Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar...

21
Mededingingsautoriteiten Europese Commissie EC, 15 januari 2015: Gezamenlijk contracteren: Commissie verzoekt om opmerkingen op de concept richtsnoeren in landbouwsector EC, 14 januari 2014: Commissie onderzoekt joint venture collectieve beheersorganisaties EC, 17 December 2014: Politiek akkoord over verordening die tarieven voor interbancaire kosten voor ‘card-basedbetalingen maximeert EC, 17 december 2014: Commissie consulteert over toegang tot Commissiedossier in verband met Schadervergoedingsrichtlijn EC, 15 december 2014: Concentratie Lafarge-Holcim tot grootste cementproducent onder voorwaarden goedgekeurd EC, 15 december 2014: Onderzoek naar de markt voor online hotelboekingen door de Franse, Zweedse en Italiaanse mededingingsautoriteiten EC, 11 december 2014: Vijf producenten van enveloppen schikken voor in totaal 19,5 miljoen euro met Commissie Speech Alexander Italianer (EC), 10 december 2014: Italianer zet verschil mededingingsbeperking naar strekking en naar gevolg uiteen EC, 4 december 2014: Tweede fase onderzoek naar telecomfusie in Spanje: van 4 naar 3 spelers zonder dominantie Autoriteit Consument en Markt ACM, 6 januari 2015: ACM geeft toestemming voor overname NRC Media Holding door Mediahuis Nederland ACM besluit, 24 december 2014 (zaaknr. 14.1369.23): ACM verleent ontheffing voor overname failliete Riagg Rijnmond door Parnassia Groep ACM, 18 december 2014 (Reactie ACM): Banken gaan gecoördineerd en per toerbeurt geldautomaten terugplaatsen in landelijke gebieden ACM besluit, 20 november 2014 (zaaknr. 6306_20/17): ACM beboet investeringsmaatschappijen in meelkartel 3 februari 2015 Nieuwsbrief Mededingingsrecht

Transcript of Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar...

Page 1: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

Mededingingsautoriteiten

Europese Commissie

• EC, 15 januari 2015: Gezamenlijk contracteren: Commissie verzoekt om opmerkingen op de concept richtsnoeren in

landbouwsector

• EC, 14 januari 2014: Commissie onderzoekt joint venture collectieve beheersorganisaties

• EC, 17 December 2014: Politiek akkoord over verordening die tarieven voor interbancaire kosten voor ‘card-based’

betalingen maximeert

• EC, 17 december 2014: Commissie consulteert over toegang tot Commissiedossier in verband met

Schadervergoedingsrichtlijn

• EC, 15 december 2014: Concentratie Lafarge-Holcim tot grootste cementproducent onder voorwaarden goedgekeurd

• EC, 15 december 2014: Onderzoek naar de markt voor online hotelboekingen door de Franse, Zweedse en Italiaanse

mededingingsautoriteiten

• EC, 11 december 2014: Vijf producenten van enveloppen schikken voor in totaal 19,5 miljoen euro met Commissie

• Speech Alexander Italianer (EC), 10 december 2014: Italianer zet verschil mededingingsbeperking naar strekking en

naar gevolg uiteen

• EC, 4 december 2014: Tweede fase onderzoek naar telecomfusie in Spanje: van 4 naar 3 spelers zonder dominantie

Autoriteit Consument en Markt

• ACM, 6 januari 2015: ACM geeft toestemming voor overname NRC Media Holding door Mediahuis Nederland

• ACM besluit, 24 december 2014 (zaaknr. 14.1369.23): ACM verleent ontheffing voor overname failliete Riagg

Rijnmond door Parnassia Groep

• ACM, 18 december 2014 (Reactie ACM): Banken gaan gecoördineerd en per toerbeurt geldautomaten terugplaatsen

in landelijke gebieden

• ACM besluit, 20 november 2014 (zaaknr. 6306_20/17): ACM beboet investeringsmaatschappijen in meelkartel

3 februari 2015

Nieuwsbrief Mededingingsrecht

Page 2: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

2

Overige nationale mededingingsautoriteiten

• Bundeskartellamt (Du), 9 januari 2015: Duitse rechter bevestigt verbodsbeschikking Bundeskartellamt inzake ‘best

price’-clausule in hotelwezen

• Autorité de la concurrence (Fr), 18 december 2014: De Autorité de la concurrence beboet producenten voor onderling

afgestemde feitelijke gedragingen op de markten van huishoudelijke producten en persoonlijke verzorging

• CMA (VK) en Autorité de la concurrence (Fr), 16 december 2014 (Report): Britse en Franse mededingingsautoriteiten

publiceren onderzoek naar de economische aspecten van open en gesloten ecomarkten

• CMA (VK), 9 januari 2015: Eurotunnel mag van Engelse rechter naast het spoortraject geen veerdienst exploiteren

over het Kanaal

• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren

Jurisprudentie

• HvJEU, 18 december 2014 (C-434/13 P): Hof vernietigt arrest Gerecht wegens onjuiste toepassing van beginsel van

economische continuïteit

• Gerecht, 17 december 2014 (T-201/11): Commissie hoeft klacht niet in behandeling te nemen na onderzoek op

nationaal niveau

• Gerecht,12december2014(T-558/08):Gerechtverlaagtboeteinparaffinewaskartelwegensontbrekenrecidivebij

moedermaatschappij

• Conclusie A-G, 11 december 2014 (C-352/13): A-G Jääskinen pleit voor specifieke bevoegdheidsregel voor

grensoverschrijdende mededingingsverstorende praktijken

• GvEA, 9 december 2014 (T-91/10) en (T-472/09 en T-55/10): Gerecht handhaaft boete inzake Betonstaalkartel, maar

vernietigt hoofdelijke aansprakelijkheid

• Rechtbank Rotterdam, 18 december (ECLI:NL:RBROT:2014:10174, 10173 en 101729): ACM had boete al aangepast;

geen geslaagd beroep op hardheidsclausule

• CBb 18 december 2015 (ECLI:NL:CBB:2014:457): Boete voor thuiszorgaanbieders houdt ook in hoger beroep geen

stand; geen integrale proceskostenvergoeding

• Rechtbank Den Haag, 17 december 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:15722): Rechtbank oordeelt over cessies

schadevordering voor overtreding mededingingsrecht

• CBb, 26 november 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:447): Uiteindelijk toch geen boete in Maastrichts groenvoorzieningskartel

wegens verjaring

• Rechtbank Midden-Nederland, 3 december 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:6156): Rechtbank oordeelt verbod

internetverkoop nietig

• Arrest van het Belgische Grondwettelijke Hof, 10 december 2014 (Arrest nr. 179/2014): Procedure vertrouwelijke

gegevens bij Belgische mededingingsautoriteit niet in strijd met art. 6 en 8 EVRM

Overig / beleid

• Samenwerkingsprotocol ACM-NZa, 13 januari 2015: Nieuw Samenwerkingsprotocol ACM en NZa: toezicht op

consumentenbelang toegevoegd

• ACM, 15 december 2014: ACM brengt leidraad uit voor informatie-uitwisseling tussen zorgaanbieders bij intramurale

capaciteitsreductie

Page 3: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

3

Mededingingsautoriteiten

Europese Commissie

EC, 15 januari 2015: Gezamenlijk contracteren: Commissie verzoekt om opmerkingen op de concept richtsnoeren in landbouwsector

De Europese Commissie heeft concept richtsnoeren opgesteld over de toepassing van de Europese mededingingsregels

in de landbouw sector. Na de nationale mededingingsautoriteiten en de ministeries van landbouw van de lidstaten te

hebben geconsulteerd, verzoekt de Commissie nu commentaar van belanghebbenden. Opmerkingen kunnen tot 5 mei

2015 worden ingediend.

Op 1 januari 2014 is een hervorming doorgevoerd van het Europese landbouwbeleid, Verordening nr. 1803/2013 van

17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten.

UitEuropeesonderzoekwasgeblekendatdemededingingindevoedselketenverbeterdenefficiëntermoestworden.

Meer in het bijzonder zijn nieuwe regels ingevoerd voor het gezamenlijk onderhandelen voor het commercialiseren

van olijfolie, rund- en kalfsvlees, en bepaalde akkerbouwgewassen door producentenorganisaties of verenigingen van

producentenorganisaties (artikelen 169, 170 en 171 Vo. Nr. 1803/2013).

