November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in...

23
November 2013

Transcript of November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in...

Page 1: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

November 2013

Page 2: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

4 De droom van André de Jong voor het onderwijs

8 Ict en de stuurmanskunst van schoolleiders

12 Nieuwe urennorm in het mbo geeft ruimte voor innovatie

16 Wie kan programmeren, heeft de toekomst

18 Learning Analytics als motor van gedifferentieerd onderwijs

21 Digitaal toetsen (verder) in balans

24 LeerKRACHT doorbreekt gewoontes, leren van elkaar wordt norm 26 Proeftuin voor examens vo met als doel onderwijs op maat

29 Wat we weten over praktijkvoorbeelden

30 Aan de slag met digitaal lesmateriaal, een praktijkverhaal

34 Kwaliteit leveren betekent regie pakken

36 Groene ict levert het onderwijs serieuze besparingen op

38 Let’s go serious

40 Tablets in het onderwijs

44 Nieuws

inDruk november 2013 - 3

Als een begrip te vaak gebruikt wordt,

moet je uitkijken. De kans dat die term

sneuvelt is dan levensgroot. De term raakt

oververhit. En roept associaties op die

door de een worden omarmd en door een

ander worden afgewezen. Er hoeft maar

iemand te roepen dat hij of zij het een vreselijke term vindt, bij

voorkeur gestaafd door een (semi-)wetenschappelijk onderzoek, en het

begrip heeft zijn langste tijd gehad. Denk bijvoorbeeld aan ‘het nieuwe

leren’ of aan ‘competentiegericht onderwijs’. Begrippen die in zwang

waren en op enig moment niet meer mochten. Discussies over onderwijs

hebben vaak een onderliggende emotionele stroom. Of een term wordt

geaccepteerd heeft te maken met wat de term tot uitdrukking brengt in

relatie tot iemands eigen visie op onderwijs, waarbij eigen ervaringen

vaak richtinggevend zijn.

Wat is personaliseren?

Als achtergrond even dit. Het begrip is in Amerika en het Verenigd

Koninkrijk ontstaan en verdiept als onderdeel van een veel bredere

discussie, namelijk de gedachte dat dienstverlening (waaronder het

onderwijs) in de toekomst meer dient aan te sluiten bij de verschillende

behoeftes van afnemers dan te blijven proberen iedereen van uniforme

diensten gebruik te laten maken. Het ‘one size fits all’ principe wordt

hiermee ten grave gedragen. Aan dit gedachtegoed lag, en ligt, de

overtuiging ten grondslag dat indien die omslag niet wordt gemaakt, de

legitimatie voor het toekomstig handelen en bestaan van dienstverleners

wordt ondergraven.

Zo zijn er allerlei burgerinitiatieven die hun oorsprong vinden in

ontevredenheid over het huidig aanbod; het oprichten van een eigen

bank, een eigen energiemaatschappij of een eigen verzekeringsmaat-

schappij. In het onderwijs is het initiatief van Maurice de Hond hier een

uiting van. De technologie van vandaag maakt het mogelijk om dit soort

initiatieven te starten en dwingt organisaties om de dienstverlening op

maat aan te leveren. Van ‘broadcasting’ van diensten naar ‘narrow-

casting’ van diensten. Het meer op individuele behoeften en talenten

toegesneden onderwijs maakt onderdeel uit van die bredere discussie.

Wat is gepersonaliseerd onderwijs?

Als het dan gaat om personaliseren in het onderwijs is het duidelijk dat

de definities over elkaar heen buitelen. Het Amerikaanse Ministerie van

Onderwijs schrijft in het National Educational Technology Plan (2010):

“Personalization is broader than just individualization or differentiation

in that it affords the learner a degree of choice about what is learned,

when it is learned and how it is learned; this may not indicate unlimited

choice, since learners will still have targets to be met. However, it may

provide learners the opportunity to learn in ways that suit their

individual learning styles and multiple intelligences.”

In dit gedachtegoed van de Amerikanen en de Canadezen wordt geperso-

naliseerd leren dus gedefinieerd als de ultieme vorm, de overtreffende

trap die verder gaat dan individualiseren en differentiëren. Hier gaat

het dus om de zuiverste vorm van zelfgestuurd of zelfgeorganiseerd

onderwijs waarbij de regie in belangrijke mate bij de leerling ligt.

Ikzelf voel me meer aangetrokken tot een andere definitie. Hierin wordt

het begrip breed neergezet en niet slechts passend bij één onderwijs-

concept. Personaliseren wordt gekenmerkt door het meer centraal stellen

van de leerling, het goed monitoren van leerresultaten en het daarop

aanpassen van het leerproces; kortom het vergroten van de keuzevrijheid

van docent en leerling en het maximaal benutten van de potentie om

onderwijs gevarieerd uit te serveren. Daarin neem je alle aspecten van

iemands persoonlijkheid en competenties mee om na te gaan op welke

wijze iemand het beste tot een eindresultaat komt. Je laat dus volstrekt

het idee los dat iedereen vanuit dezelfde methode en eenzelfde didactiek

(de leer van het onderwijzen) les krijgt zonder die methode of didactiek

te verbannen. Want als dat toevallig voor een individu of groep goed

werkt, is dat de doorslaggevende factor. Iemands profiel is bepalend hoe

hij of zij onderwijs krijgt en welke middelen daar het beste bij passen.

In de Nederlandse onderwijscontext zal het woord personaliseren snel

van het toneel verdwijnen als we de eerste stroming teveel de definitie

van het begrip laten bepalen. Ik schaar me achter de tweede waarbij de

regie prima bij de docent kan liggen en het begrip personaliseren meer

een koepelbegrip is voor élke onderwijsvorm, mits die het maximaal

ontplooien van het individueel talent (niet te verwarren met individueel

onderwijs) als aangrijpingspunt neemt. Dan wordt het een trend.

Een trend die zich niet alleen in het onderwijs manifesteert. Het wordt

dan een breder maatschappelijk fenomeen waarbij het onderwijs niet

kan achterblijven.

Toine Maes

Personaliseren is HOT; Hype Of Trend?

Column

2 - inDruk november 2013

Deze inDruk is digitaal verrijkt. Met behulp van Layar, een

app voor uw smartphone, kunt u bij sommige artikelen extra

filmpjes of digitaal voorbeeld materiaal bekijken. U herkent

deze pagina’s aan het Layar-logo.

1 Download de gratis Layar-app in de App Store

of Android Market

2 Open de app en richt uw smartphone op de pagina

met het Layar-logo

3 Klik op ‘Tap to view’

4 Het filmpje verschijnt op uw telefoon

Inhoudsopgave

ColofonKennisnet inDruk is een gratis blad voor docenten, managers en schoolleiders in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Het blad is ook digitaal beschikbaar op Indruk.kennisnet.nlUit deze uitgave mag niks worden verveelvoudigd (waaronder het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, behoudens in geval de verveelvoudiging van de inhoud plaatsvindt onder de licentie ‘naamsvermelding, niet-commercieel, geen afgeleide werken’ als gehanteerd door Creative Commons.

Hoofdredactie: Evita NortEindredactie: Gemma Steeman (Comm.On)Tekstbijdragen: Leo Bakker, Petra Balk, Alfons ten Brummelhuis, Sandra ter Horst, Mieke van Keulen, Patricia van der Linden, Bram Litjens, Kathleen Loods, Henk Nijstad, Evita Nort, Toine Maes, Sabine Peterink, Frans Schouwenburg, Gemma Steeman, Peter Teffer, Margreet Vermeer, Erik Woning, Chris ZintelFotografie: KennisnetVormgeving: Tappan Communicatie, Den HaagDruk: Zijlstra Drukwerk, WoerdenReacties: [email protected] reportages en interviews, foto’s en illustraties berusten auteursrechten.

Interessant is ook wat Barbara Bray en Kathleen McClaskey uit

Canada daarover schrijven, voortbordurend op het Amerikaanse

rapport, op kn.nu/hot

Page 3: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 54 - inDruk november 2013

André de Jong, sinds april 2012 directeur-generaal Primair en Voort-

gezet Onderwijs op het Ministerie van Onderwijs, is ervan overtuigd

dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog kan en dat leraren zich

nog meer moeten kunnen concentreren op het lesgeven. Hij heeft zich

de laatste tijd ook ingezet om de Lerarenagenda op te stellen die in

oktober jl. gelanceerd is.

André de Jong was voorheen bestuursvoorzitter van twee stichtingen

in het primair en voortgezet onderwijs, de Stichting Protestants-

Christelijk Onderwijs Utrecht en de Willibrord Stichting. Kennisnet

bezocht hem onlangs in Den Haag om met hem te praten over de rol

die ict heeft in het onderwijs.

Als het gaat om ict in het onderwijs waarschuwt hij dat scholen en

leraren geen ‘top-downmodel’ van de overheid moeten verwachten.

Hij wil vooral dat scholen zelf met ict experimenteren. “Innovaties

zijn mogelijk”, aldus de directeur-generaal. Daarbij moet dan goed

worden gedocumenteerd wat de effecten zijn: “Het is belangrijk om

te kijken of het daadwerkelijk helpt. Dat is net als bij medicijnen, je

moet onderzoeken of het effectief is. Het is toch zo dat je leerlingen

het beste mee wilt geven, voor henzelf én voor de samenleving is dat

van belang. Je moet ze alleen blootstellen aan dingen die daadwerke-

lijk bijdragen aan hun ontwikkeling.” Het gaat hem overigens niet

alleen om de kwaliteit van het onderwijs. “Ict moet het onderwijs ook

leuker kunnen maken voor kinderen.”

Hij is ervan overtuigd dat de invoering van ict-middelen de adminis-

tratieve lasten van leraren vermindert en hen meer tijd geeft om

aandacht te geven aan individuele leerlingen. Dat sluit aan bij het

opinieartikel dat staatssecretaris Sander Dekker afgelopen septem-

Op de kamer van André de Jong hangt een grote foto van Martin Luther King junior, met daaronder de tekst die de Amerikaanse burgerrechtenactivist vijftig jaar geleden uitsprak in Washington: I have a dream today! Hoewel de missie van De Jong een stuk bescheidener is dan die van King, heeft ook hij een duidelijk doel.

ber publiceerde in De Volkskrant, waarin hij schreef dat toptalenten

op de basis- en middelbare school meer moeten worden uitgedaagd.

“Net zoals met adaptief testen, waarbij je verschillende levels hebt,

zo kan het ook met leren. Als sommige leerlingen harder gaan, dan

kunnen ze naar een hoger level. Met ict kan dat ontzettend makkelijk”,

aldus De Jong.

Over ‘gepersonaliseerd leren’ en de rol van ict wordt gezegd dat

het de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Denkt u dat ook?

“Ik denk dat het de moeite waard is om het goed te verkennen. Ik

ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest

Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over

drie Amerikaanse kinderen die een jaar lang in Finland, in Polen en

in Singapore hebben rondgelopen. Polen heeft in zes jaar tijd de

PISA-score met dertig punten verhoogd, door centrale examens en

een centraal curriculum in te voeren. Daar is geen ict aan te pas

gekomen. Dus het is niet per definitie zo dat je ict of gepersonali-

seerd leren nodig hebt om tot betere onderwijsresultaten te komen.

Maar de Nederlandse situatie is anders. Wij hebben die zaken al

ingevoerd en staan voor nieuwe ontwikkelingen.

“Daarbij ben ik ervan overtuigd dat ict – net als in het bedrijfs-

leven – mogelijkheden biedt die tot nu toe vaak onbenut zijn ge-

bleven. Mijn intuïtie is dat ict het onderwijs beter en efficiënter

kan maken. Het is daarom nodig om hier onderzoek naar te doen en

de evidentie te verzamelen over wat werkt. Er zijn natuurlijk al veel

experimenten geweest, maar de bewijsvoering is niet altijd even

hard. Voor veel schoolleiders is daardoor niet altijd duidelijk of ze

daar nu echt voor moeten gaan of niet. Over de iPad-scholen van

Maurice de Hond hebben we gezegd: daar gaan we een experiment

De droom van André de Jong voor het onderwijs

van maken, waarbij een voorwaarde is dat dit goed geëvalueerd

wordt.”

Wie gaat die evaluaties doen, de inspectie?

“Niet alleen de inspectie, ook wetenschappers, onderzoeksinstel-

lingen. Je wilt het zoveel mogelijk wetenschappelijk aanpakken. Dit

vergt een situatie waarin twee instellingen vergeleken kunnen

worden: een school (of een klas) die een innovatie invoert en een

school die dat niet doet. Met een voor- en een nameting. Hoe ont-

wikkelt zich dat dan in de tijd?”

“Hierbij vind ik van belang dat het eigenaarschap echt gevoeld wordt

door scholen zelf en door de leraren. Zij moeten de methode intro-

duceren, ouders en leerlingen daarin meenemen en laten zien dat het

daadwerkelijk kan. Wij moeten dat wel faciliteren, ruimte bieden en

beperkende wetten en regels aanpassen. We moeten het niet in de

weg zitten. We kunnen er ook voor zorgen dat het goed gemonitord

en geëvalueerd word. Maar het is niet zo dat OCW dat op kan leggen.

Zo gaat dat niet werken. De evaluaties moeten inzicht geven in hoe

we naar ict en onderwijs kunnen kijken. Dat illustreert de kracht van

Page 4: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 76 - inDruk november 2013

ons systeem. Scholen in Nederland zijn erg autonoom. Er is veel

ruimte om het te doen zoals een schoolbestuur, schoolleiding en

leraren goed dunkt. Er zijn ook wettelijke grenzen. Die zijn bedoeld

om goed onderwijs te garanderen. Zo nu en dan is het nodig om te

kijken of, door wat meer ruimte te bieden, de dingen waar het echt

om gaat daadwerkelijk vooruit geholpen kunnen worden. Het gaat

er uiteindelijk om of je betere leerresultaten krijgt.”

Volgens een recent rapport van Kennisnet heeft ongeveer een-

derde van de leraren het idee dat er geen ruimte is om te

experi menteren met ict.

“We gaan een regiegroep oprichten samen met de PO-Raad en de

VO-raad. De PO-Raad en de VO-raad zetten het dus ook op de

agenda in hun eigen vereni-

ging. Op die manier krijgt het

weer meer aandacht. Als wij

nog een paar van die experi-

menten ge zamenlijk inrichten,

dan zal het ongetwijfeld helpen

om alle leraren duidelijk te maken dat er meer ruimte is. Het kan

zijn dat er in de perceptie van schoolbesturen of leraren minder

ruimte is dan er in de praktijk bestaat. Maar ik heb wel het idee dat

schoolbesturen ons in de regel weten te vinden. Er komen heel veel

brieven binnen met verzoeken, telefoontjes, direct maar ook via de

PO-Raad, VO-raad. Dat is geen knelpunt naar mijn gevoel.”

Wat vindt u van het onderwijsconcept dat stichting O4NT

heeft ontwikkeld?

“Dat zijn de experimenten die we moeten hebben, die worden

gedragen door de school, door het bestuur en waarbij van buiten

hulp wordt geboden. Dat is hart stikke belangrijk om dat leer-

proces, dat we met zijn allen door moeten maken, van de grond te

tillen. Mits we dat dan ook goed begeleiden en evalueren. Op die

manier kan het helpen om de dingen die goed lopen ook echt ver-

der te verspreiden. Het belang van goed onderwijs aan leerlingen

staat daarbij voorop.”

Als het Wetsvoorstel afschaffing gratis schoolboeken wordt aan-

genomen, mogen de kosten voor ‘elektronische informatie-

dragers’ straks ook worden opgenomen onder de kosten voor

lesmateriaal. Was dat dan nog niet mogelijk?

“Ook hier speelt weer de perceptie. We moeten als OCW niet alleen

ruimte scheppen en regels aanpassen, maar dit ook uitdragen. Ik

hoor heel veel positieve voorbeelden – in mijn oude bestuur

hebben we op een gegeven moment ook gezegd: we gaan een pilot

doen met iPads. Dus dat is nu inderdaad al mogelijk. Sommige

mensen denken nog dat het niet kan. Door dat expliciet in zo’n

tekst op te nemen, laat je aan de wereld weten: hier kan je ook aan

denken, dit is ook een optie.”

