Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland...

204
Gemeente Vlist Bestemmingsplan “Landelijk gebied 2010” Nota zienswijzen

Transcript of Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland...

Page 1: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

Gemeente Vlist

Bestemmingsplan “Landelijk gebied 2010”

Nota zienswijzen

Page 2: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

Vaststelling door gemeenteraad: 26 oktober 2010imro-code: NL.IMRO.0623.BP1050LG001-VG01 359/200/03

Page 3: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 1

 

Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied 2010 Bijlage bij het besluit van het op 26 oktober 2010 vastgestelde bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010. Genoemde paginanummers en artikelen verwijzen naar de nummering van het vastgestelde bestemmingsplan van 26 oktober 2010. De wijzigingen die uit de behandeling van de zienswijzen naar voren komen zijn samengevat in een separate Nota van Wijzigingen. De aanvullingen en wijzigingen zoals opgenomen in het eveneens op 26 oktober 2010 door de raad vastgestelde erratum zijn hierin verwerkt.

Page 4: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 2

 

Overzicht zienswijzenindieners ontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied, ter inzageperiode:

6 mei 2010 t/m 16 juni 2010

naam organisatie

1 Dhr. Jaap van Erk

2 Dhr. J. Graveland

3 Dhr. De Jong

4 Dhr. Bening

5 Dhr. Van Beek

6 Dhr. Verhoef

7 Dhr. Visser

8 W. Plessius en M.H. van Hoeve

9 J.B. Verkuil

10 Dhr. C. Streng

11 Jos en Joke Zijderlaan

12 Dhr. en Mevr. Oskam

13 Dhr. Blokland

14 Dhr. K. van der Graaf

15 Dhr. A. Maaijen

16 Dhr. J.M.G. van Overbruggen

17 Dhr. W.C.P. van Lieshout De Samenwerking

18 Dhr. A.P. Verhoef

19 Fam. A.J. Jansen

20 Dhr. H. Oskam

21 WP Kaandorp Adviesbureau Introview

22 R.F.G. van Hensen van Uningen

Page 5: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 3

 

23 Arnoud de Jong Makelaardij

24 T. Huisman

25 Dhr. J. Boer

26 Dhr. W. Hogendoorn Adviesburo Hogendoorn

27 Dhr. J. en Mevr. T. de Goeij

28 Dhr. R.A.J. de Jong

29 Dhr. W. Kaandorp Adviesbureau Introview

30 Dhr. J.A. Rietveld

31 Dhr. J.C. Anker

32 Dhr. A. en Dhr.G. Verhoef

33 ir. C.J.M. van Vliet Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden

34 Fam. W.J. van Dijk

35 E.A. Ousoren

36 H.W. Vermeulen

37 Mw. C.A.P.E.M. van Zon, Dienst Landelijk Gebied

38 E.T.W. van Dijk

39 Fam. J. Hol

40 Jaco de Jong Verstoep Bouwkundigen

41 W. Hogendoorn Adviesburo Hogendoorn

42 J.W. Geukes

43 De ondernemers van ’t Beijersche Door 10 personen ondertekent

44 Fa. P. Prosman

45 L.J. Kruiswijk

46 J. Sluis

47 W.L. van Meijeren

48 H.W.G. van de Horst

49 Dhr. A. Bogaard Dierenhouderij Bogaard

Page 6: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 4

 

50 Dhr. A.P. den Haan Stichting Veenvaren Krimpenerwaard

51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF

52 J. Vermeulen

53 M. de Vries

54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

55 Ing. A. van der Smit Atelier voor Bouwkunde

56 Mr. C.J.R. van Binsbergen Wille Donker Advocaten

57 G.H. van Nieuwpoort

58 Henk Ardesch Oasen NV

59 A.J.C. Schoonderwoerd

60 W. Hogendoorn Adviesburo Hogendoorn

61 Jacco van Delden

62 T.A. van der Ham

63 Jaco de Jong Verstoep Bouwkundigen

64 Jaco de Jong Verstoep Bouwkundigen

65 J.B. Borsboom

66 K.A. Bouter

67 Ir. M.R. Houtzagers Stichting Zuid Hollands Landschap

68 M.C.A. van Brenk

69 Jan de Pater

70 Johan van Dijk Cumela Advies

71 Evert Jan-Laméris

72 Eeffien Huizing Te Voet, vereniging voor wandelaars

73 C.P. Drost Architectenbureau Drost bna

74 I. de Jong

75 C.T.M. Schoonderwoerd

76 Ing. C. de Ruiter DLV bouw, milieu en techniek bv

Page 7: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 5

 

77 Ing. C. de Ruiter DLV bouw, milieu en techniek bv

78 Henk en Toon van der Stok

79 Sandra van Winden

80 Ing. C. de Ruiter DLV bouw, milieu en techniek bv

81 Fam. J.B. Borsboom

82 J. Spelt

83 Ing. W.E. Lamberts LTO Noord Advies

84 C.A. Spruit

85 Veehandel van Dijk

86 Leon van Leeuwen Tuincentrum de Molen

87 Johan van Dijk Cumela Advies

88 W. Stichter DLV

89 W. Stichter DLV

90 W. Stichter DLV

91 C.J.A. Boere La Gro Advocaten

92 Nick den Boer Veehouderij Den Boer De Tweehoeven cv

93 Mr. C. Teiwes Berntsen Mulder Advocaten

94 H.J. de Jong Aannemingsbedrijf Nees de Jong bv

95 Dhr. C. de Jong Fa. P. & C. de Jong

96 Dhr. R. Methorst

97 J.W.J.C. Kruiswijk

98 Mr. L.J. van Pelt LTO Noord Advies

99 G. van Winden – Matze

100 VOF tuincentrum Kees, Carolina en Martin Breedijk

101 C.A. van Kooten de Jong Van Kooten Advocaten

102 W.P. Boer

103 G.M. van Dieren

Page 8: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 6

 

104 Jaco de Jong Verstoep Bouwkundigen

105 P.R. Maaijen

106 R.J.C. Wijnstok

107 J. Verkuil

108 J. Glasbergen en C.M. van Wensveen

109 Kees en Carolina Breedijk Recreatiepark ‘De Kooi’

110 Kees en Carolina Breedijk Recreatiepark ‘De Kooi’

111 Dhr. M. Renes

112 Sandra van Winden

113 L.H. Mulder-de Lange Maatschap Mulder

114 A. Verkade Verkade Caravans en Vouwwagens

115 Mr. C. Verwijs PZH

116 Dhr. mr. M.J. Smaling DAS

117 Mr. P.W.F. Paijmans KvK

118 Dhr. A.E. Schoonderwoerd

119 C. Verdoold

120 A.J. van Kooten – Niekerk Stichting Wandelplatform LAW

121 Jan Schoonderwoerd ARCO Architecten

122 Jan Schoonderwoerd ARCO Architecten

123 Jan Schoonderwoerd ARCO Architecten

124 A.P. Cornelissen Den Hollander Advocaten

125 W. Ghobrial

126 T. van der Vlist en L.J. Rijkaart

127 C. de Jong

128 G.M. Vronik Maatschappelijke Instelling Roosendaal

129 C.M. Loef

130 Johan en Anneke Spruit

Page 9: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 7

 

131 John en Jolanda Benschop-van Vliet

132 Fam. A.A. Bodegom

133 P.T.C. Kuijf

134 Mevr. Blanken

135 Win de Vries Loonbedrijf de Vries

136 Fam. Vriezen

137 Maatschap JH&M van der Neut

138 M.H.C. Schoonderwoerd

139 M. van Vliet

140 Martjan Oskam

141 Dhr. M.J. de Jong

142 Dhr. Van den Berg

143 Dhr. De Jong

144 Dhr. G. van Amstel

145 Dhr. Mulder

146 Dhr. Snoek

147 Dhr. Reijm

148 Dhr. Oskam

149 Dhr. Luit Blom

150 Ad Slingerland

151 Fam. Vreeswijk

152 Dhr. Baas

153 Dhr. D. van Dijk

154 Wiro van der Werf

155 Fa. Streefland Camping Streefland

156 Dhr. Van den Berg

157 W. Hogendoorn Hogendoorn Adviesburo

Page 10: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 8

 

158 André Oudijk

159 Ad van den IJssel

160 Johan van der Berg Aannemersbedrijf Theo van der Kroon BV

161 Dhr. A. van der Smit Van der Smit atelier voor bouwkunde

162 Ad Slingerland

163 Dhr. G.H. de Jong

164 Fam. Verkaik

165 Y. van Atteveld Nederlandse Gasunie

166 Harry Blokland

167 Fam. Bogaert

168 Marinus de Vries

169 Wim Ansink

170 C. Boer

171 Koos Hoogendoorn Dierenhandel Hoogendoorn BV

172 E. Verkaik

173 A. Vonk Noordegraaf

174 Maatschap W.E.M. & B.E.J. Erberveld –Vergeer

175 C.A. Vermeulen

176 C.A. Vermeulen

177 A.J.C. Leurs

178 Pieter van der Hoog

179 T. Beishuizen en Drs. T.H.H. van Vuren LTO Noord

180 ir. A. Karbalai Sadegh Hoogheemraadschap van Rijnland

181 W. Boer Vereniging Duurzame Waterbeheersing en Landbouw Krimpenerwaard

182 J.A. Gast Beraad Stadsrand Gouda Krimpenerwaard

183 J.M. van der Bas

Page 11: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 9

 

184 Jan Oskam

185 Dhr. W. Kramer en mevr. A.W. van der Laan

186 Ing. A. van der Smit Van der Smit Atelier voor Bouwkunde

187 P.T. en P.C. van den Broek

188 Fam. Klarenbeek

189 Mr. L.J. van Pelt LTO Noord Advies

190 J. Graveland

     

Page 12: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

10 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 10

 

Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 

Ingekomen zienswijzen tegen ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied 2010. 

1. Dhr. J. van Erk, Benedenkerkseweg 83b, 2821 LA Stolwijk (mondeling ingekomen op 26 mei 2010, kenmerk 1) 

Zienswijze: 

Achterop het perceel staat een schuur voor vee (pony’s). Deze schuur is niet opgenomen in het bestemmingsplan. Reclamant ziet graag dat deze schuur alsnog opgenomen wordt.  

Beantwoording 

De schuur maakt geen deel uit van een (agrarisch) bouwvlak. Het beleid is er op gericht de bebouwing in het gebied zo veel mogelijk te concentreren. Bebouwing op de locatie is ruimtelijk niet wenselijk.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

2. Dhr. J. Graveland, Koolwijkseweg 25, 2821 NS Stolwijk (ingekomen op 4 mei 2010, kenmerk 2) 

Zienswijze: 

Reclamant wil het bouwvlak op perceel Koolwijkseweg 21 vergroten tot 1 hectare.   

Beantwoording 

Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de 

Page 13: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

11 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 11

 

bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

3.  Dhr. J.C. de Jong, Bovenkerkseweg 92, 2821 XZ Stolwijk (mondeling ingekomen op 17 mei 2010, kenmerk 3) 

Zienswijze: 

Reclamant vraagt een uitbreiding van het bouwvlak om de bouw van de stal mogelijk te maken (bouwvergunning is al aangevraagd). De bouw van de stal is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering. De ABC‐commissie is akkoord met het plan.  

Beantwoording Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

Page 14: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

12 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 12

 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft een concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Er ligt een positief ABC advies. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 4.  Dhr. A. Bening, Provincialeweg West 2‐4, 2851 EL Haastrecht (mondeling ingekomen op 11 mei 2010, kenmerk 4) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt voor de Provincialeweg Weg 2‐4 de bestaande bestemming te handhaven, zijnde twee‐onder‐een kap. De huidige bebouwing heeft een goothoogte van 8 meter. Reclamant vraagt om deze mogelijkheden te handhaven.  

2. Op het perceel water naast Provincialeweg Weg 2 ligt een woonboot. Reclamant vraagt om deze als zodanig te bestemmen.   

Page 15: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

13 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 13

 

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

5.  Dhr. G.M. Van Beek, Provincialeweg Oost 99, 2851 AC Haastrecht (mondeling ingekomen op 11 mei 2010, kenmerk 5) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt een uitbreiding van het bouwvlak om de bouw van de stal mogelijk te maken zoals aangevraagd op 21 januari 2010. De bouw van de stal is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering. De ABC‐commissie, welstand en de milieudienst zijn akkoord met het plan.  

2. Reclamant vraagt een aanpassing van het bouwvlak zodanig dat de bestaande (kuil)platen binnen het bouwvlak vallen.  

Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Page 16: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

14 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 14

 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft een concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. Er ligt een positief ABC advies. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

 

 

Page 17: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

15 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 15

 

6.  Dhr. H.D. Verhoef, Koolwijkseweg 6‐6a, 2821 NV Stolwijk (mondeling ingekomen op 25 mei 2010, kenmerk 6) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt een uitbreiding van het bouwvlak tot 3 m achter de bestaande mestplaat (op de rand van de sloot).  

2. Reclamant wenst de schuur gelegen aan de oostzijde van het bouwvlak uit te breiden.  

3. Wens om mestopslagvoorziening te bouwen van ca 22 x 20 m, met zijmuren van ca. 4 m hoog, ter plaatse van de huidige mestopslagvoorziening in verband met de milieuwet.  

4. . Reclamant wenst een kapschuur te bouwen tegen de mestopslagvoorziening (aan de westzijde).  

5. Reclamant wenst de bouw van een hooiberg voor de stal 

6. Reclamant wenst de bouw van een bedrijfswoning met boerderijwinkel voor stal. 

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Voor de schuur is op basis van de vigerende planologische situatie een bouwvergunning verleend. Hierdoor is sprake van een bestaande situatie, de uitbreiding van de schuur valt binnen het bouwvlak.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Binnen het bouwvlak is het mogelijk om een sleufsilo op te richten met een maximale hoogte van 2,5 meter of een mestsilo met een maximale hoogte van 5 meter en doorsnede van 25 meter.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Binnen het bouwvlak is het mogelijk om bebouwing op de richten behorende bij de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Binnen het bouwvlak is het mogelijk om bebouwing op de richten behorende bij de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. Bij de bestaande woning op de Koolwijkseweg 6a zijn in 2000 met behulp van een artikel 19 procedure de bestaande geitenstal en bedrijfsloodsen gebouwd. De bestaande woning op de Koolwijkseweg 6a is dan ook als bedrijfswoning te beschouwen. In de woning op nummer 6a zijn 

Page 18: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

16 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 16

 

woonachtig de familie Verhoef en de zoon van de familie Verhoef die feitelijk het agrarisch bedrijf runt. Beide ouders helpen mee in het bedrijf, dat volgens opgaaf van reclamant 3 volwaardige arbeidsplaatsen kent. De zoon wenst een eigen bedrijfswoning op het perceel, om zelfstandig bij het agrarisch bedrijf te kunnen wonen. In principe wordt terughoudend omgegaan met het toestaan van extra (bedrijfs)woningen in het landelijk gebied. De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat voor een volwaardig agrarisch bedrijf maximaal één agrarische bedrijfswoning is toegestaan, of het aantal dat al is vergund. Vergelijkbare verzoeken tot het oprichten van een extra bedrijfswoning op andere plekken in het landelijk gebied zijn afgewezen. De vraag is of het voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is om een extra bedrijfswoning op het perceel te hebben, dus om met twee arbeidskrachten ook buiten reguliere werktijden aanwezig te zijn. In vergelijkbare gevallen heeft de ABC hier negatief over geadviseerd. De vraag is daarnaast wat er gebeurt met de bestaande woning op nummer 6a op het moment dat de familie Verhoef (ouders) niet langer op het agrarisch bedrijf werkzaam zijn. Op dat moment zouden zij de woning moeten verlaten en een van de medewerkers van het agrarisch bedrijf de woning moeten gaan bewonen. De vraag is of het realistisch is om hier van uit te gaan. Geconcludeerd wordt dat één bedrijfswoning voldoende is voor de agrarische bedrijfsvoering. De bedrijfswoning biedt plaats aan degene voor wie dat gezien de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf noodzakelijk is.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

7. Dhr. W. Visser, Provincialeweg Oost 35, 2851 AA Haastrecht (mondeling ingekomen op 26 mei 2010, kenmerk 7) 

Zienswijze: 

1. De wens is de huidige toegestane milieucategorie 4 te behouden. 

2. De wens is het bestemmingsvlak aan te passen aan de bestaande situatie (gedeelte langs de weg, wasplaats, uitrit).  

3. De wens is een uitbreiding van het bouwvlak, er is recent bouwvergunning verleend, het bouwvlak klopt niet met de bouwvergunning.  

4. Situatie woning qua bestemmingslegging aanpassen aan de bestaande situatie (woning is verkocht aan de zoon).  

Beantwoording 

1. Verwezen wordt naar de beantwoording van zienswijze nummer 93. 

2. Verwezen wordt naar de beantwoording van zienswijze nummer 93. 

3. Verwezen wordt naar de beantwoording van zienswijze nummer 93. 

4. Eigendomssituaties worden niet in het bestemmingsplan opgenomen. De woning is bestemd als bedrijfswoning bij het bedrijf.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 19: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

17 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 17

 

8. W. Plessius en M.H. van Hoeve, West Vlisterdijk 39, 2855 AJ Vlist (per email ingekomen op 20 mei 2010, kenmerk 8) 

Zienswijze: 

1. Reclamant kan zich niet vinden in het feit dat ook een deel van het terrein áchter de woning het predikaat karakteristiek heeft gekregen.  2. Reclamant verzoekt de aanduiding waarde archeologisch nogmaals kritisch te bezien.

Beantwoording 

1. De aanduiding karakteristiek is in dit geval alleen van toepassing op de woning.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen 

Page 20: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

18 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 18

 

sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

9. J.B. Verkuil, Beijerscheweg 81, 2821 NE Stolwijk (per email ingekomen op 18 mei 2010, kenmerk 9) 

Zienswijze: 

1. Reclamant kan zich niet vinden in de aan het perceel toegekende waarde archeologie.  2. Reclamant geeft aan dat de positie van de bebouwing op de kaart niet met de werkelijkheid overeenkomt.   

Beantwoording 

1. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een 

Page 21: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

19 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 19

 

grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Het bouwvlak is niet op correcte wijze om het bedrijfspand aangegeven.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

10. Dhr. C. Streng, Oost Vlisterdijk 12, 2855 AC Vlist (mondeling ingekomen op 2 juni 2010, kenmerk 10) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst aanpassing van het bouwvlak om de bestaande schuur (achter de wetering) binnen het bouwvlak te brengen.  

2. Reclamant wenst bevestiging van de mogelijkheden om een als karakteristiek aangeduid pand te kunnen splitsen in meerdere wooneenheden. 

3. Reclamant wenst meer informatie over mogelijke beperkende voorwaarden voor verbouw/verandering van karakteristieke bebouwing. Wordt er subsidie gegeven voor rieten kappen? 

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een als karakteristiek aangeduid pand onder voorwaarden te kunnen splitsen in maximaal drie wooneenheden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, verboden bouwwerken te slopen. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan ontheffing verlenen indien handhaving van de bestaande bebouwing in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd. Ook geldt er een voorwaarde voor aanpassingen aan het pand. Aanpassingen mogen geen afbreuk doen aan het karakteristieke karakter van een pand.  

Er is geen subsidieregeling voor rietenkappen binnen de gemeente Vlist.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 22: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

20 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 20

 

 

11. Dhr. J. Zijderlaan en mevr. J. Zijderlaan, Torenstraat 24, 2821 BJ Stolwijk (mondeling ingekomen op 2 juni 2010, kenmerk 11) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt legalisatie van de bestaande bebouwing en de woonbestemming aan op het perceel Provincialeweg West 31a. Het perceel is Agrarisch bestemd en heeft geen bouwvlak. Tot 1998 heeft er wel bewoning plaatsgevonden.  

Beantwoording 

1. Het perceel is in het vigerend bestemmingplan niet bestemd als Woondoeleinden maar als Agrarisch gebied zonder bouwvlak. In principe wordt terughoudend omgegaan met het toestaan van extra (bedrijfs)woningen in het landelijk gebied. Er zijn enkele schuren aanwezig, waar niet in mag worden gewoond. Dit is aan reclamant in het verleden ook door de bouwinspecteur van de gemeente gecommuniceerd. In de huidige situatie wordt er niet op het perceel gewoond. Er is geen verdere aanleiding dit perceel te bestemmen voor woondoeleinden. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 12. Dhr. en mevr. Oskam, Hoenkoopse Buurtweg 40, 2851 AK Haastrecht (mondeling ingekomen op 7 juni 2010, kenmerk 12) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraag een aanduiding veehandel als hoofdactiviteit naast de agrarische bedrijfsvoering.  

2. Reclamant vraagt een aanpassing van het bouwvlak in de richting van nummer 38.  

Beantwoording 

1. Veehandel is als nevenactiviteit bij recht toegestaan tot een maximum van 50% van de bestaande bebouwing met een maximum van 500 m2 per bouwvlak. De bestaande bedrijfsvoering past binnen deze maat. Een aanduiding veehandel zonder oppervlaktebeperking wordt niet toegevoegd, omdat een grote veehandel met bijbehorende verzamelplaats voor dieren aan specifieke milieueisen moet voldoen, die ook een eigen planologische onderbouwing en afweging met zich meebrengen.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van bouwvlakken van 150 diep. De breedte wordt bepaald door de bestaande bebouwing of kavelbreedte. Uitbreiding van bebouwing is in de regel vanuit ruimtelijke optiek het meest wenselijk in de lengterichting. Uitbreiding in de breedte verstoort bestaande doorzichten. De afstand van het perceel tot de Hoenkoopse Rijweg is circa 800 meter. Dit is een dusdanig grote afstand dat niet het doorzicht vanaf 

Page 23: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

21 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 21

 

deze weg maar vanaf de Hoenkoopse Buurtweg bepalend is. Daarom is een situering van het bouwvlak in de lengterichting het meest wenselijk.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 13. Dhr. G. Blokland, Bovenkerkseweg 116, 2821 XZ Stolwijk (mondeling ingekomen op 7 juni 2010, kenmerk 13) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil graag dat het bouwvlak aan de westzijde van zijn perceel op de perceelgrens komt te liggen. Bij renovatie/herbouw van de schuur in de toekomst kan reclamant dan gebruik maken van de verharding welke als vloer dient. 

2. Daarnaast ziet reclamant graag zijn bouwvlak in een knik, langs de aanwezige sloot lopen. Het gaat hier om de westzijde achterin het perceel. Door een knik toe te voegen komt reclamant beter uit met de aanwezige sloten. 

3. Tenslotte vallen de kuilplaten aan de oostzijde niet binnen het bouwvlak. De kuilplaten hebben deels wanden. Graag opnemen in het bouwvlak.  

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

 

 

 

Page 24: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

22 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 22

 

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 14. Dhr. K. van der Graaf, Groeneweg 2, 2821 ST Stolwijk (mondeling ingekomen op 7 juni 2010, kenmerk 14) 

Zienswijze: 

Reclamant maakt bewaar tegen het opnemen van de bestemming natuur op de weilanden langs de Bilwijkerweg. Deze dienen agrarisch bestemd te worden, overeenkomstig huidig gebruik.  

Beantwoording 

Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade).  

Page 25: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

23 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 23

 

Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

15. Dhr. Abe Maaijen, Beijerscheweg 73, 2821 NE Stolwijk (schriftelijk ingekomen op 7 juni 2010, kenmerk 15) 

Zienswijze: 

1. De bouwmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan zijn veel minder dan de bouwmogelijkheden in het oude bestemmingsplan.  

2. De omlijning van het bouwvlak is te krap.  

3. De niet‐agrarische bedrijven worden in een te krap keurslijf geperst en de boeren krijgen alle vrijheid. 

4. De waarde van het bedrijfskavel wordt door de nieuwe plannen aangetast.  

5. De tabel bedrijven (Art 4.1.2) bevat diverse fouten. Het bedrijf van reclamant is vermeld op no. 73a. Dit moet no.73 zijn. Het bedrijf van de buurman, een garagebedrijf gevestigd op no.73a, is niet vermeld. 

6. De archeologische waarde op een deel van de kavel is niet duidelijk.  

7. Het plan komt over als een op‐slot‐zetten van het buitengebied. In een voormalig agrarisch gebouw mag een bedrijf worden gevestigd, terwijl bestaande niet‐agrarische ondernemers niets mogen.  

Beantwoording 

1. In het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers.  

Page 26: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

24 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 24

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Het bouwvlak is om de bestaande bebouwing getrokken. Binnen het bouwvlak is de toegestane 10% uitbreiding van bedrijfsbebouwing te realiseren. Ook de sloop en nieuwbouw van loodsen is binnen het bouwvlak mogelijk.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In het bestemmingsplan wordt aan de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, als drager van het landschap, de mogelijkheid geboden de daarvoor noodzakelijke bedrijfsbebouwing te bouwen. Voor andere functies geldt terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Als een (niet agrarisch) bedrijf ‘uit zijn jas groeit’ en deze groei niet op de bestaande locatie kan verwezenlijken zal verplaatsing naar een meer passende locatie aan de orde zijn. Dit kan een andere locatie binnen het landelijk gebied zijn die wel de benodigde ruimte biedt, of een locatie op een bedrijventerrein. Daarbij is het zo dat als nevenfunctie naast agrarisch en als opvolgfunctie na agrarisch in het bestemmingplan ruime mogelijkheden worden geboden om de bestaande bebouwing te benutten voor bedrijvigheid. Daarbij worden geen bouwmogelijkheden geboden, maar wel gebruiksmogelijkheden voor bedrijven in vaak grote voormalig agrarische opstallen. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt voor alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Het huisnummer in de tabel zal worden gewijzigd van 73a in 73. Het bedrijf op nummer 73a valt binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie binnen de bedrijfsbestemming (categorie 2), en is daarom niet opgenomen in de tabel. In de tabel staan alleen bedrijven met een milieucategorie van 3.1 of hoger.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder 

Page 27: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

25 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 25

 

betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

7. Het beleid Vernieuwend Ondernemen is in het bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent dat meer dan in de huidige bestemmingsplannen het geval is ruimte wordt geboden aan economische functies in het gebied. Het is echter niet zo dat deze functies daarmee ook bouwmogelijkheden krijgen. Het vestigen van een lichtere vorm van bedrijvigheid in een voormalig agrarische opstal kan, maar er worden daarbij geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden. Bestaande niet agrarische bedrijven in het gebied wordt de mogelijkheid geboden om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten en krijgen een uitbreidingsruimte van 10%. Dit geldt ook voor bedrijven die niet passen in de algemeen toelaatbare milieucategorie 1 en 2. Deze bedrijven kunnen hun huidige (zwaardere) activiteiten voortzetten.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

     

Page 28: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

26 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 26

 

16. Dhr. J.M.G. van Overbruggen, Hoogstraat 125, 2851 BE Haastrecht (mondeling ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 16) 

Zienswijze: 

Reclamant wil graag dat een stuk tuin bij de woonbestemming wordt getrokken. 

Beantwoording 

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

17. W.C.P. van Lieshout, Provincialeweg Oost 36, Postbus 1, 2850 AA Haastrecht (ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 17) 

Zienswijze: 

1. De kadastrale percelen kloppen niet met de werkelijkheid, het terrein van De Samenwerking is groter dan op de plankaart weergegeven. 2. Het bouwvlak op de plankaart komt niet overeen met de huidige bebouwing ter plaatse. 3. Gezien de ontwikkelingen wenst reclamant een groter bouwvlak. 4. Percentage van 10% aan vergroting is te klein, reclamant wenst 40% extra bouwmogelijkheden. 5. Het vergroten van de winkel, waarvoor toestemming is verleend staat nog niet op de kaart en is niet in het plan opgenomen. 6. De maximale bouwhoogte van 10 meter wordt overschreden. Reclamant wenst ook uitbreidingsmogelijkheden met grotere bouwhoogte. 7. Op het perceel is alleen een Mengvoederbedrijf bekend in het bestemmingsplan. Er is echter ook sprake van detailhandel. 

 Beantwoording 

1. De plankaart zal op de bestaande situatie worden aangepast.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De plankaart zal op de bestaande situatie worden aangepast.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken, die echter wel de uitbreiding op een praktische wijze mogelijk moet maken. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om de mogelijke uitbreiding op een praktische manier mogelijk te maken.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 29: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

27 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 27

 

4. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. Agrarisch verwante bedrijven mogen onder voorwaarden uitbreiden met 30%. De Samenwerking is een veevoederbedrijf, en als zodanig aan te merken als agrarisch aanverwant bedrijf. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied.  

In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Er is voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan medewerking toegezegd aan het bouwplan voor de winkel.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. In het bestemmingsplan is opgenomen dat de maximale goothoogte 4 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter bedraagt. Voor bestaande bebouwing die hoger is geldt de bestaande hoogte als maximum. Voor een eventuele uitbreiding gelden in principe de algemene hoogtematen 4 meter goothoogte en 10 meter bouwhoogte. Het perceel kent bebouwing met een voor het landelijk gebied uitzonderlijke grote bouwhoogte. Er is daarom voor gekozen om voor dit perceel met specifieke hoogtematen te werken, die op de verbeelding worden aangegeven.    

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. Er is op de plankaart een aanduiding ‘detailhandel’ opgenomen. Hiermee is aangegeven dat er naast het mengvoederbedrijf detailhandel op het perceel aanwezig en toegestaan is.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

     

Page 30: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

28 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 28

 

18. A.P Verhoef, Joubertstraat 89, 2806 GH Gouda (ingekomen op 17 mei 2010, kenmerk 18) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt om ook binnen natuurgebieden de plaatsing van schuilstallen mogelijk te maken. Beantwoording 

1. Binnen de als natuur bestemde gebieden wordt zeer terughoudend omgegaan met het bieden van bebouwingsmogelijkheden, gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

19. A.J. Jansen, Steinsedijk 43a, 2851 LC Haastrecht (ingekomen op 20 mei 2010, kenmerk 19) 

Zienswijze: 

Reclamant wil op zijn totale perceel de bestemming woondoeleinden verkrijgen.   

Beantwoording 

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

20. H. Oskam, Bonrepas 20a, 2850 AA Vlist (ingekomen op 25 mei 2010, kenmerk 20) 

Zienswijze: 

Reclamant wil voor de recreatiewoning de bestemming woondoeleinden verkrijgen en het bouwvlak hierin vergroten. 

 Beantwoording De zienswijze komt overeen met het principeverzoek waarover reclamant d.d. 23 juni 2010 middels een brief over de afwikkeling geïnformeerd is.  Op 22 juni 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders onder voorwaarden planologische medewerking toegezegd aan een wijziging van de bestemming Bonrepas 20a tot een woonbestemming. De belangrijkste voorwaarde om planologische medewerking toe te kunnen zeggen is dat de initiatiefnemer aan dient te tonen dat het pand aan de Bonrepas 20a cultuurhistorisch waardevol / karakteristiek is. Dit kan door een onderbouwing te leveren opgesteld door een terzake deskundig bureau. Als de bestemming wijzigt naar wonen is binnen het 

Page 31: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

29 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 29

 

bestemmingsvlak in principe een woning van 700m3 toegestaan met als voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 21. W.P. Kaandorp namens J. de Jong, Benedenkerkseweg 101, 2821 LB Stolwijk (ingekomen op 26 mei 2010, kenmerk 21) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt om de bestaande fouragehandel als activiteit naast het paardenpension in het bestemmingsplan op te nemen.  2. Reclamant vraagt om een aanpassing van de regels voor paardenbakken: het toestaan van een paardenbak ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderij, tot maximaal 50 meter achter het bouwvlak, met een maat van 20 x 60 meter en het toestaan van verlichting.  

 Beantwoording 

1. De bestaande fouragehandel is als nevenactiviteit tot een maximum van 500 m2 van de bestaande bebouwing toegestaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Er worden voorwaarden gesteld voor het oprichten van paardenbakken. Deze voorwaarden zijn gericht op een ruimtelijk verantwoorde situering van paardenbakken. In dit kader zijn voorwaarden gesteld aan het aantal, de situering, de maat en de verschijningsvorm van paardenbakken. De gemeente wil voorts lichthinder in het buitengebied zoveel mogelijk tegengaan. Vanwege lichthinder zijn lichtmasten bij paardenbakken verboden.  Een paardenbak wordt toegestaan bij (bedrijfs)woningen. In artikel 3.4.2 zal het woord ‘hobbymatig’ worden verwijderd, zodat ook ten behoeve van bedrijfsmatige paardenhouderij een paardenbak mogelijk is. Voor paardenbakken blijven verder dezelfde voorwaarden gelden.  