De richtsnoeren zetten het algemene mededingingsrechtelijke kader van artikel 101 en 102 VWEU uiteen voor het

gezamenlijkonderhandelendoordeproducentenorganisaties,alsookdespecifiekeaspectenvandelandbouwregulering.

Tevens worden de criteria genoemd die gelden voor uitzonderingen. De richtsnoeren geven ook aan op welke wijze de

productievolumes bepaald moeten worden om te controleren of bepaalde productieniveaus niet worden overschreden.

Annemieke van der Linden

TOP

EC, 14 januari 2014: Commissie onderzoekt joint venture collectieve beheers-organisaties

De Europese Commissie heeft aangekondigd de concentratie tussen de collectieve beheersorganisaties PRSfM

(Verenigd Koninkrijk), STIM (Finland) en GEMA (Duitsland) nader te onderzoeken. Collectieve beheersorganisaties

zijn ondernemingen die de auteursrechten voor rechthebbenden beheren en verlenen administratiediensten voor

verschillende uitgeverijen. Na het eerste fase onderzoek heeft de Commissie geconstateerd dat de concentratie zou

kunnen leiden tot hogere prijzen en slechtere licentievoorwaarden voor met name de digitale service providers (DSP)

van online muziekdiensten, hetgeen negatieve gevolgen kan hebben voor de eindgebruikers. Om het downloaden en

streamen van muziek via het internet te kunnen aanbieden hebben de DSP’s licentiecontracten nodig van de collectieve

beheersorganisaties.

De Commissie ziet mededingingsrechtelijke problemen op de markt voor online muzieklicenties en op de markt voor

auteursrecht administratie diensten voor ‘option 3 publishers’, omdat het aantal concurrenten in de Europees Economische

Ruimte van vier teruggaat naar twee. Op verzoek van de Europese Commissie hebben enkele grote uitgeverijen van

(Engelstalige) auteursrechtelijke werken, hun rechtenbeheer in eigen hand. Slechts voor verschillende administratieve

Page 4: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

4

diensten maken zij gebruik van de collectieve beheersorganisaties. De Commissie heeft tot 29 mei 2015 om een besluit

te nemen.

Annemieke van der Linden

TOP

EC, 17 December 2014: Politiek akkoord over verordening die tarieven voor interbancaire kosten voor ‘card-based’ betalingen maximeert

Het Europese Parlement en de Raad hebben hun steun uitgesproken voor een voorstel van de Commissie voor het

introduceren van maximum tarieven voor interbancaire kosten voor ‘card-based’ betalingen. Tevens worden er eisen

gesteld ten aanzien van transparantie van de kosten. Ook krijgen winkeliers de keuze om betaling met creditcard te

weigeren.

Banken hanteren interbancaire kosten voor betalingen met creditcards en deze kosten worden aan de winkeliers

doorgerekend. Op dit moment zijn deze kosten onvoldoende transparant en belemmeren de integratie van, en innovatie

op, de Europese betaalmarkten. Veel innovatieve betaalmethoden zijn reeds beschikbaar, maar worden nog te weinig

aangeboden vanwege de interbancaire kosten en regelgeving. De verordening tracht deze obstakels weg te nemen.

Het voorstel van de Commissie is een direct gevolg van het besluit van de Commissie inzake de tarieven die MasterCard

berekenende voor grensoverschrijdende creditcard betalingen en de beslissing van het Europese Hof die de zienswijze

van de Commissie bevestigde.

De uiteindelijke tekst van de verordening moet nog door het Europese Parlement en de Raad worden goedgekeurd. Naar

verwachting zal dit begin 2015 gebeuren.

Eelke van der Ree

TOP

EC, 17 december 2014: Commissie consulteert over toegang tot Commissiedossier in verband met Schadervergoedingsrichtlijn

De Europese Commissie heeft een publieke consultatieronde gelanceerd teneinde reacties van belanghebbenden

te ontvangen ten aanzien van de wijzigingen die het gevolg zijn van de Richtlijn voor schadevorderingen wegens

inbreuken op het mededingingsrecht (aangenomen door de Raad op 10 november 2014), en met name ten aanzien

van die wijzigingen die betrekking hebben op toegang tot en het gebruik van informatie uit de Commissiedossiers. De

consultatieronde betreft Verordening 773/2004 betreffende procedures van de Commissie en de Mededelingen van de

Commissie inzake toegang tot het dossier, immuniteit tegen geldboeten, schikkingsprocedures en samenwerking met

nationale rechters. De consultatieronde is open tot 25 maart 2015.

Joost Dibbits

TOP

Page 5: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

5

EC, 15 december 2014: Concentratie Lafarge-Holcim tot grootste cementproducent onder voorwaarden goedgekeurd

Op 15 december 2014 heeft de Commissie aan de overname van de Franse cementgroep Lafarge door haar Zwitserse

branchegenoot Holcim haar voorwaardelijke goedkeuring gegeven. Holcim en Lafarge zijn beide wereldwijd actieve

producenten en leveranciers van cement en andere bouwmaterialen. De overname van Lafarge door Holcim zal

resulteren in ’s werelds grootste cementproducent met activiteiten in 90 landen.

Het onderzoek van de Commissie naar de gevolgen van de concentratie voor de mededinging heeft uitgewezen dat

de fusieonderneming onvoldoende concurrentiedruk zal ondervinden van overige marktspelers. Dit zou het risico van

prijsstijgingen met zich mee hebben gebracht. Om die reden heeft de Commissie aan haar beschikking voorwaarden

verbonden, die het risico van dit mededingingsprobleem wegnemen. Die bestaan kort gezegd uit de afstoting door

LafargevanhaarlocatiesinDuitsland,RoemeniëenhetVerenigdKoninkrijendeafstotingdoorHolcimvanactiviteitenin

Frankrijk,Hongarije,Slovakije,SpanjeenTsjechië.

Natasja Brusik

TOP

EC, 15 december 2014: Onderzoek naar de markt voor online hotelboekingen door de Franse, Zweedse en Italiaanse mededingingsautoriteiten

De Europese Commissie heeft aangekondigd dat de Franse, Zweedse en Italiaanse mededingingsautoriteiten onderzoek

doen naar de markt voor online hotelboekingen. De zogenoemde ‘parity-clausule’ – opgenomen in de contracten tussen

Booking.com en hotels – zouden een mededingingsbeperkend effect hebben. Op basis van deze clausule zijn hotels

verplicht om dezelfde of lagere (hotelkamer)prijzen beschikbaar te stellen voor Booking.com als de prijzen het hotel zelf

hanteert inalle (andere)offlineenonlineboekingskanalen.Booking.comheeft–omdedriemededingingsautoriteiten

tegemoet te komen – voorgesteld om de ‘parity-clausule’ te wijzigen zodat de verplichting om geen lagere prijzen aan te

bieden alleen geldt voor het hotel zelf, en dus niet voor andere online reisagenten. Zo kunnen andere online reisagenten

gemakkelijk(er) toetreden tot de markt. Het hotel mag zelf dan nog steeds geen lagere prijzen aanbieden.

Het onderzoek wordt geleid door de Commissie, maar de Commissie is zelf nog geen onderzoek gestart. De drie

mededingingsautoriteiten doen verder onderzoek naar ‘parity-clausules’ van andere online reisagenten.

Mahboebeh Alipour

TOP

EC, 11 december 2014: Vijf producenten van enveloppen schikken voor in totaal 19,5 miljoen euro met Commissie

De Europese Commissie heeft boetes uitgedeeld aan Bong (Zweden), GPV en Hamelin (Frankrijk), Mayer-Kluvert

(Duitsland) en Tompla (Spanje) van in totaal 19,5 euro voor het coördineren van prijzen en het verdelen van klanten van

verschillende typen enveloppen. Vanwege hun medewerking aan het onderzoek hebben Tompla, Hamelin en Mayer-

Page 6: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

6

Kuvert/GPV (GPV is na het kartel door Mayer-Kuvert overgenomen) kortingen gekregen op de aan hen opgelegde

boetes. Daarnaast hebben alle ondernemingen 10% korting gekregen omdat zij hebben ingestemd met een schikking.

In september 2010 begon de Commissie op eigen initiatief met het onderzoek. Door middel van een serie bilaterale en

multilaterale vergaderingen tussen de topmanagers van de verschillende bedrijven zijn de prijzen gecoördineerd en de

klanten verdeeld. De inbreuk vond plaats tussen oktober 2003 en april 2008.