Denkt u dat scholen zullen kiezen tussen volledig digitaal of alleen

de schoolboeken?

“Ik denk dat ze vaak een mix zullen kiezen. Dat ze denken: nou, laten

we misschien eens bij één vak, of bij een paar groepen, beginnen

om te kijken hoe het werkt. Dat is

misschien ook wel wijs, om klein te

beginnen. Ik denk dat ik het ook een

grote gok zou vinden om integraal

van het ene op het andere jaar over

te schakelen, nog even afgezien van

de financiën. Ik vind het daarom extra interessant om samen met de

PO-Raad en de VO-raad op iets grotere schaal te kijken wat de

ervaringen zijn, die te bundelen en dan te kijken: wat is nu een

goede koers om extra stappen te zetten op dit terrein.”

Kunt u ons wat meer vertellen over de lerarenagenda?

“Eigenlijk volgt dat het hele proces van lerarenopleiding tot zittende

leraar en welke punten verbeterd moeten worden. Dat gaat onder

meer over de kwaliteit van de lerarenopleiding. Daar komen natuur-

lijk ook de kwaliteiten op het terrein van ict aan de orde en het leren

differentiëren. Kinderen die achterblijven en kinderen die voorop

lopen, daar moet je apart aandacht voor hebben. Via die mogelijk-

heden van ict kun je adaptieve leermethodes aanbieden.”

De opleidingen voor docenten op dit moment missen dus het

een en ander?

“Ja. De aandacht op dit moment in de lerarenopleiding is heel erg op

het aanscherpen van de eisen op het terrein van kennis. Dat heeft te

maken met de kritiek van een aantal jaren geleden. Veel leerkrachten,

in ieder geval op de pabo’s, zouden rekenen en spelling onvoldoende

beheersen. Er is heel erg ingezet op het verbeteren van het kennis-

niveau. De komende jaren komen ook die andere vaardigheden in

beeld: het gaat erom dat je een taakgerichte sfeer kan creëren in de

klas, dat je kunt differentiëren en dat je ook in staat bent om op-

brengstgericht te werken. Dat raakt natuurlijk weer aan vaardig-

heden; ben je in staat om data-analyses te maken? Waar staat je

groep nou precies? Daar heb je natuurlijk de hulp van ict voor, maar

dan moet je ook met ict kunnen omgaan.”

Dit zijn dan ook dingen die in de nascholing moeten gebeuren

voor de al werkende docenten?

“Ja. Voor de zittende leerkrachten moet dat aan de orde komen.

Daarin zie je dat po verder is dan vo met differentiëren.”

Hoe komt dat?

“Ik denk dat een belangrijke factor is dat een leerkracht in het po

kinderen van allerlei niveaus in de klas krijgt. Een leraar in het vo

krijgt te maken met kinderen die gedetermineerd zijn voor een

bepaalde richting. Als ze niet goed kunnen meekomen, dan zal die

leerkracht gauw denken: die is verkeerd gedetermineerd en moet

afstromen of opstromen. Die zit niet goed bij mij in de klas. Terwijl

een leerkracht in het po dat niet kan zeggen. Dat kindje is zoals het

kindje is en je moet proberen om daar passend onderwijs aan te

bieden. Die po-docent wordt als vanzelf gedwongen, veel meer dan

in het vo, om na te denken over differentiatie.”

Heeft u een vergezicht over hoe het onderwijs er in 2020 uit

moet zien?

“Waar we dan precies staan, dat vind ik heel erg moeilijk om precies

te zeggen. Laten we met elkaar de komende jaren de voordelen die ict

biedt helder in beeld krijgen. Zodat scholen, met de ondersteuning

die wij kunnen bieden, die kansen steeds meer gaan grijpen. Leraren

worden dan meer ontlast en kunnen zich meer richten op de potentie

van de leerlingen. Leerlingen zijn meer gemotiveerd, hebben meer

plezier in het leren.”

Laten we met elkaar de komende jaren de voordelen die ict biedt helder in beeld krijgen

Page 5: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 98 - inDruk november 2013

Nederlandse scholen zijn goed uitgerust met ict. Laptops, digi-

borden, draadloos internet en digitaal leermateriaal behoren

meestal tot de standaarduitrusting, zowel in het basis-, voort-

gezet als middelbaar beroepsonderwijs. De Vier in balans

moni tor 2013 laat zien dat veel schoolleiders en leraren vinden

dat ict een positieve invloed heeft op het onderwijs. De belang-

rijkste daarvan zijn:

behoeften van leerlingen

Desondanks blijft het ict-gebruik in de praktijk achter bij de

ambi ties van veel leraren en schoolleiders. En dat terwijl vanuit

onderzoek de bewijskracht groeit dat bij goed, gericht en ge-

doseerd gebruik de motivatie van leerlingen voor leren toe-

neemt en hun prestaties verbeteren. Ict kan het leren aantrek-

kelijker maken, waardoor leerlingen bereid zijn er meer tijd aan

te be steden. Ict kan de instructie effectiever maken. Een

computer programma kan een leerling immers continu onder-

steunen of corrigeren – intensiever dan een leraar ooit kan

opbrengen. Maar toch blijven veel mogelijkheden van ict, die

kunnen bijdragen aan de opbrengsten van onderwijs, onbenut.

Waarom is dat zo? En kunnen schoolleiders daar wat aan doen?

Ook kunnen specia listen, bijvoorbeeld uit het bedrijfsleven, gast-

lessen geven zonder dat ze naar school hoeven te komen.

Weerstand

In de meeste landen is met beide invoeringsstrategieën ervaring

opgedaan. Hierbij blijkt dat schoolleiders een hard nekkige mis-

vatting koesteren: de gedachte dat meer computers, meer digi-

taal lesmateriaal en snellere verbindingen de leraren vanzelf

stimuleren om ict te gebruiken. Dat is niet zo. Betere materiële

randvoorwaarden hebben niet geleid tot meer computergebruik.

Als leraren niet overtuigd zijn van het nut van ict voor hun

onder wijs, heeft deze strategie maar weinig kans van slagen.

Sterker nog: als een school sterk gericht is op ‘getting wired’

zonder aandacht voor het onderwijskundige nut, ontstaat bij

leraren zelfs weerstand.

De beste en meest blijvende resultaten van ict zien we vooral bij

de aanpak vanuit de onderwijsbehoefte. Geen wonder eigenlijk:

de bereidheid om ict te gebruiken hangt nauw samen met de op-

vattingen van leraren over goed onderwijs. Ict-toepassingen die

indruisen tegen hun onderwijsprincipes zullen zij niet gauw in-

voeren. Ook een ‘good practice’ draagt dan nog zelden bij aan hun

bereidwilligheid. Leraren willen een toepassing alleen gebruiken

als duidelijk is of en hoe de prestaties van hun eigen leerlingen

verbeteren. Daarom gaat het zo langzaam. Opvattingen van leraren

over de inrichting van onderwijs zijn deel van hun identiteit en

professionele stabiliteit. Deze kunnen wel veranderen, maar dat is

een heel geleidelijk proces.

Waar zit het probleem?

Een blik op het verleden kan hierbij helpen. Bij de invoering van

ict hebben schoolleiders in de afgelopen jaren grofweg twee

strategieën gevolgd. De ene neemt de technische mogelijkheden

van ict als vertrekpunt, de andere gaat uit van de behoeften van

het onderwijs. We omschrijven beide benaderingen en schetsen

daarna de beperkingen.

Technologie als bron van inspiratie

Wie voor deze aanpak kiest, verkent systematisch de kansen die

nieuwe technologie het onderwijs biedt. Actuele voorbeelden die

veel inspiratie bieden, zijn games, learning analytics, mobiele

apparaten, cloud computing en persoonlijke leeromgevingen.

Onderwijsbehoefte als vertrekpunt

Wie voor deze aanpak kiest, gebruikt ict als een hulpmiddel om

een manifest probleem op te lossen. Dit kan didactisch, organisa-

torisch of financieel van aard zijn. Op scholen waar de leerling-

aantallen teruglopen, kan ict helpen financieel-organisatorische

problemen op te lossen. Ook bij beroepsopleidingen, of scholen

voor voortgezet onderwijs die kampen met hoge arbeids kosten

voor kleine groepen leerlingen, komt ict de schoolleiding te hulp.

Met videoconferencing kan een leraar via een computer verbinding

op meerdere locaties tegelijk lesgeven. Of hij neemt een les op en

stelt die beschikbaar aan zijn leer lingen.

Ict en de stuurmanskunst van schoolleiders

De kwaliteit van het onderwijs is in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit van de leraar. Dit geldt ook voor de opbrengsten van ict: een bekwame leraar kan er meer mee. Maar hij kan het niet alleen. Ook de schoolleiders spelen een belangrijke rol, een wellicht nog belangrijkere rol dan zij op dit moment beseffen.

Kortom: beide strategieën sorteren te weinig effect. De aanpak

vanuit de technische mogelijkheden maakt scholen wel bewust

van wat er allemaal kan met ict, maar leraren gebruiken deze

mogelijkheden in de praktijk weinig. De aanpak vanuit de

onderwijs behoefte leidt wel tot daadwerkelijk gebruik, maar is

een erg traag proces. Het resultaat van beide benaderingen is

dat ict onderbenut blijft. Dit is de kern van het probleem. Een

probleem waarvan de ernst toeneemt omdat het er vanuit ver-

schillende invalshoeken een groeiende noodzaak is voor meer

gebruik van ict het onderwijs: sociaal, economisch en onderwijs-

kundig. Dit roept de vraag op of het niet sneller kan.

Op dit punt aangekomen kunnen schoolleiders baat hebben bij

de inzichten die onderzoek tot nu toe heeft opgeleverd. Kort

samengevat zijn het er drie:

1. Er gaapt een kloof tussen de voor- en de achterhoede

2. Vooral de achterhoede verdient aandacht

3. Stap voor stap leidt tot blijvende verandering

Dit werken we nader uit.

1. De ict-kloof

Analyse van invoeringstrajecten laat zien waarom het zo lang

duurt voordat een hele school ict gebruikt. Het zijn vaak enke-

lingen die als pionier enthousiast zijn om iets nieuws met ict te

proberen. Meestal krijgen zij een kleine groep mee die relatief

makkelijk is te overtuigen van de waarde ervan. Samen vormen zij

de voorhoede, maar die bestaat uit hooguit 15% van alle leraren.

Page 6: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 1110 - inDruk november 2013

Daarachter wacht een grote groep waarvoor het nut van een ict-

toepassing niet vanzelfsprekend is. Zij sluiten pas aan als niet alleen

de opbrengsten maar ook de meerwaarde daadwerkelijk zijn aan-

getoond. Dit is de ict-kloof die verbreding en versnelling van ict in

de weg staat.

Soms lukt het deze kloof te overbruggen. De analyse van zo’n ge-

slaagd proces laat zien dat de achterhoede behoefte heeft aan

andere onder steuning dan de voorhoede. Waar de voorhoede

genoeg heeft aan ruimte om uit te proberen en beschikbaarheid

van technologische hulpmiddelen, laat de achterhoede zich voor

het merendeel leiden door praktische en economische over-

wegingen. Ze zijn tevreden met het onderwijs zoals ze het geven

en zijn niet zonder meer gemotiveerd om ict in te zetten of om hun

onder wijs te veranderen. Zij willen eerst zien dat een ict-toepassing

aansluit bij hun opvattingen over goed onderwijs en ook meerwaarde

biedt voor de prestaties van leerlingen.

2. Besteed ook aandacht aan de achterhoede

De Vier in balans monitor 2013 laat zien dat schoolleiders bij de

invoering van ict wel ondersteuning bieden, maar dat die vooral

bestaat uit het geven van ruimte om te experimenteren. Veel school-

leiders stellen ook tijd en ict-middelen beschikbaar. Helaas is deze

ondersteuning (faciliteiten en laissez faire) bij uitstek geschikt

voor de voorhoede. Het merendeel van de leraren heeft er weinig

baat bij. En zelfs de voorhoede, die aanvankelijk enthousiast was en

verheugd over de steun van de schoolleiding, raakt teleurgesteld

wanneer blijkt dat collega´s niet aanhaken op een experiment.

Succesvolle veranderingen, waarbij de hardnekkige ict-kloof is over-

brugd, hebben ons wijzer gemaakt. Het blijkt dat minder innovatieve

toepassingen, die meer aansluiten bij de reguliere praktijk van de

achterhoede, eerder worden geaccepteerd dan toepassingen die ver

afstaan van hun dagelijkse doen en denken. Schoolbrede transfor-

matie is bij succesvolle scholen het resultaat van een reeks kleine

veranderingen. Zo behouden leraren hun zelfvertrouwen en krijgen

ze de kans om niet alleen hun praktische vaardigheden maar ook

hun denken over onderwijs en ict te ontwikkelen.

3. Samenwerking

Onderwijsveranderingen zijn complexe processen en kosten meer

tijd dan het aanleren van een ict-vaardigheid. Sturing geven aan

schoolbrede veranderingen waarbij ict in het spel is, stelt daarom

hoge eisen aan leiderschap. Schoolleiders staan voor de uitdaging

om een breed gedragen visie op inrichting en organisatie van het

onderwijs te formuleren. Zo´n visie is niet het werk van een indi-

vidu maar het resultaat van samenwerking en overleg in het hele

schoolteam. Ook de keuze van ict-toepassingen die deze visie maxi-

maal ondersteunen, vragen om inzicht in wat werkt met ict en wat

niet. Willen leraren zich in de beoogde richting kunnen ont wikkelen,

moeten zij niet de balans kwijtraken tussen wat ze met ict doen en

hoe ze denken over goed onderwijs. Onderweg struikelen betekent

investeringsverlies van de eerdere stappen. Falende techniek en

onzekerheid bij docenten over de aard en bedoelingen van ict-

toepassingen hebben een remmende werking op het gebruik van

ict. De schoolleider heeft daarbij een even cruciale als verant-

woordelijke taak.

Stuurmanskunst

Dit stelt specifieke eisen aan de kennis en vaardigheden van school-

leiders. Het vraagt stuurmanskunst om binnen een schoolteam de

verbinding te leggen tussen menselijke en materiële rand-

voorwaarden. Kiezen voor ict-voorzieningen die aansluiten bij het

denken van leraren over de inrichting en organisatie van onderwijs

is een goed vertrekpunt voor duurzame verbetering van de kwaliteit

en opbrengsten van onderwijs. Om daarna op koers te blijven zijn

het enthousiasme van leerlingen en vermindering van werkdruk bij

leraren een bruikbaar kompas.

Meer informatie:

Meer lezen over de rol van bestuurders in de kwaliteit van het

onderwijs? In het Jaarboek ICT en Samenleving 2012 “De

transformerende kracht van ICT” staat de publicatie “ICT,

onder wijs en kenniseconomie” van Alfons ten Brummelhuis.

Ook het artikel “De Pionier als bruggenbouwer” van J. Fransen

is een aanrader. Het verscheen in 4W, het wetenschappelijke

tijdschrift van Kennisnet en is te lezen via 4w.kennisnet.nl.

Contactpersoon

Naam: Alfons ten Brummelhuis

Email: [email protected]

Page 7: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

12 - inDruk november 2013

naar onderwijstijd gekeken in relatie tot de kwaliteit van het

onder wijs. Dit betekent dat de Inspectie alleen in het uiterste geval

– als de kwaliteit van de opleiding en de resultaten niet op orde zijn

en de deelnemersraad geen toestemming heeft gegeven om van de

urennorm af te wijken – over zal gaan tot het tellen van begeleide

uren. Het doel hiervan is om de mogelijke oorzaken van het onder-

presteren van de opleiding in kaart te brengen. Op deze manier

brengt de Inspectie toezicht op basis van verdiend vertrouwen in de

praktijk. Ook is ze erg benieuwd naar nieuwe voorbeelden van kwali-

tatief goede benutting van de onderwijstijd.

