nieuwsbrief aan(ge)dacht 34
Click here to load reader
-
Upload
jan-vanthomme -
Category
Documents
-
view
215 -
download
2
description
Transcript of nieuwsbrief aan(ge)dacht 34
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 1
Jan Vanthomme info [email protected] 1
Vragen, kritiek, bijdragen of andere reacties altijd
welkom!
In- of uitschrijven op
bovenstaande adres
Link Op deze site vind je allerlei info over verschillende themata rond gezondheid. Er zijn enkele interviews met ouders van kinderen met ADHD vastgelegd waarmee je niet alleen wat info krijgt maar ook een stuk herkenning en misschien wat steun kan vinden. Ik mis wel de
vader in het verhaal. Zeker de moeite om eens naar te surfen www.gezondheidsplein.nl/thema/50/
De organisatie Fielgoed verzorgt vakanties voor kinderen met een
lichte motorische problematiek en coördinatiezwakte. We denken daarbij aan kinderen met DCD. Maar ook kinderen met ADHD zijn een doelpubliek. De vakantie is opgevat als een gewone vakantie. De organisatie is in professionele handen van
kinesisten en staat onder supervisie van Prof. Van Waelvelde UGent. Je vindt er alle info op onderstaande link. Een aanrader!!!! www.fielgoed.be
Beste Lezer, Het is inderdaad een hele poos geleden dat er nog een nieuwsbrief in jullie digitale postbus te vinden was. Was de motivatie zoek? Verschenen er lichamelijke of geestelijke kapers op de kust? Neen, niets van dit alles. Integendeel de afgelopen 4 maand waren zeer vruchtbaar. Nieuwe mensen zijn Zorgzaam Omgaan vzw komen vervoegen. Dit betekent een injectie van enthousiasme en deskundigheid die de vereniging enkel maar sterker kan maken. We hopen zo onze lokale functie binnen het opvoedingspalet van een centrumstad nog beter te kunnen vervullen. Maar de meeste tijd stak ikzelf samen met Peter (Glorieux) in het afwerken van het manuscript van een nieuw boek dat begin oktober zal gepubliceerd worden. Later volgt meer daarover. Met de zomer die ingezet is, wensen wij alle lezers een mooie vakantie toe. Het gaat jullie goed en hou het veilig. Tot in september! Groeten Jan
Inhoud ☺ Van Kathleen Nadeau berichtten we eerder over een publicatie, namelijk
‘ADHD een Kopzorg! over ADHD bij volwassenen. Veerle bespreekt een andere uitgave die zeker de moeite waard is om eens door te nemen indien het leven niet altijd zo gemakkelijk in de plooi valt wanneer men ADHD heeft.
☺ We staan even stil bij het omgaan met de emotionele strubbelingen die kinderen met ADHD zo vaak vertonen. Ademhaling en een gevoelsdoos
aan dacht ge
Nieuwsbrief 34 juni 2011
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 2
Jan Vanthomme info [email protected] 2
Agenda Donderdag 22 sept 2011
Doping voor de dyslectische
student? Over succesvol
studeren met een
leerstoornis aan de
hogeschool!
De Frères SFX Mariastraat 7
(ingang parking Nieuwstr. 2)
Brugge
Chris Mestdag om 20u
Leden Sprankel/Gezinsbond €2 niet –leden €5 vzw
Sprankel
050/823354
Dinsdag 25 okt 2011
Leven met ADHD!
CC Hoogstraat 2 Nieuwpoort
Marc Derudder om 20u
Leden ZitStil €3 niet –leden
€5
Donderdag 24 nov 2011
Dyslexie bij (jong)
volwassenen.
De Frères SFX Mariastraat 7
(ingang parking Nieuwstr. 2)
Brugge
Pieter Depessemier om 20u
Leden Sprankel/Gezinsbond
€2 niet –leden €5 vzw
Sprankel
050/823354
Dinsdag 24 januari 2012
Zorgzame Klas opleiding Psycho-educatie in de
basisschool
van 18u tot 21u enkel voor
leerkrachten . Lesgevers Peter
Glorieux en Jan Vanthomme
kostprijs €65 inl 056/246182
.www.eeckhoutcentrum.be
zijn een paar suggesties. Reacties of ideeën zijn meer dan welkom. ☺ Professor Dr.Dieter Baeyens is psycholoog en een deskundig en
voortreffelijk spreker. Wij brengen verslag uit van een voordracht die hij vorig jaar bracht.
