Normenboekje 2014 2015

23
In dit boekje zijn alle regelingen en procedures rond de berekening van overgangscijfers en de procedures rond overgangsrapportvergaderingen samengebracht. Elke medewerker van onze school is gebonden aan deze regels.

description

 

Transcript of Normenboekje 2014 2015

Page 1: Normenboekje 2014 2015

In dit boekje zijn alle regelingen en procedures rond de berekening van overgangscijfers en de procedures rond overgangsrapportvergaderingen samengebracht. Elke

medewerker van onze school is gebonden aan deze regels.

Page 2: Normenboekje 2014 2015

2

Inhoud 1 Overgangsregels onderbouw ........................................................... 3

1.1 Overgangsnormen leerjaar 1 ................................................... 3

1.2 Overgangsnormen leerjaar 2 ................................................... 4

1.3 Overgangsnormen leerjaar 3 ................................................... 5

2 Regeling Bindend Studie Advies klas 1 en klas 2 ............................ 6

3 Overgangsregels Tweede Fase (uit het PTA 2014-2015)............... 7

3.1 Overgangsregeling van leerjaar 4 naar leerjaar 5 ......................... 7

3.2 Overgangsregeling van leerjaar 5 naar leerjaar 6 ....................... 11

4 Regelingen klas 6 ........................................................................... 15

4.1 Beoordeling schoolexamen (paragraaf 5.6) .......................... 15

4.2 Zak-slaagregeling (paragraaf 7) ............................................ 16

4.2.1 Eindcijfer eindexamen ....................................................... 16

4.2.2 Vaststelling uitslag ............................................................. 16

4.2.3 Uitslag ................................................................................ 17

5 Stemprocedure rapportvergaderingen ........................................... 19

6 Procedure bij afwijking van overgangsreglement ........................... 21

7 Protocol Fraude bij toetsen door docenten of surveillanten ........... 22

Page 3: Normenboekje 2014 2015

3

1 Overgangsregels onderbouw 1.1 Overgangsnormen leerjaar 1

1. De overgang van leerjaar 1 naar leerjaar 2 wordt bepaald door de cijfers van de toetsen en schriftelijke overhoringen, volgens een van te voren vastgestelde weging. De cijfers voor de overgang worden uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks van 3 t/m 10.

2. Alle vakken die de leerling in leerjaar 1 heeft gevolgd, tellen bij de overgang mee.

3. Het cijfer vijf telt als één tekort, het cijfer vier als twee tekorten, het cijfer drie als drie tekorten. Het totaal aantal tekorten wordt verkregen door alle tekorten bij elkaar op te tellen.

4. De leerling is bevorderd als:

het aantal tekorten in de vakken Nederlands, Engels, Wiskunde en Klassieke Vorming niet groter is dan 1, en

het totaal aantal tekorten niet groter is dan 2. De leerling wordt besproken als:

het aantal tekorten in de vakken Nederlands, Engels, Wiskunde en Klassieke Vorming gelijk is aan 2, en/of

het totaal aantal tekorten gelijk is aan 3. De leerling is afgewezen als:

het aantal tekorten in de vakken Nederlands, Engels, Wiskunde en Klassieke Vorming gelijk is aan 3 of

het totaal aantal tekorten gelijk is aan 4 of meer. 5. De leerling, die op basis van zijn cijfers tot de bespreekzone behoort

of wordt afgewezen, krijgt een studieadvies van de rapportvergadering.

6. De leerling is cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken minimaal 8,0 bedraagt en er voor geen enkel afzonderlijk vak een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,0 is behaald.

7. De leerling is summa cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers uitgedrukt in gehele getallen van alle vakken minimaal 8,5 bedraagt en er voor geen enkel afzonderlijk vak een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,5 is behaald.

8. Aan een leerling in de onderbouw worden in principe geen herexamens toegekend.

9. Een leerling mag niet twee keer in hetzelfde leerjaar doubleren. 10. Een leerling mag niet in twee opeenvolgende leerjaren doubleren.

Page 4: Normenboekje 2014 2015

4

1.2 Overgangsnormen leerjaar 2 1. De overgang van leerjaar 2 naar leerjaar 3 wordt bepaald door de

cijfers van de toetsen en schriftelijke overhoringen, volgens een van te voren vastgestelde weging. De cijfers voor de overgang worden uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks van 3 t/m 10.