Kwaliteit en organisatie van onderwijstijd: hoe realiseer je dat?

Het feit dat er enerzijds meer uren begeleide onderwijstijd ver-

zorgd moeten worden, maar dat er anderzijds meer ruimte is voor

de invulling hiervan, dwingt scholen na te denken over de manier

waarop ze dat gaan realiseren. Het aantal extra uren is meestal

geen probleem. Om de huidige urennorm te halen programmeren de

meeste scholen al boven de norm. De invulling van deze onderwijs-

tijd is een interessant vraagstuk. Centrale vraag is: Op welke manier

kun je als school onderwijstijd effectiever en efficiënter vorm-

geven? Ict kan daarbij een belangrijke rol spelen. Hoe en op welke

manier illustreren we aan de hand van twee praktijkvoorbeelden.

Ict in een rekencentrum zorgt voor maatwerk

Op AOC Oost in Doetinchem ervaart men de verandering van de regels

niet zozeer als een organisatorische uitdaging, maar vooral als een

inhoudelijk vraagstuk. Daarom is verbetering van het rekenonderwijs

aangegrepen om een nieuw onderwijsconcept te ontwikkelen. Met

hetzelfde aantal docenten en doelmatige inzet van computers en soft-

ware kan rekenonderwijs op maat worden aangeboden, aldus AOC

Oost. Ze verwachten daarmee een verbetering van zowel de kwaliteit

van het onderwijs als het leerrendement.

Het concept gaat uit van de behoefte van de student en niet van

Elke manager of bestuurder in het middelbaar beroepsonderwijs heeft te maken met de vraag: Hoe realiseer ik voldoende onderwijstijd? Na een periode waarin de kwaliteit van het onderwijs te vaak onder de maat was en veel lessen uitvielen, besloot de Onderwijsinspectie actief op onderwijstijd te controleren. Als niet aan de norm werd voldaan, deelde het ministerie van OCW boetes uit. Inmiddels waait er een andere wind uit Den Haag. Maar wat betekent dit voor de onderwijstijd? En welke mogelijkheden biedt ict hierbij?

Met het aantreden van Jet Bussemaker als minister van Onderwijs is

de toon in de discussie over onderwijstijd veranderd. De geplande

intensivering en verhoging van de urennorm blijven staan, maar de

minister stelt dat kwalitatief goed onderwijs het startpunt moet

zijn bij het ontwikkelen en realiseren van onderwijsprogramma’s.

Een onderwijsinstelling die kan aantonen dat het kwalitatief goed

onderwijs levert – op grond van behaalde resultaten en de tevreden-

heid van studenten en hun toekomstige werkgevers – hoeft dan niet

langer aan de minimale begeleide urennorm te voldoen.

De minister geeft aan dat er andere manieren dan traditionele,

klassikale lessen zijn om goed onderwijs aan te bieden. Het is hier-

bij de verantwoordelijkheid van de school om op basis van een

duidelijke onderwijsvisie een programma aan te bieden dat vol-

doende intensief is en waarmee goede resultaten worden behaald.

Als ook de deelnemersraad daarmee heeft ingestemd, hoeft men

niet langer te voldoen aan de vastgestelde urennorm. Hierover moet

wel worden gerapporteerd in het Geïntegreerd Jaardocument van

de instelling.

Deze maatregel heeft echter meer positieve gevolgen. De admini-

stratieve druk van scholen wordt verminderd omdat scholen niet meer

uitsluitend naar onderwijstijd kijken. Het is immers geen bekostigings-

voorwaarde meer. Daarnaast wordt scholen expliciet meer ruimte ge-

boden om te innoveren. Kwaliteit gaat boven kwantiteit.

Toezicht op basis van vertrouwen

Wat betekent deze verandering voor het toezicht door de Inspectie

van het Onderwijs? In de eerste plaats zullen er door het wegvallen

van de bekostigingsvoorwaarde geen themaonderzoeken naar

onderwijs tijd meer plaatsvinden. Er wordt in het mbo alleen nog

Nieuwe urennorm in het mbo geeft ruimte voor innovatie

Een belangrijk onderdeel van Focus op Vakmanschap is

intensivering van het onderwijs, vooral in het eerste

leerjaar. De nieuwe situatie ziet er als volgt uit:

eerste jaar minimaal 700 begeleide onderwijsuren.

opleiding (en dus niet per leerjaar).

Entreeopleiding: ten minste 1000 klokuren waarvan

ten minste 600 begeleide onderwijsuren;

1-jarige basisberoepsopleiding en voor de

specialistenopleiding: ten minste 1000 klokuren,

waarvan ten minste 700 begeleide onderwijsuren en

ten minste 250 klokuren BPV;

2-jarige basisberoepsopleiding en 2-jarige

vakopleiding: ten minste 2000 klokuren, waarvan

ten minste 1250 begeleide onderwijsuren en ten minste

450 klokuren BPV;

3-jarige vakopleiding en de middenkaderopleiding:

ten minste 3000 klokuren, waarvan ten minste 1800

begeleide onderwijsuren en ten minste 900 klokuren BPV;

4-jarige opleidingen: ten minste 4000 klokuren,

waarvan ten minste 2350 begeleide onderwijsuren en

ten minste 1350 klokuren BPV;

BBL: 850 per leerjaar, minimaal 200 begeleide onderwijs-

tijd en 610 BPV.

De nieuwe urennorm

inDruk november 2013 - 13

Page 8: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

14 - inDruk november 2013 inDruk november 2013 - 15

logistiek of de organisatie. Op basis van het rekenniveau en de leer-

behoefte worden studenten ingedeeld in groepen. Deze staan los van

de studierichting van de student. In een speciaal voor dit doel op-

gericht fysiek rekencentrum werken studenten zelfstandig aan reken-

opdrachten. De voortgang wordt bijgehouden in de elektronische

leeromgeving waar ook leermateriaal, instructies en nuttige web-

sites zijn te vinden. De docent is coach en instructeur: hij coacht de

studenten tijdens het individueel werken achter de computer en

geeft instructies aan diegenen die zich daarvoor inschrijven. Omdat

de activiteiten onder verantwoordelijkheid van een rekendocent

plaatsvinden, wordt dit gezien als onderwijstijd. Het rekencentrum

wordt niet gekoppeld aan de studierichting en er kan naast een

docent ook een onderwijsassistent worden ingezet. Deze slim ge-

kozen opzet biedt de school de kans om ruimere openings tijden te

hanteren en tegelijkertijd maatwerk te bieden.

Gerben Kleine Haar, teamleider van de opleiding veehouderij op

het AOC, is betrokken bij de ontwikkeling van het rekencentrum. Hij

vertelt dat het een uitdaging is om met de huidige financiering de

kwaliteit van het onderwijs gelijk te houden of liever nog te ver-

beteren. Dit kan alleen door efficiënter te werken: “In de ideale

situatie is het rekencentrum op AOC Oost altijd open. Het zou mooi

zijn als in de toekomst ook studenten van andere mbo-scholen en de

hogeschool in de regio gebruik zullen gaan maken van het reken-

centrum. Of bijvoorbeeld vmbo-leerlingen die extra rekenoefeningen

nodig hebben om hun eindexamen te halen. Zo kunnen studenten

optimaal van elkaar leren.”

Leren op afstand zorgt voor efficiënt onderwijs

De gevolgen van de demografische krimp in Zeeland zijn voor de

Zeeuwse mbo-scholen duidelijk merkbaar. Om die problemen het

hoofd te bieden besloten ROC Zeeland en het ROC Westerschelde

(inmiddels gefuseerd tot Scalda) tot een experiment met afstands-

leren. “Door het inzetten van videoconferencing kunnen mensen

elkaar horen én zien terwijl zij zich op afstand van elkaar bevinden.

Zo kun je een klas op afstand lesgeven.” Deze manier van lesgeven

wordt al succesvol ingezet bij een tekort aan docenten voor bepaalde

vakken of wanneer een school vakken geeft waar maar een klein

aantal studenten in is geïnteresseerd. Ook in krimpgebieden kan

deze technologie uitkomst bieden.

Laat er geen misverstand over bestaan: afstandsleren is niet te

prefereren boven regulier onderwijs, vindt Erik Dijselijnck,

project leider van het videoconferencingproject en tevens docent

aan het ROC Zeeland. “Je moet het niet verkopen als een concept dat

Meer informatie:

Meer over deze en andere voorbeelden zijn te vinden

op de website van het Adviespunt Onderwijstijd:

kennisnet.nl/onderwijstijd.

Contactpersoon

Naam: Mieke van Keulen

Email: [email protected]

Contactpersoon

Naam: Chris Zintel

Email: [email protected]

Omdat scholen blijken behoefte te hebben aan een sparring-

partner als het gaat om de invulling van kwalitatief goed

onderwijs binnen onderwijstijd, hebben Kennisnet en

saMBO-ICT het online Adviespunt Onderwijstijd opgezet. Hier

wordt antwoord gegeven op vragen en wordt kennis gedeeld.

Het adviespunt evalueert onderwijskundige concepten en

voorziet ze van advies. Deze concepten en voorbeelden worden

ingediend door de onderwijspraktijk en gedeeld op de site.

Zowel het ministerie van OCW als de Onderwijsinspectie zijn

betrokken geweest bij de totstandkoming van het Adviespunt

Onderwijstijd.

Adviespunt Onderwijstijdnet zo goed is als wanneer studenten direct contact hebben met hun

docent. Maar het kan wel een oplossing zijn voor het probleem van

krimp. En het heeft zelfs een aspect dat positief is ten opzichte van

regulier onderwijs; de les blijft online beschikbaar.” Daarmee

hoeven studenten die ziek, of om een andere reden afwezig zijn,

weinig te missen. Prettig voor zowel student als docent. Uit onder-

zoek blijkt ook dat docenten zich beter voorbereiden. Dat is nodig

vanwege de techniek, maar ook omdat de docenten werken met

klassen die ze minder goed kennen; ze overleggen onderling meer.

“Voor de didactiek is belangrijk in hoeverre de docent al gebruik

maakt van videomateriaal, smartboards, digitale presentaties, et

cetera. Een docent die met boek en schrift door de klas loopt, is

natuurlijk niet geschikt voor videolessen,” denkt Dijselinck.

Te weinig interactie in de klas bleek geen probleem vanwege de

mogelijkheden van het systeem dat speciaal voor de videolessen is

aangeschaft. Het systeem analyseert de geluiden. Als er iemand

praat, en dat wordt als zodanig herkend, dan krijgen de anderen

deze persoon op het scherm te zien. De digiborden zijn gekoppeld

waardoor studenten op afstand de aantekeningen op het digibord

in hun eigen klas zien verschijnen. Ook de verwachte orde problemen

bleven uit. Onderzoek wijst uit dat de leeropbrengsten van de klas op

afstand niet zijn toe- of afgenomen. De invulling van de onderwijs-

tijd is daarmee efficiënter georganiseerd terwijl de kwaliteit gelijk

gebleven is.

Aan de slag

De nieuwe benadering van onderwijstijd biedt scholen dus de kans

om kwalitatief goed onderwijs aan te bieden volgens hun eigen

visie. Binnen de kaders van onderwijstijd en de urennorm is veel

meer mogelijk dan vaak wordt gedacht. Dit geeft opleidings-

managers de opdracht om volle verantwoordelijkheid te nemen

voor de kwaliteit van hun onderwijs. Ga aan de slag vanuit je eigen

onderwijsvisie en innoveer met nieuwe ict-toepassingen. Er zijn

volop kansen om het leren van de student centraal te stellen en het

onderwijs hieromheen te organiseren, in plaats van andersom.

Maak hiervoor gebruik van de kennis en ervaringen van anderen die

terug zijn te vinden bij het Adviespunt Onderwijstijd van Kennisnet

en saMBO-ICT. Hier kun je ook vragen stellen en je onderwijs-

concepten indienen. Kennisnet daagt scholen uit om deze kans te

pakken en te laten zien hoe zij met ict zorgen voor hogere kwaliteit

binnen de onderwijstijd.

Benut onderwijstijdeffectiever met ict!

Kennisnet.nl/onderwijstijdKennisnet.nl/onderwijstijd

Benut onderwijstijdeffectiever met ict!

Page 9: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 1716 - inDruk november 2013

Google, bol.com, Layar en Spil Games. Daarmee erkennen zij het

belang van digitale talentontwikkeling. De kinderen van vandaag zijn

immers de gedreven, geschoolde arbeidskrachten van de toekomst.

Hoe zien kinderen de rol van technologie in onze samenleving in

2025? De 12-jarige David verzon een TomTom-bril: “De bril weet

via je zicht waar je bent, hij ziet de weg. Je hebt dus geen sensor

nodig. Hij heeft wel verbinding met een centrale satelliet en hij

houdt rekening met files en veranderingen in de wegen.” Een klas-

genoot van David vult aan: “In 2025 gebruiken we internet overal.

Om deuren te openen, lampen aan te doen, water bij te vullen. En

ik denk dat er beroepen verdwijnen. Wat ik zelf wil worden weet ik

nog niet precies, maar ik weet wel dat ik iets met ontwerpen wil

doen. Dan kan ik gebouwen, bruggen en torens ontwerpen om de

wereld leefbaarder te maken.”

De toepasbaarheid van technologie

Dat is precies de visie die Kennisnet onderstreept: Als je weet hoe

iets werkt, kun je het aanpassen. Zo kun je invloed uitoefenen op de

manier waarop technologie werkt en wordt gebruikt. Uiteindelijk

gaat het dus niet om de vraag of technologie wel of niet thuishoort

in het onderwijs, maar om de vraag welke vaardigheden onze kin-

deren nodig hebben om te slagen in de maatschappij waarin ze

wonen. In Mali vraagt dat om andere vaardigheden dan in Nederland.

Nederlandse kinderen moeten onderwezen worden in het leggen van

verbanden tussen technologie en de toepasbaarheid voor de branche

waarin ze later werkzaam zullen zijn.

Het lijkt dus niet meer dan logisch dat we programmeren een grotere

rol laten spelen in het Nederlandse onderwijs. In een maatschappij

waarin computers centraal staan, zouden leerlingen – naast rekenen,

De wereld verandert snel. Niemand weet hoe de beroepen van de toekomst eruit zien. Welk werk we doen en hoe we ons onderwijs daarop moeten aanpassen. Wat we wel weten is dat de maatschappij nog meer gebruik gaat maken van technologie. Deskundigen voorspellen dat de technologiesector over 15 jaar met ruim 30% is gegroeid. Wie het ver-band kan leggen tussen technologie en haar toepasbaarheid voor toekomst, heeft straks de banen voor het uitkiezen.

Technologie bepaalt een groot deel van ons leven. Het zal een nog

groter deel van het leven van onze kinderen bepalen. Maar wanneer

je kinderen vraagt waar software of apps vandaar komen, moeten ze

je het antwoord schuldig blijven. Ze zijn er ‘gewoon’. Directeur van

stichting Mijn Kind Online Remco Pijpers: “Op school leren kinderen

de basisvakken en is er aandacht voor creativiteit en sport. Wat we

niet vaak zien, is aandacht voor digitale talentontwikkeling. Terwijl

de toekomstige werkgevers van onze kinderen juist dáár behoefte

aan hebben.”

Frans Schouwenburg, strategisch adviseur bij Kennisnet : “We kunnen

onze kinderen niet meer onderwijzen zoals 50 jaar geleden. De

onzeker heid over hun toekomst is daarvoor te groot. Wanneer wij

vragen aan bedrijven, aan universiteiten, aan opleidingsinstituten

wat ze belangrijk vinden, is het antwoord niet kennis maar vaardig-

heden. Vaardigheden om kritisch te denken, creatief te ondernemen

en op die manier een positie te verwerven in de maatschappij van de

toekomst. Die vaardigheden noemen we 21st century skills. Een

onder deel daarvan is ict-geletterdheid.”