Henk Dijkstra

TOP

Speech Alexander Italianer (EC), 10 december 2014: Italianer zet verschil mededingingsbeperking naar strekking en naar gevolg uiteen

Op 10 december 2014 heeft directeur-generaal, Alexander Italianer, van het Directoraat-Generaal Mededinging van de

Commissie een toespraak gehouden tijdens de ‘Charles River Associates’ (CRA) conferentie over de verschillen tussen

mededingingsinbreuken naar strekking en mededingingsinbreuken naar gevolg. Allereerst heeft hij uiteengezet wat het

verschil is tussen deze twee inbreuken en vervolgens heeft hij geschetst hoe de Europese rechter momenteel naar deze

twee vormen van inbreuken kijkt aan de hand van twee vrij recente zaken, de Intel en Mastercard zaken.

In het geval van inbreuken naar strekking gaat het om inherent schadelijke inbreuken. Om te beoordelen of hiervan sprake

is, moet voornamelijk worden gekeken naar het desbetreffende gedrag of de inhoud en het doel van de overeenkomsten.

Op basis hiervan wordt bepaald of sprake is van een voldoende mate van schade aan de mededinging; de concrete

negatieve gevolgen worden dus niet onderzocht. In het geval van inbreuken naar gevolg gaat het om handelswijzen die

niet altijd schadelijk zijn voor de mededinging. Of zij schadelijk zijn hangt af van verschillende factoren die betrekking

hebben op het gedrag zelf en de markt waar het gedrag plaatsvindt. Omdat het in dit geval gaat om de omstandigheden

en niet om de aard van de overeenkomst is het noodzakelijk om nauwkeurig de mededingingsbeperkende gevolgen te

onderzoeken en te bewijzen.

In de Intelzaak heeft het Gerecht geoordeeld dat in het geval van exclusieve kortingen het niet noodzakelijk is om de

mededingingsbeperkende effecten te onderzoeken, aangezien dergelijke kortingen inherent schadelijk zijn voor de

mededinging. Dit arrest bevestigt dat de mededingingsbeperkende gevolgen slechts onderzocht dienen te worden als dat

echt noodzakelijk is. Aan de andere kant heeft de Hof van Justitie van de EU in de Cartes Bancaires zaak geoordeeld dat

niet te snel van een inbreuk naar strekking moet worden uitgegaan. Een inbreuk naar strekking dient op een overtuigende

manier te worden aangetoond op basis van de inhoud, doelen en context van de overeenkomst. Concrete gevolgen van

een inbreuk hoeven dan echter niet te worden onderzocht.

Henk Dijkstra

TOP

Page 7: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

7

EC, 4 december 2014: Tweede fase onderzoek naar telecomfusie in Spanje: van 4 naar 3 spelers zonder dominantie

De Europese Commissie heeft een tweede fase-onderzoek gelast naar de voorgenomen acquisitie van Jazztell plc. door

Orange S.A. De Commissie wil een diepgaand onderzoek verrichten naar de vraag of de voorgenomen concentratie de

mededinging niet te veel zou kunnen beperken.

De transactie zou het aantal telecommunicatiebedrijven met nationale dekking in Spanje reduceren van vier naar drie.

Hoewel er geen machtspositie zou ontstaan, heeft de Commissie zorgen geuit over het verlies aan concurrentie op de

markt voor ‘fixed internet access services’ en de markt voor ‘fixed-mobile multiple plays offers’. Het verlies van Jazztell als

belangrijke concurrent op deze markten, zou tot prijsstijgingen voor de consument kunnen leiden.

Orange S.A. heeft een aantal remedies aan de Europese Commissie aangeboden, maar deze zijn onvoldoende geweest

om de serieuze twijfels van de Commissie. De Commissie heeft nu negentig dagen om te bepalen of de transactie in zijn

huidige vorm toch doorgang kan vinden.

Stijn Werdmölder

TOP

Autoriteit Consument en Markt

ACM, 6 januari 2015: ACM geeft toestemming voor overname NRC Media Holding door Mediahuis Nederland

Op 5 januari 2015 heeft ACM toestemming gegeven voor de overname van NRC Media Holding BV (inclusief haar

dochtervennootschappen NRC Media BV en NRC Lux BV) door Mediahuis Nederland BV (een joint venture van Corelio

NV en Concentra NV). In het eerste fase onderzoek heeft ACM geconstateerd dat er een geringe overlap bestaat

tussen de activiteiten van beide ondernemingen. Zo heeft de concentratie geen effect op de distributie- en drukmarkten,

aangezien slechts een van de bedrijven actief is op de drukmarkt. Verder is er slechts zeer beperkte overlap op de lezers-

en advertentiemarkten (in Limburg). Na de concentratie blijven nog voldoende concurrenten actief op genoemde markten.

Annemieke van der Linden

TOP

ACM besluit, 24 december 2014 (zaaknr. 14.1369.23):ACMverleentontheffingvoorovername failliete Riagg Rijnmond door Parnassia Groep

De Parnassia Groep is voornemens zeggenschap te verkrijgen over een deel van de onderneming van de failliete

Stichting Riagg Rijnmond. De betrokken ondernemingen hebben op 23 december 2014 ACM om toestemming gevraagd

voor de overname waardoor een concentratie in de zin van de Mededingingswet tot stand zou worden gebracht.

Vooruitlopendopdebeoordelingvandeconcentratie,heeftACMbijbesluitvan24december2014ontheffingverleend

van het verbod de overname tot stand te brengen voor een goedkeurend besluit van ACM is verkregen, omdat ACM het

Page 8: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

8

aannemelijk acht dat er een groot risico bestaat voor de continuïteit van de activiteiten van Stichting Riagg Rijnmond

indien de wachtperiode in acht moet worden genomen. Uitstel van de transactie zou volgens ACM kunnen leiden tot

onomkeerbare waardevermindering van de onderneming en daarmee mogelijk tot onherstelbare schade aan de

voorgenomen concentratie.

AandeontheffingheeftACMhetvoorschriftverbondendatdeParnassiaGroepbijdeorganisatorischeofoperationele

integratie niet verder gaat dan noodzakelijk is voor het garanderen van de continuïteit van de zorg voor de overgenomen

cliënten,totdatACMheeftvastgesteldgeenbezwaartegendeconcentratietehebben.

Nino van der Meer Mohr

TOP

ACM, 18 december 2014 (Reactie ACM): Banken gaan gecoördineerd en per toerbeurt geldautomaten terugplaatsen in landelijke gebieden

Vier Nederlandse banken, ABN AMRO Bank N.V., ING Bank N.V., Rabobank en SNS Bank N.V., hebben op 17 oktober

2014 hun samenwerking ten aanzien van het her- en terugplaatsen van geldautomaten in landelijke gebieden aan ACM

voorgelegd.InhaarbeoordelingheeftACMmeegenomendatdeMinistervanFinanciënhechtaaneenlandelijkedekking

waarbij binnen burgers binnen een straal van 5 kilometer toegang tot een geldautomaat hebben.

De banken willen starten met een pilot in Zeeuws-Vlaanderen. Wanneer een bank voornemens is om een geldautomaat in

een landelijk gebied weg te halen, zal deze bank dit doorgeven aan Betaalvereniging Nederland. Vervolgens beoordeelt

deze organisatie of er een witte vlek ontstaat en wijst vervolgens de banken bij toerbeurt aan om een geldautomaat

terug te plaatsen. Ieder van de banken draagt zelf de kosten voor dit terugplaatsen en onderhouden van de automaat.

ACM is van oordeel dat wanneer partijen gecoördineerd besluiten om bij toerbeurt op een witte vlek een geldautomaat

terug te plaatsen, dit op zichzelf geen merkbare beperking van de mededinging vormt. Dit ligt evenwel anders indien

de samenwerking ertoe leidt dat geldautomaten gecoördineerd worden gesloten en herplaatst. Dit kan leiden tot een

merkbare beperking van de mededinging op de markt voor het aanbieden van chartaal geld via geldautomaten. Naar het

oordeel van ACM zou de samenwerking op dit punt voor de consument geen voordelen opleveren. Ten slotte wijst ACM

er op dat de banken niet meer informatie met elkaar mogen delen dan strikt noodzakelijk is voor het bereiken van de

doelstelling van de pilot in Zeeuws-Vlaanderen.