In het vigerend bestemmingsplan is het perceel bestemd als goederenvervoerbedrijf. De activiteiten voor het paardenpension passen hier niet binnen. De bestaande paardenbakken liggen grotendeels buiten het bouwvlak, op gronden met de bestemming agrarisch met waarden. Ook in het vigerend bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming agrarisch met waarden. Het vigerend bestemmingsplan biedt geen ruimte voor het oprichten van paardenbakken. Door de bestemmingswijziging wordt de bestaande situatie deels geregeld. De zaken die strijdig met de bestemming blijven dienen met het bestemmingsplan in overeenstemming te worden gebracht. Het gaat hier in ieder geval om het verwijderen van de tweede paardenbak en de aanwezige lichtmasten.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

Page 32: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

30 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 30

 

22.  R.F.G. van Hensen van Uningen, Beijerscheweg 86, 2821 NJ Stolwijk (ingekomen op 31 mei 2010, kenmerk 22) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil voor het bijgebouw behorende bij de woning ook de bestemming woondoeleinden verkrijgen. 

 Beantwoording 

1. Het perceel aan de Beijerscheweg 86 is in het nieuwe bestemmingsplan overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan bestemd voor woondoeleinden (één woning met bijbehorende bijgebouw(en)). Een feitelijke situatie van bewoning van het bijgebouw is strijdig met het vigerend bestemmingsplan, waarvoor de gemeente een handhavingstraject heeft ingezet.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

23.  Arnoud de Jong Makelaardij namens B.M. van Dam ‐ Hofland, Benedenkerkseweg 83, 2821 LA Stolwijk (ingekomen op 1 juni 2010, kenmerk 23) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant wil de bestemming van de loods behorende bij de woning veranderen in een lichte bedrijfsbestemming. 

 Beantwoording 

Het perceel is in het vigerend bestemmingplan bestemd als Woondoeleinden. Binnen de bestemming Wonen, zoals de bedoelde woning is bestemd in het Bestemmingsplan Landelijk Gebied, is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in de woning toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie.  

De volgende bepalingen zijn hierop van toepassing: 

1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;  

2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; 

3. detailhandel is niet toegestaan; 

4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner. 

Onder bedrijfsmatige activiteiten in de woning wordt verstaan het bedrijfsmatig verlenen van diensten ‐ geen detailhandelsbedrijf zijnde ‐ en de ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de 

Page 33: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

31 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 31

 

bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon‐ en leefmilieu in de directe omgeving.  

De loods is aangemerkt als bijgebouw bij de woning. Een bedrijfsbestemming is ruimtelijk niet gewenst.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

24. Fam. T. Huisman, Beijerscheweg 98, 2821 ND Stolwijk (mondeling ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 185) 

Zienswijze: 

Wens om in de bestaande bebouwing (voormalig agrarische bijgebouwen) meer mogelijkheden te krijgen om deze in stand te kunnen houden. Hiermee kan de unieke bebouwing, centraal in het open gebied behouden blijven.  

 Beantwoording 

Het perceel is in het vigerend bestemmingsplan bestemd als Woondoeleinden waardoor de bestemming Voormalig Agrarisch Bedrijf in het nieuwe bestemmingsplan niet tot de mogelijkheden behoort. Het perceel is bestemd als Wonen. Binnen de bestemming Wonen is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in de woning toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie.  

De volgende bepalingen zijn hierop van toepassing: 

1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;  

2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; 

3. detailhandel is niet toegestaan; 

4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner. 

Onder bedrijfsmatige activiteiten in de woning wordt verstaan het bedrijfsmatig verlenen van diensten ‐ geen detailhandelsbedrijf zijnde ‐ en de ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon‐ en leefmilieu in de directe omgeving.  

Gezien het bovenstaande en omdat er geen concrete aanvraag is voor welke functie reclamant de bebouwing wil gebruiken is er geen aanleiding om de bestemming aan te passen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

Page 34: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

32 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 32

 

 25.  Dhr. J. Boer, Provincialeweg West 65, 2851EM Haastrecht (mondeling ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 25) 

Zienswijze: 

Wens is de aanpassing van het bestemmingsvlak om zo de schuur en tuin aan de zuidwestzijde van het perceel als wonen te bestemmen.  

 Beantwoording 

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

26.  W. Hogendoorn, namens J. Verdoold, Bonrepas 5, 2855 AA Vlist (ingekomen op 3 juni 2010, kenmerk 26). 

Zienswijze: 

1. Reclamant merkt op dat de boerderij ten onrechte is aangemerkt als karakteristiek.   2. Reclamant merkt op dat er geen reële bouwmogelijkheden zijn opgenomen voor het agrarisch bedrijf, de gewenste bouw van sleufsilo’s is niet mogelijk.  

 3. Reclamant merkt op dat een deel van de bestaande bebouwing buiten het bouwvlak valt.   4. Reclamant stelt dat het plan ondergrondse bebouwing onder nieuwbouw dient toe te staan.   

 5. Reclamant is van mening dat de eis voor watercompensatie bij de wijzigingsbevoegdheid om het bouwvlak te vergroten te stringent is. 

 

Beantwoording 

1. Niet de boerderij, maar het koetshuis is als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt in de MIP‐lijst. De aanduiding karakteristiek voor de boerderij vervalt. Deze komt terug op het koetshuis. Overigens vervalt ook de aanduiding ‘bedrijfswoning’, deze wordt vervangen door de aanduiding ‘maximaal aantal wooneenheden: 2’. Hierdoor wordt beter aangesloten bij de feitelijke situatie: een dubbele woning in de bestaande boerderij.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Page 35: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

33 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 33

 

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Het bestemmingsplan wordt op dit punt gewijzigd,. Opgenomen wordt dat ondergrondse bebouwing alleen is toegestaan onder bovengrondse bebouwing.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Als voorwaarde voor een vergroting van een bouwlak wordt gesteld dat er in overleg met het waterschap zorg dient te worden gedragen voor voldoende watercompensatie. Een bouwvlak wordt alleen uitgebreid als er een concrete bouwaanvraag is, en dus gebouwd wordt. De uitbreiding van het bouwvlak volgt met een logische belijning de nieuwe bebouwing. Het bouwvlak zal dus met dezelfde, of een iets grotere oppervlakte worden uitgebreid als de feitelijke toevoeging van verharding in de vorm van bebouwing. Het is dan redelijk om te eisen dat er voor de verharding voldoende water wordt gecompenseerd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

27.  Dhr. J. en Mevr. T. de Goeij, Steinsedijk 55, 2851 LC Haastrecht (ingekomen op 7 juni 2010, kenmerk 27) 

Zienswijze: 

1. Het bouwvlak vergroten tot de lijn van erfbeplanting aan de oostkant. 2. De wijzigingsbevoegdheid naar natuur op de percelen (weiland) ten zuiden en oosten van het bouwvlak graag laten vervallen en hier alleen de agrarische bestemming toekennen. 3. De oude boerderij naast nr.55 bestemmen als karakteristiek en hieraan tevens de woonbestemming toe kennen.  4. De schuilhut in de uiterwaard tegenover de boerderij staat niet op de plankaart.  

 

Page 36: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

34 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 34

 

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Reclamant heeft een onderbouwing aangeleverd waaruit blijkt dat het pand karakteristiek is. De monumentencommissie van welstand (Dorp Stad en Land) heeft de onderbouwing beoordeeld en onderschrijft de cultuurhistorische waarde van het pand. Het pand krijgt in het bestemmingsplan de aanduiding karakteristiek. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om binnen als karakteristiek aangemerkte panden maximaal 3 wooneenheden toe te staan. Op basis van het milieuonderzoek bij het bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de Wet Geluidhinder. Er wordt niet voldaan aan de minimaal aan te houden afstand ten opzichte van het tevens op nummer 55 gelegen agrarisch bedrijf. Na een eventuele beëindiging van het agrarisch bedrijf in de toekomst kan de bestemming worden gewijzigd in voormalig agrarisch bedrijf. Daarmee zou via een wijzigingsbevoegdheid medewerking kunnen worden verleend aan het mogelijk maken van bewoning in het als karakteristiek aangemerkte pand.  

Page 37: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

35 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 35

 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De aanwezige bebouwing valt niet binnen een bouwvlak. Er mag alleen worden gebouwd binnen agrarische bouwvlakken. Hiermee wordt aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan, waar evenmin sprake was van een bouwmogelijkheid op deze locatie. Er is geen aanleiding tot het wijzigen van de planologische situatie. Het beleid is er op gericht het open landschap zoveel mogelijk open te houden. Dit betekent dat er ter plaatse van de aanwezige bebouwing geen bouwmogelijkheden worden geboden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

28.  Dhr. R.A.J. de Jong, Beijerscheweg 51a, 2821 ND Stolwijk (ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 28) 

Zienswijze: 

Reclamant heeft bezwaar tegen de maximale vergroting van het te bebouwen oppervlak van maar 10%.  

 Beantwoording 

In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers. Als een bedrijf ‘uit zijn jas groeit’ en deze groei niet op de bestaande locatie kan verwezenlijken zal verplaatsing naar een meer passende locatie aan de orde zijn. Dit kan een andere locatie binnen het landelijk gebied zijn die wel de benodigde ruimte biedt, of een locatie op een bedrijventerrein. Daarbij is het zo dat als nevenfunctie naast agrarisch en als opvolgfunctie na agrarisch in het bestemmingplan ruime mogelijkheden worden geboden om de bestaande bebouwing te benutten voor bedrijvigheid. Daarbij worden geen bouwmogelijkheden geboden, maar wel gebruiksmogelijkheden voor bedrijven in vaak grote voormalig agrarische opstallen.  

Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 

Page 38: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

36 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 36

 

32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt voor alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

29.  Dhr. W. Kaandorp namens Dhr. W. Tenwolde, Provincialeweg West 45, 2851EM Haastrecht (ingekomen op 7 juni 2010, kenmerk 29) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt het bouwvlak op de kaart aan te passen aan de nieuwe situatie waarvoor een planologische procedure is doorlopen.  

 2. Reclamant verzoekt het bestemmingsvlak in overeenstemming te brengen met de bestaande planologische situatie.  

 3.Reclamant verzoekt enkele wijzigingen door te voeren ten aanzien van paardenbakken.   

 Beantwoording 

1. Het bouwvlak wordt aangepast aan de nieuwe situatie (vernieuwen woning en bedrijfsgebouwen) waarvoor een planologische procedure is doorlopen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Het bestemmingsvlak wordt aangepast aan de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In de regels worden de bestaande verlichtingsmasten gereguleerd. Paardenbakken en andere bebouwing ten dienste van de bestemming zijn zonder meer mogelijk. De ontheffing om een paardenbak bij de bedrijfswoning te kunnen realiseren is er op gericht om naast de bedrijfsmatige paardenbakken bij de manege ook bij de woning een paardenbak aan te kunnen leggen voor persoonlijk – hobbymatig gebruik.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

 

 

Page 39: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

37 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 37

 

30.  Dhr. J.A. Rietveld, Litserstraat 48a, 5275 BW Den Dungen (ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 30) 

Zienswijze: 

1. Reclamant stelt dat een toezegging is gedaan over de herbouw van een tweede woning op de locatie Provincialeweg Oost 69/71 en dat deze niet wordt nagekomen.  

2. Reclamant maakt bezwaar tegen het feit dat de tweede woning als nieuwbouw wordt gezien, en niet als herbouw. Dit levert een probleem op wat betreft geluid ten gevolge van het verkeer op de Provincialeweg Oost.  

3. Reclamant maakt bezwaar tegen de bestemming natuur – waarde cultuurhistorie op het overblijvende deel van het perceel.  

 Beantwoording 

1. Eerder is door het college van burgemeester en wethouders aangegeven dat zij in beginsel ‐ en natuurlijk indien mogelijk ‐ planologische medewerking willen verlenen aan de bouw van een tweede woning. Deze principetoezegging wordt nagekomen doordat er in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die ‐ met inachtneming van een aantal bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen gebruikelijke en noodzakelijke voorwaarden ‐ de mogelijkheid biedt een tweede woning te realiseren. Het in het bestemmingsplan opnemen van een eindbestemming voor een tweede woning, ten gevolge waarvan een rechtstreekse bouwtitel zou ontstaan, is niet mogelijk. Het bestemmingsplan zou in dat geval in strijd zijn met de wet. Het is namelijk zo dat aangetoond dient te worden en zeker dient te zijn dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder, en wel door middel van een concreet bouwplan waarin de nodige maatregelen zijn opgenomen om aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting te voldoen. Dit bouwplan ontbreekt vooralsnog. Voorafgaand aan het ter visie leggen van het ontwerpplan is reclamant over een en ander geïnformeerd. Dat bij brief van 29 april 2010. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is dan ook het maximaal mogelijke. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Het vigerend bestemmingsplan maakt de bouw van één woning mogelijk. Het nieuwe bestemmingsplan maakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid, onder voorwaarden, de bouw van een tweede woning mogelijk. Er wordt dus een woning toegevoegd. Hierdoor is er geen sprake van bestaande bouw of herbouw, maar van nieuwbouw. Als reclamant zou doelen op de verschillende (on)mogelijkheden tot het vaststellen van een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder, iets dat in alle gevallen nodig zal zijn om woningbouw ter plaatste te mogen toestaan, dan is reclamant er reeds bij brief van 29 april 2010 op gewezen dat welke mogelijkheid tot het vaststellen van een hogere waarde ook zal/kan worden toegepast (dus ook bij zogenaamde “vervanging van bestaande woningen”), het in alle gevallen vereist zal zijn dat het bouwplan voorziet in het daadwerkelijk treffen van de juiste en acceptabele maatregelen teneinde de geluidbelasting op de gevel ten gevolge van de weg tot een aanvaardbaar niveau te beperken.  

Page 40: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

38 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 38

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen. Hiermee wordt aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan en de gewenste ruimtelijke situatie van open agrarisch gebied.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

31.  Dhr. J.C.  Anker, Schoonouwenseweg 9, 2821 NW Stolwijk (mondeling ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 31) 

Zienswijze: 

De bestaande kuilplaten (gelegen aan de westzijde van het bedrijf achter nummer 5) dienen in het bouwvlak te worden opgenomen.  

Beantwoording 

Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Page 41: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

39 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 39

 

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 32.  Dhr. A. Verhoef en Dhr. G. Verhoef, Schoonouwenseweg 60, 2821 NZ Stolwijk (mondeling ingekomen op 9 juni 2010, aanvulling ingekomen op 14 juni 2010 kenmerk 32) 

Zienswijze: 

1. Rondom het bedrijf is de bestemming Natuur gelegd. Deze dient te veranderen in de bestemming Agrarisch.  2. Er dient een reëel bouwvlak te komen met uitbreidingsmogelijkheden. Het is de wens het bouwvlak te verruimen naar 150 meter lengte en 85 meter breedte. De totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt hierbij 1,2 hectare.  3. De bestaande kuilplaten dienen in het bouwvlak te worden opgenomen.   

Beantwoording 

1. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Page 42: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

40 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 40

 

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Gezien het gestelde onder punt 1, kan het huidige bouwvlak vergroot worden tot een diepte van 150 meter. 

 Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 33.  ir. E.J. van der Werf, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Postbus 550, 3990 GJ Houten (ingekomen op 27 mei 2010, kenmerk 33) 

Zienswijze: 

1. De volgende regionale waterkeringen ontbreken op de plankaart:  • Zuidkant van de Grote Kerkvliet  • Langs de Vlist, nabij de overgang van de Oost‐Vlisterdijk naar de Zijdeweg; • Langs de Vlist, direct ten zuiden van de kruising met de Provincialeweg in  Haastrecht, o.a. in 

de wro‐zone.  

Beantwoording 

1. De waterkeringen zullen op de plankaart worden opgenomen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

34.  Fam. W.J. van Dijk, Schoonouwenseweg 42, 2821NZ Stolwijk (ingekomen op 7 juni 2010, kenmerk 34) 

Zienswijze: 

1. Reclamant geeft aan overlast te ondervinden van het naastgelegen agrarisch bedrijf op Schoonouwenseweg 44/46.    

Page 43: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

41 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 41

 

Beantwoording 

1. Het bestemmingsplangebied, het landelijk gebied van de gemeente, is vanouds een agrarisch gebied. De agrarische functie wordt dan ook gezien als drager van het landelijk gebied. Grondgebonden veehouderijen worden daarom mogelijkheden gegeven om ook in de toekomst duurzaam economisch te kunnen functioneren, door groei of het ontplooien van nevenactiviteiten naast het agrarisch bedrijf. De bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf brengt onvermijdelijk activiteiten met zich mee die door anderen als overlastgevend kunnen worden ervaren. Het is in het gebied, met relatief dicht bebouwde linten, een opgave om alle functies (agrarisch, wonen, bedrijven, natuur, recreatie etc.) goed met elkaar te combineren. Het bestemmingsplan vormt hiervoor het ruimtelijk kader. In veel gevallen vormt de milieuvergunning voor agrarische bedrijven het kader op milieugebied. Uiteraard dient een agrarisch bedrijf aan beide kaders te voldoen. Voor wat het bestemmingsplan betreft past de bebouwing en activiteit van het agrarisch bedrijf in zowel het vigerend bestemmingsplan als het nieuwe bestemmingsplan. De afstand van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf tot de woning van reclamant is ongewijzigd. De aspecten van overlast die reclamant noemt komen met name tot uiting in de milieuvergunning. Een eventueel bezwaar zal zich dan ook daartegen dienen te richten. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

35. Dhr. E.A. Ousoren, Merlijnstraat 2, 2805 VK Gouda (ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 35) 

Zienswijze: 

Reclamant wil graag het huidige gebruik van de loods op het adres Goudseweg 96 te Stolwijk voortzetten (opslag van goederen, huisraad, materialen, gereedschappen en hobby).  Beantwoording 

Het perceel heeft in het vigerend bestemmingsplan een agrarische bestemming. De bestemming van het perceel wordt gewijzigd in Agrarisch met aanduiding voormalig agrarisch bedrijf. Hierdoor wordt aangesloten bij de feitelijke situatie. Binnen deze bestemming kan het huidig gebruik worden voortgezet zolang dit binnen de toegelaten activiteiten valt.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

36.  Dhr. H.W. Vermeulen, Benedenkerkseweg 81, 2821 LA Stolwijk (ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 36) 

Zienswijze: 

1. Reclamant geeft aan dat het bestemmingsvlak moet worden aangepast en de grens langs het huidige boerenhek moet lopen.  

Page 44: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

42 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 42

 

2. Reclamant wil de mogelijkheden houden om de "griend" (te hoogte van huis nummer 81) als recreatieterrein aan te merken. 

3. Reclamant maakt bezwaar tegen het vervallen van de bepaling met betrekking tot de voorgevelrooilijn van de bouwstedes met betrekking tot de woningen op nummer 77/79. 

4. Reclamant wenst het bestaande doorzicht (weilanden tussen huis nr.81 en 81 a) te behouden. 5. Reclamant wil een verbod op de zogenaamde verplaatsbare hondenkennels, paardenhokken en dergelijke, op weilanden maar ook langs de erfgrens van verschillende bewoners.  Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Om de huidige situatie in kaart te brengen is in 2006 een uitvoerige gebiedsinventarisatie uitgevoerd, waarbij alle bewoners/eigenaren in het gebied zijn aangeschreven om de betreffende percelen in kaart te brengen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2010 is de inventarisatie geactualiseerd met behulp van luchtfoto’s en informatie over de in de periode 2006 – 2010 verleende (bouw)vergunningen.  

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Het perceel heeft een agrarische bestemming zonder bouwvlak. Hierbinnen is geen bebouwing of gebruik als recreatie toegestaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De bestemming op het perceel Benedenkerkseweg 77/79 is Wonen en de bijbehorende aanduiding [tae] betekent twee aaneen. Op het perceel mogen twee aaneengebouwde woningen  gebouwd worden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De bedoelde gronden hebben de bestemming AW. Dit houdt in dat de grond bestemd is voor agrarisch gebruik. In de voorschriften is geregeld dat binnen deze bestemming geen bebouwing is toegestaan. Voor het beplanten van de gronden is een aanlegvergunning nodig. Door deze regeling wordt de openheid van de gronden en doorzicht gegarandeerd. Een aanduiding op de kaart is hierdoor overbodig. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming Agrarisch met Waarden een regeling opgenomen voor het oprichten van dierenschuilplaatsen voor hobbymatig agrarisch gebruik. 

Page 45: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

43 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 43

 

Hiervoor gelden verschillende voorwaarden, waaraan zal worden toegevoegd dat een minimumafstand van 30 meter dient te worden aangehouden tot woningen van derden 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

37.  Mw. C.A.P.E.M. van Zon, Dienst Landelijk Gebied, Postbus 8520, 3503 RM Utrecht (ingekomen op 8 juni 2010, kenmerk 37) 

Zienswijze: 

Het bouwvlak op het perceel Benedenheulseweg 32‐34 vergroten tot minimaal 1 hectare.   

Beantwoording 

Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

• maximaal 1 hectare; 

• maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

• doorzichten moeten worden behouden; 

• voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

• voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

Page 46: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

44 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 44

 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

38.  E.T.W. van Dijk, West Vlisterdijk 1, 2851 ES Vlist (ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 38) 

Zienswijze: 

Het bestemmingsvlak woondoeleinden op het perceel West Vlisterdijk 1 graag vergroten tot aan de nieuw gegraven sloot achter de woning.  

 Beantwoording De zienswijze is hetzelfde als het principeverzoek waarover de reclamant in april 2010 schriftelijk is geïnformeerd. De locatie valt binnen het nieuwe bestemmingsplan Natuurgebieden Krimpenerwaard (Veenweidepact). Hier streeft de gemeente naar natuurontwikkeling. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 39.  Fam. J. Hol, Oost Vlisterdijk 1a, 2851 ET Vlist (ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 39) 

Zienswijze: 

Reclamant heeft bezwaar tegen het vergroten van de bestemming Sport ten behoeve van de polsstokvereniging nabij de Oost Vlisterdijk 1a. 

 Beantwoording 

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

   

Page 47: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

45 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 45

 

40.  Jaco de Jong namens Verstoep Bouwkundigen, Postbus 48, 2870 AA Schoonhoven (ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 40) 

Zienswijze: 

1. Reclamant stelt een andere wijze van meten voor de inhoud van een woning voor.   

2. Reclamant vraagt om bij voormalig agrarische bebouwing ook in de bijgebouwen een bed & breakfast mogelijk te maken. 

 3. Reclamant stelt dat de goothoogte van 4 meter voor agrarische gebouwen onvoldoende is voor de bedrijfsvoering en gebouwen als een kapschuur of open‐frontstal. Een goothoogte van 4.5 of 5mtr zou beter op zijn plaats zijn. 

 4. Reclamant stelt dat de nokhoogte van 10 meter voor agrarische gebouwen onvoldoende is voor de bedrijfsvoering. Een nokhoogte van 12 meter zou beter op zijn plaats zijn. 

 5.Reclamant vraagt om de vrijstellingsmogelijkheid die in het vigerend bestemmingsplan zit om met 10% van de hoogte af te kunnen wijken ook in het nieuwe bestemmingsplan op te nemen.  

 6. Reclamant stelt dat in artikel 3.8.4 onder d; de laatste regel "..... per lm3 gesloopte bebouwing;" zou moeten worden vervangen door "..... per lm2 gesloopte bebouwing;" 

 7.Reclamant stelt de toepassing van de voorgeschreven goot‐ en nokhoogte voor vrijstaande bijgebouwen het in veel gevallen niet mogelijk is om er met de dakhelling aan te sluiten bij de op het perceel aanwezige hoofdgebouwen en conflict kan ontstaan met de esthetische kwaliteit van het bouwwerk.  

 8. Reclamant vraagt zich af of het niet veel beter zou zijn om de bestemmingsplannen buitengebied meer met naburige gemeentes af te stemmen.  

 Beantwoording 

1. De gehanteerde wijze van meten sluit aan bij de recent vastgestelde bestemmingsplannen Dorpskernen en Bedrijventerreinen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De functie bed & breakfast in bijgebouwen zal bij voormalig agrarische bebouwing via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Een goothoogte van 4 meter is een maat die enerzijds recht doet aan de bestaande en gewenste ruimtelijke situatie in het gebied en anderzijds voldoende is voor moderne agrarische bedrijfsgebouwen. Daarbij is in het bestemmingsplan opgenomen dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen over een gevellengte van maximaal 4 meter maximaal 6 meter mag bedragen. Hierdoor zijn de gebouwen zowel via de kopse kanten als de lange kant ook met hoge voertuigen in te rijden.  

Page 48: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

46 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 46

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Een nokhoogte van 10 meter is een maat die enerzijds recht doet aan de bestaande en gewenste ruimtelijke situatie in het gebied en anderzijds voldoende is voor moderne agrarische bedrijfsgebouwen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Er wordt bewust voor gekozen om duidelijkheid te bieden door het opnemen van maximale hoogtes. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. Het artikel wordt aangepast.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

7. De gehanteerde maximale goot‐ en nokhoogte voor bijgebouwen is 3 respectievelijk 6 meter. Er is geen verplichting om een bijgebouw daadwerkelijk zo hoog te maken. Het is met een zorgvuldig ontwerp zeer goed mogelijk om een bij het hoofdgebouw passend bijgebouw te realiseren.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

8. De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied zijn op belangrijke punten afgestemd met naburige gemeenten. Een goed voorbeeld hiervan is het in het bestemmingsplan opgenomen beleid vernieuwend ondernemen, dat in K5 verband is opgesteld. Andere voorbeelden van punten waarop het bestemmingsplan is afgestemd met naburige gemeenten is de maximale goot‐ en nokhoogte van (agrarische) bedrijfsgebouwen (4 respectievelijk 10 meter), en de maximale goot‐ en nokhoogte van bijgebouwen (3 respectievelijk 6 meter). 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

41.  W. Hogendoorn van Adviesburo Hogendoorn, namens Kaashandel J. Hogendoorn, Oost Vlisterdijk 44, 2851 AE Vlist (ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 41) 

Zienswijze: 

1. Reclamant stelt dat het bouwvlak niet om bestaande gebouwen is getrokken en geen reële uitbreidingsruimte biedt.  

  

 

 

 

Page 49: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

47 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 47

 

Beantwoording 

1. Wat betreft de krap getrokken bouwvlakken is het redelijk dat deze in ieder geval de bestaande bebouwing omvatten en uitbreiding van 10% op een praktische manier mogelijk maken. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

42.  J.W. Geukes, Benedenheulseweg 1, 2821 LR Stolwijk (ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 42) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil de mogelijkheid om achter de woning een paardenbak aan te kunnen leggen.   

Beantwoording 

Het bestemmingsvlak is gebaseerd op de bestaande situatie (woning met gronden in gebruik als tuin). In het bestemmingsplan is een ontheffingsregeling opgenomen ten behoeve van het realiseren van een paardenbak ten behoeve van hobbymatig gebruik bij een woning onder de voorwaarde dat: 

a. maximaal 1 paardenbak per woning is toegestaan;  

b. de paardenbak als volgt wordt gesitueerd: 

1. achter de hoofdgebouwen; 

2. tenminste 20 m uit de rand van de weg; 

3. tenminste 1,5 m uit de slootranden; 

4. maximaal 50 m achter de bestaande bebouwing; 

5. minimaal 30 m van woningen van derden; 

c. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m; 

d. de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 1,50 m; 

e. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende gebiedseigen beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied; 

f. de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal; 

g. er geen verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak; 

Page 50: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

48 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 48

 

h. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

43.  Tien ondernemers van de Beijerscheweg, Beijerscheweg 73, 2821 NE Stolwijk (ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 43) 

Zienswijze: 

1. Reclamanten willen de bestaande bebouwingsmogelijkheden op basis van het vigerend bestemmingsplan behouden. 

 2. De bouwvlakken zijn te krap, in sommige gevallen kan zelfs de 10% uitbreiding niet worden gerealiseerd. 

 3. De waarde van de bedrijfskavels wordt door de nieuwe plannen aangetast.  

 4. De archeologische waarde op een deel van het gebied is niet duidelijk, en vormt een belemmering die mensen op hoge kosten kan jagen.  

 5. Het plan komt over als een op‐slot‐zetten van het buitengebied. In een voormalig agrarisch gebouw mag een bedrijf worden gevestigd, terwijl bestaande niet‐agrarische ondernemers niets mogen.  

 Beantwoording 

1. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 51: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

49 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 49

 

2. Het bouwvlak is om de bestaande bebouwing getrokken. Daar waar binnen het bouwvlak de toegestane 10% uitbreiding van bedrijfsbebouwing niet te realiseren is zal het bouwvlak worden aangepast.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning 

Page 52: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

50 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 50

 

vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Het beleid Vernieuwend Ondernemen is in het bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent dat meer dan in de huidige bestemmingsplannen het geval is ruimte wordt geboden aan economische functies in het gebied. Het is echter niet zo dat deze functies daarmee ook bouwmogelijkheden krijgen. Het vestigen van een lichtere vorm van bedrijvigheid in een voormalig agrarische opstal kan, maar er worden daarbij geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden. Bestaande niet agrarische bedrijven in het gebied wordt de mogelijkheid geboden om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten en krijgen een uitbreidingsruimte van 10%. Dit geldt ook voor bedrijven die niet passen in de algemeen toelaatbare milieucategorie 1 en 2. Deze bedrijven kunnen hun huidige (zwaardere) activiteiten voortzetten. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

44.  Firma P. Prosman, Beijerscheweg 43, 2821 ND Stolwijk (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 44) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil aangemerkt worden als bedrijf dat goederen vervoerd over de weg en als loonbedrijf.  2. Voor de nieuwbouw is het bouwvlak in zijn geheel opgeschoond en zijn de oude funderingen verwijderd, waardoor een eventuele waarde archeologisch kan worden opgeheven. 3. In het bouwvlak zoals nu ingetekend kan reclamant zich vinden, op de achterzijde na welke ongeveer 10 meter naar achteren verlegd dient te worden.  

 

Page 53: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

51 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 51

 

4. Reclamant wenst uit te kunnen breiden om onder andere aan de toenemende milieu technische eisen te kunnen blijven voldoen.  

 Beantwoording 

1. In de regels zal in de tabel onder 4.1.2 worden aangegeven dat de bedrijfsactiviteit zowel loonbedrijf als overig goederenvervoer over de weg omvat.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Het bouwvlak is om de bestaande bebouwing getrokken. Binnen het bouwvlak is de toegestane 10% uitbreiding van bedrijfsbebouwing te realiseren. De gevraagde aanpassing van het bouwvlak 

Page 54: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

52 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 52

 

betekent dat de mogelijkheid wordt geboden om te bouwen ter plaatse van de bestaande watergang. Dit is ruimtelijk gezien niet de gewenste ontwikkelingsrichting.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers. Als een bedrijf ‘uit zijn jas groeit’ en deze groei niet op de bestaande locatie kan verwezenlijken zal verplaatsing naar een meer passende locatie aan de orde zijn. Dit kan een andere locatie binnen het landelijk gebied zijn die wel de benodigde ruimte biedt, of een locatie op een bedrijventerrein. Daarbij is het zo dat als nevenfunctie naast agrarisch en als opvolgfunctie na agrarisch in het bestemmingplan ruime mogelijkheden worden geboden om de bestaande bebouwing te benutten voor bedrijvigheid. Daarbij worden geen bouwmogelijkheden geboden, maar wel gebruiksmogelijkheden voor bedrijven in vaak grote voormalig agrarische opstallen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 45.  L.J. Kruiswijk, Oost Vlisterdijk 13, 2855 AC Vlist (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 45) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt het bestemmingsvlak aan te passen aan de bestaande situatie.  2. Reclamant geeft aan dat in de bestemming Wonen is in artikel 20.2 onder j een verwijzing is gemaakt naar ‘p’ Dit moet naar mening van reclamant 'i' zijn.  3. Reclamant geeft aan dat in de bestemming 'Wonen' in de ontheffing van de bouwregels in artikel 20.3.2 gesproken wordt over het toestaan van een paardenbak ten behoeve van een hobbymatige paardenhouderij bij een bedrijfswoning, maar neemt aan dat hier een 'woning' wordt bedoeld.  