Leren programmeren vanaf groep 3

Daarom ontwikkelden Kennisnet en Mijn Kind Online het lespakket

Codekinderen, waarmee kinderen op basisscholen in Nederland en

België spelenderwijs kennismaken met de basisprincipes van co-

deren. De vaardigheden die daarvoor nodig zijn, zoals creatief en

logisch denken, helpen vooral inzicht te krijgen in de ‘achterkant’

van de apparaten die deze jonge generatie dagelijks gebruikt. Het

project is dus niet zozeer bedoeld om van alle kinderen program-

meurs te maken, maar om kinderen een gezonde band te laten

opbouwen met technologie, internet en computers. “Immers,”

stelt Schouwenburg, “het is niet zozeer het programmeren zelf

waar werkgevers naar op zoek zijn, dat kunnen arbeidskrachten

uit andere landen vaak beter en goedkoper, het zijn de technolo-

gische en sociale inzichten waarmee ze ict onderdeel zullen maken

van ons onderwijs, onze zorg, ons bestuur.”

Creëren in plaats van consumeren

Nederland staat niet alleen. In Engeland wil de overheid vanaf

september 2014 programmeertalen opnemen in het curriculum

van alle basisscholen. Ook in Estland is programmeren inmiddels

een verplicht vak voor kinderen tussen de 7 en 19 jaar. Waarom?

Ave Lauringson, initiatiefneemster van het Estlandse project zegt

hierover: “We want to change thinking that computers and

programs are just things as they are. There is an opportunity to

create something, and be a smart user of technology.” Ook in de

Verenigde Staten wordt actief campagne gevoerd om kinderen al

op jonge leeftijd in contact te brengen met de basisprincipes van

programmeren. Bill Gates, Steve Jobs, Mark Zuckerberg en andere

persoonlijkheden verschenen onlangs in een videoboodschap

waarin zij vertellen hoe belangrijk die vaardigheden zijn geweest

voor hun ontwikkeling. Zij pleiten ervoor de jeugd te stimuleren

om technologie te creëren in plaats van alleen te consumeren.

Programmeurs zijn de popsterren van de toekomst.

Internet in 2025

Ook het project Internet in 2025 richt zich op de rol van technologie

in de toekomstige samenleving. Hoe zien kinderen de toekomst? Met

welke technologie kunnen zij hun dromen verwezenlijken? Kinderen

van groep 6, 7 en 8 mogen hun antwoord tekenen, gewoon met

kleurpotloden en papier.

Deze tekeningen zijn het begin van een gesprek over internet,

techniek en innovatie tussen kinderen en het bedrijfsleven.

En niet de minsten hebben toegezegd; de CEO’s van bedrijven als

Wie kan programmeren, heeft de toekomst

Recent onderzoek Stimulating Europe’s App Economy schat in

dat in Europa meer dan 529.000 mensen fulltime werken in

de productie van apps. Nog eens 265.000 mensen hebben

indirect hun baan te danken aan apps. Daarmee heeft Europa

een kwart van de app-markt in handen. Bij de presentatie

noemde eurocommissaris Neelie Kroes dit rapport een wake-

up call. Ze benadrukte daarbij de economische belangen

voor Europa en waarschuwt voor het dreigende tekort aan

technisch geschoold personeel.

Meer informatie:

Meer informatie over het project Codekinderen vindt u op

www.codekinderen.nl en www.kennisnet.nl/codekinderen.

Meer informatie over het project Internet in 2025 vindt u op

www.internetin2025.nl.

Contactpersoon

Naam: Remco Pijpers

Email: [email protected]

taal en aardrijkskunde – op de basisschool ook hun eerste stappen

moeten zetten op het gebied van computertaal. In de toekomst is het

waarschijnlijk net zo belangrijk om te kunnen programmeren als om

goed Engels te kunnen spreken. Wie de technologie in de vingers

heeft, heeft de toekomst in handen.

Page 10: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 1918 - inDruk november 2013

worden gedaan worden op het gebied van het toekomstige studie-

succes van de leerling.

Op dit moment is Learning Analytics een hype. Dat concludeert onder

andere onderzoeks- en adviesbureau Gartner. Zo voert de onderzoeks-

gemeenschap veel studies en projecten uit op dit gebied en besteden

uitgeverijen en ontwikkelaars van lesmateriaal veel aandacht aan de

Learning Analytics is het meten, verzamelen, analyseren en rappor-

teren van en over data van leerlingen en hun context. Het doel hiervan

is om het leren en de omgeving waarin dit plaatsvindt te begrijpen

en optimaliseren.1 Learning Analytics is geen op zichzelf staande

technologie, maar is bijvoorbeeld een onderdeel van een digitaal

leerplatform of lesmethode die de interactie van leerlingen met de

stof opslaat en analyseert. De terugkoppeling van deze analyses kan

leiden tot effectiever handelen door de leerling, de leraar of de

schoolleider. Maar bijvoorbeeld ook de ontwikkelaar van het ge-

bruikte lesmateriaal kan er zijn voordeel mee doen.

Learning Analytics kun je het beste beschouwen als een cyclus (zie

figuur 1). De interactie van leerlingen met (digitaal) leermateriaal

levert data op. Bijvoorbeeld: hoe lang is een leerling bezig geweest

met een bepaalde opgave, welke oplossingsstrategie heeft hij ge-

bruikt, was het antwoord goed of fout, bleek de opgave makkelijk of

moeilijk et cetera. Deze data worden verzameld en op geslagen.

Samen met data die al bekend zijn over de leerling kan een analyse

uitgevoerd worden aan de hand van bepaalde algoritmes. Deze ana-

lyse resulteert in een interventie. Die kan variëren van een melding

naar de docent, een update van een dashboard, het opschroeven van

de moeilijkheidsgraad of het veranderen van de volgende opdracht.

Als de leerling verder gaat, begint de cyclus opnieuw. Op den duur

kunnen er op basis van de verzamelde data zelfs voorspellingen

Grote bedrijven en marketingbureaus doen het al langer: met behulp van internet proberen om zoveel mogelijk te weten te komen over je klanten door hun (online) gedrag vast te leggen en te analyseren. Hiermee bouwen ze klantprofielen op, houden trends en ontwikkelingen bij en doen voorspellingen over het gedrag van hun klanten. Het doel van deze bedrijven is om hun aanbod beter te laten aansluiten op de behoeften en wensen van hun klan-ten. Nu er ook binnen het onderwijs steeds vaker digitaal wordt gewerkt, is het mogelijk meer ‘onderwijswinst’ te behalen door allerlei data van de ‘klant’ op te slaan, te meten en te analyseren. De effectieve inzet van deze data en analyses gaat er de komende jaren voor zorgen dat het onderwijs gedifferentieerder, persoonlijker en meer op maat wordt, maar er zijn ook kanttekeningen. Tijd voor wat uitleg, duiding en aandachtspunten.

Learning Analytics als motor van gedifferentieerd onderwijs

mogelijke rol van Learning Analytics in het onderwijs. Learning

Analytics is een veelbelovende technologische ontwikkeling, maar

er moet nog veel gebeuren voordat het grootschalig ingezet kan

worden.

Learning Analytics: Op weg naar meer gedifferentieerd onderwijs

Om meer gedifferentieerd en gepersonaliseerd onderwijs te kunnen

geven is het allereerst belangrijk om zicht te hebben op de verschil-

len tussen individuele leerlingen. In grote klassen, of bij de vele

leerlingen die een leraar in het vo wekelijks ziet, is het een uitdaging

om op individueel niveau

te zien hoe een leerling

het doet. Nu steeds meer

leermateriaal digitaal be-

schikbaar is, wordt het

makkelijker om de voort-

gang van alle leerlingen

vast te leggen en te analyseren. Een voorbeeld van Learning Analytics

in zijn meest eenvoudige vorm is een dashboard, voor zowel leraar

als leerling, waarin wordt zichtbaar gemaakt hoe een leerling er

voor staat. Dit kan de basis vormen voor een meer geavanceerde

analyse waarbij combinaties van indicatoren leiden tot adviezen en

voorspellingen. Het niveau en de volgorde van het geboden materiaal

kan vervolgens op basis hiervan worden aangepast. We spreken dan

van adaptief lesmateriaal.

Stel je voor dat iedere leerling met zo’n intelligent digitaal platform

werkt. Hiermee creëer je een persoonlijke mentor die altijd beschik-

baar is, precies weet hoe en op welk niveau de leerling het best leert.

Zover zijn we nog niet, maar op dit moment zijn er online platformen

die hier wel een begin mee hebben gemaakt. Voorbeelden hiervan

zijn Taalzee, Rekentuin, PulseOn, Leswijs en het Amerikaanse Khan

Academy en Knewton. Deze systemen bieden real time inzicht in de

voortgang van leerlingen waardoor zowel leerling als leraar altijd

weten hoe het gaat.

Het grootste voordeel ten opzichte van een (papieren) traditionele

lesmethode is dat je eenvoudig overzicht houdt in de verschillen

tussen leerlingen. Bij de inzet van Learning Analytics-systemen kan

de focus daarmee verschuiven van (gestandaardiseerd) toetsen naar

meer aandacht voor de doorlopende ontwikkeling van een leerling.

Learning Analytics: In de praktijk

Kennisnet heeft, in samenwerking met de ontwikkelaars van Taalzee,

Rekentuin, PulseOn en Khan Academy, het afgelopen jaar een aantal

pilots gedaan. Taalzee en Rekentuin worden vooral gebruikt als adap-

tief oefenmateriaal; deze

programma’s bieden ver-

diepende oefeningen die

qua niveau en onderwerp

worden aangepast aan de

leerling. PulseOn is een

platform dat zich meer richt

op het faciliteren van een persoonlijke leerlijn. Het tempo en niveau

worden per leerling bepaald op basis van de interactie die hij of zij

heeft met het leer materiaal. Khan Academy biedt heel veel (Engels-

talig) oefenmateriaal en bevat een dashboard waarin aanbevelingen,

leerdoelen en overzichten, gebaseerd op Learning Analytics, een cen-

trale plek innemen.

Tijdens deze pilots omschreven deelnemende leraren het ideale

onder wijs als onderwijs waarbij leerlingen veel meer regie hebben

over hun eigen leerproces. De ontwikkeling van het individu zou

centraal moeten staan. Elke leerling zou op zijn of haar eigen niveau

en tempo naar persoonlijke doelen moeten toewerken en een leraar

zou deze doelen moeten kunnen managen. Anders dan bij een tradi-

tionele methode wordt er dan van leerkrachten meer kennis verwacht

over referentieniveaus en leerlijnen.

Figuur 1. Learning Analytics Cyclus Doug Clow. 2012. In “Proceedings of the 2nd International Conference on Learning Analytics and Knowledge”, LAK ‘12

1 LAK11, Learning Analytics and Knowledge Conference 2011, https://tekri.athabascau.ca/analytics/

De ontwikkeling van de individuele leer-ling komt centraal te staan in het onderwijs – Docent basisonderwijs over werken met

Rekentuin en Taalzee

Leerlingen

Analyses

Interventies Data

Page 11: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 2120 - inDruk november 2013

Learning Analytics: Voor beter leermateriaal

Behalve dat deze data en analyses zinvol kunnen zijn voor de leer-

ling of de leraar tijdens het onderwijsproces kan het ook waarde-

vol zijn buiten het onderwijsproces. Zo kan de ontwikkelaar van het

materiaal de effectiviteit van een bepaalde opdracht binnen een

methode bekijken. In figuur 2 is te zien waar onderwijsdata een rol

spelen binnen de keten die loopt van de auteur van lesmateriaal tot de

leerling. In de ‘oude’ fysieke keten (de blauwe lijnen) legt het mate-

riaal een lange weg af voor het bij de leerling aankomt. Iedereen

binnen de keten voegt waarde toe, maar er komen weinig data terug

de keten in. In de ‘nieuwe’ digitale keten (de oranje en groene lijnen)

is dit wel het geval. Data over het gebruik en het succes van de leer-

ling kunnen nu eenvoudig (anoniem) terug komen bij de distributeur,

uitgever en de auteur. Op basis van deze data kan de ontwikkelaar

het materiaal aanpassen en verbeteren waar nodig.

Learning Analytics: Nog een weg te gaan

Een belangrijk knelpunt van Learning Analytics is dat adaptieve leer-

systemen nog erg in ontwikkeling zijn. De Amerikaanse voor lopers

sluiten vaak niet aan bij het Nederlandse onderwijs. Daarnaast zijn

er veel vragen op het gebied van het kwantificeren van leren, privacy

en data-eigenaarschap en over de gevolgen van een sterke focus op

data. Desalniettemin zijn vroege gebruikers erg enthousiast over de

potentie van Learning Analytics en verwachten zij dat deze ontwikke-

ling een brug kan slaan tussen hun huidige en hun ideale onderwijs-

situatie.

De komende jaren zal de markt worden overspoeld door adaptief

lesmateriaal, Learning Analytics-dashboards en gepersonaliseerd

leermateriaal. Het is aan leraren, schoolleiders en managers om

verantwoordelijkheid te nemen en na te denken over de plek die zij

dit materiaal willen geven in relatie tot hun visie op onderwijs.

Contactpersoon

Naam: Erik Woning

Email: [email protected]

Meer informatie:

Kijk op innovatie.kennisnet.nl/learninganalytics voor meer

informatie over Learning Analytics. Als bijlage bij deze inDruk

is een infographic over Learning Analytics toegevoegd.

Figuur 2. onderwijsketen leermateriaal

Digitaal toetsen kan een hoop tijd besparen en de mogelijkheid

bieden om leerlingen tussentijds beter bij te sturen. Leerlingen die

de stof lastig vinden, krijgen extra hulp, terwijl leerlingen die het

makkelijk vinden extra worden uitgedaagd met moeilijkere op-

drachten. Deze kwaliteitsimpuls is voor scholen vaak de aanleiding

om zich te gaan oriënteren op de mogelijkheden van digitaal toet-

sen. Om vervolgens te ontdekken dat er veel meer voordelen zijn.

Denk aan de motiverende werking van deze manier van feedback op

leerlingen, het niet hoeven nakijken van steeds dezelfde toetsen, de

waarde van een database vol (gegevens over) toetsen en, niet on-

belangrijk, de kostenbesparing op papier- en vervoerskosten.

In die oriëntatiefase komt er een enorme hoeveelheid informatie

op je af. Waar moet je beginnen, welke vragen moet je stellen?

Welke stappen neem je als school om digitaal toetsen succesvol in

te voeren? In dit artikel nemen we je in vogelvlucht mee langs een

aantal praktische zaken.

Stap 1. Visie en leiderschap

(Digitaal) toetsen moet aansluiten bij de onderwijsvisie van de

school. Denk bijvoorbeeld aan het streven naar evenwicht in leer-

middelen door toepassing van ‘blended learning’ of een toets als

hulpmiddel bij differentiatie om leerlingen gerichte feedback te

kunnen geven. Verwoord je onderwijskundige uitgangspunt daarom

in een toetsbeleidsplan en zorg voor de juiste randvoorwaarden.

Stap 2. Deskundigheid

Docenten moeten beschikken over de vaardigheden om toets-

programma’s te laten werken. Zij moeten de mogelijkheden van

digitaal toetsen inzien en deze in hun lespraktijk kunnen verweven.

Deze vaardigheid hebben ze ook nodig om de toetsen en toetsitems

valide, betrouwbaar en transparant te maken. Er zal immers een

gedegen database met toetsen moeten worden gemaakt.

Op het Eifelcollege maken de leerlingen een toets. De leraar

deelt toetsblaadjes en -opgaven uit. De tafels gaan uit

elkaar, alleen een pen op je bank. Drie leerlingen zijn hun

pen vergeten. Na wat geharrewar kan de toets beginnen.

