816 4.849 5.665 0 0 0 0 0 0 0 0 0 816 4.849 5.665

DZL 0 0 0 32 188 220 0 0 0 0 0 0 0 0 0 32 188 220

RWS 1.126 7.085 8.211 1.550 9.216 10.766 1.960 578 2.538 35 251 286 96 36 132 4.767 17.165 21.932

* Bij de overdracht van de Midden Limburgse Kanalan van Limburg naar Noord-Brabant is een totaal jaarlijks bedrag gemoeid van 3.328 k€. Deze bedragen zijn per objectsubcategorie verrekend in het totaal overzicht (niet in RD-sheets). Het betrof hierbij: 5 schutsluizen, 16 vaste bruggen, 2 beweeegbare bruggen, 3 gemalen en 3 overige kunstwerken.

** Onder de categorie Overige Kunstwerken vallen: Watergeguleringswerken, Sifon/duiker/hevel, Onderdoorgang, Coupure, Kunstwerk tbv natuur. Voor de kunstwerken tbv de natuur zijn de aantallen gebruikt conform de RD-opgaves (landelijk 16 stuks), aangezien deze niet in DISK/NIS zitten.

EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering

Kunstwerken HWS [k€] [k€] [k€] [k€]

Dienst IJsselmeergebied 600 3.564 4.164 375

Dienst Limburg 928 5.132 6.060 546

Dienst Noord-Brabant 68 84 153 14

Dienst Noord-Holland 1.167 831 1.998 180

Dienst Noord-Nederland 0 0 0 0

Dienst Oost-Nederland 898 2.179 3.077 277

Dienst Utrecht 259 338 597 54

Dienst Zuid-Holland 816 4.849 5.665 510

Dienst Zeeland 32 188 220 20

Totaal 4.767 17.165 21.932 1.975

Engineering 1.975

Totaal 23.907

Page 68: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

HVWN

Schutsluis Brug beton, groot Brug beton, klein Brug staal Brug beweegbaar Afmeervoorziening Totaal HVWN

Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal Vast Variabel Totaal

[k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€] [k€]

DIJG 901 3.009 3.910 7 59 67 7 63 69 0 0 0 41 781 822 0 0 0 956 3.913 4.868

DLB* 3.078 10.851 13.928 42 342 384 11 105 116 63 1.374 1.437 2 13 15 0 0 0 3.196 12.685 15.881

DNB* 2.476 6.967 9.443 0 0 0 29 270 299 7 160 168 119 1.195 1.314 0 0 0 2.632 8.592 11.224

DNH 1.049 3.519 4.568 0 0 0 5 43 48 32 687 719 30 291 322 0 12 12 1.115 4.553 5.668

DNN 0 0 0 0 0 0 0 3 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 3

DON 1.427 5.035 6.462 41 336 377 43 399 442 123 2.684 2.808 32 247 279 0 0 0 1.666 8.701 10.367

DUT 2.383 6.938 9.321 25 203 228 5 51 56 40 871 911 8 49 57 0 0 0 2.461 8.112 10.574

DZH 1.241 4.608 5.849 31 257 288 8 71 78 0 0 0 87 1.626 1.713 0 0 0 1.367 6.562 7.929

DZL 2.472 6.593 9.065 0 0 0 8 73 81 47 1.030 1.077 147 2.106 2.253 0 767 767 2.674 10.568 13.243

RWS 15.027 47.519 62.547 145 1.198 1.343 115 1.078 1.193 313 6.807 7.120 467 6.309 6.776 0 779 779 16.068 63.689 79.757

* Bij de overdracht van de Midden Limburgse Kanalan van Limburg naar Noord-Brabant is een totaal jaarlijks bedrag gemoeid van 3.328 k€. Deze bedragen zijn per objectsubcategorie verrekend in het totaal overzicht (niet in RD-sheets). Het betrof hierbij: 5 schutsluizen, 16 vaste bruggen, 2 beweeegbare bruggen, 3 gemalen en 3 overige kunstwerken.

EPK Vast EPK Variabel EPK Totaal Engineering

Kunstwerken HVWN [k€] [k€] [k€] [k€]

Dienst IJsselmeergebied 956 3.913 4.868 438

Dienst Limburg 3.196 12.685 15.881 1.430

Dienst Noord-Brabant 2.632 8.592 11.224 1.011

Dienst Noord-Holland 1.115 4.553 5.668 510

Dienst Noord-Nederland 0 3 3 0

Dienst Oost-Nederland 1.666 8.701 10.367 933

Dienst Utrecht 2.461 8.112 10.574 952

Dienst Zuid-Holland 1.367 6.562 7.929 714

Dienst Zeeland 2.674 10.568 13.243 1.192

Totaal 16.068 63.689 79.757 7.181

Engineering 7.181

Totaal 86.938

Page 69: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 69 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Bijlage B Monumenten

Onderstaande tekst is afkomstig uit het vervallen OBR Exploitatie. De

genoemde areaalgegevens (Q) en kosten (P) zijn geen deel van het OBR

Kunstwerken.