 Beantwoording 

1. Het bestemmingsvlak is gebaseerd op de bestaande situatie, voor zover deze in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Eigendomsgrenzen zijn voor een bestemmingsplan niet relevant. In het vigerend bestemmingsplan hebben de naast de woning gelegen gronden een 

Page 55: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

53 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 53

 

agrarische bestemming, zonder bouwmogelijkheden. Het is niet wenselijk dat er op de gronden naast de woning bijgebouwen worden opgericht.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Het artikel wordt aangepast.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Het artikel wordt aangepast.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 46.  J. Sluis, Provincialeweg Oost 17, 2851 AA Haastrecht (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 46) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om de bestemming op het perceel tussen Provincialeweg Oost 8 en 10 niet wijzigen in N maar agrarisch te behouden.  

 Beantwoording 

1. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 56: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

54 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 54

 

47.  W.L. van Meijeren, Oost Vlisterdijk 46a, 2855 AE Haastrecht (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 47) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen de inperking van het bouwvlak.   

2. Reclamant geeft aan dat enkele opstallen ontbreken op de verbeelding.  

Beantwoording 

1. Het perceel is bestemd als voormalig agrarisch bedrijf. Voor dergelijke percelen zijn geen aanvullende bouwmogelijkheden opgenomen, en worden de bouwvlakken in principe om de bestaande bebouwing heen gelegd, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. De zienswijze heeft echter betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Voor de kippenschuur is geen vergunning verleend. De kippenschuur is gelegen binnen een landschapselement dat beschermd is in het kader van de Hollandsche Waterlinie. De kippenschuur zal dan ook niet positief worden bestemd.

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

48.  H.W.G. van de Horst, Provincialeweg Oost 25, 2851 AA Haastrecht (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 48) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen de opgenomen woonbestemming.   

Beantwoording 

1. De bestemming zal worden gewijzigd van wonen in agrarisch, in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan en de feitelijke situatie.  

 

Page 57: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

55 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 55

 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

49.  Dhr. A. Bogaard van Dierenhouderij Bogaard, Benedenheulseweg 52, 2821 LT Stolwijk (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 49) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil zijn bouwvlak graag vergroot zien worden naar 1,5 hectare. 2. Reclamant wil de maximale oppervlakte maat van 1000 m2 voor bedrijfsgebouwen geschrapt zien uit de tekst. 3. Reclamant kan zich niet vinden in de tekst in de toelichting dat bestaande kavelpaden opengesteld moeten worden.   Beantwoording: 1. Voor de nieuwbouw van de stal en sleufsilo’s wordt een afzonderlijke planologische procedure doorlopen. Voorwaarde voor een verdere vergroting van het bouwvlak is een concreet en onderbouwd bouwplan. Overigens wordt in het bestemmingsplan een mogelijkheid opgenomen om kuilplaten en sleufsilo’s onder voorwaarden aansluitend aan het bouwvlak op te richten.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Er is geen algemene maximale maat voor bedrijfsgebouwen in het bestemmingsplan opgenomen. Wel is er een mogelijkheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om als nadere eis een dergelijke maximale maat te stellen. Deze mogelijkheid is opgenomen omdat op sommige plekken grotere bedrijfsgebouwen minder passend in het landschap zijn. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De uitspraak dat de bestaande kavelpaden opengesteld dienen te worden past in het streven naar het actieve gebruik door openstelling van het gebied voor recreanten. Uiteraard is voor het daadwerkelijk openstellen van kavelpaden de medewerking van betrokken eigenaren noodzakelijk.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 50.  Dhr. A. P. den Haan van Stichting Veenvaren Krimpenerwaard, Krugerlaan 48, 4806 EK Gouda (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 50) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt voor polderdelen met een agrarische bestemming met behoud van huidige en wellicht uit te breiden natuurwaarden, een extensieve en passende vorm van recreatief medegebruik van agrarisch watereigendom toe te staan. 

 Beantwoording: 1. Zowel voor gronden met een agrarische bestemming als gronden met een natuurbestemming is extensief recreatief medegebruik in de doeleindenomschrijving opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld onverharde wandelpaden, maar ook aan het gebruik van watergangen voor recreatie (bijvoorbeeld kano, fluisterboot). Bij het feitelijk tot stand brengen van de mogelijkheden voor recreatief gebruik is het uiteraard wenselijk om ook rekening te houden met zaken die niet in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden, zoals instemming door de 

Page 58: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

56 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 56

 

betrokken eigenaar van de watergang en rekening te houden met de eigenaren van aanliggende percelen.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 51.  Fam. Graveland Veebedrijf Graveland VOF, Benedenheulseweg 11, 2821 LS Stolwijk (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 51) 

Zienswijze: 

Reclamant wil graag het bouwvlak vergroten om de geplande nieuwbouw van een stal in het bouwvlak te laten vallen.  

 Beantwoording 

Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

Page 59: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

57 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 57

 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 52.  J. Vermeulen, Provincialeweg Oost 18, 2851 AE Haastrecht (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 18) 

Zienswijze: 

Reclamant wil graag de bedrijfsbestemming op het perceel behouden.   

Beantwoording 

Het perceel is in het vigerend bestemmingplan niet bestemd als Bedrijf maar als Woondoeleinden. Binnen de bestemming Wonen  is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in de woning toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie.  

De volgende bepalingen zijn hierop van toepassing: 

1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2;  

2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; 

3. detailhandel is niet toegestaan; 

4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner. 

Onder bedrijfsmatige activiteiten in de woning wordt verstaan het bedrijfsmatig verlenen van diensten ‐ geen detailhandelsbedrijf zijnde ‐ en de ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon‐ en leefmilieu in de directe omgeving.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

Page 60: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

58 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 58

 

53.  M. de Vries, Schoonouwenseweg 15, 2821 NW Stolwijk (ingekomen op 11 juni 2010, kenmerk 53) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil graag het bouwvlak vergroot zien in verband met toekomstige uitbreiding. 2. Reclamant wil op de omliggende percelen geen Natuurbestemming, maar de Agrarische bestemming behouden.  

 Beantwoording 

1.  Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt 

Page 61: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

59 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 59

 

gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

 

 

Page 62: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

60 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 60

 

54.  L.J. van Pelt van LTO Noord Advies, namens G.M. van Dijk, Provincialeweg Oost 135, 2851 AD Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 54) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt op het perceel Provincialeweg Oost 133 een aanduiding "2‐onder‐1‐kapwoningen" op te nemen.  

 2. Reclamant vraagt om de ontsluiting op de Zijdeweg een passende bestemming te geven. 

 3. Reclamant maakt bezwaar tegen het opnemen van de bestemming "Natuur" op agrarische gronden. 

 4. Reclamant verzoekt om een bestaand bedrijfsgebouw te voorzien van een bouwvlak. 

 5. Reclamant is van mening dat gelet op de omvang zijn agrarische activiteiten geen sprake is van een "voormalig agrarisch bedrijf" maar van een agrarisch bedrijf.  

 6. Reclamant is van mening dat de omvang van zijn bouwvlak te klein is ingetekend.  

 7. De agrarische percelen van reclamant hebben de gebiedsaanduiding "wro‐zone‐wijzigingsgebied" gekregen. Reclamant is het niet eens met genoemde gebiedsaanduiding.   Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Eigendomsgrenzen worden niet op de kaart aangegeven, omdat deze niet ruimtelijk relevant zijn. Interne ontsluitingen van percelen worden evenmin op de kaart aangegeven. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch 

Page 63: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

61 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 61

 

in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. In 1994 is bouwvergunning verleend voor de bouw van de schuur. Tot op heden is er geen schuur gerealiseerd. Er is begonnen met de bouw maar de schuur is nooit voltooid. 

Er wordt gestreefd naar concentratie van bebouwing. Losse solitaire bebouwing in het landschap past daarin niet. De bouw van de schuur wordt ruimtelijk dan ook niet wenselijk geacht. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Er is in 1994 bouwvergunning verleend voor de bouw van een bedrijfswoning en agrarisch bedrijfsgebouw. Er is begonnen met de bouw, maar de woning en de agrarische schuur zijn nog steeds niet voltooid. Er kan dan ook geen sprake zijn van een reëel agrarisch bedrijf. Een bestemming voormalig agrarisch bedrijf is daarom het meest in overeenstemming met de feitelijke situatie. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

6. Er is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Bij VAB bestemmingen worden de bouwvlakken rondom de bestaande bebouwing getrokken.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

7. Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het perceel valt niet binnen een van deze categorieën en wordt daarom bestemd als Agrarisch met waarden. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

Page 64: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

62 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 62

 

 

55.  Ing. A. van der Smit van Atelier voor Bouwkunde Van der Smit BV, namens de heer J.P. van Nieuwkoop Goudseweg 172a, 2851 EX Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 55) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om het bebouwingsvlak, het bebouwingsoppervlak, het bestemmingsvlak en het verharde buitenterrein aan te passen aan de gewenste nieuwe situatie.  

 Beantwoording 

1. Voor de gewenste uitbreiding heeft reclamant een verzoek ingediend. Er is geconstateerd dat het verzoek niet zonder meer past in het ruimtelijke beleid zoals neergelegd in het vigerend en voorliggend bestemmingsplan. Ook past het verzoek niet in het beleid van de provincie. Het is dus geen ontwikkeling die zo in het bestemmingsplan kan worden opgenomen. Na bestuurlijke besluitvorming over het verzoek zal een afzonderlijke planologische procedure noodzakelijk zijn.  

Overigens zal in het bestemmingsplan voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 56.  mr. C.J.R. van Binsbergen van Wille Donker Advocaten, namens Dhr. C. Verdouw Kerspelpad 1, 2821 ZA Stolwijk en Dhr. G. Verdouw Goudseweg 96, 2821 NB Stolwijk (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 56) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt het achterste gedeelte van de percelen op andere wijze te bestemmen.  2. Reclamant verzoekt om de paardenbak in het bestemmingsvlak op te nemen.  3. Reclamant verzoekt voor de bestaande opstallen om een bestemming die lichte bedrijfsmatige activiteiten mogelijk maakt.  Beantwoording 

1. Bij het bepalen van het bestemmingsvlak wordt uitgegaan van wat ruimtelijk herkenbaar is als wonen met erf of tuin. De als Agrarisch bestemde gronden achter de woning zijn ruimtelijk als zodanig herkenbaar. Het is niet wenselijk deze gronden in het bestemmingsvlak op te nemen, omdat daardoor bebouwing opgericht zou kunnen worden hetgeen het open karakter verstoort. 

Page 65: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

63 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 63

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. 

2. Voor paardenbakken zijn in het bestemmingsplan Landelijk Gebied heldere regels opgenomen, waaraan alle paardenbakken moeten voldoen. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. 

3. Het perceel is in het vigerend bestemmingsplan bestemd als Agrarisch Glastuinbouw. Er is momenteel geen glastuinbouwbedrijf meer gevestigd. Voor dergelijke situaties is in het bestemmingsplan Landelijk Gebied de bestemming Voormalig Agrarisch Bedrijf opgenomen. Het perceel zal als zodanig worden bestemd. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen.  

 57.  G.H. van Nieuwpoort Provincialeweg West 41, 2851 EJ Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 57) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om de onbebouwde gronden niet standaard een recreatieve medebestemming toe te kennen. 

 2. Reclamant verzoekt om ofwel consequent te kiezen voor een regeling die gebaseerd is op bouwvlakken, of wel alsnog bouwvlakken toe te voegen in de verbeelding. 

 3. Reclamant verzoekt om ondergronds bouwen toe te staan onder dezelfde randvoorwaarden die zullen gelden voor bovengronds bouwen. 

 4. In artikel 20.3.2 is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het maken van een paardenbak. Echter in dit artikel is sprake van een 'bedrijfswoning'. Reclamant merkt op dat hier gesproken dient te worden van 'woning'. 

 Beantwoording 

1. Het opnemen van een extensieve recreatie in de bestemmingen Agrarisch met Waarden en Natuur past in het streven naar het actieve gebruik en openstelling van het gebied. Uiteraard is voor het daadwerkelijk openstellen voor recreatie de medewerking van betrokken eigenaren noodzakelijk.  De recreatieve medebestemming betreft het gebruik van deze gronden. Het gaat hier niet over aanleg.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Binnen de bestemming wonen is in het bestemmingsplan niet gekozen voor bouwvlakken maar alleen voor bestemmingsvlakken. De verwijzing naar bouwvlakken zal uit het artikel wonen worden verwijderd.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 66: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

64 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 64

 

3. Het bestemmingsplan wordt op dit punt gewijzigd, opgenomen wordt dat ondergrondse bebouwing alleen is toegestaan onder bovengrondse bebouwing.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

4. Het artikel wordt aangepast.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 58.  Henk Ardesch van Oasen NV, Postbus 122, 2800 AC Gouda (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 58) 

Zienswijze: 

Reclamant verzoekt het milieubeschermingsgebied alsmede de voorschriften op te nemen in het bestemmingsplan. 

 Beantwoording 

Het milieubeschermingsgebied zal worden opgenomen in de toelichting. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 59.  A.J.C. Schoonderwoerd Provincialeweg Oost 11a, 2851 AA Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 59) 

Zienswijze: 

Reclamant heeft bezwaar tegen het wijzigen van de bestemming Agrarisch in Natuur op het perceel tegenover Provincialeweg Oost 11a en 13.

 Beantwoording 

Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen 

Page 67: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

65 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 65

 

(om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 60.  W. Hogendoorn van Adviesburo Hogendoorn, namens Loonbedrijf J. Voets Bonrepas 4, 2855 AA Vlist (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 60) 

Zienswijze: 

1. Reclamant geeft aan dat de aanduiding "karakteristiek" kan vervallen omdat het een recent gebouwd pand betreft.  

 2. Het bouwvlak dient gecorrigeerd te worden aan de bestaande ‐vergunde‐ bebouwing. 

 3. Het is voor de continuïteit van het bedrijf noodzakelijk het bouwvlak te vergroten om sluefsilo’s te kunnen realiseren. 

 4. Het is dringend gewenst dat het plan ondergrondse bebouwing onder nieuwbouw toestaat.  

5. De eis voor watercompensatie bij de wijzigingsbevoegdheid om het bouwvlak uit te kunnen breiden is niet reëel. 

 Beantwoording 

1.De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie. Het pand is van recente datum 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Page 68: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

66 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 66

 

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Het bestemmingsplan wordt op dit punt gewijzigd, opgenomen wordt dat ondergrondse bebouwing alleen is toegestaan onder bovengrondse bebouwing.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Als voorwaarde voor een vergroting van een bouwlak wordt gesteld dat er in overleg met het waterschap zorg dient te worden gedragen voor voldoende watercompensatie. Een bouwvlak wordt alleen uitgebreid als er een concrete bouwaanvraag is, en dus gebouwd wordt. De uitbreiding van het bouwvlak volgt met een logische belijning de nieuwe bebouwing. Het bouwvlak zal dus met dezelfde, of een iets grotere oppervlakte worden uitgebreid als de feitelijke toevoeging van verharding in de vorm van bebouwing. Het is dan redelijk om te eisen dat er voor de verharding voldoende water wordt gecompenseerd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 61.  Jacco van Delden Beijerscheweg 69, 2821 ND Stolwijk (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 61) 

Zienswijze: 

Reclamant maakt bezwaar tegen het afnemen de agrarische toepassing.  

Beantwoording 

De percelen Beijerscheweg  69‐71 zijn in het Bestemmingsplan Landelijk Gebied bestemd als AW, Agrarisch met waarden, met als aanduidingen [ka] Karakteristiek en [tb] Tuinbouw. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

    

Page 69: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

67 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 67

 

62.  T.A. van der Ham Benedenheulseweg 35, 2821 LV Stolwijk (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 62) 

Zienswijze: 

Reclamant verzoekt aan het bedrijf de aanduiding "intensieve veehouderij" toe te kennen.  

Beantwoording 

In het Bestemmingsplan Landelijk Gebied is opgenomen dat intensieve veehouderij als neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan tot een maximum van 250 m2. Bestaande intensieve veehouderij als neventak kan in de bestaande oppervlakte worden voortgezet. Nieuw te vestigen intensieve veehouderij bedrijven worden niet toegestaan. 

Er wordt ruimte geboden aan grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Dit kan bijvoorbeeld ook grondgebonden biologische veehouderij zijn. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 63.  Jaco de Jong van Verstoep Bouwkundigen namens de heer J. Aantjes Bonrepas 12, 2855 AA Vlist (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 63) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant verzoekt om het bouwvlak op het perceel Bonrepas 12 aan te passen. Er is bij het intekenen van het bouwblok geen rekening gehouden met toekomstige uitbreidingsmogelijkheden. Dit betekent dat het bedrijf nu min of meer op slot zit zodra er bouwplannen komen voor dit perceel.  

2.  Reclamant verzoekt om het bouwvlak op het perceel Bonrepas 12 aan te passen omdat de bestaande bebouwing en de kuilvoerplaten buiten het bouwblok vallen. 

 Beantwoording 

1.  Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Page 70: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

68 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 68

 

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

2.  Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen 

Page 71: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

69 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 69

 

zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

De bestaande bebouwing behoort wel binnen het bouwvlak te vallen. Op dit onderdeel heeft de zienswijze betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 64.  Jaco de Jong van Verstoep Bouwkundigen namens de heer J. Aantjes West Vlisterdijk 11, 2855 AH Vlist (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 64) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant verzoekt om het bouwvlak op het perceel West Vlisterdijk 11 aan te passen omdat de in aanbouw zijnde stal deels buiten het bouwvlak valt.  

 2.  Reclamant verzoekt om het bouwvlak op het perceel West Vlisterdijk 11 aan te passen. 

Er is bij het intekenen van het bouwblok geen rekening gehouden met toekomstige uitbreidingsmogelijkheden. Dit betekent dat het bedrijf nu min of meer op slot zit zodra er bouwplannen komen voor dit perceel.  

  

Beantwoording 

1.  De in aanbouw zijnde bebouwing behoort wel binnen het bouwvlak te vallen. Op dit onderdeel heeft de zienswijze betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

2.  Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Page 72: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

70 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 70

 

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

65. J.A. Borsboom Provincialeweg Oost 69, 2851 AB Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 65) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen het opnemen van een wijzigingsgebied met de mogelijkheid de bestemming te wijzigingen van natuur naar wonen op het perceel Provincialeweg Oost 71 en voert daarvoor de volgende argumenten aan. ‐ De omstandigheden waarop de toezegging tot het mogelijk maken van de bouw van twee woningen op het perceel is gebaseerd zijn sterk veranderd, op basis van deze veranderde omstandigheden zou de gemeente een nieuwe afweging moeten maken.  

Page 73: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

71 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 71

 

‐ Reclamant geeft aan in 2007 op de Provincialeweg Oost een kavel te hebben gekocht, in 2008 een vrijstaand huis te hebben laten bouwen en er in 2009 te zijn gaan wonen, in de wetenschap dat op basis van het vigerend bestemmingsplan de bouw van één woning op dit perceel mogelijk was.  ‐ Het mogelijk maken van de bouw van een tweede woning op het perceel betekent door de beperkte breedte van het perceel dat deze alleen op zeer korte afstand van de vrijstaande woning van reclamant gebouwd kan worden.  ‐ De bouw van een tweede woning op het perceel betekent een ernstige aantasting van het woongenot en de privacy van reclamant. ‐ Het mogelijk maken van de bouw van een tweede woning op het perceel leidt tot planschade en bedrijfsschade. 

 Beantwoording 

1. Op basis van het vigerend bestemmingsplan mag op de locatie één woning worden gebouwd. De bouw van een tweede woning op de locatie vereist een planologische wijziging. Eerder is door het college van burgemeester en wethouders aangegeven dat zij in beginsel ‐ en natuurlijk indien mogelijk ‐ planologische medewerking willen verlenen aan de bouw van een tweede woning. Deze principetoezegging, die is gedaan vanwege een complexe en lange voorgeschiedenis, wordt nagekomen doordat er in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die ‐ met inachtneming van een aantal bij de wijzigingsbevoegdheid opgenomen gebruikelijke en noodzakelijke voorwaarden ‐ de mogelijkheid biedt een tweede woning te realiseren. Daarbij is van belang geacht dat de provincie in 2004 heeft verklaard in te kunnen stemmen met de bouw van 2 vrijstaande woningen ter plaatse. Het voornemen om op de locatie twee woningen toe te staan was overigens reeds opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied, dat in 2006 de inspraakprocedure heeft doorlopen. Juist is dat twee vrijstaande woningen op relatief korte afstand van elkaar waren, en ook thans zijn, voorzien. De voorgeschiedenis en de door het college gedane principetoezegging wegen naar het oordeel van het college in dit specifieke geval zwaarder dan de vermindering van het uitzicht vanuit de woning van reclamant en de gevolgen die dat mogelijk zou kunnen hebben voor het woongenot en de privacy van reclamant. Voor wat betreft eventuele schade kan worden opgemerkt dat het een belanghebbende vrij staat om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van een planologische maatregel een verzoek in te dienen om vergoeding van planschade. Voor de duidelijkheid: het toepassen ‐ en derhalve niet het in het plan opnemen van ‐ een wijzigingsbevoegdheid wordt op grond van de Wet ruimtelijke ordening als een zelfstandig (mogelijk) schadeveroorzakend besluit gezien.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

     

66.  K.A. Bouter Provincialeweg West 52, 2851 EM Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 66) 

Zienswijze: 

Page 74: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

72 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 72

 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen het toekennen van de woonbestemming aan het pand Provincialeweg West 48. 

 2. Reclamant wenst de mogelijkheid tot bouw van een tweede woning op het perceel Provincialeweg 

West 52.  

Beantwoording 

1. Het pand Provincialeweg West 48 heeft volgens de GBA gegevens van de gemeente Vlist in het verleden langere tijd bekend gestaan als woning. Momenteel is dit pand ook weer bewoond. Daarnaast is het pand ruimtelijk herkenbaar als een woning. 

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Het pand Provincialeweg West 54 is volgens de GBA gegevens van de gemeente Vlist in het verleden op aanvraag samengevoegd met nummer 52. Feitelijk is er ook sprake van één woning, bewoond door één huishouden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.   

67.  ir. M.R. Houtzagers van Stichting Zuid Hollands Landschap Nesserdijk 368, 3063 NE Rotterdam (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 67) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt het fietspadtracé F273 en de mitigerende en de compenserende maatregelen conform de gemaakte afspraken op te nemen in het bestemmingsplan. 

 2. Reclamant heeft geconstateerd dat bestemming van de locatie van de voormalige agrarische opstallen c.q. de toekomstige woninglocatie is gewijzigd van 'Agrarische bedrijfscentra' in 'Natuur'. Met de gemeente zijn in het kader van Ruimte‐voor‐Ruimte afspraken gemaakt over planologische medewerking aan het realiseren van een woning.   

Beantwoording 

1. Voor de beide delen van het nieuwe fietspad F273 Haastrecht – Hoenkoop (F273.0 en F273.1) inclusief de bijbehorende natuurontwikkeling is inmiddels een afzonderlijke planologische procedure (projectbesluit) doorlopen om deze planologisch te faciliteren. De ontwikkeling kan daarom in het bestemmingsplan worden opgenomen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Voor de realisatie van een woning op de locatie is een projectbesluitprocedure in voorbereiding om deze planologisch te faciliteren. In het bestemmingsplan zal de locatie een agrarische bestemming met aanduiding voormalig agrarisch bedrijf krijgen. Hierdoor wordt het beste aangesloten bij de feitelijke situatie.  

Page 75: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

73 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 73

 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 68.  M.C.A. van Brenk, Maarschalklaan 63, 3417 SE Montfoort (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 68) 

Zienswijze: 

1. In het ontwerp bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' zijn de woningen Provincialeweg Oost 29 en 29a niet als zodanig bestemd. Reclamant verzoekt de woningen zodanig te bestemmen dat verbouwen of herbouwen mogelijk is. 

 2. Het bouwvlak is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan. Reclamant ziet het 

bouwvlak graag ingetekend zoals in het voorontwerp bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'  Beantwoording 

1. Er is in 1988 een bouwvergunning verleend voor een tweede bedrijfswoning, die ook gerealiseerd is. Er zal daarom een tweede bedrijfswoning in het bestemmingsplan worden opgenomen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2.  De aanduiding voormalig agrarisch bedrijf is van het perceel verwijderd en er is een reëel agrarisch bouwvlak opgenomen. Binnen dat bouwvlak mag alleen worden gebouwd ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 69.  Dhr. J. de Pater, Beijerscheweg 96, 2821 NJ Stolwijk (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 69) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt of de grens van het bouwvlak ongeveer 2 meter vanaf de zijwand van de rundveestal kan komen, zodat er ruimte ontstaat voor verbouwing van de melkstal en ruimte voor de voergang langs de huidige vleeskalverenschuur. 

 2. Reclamant maakt bezwaar tegen de natuurbestemming van de graslanden om en achter de boerderij aan de Beijerscheweg noordzijde.  

 3. Reclamant maakt bezwaar tegen de archeologische beperking op Beijerscheweg 96.   

Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de grenzen van de bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande bebouwing of kavelsloten. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om tot een meer logische afbakening van het bouwvlak te komen.  

Page 76: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

74 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 74

 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische 

Page 77: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

75 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 75

 

waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 70.  Dhr. J. van Dijk van Cumela Advies, namens Teeuwen Infra Benedenkerkseweg 95‐97, 2821 LB Stolwijk (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 70) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraag het bouwvlak qua vorm aan te passen om hierdoor de gewenste uitbreiding te kunnen realiseren. 

 2. Reclamant vraagt om een vergroting van het bestemmingsvlak aan de achterzijde en ziet tevens 

graag het toestaan van buitenopslag vermeld in de regels.   

3. Reclamant ziet de 10 % uitbreidingsmogelijkheid graag vergroot worden naar 30% voor Agrarische nevenbedrijven, dit conform de structuurvisie en verordening van de provincie Zuid‐Holland.  

Beantwoording 

1. Reclamant vraagt om een aanpassing om het bouwvlak beter aan te laten sluiten bij de gewenste inrichting van de bedrijfsvoering. Een aanpassing van het bouwvlak langs de door reclamant voorgestelde lijn is ruimtelijk aanvaardbaar. Het bouwvlak zal worden aangepast, waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Het bestemmingsvlak wordt in overeenstemming gebracht met de huidige situatie (175 meter diep vanaf de grens van de weg). Opgemerkt wordt dat in het vigerend bestemmingsplan een bestemmingsvlak van 150 meter diep is opgenomen. De breedte van het bestemmingsvlak in het vigerend bestemmingsplan is voor de zuidelijke helft van het perceel circa 21 meter. In het nieuwe bestemmingsvlak volgt het bestemmingsvlak de kavelsloot, dit leidt tot een breedte van circa 24 

Page 78: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

76 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 76

 

meter. Ten opzichte van het vigerend plan betekent dit dus een uitbreiding van het bestemmingsvlak. In de regels is opgenomen dat de voor Bedrijf aangewezen gronden bestemd zijn voor bedrijven met bedrijfsactiviteiten en de daarbij behorende voorzieningen. Buitenopslag kan deel uitmaken van de bedrijfsactiviteiten, en is daarmee toegestaan binnen het bestemmingsvlak.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Op basis van het principeverzoek d.d. 29 maart 2009, het overleg d.d.28 april 2010 en de zienswijze wordt geconstateerd dat de gewenste uitbreiding van bedrijfsgebouwen binnen de algemeen toegestane uitbreidingsruimte van 10% blijft. In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

71.  Dhr. E.J. Laméris West Vlisterdijk 8, 2855 AG Vlist (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 71) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraag de subbestemming Archeologie van het perceel West Vlisterdijk 8 te verwijderen.  Beantwoording 

1. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische 

Page 79: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

77 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 77

 

waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 72.  Mevr. E. Huizing van Te Voet, Bernhardlaan 10, 2851 XD Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 72) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt de lange afstand wandelpaden (Pelgrimspad en Floris V pad), de Steinse Tiendweg, de Tiendweg tussen Haastrecht en Oudewater, de Korte Haastrechtse Tiendweg en de Zijdeweg als onverhard wandelpad te bestemmen, en het Streekpad Groene Hart als voet/fietspad te bestemmen. 

 2. Reclamant verzoekt de langeafstandspaden te noemen in de toelichting.  

 

Page 80: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

78 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 78

 

3. Reclamant vraagt welke over open te stellen houtkades worden bedoeld op pagina 19 van de toelichting. 

 4. Reclamant vraagt om bij het nieuwe fietspad borden "gecombineerd fiets/wandelpad" te plaatsen en af te zien van verlichting.   5. Reclamant vraagt om een beschermde status voor Tiendwegen en landscheidingen/kades gezien hun cultuurhistorisch karakter. 

 6. Reclamant geeft aan dat de Hooge Boezem in de toelichting zowel waardevol recreatief uitloopgebied wordt genoemd als wordt opgemerkt dat de verstoring door recreanten minimaal moet zijn, en vraagt zich af hoe deze uitspraken met elkaar stroken.  

 7. Reclamant vraagt een verduidelijking van de zinsnede op pagina 35 van de toelichting: ‘De bestaande kavelpaden moeten in dit verband worden opengesteld’. 

 8. Reclamant vraagt wat onder landschapselement wordt verstaan en op welke manier deze in de bestemming natuur worden beschermd.  

 9. Reclamant geeft aan de suggestie om de toegankelijkheid van het agrarisch gebied te vergroten door recreatief medegebruik in ruil voor vrijstelling van successierechten te regelen, op dezelfde wijze als dat in de Natuurschoonwet is gedaan, zeer waardevol te vinden. 

 10. Reclamant vraagt om extensief recreatief medegebruik te verengen tot wandelen.  

 11. Reclamant vraagt om verduidelijking van de aanduiding waardevol wandelpad.  

 12. Reclamant geeft aan dat de op de kaart van de structuurvisie aangegeven te verbeteren wandelpaden onverhard dienen te blijven. 

 13. Reclamant geeft aan er van uit te gaan dat het nieuwe fietspad langs de Oost‐Vlisterdijk wordt uitgevoerd met Stabicol als halfverharding.   Beantwoording 

1. De paden zijn bestemd als natuur, omdat zij naast pad ook een natuurfunctie hebben. Door de paden een natuurbestemming te geven wordt voorkomen dat er zonder meer verharde paden kunnen komen (het aanbrengen van verharding is alleen met een aanlegvergunning mogelijk).  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De langeafstandspaden zullen worden opgenomen in de toelichting.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Het gaat hier om de bestaande houtkades die openbaar toegankelijk zijn en blijven en om het openstellen van het fietspad voor gebruik door wandelaars.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 81: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

79 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 79

 

4. Bij de nieuw te realiseren recreatieve fietspaden zoals opgenomen in het fietsplan van de provincie is uitgangspunt om geen verlichting aan te brengen. Het voert in het kader van het bestemmingsplan te ver om uitspraken te doen over bebording. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. De paden zijn bestemd als natuur, omdat zij naast wandelpad ook een natuurfunctie hebben. Door deze bestemming wordt voldoende bescherming geboden. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. In de Hooge Boezem wordt een combinatie gemaakt van natuur en extensieve recreatie (wandelen, fietsen).  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

7. De uitspraak dat de bestaande kavelpaden opengesteld dienen te worden past in het streven naar het actieve gebruik en openstelling van het gebied. Uiteraard is voor het daadwerkelijk openstellen van kavelpaden de medewerking van betrokken eigenaren noodzakelijk.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

8. Landschapselementen zijn bijvoorbeeld bomen en bomengroepen, zogeheten ´geriefbosjes´ en bijzondere waterelementen. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

9. Waarvan akte. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

10. Bij extensief recreatief medegebruik gaat het om vormen van gebruik die geen grote ruimtelijke consequenties hebben en die de hoofdfunctie van het gebied/bestemming niet in gevaar brengen. Voorbeelden van dergelijk gebruik zijn wandelen en kanoën. Het gaat te ver om alleen wandelen als extensief recreatief gebruik te zien.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

11. De aanduiding waardevol wandelpad is opgenomen in de regels maar komt niet terug op de verbeelding. De verbeelding wordt aangepast, op de lange afstand wandelpaden (Pelgrimspad en Floris V pad) zal de aanduiding waardevol wandelpad worden gelegd.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

12. Met het verbeteren van wandelpaden wordt niet bedoeld het verharden van een onverhard pad, het kan gaan om andere zaken zoals bijvoorbeeld bebording.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

13. Voor het nieuwe fietspad langs de Oost‐Vlisterdijk wordt een afzonderlijke planologische procedure doorlopen. Voor wat betreft het te gebruiken materiaal wordt uitgegaan van Stabicol.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 73.  Dhr. C.P. Drost van Architectenbureau Drost, namens de heer K. Verweij uit Reeuwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 73) 

Zienswijze: 

Page 82: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

80 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 80

 

1. De bestaande, legale bebouwing alsmede het bestaande gebruik, op het perceel aan de Vaartweg, kadastraal bekend sectie D, nummers 1099 en 3867 te Stolwijk, zijn niet in overeenstemming met het ontwerp bestemmingsplan "Landelijk gebied 2010".  2. De bestaande schu(u)r(en) is(zijn) niet bestemd; 4. De bestaande recreatiewoning mag niet onder het overgangsrecht worden geplaatst. 