Alle leerlingen maken dezelfde toets. De blaadjes worden

in genomen en de leraar kijkt na. Tijdens zijn correctie

vallen hem dingen op. Vraag 4 wordt door alle leerlingen

fout gemaakt. Vraag 6 en 7 gaan juist bij iedereen goed. Bij

vraag 10 had hij bij een aantal leerlingen veel betere ant-

woorden verwacht. Over het algemeen is hij tevreden en het

vooraf bedachte correctiemodel blijft geldig. Na een week

krijgen de leerlingen hun toetsen terug, de cijfers zijn dan

in gevoerd in het administratiesysteem van de school en de

leraar bespreekt de toets na met de klas.

Maandagmorgen, het derde uur op het Allard Piersoncollege.

De helft van de klas maakt een toets. Ook hier gaan de tafels uit

elkaar. De leerlingen leggen hun tablet op tafel en loggen in.

De docent zet de toets open voor de leerlingen die hun toets

vandaag willen maken. De rest van de klas gaat aan de slag met

een onderwerp dat ze tijdens de oefentoets niet voldoende

bleken te beheersen. Na een snelle analyse van de proeftoets

zagen docent en leerlingen dat met name één onderwerp veel

fouten opleverde. De docent heeft daarom extra opdrachten

klaargezet in de elektronische leeromgeving waarmee de leer-

lingen kunnen oefenen. De leerlingen kunnen in de komende

twee weken zelf een moment kiezen om hun toets te maken.

Er zijn genoeg items in de toetsenbank aanwezig om ook voor

hen weer een betrouwbare toets samen te stellen.

Schets1

Schets2

Digitaal toetsen(verder) in balans

Auteur Uitgever Distributeur School Leerling

ook data terug

digitaal

Page 12: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 23

Stap 3. Inhoud en toepassing

In deze stap gaat het erom die toetsinhoud te vinden die aansluit bij

hetgeen je wilt toetsen. Is het doel formatief of diagnosatief of heeft

de toets een summatief, op eindmeting gericht, doel? Daarbij spelen

een aantal factoren een rol: Wat zijn gangbare toetsvormen op school

en is het wenselijk daar verandering in te brengen? Welke uit-

breidingen zijn er mogelijk? Wordt er zelf inhoud gemaakt en wat is

het huidige en gewenste niveau hiervan? Welke expertise heeft u

hiervoor in huis, moet elke docent toetsitems kunnen maken? Met

digitaal toetsen ontstaan er andere vraagtypen. Welke consequenties

heeft dat en wat levert het op?

Er is de laatste tijd veel aandacht voor het metadateren van toetsen

op cognitieve niveaus. Twee methodes die veel voorkomen zijn OBIT

en RTTI. Hierdoor ontstaan mogelijkheden om vooraf een evenwich-

tige toets samen te stellen en achteraf beter te analyseren op de

verschillende onderdelen.

Verder is van belang om te kijken naar de mogelijkheden die er zijn

op het gebied van toetsanalyse en welke wensen hieromtrent zijn.

Contactpersoon

Naam: Sandra ter Horst

Email: [email protected]

Meer informatie:

Om scholen te helpen gefundeerde keuzes te maken bij de

overstap naar digitaal toetsen ontwikkelde Kennisnet de

brochure Digitaal Toetsen. De brochure biedt inzicht en helpt

je met een gedegen stappenplan. Waar staat jouw school op

het gebied van digitaal toetsen? Download de brochure op

kennisnet.nl/digitaaltoetsen en zet de volgende stap.

Stap 4. Infrastructuur

Voordat je als school overgaat op de aanschaf van een digitaal toets-

systeem, zet je een duidelijk programma van eisen op papier en

spreek je dit door met eventuele leverancier(s). Het school netwerk

moet kunnen omgaan met pieken. Wanneer veel leerlingen tegelijker-

tijd een toets maken, moet zowel het netwerk als de internet-

verbinding sterk zijn. Bij het inrichten van de infrastructuur is het

verder van belang te bepalen in hoeverre het digitale toetssysteem

gegevens moet kunnen uitwisselen met het school administratie-

systeem of de elektronische leeromgeving (de interoperabiliteit).

Denk ook na over het ‘vullen’ van de toetsomgeving.

Hoe ga je om met de items uit bestaande toetsen? Hoe worden die

gedigitaliseerd? Welke toetsvragen zijn beschikbaar via uitgeverijen

en vakverenigingen? Wie maakt daarin een schifting? En wie zet ze

op een efficiënte manier in het digitale systeem?

Stap 5. Implementatie

Tot slot stelt ook de laatste fase, de implementatie, de school voor

een aantal vragen. Implementeer je digitaal toetsen op boven-

schools niveau of op schoollocatie? Is het mogelijk de krachten met

andere scholen te bundelen? Welke personen in de school moeten

zeker betrokken worden bij de implementatie?

We zien bij onze docenten een grotere vraag naar scholing.

We worstelen nog met de vraag wat een efficiënte manier

is; individueel of op vakgroepniveau. We kiezen nu voor

een mix. Elke docent volgt 40 uur scholing, naar keuze,

binnen het thema digitale didactiek/digitaal toetsen.

Daarnaast wordt 24 uur ingevuld door de school:

werken. Het ‘Train de trainerprincipe’ werkt hierbij

erg goed, de kennis komt echt de school in. De I-coaches

kunnen op termijn ook deze trainingen gaan geven.

-

voorbeeld komend schooljaar op RTTI, een methode

om vier cognitieve niveaus van leren te onderscheiden

(Reproductie, Toepassen in bekende situatie, Toepassen

in onbekende situatie, Inzicht).

Germien Kamphorst, rector Ichthus college:

22 - inDruk november 2013

Page 13: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 2524 - inDruk november 2013

Uit het genoemde onderzoek bleek dat landen die in staat waren om

de kwaliteit van hun onderwijs in redelijk korte tijd te verbeteren,

gelijkenissen vertonen in de manier waarop ze dit realiseerden.

Succesvolle interventies van ‘goed’ naar ‘excellent’ bleken zich vooral

te richten op de professionalisering van leraren en schoolleiding

door hen van elkaar te laten leren. Deze uitkomst inspireerde Jaap

Versfelt, tot voor kort partner bij McKinsey, om scholen te helpen bij

het zetten van stappen naar excellent onderwijs. Het leidde tot een

uniek initiatief: Stichting LeerKRACHT.

Een groot internationaal onderzoek van McKinsey deed enkele jaren geleden veel stof opwaaien in onderwijsland. Twintig landen werden met elkaar vergeleken en een spraakmakend rapport verscheen: How the world’s most improved school systems keep getting better (2010).

Het doel van LeerKRACHT is om een praktische, getoetste en

kopieer bare aanpak te ontwikkelen waarmee scholen de kwaliteit

van hun onderwijs sterk kunnen verbeteren. Hierbij staat de leer-

kracht centraal. Leerkrachten worden uitgedaagd om verantwoor-

delijkheid nemen voor hun professionele ontwikkeling en worden

hierbij ondersteund door de schoolleiding. Kennisnet levert

binnen LeerKRACHT de expertise op het gebied van multimediale

leermiddelen.

Pilot

In 2012 begonnen zestien scholen, begeleid door externe coaches,

aan een cultuuromslag onder het motto ‘elke dag samen een beet-

je beter’. Op deze pilotscholen (vijf uit het primair onderwijs, vijf

vmbo-scholen en zes havo/vwo-scholen) worden sinds vorig jaar

september nieuwe processen geïntroduceerd en ingebed in het

onderwijs. Ervaren coaches, beschikbaar gesteld door de

Onderwijs coöperatie, begeleiden de cultuurverandering op de

scholen. De processen in deze aanpak zijn een combinatie van

veldwerk op de scholen, forumbijeenkomsten met docenten, het

verbeteren van leermateriaal en sessies met de betrokken besturen.

In 2013/2014 hoopt LeerKRACHT het aantal deelnemende scholen uit

te breiden naar 75. Daarna zijn alle scholen in Nederland kandidaat.

Open deur

Een belangrijk element uit de

werkwijze van LeerKRACHT is

het bij elkaar in de les kijken,

het praten over elkaars les-

materiaal en uiteindelijk het

samen voorbereiden van lessen. Hiermee wordt de les niet langer

gepositioneerd als een bijna persoonlijk geheim van de leraar, zich

afspelend achter gesloten deuren, maar wordt het juist inzet voor

een gesprek. De wekelijkse bordsessies, waarin de groep leraren

zich verzamelt om het whiteboard en verbeteracties afspreekt,

zorgt voor de structuur die nodig is om tot duurzame verbeteringen

te komen. Het lijkt een open deur, maar op welke school gebeurt

zoiets spontaan?

Samen met Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU), de Digitale Steden

Agenda (DSA), TNO en de grote distributeurs, is Kennisnet verant-

woordelijk voor de themagroep multimediale leermiddelen. Een logi-

sche keuze, gezien de ruime ervaring op het gebied van digitale

leermiddelen. Dagelijks komt Kennisnet in aanraking met scholen die

LeerKRACHT doorbreekt gewoontes

Het Nederlandse onderwijs is beter dan we denken maar niet zo goed als we zouden willen – McKinsey and Company

leren van elkaar wordt normSuccesvolle interventies van ‘goed’ naar ‘excellent’ richten zich op de professionalisering van leraren en schoolleiding

Contactpersoon

Naam: Frans Schouwenburg

Email: [email protected]

Meer informatie:

Bent u geïnteresseerd in deelname? Dat is mogelijk.

In januari zal een nieuwe groep scholen starten.

Kijk voor meer informatie op www.stichting-leerkracht.nl.

digitale leermiddelen gebruiken en daar zowel de voor- als nadelen

van ondervinden. Ook in een breder perspectief is Kennisnet een

logische partner van LeerKRACHT. Veel scholen met wie wij samen-

werken zitten in immers een verandertraject.

Planmatig werken

De kracht van LeerKRACHT, volgens de scholen die tot nu toe deelna-

men, zit hem erin dat iedereen bijdraagt aan verbeteringen en er

zeer planmatig gewerkt wordt. Leraren brengen zelf verbeterpunten

in. Deze worden op een planbord geschreven en, door elke week de

vorderingen te bespreken aan de hand van dat planbord, houden ze

elkaar aan gemaakte afspraken. Er wordt zeer consequent en volgens

een planning gewerkt. De eerste deelnemers praten met veel enthou-

siasme over de veranderende cultuur

op hun school. Binnen zo’n verander-

traject willen scholen vaak ook de

kracht van ict benutten. Kennisnet

deelt op dat vlak kennis en vaardig-

heden met deelnemers. De leerkracht

staat centraal, maar bij juist gebruik

zal ict zeker bijdragen aan een hogere onderwijskwaliteit.

24 - inDruk november 2013

Page 14: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 2726 - inDruk november 2013

Wat willen we bereiken?

Docenten die een analyse willen maken van de scores van hun leer-

lingen, kunnen gebruik maken van de WOLF-rapportages van Cito.

Maar het onderwijs kan mogelijk flink verbeterd worden wanneer

we van elke eindexamenopgave weten wat er precies wordt getoetst

en hoe dat relateert aan de door jouw klas gebruikte methode. Nog

beter wordt het wanneer docenten die data kunnen opsplitsen naar

economie-profiel, geslacht en vraagclassificatie (grafisch, reken-

kundig, memoriseren, begrijpen, toepassen) en dit kunnen afzetten

tegen landelijke scores. Daarmee krijgen zij een schat aan infor-

matie die inzichtelijk maakt waar de sterktes en zwaktes van hun

klas en/of de methode liggen en waar ze dus extra aandacht, uitleg

en oefenstof aan moeten wijden.

Hoe werkt het?

Wanneer we alle eindexamenopgaves, scores, gebruikte methodes,

extra leermateriaal en toetsopgaves met elkaar willen verbinden,

kunnen we de kernprogramma’s van SLO gebruiken. Deze kern-

programma’s, in feite het detailcurriculum voor alle vakken, vormen

de centrale ruggengraat van Proeftuin Examens 2.0. In de proeftuin

wordt gebruik gemaakt van zogenaamde Linked Open Data, een tech-

nologie waarbij data (in dit geval het curriculum) op een zo zuiver

mogelijke manier beschikbaar wordt gesteld. Dat betekent dat de

data leesbaar is voor alle applicaties en bovendien openbaar is,

meestal via internet. Vervolgens moet deze data met elkaar worden

verbonden zodat alle systemen dezelfde taal spreken en het onder-

wijs de gewenste informatie krijgt.

Hoe laten we informatiesystemen dezelfde taal spreken?

Bij het creëren van deze gemeenschappelijke taal speelt het

Onderwijs BegrippenKader (OBK) een belangrijke rol. Het OBK is een

gestandaardiseerde manier om het onderwijs te beschrijven; een

database waarin alle onderwijsbegrippen zijn ondergebracht. Doel

van het OBK is ervoor zorgen dat alle informatiesystemen in het

Nederlandse onderwijs, zoals elektronische leeromgevingen, adap-

Scholen willen graag weten welke onderdelen van hun lesmateriaal goed aansluiten op de eindexamens. Ze willen graag weten op welke onderdelen van examens goed is gescoord, en of juist op die onderdelen specifiek les-materiaal beschikbaar was. Zij willen weten welke leerling welk lesmateriaal nodig heeft om het lesprogramma succesvol te doorlopen. En ze zouden individuele leerlingen meer op maat willen bedienen met lesmateriaal dat ze echt nodig hebben. Op dit moment maken scholen deze inschatting nog op basis van inzicht en ervaring van leerkrachten; ze hebben geen enkel hulpmiddel om dat inzicht feitelijk te onderbouwen en de complexe puzzel in te vullen. Technologie kan allerlei verbanden leggen die voor ons mensen te ingewikkeld en uitgebreid zijn om te overzien. Technologie kan op detailniveau relaties vinden tussen examenvragen, paragrafen uit lesmethoden en de opbouw van het lessenprogramma. Inzicht in deze relatie is de grondstof voor adaptief leren. In de Proeftuin Examens 2.0 onderzoeken SLO en Kennisnet de (on)mogelijkheden van deze technologie.

Proeftuin voor examens vo met als doel onderwijs op maat

tieve leersystemen, zoekmachines als Wikiwijs en de systemen van

educatieve uitgevers, dezelfde taal spreken. Zoek op ‘Nederlands’

en je krijgt ook de resultaten behorende bij ‘taal’ of ‘Nederlandse

taal’ of competentieniveau ‘Taal en Rekenen’. Niet alleen alle

begrippen zijn opgenomen in het OBK, maar ook hun onderlinge

relaties. Dat betekent dat je het OBK vragen kunt stellen als: Geef me

een lijst met alle vakken van vmbo-t, een lijst met alle kwalificatie-

dossiers waarin competentie X aan de orde komt en een lijst met

vakken op het vwo waar het onderwerp ‘duurzaamheid’ aan de orde

komt. Daarmee zou je het OBK kunnen beschouwen als modelmatige

weergave van het Nederlandse onderwijs.

De applicatie zelf

Voor de proeftuin-applicatie hebben Kennisnet en SLO een aantal

informatiebronnen ontsloten. Behalve de examengegevens van

CITO voor havo Economie zijn ook de methodes Percent van

Thieme Meulenhoff, Praktische Economie van Malmberg en de

LWEO-lesbrieven in de proeftuin opgenomen. In elk van deze les-

boeken is per paragraaf de link gelegd met de vakbegrippen van

het kernprogramma voor Economie. Zo gaat §3.2 van Percent (‘Hoe

werken perfecte markten’) over de vakbegrippen ‘volledige mede-

dinging‘ en ‘veranderingsfactoren van vraag en aanbod’. Ook zijn

relaties gelegd met de kernprogramma’s rekenen en taal. Daarnaast

heeft eindexamensite.nl, een onderdeel van VO-content, zijn oefen-

opgaves per subvraag gerelateerd aan de vakbegrippen van hetzelfde

kernprogramma.