Annemieke van der Linden

TOP

ACM besluit, 20 november 2014 (zaaknr. 6306_20/17): ACM beboet investeringsmaatschappijen in meelkartel

Op 30 december 2014 heeft ACM twee besluiten gepubliceerd waarin meerdere investeringsmaatschappijen beboet worden

voor deelname aan het meelkartel. Het is de eerste keer dat ACM een boete oplegt aan investeringsmaatschappijen. De

beboete investeringsmaatschappijen hadden volgens ACM ten tijde van het meelkartel (2001-2007) beslissende invloed

opbedrijvendiebetrokkenwarenbijhetmeelkartel.Deopgelegdeboetesvariërenvan450.000eurotot1,5miljoeneuro.

Page 9: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

9

De beslissende invloed van de investeringsmaatschappijen was volgens ACM gelegen in meerdere factoren. Zo was er in

één van de twee besluiten sprake van blokkeringsmacht van de investeringsmaatschappij ten aanzien van besluiten die

genomen werden in de aandeelhoudersvergadering. In het andere besluit kon de investeringsmaatschappij op basis van

haar stemrechten zelfstandig besluiten nemen in de aandeelhoudersvergadering. In beide besluiten was voor ACM verder

relevant dat belangrijke investeringen van te voren moesten worden goedgekeurd door de investeringsmaatschappij.

Ook werd in aanmerking genomen dat de investeringsmaatschappijen de mogelijkheid hadden om twee van de vier

leden van de Raad van Commissarissen te benoemen, waardoor zij blokkerende zeggenschap hadden in de Raad van

Commissarissen.

Gerda de Jong

TOP

Overige nationale mededingingsautoriteiten

Bundeskartellamt (Du), 9 januari 2015: Duitse rechter bevestigt verbodsbeschikking Bundeskartellamt inzake ‘best price’-clausule in hotelwezen

Op 20 december 2013 had het Bundeskartellamt geoordeeld dat HRS de ‘best price’-clausules per 1 april 2014

uit haar contracten met Duitse hotels moest halen. Deze clausules hadden een mededingingbeperkend effect op de

concurrentie (op online platforms) voor hotelkamers. Hoteleigenaren mochten hun kamers niet voor een lagere prijs

en betere voorwaarden aanbieden dan de prijs die via het online platform van HRS werd aangeboden. HRS is tegen

deze beschikking in beroep gegaan. Het Oberlandesgericht Düsseldorf heeft op 9 januari 2015 het beroep verworpen en

geoordeeld dat de clausule de mededinging zodanig beperkt dat deze niet kan worden uitgezonderd van het kartelverbod.

Annemieke van der Linden

TOP

Autorité de la concurrence (Fr), 18 december 2014: De Autorité de la concurrence beboet producenten voor onderling afgestemde feitelijke gedragingen op de markten van huishoudelijke producten en persoonlijke verzorging

De Autorité de la concurrence (Autorité) heeft producenten van persoonlijke verzorgingsproducten en huishoudelijke

producten beboet voor onderling afgestemde feitelijke gedragingen die plaatsvonden op beide markten tussen 2003 en

2006. Het doel van de gedragingen was om de verkoopprijzen aan de distribiteurs te verhogen.

De eerste inbreuk vond plaats op de markt van huishoudelijke producten. Deelnemers aan dit kartel waren Colgate-

Palmolive, Henkel, Unilever, Procter & Gamble, Reckitt Benckiser, Sara Lee, SC Johnson en Bolton Solitaire. In totaal zijn

zij beboet voor 345,2 miljoen euro. De tweede inbreuk vond plaats op de markt van persoonlijke verzorgingsproducten.

Colgate-Palmolive, Henkel, Unilever, Procter & Gamble, Reckitt Benkiser, Sara Lee, Laboratoires Vendôme, Gillette,

L’Oréal, Beiersdorf en Vania hebben deelgenomen aan dit kartel en in totaal zijn zij beboet voor 605,9 miljoen euro.

Page 10: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

10

Door middel van een clementieverzoek is de Autorité achter deze twee inbreuken gekomen. SC Johnson, Colgate

PalmoliveenHenkelhebbengeprofiteerdvandeclementieprocedure.Dankzijdeinformatiediedezebedrijvenhebben

gegeven kon de Autorité in februari en juli 2006 verschillende bedrijfsbezoeken uitvoeren. Bij het bepalen van de boete

heeft de Autorité rekening gehouden met het feit dat de gedragingen serieuze inbreuken vormden; niet alleen vanwege

de heimelijke aard, maar ook vanwege het feit dat zij erop gericht waren om prijsontwikkelingen te beïnvloeden. Verder

heeft de Autorité ook rekening gehouden met het feit dat de inbreuken schadelijk waren voor de economie en dat zij

plaatsvonden op een geconcentreerde markt van noodzakelijke producten. Hierdoor hebben de gedragingen grote

negatieve gevolgen gehad voor consumenten.

Henk Dijkstra

TOP

CMA (VK) en Autorité de la concurrence (Fr), 16 december 2014 (Report): Britse en Franse mededingingsautoriteiten publiceren onderzoek naar de economische aspecten van open en gesloten ecomarkten

De Britse mededingingsautoriteit Competition and Markets Authority (CMA) en de Franse mededingingsautoriteit, Autorité

de la concurrence, hebben op 16 december 2014 een gezamenlijk rapport gepubliceerd over de economische effecten

vanopenengeslotenecosystemen indemededinging.Ecosystemenzijn indat rapport gedefinieerdals ‘eenaantal

bedrijven - concurrerende en complementerende bedrijven - die samenwerken om een nieuwemarkt te creëren en

goederen en diensten te produceren die van meerwaarde zijn voor consumenten’.

Verwacht werd dat ‘openheid’ van een ecosysteem een belangrijk eigenschap was voor competitieve doeleinden,

omdat het van invloed kan zijn op de consument, concurrentie tussen bedrijven, en de mate van innovatie in de

industrie. “Open” heeft in het algemeen betrekking op een systeem dat toegankelijk is voor aanvullende bedrijven of

andere systeemontwikkelaars dan de systeembeheerder zelf. Deze kunnen dus samenwerken met een relatief grote

verscheidenheid van andere componenten die beschikbaar zijn in de markt. Daarentegen kan in een “gesloten” systeem,

elk bedrijf alleen met geselecteerde andere bedrijven samenwerken. Als gevolg hiervan ontstaan in een open systeem

een aanzienlijk groter aantal bedrijfsvariaties waar consumenten heen kunnen. Dit zal leiden tot meer concurrentie.

Geconcludeerd wordt uiteindelijk dat zowel open als gesloten systemen voordelen met zich brengen voor de concurrentie

endeefficiëntieopdemarkt.

Aurélie Mingels

TOP

CMA (VK), 9 januari 2015: Eurotunnel mag van Engelse rechter naast het spoortraject geen veerdienst exploiteren over het Kanaal

Het Competition Appeal Tribunal (CAT) heeft op 9 januari 2015 geoordeeld dat Groupe Eurotunnel SA niet ook een

veerdienst vanuit Dover naar Calais mag exploiteren (MyFerryLink) en heeft daarmee het besluit van de Britse

mededingingsautoriteit, Competition and Markets Authority (CMA) van 27 juni 2014 bevestigd. Eurotunnel was

voornemens om verschillende veerboten van SeaFrance over te nemen. De voorganger van de CMA, de Competition

Page 11: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

11

Commission, had op 6 juni 2013 geen toestemming gegeven voor deze overname. Het feit dat de exploitant van de

Eurotunnel ook veerdiensten op hetzelfde traject zou verzorgen, zou ten koste gaan van de concurrentie op deze

route. De consument heeft meer baat bij drie onafhankelijke partijen die concurreren: twee veerdiensten over en een

treinverbinding onder het Kanaal.

Annemieke van der Linden

TOP

CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren

De Britse mededingingsautoriteit, Competition and Markets Authority (CMA), heeft punten van bezwaar uitgebracht tegen

een vereniging van makelaars, een aantal van haar leden en een lokale krant. Volgens de punten van bezwaar zouden

de desbetreffende bedrijven het mededingingsrecht hebben geschonden door makelaars te verhinderen hun prijzen of

kortingen in de lokale krant te publiceren.

De punten van bezwaar zijn ook aan een vereniging van makelaars geadresseerd omdat de regels inzake de lidmaatschap

het mededingingsrecht zouden schenden. Volgens deze regels is het voor leden verboden om hun prijzen of kortingen

in de lokale krant, ‘Surrey & Hants Star Courier’, te publiceren. Hierdoor is volgens de CMA de concurrentiedruk op de

prijzenvanmakelaarslokaalverminderd.Bovendienishetdoordezebeperkingenmoeilijkergewordenvoorpotentiële

concurrenten om de markt binnen te treden door hun prijzen te gebruiken om klanten aan te trekken. De CMA is van

mening dat deze gedragingen de consumentenkeuze heeft beperkt en het moeilijker heeft gemaakt om prijzen te

vergelijken.