2. Alle vakken die de leerling in leerjaar 2 heeft gevolgd, tellen bij de overgang mee.

3. Het cijfer vijf telt als één tekort, het cijfer vier als twee tekorten, het cijfer drie als drie tekorten. Het totaal aantal tekorten wordt verkregen door alle tekorten bij elkaar op te tellen.

4. De leerling is bevorderd als:

het aantal tekorten in de vakken Nederlands, Engels, Wiskunde niet groter is dan 1, en

het totaal aantal tekorten niet groter is dan 2. De leerling wordt besproken als:

het aantal tekorten in de vakken Nederlands, Engels, Wiskunde gelijk is aan 2, en/of

het totaal aantal tekorten gelijk is aan 3 of 4. De leerling is afgewezen als:

het aantal tekorten in de vakken Nederlands, Engels, Wiskunde gelijk is aan 3, of

het totaal aantal tekorten gelijk is aan 5 of meer. 5. De leerling, die op basis van zijn cijfers tot de bespreekzone behoort

of wordt afgewezen, krijgt een studieadvies van de rapportvergadering.

6. De leerling is cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken minimaal 8,0 bedraagt en er voor geen enkel afzonderlijk vak een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,0 is behaald.

7. De leerling is summa cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers uitgedrukt in gehele getallen van alle vakken minimaal 8,5 bedraagt en er voor geen enkel afzonderlijk vak een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,5 is behaald.

8. Aan een leerling in de onderbouw worden in principe geen herexamens toegekend.

9. Een leerling mag niet twee keer in hetzelfde leerjaar doubleren. 10. Een leerling mag niet in twee opeenvolgende leerjaren doubleren.

Page 5: Normenboekje 2014 2015

5

1.3 Overgangsnormen leerjaar 3

1. De overgang van leerjaar 3 naar leerjaar 4 wordt bepaald door de cijfers van de toetsen en schriftelijke overhoringen, volgens een van te voren vastgestelde weging. De cijfers voor de overgang worden uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks van 3 t/m 10.

2. Alle vakken die de leerling in leerjaar 3 heeft gevolgd, tellen bij de overgang mee.

3. Het cijfer vijf telt als één tekort, het cijfer vier als twee tekorten, het cijfer drie als drie tekorten. Het totaal aantal tekorten wordt verkregen door alle tekorten bij elkaar op te tellen.

4. De leerling is bevorderd als het totaal aantal tekorten niet groter is dan 2. De leerling wordt besproken als het totaal aantal tekorten gelijk is aan 3 of 4. De leerling is afgewezen als het totaal aantal tekorten gelijk is aan 5 of meer.

5. De leerling, die op basis van zijn cijfers tot de bespreekzone behoort of wordt afgewezen, krijgt een studieadvies van de rapportvergadering.

6. De leerling is cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken minimaal 8,0 bedraagt en er voor geen enkel afzonderlijk vak een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,0 is behaald.

7. De leerling is summa cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers uitgedrukt in gehele getallen van alle vakken minimaal 8,5 bedraagt en er voor geen enkel afzonderlijk vak een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,5 is behaald.

8. Een leerling heeft recht op het kiezen van extra vakken in de vrije ruimte op grond van zijn resultaten bij het overgangsrapport, onder de volgende voorwaarden:

Om 2 vakken extra te mogen kiezen bedraagt het rekenkundig gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken minimaal 7,5.

Om 3 vakken extra te mogen kiezen bedraagt het rekenkundig gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken minimaal 8,0.

Page 6: Normenboekje 2014 2015

6

9. Aan een leerling in de onderbouw worden in principe geen herexamens toegekend.

10. Een leerling mag niet twee keer in hetzelfde leerjaar doubleren. 11. Een leerling mag niet in twee opeenvolgende leerjaren

doubleren.

2 Regeling Bindend Studie Advies klas 1 en klas 2

1. De school kan in uitzonderlijke situaties gebruik maken van een

bindend studieadvies in de klas 1 en klas 2. Een BSA wordt

gegeven aan leerlingen die naar de overtuiging van docenten en

schoolleiding niet over voldoende capaciteiten beschikken voor

het behalen van een gymnasiumdiploma en voor wie instroom in

een ander onderwijstype de door school geadviseerde route is.