Met bovengenoemde informatiebronnen is vervolgens een applicatie

ontwikkeld voor docenten en leerlingen:

1. Evaluatie-instrument voor de bovenbouw

Een koppeling van de resultaten van het eindexamen met het kern-

programma en de op school gebruikte lesmethode. Deze koppeling

maakt per onderdeel van het kernprogramma en per hoofdstuk/

Daarvoor gingen de initiatiefnemers eerst op zoek naar de gemene

deler: De examens en de manier waarop deze worden geregistreerd

door het Centraal Schriftelijk Eindexamen (CSE). Eindexamenresul-

taten zijn een zeer rijke bron van onderwijskundige informatie,

zowel individueel als op groepsniveau. Het kan antwoord geven op

vragen als: Hoe hebben leerlingen gepresteerd op de verschillende

examenonderdelen, hoe verhouden ze zich ten opzichte van elkaar,

hoe verhouden de scores zich tot het curriculum, waar zitten de

valkuilen in de examenstof en hoe relateert zich dat tot het ge-

bruikte lesmateriaal? Deze informatie is tot op heden echter nog

maar mondjesmaat ontsloten. Voor de proeftuin is in eerste instan-

tie alleen gekeken naar het vak Economie voor de havo.

26 - inDruk november 2013 inDruk november 2013 - 27

Page 15: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 2928 - inDruk november 2013

paragraaf/lesbrief zichtbaar op welke onderdelen de leerlingen

goed en minder goed scoren.

2. Diagnostisch instrument voor leerlingen

Leerlingen kunnen vervolgens gericht oefenopgaven maken en hun

eigen resultaten afzetten tegen die van andere leerlingen.

In een volgende stap kunnen ook adaptieve leersystemen koppelen,

zodat leerlingen en docenten direct beter inzicht krijgen hoe de leer-

ling vordert in het leerproces en hoe hij/zij kan worden bijgestuurd

ter voorbereiding op het eindexamen.

De vervolgstappen

Door deze verbindingen te realiseren, kan ict een belangrijke rol

gaan spelen in het hart van het onderwijsproces: Het volgen en

sturen van leerprocessen van leerlingen. Zo zijn in september 2013

een twintigtal docenten van zogenaamde LOOT-scholen, scholen die

toptalenten in sport ondersteunen, gestart met het gebruik van de

proeftuin. Door data van leerlingen en hun leeromgeving te ver-

zamelen, te analyseren en te rapporteren, krijgen leraren meer

zicht op de vorderingen en kunnen ze gerichter actie ondernemen

om het talent van de leerlingen tot hun recht te laten komen.

Enkele kanttekeningen

Hoewel de geschetste mogelijkheden veelbelovend zijn, staan ze nog

in de kinderschoenen. Er moet nog veel uitgeprobeerd, uitgezocht en

onderzocht worden om deze systematiek voldoende stevig te maken

en om te komen tot een infrastructuur waar het onderwijs echt

gebruik van kan maken.

Contactpersoon

Naam: Henk Nijstad

Email: [email protected]

Meer informatie:

Meer informatie over het OBK vindt u op

onderwijsbegrippenkader.nl

Meer informatie:

Zelf een kijkje nemen in de proeftuin?

Op proeftuinexamens.kennisnet.nl kunt u inloggen met

PLDdocent en wachtwoord Welkom01.

Kortom, de kernprogramma’s van SLO in combinatie met Linked Open

data kunnen het antwoord zijn waarmee we binnen het onderwijs

kunnen differentiëren op maat. De veelbelovende mogelijkheden

worden erkend door OCW. Om dat te onderstrepen heeft zij SLO en

Kennisnet gevraagd om de proeftuin op korte termijn uit te breiden

met een flink aantal vakken voor havo bovenbouw, zoals biologie,

scheikunde, wiskunde en Engels. De vorderingen worden bij gehouden

op proeftuinexamens.kennisnet.nl.

28 - inDruk november 201328 - inDruk november 2013

Weten waarom dat werkt? Lees het hele artikel ‘Praktijkvoorbeelden als bron

voor professionalisering’ in de nieuwe 4W

op 4w.kennisnet.nl.

Weten Wat Werkt en Waarom? 4W is het wetenschappelijke tijdschrift van Kennisnet

over opbrengsten en werking van ict in het onderwijs.

Goede praktijkvoorbeelden van nieuwe ict-toepassingen kunnen een verandering in het professioneel handelen en denken van leraren teweeg brengen. Hiervoor moet een praktijkvoorbeeld aan drie belangrijke voorwaarden voldoen: het moet een

concrete, vernieuwende ict-praktijk presenteren (voorbeeld), laten zien wat er daadwerkelijk gebeurt (beschrijvend) en waarom het op die wijze gebeurt (verklarend).

Leraren ‘gewoon’ laten kijken naar praktijkvoorbeelden van ict-toepassingen volstaat niet. Om de vertaalslag te kunnen maken naar de eigen praktijk moeten ze het voorbeeld kunnen (her)interpreteren naar de eigen onderwijssituatie.

Wat we weten over praktijkvoorbeelden

Weten Wat Werkt en Waarom

Wetenschappelijk tijdschrift over opbrengsten en werking van ict in het onderwijs

Jaargang 2, nummer 3 – september 2013

32 0 1 3

Jaarg

an

g 2

, nu

mm

er 3

– o

kto

ber 2

013

inDruk november 2013 - 29

Page 16: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 3130 - inDruk november 201330 - inDruk november 2013

Als je aan de slag wil gaan met mediawijsheid in de klas, is het

aanbod groot. Maar ook vaak gefragmenteerd of soms zelfs ingewik-

keld. Voor leerkrachten die op zoek zijn naar een omgeving waar

leerlingen zelfstandig mediawijzer kunnen worden, kan Kennisnet

Kids uitkomst bieden. Het bestaat uit vier omgevingen waarin

media wijsheid en mediavaardigheden vanuit een unieke

invals hoek worden behandeld.

Kennisnet Kids

Juf Wieke geeft les op De Rank in Alphen aan den Rijn. Voor

haar groep 5 is Kennisnet Kids een vast onderdeel in het dag-

programma. Ze vertelt: “Elke ochtend mogen er 2 kinderen 10

à 15 minuten op kids.kennisnet.nl/watnou. Hoofdzakelijk zelf-

standig. Ik bekijk de items van te voren en geef een korte

toelichting”. Nadat zij er op Twitter over had gelezen, zocht

ze de educatieve kinderwebsite van Kennisnet op. Eerst zelf

uitproberen, daarna waren de kinderen aan de beurt: “De

icoontjes maken het makkelijk om leerlingen zelfstandig te

laten werken. Niet verwonderlijk dus dat ze enthousiast zijn.

De website WatNou? spreekt basisschoolleerlingen enorm

aan, vooral door de vormgeving en de navigatie. Het lezen,

spelen en filmpjes zijn favoriet,” vertelt Wieke. Ze is ook blij

met thema’s als Kinderboekenweek, Internet en de wisselende

opdrachten. Vooral het feit dat de kinderen nu zelf keuzes

kunnen maken uit verschillende werkvormen en opdrachten

looft ze: “Een omgeving als Kennisnet Kids miste ik nog. Iets

waarmee kinderen zelfstandig kunnen werken op de compu-

ter”. Als je aan kinderen vraagt wat ze graag willen leren op

school, komen ze volgens Wieke met heel andere onderwerpen

dan die worden aangeboden door de bekende methodes.

Daarmee vergeleken is Kennisnet Kids een enorme opsteker:

het is eigentijds én aantrekkelijk. Het maakt zelfs de verplich-

Het is een veel gehoord probleem: Leraren willen graag meer gebruik maken van digitaal lesmateriaal maar het aanbod is óf niet makkelijk vindbaar óf ze vinden het niet bruikbaar. En dat terwijl er wel steeds meer materiaal beschikbaar is om direct te gebruiken of om zelf lessen te maken. In dit artikel vragen wij een aantal leraren naar hun ervaringen met lesmateriaal van Kennisnet en naar de reden dat zij wél gebruik maken van digitaal lesmateriaal. Ze vertellen hoe ze het hebben gevonden, hoe ze het inzetten en waar het beschikbaar is voor collega’s.

Aan de slag met digitaal lesmateriaal, een praktijkverhaal

Kennisnet Kids bestaat uit WatNou?, Kenny, Diploma

Veilig Internet en Davindi. De inhoud wordt zorgvuldig

samen gesteld en kan worden gebruikt als aanvulling op

bestaand lesmateriaal. WatNou? richt zich op leerlingen

en leerkrachten van groep 4 t/m 8 van het basisonderwijs

en haakt aan op actuele thema’s, zoals kinderboekenweek,

lente en aarde & heelal.

Acadin is voor leerlingen met cognitief talent. Het is van

belang dat zij de ruimte krijgen om dat talent te ontwik-

kelen. Acadin levert hieraan een bijdrage door het bieden

van een digitale leeromgeving, uitdagende leeractiviteiten

en ondersteuning voor leerkrachten. www.acadin.nl

Wikiwijsleermiddelenplein is in oktober 2013 ontstaan

uit Wikiwijs en het leermiddelenplein van SLO. Samen

vormen zij nu het Wikiwijsleermiddelenplein, een mix van

open en gesloten lesmateriaal, informatie over lesmethodes

en professionaliseringsmateriaal. Alle leermiddelen uit

Wikiwijs en door gebruikers gemaakte lessen blijven ook

op de vertrouwde manier beschikbaar.

www.wikiwijsleermiddelenplein.nl

Teleblik is een website met duizenden uren televisie- en

radiomateriaal, rechtstreeks uit de archieven van Beeld en

Geluid. In Teleblik worden televisie-uitzendingen van o.a.

de publieke omroepen en Polygoon via internet toegankelijk

gemaakt voor het onderwijs. Het is mogelijk om zelf

fragmenten uit programma’s snijden of eenvoudige

montages maken. www.teleblik.nl

Page 17: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 3332 - inDruk november 2013

Contactpersoon

Naam: Martijn Andela

Email: [email protected]

te thema’s leuker door de spelletjes en filmpjes. Leerzaam voor de

leerlingen en handig voor de leerkracht.

Online leren

Los van de educatieve filmpjes en spelletjes kunnen kinderen ook

zelfstandig onderdelen van lessen uitvoeren op de site. Zo staan

op WatNou? internet lessen van Codekinderen. Dit lespakket leert

kinderen spelenderwijs programmeren. Ook krijgen leerlingen via

WatNou? toegang tot de MOOC (Massive Open Online Courses) van

3FM Serious Request in samenwerking met Kennisnet, het Rode

Kruis en NTR. In deze online leeromgeving leren ze door middel

van opdrachten, beeldmateriaal en quizzen meer over kinder-

sterfte door (de gevolgen van) diarree.

Alhoewel Kennisnet Kids voor basisscholieren bedoeld is, maakt

Julie Kuijpers er ook graag gebruik van in haar klas. Zij is leer-

kracht op het Bonhoeffer College in Enschede. Begin dit jaar zag ze

op de site van Kennisnet dat er een nieuw onderdeel op Kennisnet

Kids was gelanceerd en nam een kijkje. Julie geeft les in het prak-

tijkonderwijs en vindt de site WatNou? uitermate geschikt voor

haar leerlingen: “Leerlingen op het praktijkonderwijs hebben veel

begeleiding nodig. Voor de maandtaken gebruik ik WatNou? om ze

enthousiast te maken over een onderwerp.” En dit werkt, want de

kinderen zijn erg gemotiveerd om mee te doen. “Ze vinden de site

er niet kinderachtig uitzien, maar juist stoer. De manier waarop de

inhoud wordt getoond, sluit goed aan bij de behoefte van deze leer-

lingen. Het is duidelijk en overzichtelijk.”

Zelf lessen maken in Wikiwijs

Conny de Bont is ict-coördinator en leer-

kracht van groep vier bij de Paulusschool

in Hilversum. De school is onderdeel van

de Verenigde Scholen J.A. Alberdingk Thijm (AT-scholen). Vanuit deze

scholengroep is een aantal jaren geleden een stichting opgezet waar-

binnen digitaal lesmateriaal wordt gemaakt voor het voortgezet

onder wijs. Het was de projectleider van dat project die haar wees op

Wikiwijs en de mogelijkheid om daar zelf lessen voor het primair

onderwijs in te maken. Om de mogelijkheden optimaal te kunnen

ontdekken, werd zij een dag per week vrij geroosterd en begon ze

aan het maken van wereldoriëntatielessen voor de groepen 3 tot en

met 8.

En met succes, ondertussen zijn er 25 verschillende lessen beschik-

baar, de onderwerpen uiteenlopend van de maan en bijen tot dino-

saurussen en mythen. “Kinderen vinden het geweldig. Omdat ik veel

gebruik maak van videofragmenten en korte leesteksten nemen ze

de informatie veel makkelijker tot zich. Ik merk dat leerlingen zelf-

standiger worden doordat ze zelf bezig zijn, daarnaast heb je als

leerkracht verschillende opties om je les in te delen. Eerst klassikaal

bespreken en dan de leerlingen individueel of in tweetallen aan de

slag laten gaan achter de computer of juist andersom. Het is goed

voor onderwijs op maat. Je kan veel beter differentiëren als je dit

soort lessen gebruikt.“

Toetsvragen een uitkomst

Nieuw in het maken van een Wikiwijs is de uitbreiding van inter-

actieve vraagvormen. Naast de meerkeuze- en combinatievragen

worden nu ook de volgende vraagtypes ondersteund:

tekst kunt slepen

aanklikken (bijv. bij een oefening als ‘zoek de persoonsvorm’)

Ook oefeningen en toetsen kunnen sinds kort worden toegevoegd. Bij

een oefening worden verschillende vragen tot een set gecombineerd.

De leerling werkt de volledige oefening

af en krijgt direct te zien of het ant-

woord goed of fout is. Alle vraagtypes

kunnen worden gecombineerd.

Het is bij de meeste vraagvormen mo-

gelijk om, bij zowel een goed als een

fout antwoord, feedback op te nemen. Ook bij toetsen wordt een set

van vragen samengesteld, alleen krijgt de leerling nu geen directe

feedback maar krijgen zij pas aan het eind van de (D)-toets te horen

of het resultaat voldoende was.

Steeds een stapje verder

Ook de collega’s van Conny reageren positief op de lessen die in-

midddels zijn gemaakt. “Regelmatig krijg ik de vraag of er al

nieuwe lessen zijn. Het kost best veel tijd om kwalitatief goede

lessen te maken, als ik niet was vrij geroosterd, waren we nog niet

zo ver geweest ”, aldus Conny. “Wat we wel regelmatig toevoegen

aan de bestaande arrangementen zijn speciale pagina’s voor de

leerkracht. Daarop kunnen zij zien welke kerndoelen er in de les

worden behandeld en waar ze aanvullende informatie over de les

kan vinden.”

Als vervolg op dit succesvolle project zijn vier collega’s van de AT-

scholen onlangs begonnen met het ontwikkelen van een complete

leerlijn voor natuuronderwijs. Conny: “Dat was altijd een beetje een

ondergeschoven kindje, maar we hebben goed gekeken wat het curri-

culum voorschrijft en hoe we het geheel dekkend kunnen maken.

Daarom worden ook de leerdoelen, zoals die worden voorgeschreven

door SLO, aan de leerlijn toegevoegd.”

Teleblik bij het maken van lessen

Tot slot heeft Conny nog een tip voor vakgenoten die ook zelf in

Wikiwijs lessen willen maken. “Zorg bij het maken van een les

voor goede bronnen. Niet alleen belangrijk voor de kwaliteit,

Een omgeving als Kennisnet Kids miste ik nog

maar het is erg vervelend als de links naar bepaalde video’s bij-

voorbeeld ineens niet meer blijken te werken. Ik maak veel gebruik

van video’s van Teleblik; de toegang is voor scholen gratis en Teleblik

heeft kwalitatief goed materiaal. Je kunt de video’s ook makkelijk

opknippen wanneer je een kort stukje video nodig hebt. Zo blijft je

les lang bruikbaar.”

Voor het hele onderwijs bruikbaar

De lessen rond wereldoriëntatie zijn voor iedereen beschikbaar.