Rijkswaterstaat beheert diverse monumentale werken. Het CIWW project

(Cultuurhistorische Inventarisatie en Waardering van Waterstaatsobjecten in beheer

van RWS) heeft een voorlopige lijst van rijksmonumenten in beheer van RWS

opgeleverd. Tabellen B-1 en B-2 geven een overzicht van de objectsubcategorieën

en de verdeling over de regionale diensten.

Tabel B-1: Areaal kunstwerken in het Hoofdwatersysteem

(bron: NIS levering juli 2008)

KW soort DIJG DLB DUT Totaal

Stuwcomplex 3 3

Spui,- uitwateringssluis 5 1 6

Gemaal 1 1

Kunstwerken overig HWS 1 1

Tabel B-2: Areaal kunstwerken in het Hoofdvaarwegennet

(bron: NIS levering juli 2008)

KW soort DIJG DLB DON DUT DZH Totaal

Schutsluis 3 8 8 1 20

Bruggen vast 8 3 3 14

Bruggen beweegbaar 5 5

Uiterlijk medio 2009 moet het CIWW project ook een lijst van alle gemeentelijke

monumenten in beheer van RWS opleveren.

Relevante wet –en regelgeving

De bescherming van monumenten is in eerste instantie verankerd in de

Monumentenwet. Deze wet biedt een operationeel juridisch kader voor aanwijzing

en instandhouding van monumentale werken. De wetgeving is met name bedoeld

om het aanzicht dan wel uiterlijk van de bouwwerken in stand te houden. Daarnaast

kan krachtens artikel 35 van de Monumentenwet een (deel van een) dorp of stad de

status van beschermd dorps- of stadsgezicht krijgen. Aan landschapspatronen kan

ingevolge de Natuurbeschermingswet de status van beschermd landschapsgezicht

worden toegekend. Landschapspatronen moeten dan ook expliciet in planvorming

worden meegenomen. Bovendien is er in de nota Belvedère voor de periode 1999-

2009 een stimuleringsbeleid ten aanzien van cultuurhistorische waarden

geformuleerd dat vigerend is voor de ministeries van OC&W, VROM, LNV en V&W.

Dit beleid gaat uit van een ontwikkelingsvisie op cultuurhistorie, waarin

cultuurhistorische waarden integraal worden gekoppeld aan andere ruimtelijke

functies, zoals wonen, werken, landbouw, natuur, recreatie en infrastructuur.

Page 70: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 70 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Onderhoudsmethode en interventieniveau

De uitvoering van onderhoud dat het aanzicht aangaat dient plaats te vinden in

overleg met hiertoe ingestelde bevoegde instanties, vaak in de vorm van

commissies. Op rijksniveau wordt dat gecoördineerd door de Rijksdienst voor

monumentenzorg (RDMZ) te Zeist die beschikt over een lijst met Rijksmonumenten

welke jaarlijks wordt geactualiseerd. De RDMZ faciliteert tevens de subsidiering van

de instandhouding van monumenten. Ook op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn

er lijsten met monumenten. Tenslotte is er de lijst met wereld erfgoed van de

Unesco. Daar staan (nog) geen RWS objecten op hoewel er wel een aantal

genomineerd zijn. Indien onderhoud noodzakelijk is dient een voorstel voorgelegd te

worden aan de eerder genoemde commissie. De commissie stelt het

onderhoudsplan vast waarna uitvoering kan starten. De voorbereiding van

onderhoud aan monumenten is daarmee arbeidsintensiever. Daarnaast zijn er

meerkosten omdat vervanging in de oorspronkelijke materialen dient plaats te

vinden het geen over het algemeen maatwerk en soms handwerk betekent.