De regeling voorziet in de mogelijkheid tot een BSA bij de

bevordering van leerjaar 1 naar leerjaar 2 en van leerjaar 2 naar

leerjaar 3

2. Een leerling kan alleen een bindend studieadvies krijgen als

voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

- De leerling is op basis van de normen niet bevorderbaar

naar het volgende leerjaar van het gymnasium

- De leerling kan op basis van de behaalde cijfers bevorderd

worden naar een volgend leerjaar van het atheneum of het

havo

3. Tijdens de overgangsvergadering wordt in stemming één

gestemd over bevorderen - niet bevorderen en in stemming

twee over doubleren - BSA

4. Stemming twee kan alleen plaatsvinden op initiatief van de

conrector. Het initiatief wordt met gegronde redenen omkleed.

5. Het BSA kan alleen worden afgegeven als bij de stemming

tenminste 2/3 deel van de aan de leerling lesgevende docenten

aanwezig is. Bij een 2/3 meerderheid van de stemmen is het

BSA aangenomen. Er mogen geen blanco stemmen worden

uitgebracht.

Page 7: Normenboekje 2014 2015

7

6. Ouders kunnen tegen het BSA in beroep gaan bij de Commissie

van Beroep van het Celeanum. Deze breed samengestelde

commissie adviseert de rector. De rector neemt – de commissie

gehoord hebbende – een besluit. Tegen het besluit van de

rector kunnen de ouders beroep aantekenen bij het bestuur

(OOZ).

3 Overgangsregels Tweede Fase (uit het PTA 2014-2015)

3.1 Overgangsregeling van leerjaar 4 naar leerjaar 5

1. De overgang van leerjaar 4 naar leerjaar 5 wordt bepaald door de

cijfers van toetsen, praktische opdrachten en schriftelijke overhoringen, volgens een van tevoren in het desbetreffende vakinhoudelijke PTA opgegeven weging. De cijfers voor de overgang worden uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10. Daarnaast worden bij de overgang de handelingsopdrachten, de opdrachten voor het vak lichamelijke opvoeding en de opdrachten bij de maatschappelijke stage betrokken.

2. Bij het bepalen van het cijfer voor de overgang geldt de volgende

afrondingsregel: Indien het cijfer voor de overgang niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. Dus: 5,49 wordt 5 en 5,50 wordt 6.

3. Alle vakken die de leerling in leerjaar 4 gevolgd heeft – met uitzondering van het vak Cambridge Engels – tellen bij de overgang mee. Daarbij tellen de vakken algemene natuurwetenschappen (ANW) en maatschappijleer via het zogenoemde combinatiecijfer als één vak. Het combinatiecijfer wordt bepaald als het rekenkundig gemiddelde van de – in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10 uitgedrukte – eindcijfers van bovengenoemde vakken.

Page 8: Normenboekje 2014 2015

8

Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. N.B. In leerjaar 5 wordt aan het combinatiecijfer nog het cijfer

van het vak klassieke culturele vorming (KCV) toegevoegd, en in leerjaar 6 het cijfer van het profielwerkstuk (PWS).

4. Het cijfer vijf telt als één tekort, het cijfer vier als twee tekorten,

het cijfer drie en lager als drie tekorten. Het totaal aantal tekorten wordt verkregen door alle tekorten bij elkaar op te tellen. Bij het vaststellen van het aantal tekorten telt het combinatiecijfer wel mee, maar de cijfers waaruit het combinatiecijfer is opgebouwd tellen niet mee.

5. De leerling is bevorderd, als voldaan is aan alle van de volgende eisen: a. geen van de eindcijfers, daarbij inbegrepen de eindcijfers van

de vakken uit het combinatiecijfer, is lager dan het cijfer vier; b. er zijn maximaal twee onvoldoende eindcijfers bij de

profiel(keuze)vakken; c. er zijn maximaal twee tekorten bij de vakken Engelse taal en

literatuur, Nederlandse taal en literatuur en wiskunde A of wiskunde B of wiskunde C;

d. er zijn in totaal niet meer dan drie tekorten; e. bij drie tekorten is er tenminste één vak met eindcijfer 8 of

hoger, of twee vakken met elk eindcijfer 7. Hierbij tellen de vakken uit het combinatiecijfer als één vak;

f. bij twee tekorten is er tenminste één vak met eindcijfer 7 of hoger. Hierbij tellen de vakken uit het combinatiecijfer als één vak;

g. alle handelingsopdrachten uit leerjaar 4 zijn naar behoren afgerond;

h. alle opdrachten bij het vak lichamelijke opvoeding uit leerjaar 4 zijn beoordeeld met “voldoende” of “goed”;

i. de maatschappelijk stage is beoordeeld als “voldoende” of “goed”.