Henk Dijkstra

TOP

JurisprudentieHvJEU, 18 december 2014 (C-434/13 P): Hof vernietigt arrest Gerecht wegens onjuiste toepassing van beginsel van economische continuïteit

Op de markt van ‘olieslangen voor maritieme toepassing’ heeft de Europese Commissie in 2009 elf ondernemingen

beboet wegens kartelvorming (BeschikkingC(2009)428definitief van de Commissie van 28 januari 2009). Op 17 mei

2013 (T-146/09)heefthetGerechttenaanzienvanParkerITRenhaarmoedermaatschappijParkerHannifin,tweevan

de betrokken ondernemingen, de beschikking van de Commissie gedeeltelijk nietig verklaard.

Na een analyse van de oprichtingsgeschiedenis van Parker ITR, oordeelde het Gerecht dat het beginsel van persoonlijke

aansprakelijkheid door de Commissie was geschonden, voor zover Parker ITR aansprakelijk was gesteld voor de periode

vóór1 januari2002. ITRRubber–devennootschapdieop31 januari2002doorParkerHannifinwerdovergenomen

van ITR SpA, een onderneming binnen de Saiag-groep, en vervolgens ‘Parker ITR’ is genoemd – kreeg pas op 1 januari

Page 12: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

12

2002methetoogopdeaandelentransactiemetParkerHannifindeafdelingrubberenslangenbinnendegroepSaiag

onder zich, waaronder de activiteiten op het gebied van slangen voor maritieme toepassing. Het Gerecht oordeelde

dat het beginsel van de economische continuïteit – het beginsel waarop de Commissie een beroep deed – niet het

beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid kan uitschakelen in een geval zoals het onderhavige, waarin een bij het kartel

betrokken onderneming, te weten Saiag en haar dochter ITR SpA, een deel van haar activiteiten (ITR Rubber) aan een

onafhankelijkederde(Parker-Hannifin)overdraagtenertussendeoverdragerendeverkrijgergeenstructurelebanden

bestaan. De Commissie had volgens het Gerecht niet Parker ITR maar Saiag en ITR SpA aansprakelijk moeten stellen

voor de periode vóór 1 januari 2002. Het Gerecht bracht de boetejaren terug van negentien naar vijfenhalf jaar en boete

van 25,6 miljoen euro naar 6,4 miljoen euro.

De centrale vraag van de hogere voorziening is of ITR Rubber (later omgedoopt tot Parker ITR) krachtens het beginsel

van de economische continuïteit aansprakelijk kan worden gesteld voor de kartelinbreuk vóór 1 januari 2002 door Saiag

en ITR SpA. Hiertoe acht het Hof de beoordeling of structurele banden bestonden tussen de overdragende (te weten ITR

SpA) en de verkrijgende entiteit (te weten ITR Rubber) van belang. Door echter te concluderen dat er geen structurele

banden bestonden tussen Saiag en ITR SpA als overdragende entiteit en Parker-Hannifin als verkrijgende entiteit, heeft

het Gerecht volgens het Hof twee afzonderlijke transacties samengevoegd, zonder rekening te houden met het feit dat

ITR SpA eerst de inbreukmakende activiteiten heeft overgedragen aan een dochteronderneming (ITR Rubber) om deze

vervolgensover tedragenaanParker-Hannifin.HetGerecht lijktbijdetoepassingvanhetbeginselvaneconomische

continuïteit – onterecht – geen onderscheid te hebben gemaakt tussen de activa transactie binnen de Saiag groep en de

aandelentransactievandeSaiaggroepnaardeParker-Hannifingroep.HetGerechtheeftvolgenshetHofdanookblijk

gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door – zonder rekening te houden met de banden die tussen ITR SpA en ITR

Rubber bestonden toen de activiteiten tussen die twee entiteiten werden overgedragen – te oordelen dat er geen sprake

kon zijn van economische continuïteit op grond dat geen structurele banden bestonden tussen de overdragende en de

verkrijgende entiteit.

Het Hof vervolgt met de overweging dat er een weerlegbaar vermoeden bestaat dat een moedermaatschappij

daadwerkelijkeenbeslissendeinvloeduitoefentophetcommerciëlebeleidvanhaardochterindienzij(nagenoeg)het

gehele kapitaal in handen heeft van haar dochter die de inbreuk pleegt (wat in casu het geval was). Daar het Gerecht a

priori had uitgesloten dat sprake was van economische continuïteit en daarom de door partijen aangevoerde argumenten

niet had onderzocht, vernietigt het Hof het bestreden arrest voor zover het Gerecht heeft geoordeeld dat Parker ITR niet

aansprakelijk kon worden gesteld voor de inbreukperiode vóór 2002. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht.

Nino van der Meer Mohr

TOP

Gerecht, 17 december 2014 (T-201/11): Commissie hoeft klacht niet in behandeling te nemen na onderzoek op nationaal niveau

Op 17 december 2014 heeft het Gerecht geoordeeld dat de Commissie een klacht van Si. Mobil, een Sloveense aanbieder

van mobiele telefonie, over het marktgedrag van Telekom Slovenije terecht heeft afgewezen. De Commissie wees de

klacht in 2011 af omdat de Sloveense mededingingsautoriteit de zaak al in behandeling had genomen.

Page 13: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

13

Het Gerecht overweegt dat de Commissie op grond van art. 13 van Vo. 1/2003 een klacht kan afwijzen indien zij vaststelt

dat (i) een nationale mededingingsautoriteit de betreffende zaak al behandelt en (ii) de betreffende zaak eenzelfde

overeenkomst, besluit of feitelijke gedraging betreft. De Commissie hoeft daarbij geen afweging te maken tussen

enerzijds het belang van behandeling van de zaak door de nationale mededingingsautoriteit en anderzijds het belang van

behandeling van de zaak door de Commissie.

Betreffende het behandelingscriterium overweegt het Gerecht dat de Commissie zich er van moet vergewissen dat

de nationale mededingingsautoriteit de zaak daadwerkelijk onderzocht heeft; een enkele klachtregistratie of een

ambtshalve kennisneming is niet voldoende. Het Gerecht stelt vast dat de Commissie zich ervan had vergewist dat de

zaak daadwerkelijk was onderzocht door de Sloveense mededingingsautoriteit. Betreffende het tweede criterium stelt het

Gerecht vast dat klacht dezelfde inbreuk betrof als de zaak die door de Sloveense mededingingsautoriteit in behandeling

was genomen. De Commissie heeft derhalve terecht de klacht kunnen afwijzen.

Joost Dibbits

TOP

Gerecht, 12 december 2014 (T-558/08):Gerechtverlaagtboeteinparaffinewaskartelwegens ontbreken recidive bij moedermaatschappij

Op 12 december 2014 heeft het Gerecht van de Europese Unie, de EU rechter in eerste instantie, de boete die de

EuropeseCommissiein2008hadopgelegdaandeItaliaansedeelnemeraanhetparaffinewaskartel,ENIS.p.A.(ENI),

verlaagd van 29,1 miljoen euro naar 18,2 miljoen euro.

Op 1 oktober 2008 had de Commissie geoordeeld dat het energiebedrijf ENI tussen 1997 en 2005 inbreuk had gemaakt

op het toenmalige artikel 81, lid 1 EG (nu artikel 101 VWEU) door deel te nemen aan een mededingingsregeling op de

marktvanparaffinewas(gefabriceerddoorraffinagevanruweolieengebruiktvoordevervaardigingvano.a.kaarsen,

chemicaliën,bandenenkauwgom)indeEERénopdemarktvan“slackwas”(benodigdegrondstofvoordeproductie

vanparaffinewas)inDuitsland.HetkartelkwamaanhetlichtdoordatShellinmaart2005eenclementieaanvraagdeed

ten aanzien van het bestaan van het kartel.

De aan ENI opgelegde boete was berekend op basis van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten opgelegd

uit hoofde van artikel 23 lid 2 sub a van verordening (EG) nr. 1/2003 (Richtsnoeren van 2006). Het basisbedrag van de

opgelegde boete was vastgesteld op 13 miljoen, welk bedrag met 60% was verhoogd wegens recidive, zodat het bedrag

uitkwam op 20,8 miljoen. Vervolgens heeft de Commissie een factor 1,4 toegepast, waardoor de uiteindelijke geldboete

neerkwam op 29,1 miljoen euro.