Indicatie gemiddelde kosten: een financieel overzicht

Op dit moment wordt gewerkt met een meerkostenraming van 20% voor het

onderhoud aan monumenten. Het al genoemde CIWW project zal eind 2009 komen

met richtlijnen voor het beheer en onderhoud van objecten met cultuurhistorische

waarde in beheer van Rijkswaterstaat. Deze richtlijnen zullen gekoppeld worden aan

daadwerkelijke beschikbaar te stellen budget. Naar aanleiding van de uitkomsten

van het CIWW zal het OBR eventueel aangepast worden. Tabellen B-3 en B-4 geven

de kosten voor een monument binnen de relevante objectsubcategorieën.

Tabel B-3: Meerkosten onderhoud monumentale werken HWS

Prijspeil mei 2008 [k€]

KW soort Kosten per object Factor Kosten per monument

Stuwcomplex 670 1,20 804

Spui,- uitwateringssluis 99 1,20 119

Gemaal 30 1,20 36

Kunstwerken overig HWS 7 1,20 9

Tabel B-4: Meerkosten onderhoud monumentale werken HVWN

Prijspeil mei 2008 [k€]

KW soort Kosten per object Factor Kosten per monument

Schutsluis 629 1,20 755

Bruggen vast 117 1,20 141

Bruggen beweegbaar 54 1,20 65

Page 71: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 71 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Bijlage C Afmeervoorzieningen

Onderstaande tekst is afkomstig uit het OBR Oevers. De genoemde

areaalgegevens (Q) en kosten (P) zijn geen deel van het OBR Kunstwerken.

Afmeervoorzieningen zijn plaatsen langs een vaarweg waar voorzieningen getroffen

zijn, zodat schepen veilig kunnen afmeren en eventueel aanleggen.

Afmeervoorzieningen komen voor ter plaatse van kunstwerken als schutsluizen en

bruggen in de diverse benamingen: ligplaatsen, aanlegsteigers of remming- en

geleidewerken. In de buurt van havens worden afmeervoorzieningen ook wel

loswallen, aanlegsteigers of pieren genoemd.

De beheerde voorzieningen zijn zeer divers, zowel voor wat betreft constructie als

het gebruik (zie ook opmerkingen bij “Indeling in objectsubcategorieën”). In dit OBR

gaat het over afmeervoorzieningen die niet bij een kunstwerk horen en niet als

apart object (kunstwerk) worden beschouwd.

Figuur C-1: Beheerde areaal aan oevers per regionale dienst

Objectsubcategorie Eenheid DIJG DLB DNB DNH DNN DNZ DON DUT DZL DZH Totaal

Afmeervoorzieningen [stuks] 136 20 16 106 0 0 101 22 0 18 419

De getallen voor afmeervoorzieningen zijn afkomstig uit het OBR Kunstwerken

2007. Afmeervoorzieningen zijn scheepvaartvoorzieningen in de vorm van

aanlegsteigers, aanmeerplaatsen, remmingwerken, meerstoelen en dergelijke. Het

totaal aantal afmeervoorzieningen is 419 stuks met een totale lengte van ruim

12.000 meter. Zie ook Tabel C-2. Het aantal meerstoelen of meerpalen bedraagt

ruim 450 stuks. Overigens wordt een aaneengesloten rij meerpalen geteld als één

enkele aanleginrichting. In 2007 is voor het eerst een onderscheid gemaakt in

afmeervoorzieningen die bij een kunstwerk horen of als apart object (kunstwerk)

worden beschouwd en afmeervoorzieningen waar dat niet voor geldt. Deze laatste

zijn ondergebracht in dit OBR, eerstgenoemde inrichtingen vallen onder OBR

Kunstwerken. Het is echter niet duidelijk uit de opslagsystemen welke en hoeveel

van het totale aantal aanleginrichting nu onder oevers vallen.

Tabel C-2: Omvang areaal afmeervoorzieningen per dienst

Dienst Aantal

[stuks ] Lengte steigers

[meters]

Meerstoelen

[stuks]

IJsselmeergebied 136 650 250 Noord-Nederland 0 0 0

Oost-Nederland 101 1.197 0 Utrecht 22 5.260 0

Noord-Holland 106 2.865 80

Zuid-Holland 18 1.910 59

Zeeland 0 0 0 Noord-Brabant 16 ? ?

Limburg 20 150 88 Totaal 419 12032 477

Page 72: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 72 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Civieltechnische kenmerken

Het onderhoud van de nieuwste voorzieningen (veelal uitgevoerd in staal) is

beperkt, vast onderhoud bestaat uit bijvoorbeeld vervangen van hakorit strips,

variabel onderhoud komt neer op vervangen.