Page 9: Normenboekje 2014 2015

9

6. Als een leerling niet aan de in het vijfde lid genoemde eisen voldoet, en het totaal aantal tekorten is niet groter dan vier, heeft hij recht op een herexamen in één vak om alsnog aan de bovengenoemde eisen te voldoen. Hierbij gelden de volgende regels:

het vak van het herexamen wordt aangewezen door de docentenvergadering;

het herexamen kan alleen worden toegekend aan een vak met een onvoldoende eindcijfer. Daarbij gelden aanvullende regels voor toekenning van een herexamen in een vak uit het combinatiecijfer: zie verderop in dit artikel.

de leerstof voor het herexamen wordt door de vakdocent bepaald;

het cijfer voor het herexamen is tevens het nieuwe eindrapportcijfer;

bij een herexamen in een vak met reeds afgenomen schoolexamentoetsen waarvan het schoolexamen niet in leerjaar 4 afsluit, blijven de oorspronkelijke schoolexamencijfers staan;

bij een herexamen in een vak uit het combinatiecijfer gelden de volgende aanvullende regels: o het herexamen wordt verplicht toegekend aan een vak

met een eindcijfer drie of lager; o het herexamen kan niet worden toegekend aan een vak

met een eindcijfer vier of hoger; o de cijfers voor praktische opdrachten blijven staan en

worden samen met het cijfer voor het herexamen volgens de weging uit het desbetreffende vak-PTA verwerkt tot een eindcijfer. Dit eindcijfer is tevens het eindcijfer voor het vak, tenzij dit lager is dan het oorspronkelijke eindcijfer.

als een leerling drie onvoldoende eindcijfers heeft in zijn profiel en hij heeft recht op een herexamen, dan geeft de docentenvergadering een niet-bindend advies over zijn profielkeuze en/of de keuze betreffende het al dan niet afleggen van een herexamen.

7. Een leerling met vijf of meer tekorten wordt niet bevorderd, en

komt niet in aanmerking voor een herexamen.

Page 10: Normenboekje 2014 2015

10

8. De leerling is cum laude bevorderd als het rekenkundig

gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken die hij volgt minimaal 8,0 bedraagt. Hierbij telt het combinatiecijfer als één vak en tellen de vakken lichamelijke opvoeding en Cambridge Engels niet mee. Daarnaast is er voor geen enkel afzonderlijk vak – daaronder ook de onderdelen van het combinatiecijfer begrepen, maar niet het combinatiecijfer zelf – een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,00 behaald. De leerling is summa cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken die hij volgt minimaal 8,5 bedraagt. Hierbij telt het combinatiecijfer als één vak en tellen de vakken lichamelijke opvoeding en Cambridge Engels niet mee. Daarnaast is er voor geen enkel afzonderlijk vak – daaronder ook de onderdelen van het combinatiecijfer begrepen, maar niet het combinatiecijfer zelf – een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,50 behaald. Op het overgangsrapport wordt in voorkomend geval een vermelding gemaakt van het feit dat de leerling cum laude respectievelijk summa cum laude is bevorderd.

9. Als een leerling in leerjaar 4 doubleert, volgt hij alle vakken uit

leerjaar 4 opnieuw. De eindcijfers voor afgesloten schoolexamens blijven staan. In overleg met de desbetreffende conrector kan de leerling onder bepaalde voorwaarden vrijstelling krijgen voor vakken waarvan hij het schoolexamen in leerjaar 4 heeft afgesloten. Als de doublerende leerling deelneemt aan toetsen van vakken met een door hem in leerjaar 4 afgesloten schoolexamen, moet hij alle toetsen in leerjaar 4 voor het desbetreffende vak maken. Indien het eindcijfer voor het desbetreffende vak lager is dan het oorspronkelijke eindcijfer, blijft het oorspronkelijke eindcijfer staan.