Bij het Gerecht kwam ENI onder meer op tegen dit boetebedrag omdat recidive impliceert dat ENI nieuwe inbreuken heeft

gepleegd of een inbreuk heeft voortgezet nadat de Commissie of een nationale mededingingsautoriteit heeft vastgesteld

dat de betrokken onderneming in strijd heeft gehandeld met artikel 81 of 82 EG. ENI is echter nooit adressant van een

beschikking inzake een inbreuk geweest.

Het Gerecht oordeelt dat de Commissie ten onrechte inbreuken van dochterondernemingen van ENI, waarvoor zij zijn

bestraft in eerdere beschikkingen, heeft toegerekend aan ENI, terwijl in die eerdere beschikkingen de aansprakelijkheid

Page 14: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

14

voor het handelen van de dochterondernemingen niet aan de moedermaatschappij was toegekend. Derhalve kan niet

worden aanvaard dat de Commissie zich bij de vaststelling van recidive als verzwarende omstandigheid op het standpunt

stelt dat ENI aansprakelijk moet worden gehouden voor een vroegere inbreuk waarvoor haar geen sanctie is opgelegd.

Het Gerecht oordeelt daarom dat het boetebedrag moet worden her berekend, zonder de verhoging van 60% wegens

recidive. Op deze wijze is de oorspronkelijke boete verlaagd.

Aurélie Mingels

TOP

Conclusie A-G, 11 december 2014 (C-352/13):A-GJääskinenpleit voor specifiekebevoegdheidsregel voor grensoverschrijdende mededingingsverstorende praktijken

Door het Landgericht Dortmund is een prejudiciële vraag gesteld met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid

in mededingingsrechtzaken. Aanleiding voor de prejudiciële vraag was een vordering tot informatieverstrekking en

schadevergoeding, ingesteld door een Belgische verzoekster bij de Duitse rechtbank tegen meerdere, in verschillende

lidstaten, gevestigde vennootschappen. Deze Belgische verzoekster had de vordering ingesteld naar aanleiding van

deelname van de verweerders aan het Hydrogen Peroxide-kartel. Slechts één van de betrokken vennootschappen was

in Duitsland gevestigd, maar de vordering tegen deze vennootschap is later door verzoekster ingetrokken. De vraag is

vervolgens of de Duitse rechtbank nog steeds bevoegd is kennis te nemen van het geschil.

Advocaat-Generaal Jääskinen geeft het Hof in overweging dat onder de Brussel I-verordening, in een geval als het

bovenstaande, de Duitse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Ondanks de intrekking van de vordering

tegen de enige in Duitsland gevestigde verweerder, is een gelijktijdige behandeling en berechting van de vorderingen

doelmatig en voorkomt dit onverenigbare uitspraken bij afzonderlijke berechting. Voorwaarde is wel dat de intrekking

heeft plaatsgevonden nadat de zaak geldig is aangebracht en niet samenhangt met een schikking die de verzoekster en

de Duitse verweerder hebben getroffen en verzwegen, zodat de andere verweerders in de Duitse procedure betrokken

konden worden. Daarnaast moet artikel 5 punt 3 van de Brussel I-verordening volgens de AG zo worden uitgelegd dat

het schadebrengende feit, de kartelinbreuk, niet kan worden geacht zich in elk van de lidstaten waar kartelafspraken zijn

gemaakt te hebben voorgedaan en/of uitgevoerd.

Advocaat-Generaal Jääskinen adviseert tenslotte dat de Uniewetgever, gelet op de bijzondere gevolgen die

grensoverschrijdendemededingingsverstorendepraktijkenophetgebiedvanjustitiëlesamenwerkinginburgerlijkzaken

kunnenhebben,ergoedaanzoudoenomteoverwegeneenspecifiekebevoegdheidsregelvoordergelijkezakeninde

Brussel I-verordening op te nemen.

Gerda de Jong

TOP

Page 15: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

15

GvEA, 9 december 2014 (T-91/10) en (T-472/09 en T-55/10): Gerecht handhaaft boete inzake Betonstaalkartel, maar vernietigt hoofdelijke aansprakelijkheid

Bij beschikking van 30 september 2009 (zaak COMP/37.956 – Betonstaal, nieuwe beschikking) heeft de Europese

Commissie verschillende Italiaanse producenten beboet wegens kartelvorming in de markt van betonstaal in staven of

rollen.

Lucchini SpA, een van de betrokken producenten, is in beroep gegaan tegen de Commissiebeschikking. Ter ondersteuning

van haar beroep voert Lucchini SpA vijf middelen aan; vier ter ondersteuning van een vordering tot non-existentverklaring

of tot nietigverklaring van de beschikking en een vijfde ter ondersteuning van een subsidiaire vordering tot nietigverklaring

van van de boete en van een subsidiaire vordering tot verlaging van de boete. De middelen betreffen respectievelijk:

(i) schending van wezenlijke vormvoorschriften; (ii) onbevoegdheid van de Commissie en onjuiste rechtsopvatting bij de

keuze van de rechtsgrondslag; (iii) schending rechten van verdediging en onjuiste rechtsopvatting; (iv) ontbreken van

bewijsenonjuistetoepassingvanhetmateriëlerecht;(v)hetbedragvandegeldboeteisoverdrevenhoog,debewijzen

en de motivering zijn ontoereikend, onjuiste toepassing van artikel 23 lid 2 Vo. 1/2003 en de richtsnoeren van 1998 en

schending van het evenredigheidbeginsel.

Het Gerecht oordeelt dat de vaststelling dat een handeling van een instelling van de Unie (in casu de Commissie)

non-existent is, gelet op de ernst van de consequenties hiervan, voorbehouden is voor uiterst extreme gevallen.

In het onderhavige geval staat zonder meer vast dat de door Lucchini SpA aangevoerde onregelmatigheden (eerste

vier middelen) niet zo overduidelijk ernstig zijn dat de bestreden beschikking als juridisch non-existent moet worden

beschouwd, aldus het Gerecht. Wat betreft de vordering tot nietigverklaring oordeelt het Gerecht dat volgens vaste

rechtspraak de nietigverklaring van een Uniehandeling niet noodzakelijkerwijs de voorbereidende handelingen beïnvloedt

en dat daarmee de rechten van verdediging zouden zijn geschonden. Daar ook het vijfde middel niet door het Gerecht

wordt gevolgd, worden de vorderingen van Lucchini SpA allen afgewezen.

In de zaak die SP had aangespannen, kwam het Gerecht tot hetzelfde oordeel, met uitzondering van de hoofdelijke

aansprakelijkheid voor SP SpA voor de geldboete van 14,35 miljoen euro die ook was opgelegd aan Lucchini. Het

Gerecht achtte het niet aangetoond dat SP SpA en Lucchini op het tijdstip van de beschikking een economische eenheid

vormden, met gevolg dat voor het vaststellen van het maximum van de geldboete de Commissie art. 23 lid 2 Vo. 1/2003

afzonderlijk had moeten toepassen op SP SpA.

Nino van der Meer Mohr

TOP

Rechtbank Rotterdam, 18 december (ECLI:NL:RBROT:2014:10174, 10173 en 101729): ACM had boete al aangepast; geen geslaagd beroep op hardheidsclausule

ACM heeft D op 13 december 2011 een boete opgelegd van 255,5 duizend euro wegens deelname aan een doorlopende

inbreuk op artikel 6 Mw. Op 7 januari 2013 is deze boete, na beroep op de hardheidsclausule, naar beneden bijgesteld tot

5000 euro. D is in beroep gegaan.

De overtreding heeft betrekking op het gezamenlijk manipuleren van de executieveilingen van huizen. ACM stelt dat

deze samenwerking structureel plaatsvond op executieveilingen in Nederland in de periode van 13 juni 2000 tot en met

Page 16: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

16

15 december 2009. Door de doorlopende samenwerking is een verband van handelaren ontstaan: het gaat om handelaren

die tijdens een veiling van elkaar weten dat zij bij het verband betrokken zijn. Uit dit verband van handelaren vormt zich

ten aanzien van de veiling van een afzonderlijk pand een ad hoc groep, die onderling vergoedingen en opbrengsten

verdeelden met betrekking tot dat pand. Op executieveilingen is de prijs de belangrijkste concurrentieparameter, waarbij

de afspraak de prijs rechtstreeks in negatieve zin beïnvloedt. Door de gedragingen tussen de betrokken handelaren is de

structuur van de markt veranderd.