Boek KOLBERG, J., NADEAU, K. (2007), Opgeruimd leven met ADHD. Praktische organiseertips- en strategieën., Amsterdam: Nieuwezijds., 265 blzn., € 24.95, ISBN 9 789057 122446 Volwassenen met ADHD hebben het vaak moeilijk om orde op zaken te stellen, de boel te regelen, organiseren, …. ADHD stopt immers niet na de jeugd, het uit zich alleen anders. Men komt voor een heel andere uitdaging te staan, nl. ‘regel je leven’. Als volwassene met ADHD moet je leren je tijd, spullen, werkplek en huis te organiseren om niet te verdrinken in de overvloed aan prikkels en informatie uit de buitenwereld. Er bestaan veel boeken en cursussen rond “hoe organiseren”, maar vaak houden deze te weinig (of niet) rekening met de specifieke problemen van mensen met ADHD. Dit boek probeert a.d.h.v. veel praktische tips en strategieën enkele handvaten aan te reiken om je leven beter te organiseren en de stress te verminderen. Het is een aanzet/hulpmiddel om beter om te gaan met ADHD (en zijn – soms negatieve – consequenties) door te zorgen voor structuur en steun. De ADHD-vriendelijke organisatiemethodes die in het boek beschreven staan, houden rekening met veel aspecten van een ADHD-problematiek. Ze zijn een hulpmiddel om nieuwe organisatiegewoontes te vormen én in stand te houden. Het start door het kiezen van redelijke doelstellingen (“verwacht geen perfectie vanaf dag 1”) en het organiseren van steun die je nodig hebt om op gang te komen en vol te houden. Men probeert je als het ware aan te leren je ADHD-neigingen te gebruiken om je leven beter op orde te krijgen. Het boek bestaat uit 6 grote delen. De eerst 2 delen gaan over het maken van een goede start met een ADHD-vriendelijke manier van organiseren en het onder controle krijgen van ADHD. In de 3 volgende delen staat men vervolgens stil bij het organiseren van dingen, het indelen van tijd en het organiseren van papieren. Een laatste deel is gewijd aan het in de praktijk brengen van de organisatieoplossingen. De verschillende delen zijn doorspekt met aansprekende voorbeelden – die bij mensen met ADHD ongetwijfeld herkenning oproepen – en staan vol met praktische tips. Ook het maken van de lay-out gebeurde op een ‘ADHD-vriendelijke’ manier: er wordt gebruik gemaakt van duidelijke koppen, vetgedrukte titels, heldere opmaak, korte ‘samenvattingen’ achteraan die de kern van het voorgaande deel nog eens beklemtonen, … Dit boek is mijn inziens een aanrader voor alle mensen die hetzij als ervaringsdeskundige, hetzij als professioneel te maken hebben met ADHD. Het biedt een duidelijk kader met veel praktische tips waaruit veel volwassenen met ADHD die hun eigen leven meer in handen willen nemen zeker de nodige steun en motivatie kunnen uithalen. Ook professionelen die enkel werken met ouders van kinderen met een ADHD-problematiek zou ik willen aanraden dit boek te lezen. Bepaalde
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 3
Jan Vanthomme info [email protected] 3
opvoedingsondersteunende tips en adviezen die worden gegeven lijken evident, maar toch slagen veel van deze ouders er niet in deze in de praktijk om te zetten. We denken dan misschien “de appel valt niet ver van de boom”, en zoeken naar manieren om deze gezinnen toch de nodige ondersteuning te kunnen bieden. Ook voor deze doelgroep van professionelen (en de gezinnen die ze begeleiden) kan het boek hierin zeker een meerwaarde zijn.
Veerle Pelckmans.
Verdriet en Vreugde: ze overspoelen zo vaak het kind met ADHD.
Kinderen met ADHD worden soms als kinderen met een 'te' ervoor omschreven.