Page 11: Normenboekje 2014 2015

11

3.2 Overgangsregeling van leerjaar 5 naar leerjaar 6 1. De overgang van leerjaar 5 naar leerjaar 6 wordt bepaald door de

cijfers van toetsen, praktische opdrachten en schriftelijke overhoringen van leerjaar 5, volgens een van tevoren in het desbetreffende vakinhoudelijke PTA opgegeven weging. De cijfers voor de overgang worden uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10. Daarnaast worden bij de overgang de handelingsopdrachten en de opdrachten voor het vak lichamelijke opvoeding uit leerjaar 5 betrokken.

2. Bij het bepalen van het cijfer voor de overgang geldt de volgende

afrondingsregel: Indien het cijfer voor de overgang niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. Dus: 5,49 wordt 5 en 5,50 wordt 6.

3. Alle vakken – met uitzondering van het vak Cambridge Engels –

die de leerling in leerjaar 5 gevolgd heeft en de vakken algemene natuurwetenschappen (ANW), maatschappijleer uit leerjaar 4 tellen bij de overgang mee. Daarbij tellen de vakken algemene natuurwetenschappen (ANW), maatschappijleer en klassieke culturele vorming (KCV) via het zogenoemde combinatiecijfer als één vak. Het combinatiecijfer wordt bepaald als het rekenkundig gemiddelde van de – in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10 uitgedrukte – eindcijfers van bovengenoemde vakken. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. N.B. In leerjaar 6 wordt aan het combinatiecijfer nog het cijfer

van het profielwerkstuk (PWS) toegevoegd. 4. Het cijfer vijf telt als één tekort, het cijfer vier als twee tekorten,

het cijfer drie en lager als drie tekorten. Het totaal aantal tekorten wordt verkregen door alle tekorten bij elkaar op te tellen.

Page 12: Normenboekje 2014 2015

12

5. Bij het vaststellen van het aantal tekorten telt het combinatiecijfer wel mee, maar de cijfers waaruit het combinatiecijfer is opgebouwd tellen niet mee.

6. De leerling is bevorderd, als voldaan is aan alle van de volgende

eisen: a. geen van de eindcijfers, daarbij inbegrepen de eindcijfers van

de vakken uit het combinatiecijfer, is lager dan het cijfer vier; b. er zijn maximaal twee onvoldoende eindcijfers bij de

profiel(keuze)vakken; c. er zijn maximaal twee tekorten bij de vakken Engelse taal en

literatuur, Nederlandse taal en literatuur en wiskunde A of wiskunde B of wiskunde C;

d. er zijn in totaal niet meer dan drie tekorten; e. bij drie tekorten is er tenminste één vak met eindcijfer 8 of

hoger, of twee vakken met elk eindcijfer 7. Hierbij tellen de vakken uit het combinatiecijfer als één vak;

f. bij twee tekorten is er tenminste één vak met eindcijfer 7 of hoger. Hierbij tellen de vakken uit het combinatiecijfer als één vak;

g. alle handelingsopdrachten uit leerjaar 5 zijn naar behoren afgerond;

h. alle opdrachten bij het vak lichamelijke opvoeding uit leerjaar 5 zijn beoordeeld met “voldoende” of “goed”.

Page 13: Normenboekje 2014 2015

13

7. Als de leerling niet aan de in het vijfde lid genoemde bevorderingsnormen voldoet, heeft hij recht op een herexamen in één vak om alsnog aan de bovengenoemde bevorderingsnormen te voldoen. Hierbij gelden de volgende regels:

het vak van het herexamen wordt aangewezen door de docentenvergadering;

het herexamen kan alleen worden gekozen voor een vak met een onvoldoende eindcijfer. Daarbij gelden aanvullende regels voor een herexamen in het vak klassieke culturele vorming (KCV): zie verderop in dit artikel.

de leerstof voor het herexamen wordt door de vakdocent bepaald;

het cijfer voor het herexamen is tevens het nieuwe eindrapportcijfer;

bij een herexamen in een vak met reeds afgenomen schoolexamentoetsen waarvan het schoolexamen niet in leerjaar 5 afsluit, blijven de oorspronkelijke schoolexamencijfers staan;

bij een herexamen in het vak klassieke culturele vorming (KCV) gelden de volgende aanvullende regels: o het herexamen wordt verplicht aangewezen bij een

eindcijfer drie of lager; o het herexamen kan niet worden gekozen bij een eindcijfer

vier of hoger; o de cijfers voor praktische opdrachten blijven staan en

worden samen met het cijfer voor het herexamen volgens de weging uit het desbetreffende vak-PTA verwerkt tot een eindcijfer. Dit eindcijfer is tevens het eindcijfer voor het vak, tenzij dit lager is dan het oorspronkelijke eindcijfer.