 Beantwoording 

1. De bedoelde percelen zullen weer een Agrarische bestemming krijgen, de Natuurbestemming is ter plaatste niet van toepassing. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De bestaande schuren op perceel kadastraal bekend sectie D nummer 1099 zullen bestemd worden overeenkomstig de in 1991 en 1996 verleende bouwvergunningen. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De bestaande schuur, volgens opgave van reclamant in gebruik als recreatiewoning op perceel kadastraal bekend sectie D nummer 1099, zal niet als zodanig bestemd worden. Er zal een handhaving traject in gang gezet moeten worden vanwege strijdig gebruik. Voor de recreatiewoning op het perceel plaatselijk bekend sectie D nummer 3837 (ged) is geen bouwvergunning afgegeven. Voor dit bouwwerk zal ook een handhavingprocedure opgestart moeten worden. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 74.  Dhr. I. de Jong Bovenkerkseweg 55, 2821 XT Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 74) 

Zienswijze: 

1. Reclamant is het niet eens met de bestemming Bedrijf op het perceel Bovenkerkseweg 55, dit perceel hoort een Agrarische bestemming te hebben. 

 Beantwoording 

1. De reclamant geeft aan de bedrijfsbestemming aan te willen passen tot agrarisch. Gezien de activiteiten op het bedrijf past een agrarische bestemming inderdaad beter bij de huidige activiteiten. Derhalve zal de bestemming worden aangepast en conform de richtlijnen voor agrarische bedrijven worden ingetekend. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

 75.  Dhr. C.T.M. Schoonderwoerd Oude Hekendorpseweg 5, 3421 GE Oudewater (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 75) 

Page 83: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

81 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 81

 

Zienswijze: 

1. Reclamant is het niet eens met de bestemming Natuur op het perceel Provincialeweg Oost 14, de Agrarische bestemming zou daar gehandhaafd moeten worden. 

 Beantwoording 

1. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

76.  Ing. C. de Ruiter van DLV, namens Dhr. A. van Eijk, Oost‐Vlisterdijk 4, 2855 AC Vlist (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 76) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant verzoekt om het bouwperceel aan de rechterzijde met 20 meter te verbreden. 2.  Reclamant vraagt mogelijkheden te bieden die een verbreding van de activiteiten van de 

huisverkoop mogelijk maken.  

Beantwoording 

1. Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Page 84: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

82 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 82

 

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Ingevolge artikel 3.1.2 zijn in de bestaande bebouwing tevens de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten toegestaan: 

a. ambachtelijke bewerking en opslag van agrarische producten;  b. opslag en stalling van niet‐milieugevaarlijke, niet‐agrarische goederen, alsmede opslag voor internetverkoop (niet milieugevaarlijk); c. logies en 'bed & breakfast' in het hoofdgebouw; d. sanitaire voorzieningen; e. agrarische dagrecreatie; f. theeschenkerij, tot een brutovloeroppervlakte van 50 m2; g. detailhandel in zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde agrarische producten en detailhandel in agrarische streekproducten zoals bij een landwinkel; h. hoveniersbedrijf; i. veehandelsbedrijf; j. hoefsmederij tot een brutovloeroppervlakte van 100 m2; 

Page 85: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

83 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 83

 

k. kano‐, roeiboot‐, fluisterboot‐ of fietsenverhuur; l. zorglandbouw met dien verstande dat medewerkers overnachten binnen het hoofdgebouw dan wel de bedrijfswoning; m. naar aard en omvang met de activiteiten onder a tot en met l te vergelijken activiteiten.  onder de voorwaarden dat: a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik, onverminderd het bepaalde onder f en j, niet meer mag bedragen dan 50% van de bestaande bebouwing met een maximum van 500 m2 per bouwvlak waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meetelt; b. het volume van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot; c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing, niet mag worden belemmerd; d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden; e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt; f. maximaal 2 bedrijven op een perceel gevestigd mogen zijn; g. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt; h. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele uitstraling; i. detailhandel in zelfgemaakte, ‐bewerkte, ‐gekweekte of ‐geteelde producten is toegestaan;  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 77.  Ing. C. de Ruiter van DLV, namens Maatschap A. en T. de Jong, Bovenkerkseweg 57, 2821 XT te Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 77) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om de bestemming van het karakteristieke pand dat in gebruik is als garage / opslag te wijzigen in een bestemming als recreatiewoning en dit ook als zodanig te bestemmen. 

 Beantwoording 

1. Gemeentelijk beleid zoals neergelegd in het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied is terughoudend ten aanzien van de toevoeging van woningen/woonbestemmingen in het buitengebied. Het bestemmen tot woonlocatie kan immers leiden tot verdichting (uitbouwen, bijgebouwen). Het bestemmingsplan biedt wel ruimte aan het toekennen van een woonfunctie / realiseren van wooneenheden in als karakteristiek aangemerkte bebouwing (monumenten, Monumenten Inventarisatie Project (MIP)‐panden), met als doel de eigenaren van dergelijke panden meer mogelijkheden te bieden om deze in stand te houden. Er gelden ook voorwaarden voor als karakteristiek aangemerkte bebouwing, om deze in stand te houden (in principe sloopverbod, voorwaarden voor aanpassingen). Het pand is op basis van de MIP‐beschrijving aangeduid als karakteristiek en kan onder voorwaarden gebruikt worden voor wonen. Daarmee wordt het behoud van het pand veiliggesteld en krijgt de eigenaar de mogelijkheid permanent in het pand te wonen. 

Page 86: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

84 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 84

 

Aan het initiatief kan worden meegewerkt middels een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan nadat is aangetoond dat er aan de bijbehorende voorwaarden wordt voldaan.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 78.  H.T. van der Stok, Steinsedijk 3, 2851 LA Haastrecht en A.F. van der Stok, Steinsedijk 3a, 2851 LA Haastrecht (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 78) 

Zienswijze: 

1. Reclamant geeft aan dat de grens van de groenstrook van de Gemeente Gouda een perceel te ver naar het oosten is getekend en verzoekt dit perceel de bestemming AW te geven. 

 2. Reclamant geeft aan moeite te hebben met de grootte van de aanduiding hoge archeologische waarde in het blok rond het Klooster.  

 3. Reclamant geeft aan dat er een foutje in de tekst van de toelichting staat. Op pagina 26 wordt gesproken van een bodemdaling van 1 cm per jaar. Waarschijnlijk wordt bedoeld 1 mm per jaar. 

 4. Reclamant stelt voor om als definitie van loonbedrijf te hanteren: “een bedrijf dat hoofdzakelijk werkzaamheden verricht in het buitengebied. “ 

 Beantwoording 

1. De groenstrook is inderdaad een perceel te ver naar het oosten gelegd. Aan het betreffende perceel wordt een agrarische bestemming gegeven.  

 Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig 

Page 87: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

85 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 85

 

Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De tekst van de toelichting zal worden aangepast.   

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De gehanteerde definitie van loonbedrijf is een algemene definitie die recht doet aan de relatie van deze bedrijven met het gebied. Werkzaamheden in het kader van (agrarisch) natuurbeheer vallen binnen de definitie.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 79.  Sandra van Winden, Provincialeweg Oost 53, 2851 AB Haastrecht (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 79) 

Zienswijze: 

Page 88: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

86 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 86

 

1. Reclamant vraagt om ruimte te bieden om in monumentale en karakteristieke panden meer dan 3 wooneenheden te kunnen realiseren.  

 2. Reclamant vraagt om het oprichten van dierenschuilplaatsen voor bedrijfsmatig gehouden vee mogelijk te maken. 

 Beantwoording 

1. Er wordt niet gekozen voor het algemeen toestaan van meer dan 3 wooneenheden in monumenten en als karakteristiek aangemerkte bebouwing. Dit zou kunnen leiden tot het toevoegen van een relatief groot aantal wooneenheden. Dit heeft een ruimtelijke uitstraling die niet op alle plekken in het landelijk gebied wenselijk is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om extra verkeersbewegingen op smalle dijklinten en het op eigen terrein en qua beeld op een goede manier oplossen van de bijbehorende parkeerbehoefte. Ook kan een splitsing in kleine wooneenheden leiden tot extra druk om meer bebouwing op te richten (uitbouwen, schuren). Voor concrete initiatieven kan een verzoek worden ingediend, die op basis van de specifieke omstandigheden beoordeeld en afgewogen zal worden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Voor bedrijfsmatig gehouden vee kan binnen het bijbehorend agrarisch bouwvlak worden gebouwd. Hier is ruimte voor een schuilplaats voor de dieren: de stal.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 80.  Ing. C. de Ruiter van DLV, namens Dhr. J. van Eijk, Oost Vlisterdijk 1b, 2855 AC Vlist (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 80) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen.  2. Reclamant verzoekt kritisch te kijken naar de archeologisch waardevol aangewezen gebieden. 

 Beantwoording 

1. Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

Page 89: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

87 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 87

 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de 

nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden 

Page 90: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

88 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 88

 

uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

81.  Fam. J.A. Borsboom Provincialeweg Oost 69, 2851 AB Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 81) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt het bestemmingsvlak Wonen op het perceel Provincialeweg Oost 69 zo aan te passen dat er een iets grotere en logisch gevormd erf gerealiseerd kan worden. 2. Reclamant verzoekt de bestemming Natuur te vervangen door de Agrarische bestemming zoals in het vigerend bestemmingplan het geval was.  Beantwoording 

1. Bij de bestemmingslegging wordt in principe aangesloten bij de feitelijke situatie. Het is in dit geval ruimtelijk niet wenselijk om het bestemmingsvlak ver naar achteren door te trekken, om te voorkomen dat er achterin het perceel bijgebouwen worden opgericht. Dit vermindert het zicht op het open, onbebouwde land. Wel is het voor de hand liggend om het bestemmingsvlak ‘recht te trekken’ om een logische belijning te realiseren.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 91: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

89 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 89

 

2. Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

82.  J. Spelt, West Vlisterdijk 13, 2855 AH Vlist (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 82) 

Zienswijze: 

Reclamant wil het bestemmingsvlak voor wonen graag vergroot zien worden, om een bijgebouw achter de woning te kunnen plaatsen.  

 

 

 

Beantwoording 

Page 92: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

90 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 90

 

De algemene lijn in het bestemmingsplan is: dat wat ruimtelijk herkenbaar is als huis en tuin wordt als wonen bestemd. In dit geval is het bestemmingsvlak achter de woning aangepast tot datgene dat ruimtelijk herkenbaar is als woning en tuin.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 83.  Ing. E.W. Lamberts van LTO Noord Advies, namens maatschap Vronik, Provincialeweg Oost 8, 2851 AE Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, aanvulling op 16 juni 2010, kenmerk 83) 

Zienswijze: 

1. Reclamant pleit voor een ruimer bouwvlak voor het perceel Provincialeweg Oost 8.   

2. Reclamant pleit ervoor om de agrarische bestemming van het perceel naast de stal op de locatie Provinciale weg Oost 8 te Haastrecht te handhaven. 

 3. Reclamant wenst de aanduiding intensieve veehouderij op de plankaart voor Provincialeweg Oost 13a. 

 Beantwoording 

1. In het ontwerp is opgenomen dat intensieve veehouderij als neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan tot een maximum van 250 m2. Bestaande intensieve veehouderij als neventak kan in de bestaande oppervlakte worden voortgezet. Er worden, boven de 250 m2, geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak.  

Voor de (reële) intensieve veehouderijen zijn in het ontwerp beperkte uitbreidingsmogelijkheden opgenomen: er mag alleen binnen krappe bouwvlakken worden gebouwd ten behoeve van agrarische activiteiten. Dit komt in de praktijk neer op gemiddeld circa 10% uitbreidingsruimte.  

De intensieve veehouderij heeft in het kader van milieuwetgeving te maken met aanvullende eisen. De bedrijven dienen in een zogeheten Bedrijfs Ontwikkeling Plan (BOP) aan te geven hoe er aan deze eisen wordt voldaan. Er wordt door intensieve veehouders aangegeven dat om aan de eisen te voldoen en hetzelfde aantal dieren te houden er behoefte is aan uitbreidingsruimte (ander type stal, meer ruimte per dier, technische installaties zoals luchtwassers). Als deze uitbreiding niet gerealiseerd kan worden zal het in een aantal gevallen niet meer rendabel zijn om de intensieve veehouderij voort te zetten. Deze zal dan worden beëindigd of veranderd in een agrarische activiteit die wel grondgebonden is (bijvoorbeeld vrije‐uitloopkippen in plaats van ‘bio‐industrie’ kippen).  

De provincie Zuid Holland stelt in haar (ontwerp) structuurvisie dat grootschalige, niet‐grondgebonden veehouderij gebiedsvreemd is voor het landelijk gebied in Zuid‐Holland. Daarbij spelen de argumenten van dierenwelzijn en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied de hoofdrol. De verordening ruimte van de provincie sluit nieuwvestiging van intensieve veehouderij uit. Bestaande volwaardige intensieve veehouderijen mogen uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels. Bestaande intensieve veehouderijen als neventak mogen eenmalig met ten hoogste 10% worden uitgebreid.  

Page 93: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

91 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 91

 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij past niet binnen de genoemde pijlers. Het bieden van een zeer beperkte uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij draagt juist wel bij aan de pijlers, omdat het maximaal inzet op het omvormen van de activiteiten naar een grondgebonden vorm van agrarisch gebruik.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Het perceel is in het vigerend bestemmingsplan aangemerkt als agrarisch bedrijf, zonder de aanduiding intensieve veehouderij. Volgens opgave van reclamant kent het bedrijf op dit perceel zowel grondgebonden als intensieve veehouderactiviteiten. In het verleden is vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het realiseren van bebouwing ten behoeve van de intensieve veehouderij. De aanduiding intensieve veehouderij zal daarom worden opgenomen op de verbeelding (plankaart). Ook is er aanleiding om het bouwvlak aan te passen om reële uitbreidingsruimte te bieden voor de grondgebonden veehouderij.  

Page 94: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

92 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 92

 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

84.  C.A. Spruit, Oost Vlisterdijk 18, 2855 AC Vlist (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 84) 

Zienswijze: 

Reclamant stelt dat de in het ontwerp bestemmingsplan aan de eilandjes toegekende bestemming "Natuur" (artikel 9 van de planvoorschriften) niet in overeenstemming is met het huidige gebruik.  

 Beantwoording 

Uitgaande van het vigerend bestemmingsplan zijn de eilandjes bestemd als natuur. In dit plan blijft deze situatie gehandhaafd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 85.  Veehandel Cor van Dijk en Zonen BV, West Vlisterdijk 4, 2851 ES Vlist (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 85) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst een vergroting van het bouwvlak voor het uitbreiden van het bedrijf.  

2. Reclamant wenst een mogelijkheid tot het bouwen van een tweede bedrijfswoning.  

Beantwoording 

1.     Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de 

Page 95: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

93 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 93

 

bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2.Een tweede bedrijfswoning is overeenkomstig het algemene gemeentelijke en provinciale beleid op het betreffende perceel niet toegestaan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 86.  Leon van Leeuwen, Tuincentrum de Molen, Bilwijkerweg 18, 2851 ER Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 86) 

Zienswijze: 

1. De zienswijze betreft het vergroten van het bouwvlak, daar de huidige bebouwing niet opgenomen is en er een wens is om uit te breiden (principeverzoek). 

 2. De maximale uitbreiding van 10 %  is te gering en de wens is dat dit minimaal opgeschroefd wordt 

naar 20 % vergelijkbaar met het vigerend plan.   

Beantwoording 

Page 96: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

94 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 94

 

1. Het bouwvlak is aan de voorzijde om de woning getrokken. Het is ruimtelijk niet wenselijk om aan de voorzijde naast de woning bebouwing mogelijk te maken. De zienswijze heeft aan de oost‐ en de zuidoostzijde van het perceel betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.   Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.   2. Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt voor alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden.  In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.   87.  Dhr. J. van Dijk van Cumela Advies Postbus 1156, 3860 BD Nijkerk, namens de loonbedrijven in de gemeente Vlist (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 87) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraag de definitie van loonwerkbedrijf aan te passen.  

2. Reclamant geeft aan dat de gemeente het provinciaal beleid zoals omschreven in de ontwerp Verordening Ruimte dient over te nemen, daarbij gaat het om het bieden van 30% uitbreidingsruimte voor agrarische verwante bedrijven.   

3. Reclamant vraagt de duurzame energieproductie te erkennen en op te nemen in het bestemmingsplan en hier de ruimte voor te bieden.  

4. Reclamant vraagt het aspect 'landbouwverkeer' nadrukkelijk in dit plan te betrekken.   

5. Reclamant merkt op dat in artikel 4.2.1 en 4.2.3 foutieve verwijzingen zijn opgenomen  6. Reclamant vraagt om de aanlegvergunning alleen van toepassing te laten zijn op  werkzaamheden buiten het bestemmingsvlak.  Beantwoording 

Page 97: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

95 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 95

 

1. De door reclamant voorgestelde definitie wordt niet overgenomen omdat niet in algemene zin kan worden gesteld dat cumelabedrijven aangewezen zijn op vestiging in het buitengebied. Er zijn cumelabedrijven die vanwege de aard van de activiteiten en/of ligging van bedrijventerreinen ook goed op een bedrijventerrein gevestigd kunnen worden.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Het provinciaal beleid waar reclamant naar verwijst, de verordening ruimte, was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied nog niet vastgesteld. Overigens dient de mogelijkheid om voor agrarisch verwante bedrijven een uitbreiding van 30% mogelijk te maken te worden gezien in het licht van hetgeen de provincie heeft opgenomen in artikel 2 lid 1, waarin staat dat buiten de bebouwingscontouren geen nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk is. De opgenomen mogelijkheid om agrarisch verwante bedrijven onder voorwaarden eenmalig 30% uitbreidingsruimte te bieden is een uitzondering op deze regel, de 30% is te zien als maximum. Het is dus niet zo dat de gemeente verplicht is deze uitbreidingsmogelijkheid op te nemen. Het is wel zo dat het opnemen van een uitbreidingsmogelijkheid groter dan 30% strijdig is met provinciaal beleid.  In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.   Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Het bestemmingsplan richt zich op ruimtelijk relevante aspecten. De duurzame energieproductie kan ruimtelijke consequenties hebben. Reclamant doelt in dit kader op uitbreidingsmogelijkheden voor cumelabedrijven. Voor de omschrijving van de mogelijkheden om tot een uitbreiding van 30% te komen wordt verwezen naar de beantwoording onder punt 2. Voor buitenopslag, bijvoorbeeld voor producten ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, geldt dat dit binnen het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ mogelijk is.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

4. Reclamant vraagt terecht aandacht voor het landbouwverkeer en de wegen in het buitengebied. In de toelichting is hier ook aandacht aan besteed. In paragraaf 3.6 is opgemerkt dat het zware verkeer – in de vorm van landbouwmachines en vrachtwagens – een (te) grote belasting vormt voor de secundaire plattelandswegen die vaak niet veel meer zijn dan smalle veendijken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de Oost‐ en West Vlisterdijk, de Bonrepas, de Benedenkerkseweg en Bovenkerkseweg. Door de ligging van de wegen op een dijk is het technisch niet eenvoudig en ruimtelijk niet wenselijk om deze wegen aanzienlijk te verbreden. Het al dan niet toestaan van uitbreiding van bedrijven die een toename van het aantal verkeersbewegingen of een toename van de hoeveelheid zwaar verkeer met zich meebrengt dient mede in dit licht te worden beschouwd.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

Page 98: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

96 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 96

 

5. De verwijzingen worden gecorrigeerd.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

6. De aanlegvergunning is bedoeld om voor de gronden buiten het bouwvlak het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2 en het dempen van watergangen te reguleren. Een aanlegvergunning voor gronden buiten het bestemmingsvlak is niet relevant, aangezien het buiten het bestemmingsvlak per definitie niet is toegestaan gronden aan te wenden ten behoeve van de bestemming bedrijf.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

88.  W. Stichter van DLV namens, Dhr. J. Aantjes West Vlisterdijk 20, 2855 AH Vlist (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 88) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant wenst een vergroting van het bouwvlak op de percelen Provincialeweg Oost 127 en 129 om al vergunde bebouwing hier binnen te plaatsen. 2. Reclamant wenst een vergroting van het bouwvlak en voor het uitbreiden van het bedrijf in de toekomst. 3.    Reclamant wenst geen “sa‐vab” bestemming op zijn perceel Provincialeweg Oost 129. 

 Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

Page 99: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

97 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 97

 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met het vigerend bestemmingsplan en de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

89.  W. Stichter van DLV namens, Aantjes Vastgoed Haastrecht BV, Provincialeweg Oost 111, 2851 AD Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 89) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst een vergroting van het bestemmingsvlak om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie en uitbreiding van buitenopslag te kunnen realiseren.  Beantwoording 

1. De buitenopslag past niet in het vigerend bestemmingsplan Landelijk Gebied Haastrecht, partiële herziening Provincialeweg Oost 111, goedgekeurd in 2003. Een vergroting van het bestemmingsvlak is ruimtelijk niet wenselijk. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

   

90.  W. Stichter van DLV namens, Dhr. B. Aantjes Provincialeweg Oost 101, 2851 AD Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 90) 

Page 100: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

98 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 98

 

Zienswijze: 

Reclamant wenst een vergroting van het bouwvlak om in de toekomst de woning uit te kunnen breiden. 

 Beantwoording 

Woningen mogen binnen de regels van het bestemmingsplan worden uitgebreid tot een maximale inhoud van 700m3. Deze woning is groter dan 700m3. Daarom zal in principe niet meegewerkt worden aan een verzoek tot uitbreiding. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 91.  C.J.A. Boere van La Gro Advocaten, namens J. Berkouwer Achterbroek 6, 2825 NC Berkenwoude (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 91) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt dat de medebestemming "extensief recreatief medegebruik" als gebruiksvorm wordt geschrapt daar waar op de gronden de bestemming "Agrarisch met waarden" is gelegen binnen de aanduiding "beschermingszone eendenkooi".  

 Beantwoording 

1. Zowel voor gronden met een agrarische bestemming als gronden met een natuurbestemming is extensief recreatief medegebruik in de doeleindenomschrijving opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld onverharde wandelpaden, maar ook aan het gebruik van watergangen voor recreatie (bijvoorbeeld kano, fluisterboot). Bij het feitelijk tot stand brengen van de mogelijkheden voor recreatief gebruik is het uiteraard wenselijk om ook rekening te houden met zaken die niet in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden, zoals instemming door de betrokken eigenaar van de watergang en rekening houden met de eigenaren van aanliggende percelen.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 92.  Dhr. N. den Boer van Veehouderij Den Boer De Twee Hoeven cv, Steijnsedijk 37, 2851 LB Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 92) 

Zienswijze: 

Reclamant wenst een vergroting van het bouwvlak om in de toekomst uit te kunnen breiden.  

 

 

Beantwoording 

Page 101: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

99 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 99

 

Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

 

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Page 102: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

100 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 100

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 93.  Mr. C. Teiwes van Berntsen Mulder Advocaten namens Visser Provincialeweg Oost 35, 2851 AA Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 93) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt de huidige bedrijfsactiviteiten als zodanig te bestemmen, in het bijzonder de sloopactiviteiten, waardoor het bedrijf een milieucategorie 4 zou dienen te krijgen.  

 2.  Reclamant geeft aan dat de bouwvlakken niet in overeenstemming zijn met de bestaande 

situatie en de verleende bouwvergunning, en wenst vast te houden aan het bebouwingspercentage van 20% van het perceel om flexibiliteit te houden bij de bouw. Reclamant vraagt in dit kader om bij het bepalen van de omvang van het bedrijfsterrein de groenstroken ook mee te nemen 

 3. Reclamant vraagt om de mogelijkheid om goederen op te slaan met een hoogte van meer dan 4 meter, in overeenstemming met het feitelijk gebruik (opslag van kranen).  

 4.  Reclamant geeft aan dat de toegangsweg op de bestemmingsplankaart is weergegeven als 

groenstrook, terwijl dit in werkelijkheid een verharde oppervlakte is.   

Beantwoording 

1.In het vigerend bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Bedrijfsdoeleinden met een subbestemming (auto)sloperijbedrijf. De huidige bedrijfsactiviteiten omvatten deze activiteit. Op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan valt een autosloperij in categorie 3.2. Het perceel zal als zodanig worden bestemd.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 2. Er wordt in het bestemmingsplan binnen een bedrijfsbestemming in principe gewerkt met bouwvlakken rond bestaande (en recent vergunde) bebouwing. De bebouwing mag ten opzichte van de bestaande bebouwing met maximaal 10% worden uitgebreid. De in 2009 verleende bouwvergunning wordt – indien tijdig wordt gebouwd conform de bouwvergunning – gezien als bestaande situatie. Deze zal in het bouwvlak worden opgenomen.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Opslag van goederen is binnen het bestemmingsvlak toegestaan. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Het bestemmingsplan wordt aangepast overeenkomstig de feitelijke situatie. Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 94.  H.J. de Jong en Aannemingsbedrijf Nees de Jong bv,  Benedenkerkseweg 103, 2821 LB Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 94) 

Zienswijze: 

Page 103: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

101 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 101

 

1. Reclamant vraagt om 20% uitbreidingsruimte. 2. Reclamant vraagt of opslag in zeecontainers mogelijk is. 3. Reclamant stelt een andere begrenzing van het bouwvlak voor. 4. Reclamant vraagt welke mogelijkheden er voor het perceel Benedenkerkseweg 101 gelden. 5. Reclamant vraagt welke mogelijkheden er voor het perceel Benedenkerkseweg 107 gelden. 6. Reclamant vraagt om een woonbestemming voor de woning en aanpassing van de huisnummering.   

Beantwoording 

1. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers. Als een bedrijf ‘uit zijn jas groeit’ en deze groei niet op de bestaande locatie kan verwezenlijken zal verplaatsing naar een meer passende locatie aan de orde zijn. Dit kan een andere locatie binnen het landelijk gebied zijn die wel de benodigde ruimte biedt, of een locatie op een bedrijventerrein. Daarbij is het zo dat als nevenfunctie naast agrarisch en als opvolgfunctie na agrarisch in het bestemmingplan ruime mogelijkheden worden geboden om de bestaande bebouwing te benutten voor bedrijvigheid. Daarbij worden geen bouwmogelijkheden geboden, maar wel gebruiksmogelijkheden voor bedrijven in vaak grote voormalig agrarische opstallen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Voor een zeecontainer geldt dat als deze voor langere tijd (meer dan voor laden en lossen) wordt neergezet hiervoor een bouwvergunning aangevraagd dient te worden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

3. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om een praktische uitbreiding van de bebouwing mogelijk te maken. Het bouwvlak wordt zodanig aangepast dat een uitbreiding van 10% te realiseren is.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 104: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

102 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 102

 

4. Het perceel Benedenkerkseweg 101 heeft een agrarische bestemming, met aanduiding paardenhouderij. De bestaande activiteiten, paardenpension en fouragehandel, vallen hierbinnen. Het bestemmingsplan regelt alleen het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden, geen zaken als openingstijden. Verwezen wordt verder naar de beantwoording van zienswijze nummer 21.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Voor het perceel Benedenkerkseweg 107 geldt dat de bestaande vorm van detailhandel is toegestaan (te omschrijven als handel in dieren, tuin‐ en dierbenodigdheden).  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6.  De woning is bestemd als bedrijfswoning bij het bedrijf. De huisnummering is onderdeel van de kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond en huisnummering zijn echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 95.  Dhr. C. de Jong van Firma P. & C. de Jong, Benedenkerkseweg 126, 2821 LG Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 95) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst een agrarische bestemming op het perceel Benedenkerkseweg 128 overeenkomstig het huidige gebruik. 

 Beantwoording 

1. Op de locatie is sprake van een agrarisch bedrijf, in het vigerend plan is het perceel agrarisch bestemd. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

 

96.  Dhr. R. Methorst , Vogelzangh 14, 3417 GT Montfoort  (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 96). 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst een mogelijkheid een schuur van 50 m2 te bouwen op zijn perceel aan de Hoenkoopsebuurtweg 26. 

 

Page 105: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

103 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 103

 

Beantwoording  De zienswijze komt overeen met een principeverzoek waarover reclamant d.d. 28 april 2010 middels een brief over de afwikkeling geïnformeerd is.  Op 27 april 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders geen planologische medewerking toegezegd aan het initiatief. Het past niet binnen het vastgestelde beleid ten aanzien van Vernieuwend Ondernemen of binnen de kaders van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied. Omdat voor de locatie geen bouwvlak is opgenomen in het vigerend bestemmingsplan wordt het niet wenselijk geacht om met het verzoek in te stemmen met als hoofdreden dat het toekennen van een bouwvlak op deze locatie leidt tot verdichting. Door niet in te stemmen met het verzoek wordt voorkomen dat er verdichting optreedt en wordt zoveel mogelijke de openheid van het gebied nagestreefd. De huidige situatie wordt hiermee in stand gehouden.  Bouwen op een agrarische locatie kan alleen binnen het bouwvlak en als het noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering. Hiervan is op deze locatie geen sprake. 

Wel kan onder voorwaarden wel worden meegewerkt aan een dierenschuilplaats voor hobbymatig gebruik. De voorwaarden waaronder een dierenschuilplaats is toegestaan zijn: 

Alleen bij gronden niet gelegen binnen een weidevogelgebied (waar de openheid van het landschap prevaleert boven het bieden van bebouwingsmogelijkheden). 

Gekoppeld aan de weg (maximaal 50 meter van de weg, om bebouwing achterin percelen tegen te gaan en het landschap zo open mogelijk te houden). 

Een maximale maat (25 m2, 3 meter hoog).  Een minimale maat van bijbehorende grond (minimaal 1 hectare).  Een maximaal aantal per perceel / bijbehorende grond (maximaal 1 per perceel).  Eisen aan landschappelijke inpassing (plaatsing binnen het perceel, beplanting, 

materiaalkeuze, per geval via welstandstoets te bepalen).   Eisen aan de bebouwing (eenzijdig open om het verworden tot een reguliere schuur tegen te 

gaan).  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

    97.  Dhr. J.W.J.C. Kruiswijk van Kruiswijk Groep BV, Oost Vlisterdijk 32, 2855 AD Vlist (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 97) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant verzoekt het bouwvlak zoals opgenomen in het vigerend bestemmingsplan te handhaven. 

 

Page 106: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

104 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 104

 

2. In het ontwerp bestemmingsplan wordt het terrein bestemd als afvalverwerkingsbedrijf. Op de locatie is ook gevestigd een transport‐, grondverzet‐, milieubedrijf en sloopbedrijf, alsmede wordt er van een herstelinrichting gebruik gemaakt. Reclamant verzoekt dit op te nemen als definitie van afvalverwerkingsbedrijf.  

3. Reclamant verzoekt de aanduiding gebied met archeologische waarde te verwijderen van het perceel.  

Beantwoording 

1. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken. Bij het bepalen van de grenzen van de  bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied.  

Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt voor alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In de regels in de tabel onder 4.1.2 wordt een omschrijving gegeven van de bedrijfsactiviteiten.  Hierbij is aangesloten bij de omschrijving zoals opgenomen in de milieuvergunning.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de 

Page 107: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

105 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 105

 

archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

 

 

 

 

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 108: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

106 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 106

 

 

98.  Mr. L.J. van Pelt van LTO Noord Advies namens, E. de Gier Beijerscheweg 8, 2821 NG Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 98) 

Zienswijze: 

1. Op de locatie Beijerscheweg 8 is een te klein bouwvlak ingetekend. Het plan biedt onvoldoende mogelijkheden voor uitbreiding. 

 2. Op de locatie Bovenkerkseweg 82 wenst reclamant de mogelijkheid een bedrijfswoning te 

realiseren.  

3. Ook wenst reclamant een groter bouwvlak op de locatie Bovenkerkseweg 82a dit in verband met het uitbreiden van kassen.  Beantwoording 

1. De locatie Beijerscheweg 8 valt buiten het bestemmingsplan Landelijk Gebied en zal worden opgenomen in het op te stellen bestemmingsplan Natuurgebieden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Op het perceel Bovenkerkseweg 82 rust de bestemming Wonen, ter plaatse mag één woning gebouwd worden van maximaal 700 m3. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Uitbreiding van kassen is in het landelijk gebied niet wenselijk. Daarom zijn er beperkte uitbreidingsmogelijkheden in het bestemmingsplan opgenomen. De bouwvlakken worden om deze reden niet verruimd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

 

99.  G. van Winden – Matze Provincialeweg West 39a, 2851 HJ Haastrecht (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 99) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst de agrarische bestemming te behouden op het perceel en de omliggende gronden. 

 Beantwoording 

In het vigerend bestemmingsplan is de locatie opgenomen als woning, in het ontwerp bestemmingsplan is dit onveranderd. De schapenschuur had de bestemming agrarisch met waarden 

Page 109: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

107 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 107

 

zonder bouwvlak. Deze wordt gezien als bijgebouw bij de woning en is in het ontwerp bestemmingsplan binnen het bestemmingsvlak getrokken. Hierdoor krijgt de reclamant bouwmogelijkheden voor de schapenschuur, iets wat in het vigerend bestemmingsplan niet het geval was.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 100.  VOF Tuincentrum Kees, Carolina en Martin Breedijk Benedenkerkseweg 68, 2821 LD Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 100) 

Zienswijze: 

1. Reclamant mist als reëel agrarisch bedrijf een uitbreidingsmogelijkheid.   

2. Reclamant verzoekt de dubbele bestemming archeologie van het terrein af te halen.  

Beantwoording 

1. Het perceel is bestemd als agrarisch met waarden met als nadere aanduiding sierteelt. In principe worden er alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische graasdierbedrijven (meer dan 10%) bouwmogelijkheden geboden. Voor een tuincentrum wordt in principe alleen binnen het bouwvlak uitbreidingsmogelijkheden geboden. In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven zoals een tuincentrum een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak.

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De 

Page 110: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

108 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 108

 

provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 101.  C.A. van Kooten de Jong van Van Kooten Advocaten namens, mevr. K. van Os ‐ Wesseling, mevr. C.R. van 0s en mevr. G.J. van Os, Bilwijkerweg 14, 2821 SH Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 101) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen de aanduiding "karakteristiek" op de boerderij.  

Beantwoording 

1. De panden die in het zogeheten Monumenten Inventarisatie Project zijn opgenomen (MIP‐lijst) krijgen in het bestemmingsplan de aanduiding ‘karakteristiek’. De boerderij aan de Bilwijkerweg 14 is overigens ook in het vigerend bestemmingsplan aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle 

Page 111: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

109 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 109

 

bebouwing. Overigens wordt in de regels opgenomen dat het onder voorwaarden mogelijk is om aanpassingen aan karakteristieke panden te doen, als deze het karakteristieke karakter van het pand niet in gevaar brengen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 102.  Dhr. W.P. Boer, Benedenkerkseweg 84‐86 2821 LE Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 102) 

Zienswijze: 

1. Graag ziet reclamant een uitbreiding bouwvlak naar achteren om achter de stal kuilplaten te kunnen aanleggen. (zelfde diepte als bouwvlak Benedenkerkseweg 108) 

 2.  Graag ziet reclamant de mogelijkheid om ook in het weidevogelgebied maïs te kunnen 

verbouwen.  

3.  Reclamant verzoekt om de dubbelbestemming archeologie van dit bouwvlak te verwijderen of anders de kosten voor dit onderzoek neer te leggen bij degene die dit onderzoek eist.  

Beantwoording 

1.  Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De teelt van maïs is nadelig voor kritische weidevogelsoorten zoals de grutto. De grutto staat al onder grote druk. Mede daarom is in de provinciale structuurvisie de aanduiding weidevogelgebied opgenomen. De maïsteelt was in het ontwerpbestemmingsplan in het weidevogelgebied uitgesloten ter bescherming van de grutto. Uit aanvullende gegevens blijkt echter dat er een nuancering aangebracht kan worden. In gebieden met maïspercelen broeden andere weidevogels zoals kieviten en scholeksters vooral op maïsland en veel minder op grasland. Op maïsland blijken incidenteel grutto’s te broeden, maar dit is niet de optimale broedbiotoop. Ze hebben een voorkeur voor 

Page 112: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

110 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 110

 

graslanden. De hoogte van de maïsplanten gedurende het broedseizoen (tot en met 15 juni) is zodanig dat deze voor zover bekend geen verstorende invloed 

hebben. Aan het begin van het broedseizoen (vanaf 15 maart) is de maïs nog niet opgekomen. 

Bij de afweging om de teelt van ruwvoedergewassen toe te staan speelt ook het belang van de in het gebied aanwezige agrarische bedrijven een rol. Gezien de aangebrachte nuancering op de invloed van maïsteelt op de weidevogels en het belang van de agrarische bedrijven meewegend wordt ook in het weidevogelgebied aan de hand van een aanlegvergunning de teelt van ruwvoedergewassen tot maximaal 20% toegestaan.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

Page 113: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

111 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 111

 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 103.  G.M. van Dieren, Beijerscheweg 99, 2821 NE Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 103) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om een uitbreiding van het bouwvlak met vijftig meter in verband met eventuele toekomstige uitbreiding. 

 Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Page 114: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

112 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 112

 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 104.  Jaco de Jong van Verstoep Bouwkundigen namens Dhr. J. Aantjes, Bonrepas 2, 2855 AA Vlist (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 104) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om een uitbreiding van het bouwvlak in verband met de geplande uitbreiding.  

Beantwoording 

1. Voor de geplande uitbreiding is een principeverzoek ingediend. Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 9 februari 2010 besloten medewerking te verlenen aan het verzoek. De aanvrager heeft inmiddels te kennen gegeven gebruik te willen maken van de projectbesluit procedure om de bouwplannen te realiseren. Deze procedure kan gestart worden zodra alle benodigde onderzoeken aangeleverd zijn. In dit bestemmingsplan wordt daarom nog de huidige situatie bestemd.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

    

Page 115: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

113 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 113

 

105.  P.R. Maaijen, Provincialeweg Oost 61, 2851 AB Haastrecht (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 105) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om een uitbreiding van het bouwvlak zodat de bestaande bebouwing hier binnen valt. 

 2. Reclamant verzoekt volgens de verkregen toestemming een schuur te herbestemmen als vakantieverblijf en deze op te nemen op de bestemmingsplan kaart. 

 Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Er is een verzoek ingediend d.d. 26 november 2009. Dit verzoek richt zich op het herbestemmen van een schuur tot vakantieverblijf. Het initiatief past binnen artikel 1.1. van de regeling Vernieuwend Ondernemen, vastgesteld door de Gemeenteraad op 25 november 2008. Hiermee past het verzoek in het nieuwe bestemmingsplan voor het Landelijk Gebied. Bovenstaande is door burgemeester en wethouders bij besluit van 23 oktober 2009 besloten.  

 Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 106.  ir. R.J.C. Wijnstok namens Dhr. C. Hoek, Provincialeweg Oost 24, 2851 AE Haastrecht (via email ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 106) 

Zienswijze: 

Reclamant verzoekt om een uitbreiding van het bouwvlak. Beantwoording 

Reclamant heeft voorafgaand aan deze zienswijze een principeverzoek ingediend d.d. 28 oktober 2009. Het verzoek richt zich op het verwijderen van twee opstallen en het oprichten van een loods op het perceel Provincialeweg Oost 24. De locatie is in het vigerend bestemmingsplan bestemd als woondoeleinden. De bouw van de loods is hiermee in strijd. In het bestemmingsplan Landelijk gebied zal de locatie bestemd worden als bedrijf. De in het verzoek gevraagde loods met een oppervlak van 500 m2 past ruimschoots in het bouwvlak. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

     

Page 116: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

114 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 114

 

107.  J. Verkuil, Koolwijkseweg 17, 2821 NS Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 107) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om een uitbreiding van het bouwvlak zodat de bestaande bebouwing er binnen valt. 

 2. Reclamant verzoekt om een uitbreiding van het bouwvlak zodat de bestaande kuilplaten er binnen vallen. 

 Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 108.  J. Glasbergen en M.C. van Wensveen, Beijerscheweg 57, 2821 ND Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 108) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om de bestemming archeologisch waardevol te laten vervallen.  

2. Reclamant verzoekt de plankaart aan te passen aan de werkelijkheid (kadastraal en bestaande bebouwing). 

 Beantwoording 

Page 117: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

115 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 115

 

1. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is 

Page 118: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

116 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 116

 

komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 109.  Kees en Carolina Breekdijk van recreatiepark ‘De Kooi’, Benedenkerkseweg 68, 2821 LD Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 109) 

Zienswijze: 

1.  In het bestemmingsplan komt onvoldoende naar voren dat recreatiepark 'de kooi' een terrein is met vaste plaatsen voor verblijfsrecreatie bestemd voor recreatief nachtverblijf. 

 2. De bestaande bergingen, het trafo station en het sanitairgebouw komen niet terug in het bestemmingsplan. 

 3. Reclamant verzoekt de groenvoorziening op de koppen van de achterwetering te verwijderen, op basis van een inrichtingschets die zij aan de gemeente hebben gestuurd en is goedgekeurd.  

 4. Een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per kavel is van buiten de praktijk.  

 5. Reclamant begrijpt niet dat de uitbreiding van het bouwvlak van zijn buren (veehouderij Verdoold op nr. 62) pal tegen het kampeerterrein wordt gesitueerd. 

 6. Op 31 januari 2005 heeft reclamant aangegeven dat de stal een horecagelegenheid is. In het ontwerp komt dit niet terug.  

 7. De gewenste uitbreiding van de Kooi is niet in het ontwerp opgenomen.  

 Beantwoording 

1. Het terrein is bestemd als Recreatie – Kampeerterrein, met als bestemmingsomschrijving ‘De voor Recreatie ‐ Kampeerterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatief verblijf van personen ‐ die elders hun hoofdverblijf hebben ‐ in kampeermiddelen.’  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 119: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

117 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 117

 

2. De bestaande bergingen met per kampeermiddel een maximum oppervlakte van 6 m2 en hoogte van 2,5 m zullen als zodanig worden bestemd.   

 Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De bestemmingslegging zal overeenkomstig de bestaande situatie worden veranderd in Recreatie – Kampeerterrein. Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De parkeernorm zal worden aangepast, met een norm van 1,2 parkeerplaatsen per standplaats.   

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. De breedte van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf op nummer 62 is overeenkomstig de bestaande bebouwing, de diepte is 150 meter. Hiermee is bestemd volgens de algemene regels die zijn gevolgd bij het bepalen van de agrarische bouwvlakken en overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. De stal zal niet als horeca worden bestemd, maar als agrarisch behorende bij het agrarisch bedrijf (tuincentrum Benedenkerkseweg 68). Hierdoor zijn de algemeen toegestane nevenfuncties mogelijk in de stal. Het gaat dan bijvoorbeeld om dagrecreatie. Daarmee past het in het algemene beleid ten aanzien van Vernieuwend Ondernemen. Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

7. Voor de door reclamant gewenste uitbreiding loopt een apart traject. Afhankelijk van de uitkomst hiervan kan dit in een losse planologische procedure worden geregeld.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

110.  Kees en Carolina Breedijk, Benedenkerkseweg 66, 2821 LD Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 110) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil dat huisnummer 68 op de boerderij blijft, met woonbestemming.   

2. Reclamant verzoekt dubbele bestemming archeologie van het gehele terrein af te halen.  

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft deels betrekking op de weergave van de huisnummering op de kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond en huisnummering zijn echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar worden alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Page 120: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

118 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 118

 

De bestemmingslegging van de boerderij zal veranderen van bedrijf in agrarisch. Hierdoor wordt de boerderij de bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf op nummer 68.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een 

Page 121: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

119 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 119

 

aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.

 

111. Dhr. M. Renes, Koolwijkseweg 5, 2821 NS Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 111) 

Zienswijze: 

1. Het bouwvlak is niet overeenkomstig huidige situatie, bebouwing uit 2007 is niet verwerkt.  

2. Reclamant wil de uitbreidingsmogelijkheden zoals opgenomen in het vigerend bestemmingsplan behouden.  

 3. Reclamant wil de mogelijkheid om meerdere bedrijven te kunnen vestigen op het perceel.  

 Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie en verleende bouwvergunning.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers. Als een bedrijf ‘uit zijn jas groeit’ en deze groei niet op de bestaande locatie kan verwezenlijken zal verplaatsing naar een meer passende locatie aan de orde zijn. Dit kan een andere locatie binnen het landelijk gebied zijn die wel de benodigde ruimte biedt, of een locatie op een bedrijventerrein. Daarbij is het zo dat als nevenfunctie naast agrarisch en als opvolgfunctie na agrarisch in het bestemmingplan ruime mogelijkheden worden geboden om de bestaande bebouwing te benutten voor bedrijvigheid. 

Page 122: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

120 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 120

 

Daarbij worden geen bouwmogelijkheden geboden, maar wel gebruiksmogelijkheden voor bedrijven in vaak grote voormalig agrarische opstallen.  

Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt voor alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De regeling om één bedrijf per perceel toe te staan heeft onder andere te maken met de bouwmogelijkheden per bedrijf. Het is niet wenselijk dat deze mogelijkheden “verdubbelen” wanneer er sprake is van twee bedrijven. Het bestemmingsplan ziet alleen toe op ruimtelijk relevante zaken. Het bestemmingsplan sluit een administratieve splitsing van een bedrijf bijvoorbeeld in verschillende BV’s niet uit. Het sluit wel uit dat er verschillende bedrijven, elk met eigen afzonderlijke bebouwing en te onderscheiden verschijningsvorm binnen een perceel worden gevestigd.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 112.  Sandra van Winden, Provincialeweg Oost 53, 2851 AB Haastrecht, namens De Historische Vereniging Haastrecht, De Historische Vereniging Oud Stolwijck, Lyanne de Laat, Herman Groothuis, Harrie van der Horst, Albert van der Sar en Bart Been (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 112) 

Zienswijze: 

1. Reclamant stelt dat er te weinig aandacht wordt besteed aan het behoud van cultuurhistorische en waardevolle bebouwingen, bijvoorbeeld door deze in een geactualiseerde MIP‐lijst op te nemen. 2. Kleine en grotere bijgebouwen die cultuurhistorisch waardevol zijn zouden ook een beschermde status moeten krijgen, en de mogelijkheid om er maximaal 3 wooneenheden in te vestigen.  3. Door het toestaan van een ruimere inhoudsmaat voor woningen bestaat het risico dat kleinere cultuurhistorisch waardevolle woningen worden gesloopt en vervangen door een grotere woning. 4. Reclamant vraagt een fonds voor ondersteuning en behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. 5. Reclamant vraagt om meer te communiceren hoe mooi onze gemeente is.  

 Beantwoording 

1. Er is in het bestemmingsplan voor gekozen om de panden die in de MIP‐lijst staan en de rijksmonumenten de aanduiding ‘karakteristiek’ of ‘monument’ te geven. Ook is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een dergelijke aanduiding toe te voegen. Initiatiefnemers kunnen dus zelf het initiatief nemen om een dergelijke aanduiding op hun 

Page 123: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

121 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 121

 

pand te krijgen. Een actualisering van de MIP‐lijst of het uitvoeren van een andere inventarisatie is een grote klus, die niet binnen de planning van het bestemmingsplan past.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De panden die in de MIP‐lijst staan en de rijksmonumenten hebben in het bestemmingsplan de aanduiding ‘karakteristiek’ of ‘monument’ gekregen. Ook is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een dergelijke aanduiding toe te voegen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen of bijgebouwen. Het cultuurhistorisch waardevolle pand krijgt de aanduiding, met de bijbehorende voorwaarden en mogelijkheden. Hiervoor is een aanvullende controle uitgevoerd op basis van de beschrijving van de MIP‐lijst. Om er voor te zorgen dat deze mogelijkheid voor alle cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geldt wordt de regeling zoals deze in het ontwerp al in enkele bestemmingen zat als algemene regeling in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Overigens is het zo dat als voorwaarde voor het toestaan van een ‘gevoelige’ functie zoals wonen geldt dat dient te worden voldaan aan de wettelijke vereisten zoals bijvoorbeeld de wet geluidhinder en dat nabij gelegen agrarische bedrijven niet in hun mogelijkheden worden beperkt.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing die als zodanig is aangemerkt in het bestemmingsplan mag in principe niet worden gesloopt. Een ruimere inhoudsmaat van woningen zal dan ook niet leiden tot sloop van dergelijke panden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Het bestemmingsplan biedt als karakteristiek en monument aangemerkte bebouwing meer dan de reguliere gebruiksmogelijkheden, bijvoorbeeld de mogelijkheid om het pand in maximaal 3 wooneenheden te splitsen. Hierdoor worden de eigenaren van deze panden in de gelegenheid gesteld om de (economische) potentie van deze panden te benutten. Dit is een oplossing die duurzamer is dan het toekennen van subsidie. Overigens valt het toekennen van subsidie buiten het bereik van het bestemmingsplan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Vlist is een mooie gemeente, de opmerking om dat goed te communiceren wordt ondersteund. In de toelichting van het bestemmingsplan is dit veelvuldig gememoreerd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

 

 

Page 124: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

122 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 122

 

113.  Maatschap H. en L.H. Mulder‐de Lange, West Vlisterdijk 17, 2855 AH Vlist (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 113) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om een uitbreiding van het bouwvlak.  

Beantwoording 

Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

Page 125: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

123 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 123

 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

114.  Dhr. A. Verkade van Verkade Caravans en Vouwwagens, Schoonouwenseweg 16, 2821 NX Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 114) 

Zienswijze: 

1. Het bouwvlak is niet overeenkomstig de huidige situatie, reclamant ziet dit graag aangepast. 2. Reclamant wenst de 10 % uitbreidingsruimte voor niet agrarische bedrijven te verruimen. 3. De bestemming cultuurhistorie en archeologie is hier niet van toepassing en kan verwijderd worden. 4. De huisnummering klopt niet, dit moet zijn 14 en 16.  Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op het niet goed weergeven van bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 2. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het 

Page 126: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

124 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 124

 

landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers. Als een bedrijf ‘uit zijn jas groeit’ en deze groei niet op de bestaande locatie kan verwezenlijken zal verplaatsing naar een meer passende locatie aan de orde zijn. Dit kan een andere locatie binnen het landelijk gebied zijn die wel de benodigde ruimte biedt, of een locatie op een bedrijventerrein. Daarbij is het zo dat als nevenfunctie naast agrarisch en als opvolgfunctie na agrarisch in het bestemmingplan ruime mogelijkheden worden geboden om de bestaande bebouwing te benutten voor bedrijvigheid. Daarbij worden geen bouwmogelijkheden geboden, maar wel gebruiksmogelijkheden voor bedrijven in vaak grote voormalig agrarische opstallen.  

Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt voor alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden 

Page 127: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

125 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 125

 

aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De zienswijze heeft deels betrekking op de weergave van de huisnummering op de kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond en huisnummering zijn echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 115.  mr. C. Verwijs van Provincie Zuid Holland, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 115) 

Zienswijze: 

1. De primaire en regionale waterkeringen zijn niet op de plankaart opgenomen. Dit is wel noodzakelijk.  2. De aanwezige boringsvrije zones dienen in het plan van toelichting te worden voorzien. 

 3. Verzocht wordt een dubbelbestemming op te nemen ten behoeve van de linten in het plangebied, op basis van het Regioprofiel Krimpenerwaard. 

 

Page 128: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

126 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 126

 

4. Aangegeven wordt dat het noodzakelijk is om de regeling van de molenbiotoop zodanig aan te passen dat de molenbiotoop niet aangetast kan worden.  

 Beantwoording 

1. Verwezen wordt naar de beantwoording van zienswijze 33 van het  Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, waarin is aangegeven dat de waterkeringen op de plankaart zullen worden opgenomen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. De boringsvrije zones worden opgenomen in de toelichting.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Het Regioprofiel Krimpenerwaard zal worden opgenomen in de toelichting. Het wordt niet nodig geacht om in de regels een dubbelbestemming op te nemen, omdat de uitgangspunten van het Regioprofiel Krimpenerwaard inhoudelijk terug komen in het bestemmingsplan en zijn geborgd in de regels en de verbeelding.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

4. De Verordening Ruimte geeft aan dat het oprichten van nieuwe bebouwing binnen de molenbiotoop mogelijk is als er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd. De in de regels van het bestemmingsplan gehanteerde regeling doet recht aan deze uitgangspunten en is daarmee in overeenstemming met de Verordening. Hiermee wordt bijvoorbeeld vervangende nieuwbouw mogelijk. Overigens is dezelfde regeling opgenomen in het recent vastgestelde bestemmingsplan Dorpskernen van de gemeente Vlist. Aan de regeling zal worden toegevoegd dat alvorens de ontheffing te verlenen het college van burgemeester en wethouders advies zal inwinnen bij de Vereniging de Hollandsche Molen.   Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

116.  Dhr. mr. M.J. Smaling van DAS namens, G.M. van Beek van Maatschap Van Beek – Smaling, Provincialeweg Oost 99, 2851 AC Haastrecht (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 116) 

Zienswijze: 

1. Reclamant is het niet eens met de grootte van het bouwvlak waarin geen rekening is gehouden met de inmiddels vervangen woning en het ingediende principeverzoek. 

 2. Reclamant is niet te spreken over de aanduiding ‘weidevogelgebied’ en ziet deze graag vervallen voor zijn percelen.    

Page 129: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

127 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 127

 

Beantwoording 

1. Zie de beantwoording onder nummer 5.  

2. De teelt van maïs is nadelig voor kritische weidevogelsoorten zoals de grutto. De grutto staat al onder grote druk. Mede daarom is in de provinciale structuurvisie de aanduiding weidevogelgebied opgenomen. De maïsteelt was in het ontwerpbestemmingsplan in het weidevogelgebied uitgesloten ter bescherming van de grutto. Uit aanvullende gegevens blijkt echter dat er een nuancering aangebracht kan worden. In gebieden met maïspercelen broeden andere weidevogels zoals kieviten en scholeksters vooral op maïsland en veel minder op grasland. Op maïsland blijken incidenteel grutto’s te broeden, maar dit is niet de optimale broedbiotoop. Ze hebben een voorkeur voor graslanden. De hoogte van de maïsplanten gedurende het broedseizoen (tot en met 15 juni) is zodanig dat deze voor zover bekend geen verstorende invloed 

hebben. Aan het begin van het broedseizoen (vanaf 15 maart) is de maïs nog niet opgekomen. 

Bij de afweging om de teelt van ruwvoedergewassen toe te staan speelt ook het belang van de in het gebied aanwezige agrarische bedrijven een rol. Gezien de aangebrachte nuancering op de invloed van maïsteelt op de weidevogels en het belang van de agrarische bedrijven meewegend wordt ook in het weidevogelgebied aan de hand van een aanlegvergunning de teelt van ruwvoedergewassen tot maximaal 20% toegestaan.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 117.  Dhr. mr. P.W.F. Paijmans van de Kamer van Koophandel Rotterdam, Postbus 450, 3000 AL Rotterdam (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 117) 

Zienswijze: 

1. Reclamant geeft aan dat het bestemmingsplan weinig ruimte biedt voor recreatieve voorzieningen en pleit ervoor om artikel 6.1 aan te passen en horecavoorzieningen toe te staan tot categorie 1 en met binnenplanse ontheffing categorie 2 van de Staat van Horeca‐activiteiten. 2. Reclamant geeft aan dat parkeernorm voor kampeerterreinen en recreatiewoningen van minimaal twee parkeerplaatsen per standplaats, respectievelijk per recreatiewoning onnodig hoog is.  3. Reclamant vraagt om ruimte voor groei van bedrijven in het landelijk gebied.  4. Reclamant verzoekt om transformatiemogelijkheden van voormalig agrarische gebouwen voor bedrijfsmatige functies, ook in hogere milieucategorieën.  5. Reclamant verzoekt om de opslag van goederen in de openlucht toe te staan. 6. Reclamant verzoekt om niet slechts één bedrijf maar meerdere bedrijven per bouwvlak toe te staan.  7. Reclamant verzoekt om bedrijf aan huis toe te staan tot 50 m2 van het vloeroppervlak en de gehanteerde definitie te verruimen.  Beantwoording 

1. Het bestemmingsplan biedt veel meer dan voorheen ruimte aan recreatieve voorzieningen, doordat het beleid ‘Vernieuwend Ondernemen’ erin is opgenomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat 

Page 130: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

128 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 128

 

agrarische bedrijven en voormalig agrarische bedrijven ruimte krijgen voor een camping, bed & breakfast, dagrecreatie, theeschenkerij, kano‐, roeiboot‐, fluisterboot‐ of fietsenverhuur. De bestaande horeca is als zodanig bestemd. Voor initiatieven voor vestiging van horeca in het gebied die niet passen binnen het bestemmingsplan zal een specifieke afweging worden gemaakt. Dit gebeurt onder meer om te toetsen of ze passend bij het gebied en niet‐grootschalig zijn. Afhankelijk van de uitkomst van de afweging zal hiervoor een losse planologische procedure worden doorlopen. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De parkeernorm zal worden aangepast, in een norm van 1,2 parkeerplaatsen per standplaats.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.  

De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan niet agrarische bedrijven past niet binnen de genoemde pijlers. Als een bedrijf ‘uit zijn jas groeit’ en deze groei niet op de bestaande locatie kan verwezenlijken zal verplaatsing naar een meer passende locatie aan de orde zijn. Dit kan een andere locatie binnen het landelijk gebied zijn die wel de benodigde ruimte biedt, of een locatie op een bedrijventerrein. Daarbij is het zo dat als nevenfunctie naast agrarisch en als opvolgfunctie na agrarisch in het bestemmingplan ruime mogelijkheden worden geboden om de bestaande bebouwing te benutten voor bedrijvigheid. Daarbij worden geen bouwmogelijkheden geboden, maar wel gebruiksmogelijkheden voor bedrijven in vaak grote voormalig agrarische opstallen.  

Voor de vergelijking van de mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan geldt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De vigerende bestemmingsplannen zijn 12 (Stolwijk), 18 (Haastrecht), en 32 (Vlist) jaar oud. Gedurende deze jaren heeft het bedrijf de mogelijkheid gehad om op basis van de 

Page 131: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

129 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 129

 

in de bestemmingsplan opgenomen regels te bouwen. Sommige bedrijven hebben de uitbreidingsruimte maximaal benut, andere bedrijven hebben dit niet gedaan. Het nieuwe bestemmingsplan behandelt voor alle niet agrarische bedrijven op dezelfde manier, door elk van deze bedrijven 10% uitbreidingsruimte te bieden.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Het bestemmingsplan biedt veel meer dan voorheen ruimte om in de opstallen van voormalig agrarische bedrijven ook niet agrarische bedrijvigheid te ontplooien. Daarbij wordt bewust gekozen voor lichtere vormen van bedrijvigheid met een geringe verkeersaantrekkende werking. Dergelijke bedrijven passen goed in het gebied en verhouden zich op een goede manier met de andere functies in het gebied (bijvoorbeeld wonen).  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 5. Binnen de bestemming bedrijven is opslag in de open lucht toegestaan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. De regeling om één bedrijf per perceel toe te staan heeft onder andere te maken met de bouwmogelijkheden per bedrijf. Het is niet wenselijk dat deze mogelijkheden “verdubbelen” wanneer er sprake is van twee bedrijven. Het bestemmingsplan ziet alleen toe op ruimtelijk relevante zaken. Het bestemmingsplan sluit een administratieve splitsing van een bedrijf bijvoorbeeld in verschillende BV’s niet uit. Het sluit wel uit dat er verschillende bedrijven, elk met eigen afzonderlijke bebouwing en te onderscheiden verschijningsvorm binnen een perceel worden gevestigd.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

7. Bij de regeling voor bedrijf aan huis is een evenwicht aangehouden tussen mogelijkheden voor de bewoner en de passendheid in de woonomgeving. De opgenomen regeling doet hier recht aan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 118.  Dhr. E.A. Schoonderwoerd, Papekopperstraatweg 58, 3464 HM Papekop (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 118) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt de bestemming van Provinciale weg West 56 en 56A te wijzigen in twee afzonderlijke woonbestemmingen, een voor nummer 56 en een voor nummer 56A. 

 2. Reclamant vraagt of gebruik van een bijgebouw als atelier is toegestaan.  Beantwoording 

Page 132: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

130 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 130

 

1. De zienswijze komt overeen met een principeverzoek waarover reclamant d.d. 23 juni 2010 middels een brief over de afwikkeling geïnformeerd is. Op 22 juni 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders geen planologische medewerking toegezegd aan het toekennen van een woonbestemming aan Provincialeweg West 56a. In het ontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied is voor de locatie Provincialeweg West 56/56a een voorbestemming opgenomen die ruimte biedt aan één woning met bijgebouw. Dit is in overeenstemming met het vigerend bestemmingsplan. De status van het perceel is dat er op de locatie Provincialeweg West 56/56a één huis (nummer 56) is dat vergund is als woning. Verder is er één vergund bijgebouw dat verbouwd is tot atelier. Bij een toekomstige sloop en herbouw op deze locatie mag dan ook één woning met bijgebouwen worden teruggebouwd. Deze opvatting past in het gemeentelijk beleid om geen extra woningen op te richten in het landelijk gebied. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

2. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan. Het gebruik van een bijgebouw als schuur, berging of bijvoorbeeld atelier (niet bedrijfsmatig) is toegestaan. Het betreffende artikel wordt aangepast. 

Conclusie: Zienswijze is aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. 

 119.  Dhr. C. Verdoold, Hoenkoopsebuurtweg 32, 2851 AK Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 119) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt de in 1988 gebouwde schuur op te nemen op de plankaart.  

2. Verder wenst reclamant een andere belijning van het bouwvlak.  

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het ontwerp is opgenomen dat intensieve veehouderij als neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan tot een maximum van 250 m2. Bestaande intensieve veehouderij als 

Page 133: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

131 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 131

 

neventak kan in de bestaande oppervlakte worden voortgezet. Er worden, boven de 250 m2, geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak.  

Voor de (reële) intensieve veehouderijen zijn in het ontwerp beperkte uitbreidingsmogelijkheden opgenomen: er mag alleen binnen krappe bouwvlakken worden gebouwd ten behoeve van agrarische activiteiten. Dit komt in de praktijk neer op gemiddeld circa 10% uitbreidingsruimte.  

De intensieve veehouderij heeft in het kader van milieuwetgeving te maken met aanvullende eisen. De bedrijven dienen in een zogeheten Bedrijfs Ontwikkeling Plan (BOP) aan te geven hoe er aan deze eisen wordt voldaan. Er wordt door intensieve veehouders aangegeven dat om aan de eisen te voldoen en hetzelfde aantal dieren te houden er behoefte is aan uitbreidingsruimte (ander type stal, meer ruimte per dier, technische installaties zoals luchtwassers). Als deze uitbreiding niet gerealiseerd kan worden zal het in een aantal gevallen niet meer rendabel zijn om de intensieve veehouderij voort te zetten. Deze zal dan worden beëindigd of veranderd in een agrarische activiteit die wel grondgebonden is (bijvoorbeeld vrije‐uitloopkippen in plaats van ‘bio‐industrie’ kippen).  