De oudere, veelal in hout uitgevoerde, voorzieningen vergen meer (vast)

onderhoud. Denk hier aan bijvoorbeeld het aandraaien / vervangen van bouten,

verven van paalkoppen. Variabel onderhoud bestaat uit het vervangen van

bijvoorbeeld dekdelen of palen. Bij vervanging van de constructie zal over het

algemeen voor een stalen constructie gekozen worden. Afmeervoorzieningen

kunnen van hout, staal, kunststof of een combinatie hiervan zijn. De

ontwerplevensduur van afmeervoorzieningen varieert van 20 tot 50 jaar.

Onderhoudsmaatregelen en interventieniveaus

De onderhoudswerkzaamheden aan afmeervoorzieningen, remming- en

geleidewerken, meerstoelen en meerpalen bestaan hoofdzakelijk uit het plegen van

groot onderhoud en het vervangen. Omdat afmeervoorzieningen oevers moeten

beschermen tegen aanvaringen, zijn het bij uitstek objecten die de

geprognosticeerde levensduur niet halen. Dit geldt vooral voor de objecten die zich

in de grotere vaargeulen bevinden. Het groot onderhoud bestaat uit het conserveren

van het staalwerk van de ladders, loopbruggen en haalkommen. Het

onderhoudsinterval bedraagt 15 – 25 jaar voor het groot onderhoud en 40 – 50 jaar

voor het vervangen.

De oudere, veelal in hout uitgevoerde, voorzieningen vergen meer (vast)

onderhoud. Denk hier aan bijvoorbeeld het aandraaien / vervangen van bouten,

verven van paalkoppen. Variabel onderhoud zou kunnen bestaan uit het vervangen

van bijvoorbeeld dekdelen of palen. Bij vervanging van de constructie zal over het

algemeen voor een stalen constructie gekozen worden.

Indicatie gemiddelde kosten

Tabel 8-8 de kosten van specifieke onderhoudsmaatregelen voor

afmeervoorzieningen.

Kritiek onderdeel Omschrijving

maatregel

Onderhouds

-interval

kosten per

stuk / meter

[k€]

referentie RWS totaal

[jaar] Areaal in

stuks /

meters

totale

kosten per

jaar [k€]

Meerstoelen (stuks) Vervanging 50 37,7325 [EBO] 477 359,97

Steigers (Meter) Vervanging 50 10,5075 12.032 2.528,52

Totaal 2888

In tabel 8-9 zijn alle kosten samengevat, incl. onderverdeling naar vast/

variabel/IPK en VAT.

Page 73: Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWNpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23144/20100922-obr-kunst… · 22-09-2010  · 2.5 Inspecties en Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken

Pagina 73 van 73

Objectbeheerregime Kunstwerken HWS & HVWN

OBR Kunstwerken 1.0 - 20100922.doc

Tabel 8-9: Totaal gemiddelde onderhoudskosten oevers per jaar [K€ en fte]

Tabel 8-10: Verschil Totaal gemiddelde onderhoudskosten oevers per jaar 2007

t.o.v. 2009 [M€] (excl afmeervoorzieningen en post ‘Algemeen’uit OBR2007)

EPK’s per jaar [k€]

2007 2009 Verschil

Gestrekte oevers 14.595 14.871 276

Havenoevers 1.084 5.860 4.776

Kribben 5.504 8.342 2.838

Kribvakken 2.669 5.723 3.054

Strek– en

leidammen

167 440 273

Uiterwaarden 2.252 1.821 -431

Waddenzeekwelders 167 1.250 1.083

Totaal 26438 38.306 11.868

Het verschil in kosten is deels te verklaren door indexering, maar ook voor een deel

door een verschil in areaalgegevens, zie tabel 8-11.

Tabel 8-11: Verschil areaalgegevens 2007 t.o.v. 2009

Areaal in km / stuks / ha 2007 2009 Verschil %

Gestrekt oevers (km) 2.603 1.982 -621 -24

Haven Oevers (km) 104 504 400 385

Kribben (stuks) 3.905 3.871 -34 -1

Kribvlakken (km) 435 899 464 107

Strek en leidammen (km) 159 361 202 127

Uiterwaarden (ha) 66.694 50.586 -16.109 -24

Waddenzeekwelders (km) 4.262 4.262 0 0

Afmeervoorzieningen (st) 419 419 0 0

Momenteel wordt nog steeds hard gewerkt aan het op orde krijgen van de

areaalgegevens in NIS; hiervoor zijn diverse projecten opgestart (zie ook hoofdstuk

Aandachtspunten). In hoeverre de opgegeven areaalgegevens uit 2007 betrouwbaar

zijn, is niet goed te achterhalen.