8. De leerling is cum laude bevorderd als het rekenkundig

gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken die hij volgt minimaal 8,0 bedraagt. Hierbij telt het combinatiecijfer als één vak en tellen de vakken lichamelijke opvoeding en Cambridge Engels niet mee. Daarnaast is er voor geen enkel afzonderlijk vak – daaronder ook de onderdelen van het combinatiecijfer begrepen, maar niet het combinatiecijfer zelf – een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,00 behaald.

Page 14: Normenboekje 2014 2015

14

De leerling is summa cum laude bevorderd als het rekenkundig gemiddelde van de in gehele getallen uitgedrukte eindcijfers van alle vakken die hij volgt minimaal 8,5 bedraagt. Hierbij telt het combinatiecijfer als één vak en tellen de vakken lichamelijke opvoeding en Cambridge Engels niet mee. Daarnaast is er voor geen enkel afzonderlijk vak – daaronder ook de onderdelen van het combinatiecijfer begrepen, maar niet het combinatiecijfer zelf – een niet-afgerond eindcijfer lager dan 7,50 behaald. Op het overgangsrapport wordt in voorkomend geval een vermelding gemaakt van het feit dat de leerling cum laude respectievelijk summa cum laude is bevorderd.

9. Als een leerling in leerjaar 5 doubleert, volgt hij alle vakken uit

leerjaar 5 opnieuw. Het profielwerkstuk dient echter wel te worden afgerond. De eindcijfers voor afgesloten schoolexamens blijven staan. In overleg met de desbetreffende conrector kan de leerling onder bepaalde voorwaarden vrijstelling krijgen voor vakken waarvan hij het schoolexamen in leerjaar 5 heeft afgesloten. Als de doublerende leerling deelneemt aan toetsen van vakken met een door hem in leerjaar 5 afgesloten schoolexamen, moet hij alle toetsen in leerjaar 5 voor het desbetreffende vak maken. Indien het eindcijfer voor het desbetreffende vak lager is dan het oorspronkelijke eindcijfer, blijft het oorspronkelijke eindcijfer staan.

Page 15: Normenboekje 2014 2015

15

4 Regelingen klas 6 (uit het examenreglement 2014- 2015)

4.1 Beoordeling schoolexamen (paragraaf 5.6) 1. Het cijfer van het schoolexamen wordt bepaald door de cijfers van

de schoolexamentoetsen en de tot het schoolexamen behorende praktische opdrachten, volgens een van tevoren in het desbetreffende vakinhoudelijke PTA opgegeven weging. Bij het profielwerkstuk wordt het eindcijfer bepaald volgens de normering die is opgenomen in de ‘Profielwerkstuk handleiding’ voor het desbetreffende leerjaar.

2. Het cijfer van het schoolexamen wordt uitgedrukt in een cijfer uit

een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10. Indien het cijfer voor het schoolexamen niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. Dus: 5,49 wordt 5 en 5,50 wordt 6.

3. Indien in een vak tevens centraal examen wordt afgelegd, worden

de in het tweede lid genoemde cijfers gebruikt met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. Daarbij geldt de volgende afrondingsregel: Indien het cijfer voor het schoolexamen een getal met twee of meer decimalen is, wordt dat getal indien het tweede cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. Dus: 5,44 wordt 5,4 en 5,45 wordt 5,5.

4. Indien voor een vak in leerjaar 4 en/of 5 schoolexamentoetsen

worden afgenomen, is het rapportcijfer voor dat vak in elke periode gelijk aan het schoolexamencijfer.

5. In afwijking van het tweede lid, wordt het vak lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijk deel van elk profiel en de maatschappelijke stage beoordeeld met "voldoende" of "goed".