De provincie Zuid Holland stelt in haar (ontwerp) structuurvisie dat grootschalige, niet‐grondgebonden veehouderij gebiedsvreemd is voor het landelijk gebied in Zuid‐Holland. Daarbij spelen de argumenten van dierenwelzijn en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied de hoofdrol. De verordening ruimte van de provincie sluit nieuwvestiging van intensieve veehouderij uit. Bestaande volwaardige intensieve veehouderijen mogen uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels. Bestaande intensieve veehouderijen als neventak mogen eenmalig met ten hoogste 10% worden uitgebreid.  

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij past niet binnen de genoemde pijlers. Het bieden van een zeer beperkte uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij draagt juist wel bij aan de pijlers, omdat het maximaal inzet op het omvormen van de activiteiten naar een grondgebonden vorm van agrarisch gebruik.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 120.  A.J. van Kooten Niekerk van Stichting Wandelplatform LAW, Postbus 846, 3800 AV Amersfoort (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 120) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt de lange afstand wandelpaden (Pelgrimspad en Floris V pad), de Steinse Tiendweg, de Tiendweg tussen Haastrecht en Oudewater, de Korte Haastrechtse Tiendweg en de Zijdeweg als onverhard wandelpad te bestemmen, en het Streekpad Groene Hart als voet/fietspad te bestemmen. 

Page 134: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

132 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 132

 

2. Reclamant verzoekt de langeafstandspaden te noemen in de toelichting.  3. Reclamant vraagt om een beschermde status voor Tiendwegen en landscheidingen/kades gezien hun cultuurhistorisch karakter. Beantwoording 

1. De paden zijn bestemd als natuur, omdat zij naast pad ook een natuurfunctie hebben. Door de paden een natuurbestemming te geven wordt voorkomen dat er zonder meer verharde paden kunnen komen (het aanbrengen van verharding is alleen met een aanlegvergunning mogelijk). Om de aanwezigheid van de lange afstand wandelpaden in de bestemmingslegging terug te laten komen zal op het Pelgrimspad en Floris V pad de aanduiding waardevol wandelpad worden gelegd.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De langeafstandspaden zullen worden opgenomen in de toelichting.  Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De paden zijn bestemd als natuur, omdat zij naast wandelpad ook een natuurfunctie hebben. Door deze bestemming wordt voldoende bescherming geboden. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 121.  Dhr. J. Schoonderwoerd van ARCO Architecten namens, A.C.M. van Vliet Sluis, Provincialeweg Oost 10, 2851 AE Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 121) 

Zienswijze: 

1. De bestaande situatie wordt niet correct weergegeven op de plankaart. 2. De regeling voor herbouw na calamiteiten ontbreekt in de planvoorschriften. 3. De bestemming Natuur op de omliggende gronden graag veranderen in de bestemming Agrarisch.  

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het volgende artikel is de calamiteitenregeling opgenomen: Artikel 37.1, Overgangsrecht bouwwerken:  Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag 

Page 135: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

133 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 133

 

van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.  

Bovenstaande is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

122.  Dhr. J. Schoonderwoerd van ARCO Architecten namens, M.A. van Zuijlen, Provincialeweg Oost 89, 2851 AC Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 122) 

Zienswijze: 

1. De bestaande situatie wordt niet correct weergegeven op de plankaart.  

2. De regel voor herbouw na calamiteiten ontbreekt in de planvoorschriften.  

3. Het bouwvlak is te klein weergegeven op de plankaart. 

Page 136: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

134 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 134

 

 Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het volgende artikel is de calamiteitenregeling opgenomen:  Artikel 37.1, Overgangsrecht bouwwerken: Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.  

Bovenstaande is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Om de huidige situatie in kaart te brengen is in 2006 een uitvoerige gebiedsinventarisatie uitgevoerd, waarbij alle bewoners/eigenaren in het gebied zijn aangeschreven om de betreffende percelen in kaart te brengen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2010 is de inventarisatie geactualiseerd met behulp van luchtfoto’s en informatie over de in de periode 2006 – 2010 verleende (bouw)vergunningen.  

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 123.  Dhr. J. Schoonderwoerd van ARCO Architecten namens, C.P.M. Schoonderwoerd, Provincialeweg Oost 14, 2851 AE Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 123) 

Zienswijze: 

Page 137: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

135 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 135

 

1. De bestaande situatie wordt niet correct weergegeven op de plankaart. 2. De regel voor herbouw na calamiteiten ontbreekt in de planvoorschriften. 3. Er dient een sub bestemming detailhandel op het achterhuis te komen. 4. De voormalige boerderij dient aangemerkt te worden als karakteristiek. 5. De inhoud berekening volgens de wijze van meten is niet correct en moet vanaf het maaiveld of peil berekend worden. 6. De mogelijkheid karakteristieke gebouwen te splitsen in meerdere wooneenheden moet ook gaan gelden voor monumentale panden. 7. De gronden rond het perceel dienen als agrarisch te worden bestemd in plaats van natuur.  Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het volgende artikel is de calamiteitenregeling opgenomen:  Artikel 37.1, Overgangsrecht bouwwerken: Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.  

Bovenstaande is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In het vigerend bestemmingsplan heeft het perceel een woonbestemming. Binnen de bestemming is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in de woning toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: 

1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2; 

2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; 

3. detailhandel is niet toegestaan; 

Page 138: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

136 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 136

 

4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner. 

De bestemming zal niet worden omgezet in een bedrijvenbestemming (detailhandel) gezien de mogelijke hinder voor de omgeving. De bestemming Wonen zal daarom behouden blijven. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De voormalige boerderij is bij ons niet bekend als karakteristiek. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toevoegen of schrappen van de aanduiding "karakteristiek", indien dit op basis van nadere inventarisatie door een deskundige op het gebied van monumenten gewenst is en na advies van de gemeentelijke monumentencommissie. 

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  5. De gehanteerde wijze van meten sluit aan bij de recent vastgestelde bestemmingsplannen Dorpskernen en Bedrijventerreinen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. De mogelijkheid om karakteristieke panden te splitsen in drie wooneenheden zal ook zodanig opgenomen worden voor monumentale panden. Voor (ver)bouwwerkzaamheden aan monumentale panden is echter wel de monumentenvergunning vereist. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

7. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

• Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

• Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 

Page 139: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

137 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 137

 

• Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 124.  A.P. Cornelissen van Den Hollander Advocaten namens, de gebroeders J.J. en A.J. Duindam, Bierhoogtweg 19b, 2761 JH Zevenhuizen (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 124) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil een groter bouwvlak op de locatie Provincialeweg Oost 51 in verband met de sleufsilo’s en kuilplaten. 2. Reclamant wil een goothoogte van 6.00 meter in de regels zien, overeenkomstig de al verleende bouwvergunning. 3. Reclamant wil artikel 3.2.3 aangepast zien worden zodat ondergronds bouwen toegestaan is, conform de verleende bouwvergunning.  Beantwoording 

1. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het bestemmingsplan is opgenomen dat de maximale goothoogte 4 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter bedraagt. Voor bestaande bebouwing die hoger is geldt de bestaande hoogte als maximum. Dit is opgenomen in artikel 31. Voor een eventuele uitbreiding gelden de algemene hoogtematen 4 meter goothoogte en 10 meter bouwhoogte. Een recent vergunde bouwvergunning wordt gezien als bestaande situatie en er kan dienovereenkomstig worden gebouwd en herbouwd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Het betreffende artikel wordt aangepast: ondergrondse bebouwing is alleen toegestaan onder bovengrondse bebouwing. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

Page 140: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

138 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 138

 

 125.  W. Ghobrial Beijerscheweg 47, 2821 ND Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 125) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt een nadere onderbouwing van de archeologische waarde voor het perceel. Beantwoording 

1. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Page 141: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

139 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 139

 

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

   126.  T. van der Vlist en L.J. Rijkaart, Bonrepas 20 2855 AA Vlist (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 126) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen de in de bestemming Agrarisch met Waarden opgenomen  specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarisch bedrijf.  Beantwoording 

1. De bestemming Agrarisch met Waarden met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarisch bedrijf is opgenomen voor voormalig agrarische bedrijven waar geen sprake is van reële, bedrijfsmatige agrarische activiteit. Een dergelijke bestemming biedt geen bouwmogelijkheden, deze zijn voorbehouden aan agrarische bedrijven met een agrarische bestemming, gericht op grondgebonden veehouderij. In de bestaande opstallen van als voormalig agrarisch bedrijf aangemerkte percelen is een reeks van functies toegestaan (zorg, recreatie en toerisme, opslag en via een wijzigingsbevoegdheid lichtere vormen van bedrijvigheid). De aanduiding voormalig agrarisch bedrijf is voor de Bonrepas 20 in overeenstemming met de feitelijke situatie. In een gesprek met reclamant op 8 februari 2010 zijn de activiteiten op het perceel doorgesproken, dat dit beeld bevestigde. Daarnaast is reclamant op 10 maart 2010 middels een brief het voornemen om op het perceel de bestemming Agrarisch met Waarden met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarisch bedrijf kenbaar gemaakt.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 127.  C. de Jong, Schoonouwenseweg 48‐50 2821 NZ Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 127) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil graag beide huisnummers behouden, dit blijkt niet uit het bestemmingsplan.  Beantwoording 

Page 142: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

140 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 140

 

1. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van een huisnummer. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

    128.  G.M. Vronik namens Maatschappelijke Instelling Roosendaal, Provincialeweg Oost 8 2851 AE Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 128) 

Zienswijze: 

1. Reclamant heeft bezwaar tegen de bestemming Natuur op het perceel kadastraal bekend sectie G, nummer 216, plaatselijk bekend naast Provincialeweg Oost 18 (uiterwaard langs de Hollandse IJssel). Beantwoording 

1. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

Page 143: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

141 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 141

 

129.  C.M. Loef, Provincialeweg Oost 54a‐b 2851 AG Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 129) 

Zienswijze: 

1.Reclamant vraagt om de bestaande geschakelde dubbele woning in het bestemmingsplan op te nemen.  

  

 

Beantwoording 

1. Ter plaatse van de woning zal op de verbeelding een aanduiding worden opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding de gebouwen/woning gebruikt mogen worden voor de huisvesting van twee huishoudens. Hiermee blijven de uitbreidingsmogelijkheden voor één woning behouden. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

130.  Johan en Anneke Spruit, Provincialeweg Oost 65 2851 AB Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 130) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen het ontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010.  

Beantwoording 

1. Uit de zienswijze blijkt niet waartegen reclamant ageert. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 131.  John en Jolanda Benschop van Vliet, Hoenkoopsebuurtweg 101a 2851 AK Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 131) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen de vorm en grootte van het bouwvlak. De kuilplaten vallen er buiten en de in 2009 gebouwde stal is er niet ingetekend. 

 Beantwoording 

Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Page 144: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

142 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 142

 

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

De zienswijze heeft deels betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

132.  Fam. A.A. Bodegom, Schoonouwenseweg 52, 2821 NZ Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 123) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt een tweede woonbestemming op te nemen voor de voormalige maalderij.   

Beantwoording 

1. Reclamant heeft op 21 december 2009 een verzoek ingediend om de maalderij te slopen of (gedeeltelijk) te renoveren en in plaats hiervan een woning te willen bouwen. Als onderbouwing van het verzoek heeft reclamant de volgende argumenten naar voren gebracht: 

• de maalderij is tot 1963 bewoond geweest; 

• de maalderij wordt voor de WOZ aangeslagen als woning; 

• er staat met toestemming van de gemeente een houten woning op het perceel; 

• de bewoners van de houten woning zijn nooit door de gemeente aangeschreven om de bewoning van de houten woning te staken; 

Page 145: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

143 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 143

 

• de gemeente stuurt brieven naar huisnummer 52 en 52a. 

Bij besluit van 27 april heeft het college van burgemeester en wethouders het verzoek en bijbehorende argumenten afgewogen en besloten om geen planologische medewerking aan dit initiatief toe te zeggen.  

In de zienswijze voegt reclamant twee argumenten toe om de vraag om een tweede woonbestemming te ondersteunen.  

• op de in 2005 in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Landelijk Gebied door het bureau KuiperCompagnons verstuurde inventarisatie staan 2 woningen aangegeven; 

• de maalderij dient als karakteristiek/cultuurhistorisch waardevol te worden bestempeld, een woonfunctie is nodig om de noodzakelijke renovatie te bekostigen. 

Reclamant geeft aan dat het plan is om de maalderij te renoveren en de houten woning en aan de maalderij gebouwde schuur te verwijderen. Geconstateerd wordt dat reclamant niet langer spreekt van sloop van de maalderij, maar de maalderij als waardevolle, te behouden bebouwing te zien.  

Voor wat betreft de door reclamant genoemde houten woning het volgende. Er is op 29 november 1978 door de gemeente aangegeven dat er geen bezwaren zijn tegen het plaatsen van een caravan voor de tijdelijke huisvesting van de zoon van de heer D. Bodegom. Daarbij is aangegeven dat er toestemming gevraagd dient te worden van de provincie (GS). Niet is gebleken dat deze toestemming daadwerkelijk is aangevraagd of verkregen. Vastgesteld wordt dat de tijdelijke bewoning van de zoon van de heer D. Bodegom is beëindigd, de zoon woont in het woonhuis op nummer 52a. De caravan (‘houten woning’ in de woorden van reclamant) dient daarom van het perceel te worden verwijderd.  

De in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Landelijk Gebied uitgevoerde inventarisatie betrof enkel het optekenen van de feitelijke ruimtelijke situatie, en op geen enkele wijze een uitspraak over de (il)legaliteit en/of (on)wenselijkheid hiervan.  

In het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied is een regeling opgenomen om op cultuurhistorisch waardevolle panden de aanduiding karakteristiek te leggen. Voorwaarde hiervoor is een onderbouwing door een ter zake deskundig bureau en een positief advies van de gemeentelijke monumentencommissie. Reclamant heeft een dergelijke onderbouwing op laten stellen, de gemeentelijke monumentencommissie heeft hier op 26 juli 2010 positief over geadviseerd. Daarom zal op de maalderij de aanduiding karakteristiek worden toegevoegd.  

Om vervolgens voor het als karakteristiek aangemerkte pand een woonfunctie mogelijk te maken dient te worden voldaan aan de relevante wettelijke bepalingen. Op basis van het bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied uitgevoerde milieuonderzoek wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de wet Geluidhinder. De maalderij ligt buiten de geluidscontour vanuit de Schoonouwenseweg: de contour ligt op 18 meter vanuit het hart van de weg, de maalderij ligt op circa 24 meter vanuit het hart van de weg. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en het door de gemeente vastgestelde geurbeleid geldt een aan te houden afstand tussen agrarische 

Page 146: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

144 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 144

 

bedrijven en woningen van derden. Naast de maalderij ligt aan de Schoonouwenseweg 48 een agrarisch bedrijf. Het betreft een bedrijf dat onder het Besluit landbouw valt. Hiervoor geldt in principe een afstand van 50 meter ten opzichte van woningen van derden. De kleinere afstand zoals opgenomen in het gemeentelijk geurbeleid wordt pas mogelijk na inwerkingtreding van een nieuw Besluit landbouw. Overigens geldt er bij het hanteren van de kleinere afstanden op basis van het gemeentelijk geurbeleid dat er altijd geredeneerd wordt vanuit het agrarisch bedrijf, dat in principe niet in zijn mogelijkheden mag worden beperkt. Dit is ook het uitgangspunt van het geurbeleid, dat er op is gericht om agrarische bedrijven uitbreidingsmogelijkheden te bieden, en niet is gericht op het mogelijk maken van extra (burger)woningen in het buitengebied. Het geurbeleid richt zich op zogeheten ‘vaste afstandsdieren’ zoals koeien. Voor bijvoorbeeld schapen geldt de kleinere afstand van het geurbeleid niet, en blijft de Wet geurhinder en veehouderij het kader, met in de meeste gevallen een afstand van 50 meter. Bij de planologische afweging wordt daarom in lijn met bestaande jurisprudentie en vast gebruik door de milieudienst altijd uitgegaan van een ‘worst case scenario’. Daarbij wordt gemeten vanuit de randen van het bouwvlak, en wordt uitgegaan van de planologische mogelijkheden die een agrarisch bedrijf heeft. Op basis van deze uitgangspunten kan er vooralsnog binnen een afstand van 50 meter rond het bouwvlak van het agrarisch bedrijf geen woning worden bestemd. Geconcludeerd wordt dat op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en het door de gemeente vastgestelde geurbeleid vooralsnog geen woning ter plaatse van de maalderij bestemd kan worden.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

133.  P.T.C. Kuijf, Albert Schweitzerlaan 33, 2871 LC Schoonhoven (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 133) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst de bebouwing op zijn perceel op de plankaart terug te zien.  

2. Reclamant maakt bezwaar tegen het te breed intekenen van de eerste wetering, de bomenrij langs de wetering moet blijven bestaan.  3. Reclamant verzoekt de landschappelijke beplanting op te nemen op de plankaart. 

 4. Reclamant wil toestemming om een recreatiewoning te kunnen bouwen op zijn perceel aan de Bonrepas.  

 Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale 

Page 147: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

145 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 145

 

ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De wetering is conform de bestaande situatie ingetekend, er is geen voornemen om de wetering te verbreden.   

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het perceel voldoet niet aan deze criteria en heeft daarom een agrarische bestemming.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De gronden hebben zowel in het vigerend als in het ontwerp bestemmingsplan de agrarische bestemming. Aangezien er geen sprake is van een agrarisch bedrijf en er geen bouwvlak is kan er geen (recreatie) woning worden gebouwd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

Page 148: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

146 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 146

 

134. Mevr. Blanken, Beijerscheweg 59, 2821 ND Stolwijk (mondeling ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 134) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil graag de mogelijkheid behouden om in de toekomst naast het woonhuis het café annex slijterij te kunnen (her)openen. Zie brief gemeente d.d. 9 april 1986 (kopie overlegd).  

2. Reclamant maakt bezwaar tegen de archeologische medebestemming.  

 

Beantwoording 

1. In 1986 is reclamant naar aanleiding van de sluiting van het café annex slijterij per brief meegedeeld dat het gedurende de looptijd van het “oude” bestemmingsplan mogelijk was om het café te heropenen.  Hierin is ook aangegeven dat bij de ontwikkeling van een nieuw bestemmingsplan de zaak opnieuw wordt bekeken, op basis van de heersende planologische inzichten. In het vigerend bestemmingsplan is het café niet opgenomen. In het nieuwe bestemmingsplan wordt in principe bestemd overeenkomstig de bestaande situatie. Er is sinds 1986 geen aanvraag geweest om het café feitelijk te heropenen. Er wordt dan ook geen aanleiding gezien om de bestemming café annex slijterij op te nemen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden 

Page 149: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

147 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 147

 

uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

135.  Dhr. W. de Vries van Loonbedrijf de Vries bv, Benedenheulseweg 48, 2821 LT Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 135) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraag de definitie van loonwerkbedrijf aan te passen. 2.  Reclamant vraagt, onder verwijzing naar het provinciaal beleid, het uitbreidingspercentage 

genoemd in artikel 4.2.1, onder b, te verhogen naar tenminste 30% en een afzonderlijke wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor een groter uitbreidingspercentage alsmede een mogelijkheid voor het uitbreiden, vergroten en/of van vorm veranderen van het bestemmingsvlak.  

3.  Reclamant vraagt de duurzame energieproductie te erkennen en op te nemen in het bestemmingsplan en hier de ruimte voor te bieden. 

4.  Reclamant vraagt het aspect 'landbouwverkeer' nadrukkelijk in dit plan (of hieraan gerelateerde verkeersbesluiten) te betrekken, waarbij nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met breedtes, hoogtes, snelheid, e.d. van het (landbouw‐)materieel in relatie tot het beheer en inrichting van de wegen in het buitengebied.  

Page 150: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

148 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 148

 

5.  In artikel 4.2.1, onder m, is een verwijzing opgenomen naar punt k. Verondersteld wordt dat deze verwijzing betrekking heeft op punt i. In 4.2.3 wordt verwezen naar lid 5.2.1 en 5.2.2. Deze artikelnummers zijn niet aanwezig. De verwijzing heeft vermoedelijk betrekking op lid 4.2.1 en 4.2.2. 

6. In 4.5.1 wordt aangegeven ‐ summiere weergave ‐ dat buiten het 'bouwvlak' voor diverse, nader genoemde werkzaamheden, een aanlegvergunning benodigd is. In het bestemmingsplan i.e. op de verbeelding wordt onderscheid gemaakt in bouwvlak en bestemmingsvlak. Verondersteld wordt en verzocht om dit concreet te wijzigen, dat de aanlegvergunningsystematiek betrekking heeft op werkzaamheden buiten het 'bestemmingsvlak'. Beantwoording 

1. De door reclamant voorgestelde definitie wordt niet overgenomen omdat niet in algemene zin kan worden gesteld dat cumelabedrijven aangewezen zijn op vestiging in het buitengebied. Er zijn cumelabedrijven die vanwege de aard van de activiteiten en/of ligging van bedrijventerreinen ook goed op een bedrijventerrein gevestigd kunnen worden.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Het provinciaal beleid waar reclamant naar verwijst, de verordening ruimte, was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk Gebied nog niet vastgesteld. Overigens dient de mogelijkheid om voor agrarisch verwante bedrijven een uitbreiding van 30% mogelijk te maken te worden gezien in het licht van hetgeen de provincie heeft opgenomen in artikel 2 lid 1, waarin staat dat buiten de bebouwingscontouren geen nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk is. De opgenomen mogelijkheid om agrarisch verwante bedrijven onder voorwaarden eenmalig 30% uitbreidingsruimte te bieden is een uitzondering op deze regel, de 30% is te zien als maximum. Het is dus niet zo dat de gemeente verplicht is deze uitbreidingsmogelijkheid op te nemen. Het is wel zo dat het opnemen van een uitbreidingsmogelijkheid groter dan 30% strijdig is met provinciaal beleid.  In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Het bestemmingsplan richt zich op ruimtelijk relevante aspecten. De duurzame energieproductie kan ruimtelijke consequenties hebben. Reclamant doelt in dit kader op uitbreidingsmogelijkheden voor cumelabedrijven. Voor de omschrijving van de mogelijkheden om tot een uitbreiding van 30% te komen wordt verwezen naar de beantwoording onder punt 2. Voor buitenopslag, bijvoorbeeld voor producten ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, geldt dat dit binnen het bestemmingsvlak ‘Bedrijf’ mogelijk is.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

4. Reclamant vraagt terecht aandacht voor het landbouwverkeer en de wegen in het buitengebied. In de toelichting is hier ook aandacht aan besteed. In paragraaf 3.6 is opgemerkt dat het zware verkeer – in de vorm van landbouwmachines en vrachtwagens – een (te) grote belasting vormt voor de 

Page 151: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

149 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 149

 

secundaire plattelandswegen die vaak niet veel meer zijn dan smalle veendijken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de Oost‐ en West Vlisterdijk, de Bonrepas, de Benedenkerkseweg en Bovenkerkseweg. Door de ligging van de wegen op een dijk is het technisch niet eenvoudig en ruimtelijk niet wenselijk om deze wegen aanzienlijk te verbreden. Het al dan niet toestaan van uitbreiding van bedrijven die een toename van het aantal verkeersbewegingen of een toename van de hoeveelheid zwaar verkeer met zich meebrengt dient mede in dit licht te worden beschouwd.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

5. De verwijzingen worden gecorrigeerd.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

6. De aanlegvergunning is bedoeld om voor de gronden buiten het bouwvlak het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2 en het dempen van watergangen te reguleren. Een aanlegvergunning voor gronden buiten het bestemmingsvlak is niet relevant, aangezien het buiten het bestemmingsvlak per definitie niet is toegestaan gronden aan te wenden ten behoeve van de bestemming bedrijf.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

136.  Fam. Vriezen, Steinsedijk 45, 2851 LC Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 136) 

Zienswijze: 

1. Reclamant gaat ervan uit dat hun thee‐ en pluktuin op deze locatie mogen voortzetten.  

2. Reclamant gaat ervan uit dat de twee bestaande schuren (125 m2 en 35 m2) die op dit moment in gebruik zijn om de theetuin te kunnen exploiteren mogen worden gehandhaafd.  

3. Reclamant gaat ervan uit dat het huidige gebruik van het stuk grond ten Westen van de boerderij (huidig gebruik pluktuin en deels siertuin) kan worden gehandhaafd. 

 4. Reclamant gaat ervan uit dat het mogelijk blijft om te parkeren op het grasveld (voormalige 

kuilplaat) ten oosten van de boerderij.  Beantwoording 

1. Het hebben van een thee –en pluktuin op de locatie is toegestaan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Het huidige gebruik kan worden voortgezet. Op de plankaart wordt een aanduiding opgenomen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. Het huidige gebruik kan worden voortgezet. Op de plankaart wordt een aanduiding opgenomen. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

Page 152: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

150 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 150

 

4.Parkeren ten dienste van de bestemming is ook buiten het bouwvlak mogelijk. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

  

137.  Maatschap J.H. en M. van der Neut, Oostvlisterdijk 27, 2855 AD Vlist (ingekomen op 17 juni 2010, kenmerk 137) 

Zienswijze: 

Reclamant wenst een vergroting van het bouwvlak om het bedrijf uit te kunnen breiden.  

 

Beantwoording 

Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

Page 153: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

151 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 151

 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

 

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 138.  M.H.C. Schoonderwoerd, Provincialeweg Oost 14a, 2851 AE Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 138) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst de bestemming Natuur op de gronden rondom de woning Provincialeweg Oost 14a te wijzigen in Agrarisch.  

 

Beantwoording 

1. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

Page 154: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

152 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 152

 

• Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

• Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. • Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied 

(Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 139.  M. van Vliet, Provincialeweg Oost 15, 2851 AA Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 139) 

Zienswijze: 

1. De bestaande situatie wordt niet correct weergegeven op de plankaart.  

2. De regel voor herbouw na calamiteiten ontbreekt in de planvoorschriften.  

3. De mogelijkheid karakteristieke gebouwen te splitsen in meerdere wooneenheden moet ook gaan gelden voor monumentale panden.  4. Het in de buitenlucht stallen van auto’s, afgezien voor eigen gebruik, dient in het bestemmingsplan opgenomen te worden. Hierover is door de gemeente een schriftelijke toezegging gedaan.   

 Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het bestemmingsplan is het volgende artikel opgenomen: Overgangsrecht bouwwerken: Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.  

Page 155: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

153 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 153

 

Bovenstaande is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De mogelijkheid om karakteristieke panden te splitsen in drie wooneenheden zal ook zodanig opgenomen worden voor monumentale panden. Voor (ver)bouwwerkzaamheden aan monumentale panden is echter wel de monumentenvergunning vereist. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4.Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch ‐ voormalig agrarisch bedrijf' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met niet‐reële agrarische bedrijven alsmede voor de functies als bedoeld in lid 3.1.2 onder a tot en met m en onder de voorwaarden als genoemd onder b tot en met i. Het in de buitenlucht stallen van auto’s afgezien voor eigen gebruik maakt geen onderdeel uit van de toegestane functies. Dergelijke buitenopslag is ruimtelijk onwenselijk, het past niet bij de karakteristiek van een landelijk gebied.  Onduidelijk is naar welke schriftelijke toezegging reclamant refereert. Reclamant is op 2 augustus 2010 in de gelegenheid gesteld om een kopie van de toezegging op te sturen. De toezegging is niet ontvangen. Het enige dat in het dossier naar voren komt is een brief aan reclamant van 11 juli 1995 naar aanleiding van een handhavingszaak waarin de gemeente aangeeft een bestuursdwangaanschrijving in te trekken.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 140.  Dhr. M. Oskam, Benedenheulseweg 7, 2821 LS Stolwijk (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 140) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt de mogelijkheid tot uitbreiding van de intensieve veehouderij open te houden.  

2. Tevens meldt reclamant dat de voormalige hooiberg, nu ongeveer 20 jaar in gebruik als machine berging, niet op de tekening staat.  Beantwoording 

1. In het ontwerp is opgenomen dat intensieve veehouderij als neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan tot een maximum van 250 m2. Bestaande intensieve veehouderij als neventak kan in de bestaande oppervlakte worden voortgezet. Er worden, boven de 250 m2, geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak.  

Voor de (reële) intensieve veehouderijen zijn in het ontwerp beperkte uitbreidingsmogelijkheden opgenomen: er mag alleen binnen krappe bouwvlakken worden gebouwd ten behoeve van agrarische activiteiten. Dit komt in de praktijk neer op gemiddeld circa 10% uitbreidingsruimte.  

Page 156: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

154 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 154

 

De intensieve veehouderij heeft in het kader van milieuwetgeving te maken met aanvullende eisen. De bedrijven dienen in een zogeheten Bedrijfs Ontwikkeling Plan (BOP) aan te geven hoe er aan deze eisen wordt voldaan. Er wordt door intensieve veehouders aangegeven dat om aan de eisen te voldoen en hetzelfde aantal dieren te houden er behoefte is aan uitbreidingsruimte (ander type stal, meer ruimte per dier, technische installaties zoals luchtwassers). Als deze uitbreiding niet gerealiseerd kan worden zal het in een aantal gevallen niet meer rendabel zijn om de intensieve veehouderij voort te zetten. Deze zal dan worden beëindigd of veranderd in een agrarische activiteit die wel grondgebonden is (bijvoorbeeld vrije‐uitloopkippen in plaats van ‘bio‐industrie’ kippen).  

De provincie Zuid Holland stelt in haar (ontwerp) structuurvisie dat grootschalige, niet‐grondgebonden veehouderij gebiedsvreemd is voor het landelijk gebied in Zuid‐Holland. Daarbij spelen de argumenten van dierenwelzijn en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied de hoofdrol. De verordening ruimte van de provincie sluit nieuwvestiging van intensieve veehouderij uit. Bestaande volwaardige intensieve veehouderijen mogen uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels. Bestaande intensieve veehouderijen als neventak mogen eenmalig met ten hoogste 10% worden uitgebreid.  

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij past niet binnen de genoemde pijlers. Het bieden van een zeer beperkte uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij draagt juist wel bij aan de pijlers, omdat het maximaal inzet op het omvormen van de activiteiten naar een grondgebonden vorm van agrarisch gebruik.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De zienswijze heeft betrekking op het ontbreken van bestaande bebouwing in de zogenoemde kadastrale ondergrond, weergegeven op de verbeelding. De kadastrale gegevens zijn constant aan verandering onderhevig, percelen worden verkocht waardoor perceelsgrenzen wijzigen en gebouwen worden bijgebouwd of afgebroken. Daarnaast worden niet alle bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op de ondergrond opgenomen. De weergave van de kadastrale ondergrond is altijd een momentopname en dus nooit volledig correct en actueel. De ondergrond is echter niet juridisch bindend in een bestemmingsplan, maar wordt alleen ter verduidelijking toegevoegd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 141.  Dhr. M.J. de Jong, Benedenkerkseweg 108, 2821 LE Stolwijk (ingekomen op 12 mei 2010, kenmerk 141) 

Zienswijze: 

Page 157: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

155 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 155

 

1. Het bouwvlak zoals opgenomen omvat niet al gerealiseerde bebouwing, graag het bouwvlak aanpassen.  

 2. Reclamant wil naast de schapenhouderij verschillende nevenfuncties uitvoeren.  

 3. Graag een woonbestemming voor de bedrijfswoning om deze los van het bedrijf te kunnen verkopen/bewonen.  

  

 

Beantwoording 

1. De aanwezige bebouwing valt binnen het bouwvlak.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het bestemmingsplan is het beleid Vernieuwend Ondernemen opgenomen. Hierdoor zijn verschillende nevenfuncties mogelijk, op het gebied van recreatie en toerisme, zorg, opslag en onder voorwaarden kleinschalige bedrijfsfuncties.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In principe wordt terughoudend omgegaan met het toestaan van extra (bedrijfs)woningen in het landelijk gebied. De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat voor een volwaardig agrarisch bedrijf maximaal één agrarische bedrijfswoning is toegestaan, of het aantal dat al is vergund. Er wordt geen ruimte geboden aan het oprichten van extra woningen in het landelijk gebied. Het college heeft bij besluit van 17 augustus 2010 besloten om geen ruimte te bieden aan een extra woning.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

142.  vervallen.  