De rechtbank overweegt dat naast de verklaringen van de clementieverzoeker en van diverse handelaren, ACM als

bewijs beschikt over veel schriftelijk materiaal, waaronder inzetlijsten, welke inzetlijsten de juistheid van de afgelegde

verklaringen ondersteunen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ACM voldoende bewijs voor de conclusie dat de

gedragingen,inonderlingesamenhangbezien,zijntekwalificerenalséénenkeleinbreuk.Derechtbanklaatdeboete

van 5000 euro in stand.

Annemieke van der Linden

TOP

CBb 18 december 2015 (ECLI:NL:CBB:2014:457): Boete voor thuiszorgaanbieders houdt ook in hoger beroep geen stand; geen integrale proceskostenvergoeding

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft in hoger beroep geoordeeld dat de Rechtbank de door ACM

aan Carint-Reggeland en Carinova opgelegde boetes wegens overtreding van artikel 6 Mw terecht heeft vernietigd. De

overtreding zou volgens ACM voortvloeien uit de deelname van de zorgaanbieders aan het samenwerkingsverband

Plectrum. Volgens ACM bevatte Plectrum een verboden non-concurrentiebeding.

De Rechtbank oordeelde in 2013 echter dat uit de door ACM overgelegde stukken met betrekking tot Plectrum onvoldoende

was komen vast te staan dat Carint-Reggeland en Carinova een non-concurrentiebeding waren overeengekomen dat

daadwerkelijk tussen hen heeft gegolden. Veeleer was Plectrum een scenario voor de toekomst, waarin Plectrum als

franchiseplatform met zorgverzekeraars zou onderhandelen over de inkoop van AWBZ-zorg.

Het CBb oordeelt dat uit de door ACM overgelegde stukken weliswaar het vermoeden rijst dat Carint-Reggeland en

Carinova al feitelijk uitvoering gaven aan het non-concurrentiebeding, maar dat niet kan worden uitgesloten dat zij pas

in de toekomst daaraan uitvoering wilden gaan geven. Daarmee kan overtreding van artikel 6 Mw niet worden bewezen.

Overigens wordt het verzoek van Carint-Reggeland om integrale proceskostenvergoeding afgewezen, nu geen sprake

is van bijzondere omstandigheden die toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht onrechtvaardig zouden

maken. De enkele omstandigheid dat het standpunt van ACM niet door het CBb is gevolgd, maakt nog niet dat sprake is

van misbruik van procesrecht.

Bas Megens

TOP

Page 17: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

17

Rechtbank Den Haag, 17 december 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:15722): Rechtbank oordeelt over cessies schadevordering voor overtreding mededingingsrecht

Een aantal afnemers van paraffinewas, kaarsenproducenten en een producent van waspapier (gezamenlijk de

afnemers genoemd) hebben hun vordering tot schadevergoeding gecedeerd aan CDC Project 14 SA (CDC), de eiser

in deze zaak. CDC is opgericht door CDC Cartel Damage Claims Holding SA, een onderneming die zich richt op

schadevergoedingsacties op basis van kartels.

Volgens CDC hebben de afnemers schade geleden als gevolg van het in beschikking COMP/C.39181 beboete

kartel voorparaffinewasen slackwax.Gedaagden, allenactief opdemarkt voorparaffinewasen slackwax, zijn de

geadresseerden van deze beschikking. Zij hebben volgens de Europese Commissie namelijk concurrentiegevoelige

informatie uitgewisseld, prijzen afgestemd en de markt en klanten verdeeld.

De rechtbank gaat in de onderhavige uitspraak in op een tweetal geschilpunten, te weten, (i) de geldigheid van de

cessies; en (ii) het op de vordering toepasselijk recht.

i. Op basis van het Cessiestatuut moet het eerste geschilpunt worden beantwoord aan de hand van het recht dat

toepasselijk is op de cessie, te weten het Duitse recht. De rechtbank schuift de argumenten van de gedaagden over

de mogelijke nietigheid van de cessie op basis van par. 138 (1) van het Bürgerliches Gesetzbuch en de ongeldigheid

van de cessie omdat deze niet voldoende bepaalbaar is, aan de kant en besluit dat de cessie geldig is.

ii. Alvorens de vraag over het toepasselijk recht te beantwoorden, maakt de rechter een aantal algemene opmerkingen:

(i) de nationale rechter is verplicht de volle werking van artikel 101 VWEU te verzekeren, (ii) de volle werking/

nuttig effect van artikel 101 VWEU mag niet in het geding mogen komen, (iii) benadeelden hebben recht op

schadevergoeding en (iii) het nationale recht mag schadevergoeding niet moeilijk of uiterst onmogelijk maken.

Opbasisvanartikel4lid1WetConflictenrechtonrechtmatigedaadbesluitderechterdathetrechtvantoepassingis

van het land waar de marktverstoring in de regel zal plaatsvinden, zijnde de plek waar vraag en aanbod samenkomen.

Dat leidt tot de conclusie dat het recht van de vestigingsplaatsen van de cessionarissen van toepassing is.

Het verzoek om aanhouding van gedaagden tot de uitkomst van de beroepsprocedures wijst de rechtbank af op basis

van het beginsel van loyale samenwerking.

Mahboebeh Alipour

TOP

CBb, 26 november 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:447): Uiteindelijk toch geen boete in Maastrichts groenvoorzieningskartel wegens verjaring

In het oorspronkelijke ACM besluit van 16 oktober 2007 inzake het manipuleren van vijf aanbestedingen in de

groenvoorziening van de gemeente Maastricht, was aan D geen boete opgelegd. Tegen dit besluit was door derden

beroep ingesteld met als resultaat dat op 6 mei 2009 (ECLI:NL:RBROT:2009:BK6796) door Rechtbank Rotterdam is

geoordeeld dat D wel artikel 6 Mw had overtreden. Daarop heeft ACM op 30 november 2009 aan D een boete opgelegd.

D is tegen dit besluit in beroep gegaan.

Rechtbank Rotterdam heeft in de uitspraak van 20 september 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BX7991) geoordeeld dat de

vervaltermijn van vijf jaar als bedoeld in artikel 64, eerste lid, Mw is gaan lopen op uiterlijk 8 april 2004 en niet is gebleken

Page 18: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

18

van een handeling van ACM, verricht na 1 oktober 2007, die de vervaltermijn heeft gestuit. Hieruit volgt dat ACM op

30 november 2009 niet (langer) de bevoegdheid toekwam om aan D een boete op te leggen wegens overtreding van

artikel 6 Mw. Het CBb heeft deze uitspraak van de rechtbank bevestigd met de volgende redenering.

In de uitspraak van 6 mei 2009 op het (rechtstreekse) beroep dat de andere ondernemingen hadden ingesteld tegen

het besluit van 16 oktober 2007, waarin ACM had overwogen dat niet genoegzaam kon worden vastgesteld dat D artikel

6 Mw heeft overtreden, heeft de rechtbank geoordeeld dat D artikel 6 Mw wel heeft overtreden. Over de duur van de

overtreding en de bevoegdheid van ACM om ter zake van die overtreding een boete op te leggen, heeft de rechtbank zich

in die uitspraak, naar ACM ter zitting voor het College heeft toegegeven, niet uitgelaten. Dit leidt tot de conclusie dat de

rechtbank in de aangevallen uitspraak terecht tot het oordeel is gekomen dat ACM op 30 november 2009 niet (langer) de

bevoegdheid toekwam om aan D wegens bedoelde overtreding een boete op te leggen.

Annemieke van der Linden

TOP

Rechtbank Midden-Nederland, 3 december 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:6156): Rechtbank oordeelt verbod internetverkoop nietig

Oase is een dochtervennootschap van de Duitse vennootschap Oase Holding GmbH en drijft een groothandel die

vijverpompen verkoopt en levert aan detailhandelaren. Voorne Koi drijft een detailhandel die vijverproducten verkoopt en

levert aan eindgebruikers. In de distributieovereenkomst die partijen zijn aangegaan, werd Voorne Koi verboden om zelf

of via derden producten van Oase via het internet te verkopen, zonder dat daarvoor schriftelijke toestemming aan Oase

voor gevraagd was. Oase zou vervolgens uitdrukkelijk toestemming moeten geven.