Page 16: Normenboekje 2014 2015

16

6. Deze beoordeling gaat uit van de mogelijkheden van de leerling en geschiedt op de grondslag van het genoegzaam afsluiten van het desbetreffende vak, zoals blijkend uit het examendossier.

4.2 Zak-slaagregeling (paragraaf 7)

4.2.1 Eindcijfer eindexamen 1. Het eindcijfer voor alle vakken van het eindexamen wordt

uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10.

2. De rector bepaalt het eindcijfer op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Indien de uitkomst van de berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

3. Indien in een vak alleen een schoolexamen is gehouden, is het cijfer voor het schoolexamen tevens het eindcijfer.

4. Het cijfer voor de rekentoets is tevens het eindcijfer.

4.2.2 Vaststelling uitslag 1. De rector en de secretaris van het eindexamen stellen in geval

van een eindexamen de uitslag vast met inachtneming van artikel 7.3, en voor zover van toepassing artikel 7.6.

2. De uitslag luidt 'geslaagd' of 'afgewezen'.

3. Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen betrekken de rector en de secretaris van het eindexamen een of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een eindexamen te vormen.

Page 17: Normenboekje 2014 2015

17

4. De rector vergewist zich ervan dat het eindexamen de in het Eindexamenbesluit VO voorgeschreven vakken en de rekentoets omvat.

4.2.3 Uitslag 1. De kandidaat die eindexamen heeft afgelegd, is geslaagd:

a. indien het rekenkundig gemiddelde van zijn bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is,

b. indien hij: 1°. voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als

eindcijfer 6 of meer heeft behaald, 2°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is

vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

3°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld met uitzondering van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en wiskunde A, wiskunde B of wiskunde C, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, dan wel

4°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, met dien verstande dat hij daarbij voor één van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en wiskunde A, wiskunde B of wiskunde C als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de andere twee genoemde vakken als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

c. indien geen van de eindcijfers van onderdelen, genoemd in

het tweede lid, lager is dan 4, en d. indien het vak lichamelijke opvoeding van het

gemeenschappelijk deel van elk profiel, is beoordeeld als 'voldoende' of 'goed'.

Page 18: Normenboekje 2014 2015

18

2. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid wordt het gemiddelde

van de eindcijfers van de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer, algemene natuurwetenschappen, klassieke culturele vorming en het profielwerkstuk.

3. De rector bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het tweede lid, als het

rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

4. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag is vastgesteld, maakt de rector deze schriftelijk aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 7.4 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 7.4, eerste lid, geen toepassing vindt.

5. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers van de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer, algemene natuurwetenschappen, klassieke culturele vorming en het profielwerkstuk.

6. De rector bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het tweede lid, als het

rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

7. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag is vastgesteld, maakt de rector deze schriftelijk aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 7.4 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 7.4, eerste lid, geen toepassing vindt.

Page 19: Normenboekje 2014 2015

19

5 Stemprocedure rapportvergaderingen

Stemprocedure bij

rapportvergaderingen

Voorwaarde

Minimaal 2/3 deel van de docenten

die lesgeven aan de

desbetreffende leerling is aanwezig

Is aan de

voorwaarde

voldaan?

Er wordt een

revisievergadering

uitgeschreven

Mail naar alle

betrokken de

docenten met de

verplichting te

verschijnen

Stemming bij

handopsteken

2 keuzes: voor of tegen. Elke

docent telt voor één stem (ook al

geeft docent meerdere vakken)

Tutor en betreffende conrector

moeten meestemmen

Meerderheid

(helft +1) voor?

Voorstel wordt

aangenomen

Stemmen

staken?

Betreffende conrector beslist ter

plekke of schort de beslissing op

om overleg met de rest van de

schoolleiding te kunnen plegen.

Betreffende docenten worden

daarna zsm via mail geïnformeerd

over de beslissing.

Betreffende conrector

is voor?

Voorstel wordt

afgewezen

Nee

Ja

Nee

ja

Ja

Revisievergadering

verder volgens

dezelfde procedure

afhandelen

Nee

NeeJa

Eventueel procedure

bij afwijking van het

overgangsreglement

Einde procedure

Page 20: Normenboekje 2014 2015

20

Wie? Wanneer? Opmerkingen

rector

Rapport IV

Als het quorum niet gehaald wordt, kan er niet gestemd worden. Er moet dan een revisievergadering worden uitgeschreven door de rector

Iedereen stemt tegelijkertijd De eindbeslissing moet voor de laatste schooldag vallen om een aanvraag van een eventuele revisievergadering mogelijk te maken.