 143.  Dhr. De Jong, West Vlisterdijk 32, 2855 AH Vlist(mondeling ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 143) 

Zienswijze: 

1. Het bouwvlak is volgens reclamant te klein. Reclamant wenst uitbreiding achter nummer 33 over een breedte van 25 meter zodat het totale bouwvlak 50 meter breed wordt. Dit om de noodzakelijke bedrijfsuitbreiding te kunnen realiseren.   2. Reclamant heeft bezwaar tegen de archeologische medebestemming. Het is volgens reclamant niet redelijk dat de particulier voor de (onderzoeks)kosten opdraait.  

 

Page 158: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

156 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 156

 

Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding  noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Page 159: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

157 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 157

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 

Page 160: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

158 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 158

 

30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

144.  Dhr. G. van Amstel, West Vlisterdijk 15‐16, 2855 AH Vlist(mondeling ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 144) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt de mogelijkheid om naast de woning een hooiberg te kunnen plaatsen.   

2. Reclamant vraagt wat er onder bestaande bebouwing wordt verstaan. Een deel van de op het perceel aanwezige bebouwing is in de afgelopen 5 jaar al gesloopt. De vraag is of deze nog kan worden ingezet in de regeling 100 m2 bijgebouw + 50% van de aanwezige bebouwing?  

 Beantwoording 

1. Binnen het bouwvlak kan worden gebouwd. Voor het perceel is een voormalig agrarisch bedrijfsbestemming opgenomen. Hiervoor geldt dat er bij de woning 100 m2 bijgebouwen kunnen worden opgericht. In een situatie waarin meer bijgebouwen bestaan, dient van het ‘teveel’ aan bijgebouwen bij sloop en nieuwbouw 50% te worden gesaneerd. Om een eventueel (her) op te richten hooiberg binnen het bouwvlak te laten vallen zal het bouwvlak worden aangepast.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Legaal opgerichte bebouwing dient fysiek aanwezig te zijn om te kunnen worden ingezet in de regeling 100 m2 bijgebouw plus 50% van bestaande opstallen.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

145.  Dhr. Mulder, Steinsedijk 11, 2851 LA Haastrecht (mondeling ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 145) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt om uitbreidingsruimte voor het bedrijf.  Beantwoording 

1. Reclamant heeft een agrarisch toeleveringsbedrijf. In het bestemmingsplan is voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het 

Page 161: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

159 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 159

 

uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

    146.  Dhr. Snoek, Schoonouwenseweg 46, 2821 NZ Stolwijk (mondeling ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 146) 

Zienswijze: 

1. De bestaande kuilplaat aan de oostzijde van het perceel ligt buiten het bouwvlak. Reclamant wenst deze in het bouwvlak op te nemen.  Beantwoording 

1. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

147.  Dhr. Reijm, Schoonouwenseweg 26, 2821 NX Stolwijk (mondeling ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 147) 

Zienswijze: 

Page 162: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

160 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 160

 

1. Reclamant vraagt om de op het perceel aanwezige functies in het bestemmingsplan op te nemen. Het gaat om een kraanbedrijf, er wordt ruimte verhuurd ten behoeve van opslag van materialen (o.a. schildersbedrijf) en er is een motorclub gevestigd.   Beantwoording 

1. Het perceel Schoonouwenseweg 26 heeft zowel in het vigerend bestemmingsplan als in het voorliggend bestemmingsplan een woonbestemming. De bijgebouwen bij de woning kunnen als zodanig worden gebruikt, bijvoorbeeld als opslag of stalling. Zelfstandig bedrijfsmatig gebruik van de  bijgebouwen is niet toegestaan. Over de vraag of, en zo ja in hoeverre en onder welke voorwaarden, een clubhuis op deze locatie planologisch inpasbaar is wordt op dit moment besluitvorming voorbereid. Hierover bestaat op dit moment nog onvoldoende duidelijkheid om het in het bestemmingsplan op te kunnen nemen.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

148.  Dhr. Oskam, Slangeweg 1, 2855 AV Vlist (mondeling ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 148) 

Zienswijze: 

1. Het bouwvlak komt niet overeen met de werkelijke situatie.  

2. In verband met een toekomstige uitbreiding van het bedrijf wenst reclamant een groter bouwvlak.

3. Reclamant maakt bezwaar tegen de noodzaak om een aanlegvergunning aan te vragen voor de teelt van maïs als voedergewas. 

 Beantwoording 

1. Het bestemmingsplan wordt aangepast aan de werkelijke situatie, de aanpassing is na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan met reclamant doorgenomen.   

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); o doorzichten moeten worden behouden; o voldoende afstand ten opzichte van woningen; o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het 

Page 163: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

161 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 161

 

plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De noodzaak om voor de teelt van ruwvoedergewassen (zoals maïs) een aanlegvergunning aan te vragen is om te kunnen borgen dat de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarde van de gronden, waaronder begrepen de openheid, de doorzichten en de weidevogels niet onevenredig worden aangetast. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 149. Dhr. Luit Blom, Provincialeweg Oost 83b, 2851 AC Haastrecht (mondeling ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 149) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil graag een bedrijfsbestemming op zijn perceel.  

2. Wens is om in de toekomst het rietdekkersbedrijf in zijn geheel te vestigen op dit perceel.   

Beantwoording 

Page 164: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

162 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 162

 

1. In het vigerend bestemmingsplan is het perceel Agrarisch bestemd, omdat er geen agrarisch bedrijf meer aanwezig is, is er gekozen voor de bestemming Voormalig Agrarisch Bedrijf. De bedrijfsbestemming wordt in het buitengebied alleen toegekend aan reeds bestaande niet agrarische bedrijven. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 2. In de bestemming Voormalig Agrarisch Bedrijf zijn vele lichte bedrijfsvormen mogelijk. In de regeling Vernieuwend Ondernemen, welke onderdeel is van het Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, wordt beschreven welke activiteiten mogelijk gemaakt kunnen worden. Onder bepaalde voorwaarden zijn ook ambachtelijke bedrijven mogelijk. Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

    150. Dhr. A. Slingerland, Benedenheulseweg 9, 2821 LS Stolwijk (mondeling ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 150) 

Zienswijze: 

1. De bestaande kuilplaten achterin het perceel vallen buiten het bouwvlak. Graag hierin opnemen. De kuilplaten liggen tot op een afstand van 180 meter vanaf de brug van de oprit naar het perceel.  

 2. De wens is om als goothoogte 4,5 meter en als nokhoogte meer dan 10 meter toe te staan, om voor de bedrijfsvoering noodzakelijke bebouwing mogelijk te maken. Hiervoor is namelijk een vrije doorrijhoogte van 4 meter nodig.  

 3. Het bouwvlak omvat niet de bebouwing waarvoor recent bouwvergunning is verleend. Graag het bouwvlak hierop aanpassen.  

 Beantwoording 

1. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Page 165: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

163 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 163

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Een goothoogte van 4 meter en een nokhoogte van 10 meter is een maat die enerzijds recht doet aan de bestaande en gewenste ruimtelijke situatie in het gebied en anderzijds voldoende is voor moderne agrarische bedrijfsgebouwen. Daarbij is in het bestemmingsplan opgenomen dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen over een gevellengte van maximaal 4 meter maximaal 6 meter mag bedragen. Hierdoor zijn de gebouwen zowel via de kopse kanten als de lange kant ook met hoge voertuigen in te rijden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 151.  Fam. Vreeswijk, Provincialeweg Oost 91, 2851 AC Haastrecht(mondeling ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 151) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt een woonbestemming voor de woning aan de Provincialeweg Oost 91a.  Beantwoording 

Het pand aan de Provincialeweg Oost 91 is bestemd als bedrijfswoning en heeft als nadere aanduiding monument. De boerderij valt binnen het bouwvlak behorende bij de agrarische bestemming. De woning Provincialeweg Oost 91a is zowel in het vigerend bestemmingsplan als in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd als woondoeleinden.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 152.  Dhr. Baas, Provincialeweg Oost 85, 2851 AC Haastrecht(mondeling ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 152) 

Zienswijze: 

1. De reeds gerealiseerde uitbreiding van de stal en de sleufsilo vallen buiten het bouwvlak. Graag hierin opnemen.  

 2. Wens uitbreiding bouwvlak in de breedte om aan de zijde waar nu de sleufsilo ligt in de toekomst de stal uit te kunnen breiden.  

 Beantwoording 

Page 166: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

164 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 164

 

1. Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Om de huidige situatie in kaart te brengen is in 2006 een uitvoerige gebiedsinventarisatie uitgevoerd, waarbij alle bewoners/eigenaren in het gebied zijn aangeschreven om de betreffende percelen in kaart te brengen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2010 is de inventarisatie geactualiseerd met behulp van luchtfoto’s en informatie over de in de periode 2006 – 2010 verleende (bouw)vergunningen.  

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Daarvoor gelden de volgende voorwaarden: 

1. is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt; 

2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang; 

3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven. 

Page 167: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

165 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 165

 

4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing; 

5. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.  

Reclamant heeft geen concreet (bouw)plan overlegd op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

 

153.  Dhr. D. van Dijk, Provincialeweg Oost 49, 2851 AB Haastrecht(mondeling ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 153) 

Zienswijze: 

1. De heer van Dijk wil het bouwvlak aanpassen, zodat de bestaande kuilplaten en schapenschuur aan de westzijde van het perceel Provincialeweg Oost 49 hierbinnen vallen.  Beantwoording 

1. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

De bestaande schapenschuur behoort wel tot het bouwvlak. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

Page 168: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

166 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 166

 

154.  Dhr. W. van der Werf, Provincialeweg Oost 26, 2851 AE Haastrecht(mondeling ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 154) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt het bestemmingsvlak aan te passen conform het vigerend bestemmingsplan en het feitelijk gebruik als tuin.  2. Reclamant vraagt waarom een wijzigingsbevoegdheid naar natuur is opgenomen.  

Beantwoording 

1. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.

 

155.  Fam. Streefland, Provincialeweg West 27, 2851 EJ Haastrecht(mondeling ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 155) 

Page 169: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

167 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 167

 

Zienswijze: 

1. Er is één woonhuis aanwezig op het terrein.  

2. Het bouwvlak langs nummer 29 staat niet goed op de kaart, hier is geen bebouwing aanwezig.   

3. De aanwezige receptie, schuur met toiletgebouw, hooiberg/bunker en toiletgebouw staan niet op de kaart met een bouwvlak. Graag opnemen.  

 Beantwoording 1. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijzen zijn aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijzen zijn aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijzen zijn aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

156.  Dhr. van den Berg, Provincialeweg Oost 64, 2851 AH Haastrecht(mondeling ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 156) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wenst voor de bestaande woning en bijgebouw op nummer 64 een woonbestemming of voormalig agrarische bedrijfsbestemming.  

 2. Reclamant wenst een wat ruimer bouwvlak om naast de woning aan de westkant eventueel een aanbouw te kunnen doen, of een hooiberg te kunnen plaatsen.  Beantwoording 

1. De bestemming van het perceel zal wijzigen van agrarisch met aanduiding viskwekerij in agrarisch met aanduiding voormalig agrarisch bedrijf om deze in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie op het perceel.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om tot een meer logische belijning van het bouwvlak te komen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 170: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

168 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 168

 

 157. Dhr. W. Hogendoorn van Hogendoorn Adviesburo namens Dhr. A. Voets van VOF Voets Bonrepas 21a, 2855 AB Vlist (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 157) 

Zienswijze: 

1. Het bouwvlak dient gecorrigeerd te worden aan de bebouwing voor een woonhuis.  

2. Het bouwvlak dient vergoot te worden voor de aanleg van een sleufsilo over de wetering.   

3. De naastgelegen recreatiewoning is ten onrechte gelegaliseerd en beperkt het agrarisch bedrijf.  

4. Reclamant stelt dat het plan ondergrondse bebouwing onder nieuwbouw dient toe te staan.    

5. Reclamant is van mening dat de eis voor watercompensatie bij de wijzigingsbevoegdheid om het bouwvlak te vergroten te stringent is.   

Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Om de huidige situatie in kaart te brengen is in 2006 een uitvoerige gebiedsinventarisatie uitgevoerd, waarbij alle bewoners/eigenaren in het gebied zijn aangeschreven om de betreffende percelen in kaart te brengen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2010 is de inventarisatie geactualiseerd met behulp van luchtfoto’s en informatie over de in de periode 2006 – 2010 verleende (bouw)vergunningen.  

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Page 171: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

169 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 169

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In het vigerend bestemmingsplan heeft het naastgelegen perceel de agrarische bestemming. In het Bestemmingplan Landelijk Gebied wordt deze bestemming gehandhaafd. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Het bestemmingsplan wordt op dit punt gewijzigd, opgenomen wordt dat ondergrondse bebouwing alleen is toegestaan onder bovengrondse bebouwing.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. Als voorwaarde voor een vergroting van een bouwlak wordt gesteld dat er in overleg met het waterschap zorg dient te worden gedragen voor voldoende watercompensatie. Een bouwvlak wordt alleen uitgebreid als er een concrete bouwaanvraag is, en dus gebouwd wordt. De uitbreiding van het bouwvlak volgt met een logische belijning de nieuwe bebouwing. Het bouwvlak zal dus met dezelfde, of een iets grotere oppervlakte worden uitgebreid als de feitelijke toevoeging van verharding in de vorm van bebouwing. Het is dan redelijk om te eisen dat er voor de verharding voldoende water wordt gecompenseerd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

158. Dhr. A. Houdijk, Provincialeweg Oost 33, 2851 AA Haastrecht (mondeling ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 158) 

Zienswijze: 

De heer Houdijk wil voor Provincialeweg Oost 20 (tegenover nummer 33) een woonbestemming, zoals ook in het verleden het geval was.  

 Beantwoording 

Het perceel is in het vigerend bestemmingplan niet bestemd als Woondoeleinden en er is bij de gemeente Vlist geen bewoning bekend. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

159.  Dhr. A. van den IJssel, Provincialeweg Oost 27a, 2851 AA Haastrecht(mondeling ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 159) 

Zienswijze: 

Reclamant wil voorkomen dat er op Provincialeweg Oost 29 bouwrecht ontstaat voor een extra woning, en wil dat de bestaande bouwval op nummer 29 wordt gesloopt. 

Page 172: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

170 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 170

 

 

Beantwoording 

Er is in 1988 op het perceel Provincialeweg Oost 29 een bouwvergunning verleend voor een tweede bedrijfswoning, die ook gerealiseerd is. Er zal daarom een tweede bedrijfswoning in het bestemmingsplan worden opgenomen. Hierdoor wordt het niet mogelijk een extra woning te realiseren, wel om de bouwval af te breken en hiervoor in de plaats een nieuwe woning te bouwen. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

160.  Johan van der Berg, namens G.Th.M. van der Kroon, Oost Vlisterdijk 38, 2855 AE Vlist (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 160) 

Zienswijze: 

1. Het bouwvlak is niet om alle bebouwing heen. De 2 ronde silo’s staan er niet op en het schuurtje aan de rechterzijde van de woning staat er niet op. 

 2. Reclamant ziet graag het bouwvlak vergroot aan de linker zijde van de woning.  

 3. Het perceel heeft een archeologische waarde, deze is volgens reclamant niet van toepassing. 

 4. Reclamant vraagt of als er in de toekomst van de “ruimte voor ruimte” regeling gebruik wordt gemaakt, het bouwvlak nog van toepassing is? 

 Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Om de huidige situatie in kaart te brengen is in 2006 een uitvoerige gebiedsinventarisatie uitgevoerd, waarbij alle bewoners/eigenaren in het gebied zijn aangeschreven om de betreffende percelen in kaart te brengen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2010 is de inventarisatie geactualiseerd met behulp van luchtfoto’s en informatie over de in de periode 2006 – 2010 verleende (bouw)vergunningen.  

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2. Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Het bouwvlak is aan de voorzijde om de woning getrokken. Het is ruimtelijk niet wenselijk om aan de voorzijde naast de woning bebouwing mogelijk te maken.  

Page 173: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

171 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 171

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 

Page 174: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

172 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 172

 

30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Bij de “ruimte voor ruimte” regeling wijzigt de bestemming in wonen. De toe te voegen woning(en) dienen ter plaatse van de te saneren bebouwing te worden gesitueerd.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 161. Dhr. A. van der Smit van Van der Smit Atelier voor Bouwkunde, Benedenkerkseweg 131, 2821 LC Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 181) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt medewerking te verlenen aan het realiseren van een bijgebouw van circa 25 m2 buiten het bouwvlak. 

 Beantwoording 

1. Ingevolge artikel 3.4.1 van het Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen voor het oprichten van een schuilgelegenheid ten behoeve van het hobbymatig beweiden van dieren buiten het bouwvlak onder de voorwaarde dat: 

1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2; 

2. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt; 

3. het gebouw zo dicht mogelijk bij bestaande bebouwing en/of bij de weg wordt gesitueerd; 

4. maximaal 1 gebouw per hectare wordt gebouwd;  

5. het gebouw aan 1 zijde open blijft 

6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en de cultuurhistorische waarde van het gebied. 

Uit de zienswijze blijkt niet dat aan al deze voorwaarden wordt voldaan. Voor een verzoek dat zich richt op het oprichten van een schuilgelegenheid en waarbij aan de voorwaarden wordt voldaan zal ontheffing worden verleend.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

162.  Dhr. A. Slingerland, Oost Vlisterdijk 2, 2855 AC Vlist (mondeling ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 162) 

Page 175: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

173 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 173

 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt om uitbreidingsruimte voor het agrarisch loonbedrijf.  

Beantwoording 

In het bestemmingsplan is voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 163.  Dhr. G.H. de Jong, Zwier Regelinkstraat 11, 3421 BZ Oudewater (mondeling ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 163) 

Zienswijze: 

1. Voor het land op de hoek Provincialeweg Oost / Hoenkoopse Buurtweg maakt reclamant bezwaar tegen het veranderen van de bestemming naar natuur.  

 Beantwoording 

1. Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

Page 176: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

174 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 174

 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het 

gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

164.  Fam. Verkaik Groeneweg 3, 2821 ST Stolwijk (mondeling ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 164) 

Zienswijze: 

1. Reclamant spreekt haar verwondering uit over het feit dat de Groeneweg 3 niet, net als de buren aan beide zijden, is opgenomen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. 

 2. Reclamant verzoekt om rekening te houden met de wens om de woning uit te kunnen breiden tot een maximum van 700 m3 overeenkomstig de regels in het ontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied. Daarnaast het verzoek om de huidige bedrijfsgebouwen te kunnen vernieuwen in een toereikende maat voor gebruik ten behoeve van paarden, geiten en schapen, in het kader van particulier natuurbeheer.  Beantwoording 

1. Het perceel Groeneweg 3 valt in het plangebied van het nog op te stellen bestemmingsplan Natuurgebieden Krimpenerwaard.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het op te stellen bestemmingsplan Natuurgebieden Krimpenerwaard zal wat betreft de regels voor bouwen en gebruik worden aangesloten bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 165. Y. van Atteveld van NV Nederlandse Gasunie Postbus 19, 9700 MA Groningen (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 165) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt de regionale aardgastransportleidingen in overeenstemming met de feitelijk gegevens op de verbeelding aan te passen. 

 2. Reclamant verzoekt de term "zakelijk recht strook" te vervangen voor "belemmerde strook'' en de tabel Risicoafstanden in hoofdstuk 5.3, Externe veiligheid aan te passen. 

 3. Reclamant vraagt of binnen de bestemming  'Leiding ‐ Gas' bouwwerken zijn toegestaan. Beantwoording 

Page 177: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

175 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 175

 

1. Het bestemmingsplan zal worden aangepast om e.e.a. in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2.De wijzigingen zullen worden doorgevoerd. 

Conclusie: de zienswijze  is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

3. Binnen de bestemming 'Leiding ‐ Gas' zijn bouwwerken niet toegestaan. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

166.  Dhr. H. Blokland Bovenkerkseweg 114, 2821 XZ Stolwijk (mondeling ingekomen op 9 juni 2010, kenmerk 166) 

Zienswijze: 

1. Reclamant  wil voor Bovenkerkseweg 114 een aanpassing van het bouwvlak zodat deze aan de oostzijde gelijk loopt met de perceelsgrens, om aansluitend aan de bestaande bebouwing / fundering een eventuele uitbreiding te kunnen realiseren 

 Beantwoording 

1. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De uitbreiding kan alleen plaatsvinden binnen krap getrokken bouwvlakken. Het is redelijk dat deze in ieder geval de uitbreiding van 10% op een praktische manier mogelijk maken.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

167.  Fam. Boogaerdt Benedenheulseweg 54, 2821 LV Stolwijk (mondeling ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 167) 

Zienswijze: 

1. De bestaande kuilplaten aan weerszijden van het bouwvlak liggen buiten het bouwvlak. Graag in het bouwvlak opnemen. 

 2. Er is een aanvraag ingediend voor een nieuwe varkensschuur. Deze valt buiten het bouwvlak zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, maar binnen het bouwvlak van het vigerend bestemmingsplan.   Beantwoording 

Page 178: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

176 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 176

 

1. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Het huidige bouwvlak omvat de ruimte voor de bouw van de schuur. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

168.  Dhr. M. de Vries Benedenheulseweg 31, 2821 LV Stolwijk (mondeling ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 168) 

Zienswijze: 

1. De kuilvoerplaat ligt buiten het bouwvlak achter 29a. Graag het bouwvlak langs de sloot trekken.   

2. Graag de mogelijkheid om achter de op te richten stal sleufsilo’s te kunnen leggen.   

3. De woning op nummer 29a is gebouwd als 2e bedrijfswoning. Graag als zodanig bestemmen.   

4. Graag een goothoogte van 5 meter in plaats van 4 meter in verband met de noodzakelijke doorrijhoogte.   

Beantwoording 

1. Kuilplaten en sleufsilo’s zijn buiten het bouwvlak toegestaan waar deze ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig waren.  

Nieuwe kuilplaten zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap.  

Page 179: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

177 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 177

 

Nieuwe sleufsilo’s zijn alleen buiten het bouwvlak maar zo dicht mogelijk bij de bestaande bebouwing toegestaan als plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarde waaronder met name de openheid van het landschap. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de situering en de landschappelijke inpassing. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Zie bovenstaande beantwoording. 

3. De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen 

4. Een goothoogte van 4 meter is een maat die enerzijds recht doet aan de bestaande en gewenste ruimtelijke situatie in het gebied en anderzijds voldoende is voor moderne agrarische bedrijfsgebouwen. Daarbij is in het bestemmingsplan opgenomen dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen over een gevellengte van maximaal 4 meter maximaal 6 meter mag bedragen. Hierdoor zijn de gebouwen zowel via de kopse kanten als de lange kant ook met hoge voertuigen in te rijden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 169.  Dhr. W. Ansink Provincialeweg Oost 81, 2851 AC Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 169) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil de bestaande schuren en opstallen bij de woning behouden en deels gebruiken voor opslag van een montage bedrijf. Renovatie van opstallen zal noodzakelijk zijn, geen uitbreiding.  

 1. Beantwoording 

De bestaande schuren en opstallen zijn bestemd als Wonen en kunnen behouden worden. Renoveren van de opstallen is mogelijk, maar bij sloop en nieuwbouw is maximaal 100 m2 aan bijgebouwen bij de woning toegestaan. Van het ‘teveel’ aan bijgebouwen dient bij sloop en nieuwbouw 50% te worden ingeleverd.  

Binnen de bestemming is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in de woning toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: 

1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2; 

Page 180: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

178 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 178

 

2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; 

3. detailhandel is niet toegestaan; 

4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 170.  Dhr. C. Boer Beijerscheweg 2, 2821 NG Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 170) 

Zienswijze: 

1. Reclamant merkt op dat de bedrijfslocatie (Beijerscheweg 2) niet op de kaart wordt getoond. Beantwoording 

De bedrijfslocatie Beijerscheweg 2 valt niet in het bestemmingsplan Landelijk Gebied, maar zal in het bestemmingsplan Natuurgebieden (Veenweidepact) opgenomen worden. In het op te stellen bestemmingsplan Natuurgebieden Krimpenerwaard zal wat betreft de regels voor bouwen en gebruik worden aangesloten bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

171.  Dhr. K. Hoogendoorn Benedenkerkseweg 107, 2821 LB Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 171) 

Zienswijze: 

1. De heer Hoogendoorn is tevreden met de mogelijkheden die het bestemmingsplan hem bieden. Beantwoording 

1. Er wordt met genoegen kennis genomen van de zienswijze. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

172.  Dhr. E. Verkaik namens, A.H. Houdijk Provincialeweg Oost 33, 2851 AA Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 172) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil zijn landbouwgrond behouden en deze niet als Natuur bestemd zien worden.  Beantwoording 

Page 181: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

179 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 179

 

Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

• Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

• Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. • Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied 

(Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 173. Dhr. A. Vonk Noordegraaf Beijerscheweg 37, 2821 NC Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 173) 

Zienswijze: 

1. Reclamant wil dat de woning op het perceel Beijerscheweg 37 als zodanig opgenomen wordt in het bestemmingsplan.  Beantwoording 

Op het perceel Beijerscheweg 37 is al vele jaren een woning aanwezig. Deze is ruimtelijk als woning herkenbaar en vroeger bewoond geweest. Dit blijkt ook uit de historie van de Gemeentelijke Basis Administratie. De woning is in 1960 gerestaureerd en momenteel in gebruik als recreatiewoning. Gezien de staat en de ligging van het pand is het ruimtelijk passend om een recreatiebestemming op te nemen.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 182: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

180 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 180

 

 174.  Maatschap W.E.M. & B.E.J. Erberveld – Vergeer Provincialeweg Oost 123, 2851 AD Haastrecht (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 174) 

Zienswijze: 

1. Reclamant is het niet eens met het ingetekende bouwvlak dat volgens hem niet overeenkomt met de werkelijkheid en geen ruimte biedt om een nieuwe loods te kunnen bouwen. 

  

Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Om de huidige situatie in kaart te brengen is in 2006 een uitvoerige gebiedsinventarisatie uitgevoerd, waarbij alle bewoners/eigenaren in het gebied zijn aangeschreven om de betreffende percelen in kaart te brengen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2010 is de inventarisatie geactualiseerd met behulp van luchtfoto’s en informatie over de in de periode 2006 – 2010 verleende (bouw)vergunningen.  

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 175. C.A. Vermeulen Steinsedijk 15a, 2851 LA Haastrecht (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 176) 

Zienswijze: 

1. Reclamant verzoekt rekening te houden met de bouw van een woning op de locatie Steinsedijk 17 in ruil voor de sanering van de bestaande opstallen. 

 Beantwoording 

1. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om binnen een agrarische bestemming bij sloop van alle agrarische opstallen onder voorwaarden één tot maximaal drie woningen te kunnen bouwen. Deze mogelijkheid bestaat na inwerkingtreding van het bestemmingsplan en vereist een concrete en onderbouwde aanvraag.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 176. C.A. Vermeulen Steinsedijk 15a, 2851 LA Haastrecht (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 177) 

Zienswijze: 

Page 183: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

181 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 181

 

1. Reclamant geeft aan het terrein van de voormalige Palingkwekerij aan de Provincialeweg Oost 64 te willen herontwikkelen naar wonen.   Beantwoording 

1. De herontwikkeling van het terrein van de voormalige Palingkwekerij aan de Provincialeweg Oost 64 wordt in de toelichting van het bestemmingsplan genoemd als voorziene ontwikkeling. De plannen voor de herontwikkeling zijn nog niet genoeg uitgekristalliseerd om op te nemen in het bestemmingsplan. Voor het planologisch mogelijk maken van de herontwikkeling zal een eigen procedure worden doorlopen. Overigens zal de bestemming van het perceel wijzigen van agrarisch met aanduiding viskwekerij in agrarisch met aanduiding voormalig agrarisch bedrijf om deze in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie op het perceel.   Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 177. A.J.C. Leurs Veldzoom 25, 2821 ZC Stolwijk (ingekomen op 15 juni 2010, kenmerk 177) 

Zienswijze: 

1. Reclamant maakt bezwaar tegen het bestemmen van zijn perceel tot Natuur.  

Beantwoording Achtergrond van de in het voorontwerp en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘landelijk gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het landelijk gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet ruimte geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur mogelijk, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone wordt voorbehouden aan: 

• Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 

• Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. • Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied 

(Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). 

Page 184: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

182 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 182

 

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 178. Dhr. P. van der Hoog West Vlisterdijk 19a, 2855 AH Vlist (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 178) 

Zienswijze: 

Reclamant maakt bezwaar tegen het bestemmen van zijn perceel als Voormalig Agrarisch  bedrijf, het agrarische bedrijf blijft gewoon voortbestaan. 

 Beantwoording 

De zienswijze heeft betrekking op een wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

179. T. Beishuizen en Drs. T.H.H. van LTO Noord, Postbus 649 2003 RP Haarlem (ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 179) 

Zienswijze: 

1. Reclamant geeft aan dat de opzet van het plan aanspreekt, de voorstellen voor de regeling voor voormalig agrarisch bedrijf vernieuwend zijn en door middel van vrijstellingen en wijzigingsbevoegheden veel bouw‐ en gebruiksmogelijkheden zijn opgenomen.  

2. Reclamant vraagt om ontwikkelingsruimte voor de intensieve veehouderij, zonder dat het aantal dieren in de Krimpenerwaard uitbreidt. In dat kader wordt gevraagd om de mogelijkheid om bouwpercelen te kunnen vergroten, zodat deze ook een grotere diepte dan 150 meter vanaf de weg kunnen krijgen.  

3. Reclamant vraagt om de mogelijkheid om ruwvoederteelt tot 20 % zonder aanlegvergunning mogelijk te maken, en ruwvoederteelt ook in het weidevogelgebied toe te staan. Voorgesteld wordt alleen ruwvoederteelt op een areaal van meer dan 20% aan een aanlegvergunning te koppelen.  

4. Reclamant vindt het niet redelijk om de kosten voor de bewaarplicht voor nationaal archeologisch erfgoed op de eigenaren af te wentelen.  

5. Reclamant vraagt de mogelijkheid om bij functiewisseling een beperkte uitbreiding van bebouwing toe te staan, gekoppeld aan een kwalitatieve afweging.  

6. Reclamant vraagt om bij het hanteren van functiewijzigingen of ´ruimte voor ruimte´ een landbouwtoets in te bouwen, die als voorwaarde stelt dat de vrijkomende gronden worden ingezet voor versterking van de bedrijven in de omgeving.  

Page 185: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

183 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 183

 

Beantwoording 

1.  Waarvan akte 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het ontwerp is opgenomen dat intensieve veehouderij als neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan tot een maximum van 250 m2. Bestaande intensieve veehouderij als neventak kan in de bestaande oppervlakte worden voortgezet. Er worden, boven de 250 m2, geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak.  

Voor de (reële) intensieve veehouderijen zijn in het ontwerp beperkte uitbreidingsmogelijkheden opgenomen: er mag alleen binnen krappe bouwvlakken worden gebouwd ten behoeve van agrarische activiteiten. Dit komt in de praktijk neer op gemiddeld circa 10% uitbreidingsruimte.  

De intensieve veehouderij heeft in het kader van milieuwetgeving te maken met aanvullende eisen. De bedrijven dienen in een zogeheten Bedrijfs Ontwikkeling Plan (BOP) aan te geven hoe er aan deze eisen wordt voldaan. Er wordt door intensieve veehouders aangegeven dat om aan de eisen te voldoen en hetzelfde aantal dieren te houden er behoefte is aan uitbreidingsruimte (ander type stal, meer ruimte per dier, technische installaties zoals luchtwassers). Als deze uitbreiding niet gerealiseerd kan worden zal het in een aantal gevallen niet meer rendabel zijn om de intensieve veehouderij voort te zetten. Deze zal dan worden beëindigd of veranderd in een agrarische activiteit die wel grondgebonden is (bijvoorbeeld vrije‐uitloopkippen in plaats van ‘bio‐industrie’ kippen).  