Oase heeft Voorne Koi in november 2009 medegedeeld dat Voorne Koi zonder haar toestemming Oase-producten via het

internet verkocht en reclameacties voor Oase-producten op websites voerde. Voorne Koi zou daarmee in strijd handelen

met de distributieovereenkomst. Oase heeft de overeenkomst vervolgens op 1 december 2009 ontbonden op grond van

deze wanprestatie. Oase legde haar wederverkopers tevens een verbod op om Oase-producten te leveren aan Voorne

Koi.

Voorne Koi heeft de ontbinding en het verbod aangevochten wegens strijdigheid met het kartelverbod van artikel 6 Mw.

De bepalingen uit de distributieovereenkomst zouden hardcore-restricties zijn en het verbod onrechtmatig. De rechtbank

Midden-Nederland overwoog dat de distributieovereenkomst Oase de mogelijkheid bood om (een meer dan noodzakelijke)

invloed uit te oefenen op de wederverkoop, de (minimum)wederverkoopprijzen en reclameacties van distributeurs van

Oase-producten. Volgens de rechtbank kon Oase door het uitoefenen van deze invloed de werking van een normale

mededinging merkbaar schaden. De rechtbank concludeerde dan ook dat de in het geding zijnde bepalingen van de

overeenkomst in strijd waren met het kartelverbod en daarom van rechtswege nietig. Dit betekende dat de ontbinding van

de overeenkomst, die op overtreding van deze artikelen was gegrond, niet rechtsgeldig was. Het door Oase opgelegde

verbod was volgens de rechtbank onrechtmatig. Oase is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan

Voorne Koi en moest het verbod opheffen op straffe van een dwangsom.

Stijn Werdmölder

TOP

Page 19: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

19

Arrest van het Belgische Grondwettelijke Hof, 10 december 2014 (Arrest nr. 179/2014): Procedure vertrouwelijke gegevens bij Belgische mededingingsautoriteit niet in strijd met art. 6 en 8 EVRM

Bij wet van 3 april 2013 is de regelgeving ten aanzien de instelling van de Belgische Mededingingsautoriteit (BMa) en

aanverwante wetgeving opgenomen in het Wetboek Economisch recht. Deze wetgeving regelt de bevoegdheden van de

BMa om de mededingingsregels te handhaven. Een van deze bepalingen is de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen

het gebruik van vertrouwelijke gegevens die zijn verkregen door middel van huiszoekingen. Ondernemingen kunnen pas

beroepaantekenenbijhetHofvanberoepteBrusselophetmomentdatdeauditeurhetonderzoeksdossierdefinitief

klaar heeft maar vóór verzending aan het Mededingingscollege (dat het besluit neemt). Geklaagd kan vervolgens ook

alleen worden over de vertrouwelijke stukken waar de BMa een beroep op doet voor het aantonen van een inbreuk.

Het Instituut voor bedrijfsjuristen e.a. hebben bij het Belgische Grondwettelijke Hof om vernietiging verzocht van deze

wetgeving wegens strijd met onder andere artikel 6 en 8 EVRM. Een van de gronden die zij aanvoerden betrof de late

mogelijkheid van beroep – pas nadat de BMa het onderzoeksdossier heeft samengesteld en dan alleen ten aanzien

van de gebruikte (vermeend vertrouwelijke) stukken. In het Belgische strafrecht is het mogelijk om daar al eerder tegen

te ageren bij een rechter. Het Hof oordeelt evenwel dat de wetgeving niet in strijd is met de genoemde bepalingen en

overweegt als volgt.

Rekening houdend met het doel van de Belgische wetgever om een vlotte en doeltreffende procedure in te voeren inzake

de controle van de naleving van de mededingingsregels, kon worden voorzien in een procedure die niet op alle punten

gelijk is aan de beroepsprocedures in strafzaken. Het Hof van Beroep te Brussel moet wel nagaan of de procedure

voldoet aan artikel 6 en 8 EVRM. Dit betekent dat wat betreft de huiszoekingen, de betrokkenen binnen een redelijke

termijn een daadwerkelijke rechterlijke toetsing, zowel in feite als in rechte, kunnen verkrijgen van de regelmatigheid

van de beslissing waarbij de maatregel is voorgeschreven en van de maatregelen die op grond van die beslissing zijn

genomen. De bepalingen van het Wetboek van economisch recht maakt het mogelijk bij het Hof van Beroep te Brussel

een beroep in te stellen met betrekking tot het gebruik, door het auditoraat, in een onderzoek, van gegevens die zijn

verkregen in het kader van een huiszoeking. Het is aan het Hof van Beroep erover te waken dat geen enkel gegeven dat

onwettig is verkregen, noch direct, noch indirect, door de BMa kan worden gebruikt.

Het Grondwettelijk Hof merkt nog op dat betwiste gegevens die niet zijn gebruikt om de grieven te staven, geen

deel uitmaken van het onderzoeksdossier en, aangezien zij niet toegankelijk zijn voor het Mededingingscollege, de

beslissing ten gronde niet kunnen beïnvloeden. Zij kunnen dus geen nadeel berokkenen aan de natuurlijke personen en

rechtspersonen, noch aan de ondernemingen die het voorwerp van de door het auditoraat genomen maatregelen zijn.

Annemieke van der Linden

TOP

Page 20: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

20

Overig/BeleidSamenwerkingsprotocol ACM-NZa, 13 januari 2015: Nieuw Samenwerkingsprotocol ACM en NZa: toezicht op consumentenbelang toegevoegd

Op 13 januari 2015 is het Samenwerkingsprotocol ACM NZa gepubliceerd. In dit protocol zijn de uitgangspunten voor

de samenwerking tussen beide toezichthouders vastgelegd. De afspraken hebben met name betrekking op de wijze

van (actief) uitwisselen van informatie, het consulteren van de andere autoriteit en het afgeven van zienswijzen in

concentratiezaken en in zaken in de zorgsector waarop artikel 6 en 24 Mw van toepassing (kunnen) zijn.

Nieuw ten aanzien van het voorgaande protocol tussen NMa en NZa zijn afspraken ten aanzien van aspecten in de

zorgsector naar aanleiding van de uitbreiding van het werkterrein van ACM naar toezicht op het consumentenbelang via

de Wet handhaving consumentenbescherming en Verordening 2006/2004.

Annemieke van der Linden

TOP

ACM, 15 december 2014: ACM brengt leidraad uit voor informatie-uitwisseling tussen zorgaanbieders bij intramurale capaciteitsreductie

De verandering van de wet- en regelgeving met betrekking tot een langdurige zorg leidt tot een geleidelijke afbouw

van de intramurale capaciteit (deels door bezuinigingen, deels door de verschuiving van intramurale naar extramurale

zorgverlening). ACM heeft in dit licht een leidraad uitgebracht die is bedoeld voor zorgkantoren, gemeenten en

aanbieders van langdurige zorg of maatschappelijke ondersteuning. ACM erkent hierin dat de genoemde transitie in de

zorg uitwisseling van informatie tussen zorgaanbieders soms noodzakelijk maakt en dat daarbij soms ook informatie-

uitwisseling tussen concurrerende zorgaanbieders bij nodig is.

ACM onderscheidt in haar leidraad een drietal fasen: (1) voorbereiding van de transitie, (2) toewijzen van capaciteit aan

individuele zorgaanbieders en (3) uitvoering van de afbouw c.q. herschikking. In fase 1 mag volgens ACM informatie

worden gedeeld zolang deze geen betrekking heeft op tarieven, kostprijzen, omzetgegevens en strategische plannen.

In fase 2 moet iedere zorgaanbieder een individueel aanbod doen aan het zorgkantoor of de gemeente. Fase 3 mogen

zorgaanbieders in de visie van ACM gezamenlijk ter hand nemen.

Robin Struijlaart

TOP

Page 21: Nieuwsbrief Mededingingsrecht - .NET Framework...• CMA (VK), 10 december 2014: Punten van bezwaar tegen afspraken om geen prijzen in de krant te publiceren Jurisprudentie • HvJEU,

www.loyensloeff.com

Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.

De Nieuwsbrief Mededingingsrecht is een uitgave van de praktijk-groep Mededinging & Overheid van Loyens & Loeff. Deze praktijkgroep bundelt de specialistische kennis op de deelgebieden mededingings- en aanbestedingsrecht, bestuursrecht, het grensvlak van publiek- en privaatrecht en het overheidsaansprakelijkheidsrecht. De Nieuwsbrief Mededingingsrecht wordt uitsluitend verzonden aan relaties van Loyens & Loeff.

ContactpersonenMaurice Essers en Gert-Wim van de Meent

Disclaimer