Kijk voor een voorproefje op kn.nu/wereldorientatie. Het gehele

lesoverzicht krijg je door de zoekterm ‘AT Digilessen’ in te voeren

op kn.nu/wikiwijs.

Page 18: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

34 - inDruk november 2013

gebied van ict en internet. Nieuwe onderwijs- en leervormen vragen

om andere informatiestromen en om een andere ondersteuning van

ict. Tegelijkertijd maken nieuwe technische ontwikkelingen meer

moge lijk in het onderwijs. Het is de rol van de informatiemanager

daar regie op te voeren door goed te luisteren naar wat de onderwijs-

organisatie wil en gedoseerde voorstellen te doen om innovaties zo

goed mogelijk aan te pakken.

Informatiemanagement in de praktijk

Gonda Peters is informatiemanager bij Quadraam, een bestuur van

dertien vo-scholen in Gelderland, en vertelt over informatie-

management binnen haar organisatie. “We zijn binnen Quadraam al

een tijd bezig met informatiemanagement. In eerste instantie waren

de scholen zelf verantwoordelijk voor hun ict-voorzieningen; ict-

coördinatoren gaven aan wat zij nodig hadden. Het bleek lastig om

de kwaliteit van de ict-dienstverlening op peil te houden. Vandaar

dat we een eigen datacenter wilden inrichten. Dit bleek echter te

vragen om specifieke expertise die we niet in huis hadden. Bovendien

was het onvoldoende duidelijk waarvoor we staan en wat we wilden

bereiken. We hebben toen besloten meer regie te pakken. Dat viel

samen met een reorganisatie waarbij we echt konden kijken naar

welke expertise we nodig hadden. Op basis daarvan hebben we be-

sloten om it te outsourcen. Sinds eind november voer ik, als

informatie manager, de regie over het traject om de outsourcing

goed te laten verlopen en een nieuwe it-regieorganisatie op te zet-

ten. We hebben functieprofielen gemaakt en gekeken naar wie pas-

send was voor de functie. Een goede samenwerking met de afdeling

HR was hierbij onontbeerlijk. Als je voor een bepaalde keuze gaat

moet je daar heel zuiver in zijn. Onze nieuwe regieorganisatie

bestaat uit een informatiemanager voor de strategie en visie, een

school coördinator die schakelt tussen onderwijs en ict, een service-

manager die de SLA’s opstelt en beheert en een functioneel beheer-

De informatiemanager formuleert beleid op het snijvlak van onder-

wijs en ict en bewaakt de uitvoering ervan. Om de regie te houden

is het belangrijk dat de verantwoordelijkheid voor informatie-

management bij het bestuur ligt. Wat belangrijk is, maar in de

praktijk vaak lastig wordt gevonden, is dat het formuleren van

beleid moet beginnen bij het formuleren van een integrale visie

op onderwijs en ict. Een hulpmiddel daarbij is het 9-vlaksmodel.

Op kn.nu/9vlaksmodel wordt het 9-vlaksmodel uitgelegd.

Afhankelijk van de fase van ontwikkeling en de positie die het

bestuur kiest, ligt het accent van de werkzaamheden van de

informatie manager op:

Huis op orde

In een situatie waarin er nog veel mis gaat met ict stuurt de

informatie manager vooral aan op een verbetering van de voor-

zieningen. Hij zorgt dat de organisatie realistische verwachtingen

heeft van de mogelijkheden, op dat moment, van ict.

Verbinden

Als ict werkt, ligt het accent op het bereiken van meer efficiency.

Doelen formuleren, processen stroomlijnen en op elkaar afstemmen

vormen de basis voor een nieuw informatie- en ict-beleidsplan.

Hiermee kan worden toegewerkt naar de juiste applicaties, infor-

matieprocessen en informatiestromen.

Innoveren

Er vinden tal van ontwikkelingen plaats, zowel in het onderwijs als op

Scholen worden steeds complexere organisaties waarvan steeds

meer wordt gevraagd. Denk bijvoorbeeld aan informatie die wordt

gebruikt voor verantwoording; u moet voor de inspectie inzichtelijk

maken wat de kwaliteit van uw school is, hoe u passend onderwijs en

opbrengstgericht werken hebt georganiseerd. Ook ouders worden

steeds belangrijker; zij vragen de school steeds vaker om verant-

woording af te leggen over de gang van zaken. Scholen zijn pakhuizen

van informatie maar in de praktijk blijkt dat die informatie vaak

versnipperd is bij verschillende lagen en dat niemand het overzicht

heeft. Daarbij hebben verschillende doelgroepen verschillende

belangen, hetgeen voor een spanningsveld zorgt.

Nog complexer wordt het op bestuursniveau. Bestuurders moeten

de onderwijsorganisatie verbinden met de wereld van techniek en

beheer. Zij moeten informatie van verschillende scholen leren

inter preteren om te sturen en te kunnen verantwoorden. Scholen

zijn nu nog gewend om, rondom het primaire en het secundaire

proces, autonoom te opereren en het bestuur zorg te laten dragen

voor de randvoorwaarden. Deze verdeling komt steeds meer onder

druk te staan door de toegenomen verantwoordingsplicht en het

kostenaspect. Versnippering is niet meer te betalen. Dat vraagt

van bestuurders dat zij de onderwijsvisie van de verschillende

scholen in hun bestuur heel goed moeten kennen en moeten zorgen

voor een structuur die recht doet aan die verschillende visies, de

verschillende informatiebehoeften én het beschikbare budget.

Hier moeten centrale afspraken over worden gemaakt, anders is

interpretatie van informatie en het behalen van kostenvoordelen

onmogelijk. Daar komt de informatiemanager om de hoek kijken.

In de Hoe?Zo!-publicatie van Kennisnet wordt de rol van de

informatiemanager en zijn taken uitgebreid beschreven.

U kunt deze brochure gratis downloaden op

kn.nu/hoezoinformatiemanagement.

Wat heeft het regisseren van een film te maken met het besturen van een school? Meer dan u op het eerste gezicht denkt. Leidinggeven aan een school betekent dat u overzicht moet hebben over steeds meer aspecten. Daar waar een film-regisseur verantwoordelijk is voor de totale uitvoering van een film project, bent u dat voor het reilen en zeilen van een of meerdere scholen. Hoe zorgt u er voor dat u die regie ook daadwerkelijk heeft? Daar leest u in dit artikel meer over.

Kwaliteit leveren betekent regie pakkenEen pleidooi voor informatiemanagement

der data, die alle koppelingen naar verschillende leveranciers be-

heert. Daarnaast hebben we een nieuwe data architectuur opgesteld.

Ook voer ik nauw overleg met de kwaliteitsmanager die over de uit-

eindelijke rap porten gaat. De verandering naar regieorganisatie

wordt met name zichtbaar nu we midden in het keuzeproces voor

een elo zitten. De contracten lopen binnenkort af en we oriënteren

ons op de opties. We kijken nu waar onze vraag ligt. We hebben

een stuurgroep waarin schooldirecteuren zijn vertegenwoordigd

en werkgroepen waarin onze wensen en eisen binnen verschil-

lende thema’s worden geformuleerd. De werkgroepen beoordelen

ook de functio naliteiten. Het mooie was dat we in deze werkwijze

ontdekten dat we uiteindelijk veel dezelfde wensen bleken te

hebben. De verschillen zijn niet zo groot als we in eerste instantie

dachten. We zijn nu zo ver dat we een marktconsultatie houden. We

hebben drie partijen uitgenodigd die laten zien in hoeverre ze aan

onze specificaties voldoen. Maar we zorgen dat we zelf regisseur

van onze eigen film blijven!”

inDruk november 2013 - 35

Contactpersoon

Naam: Margreet Vermeer

Email: [email protected]

Stuurinformatie is de informatie die nodig is om te

verantwoorden en te sturen op optimale kwaliteit en

opbrengsten. Kennisnet heeft voor het po een set van twaalf

stuurindicatoren opgesteld voor schoolleiders en bestuur-

ders. Die indicatoren zijn te vinden op kn.nu/sturenpo.

Meer informatie:

Op de kn.nu/informatiemanagement legt Margreet Vermeer

meer uit over informatiemanagement.

Page 19: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

36 - inDruk november 2013

Werkplek management

Het belangrijkste aspect van werkplekmanagement is power

manage ment. Hier heeft Rijn IJssel zich dan ook op geconcentreerd.

Daarnaast leverde het vervangen van oude pc’s door energiezuinig

exemplaren een besparing op. Nieuwe, moderne pc’s verbruiken

vaak de helft minder energie dan pc’s van enkele jaren geleden.

Verder stimuleer het Rijn IJssel dat leerlingen hun eigen laptop of

tablet mee nemen, Bring Your Own Device (BYOD). Dit levert een, zij

het beperkte, energiebesparing op. Een alternatief is om het net-

werk op te bouwen uit thin clients, mini-pc’s waarmee diverse digi-

tale services in één enkel apparaat worden gebundeld. Thin clients

hebben een gunstige uitwerking op zowel portemonnee als milieu.

Data opslag en virtualisatie

Er werd veel data opgeslagen op media die energie gebruiken,

zoals servers en data storage apparatuur. Rijn IJssel heeft ver-

ouderde data gearchiveerd op een harde schijf die niet is aan-

gesloten op het netwerk, en daardoor minder energie verbruikt.

De overige data is opgeslagen op energiezuinige media, o.a. in de

cloud. 90% van de computers werkt nu met een virtuele desktop.

Daardoor kan de software op één centraal systeem draaien en

worden minder zware eisen gesteld aan de pc’s zelf. Ook daardoor

wordt flink minder energie verbruikt.

Centralisatie van ict

Een ander klimaatregime kan een grote bijdrage leveren. Door ict-

beheer op één locatie onder te brengen en de ruimte waarin servers

staan te optimaliseren, kan o.a. bespaard worden op airco en koel-

systemen. Beter gebruik van de luchttoevoer onder verhoogde vloeren,

het weghalen van obstakels en een efficiëntere verdeling van de venti-

latieopeningen kunnen zorgen voor een betere circu latie van de lucht-

stromen bij servers en daardoor een efficiënter energiegebruik.

Printers

Rijn IJssel is van 450 printers overgestapt naar 90 multifunctionals.

Daarbij is gekozen eenzelfde type onder één contract. Dit geeft een

lagere beheerlast, minder aanschaf- en licentiekosten en lager

stroomverbruik. Standaard printen deze apparaten dubbelzijdig

waardoor ook papier wordt bespaard.

Serieuze besparingen

Van bovengenoemde punten heeft werkplek management verreweg

de grootse besparing opgeleverd, in totaal op jaarbasis ruim

klimaatbeheersing, nieuwe productievormen of andere

manieren van werken.

Power management

Voor dit artikel concentreren we ons op het vergroenen van ict.

Welke mogelijkheden heeft een school? Power management zorgt

er bijvoorbeeld voor dat pc’s en monitoren tijdig worden uit-

geschakeld. Dat kan met behulp van eenvoudige software, maar er

zijn ook systemen die het volledige netwerk overzien en reguleren.

Hoeveel kan een gemiddelde mbo-school besparen op energiekosten

met behulp van power management? En welke mogelijkheden heeft

een school nog meer?

Business case

Om op die vragen een antwoord te kunnen geven, heeft Kennisnet,

in samenwerking met het Rijn IJssel in Arnhem, een business case

gemaakt. We geven hier een korte samenvatting van de activiteiten

waarmee een besparing werd gerealiseerd:

Met groene ict bedoelen we het nemen van maatregelen om te

komen tot een meer efficiënte en milieuvriendelijke inzet van in-

formatie- en communicatietechnologie. In het hoger onderwijs is

het elektriciteitsverbruik van ict berekend op ruim 20%. Op mbo-

scholen is dat waarschijnlijk niet veel anders, aangezien ze qua

infrastructuur veel op elkaar lijken. Daar valt dus flink wat winst

te halen, zowel bij de vergroening van ict als bij het vergroenen

door of met ict.

1. Het vergroenen van ict, dat wil zeggen hardware, software en

infrastructuur:

2. Vergroening door ict

efficiënter verbruik van grondstoffen, slimmere logistiek,

Op veel scholen verbruikt ict ongeveer 20% van de totale elektriciteit. Dit aandeel is stijgende. Het terugdringen hiervan kan dus een behoorlijke kostenbesparing opleveren. Scholen kunnen ook flink besparen door juist méér ict in te zetten. Samen met het Rijn IJssel uit Arnhem werkte Kennisnet aan een business case om te onderzoeken hoe een school nou écht kan besparen met behulp van groene ict.

Groene ict levert het onderwijs serieuze besparingen op

Contactpersoon

Naam: Leo Bakker

Email: [email protected]

Meer informatie over de business case bij het Rijn IJssel

krijgt u op kn.nu/businesscase. Meer over de kosten en

baten van BYOD leest u in de publicatie Hoe?Zo! BYOD op

www.kennisnet.nl/byod.

Meer informatie:

Weten welke besparingen uw school zou kunnen

reali seren? Op www.kennisnet.nl/informatiemanagement

staat een reken model gebaseerd op de business case

van Rijn IJssel. Vul de gegevens van uw eigen school

in en bereken wat groene ict uw school kan opleveren.

Hier kunt u ook de business case Rijn IJssel inzien.

Meer informatie:

Ook Kennisnet heeft het elektriciteitsgebruik van haar

eigen infrastructuur verminderd. Vooral door virtualisatie

is de benuttinggraad van de apparatuur verbeterd en

zijn er minder servers nodig. De daarmee gerealiseerde

energiebesparing zorgt voor een groenere en meer

duurzame bedrijfsvoering.

€ 85.000 na een implementatieperiode van drie jaar. Hierin zijn de

eenmalige kosten, o.a. licentiekosten voor power management soft-

ware en arbeids loon, reeds verrekend. Wanneer ook de besparingen

op printers en data-opslag worden meegerekend, is in totaal

ruim € 90.000 bespaard op energiekosten. Deze besparingen zijn

alleen gerealiseerd door het vergroenen van ict. Daarnaast wordt

jaarlijks 170 ton CO₂ minder uitgestoten en versterkt Rijn IJssel het

duurzame imago dat zij nastreven. Op alle fronten lijkt de business

case Rijn IJssel dus een positief beeld te schetsen van de mogelijk-

heden van groene ict.

inDruk november 2013 - 3736 - inDruk november 2013

Page 20: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 3938 - inDruk november 2013

Het lesprogramma is een tweetrapsraket. Kinderen worden zich

bewust om zich vervolgens betrokken te voelen en een oplossing

voor het probleem te bedenken. Vervolgens gaan ze bronnen raad-

plegen om een oplossing voor het probleem te vinden. Op die

manier worden ze uitgedaagd om vindingrijk te zijn, gaat hun

verbeelding werken en gaan ze aan de slag. Ze praten erover met

elkaar, met de leerkracht, met ouders en klasgenoten. Zo komt het

onderwerp tot leven en krijgt de kennis een bestemming.

Bij de opzet van het lesprogramma is rekening gehouden met veel

gebruikte methoden. De 4 lessen komen vanaf 21 november weke lijks

1 voor 1 online op kn.nu/seriousrequest. Een leerkracht kan ervoor

kiezen om iedere week een half uur tot een uur te besteden aan het

onderwerp van die week, inclusief enkele opdrachten. Het is ook

mogelijk om een korte introductie te geven waarna de kinderen zelf-

standig op school of thuis, in groepjes of individueel, verder kunnen

werken of zelfs om alle 4 de deelonderwerpen in de laatste week te

behandelen en zo in een heel korte tijd erg intensief met de leerstof

bezig te zijn.

Doe mee aan het lesprogramma van Serious Request en bedenk samen

met je klas een oplossing!

In december gaan de dj’s van 3FM het Glazen Huis weer in en vragen

samen met het Rode Kruis aandacht voor een stille ramp. Dit jaar

zijn dat de 800.000 kinderen die jaarlijks sterven aan diarree. Een

ongelooflijk aantal kinderen sterft élke dag onnodig: 2.200 jongens

en meisjes per dag, dat zijn samen zo’n 70 klassen!