De provincie Zuid Holland stelt in haar (ontwerp) structuurvisie dat grootschalige, niet‐grondgebonden veehouderij gebiedsvreemd is voor het landelijk gebied in Zuid‐Holland. Daarbij spelen de argumenten van dierenwelzijn en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied de hoofdrol. De verordening ruimte van de provincie sluit nieuwvestiging van intensieve veehouderij uit. Bestaande volwaardige intensieve veehouderijen mogen uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels. Bestaande intensieve veehouderijen als neventak mogen eenmalig met ten hoogste 10% worden uitgebreid.  

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij past niet binnen de genoemde pijlers. Het bieden van een zeer beperkte uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij draagt juist wel bij aan de pijlers, omdat het maximaal inzet op het omvormen van de activiteiten naar een grondgebonden vorm van agrarisch gebruik.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het 

Page 186: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

184 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 184

 

plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De noodzaak om voor de teelt van ruwvoedergewassen (zoals maïs) een aanlegvergunning aan te vragen is om te kunnen borgen dat de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarde van de gronden, waaronder begrepen de openheid, de doorzichten en de weidevogels niet onevenredig worden aangetast. De teelt van maïs in het als weidevogelgebied aangemerkte gebied is uitgesloten omdat de teelt van maïs funest is voor kritische weidevogelsoorten zoals de grutto. De grutto staat al onder grote druk. Mede daarom is in de provinciale structuurvisie de aanduiding weidevogelgebied opgenomen. In het bestemmingsplan wordt daarbij aangesloten.   Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. In de bestaande opstallen van als voormalig agrarisch bedrijf aangemerkte percelen is een reeks van functies toegestaan (zorg, recreatie en toerisme, opslag en via een wijzigingsbevoegdheid lichtere vormen van bedrijvigheid). Een dergelijke bestemming biedt geen bouwmogelijkheden, deze zijn voorbehouden aan agrarische bedrijven met een agrarische bestemming, gericht op grondgebonden veehouderij. De achtergrond hierbij is dat er op de meeste voormalig agrarische percelen grote opstallen aanwezig zijn, die voldoende ruimte bieden voor de niet agrarische activiteiten. Voor initiatieven in het gebied die niet passen binnen het bestemmingsplan zal een specifieke afweging worden gemaakt. Dit gebeurt onder meer om te toetsen of ze ruimtelijk en functioneel passen in het gebied. Afhankelijk van de uitkomst van de afweging zal hiervoor een losse planologische procedure worden doorlopen. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. In het bestemmingsplan zijn verschillende mogelijkheden opgenomen voor stoppende agrarische bedrijven. Het gaat om het toestaan van een reeks van niet agrarische functies in de vrijkomende 

Page 187: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

185 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 185

 

bebouwing en om de ´ruimte voor ruimte´ regeling waarbij bestaande opstallen worden gesloopt en hiervoor één of meerdere woningen kunnen worden gebouwd. Reclamant vraagt aandacht voor de bij het stoppende bedrijf behorende gronden. Deze worden in de praktijk grotendeels overgenomen door andere agrarische bedrijven in de omgeving. De bestemming van de bijbehorende ronden wijzigt niet, deze blijft agrarisch. Uit cijfers van het CBS blijkt dat ondanks een afname van het aantal agrarische bedrijven het areaal cultuurgrond in de gemeente tussen 2000 en 2009 niet is afgenomen maar is toegenomen. Dit is een indicatie dat de vrijkomende gronden daadwerkelijk een agrarisch gebruik houden. Een aanvullende toets om aanvullend aan de bestemmingslegging te borgen dat de vrijkomende gronden worden ingezet voor versterking van de bedrijven in de omgeving treedt in eigendomsverhoudingen. Daar is het bestemmingsplan niet het aangewezen instrument voor.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

  180. ir. A. Karbalai Sadegh van het Hoogheemraadschap van Rijnland, Postbus 156 2300 AD Leiden (ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 180) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt om het recente beleid van het hoogheemraadschap in het bestemmingsplan op te nemen.  

2. Reclamant vraagt om de kern− en beschermingszone van de primaire en secundaire waterkeringen  (25 meter ter weerszijden middenkruinlijn) en de hoofdwatergangen (5 meter vanaf de oeverlijn) op de plankaart en in de regels op te nemen.  

Beantwoording 

1. Het beleid zal worden opgenomen in de toelichting.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De primaire en secundaire waterkeringen zijn als zodanig op de verbeelding en in de regels opgenomen (Artikel 29 Waterstaat – Waterkering). De hoofdwatergangen zijn bestemd als Water (Artikel 17). De afstand van 5 meter vanaf de oeverlijn is niet als watergang bestemd. De bescherming hiervan is geregeld in de Keur.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 181. W. Boer van de Vereniging Duurzame Waterbeheersing en Landbouw Krimpenerwaard, Achterbroek 107, Berkenwoude (ingekomen op 17 juni 2010, kenmerk 181) 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt om grotere bouwvlakken voor agrariërs. 

Page 188: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

186 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 186

 

2. Reclamant vraagt om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande intensieve veehouderijen. 

3. Reclamant vraagt om uitbreidingsmogelijkheden voor ondernemers. 

4. Reclamant vindt de teelt van akkerbouwgewassen op veen niet getuigen van duurzaam grondgebruik, in verband met bodemdaling. 

5. Reclamant vindt het niet redelijk om de kosten voor archeologisch erfgoed op de eigenaren af te wentelen. 

6. Reclamant is van mening dat woningen in het kader van de ruimte voor ruimte regeling de status landschapswoning moeten krijgen.  

Beantwoording 

1. Bij het bepalen van de omvang van de bouwvlakken is uitgegaan van de volgende “spelregels”: 

o maximaal 1 hectare; 

o maximaal 150 meter diep (gemeten vanaf de weg); 

o doorzichten moeten worden behouden; 

o voldoende afstand ten opzichte van woningen; 

o voldoende afstand ten opzichte van landschapselementen (natuur). 

Binnen de bouwvlakken is alleen bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering toegestaan.  

Voor situaties waarbij tijdens de planperiode blijkt dat het bouwvlak onvoldoende ruimte biedt voor bebouwing ten dienste van en noodzakelijk voor de (grondgebonden) agrarische bedrijfsvoering is een zogeheten wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. In het ontwerp is opgenomen dat intensieve veehouderij als neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan tot een maximum van 250 m2. Bestaande intensieve veehouderij als neventak kan in de bestaande oppervlakte worden voortgezet. Er worden, boven de 250 m2, geen aanvullende bouwmogelijkheden geboden ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak.  

Voor de (reële) intensieve veehouderijen zijn in het ontwerp beperkte uitbreidingsmogelijkheden opgenomen: er mag alleen binnen krappe bouwvlakken worden gebouwd ten behoeve van agrarische activiteiten. Dit komt in de praktijk neer op gemiddeld circa 10% uitbreidingsruimte.  

Page 189: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

187 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 187

 

De intensieve veehouderij heeft in het kader van milieuwetgeving te maken met aanvullende eisen. De bedrijven dienen in een zogeheten Bedrijfs Ontwikkeling Plan (BOP) aan te geven hoe er aan deze eisen wordt voldaan. Er wordt door intensieve veehouders aangegeven dat om aan de eisen te voldoen en hetzelfde aantal dieren te houden er behoefte is aan uitbreidingsruimte (ander type stal, meer ruimte per dier, technische installaties zoals luchtwassers). Als deze uitbreiding niet gerealiseerd kan worden zal het in een aantal gevallen niet meer rendabel zijn om de intensieve veehouderij voort te zetten. Deze zal dan worden beëindigd of veranderd in een agrarische activiteit die wel grondgebonden is (bijvoorbeeld vrije‐uitloopkippen in plaats van ‘bio‐industrie’ kippen).  

De provincie Zuid Holland stelt in haar (ontwerp) structuurvisie dat grootschalige, niet‐grondgebonden veehouderij gebiedsvreemd is voor het landelijk gebied in Zuid‐Holland. Daarbij spelen de argumenten van dierenwelzijn en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied de hoofdrol. De verordening ruimte van de provincie sluit nieuwvestiging van intensieve veehouderij uit. Bestaande volwaardige intensieve veehouderijen mogen uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels. Bestaande intensieve veehouderijen als neventak mogen eenmalig met ten hoogste 10% worden uitgebreid.  

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied. Hieruit volgt dat in principe alleen ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten (meer dan 10%) bouwmogelijkheden worden geboden. Het bieden van (meer dan 10%) uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij past niet binnen de genoemde pijlers. Het bieden van een zeer beperkte uitbreidingsruimte aan de intensieve veehouderij draagt juist wel bij aan de pijlers, omdat het maximaal inzet op het omvormen van de activiteiten naar een grondgebonden vorm van agrarisch gebruik.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. In het ontwerp is opgenomen dat niet agrarische bedrijven maximaal met 10% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsbebouwing mogen uitbreiden. De provincie Zuid Holland stelt in haar verordening ruimte dat bestaande niet agrarische bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 10% van de inhoud. Agrarisch verwante bedrijven mogen onder voorwaarden uitbreiden met 30%. 

Met de regeling in het bestemmingsplan wordt aangesloten bij provinciaal beleid en bij de belangrijke pijlers onder het bestemmingsplan: de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering als drager van het landschap en terughoudendheid in het bieden van bouwmogelijkheden in het landelijk gebied.  

In het bestemmingsplan zal overigens voor agrarisch aanverwante bedrijven een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond 

Page 190: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

188 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 188

 

dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.   

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Agrarische bedrijven hebben buiten het als weidevogelgebied aangemerkte gebied de mogelijkheid om maximaal 20% van de gronden voor de teelt van ruwvoedergewassen (zoals maïs) te benutten. Deze mogelijkheid is gekoppeld aan een aanlegvergunning om te kunnen borgen dat de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarde van de gronden, waaronder begrepen de openheid, de doorzichten en de weidevogels niet onevenredig worden aangetast. Hiermee is een balans gevonden tussen het bieden van mogelijkheden aan agrariërs en het beperken van mogelijke negatieve effecten van de teelt van ruwvoedergewassen in het veenweidegebied. Overigens is de ervaring dat slechts een beperkt aantal agrarische bedrijven daadwerkelijk kiest voor het op eigen gronden telen van ruwvoerdergewassen anders dan gras. Dit heeft te maken met de ongeschiktheid van beschikbare gronden voor het telen van ruwvoedergewassen anders dan gras en door de beperkte beschikbaarheid van goede graslandgronden.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. In het bestemmingsplan is de “ruimte voor ruimte” regeling opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt onder voorwaarden bij sloop van agrarische opstallen één of meerdere woningen te kunnen bouwen. De bestaande bedrijfswoning en de toe te voegen woningen krijgen daarbij een woonbestemming. Daarbij worden de bestaande wettelijke afstandseisen ten opzichte van agrarische bedrijven aangehouden, om te voorkomen dat deze in hun bedrijfsvoering worden gehinderd. Voor een ´landschapswoning´ die er van uit gaat dat bewoners van een dergelijke woning niet of minder snel kunnen ´klagen´ over overlastgevende (agrarische) activiteiten bestaat geen wettelijke basis.  

Page 191: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

189 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 189

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

182. J.A. Gast van het Beraad Stadsrand Gouda Krimpenerwaard, De Griend 5, 2841 SW Moordrecht (ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 182) 

Zienswijze: 

1. Reclamant geeft aan te betreuren dat een groot deel van de gebieden die in het kader van het Veenweidepact zijn aangewezen als nieuwe natuur buiten het bestemmingsplan zijn gebleven. 

2. Reclamant vindt het toegestane percentage maïsteelt van 20% veel te groot.  

3. Reclamant vraagt aandacht voor de natuurontwikkeling en de aanleg van een fietspad in het gebied Hooge Boezem, Haastrecht.  

4. Reclamant geeft aan te betreuren dat de herontwikkeling van het Vingerlingterrein buiten het bestemmingsplan is gebleven. 

5. Reclamant geeft aan de indruk te hebben dat er een maximale uitleg is gegeven aan de ruimte voor ruimte regeling en stelt een regeling voor waarbij vervangende nieuwbouw niet op het agrarisch perceel maar aan de rand van een dorpskern wordt gerealiseerd.  

6. Reclamant stelt dat er te weinig aandacht is besteed aan cultuurhistorische en waardevolle bebouwing. 

7. Reclamant onderschrijft het streven naar een voor de recreant toegankelijk buitengebied en vraagt aandacht voor fietserkeer en meer openbare wandelpaden.  

Beantwoording 

1. Voor het gebied dat onderdeel is van het Veenweidepact wordt in samenwerking met de andere betrokken gemeenten een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure gebracht.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. Agrarische bedrijven hebben buiten het als weidevogelgebied aangemerkte gebied de mogelijkheid om maximaal 20% van de gronden voor de teelt van ruwvoedergewassen (zoals maïs) te benutten. Deze mogelijkheid is gekoppeld aan een aanlegvergunning om te kunnen borgen dat de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarde van de gronden, waaronder begrepen de openheid, de doorzichten en de weidevogels niet onevenredig worden aangetast. Hiermee is een balans gevonden tussen het bieden van mogelijkheden aan agrariërs en het beperken van mogelijke negatieve effecten van de teelt van ruwvoedergewassen in het veenweidegebied. Overigens is de ervaring dat slechts een beperkt aantal agrarische bedrijven daadwerkelijk kiest voor het op eigen gronden telen van ruwvoerdergewassen anders dan gras. Dit heeft te maken met de ongeschiktheid van beschikbare gronden voor het telen van ruwvoedergewassen anders dan gras en door de beperkte beschikbaarheid van goede graslandgronden.  

Page 192: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

190 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 190

 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

3. De natuurontwikkeling van de Hooge Boezem en het fietspad Haastrecht – Vlist – Hoenkoop hebben een afzonderlijke procedure doorlopen (projectbesluit) en zijn opgenomen in het bestemmingsplan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

4. Voor het Vingerlingterrein is door de gemeenteraad een afzonderlijk bestemmingsplan vastgesteld.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

5. In het bestemmingsplan is de “ruimte voor ruimte” regeling opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt onder voorwaarden bij sloop van agrarische opstallen één of meerdere woningen te kunnen bouwen. Deze regeling sluit aan bij de regels zoals opgenomen in de provinciale Verordening Ruimte. Er is voor gekozen om de woningen ter plaatse van de bestaande – te slopen – bebouwing te situeren. Hierdoor wordt enerzijds een ruimtelijke kwaliteitswinst behaald, omdat het volume aan bebouwing sterk afneemt. Anderzijds is een dergelijke regeling praktisch uitvoerbaar omdat de betreffende gronden al bij de betreffende eigenaar in bezit zijn. De regeling richt zich namelijk niet alleen op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit maar ook op het compenseren van verlies van vastgoedwaarde door de sloop van de bedrijfsbebouwing.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

6. Er is in het bestemmingsplan voor gekozen om de panden die in de MIP‐lijst staan en de rijksmonumenten de aanduiding ‘karakteristiek’ of ‘monument’ te geven. Ook is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een dergelijke aanduiding toe te voegen. Initiatiefnemers kunnen dus zelf het initiatief nemen om een dergelijke aanduiding op hun pand te krijgen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen of bijgebouwen. Het bestemmingsplan biedt als karakteristiek en monument aangemerkte bebouwing meer dan de reguliere gebruiksmogelijkheden, bijvoorbeeld de mogelijkheid om het pand in maximaal 3 wooneenheden te splitsen. Hierdoor worden de eigenaren van deze panden in de gelegenheid gesteld om de (economische) potentie van deze panden te benutten. Overigens is het zo dat als voorwaarde voor het toestaan van een ‘gevoelige’ functie zoals wonen geldt dat dient te worden voldaan aan de wettelijke vereisten zoals bijvoorbeeld de wet geluidhinder en dat nabij gelegen agrarische bedrijven niet in hun mogelijkheden worden beperkt. Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing die als zodanig is aangemerkt in het bestemmingsplan mag in principe niet worden gesloopt. Voor aanpassingen aan dergelijke gebouwen geldt dat deze moeten passen in het karakteristieke karakter. Met deze regeling wordt cultuurhistorisch waardevolle bebouwing op een goede manier beschermd. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

Page 193: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

191 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 191

 

7. Zowel voor gronden met een agrarische bestemming als gronden met een natuurbestemming is extensief recreatief medegebruik in de doeleindenomschrijving opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld onverharde wandelpaden, maar ook aan het gebruik van watergangen voor recreatie (bijvoorbeeld kano, fluisterboot). Bij het feitelijk tot stand brengen van de mogelijkheden voor recreatief gebruik is het uiteraard wenselijk om ook rekening te houden met zaken die niet in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden, zoals instemming door de betrokken eigenaar van de watergang en rekening te houden met de eigenaren van aanliggende percelen.  

 Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

183. J.M. van der Bas, Provincialeweg Oost 115a, 2851 AD Haastrecht (ingekomen op 10 juni 2010, kenmerk 183) 

Zienswijze: 

Reclamant vraagt om een aanpassing van het bouwvlak om uitbreidingsmogelijkheden voor de toekomst te hebben. 

Beantwoording 

Het bouwlak biedt voldoende ruimte om de maximaal toegestane 10% uitbreidingsruimte te realiseren. In het bestemmingsplan zal voor agrarisch aanverwante bedrijven zoals een hoveniersbedrijf een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen die inhoud dat dergelijke bedrijven eenmalig mogen worden uitgebreid met ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing, gekoppeld aan een wijziging van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak. Hiervoor gelden als voorwaarden dat dient te worden aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is, dat maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en dat dient te worden aangetoond dat de uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk. Daarbij gaat het om de verkeersbelasting (hoeveelheid verkeer en hoeveelheid zwaar verkeer) in relatie tot het profiel en de verkeersintensiteit van de weg.  Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

184. J. Oskam, Bredeweg 27, 2851 VB Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 184) 

Zienswijze: 

Reclamant vraagt voor de bestaande recreatiewoning op de Bonrepas 21b een recreatiebestemming. 

Beantwoording 

Het perceel is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als agrarisch gebied. Om het perceel als recreatiewoning te bestemmen dient te worden voldaan aan de relevante wettelijke bepalingen. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en het door de gemeente vastgestelde geurbeleid geldt een aan te houden afstand tussen agrarische bedrijven en woningen van derden. Naast het perceel 

Page 194: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

192 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 192

 

ligt aan de Bonrepas 21 een agrarisch bedrijf. Het betreft een bedrijf dat onder het Besluit landbouw valt. Hiervoor geldt in principe een afstand van 50 meter ten opzichte van woningen van derden. Daarbij wordt er geredeneerd vanuit het agrarisch bedrijf, dat in principe niet in zijn mogelijkheden mag worden beperkt. Geconcludeerd wordt dat op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en het door de gemeente vastgestelde geurbeleid geen recreatiewoning bestemd kan worden.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

185. Dhr. W. Kramer en mevr. A.W. van der Laan, Essendreef 36 2831 XM Gouderak (ingekomen op 14 juni 2010, kenmerk 185’ 

Zienswijze: 

1. Reclamant vraagt voor het perceel Beijerscheweg 55 om een bestemming als woondoeleinden, agrarisch bedrijf (paardenhouderij) of landelijk bedrijf (veehandel – agrarisch gerelateerd bedrijf). 

2. Reclamant kan zich niet vinden in de aan het perceel toegekende archeologische waarde.  

Beantwoording 

1. Het perceel Beijerscheweg 55 heeft in het vigerend bestemmingsplan de bestemming ´Agrarische en woondoeleinden´, met de aanduiding ´doorzicht´. Er is geen bouwstede aangegeven.  

Er wordt in het landelijk gebied in principe geen ruimte geboden aan het oprichten van extra woningen. Daarmee wordt aangesloten bij het provinciaal beleid zoals verwoord in de Verordening Ruimte. Voor een bestemming als (agrarisch) bedrijf geldt dat er dient te worden voldaan aan de relevante wettelijke bepalingen. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en het door de gemeente vastgestelde geurbeleid geldt een aan te houden afstand tussen agrarische bedrijven en woningen van derden. Naast het perceel ligt aan de Beijerscheweg 57 een woning. Er geldt in principe een afstand van 50 meter ten opzichte van woningen van derden. Geconcludeerd wordt dat op basis van de Wet geurhinder en veehouderij en het door de gemeente vastgestelde geurbeleid geen (agrarisch) bedrijf bestemd kan worden. Om deze redenen is er in het ontwerpbestemmingsplan voor gekozen om de bestaande bebouwing overeenkomstig te bestemmen maar geen ruimte te geven aan een uitbreiding hiervan.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2. De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en 

Page 195: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

193 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 193

 

eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

186. Ing. A. van der Smit van Atelier voor Bouwkunde, namens R.H. van Leeuwen Bovenkerkseweg 100 2821 XZ Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 186) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant vraagt een uitbreiding van het bouwvlak om een nieuw bouwplan te realiseren (een schuilgelegenheid voor dieren). 

2.  Reclamant wil de agrarische bestemming gewijzigd zien in woondoeleinden omdat de huidige eigenaar geen agrariër is. 

3.  Reclamant is van mening dat de aanduiding karakteristiek niet realistisch is. 

Beantwoording 

1.   Ingevolge artikel 3.4.1 van het Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen voor het oprichten van een schuilgelegenheid ten behoeve van het hobbymatig beweiden van dieren buiten het bouwvlak onder de voorwaarde dat: 

1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2; 

Page 196: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

194 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 194

 

2. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt; 

3. het gebouw zo dicht mogelijk bij bestaande bebouwing en/of bij de weg wordt gesitueerd; 

4. maximaal 1 gebouw per hectare wordt gebouwd;  

5. het gebouw aan 1 zijde open blijft 

6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en de cultuurhistorische waarde van het gebied. 

Uit de zienswijze blijkt niet dat aan al deze voorwaarden wordt voldaan. Voor een verzoek dat zich richt op het oprichten van een schuilgelegenheid en waarbij aan de voorwaarden wordt voldaan zal ontheffing worden verleend.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

2.  Het perceel heeft in het vigerend bestemmingsplan een agrarische bestemming. De bestemming van het perceel wordt gewijzigd in Agrarisch met aanduiding voormalig agrarisch bedrijf. Hierdoor wordt aangesloten bij de feitelijke situatie. Binnen deze bestemming kan het huidig gebruik worden voortgezet zolang dit binnen de toegelaten activiteiten valt.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

3.  De panden die in het zogeheten Monumenten Inventarisatie Project zijn opgenomen (MIP‐lijst) krijgen in het bestemmingsplan de aanduiding ‘karakteristiek’. De boerderij aan de Bovenkerkseweg 100 is in deze lijst opgenomen en ook in het vigerend bestemmingsplan aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Overigens wordt in de regels opgenomen dat het onder voorwaarden mogelijk is om aanpassingen aan karakteristieke panden te doen, als deze het karakteristieke karakter van het pand niet in gevaar brengen.  

  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toevoegen of schrappen van de aanduiding "karakteristiek", indien dit op basis van nadere inventarisatie door een deskundige op het gebied van monumenten gewenst is en na advies van de gemeentelijke monumentencommissie.  

  Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, verboden bouwwerken te slopen. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan ontheffing verlenen indien handhaving van de bestaande bebouwing in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd. Hiervoor geldt dat er voorafgaand een advies wordt ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

187. P.T en P.C. van den Broek Provincialeweg Oost 19 2851 AA Haastrecht (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 187) 

Page 197: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

195 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 195

 

Zienswijze: 

1.  Reclamant maakt bezwaar tegen de bestemming natuur op een agrarisch perceel. 

2.  Reclamant vraagt de grens van het bouwblok zo aan te passen dat de bestaande bebouwing er binnen valt. 

Beantwoording 

1.  Achtergrond van de in het voorontwerp‐ en ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijziging van agrarisch naar natuur was het natuurgebiedsplan van de provincie, de gemeentelijke structuurvisie uit 2005 en de discussie over het Veenweidepact. Inmiddels heeft in het kader van het Veenweidepact de gebiedsafbakening tussen ‘agrarisch gebied’ en ‘natuurgebied’ vorm gekregen. Uitgangspunt daarbij is dat in het agrarisch gebied zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan agrarisch gebruik. Dat betekent dat in principe alle gronden een agrarische bestemming krijgen. Binnen de agrarische bestemming wordt expliciet bescherming geboden aan de bestaande (natuur)waarden in het gebied (water, kleinschalige landschapselementen, behoud en herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden). Ook is binnen de bestemming agrarisch op enkele plekken een medebestemming voor natuur opgenomen, als ecologische verbindingszone. Een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur is ook een mogelijkheid waarvan in het bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Hiermee kan de bestemming gewijzigd worden van agrarisch in natuur, bijvoorbeeld om aan de eis voor subsidie voor particulier natuurbeheer te kunnen voldoen (om als particuliere eigenaar in aanmerking te komen voor subsidie dienen de gronden een natuurbestemming te hebben).  

Een bestemming natuur / aanduiding ecologische verbindingszone is voorbehouden aan: 

1. Gronden die in het vigerend bestemmingsplan als natuur bestemd zijn en waarbij er daadwerkelijk sprake is van natuurwaarde of een landschapselement (feitelijk of als onderdeel van een verbinding). 2. Gronden die in de provinciale structuurvisie aangewezen zijn als Ecologische Hoofdstructuur. 3. Gronden die als natuurcompensatie zijn ingezet in het kader van ontwikkelingen in het gebied (Dotterbloemhooiland bij de Elsenkade). Het gebied waarop de zienswijze betrekking heeft maakt hier geen onderdeel van uit en zal daarom een agrarische bestemming krijgen. Hiermee wordt aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan en de gewenste ruimtelijke situatie van open agrarisch gebied.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

2.  Bij het bepalen van de grenzen van de bestemmingsvlakken en bouwvlakken wordt in principe uitgegaan van de bestaande situatie, voor zover deze legaal is en in overeenstemming is met het vigerend bestemmingsplan. Om de huidige situatie in kaart te brengen is in 2006 een uitvoerige gebiedsinventarisatie uitgevoerd, waarbij alle bewoners/eigenaren in het gebied zijn aangeschreven om de betreffende percelen in kaart te 

Page 198: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

196 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 196

 

brengen. Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in 2010 is de inventarisatie geactualiseerd met behulp van luchtfoto’s en informatie over de in de periode 2006 – 2010 verleende (bouw)vergunningen.  

De zienswijze heeft betrekking op een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan, om deze in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie.  

Conclusie: de zienswijze is aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 188. Dhr. Th. en mw. M. Klarenbeek en mw. K. Van Midden ‐ Klarenbeek Oost Vlisterdijk 11 2855 AC Vlist (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 188) 

Zienswijze: 

Reclamant vraagt het perceel Oost Vlisterdijk 11 te voorzien van een recreatieve bestemming om een Bed en Breakfast in een schuur te kunnen realiseren. 

Beantwoording 

Het perceel heeft een woonbestemming en de boerderij is aangemerkt als karakteristieke bebouwing. De schuur is niet als karakteristiek aangemerkt. Het realiseren van een Bed en Breakfast is in lijn met het beleid Vernieuwend Ondernemen alleen toegestaan in karakteristieke panden of bij voormalige agrarische bedrijven.  

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

189. Mr. L.J. van Pelt van LTO Noord Advies, namens J. Rijneveld en T.J.C.W. Rijneveld ‐ Velaan West Vlisterdijk 64 2855 AK Vlist (ingekomen op 17 juni 2010, kenmerk 189) 

Zienswijze: 

1.  Reclamant constateert dat zijn locatie de aanduiding "paardenhouderij" heeft gekregen. Voor deze categorie geldt dat uitsluitend productiegerichte paardenhouderijen zijn opgenomen. Van belang hierbij is echter dat reclamant ook rundvee heeft, het houden van rundvee dient ook planologisch ook toegestaan te worden. 

2.   Reclamant is van mening dat zijn bouwvlak gevrijwaard moet blijven van de medebestemming "waarde‐archeologie" en de gebiedsaanduiding archeologie. 

Beantwoording 

1. Het houden van rundvee is op het perceel toegestaan, omdat het valt binnen de bestemming Agrarisch met Waarden. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

Page 199: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

197 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 197

 

2.  De gemeente is verplicht om aandacht te besteden aan archeologische waarden en verwachtingen op haar grondgebied. Deze verplichting vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In dit verdrag is bepaald dat bij ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen in de bodem rekening moet worden gehouden met het bodemarchief. In eerste instantie is het uitgangspunt dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ (dus in de bodem) moeten worden bewaard. Is dit niet mogelijk, dan mag e.e.a. worden aangetast, mits wetenschappelijk verantwoord, onderbouwd en gedocumenteerd. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is: de verstoorder betaalt. Degene die het bodemarchief wil verstoren draait ook op voor de kosten van onderzoek en eventueel opgraving. Het Verdrag van Valletta is inmiddels uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Op basis van deze wet moet bij ruimtelijke ontwikkelingen en bodemverstorende activiteiten rekening worden gehouden met de aanwezige en te verwachten archeologische waarden.  

In het bestemmingsplan zijn gebieden aangewezen met archeologische waarden/monumenten en met archeologische verwachtingswaarden. De afbakening van de gebieden met archeologische waarden/monumenten is overgenomen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). De provincie ontwikkelt de AMK in samenwerking met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De Provincie Zuid‐Holland gebruikt de AMK bij het toetsen van bestemmingsplannen op de gevolgen voor de archeologie. De archeologische waarden op AMK‐terreinen dienen in principe te worden veilig gesteld door middel van een aanlegvergunningstelsel. Bij bodemverstorende plannen op AMK terreinen dient altijd archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk, wanneer in het plan kan worden aangetoond dat de bodem bij realisatie van het plan niet wordt verstoord, dan wel reeds volledig is verstoord. 

Archeologische waarden / monumenten worden door middel van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie beschermd. Voor bouwwerken of werken die dieper reiken dan 30 cm en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 is respectievelijk een ontheffing of aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld. 

De afbakening van de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde is overgenomen uit de Indikatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Bij ruimtelijke ingrepen in gebieden met (middel)hoge waarde wordt door de provincie in principe altijd verkennend veldonderzoek verplicht met als doel te bepalen of de verwachte waarden ook daadwerkelijk aanwezig zijn.  

Voor de gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde is de gebiedsaanduiding “archeologie” opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een aanlegvergunningenstelsel, waarmee de eventueel aanwezige archeologische sporen worden beschermd. Bij grondroerende werkzaamheden met een groter oppervlak van 100 m2 en dieper dan 30 cm is een aanlegvergunning vereist. Voorwaarde hiervoor is dat uit 

Page 200: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

198 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 198

 

archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden of dat de waarden in voldoende mate worden veilig gesteld.  

Voor wat betreft eventuele schade kan worden opgemerkt dat het een belanghebbende vrij staat om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van een planologische maatregel een verzoek in te dienen om vergoeding van planschade. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.  

 

190. Dhr. J. Graveland Koolwijkseweg 25 2821 NS Stolwijk (ingekomen op 16 juni 2010, kenmerk 190) 

Zienswijze: 

Reclamant heeft op 17 november 2008 een principe verzoek ingediend. Na het negatieve collegebesluit van 27 april 2010 wenst reclamant nu dat dit in het kader van de rechtsongelijkheid alsnog in het bestemmingplan geregeld wordt.  

Beantwoording 

Het principeverzoek van 17 november 2008 is bij collegebesluit van 27 april 2010 afgewezen omdat het bouwplan in strijd is met het vigerend bestemmingsplan, niet past in het beleid ten aanzien van Vernieuwend Ondernemen en ook niet binnen de kaders van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied valt. De zienswijze geeft geen aanleiding het collegebesluit te heroverwegen. 

Conclusie: de zienswijze is geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 

 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 201: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

199 

 

Nota Zienswijzen bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010 Pagina 199

 

Page 202: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies
Page 203: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

KuiperCompagnonsSchiegebouw

Van Nelleweg 60603044 BC Rotterdam

Postbus 130603004 HB Rotterdam

T: 010 - 433 00 99F: 010 - 404 56 69

E: [email protected]: www.kuiper.nl

Page 204: Nota beantwoordingzienswijzen BP Landelijk Gebied incl erratum · 51 De familie’s Gravenland Veebedrijf Graveland VOF 52 J. Vermeulen 53 M. de Vries 54 L.J. van Pelt LTO Noord Advies

Gemeente Vlist

Bestemmingsplan “Landelijk gebied 2010”