Page 21: Normenboekje 2014 2015

21

6 Procedure bij afwijking van overgangsreglement

1. Het initiatief tot bevordering buiten de norm om ligt bij de conrector. 2. De conrector roept voor de overgangsvergadering een commissie

“afwijking overgangsreglement” bijeen die naast de conrector van de betreffende jaarlaag (voorzitter) uit een conrector van een andere jaarlaag en de jaarlaagtutoren bestaat. De commissie formuleert een voorstel tot bevordering buiten de norm om (hierna te noemen: “het voorstel”).

3. In de overgangsvergadering wordt het voorstel besproken. 4. De overgangsvergadering geeft een advies aan de commissie. Het

advies kan enkel instemmend of afwijzend zijn. Iedere docent van de leerling heeft stemplicht. Iedere docent van de leerling heeft één stem in dit advies ongeacht het aantal vakken dat hij in de jaarlaag geeft.

5. Zo spoedig mogelijk na de overgangsvergadering neemt de commissie een besluit over het voorstel. Hierbij wordt het advies van de overgangsvergadering meegewogen. Ieder lid van de commissie heeft één stem en heeft stemplicht. Bij stakende stemmen heeft de voorzitter van de commissie “afwijking overgangsreglement” de beslissende stem.

6. Tegen het besluit van de commissie “afwijking overgangsregelement” kan beroep worden aangetekend, conform de beroeps- en geschillenregeling, bij de beroepencommissie van het Gymnasium Celeanum.

Page 22: Normenboekje 2014 2015

22

7 Protocol Fraude bij toetsen door docenten of surveillanten 7. Er is sprake van fraude door werknemers indien:

- wijzigingen in PTA’s worden aangebracht zonder toestemming van de schoolleiding;

- opzettelijk onrechtmatig punten worden toegekend of onthouden;

- wijzigingen aangebracht worden in toetsen of (school)examenwerk van kandidaten;

- kandidaten opzettelijk gehinderd of bevoordeeld worden bij toetsen en/of (school)examenonderdelen;

- kandidaten opzettelijk gehinderd of bevoordeeld worden bij het afnemen van toetsen of het (school)examen.

8. Indien een werknemer zich ten aanzien van een toets of (school)examentoets aan fraude schuldig maakt of heeft gemaakt, kan de rector maatregelen nemen.

9. Fraude wordt als plichtsverzuim aangemerkt en dien ten gevolge kunnen er disciplinaire maatregelen genomen worden zoals vermeld in de CAO art. 9.a.7 (citaat):

1. De werkgever kan ten aanzien van de werknemer die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt, onder opgave van redenen één van de navolgende besluiten nemen.

a. Schriftelijke berisping; b. Schorsing met behoud van salaris; c. Ontslag; d. Inhouding bezoldiging, voor ten hoogste 50% van

het maandsalaris. Desgewenst wordt een inhoudingsregeling overeengekomen.

2. Onder plichtsverzuim wordt verstaan het overtreden van de voor de werknemer geldende voorschriften, het niet nakomen van hem opgelegde verplichtingen, alsmede het doen of nalaten van datgene dat de werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie behoort na te laten of te doen.

4. Alvorens een beslissing te nemen hoort de rector de desbetreffende werknemer. De werknemer kan zich door een door hem/haar aan te wijzen persoon laten bijstaan. De rector deelt zijn beslissing mondeling en schriftelijk mede aan de werknemer. Ook het schoolbestuur wordt schriftelijk van het voorval en de getroffen maatregelen op de hoogte gesteld.

Page 23: Normenboekje 2014 2015

23

5. Als de betrokken werknemer het niet eens is met de getroffen maatregel, kan hij/zij binnen één week in beroep gaan bij het college van bestuur. Deze komt binnen twee werkweken met een afgerond en met redenen omkleed oordeel.

6. Als de betrokken werknemer het ook met dit oordeel niet eens is, kan hij/zij in beroep gaan bij de landelijke klachtencommissie te Woerden.

(In punt 5 en 6 wordt de algemene Klachtenregeling van Openbaar Onderwijs Zwolle gevolgd).