Vindingrijke leerlingen

Diarree is een groot probleem dat niet even op te lossen is. Als de

dj’s in het Glazen Huis genoeg geld inzamelen, hoe zouden de

kwetsbare kinderen in Burundi dan geholpen kunnen worden? Alle

kinderen van Nederland worden opgeroepen om een oplossing

voor dit probleem te bedenken. Kennisnet hoopt dat minstens

2.200 klassen zich aanmelden en daarmee laten zien waar de

jeugd van tegenwoordig écht voor staat.

Wereldoriëntatie

Omdat de onderwerpen van 3FM Serious Request prima passen bin-

nen het vak wereldoriëntatie, hebben Kennisnet en NTR een educatief

programma rondom dit thema ontwikkeld voor het basisonderwijs.

Het is een online lesprogramma dat klassikaal op het digibord aan-

geboden kan worden, maar leerlingen kunnen het programma ook op

elk moment, zowel op school als thuis, zelfstandig volgen.

Interactief lesprogramma

Het lesprogramma is interactief en is geschikt voor kinderen in de

groepen 6, 7 en 8. Het lesprogramma is opgebouwd rond vier deel-

onderwerpen: Diarree (probleem), slechte hygiëne (oorzaak), kinder-

sterfte (gevolg) en tot slot wat kun je er aan doen? (oplossing). Met

aansprekende filmpjes, teksten, quizzen en leerzame opdrachten

worden kinderen zich spelenderwijs bewust van de stille ramp en

worden ze gemotiveerd om vindingrijk te zijn.

Jaarlijks sterven er 800.000 kinderen in ontwikkelingslanden aan diarree, vooral door een gebrek aan schoon drink-water, zeep en toiletten. 3FM en het Rode Kruis vragen via Serious Request aandacht voor dit probleem. In samen-werking met Kennisnet en de NTR betrekken zij daar alle basisscholen in Nederland bij!

Let’s go seriousGezocht: 2.200 vindingrijke klassen die een oplossing bedenken

Per dag sterven 2.200 kinderen aan de gevolgen van diarree.

Wij zoeken daarom 2.200 klassen die in actie willen komen

en een oplossing bedenken. Doe mee aan het lesprogramma

van Serious Request en bedenk samen met je klas een oplos-

sing voor deze stille ramp. Het lespakker bestaat uit 4 online

lessen met aanvullende opdrachten en spellen. Meld je klas

aan op kennisnet.nl/sr.

Gezocht: 2.200 vindingrijke klassen. Doe mee met je klas!

38 - inDruk november 2013

Page 21: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

40 - inDruk november 2013

Steeds meer scholen overwegen tablets in de klas. In deze tijd van

crisis en besparingen willen ze ook het zekere voor het onzekere

nemen en goed beslagen ten ijs komen. De eerste vraag die gesteld

moet worden, is: Waarom willen we ict invoeren in de school? Het

gaat hier om de opvatting van de school over kwalitatief goed en

doelmatig onderwijs, de wijze waarop ze dat wil realiseren en de

plaats die ict daarbij inneemt.

Voorwaarden voor succesvol werken met laptops of tablets

Recent is in Groot Brittannië onderzoek1 gedaan naar de inzet van

tablets in vijf scholen voor voortgezet onderwijs met interessante

resultaten. Het blijkt dat het tijd en inspanning vergt om het gebruik

van tablet in te voeren in de school. Sterk leiderschap kan de invoe-

ring en acceptatie bevorderen. Voorwaarde is wel dat docenten zich

competent voelen en weten waarom er met tablets gewerkt wordt.

Andere voorwaarden voor een succesvolle invoering zijn: infra-

structuur, keuze van devices en voldoende bruikbaar leermateriaal.

Dit klinkt bekend; de aspecten van het Vier in balans monitor gelden

ook bij de invoering van tablets.

Invloed van tablets op leren

Nieuw is dat dit onderzoek uitwijst dat leerlingen die werken met

tablets meer betrokkenheid tonen bij het leren en meer samen-

werken. Maar ook dat leerlingen snel zijn afgeleid en dat tablets

leerlingen (nog) niet helpen bij het zelf organiseren van de invul-

ling van hun tijd. De Vier in balans monitor bewijst dat bij goed

gebruik van ict de motivatie, de leerprestaties en de leersnelheid

bij leerlingen toenemen. Het zorgt voor meer efficiency, lagere

kosten en tevreden gebruikers. Deze worden echter niet zozeer

veroorzaakt door het apparaat dat de leerling gebruikt, maar

door het digitale leermateriaal, de software en websites die zij

gebruiken en de begeleiding van de leerkracht. We komen hier

straks op terug. Er zijn ook tegengeluiden: Het gebruik van een

tablet zou de creativiteit uit een kind halen, de concentratie hin-

deren, leiden tot een laag niveau van de woordenschat en zal de

rol van de docent reduceren tot een installateur van apps.

Tablets vs laptops

De afgelopen jaren zijn diverse scholen gestart met het werken

met tablets2. Dit werpt de vraag op waarom zij gekozen hebben

voor een tablet in plaats van bijvoorbeeld een laptop. Met een

laptop kun je immers dezelfde dingen doen (en meer) en is toch

ook mobiel. Tablets hebben een aantal voordelen ten opzichte van

laptops. Ze zijn lichter, kleiner, makkelijk mee te nemen en mak-

kelijk op te bergen in de klas. Tablets hebben een langere batterij-

duur. Ze starten snel op en zijn voor korte tijd in te zetten in de

klas. Je kunt leerlingen snel en makkelijk op internet laten surfen,

video’s laten bekijken en een stuk uit het lesboek laten lezen.

De bediening is intuïtief, met je vinger kun je alles wat op het

scherm verschijnt aanzetten. En het is een socialer apparaat; als

leerkracht kijk je niet tegen de achterkant van opengeklapte lap-

tops aan. Je kunt makkelijker met elkaar communiceren.

Daarnaast hebben tablets de voordelen van elk mobiel apparaat.

Door met tablets te werken kunnen leerlingen tijd- en plaats-

onafhankelijk leren. Ze kunnen altijd en overal aan de slag met de

lesstof en zijn niet gebonden aan vaste werkplekken of computer-

ruimtes3. Ook buiten het klaslokaal kunnen leerlingen werken aan

schoolgerelateerde zaken.

Er zijn ook nadelen aan tablets ten opzichte van laptops. Er is op dit

moment nog onvoldoende digitaal materiaal beschikbaar om tablets

voor alle vakken volledig en effectief te kunnen inzetten in het onder-

wijsleerproces. De verschillende besturingssystemen van de tablets

De Vier in balans monitor van Kennisnet zegt dat een

succesvol ict-implementatietraject valt of staat met het in

balans zijn van vier bouwstenen: een duidelijke onderwijs-

visie, de deskundigheid van de leraar, de beschikbaarheid

van de juiste inhoud en toepassingen en het op orde zijn

van een goede ict-infrastructuur.

Het inzetten van tablets in de klas blijft de gemoederen bezighouden. De opening van enkele Steve Jobsscholen aan het begin van dit schooljaar deed wederom stof opwaaien. Zelfs Fokke en Sukke laten regelmatig hun stem horen over de tablet. Maar eigenlijk zou de discussie verder moeten gaan dan alleen de tablet. Het gaat om het gebruik van ict of nieuwe technologieën in het onderwijs. En dan maakt het niet uit welk device je gebruikt.

Tablets in het onderwijs De hype voorbij

maakt het soms onmogelijk om specifieke apps en digitaal leer-

materiaal op de tablet te kunnen draaien. Veel digitaal leer materiaal

maakt gebruik van Flash. Sommige typen tablets ondersteunen deze

technologie niet, waardoor dit leermateriaal on toegankelijk is via

deze tablets. Ook biedt een tablet nog niet voor alle functies van een

laptop een oplossing; er zijn maar weinigen die een scriptie

schrijven op de tablet. Laat staan een video editen.

Een school moet bij de aanschaf van een tablet bewust kiezen tussen

de drie dominante systemen die markt nu aanbiedt: Android van

Google, IOS van Apple en Windows van Microsoft. Iedere keuze

heeft eigen voordelen, maar brengt ook beperkingen met zich mee

in het (her)gebruik van bepaald digitaal leermateriaal, apps en

andere schoolspecifieke toepassingen.

inDruk november 2013 - 41

1 One-to-one tablets in secundary schools, Family Kids and Youth, 20132 Vier in balans monitor, 2010

3 Vier in balans monitor, 2010

Page 22: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

inDruk november 2013 - 4342 - inDruk november 2013

Toekomst

Overigens zullen we in de toekomst zien dat verschillen gaan ver-

dwijnen. Zowel tussen de verschillende types tablets als tussen de

tablet en de laptop. Grote bedrijven als Google, Microsoft en Apple

zijn hard bezig om leermaterialen en apps te ontwikkelen, en hun

tablets zo aan te passen dat de software op alle typen tablets kan

draaien. Uitgeverijen ontwikkelen websites en leermateriaal dat

specifiek in browsers van mobiele apparaten goed werkt. De apps

worden daarvan afgeleid.

Daarnaast wordt het verschil tussen tablets en laptops kleiner.

Tablets zijn vaak uitgerust met een keyboard dock of een optio-

neel keyboard. De laptops worden kleiner en uitgerust met een

touchscreen.

Invloed van tablets op leren

Terug naar de effecten van tablets op het leerrendement: Hebben

tablets een positieve invloed op de prestaties van leerlingen? Deze

vraag is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden en zal misschien

ook niet eenduidig te beantwoorden zijn. Zoals we eerder lazen,

gaat het immers niet om het apparaat zelf maar om het lesmateriaal

dat de leerling gebruikt en de wijze waarop de leerkracht dit les-

materiaal (en daarmee de tablet) inzet.

In samenwerking met het Stanislas College in Delft heeft Kennisnet

een onderzoek4 laten uitvoeren naar de inzet van tablets in de les.

Dit onderzoek laat zien dat het enthousiasme onder leerlingen en

leerkrachten groot is. Maar geeft tegelijkertijd geen hard bewijs

dat tablets bijdragen aan beter onderwijs.

Dat harde bewijs komt wel uit ander onderzoek naar specifieke

digitale toepassingen. De methode Slim Stampen5 is hiervan een

goed voorbeeld. Slim Stampen wordt gebruikt om feiten uit het

hoofd te leren en blijkt ideaal voor leerlingen van alle niveaus.

Het systeem past zich automatisch aan het niveau van de leerling

en is geschikt voor zowel leerlingen met een taalachterstand als

voor leerlingen die voorop lopen. Ook bleek het erg motiverend te

werken. Dit soort software is in te zetten op zowel een laptop als

een tablet. Het gaat dus niet om het apparaat.

Imago

Dat scholen zo enthousiast zijn over tablets heeft ook te maken

met het imago. De tablet lijkt soms ingezet te worden als wonder-

middel dat onderwijsvernieuwing mogelijk maakt.

Anderen zetten het in als marketingmiddel om de dalende leerlingen-

aantallen tegen te gaan. Weer anderen zien tablet als instrument dat

een ieder moet leren gebruiken in de huidige kennismaatschappij.

De Hype Cycle van Gartner6, een gerenommeerd internationaal

advies bureau, geeft aan op welke lijn de technologieën staan die de

komende twee tot tien jaar relevant zijn voor het onderwijs. Hieruit

blijkt dat mobile devices, zoals tablets, niet meer zijn weg te denken

uit het onderwijs. Kortom, tablets zullen een belangrijke rol gaan

spelen. Niet alleen in Nederland, ook internationaal.

Contactpersoon

Naam: Sabine Peterink

Email: [email protected]

Scholen hebben behoefte aan objectief onderzoek. Ze willen

een antwoord op de vraag: ‘Moeten we tablets gebruiken op

school? En zo ja, wat kunnen we leren van anderen voordat

we tot aanschaf overgaan?’ Kennisnet presenteert tijdens Dé

Onderwijsdagen 2013 een onderzoek naar het gebruik van

tablets in de praktijk. Wat is de stand van zaken, waarom en

hoe worden tablets gebruikt in de klas, welke visie hebben

scholen die dit al doen en wat zijn de randvoorwaarden

voor een succesvolle invoering? U kunt het onderzoek

downloaden op kn.nu/laptops-tablets.

4 Tablets op het Stanislas College: gepercipieerd rendement. Onderwijs Innovatie Groep, 20135 SlimStampen. H. van Rijn, 20106 Trendrapport 2014, Kennisnet

42 - inDruk november 2013

Page 23: November 2013 - Kennisnet...ben nu een boek aan het lezen van Amanda Ripley, The Smartest Kids in the World: And How They Got That Way. Dat boek gaat over drie Amerikaanse kinderen

Zoeken op internet is meer dan alleen googelen

De brochure ‘Slimmer zoeken, informatievaardigheden op de basis-

school’ helpt scholen met het aanleren van informatievaardigheden bij

kinderen. Kinderen zijn handig met computers, smartphones en tablets.

Maar ze moeten ook leren dat de informatie die zij op internet vinden,

gekleurd kan zijn, foute informatie kan bevatten, gefragmenteerd en

selectief is. Deze brochure laat leerkrachten in de bovenbouw van het

basisonderwijs het belang van informatievaardigheden inzien, inspi-

reert hen en helpt hen informatievaardigheden een vaste plek in het

onderwijs te geven. De brochure geeft praktische tips om kinderen

beter te laten zoeken naar on- en offline informatie.

Tek Tok: in één avond alle technologietrends voor het onderwijs

Op dinsdagavond 3 december staat het Paard van Troje in Den Haag

in het teken van technologische trends en ontwikkelingen die relevant

zijn voor het onderwijs. Na een succesvolle editie over datagedreven

onderwijs organiseren we een tweede Tek Tok met Chris van ’t Hof.

Tijdens deze late night technology talkshow gaan sprekers van binnen

en buiten het onderwijs in op ict-trends en de impact van deze trends

op het onderwijs. Ook lanceren we het Kennisnet Trendrapport

2014/2015. Maak je kennis met start-ups die innovatieve toepas-

singen bieden voor het onderwijs. Mis het niet! Schrijf je nu in via

[email protected]

Binnenkort beschikbaar: Kennisnet Trendrapport 2014/2015

Welke technologietrends hebben de komende jaren impact op het

Nederlandse onderwijs? Kennisnet publiceert het Trendrapport

2014/2015, met als ondertitel: ‘Technologiekompas voor het onder-

wijs’. Bij veel actuele onderwijsvraagstukken speelt ict een rol of gaat

in de toekomst een rol spelen, maar hoe precies? Welke technologie

past in je onderwijs - en welke niet? Waar moet je op letten?

Het rapport biedt inzichten bij het maken van technologiekeuzes en

geeft als kompas richting voor de koers van de instelling. Het

Trendrapport 2014/2015 verschijnt (digitaal) op 3 december en wordt

gelanceerd tijdens de TekTok in Den Haag. De gedrukte versie volgt

later.

Nieuws

Edurep en Entrée integraal onderdeel van Educator

Sinds dit schooljaar zijn Edurep en Entrée integraal onderdeel van

Educator, een softwarepakket voor mbo en hbo ter ondersteuning van

leer-, volg- en begeleidingsprocessen. Met Edurep en Entrée als

onder deel van Educator kan de docent zijn ontwikkelde onderwijs-

activiteiten eenvoudig aanvullen met allerlei online bronnen of leer-

materialen die al beschikbaar zijn via Edurep. De student kan vanuit

zijn persoonlijke studieplan eenvoudig aan het werk met voor hem

of haar geplande onderwijsactiviteiten, inclusief bijbehorende

materialen, zonder daarvoor opnieuw in te loggen. Meer weten

over Entrée, Edurep en Educator? Bekijk dan www.educator.eu.

Volg ons op:

Youtube.com/kennisnetTwitter.com/kennisnet Facebook.com/kennisnet kn.nu/linkedin