Ze zijn 'te' beweeglijk, 'te' nieuwsgierig, 'te' enthousiast maar helaas ook 'te'
verdrietig. Bovendien is er bij kinderen die medicatie nemen na de uitwerking
ervan, dikwijls sprake van een 'rebound'-effect. Dit houdt voor sommigen in dat zij dan zo'n
half uur super druk kunnen zijn, of soms wat lichamelijke klachten vertonen of zelfs wat
neerslachtig kunnen zijn. Ook kinderen die geen medicatie nemen worstelen met hun emoties.
ADHD betekent dikwijls een tekort aan remming ... en dat is niet alleen op de reacties die ze
geven als antwoord op de buitenwereld maar tevens op wat er inwendig op hen afkomt ... de
emoties met andere woorden. Indien daar nog een mix aan hormonen bijkomt zoals gedurende
de puberteit, krijg je vaak een zeer gevoelige cocktail!
In vele studies blijkt dat er bij kinderen met ADHD meer dan in de gewone bevolkingsgroep
depressie word waargenomen.
Kinderen moeten leren om hun gevoelens te benoemen. Dit is een eerste stap om via de taal
wat greep te krijgen op wat er binnenin plaatsvindt. Laat echter kinderen toe om hun emoties
te uiten... maar dan op een aanvaardbare manier. Kinderen kunnen en mogen boos worden,
maar ze mogen daarom niet overgaan tot vernielingen of lichamelijke agressie.
Vanaf de leeftijd van 8 jaar is het mogelijk om kinderen bewust te maken van hun ademhaling.
Leer ze ervaren dat wanneer ze boos zijn hun ademhaling stormachtig is. Vraag het kind op
zijn rug te liggen. Laat het rustig in- en uitademen. Plaats je hand op de buik van het kind en
geef een lichte druk bij het uitademen. Voel mee bij het inademen. Neem dan de hand van het
kind en plaats die op de buik en leer het ervaren wat er gebeurt bij het ademen. Plooi samen
met het kind een papieren bootje. Zet het bootje op de plek waar de hand lag en zie hoe het
omhoog beweegt en daalt zoals een bootje op de golven.
Het kind heeft controle op de golven en kan beslissen of
er storm komt of niet. Speel een situatie waar het zich
boos maakt en hoe er storm ontstaat. Maar laat het ook
beseffen dat door rustig en met licht gesloten lippen uit
te ademen de storm kan liggen. Probeer het kind aan te
zetten bij conflicten op de ademhaling te letten en rustig
uit en in te ademen om zich te beheersen.
Het kind met de hyperactieve vorm van ADHD krijgt door zijn gedrag veel sneller en meer
negatieve kritiek te verwerken. Vanaf het derde leerjaar van de basisschool komt daarbij dat de
leeftijdsgenoten hun afkeur niet meer onder stoelen of banken steken. Het kind met ADHD
loopt meer in de kijker en krijgt wel eens meer onterecht kritiek. Dit onrecht maakt hen boos.
Wanneer kinderen thuis komen na school zijn ze dan vaak gefrustreerd en prikkelbaar. Het
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 4
Jan Vanthomme info [email protected] 4
drukke gedrag en impulsieve - soms agressieve reacties blijven dan niet uit. Dergelijke
uitlatingen komen voor in omgevingen waar ze zich veilig voelen... en dat is meestal thuis!
Toch is het begrenzen van dit gedrag belangrijk. Zo kan/mag/moet je exclusieve aandacht
geven... maar niet in het oneindige. Je kan de kinderen bijvoorbeeld opdragen om zich even
terug te trekken waarbij ze een gevoelsbarometer kunnen invullen. Na tien minuten komen ze
dan terug bij jou en zet je daar een babbel over op. (zie figuur). Je kan werken met een
gevoelsdoos. Samen met het kind versier je een schoendoos. Je kan die beplakken met allerlei
figuren foto's uit tijdschriften enz... Je maakt in het deksel een gleuf zodat het kind daar
allerlei berichten kan instoppen. Deze doos is eigendom van het kind! Je kan als ouder
voorstellen om – indien het kind dat wenst- op een rustig moment over de inhoud (of een deel
ervan) te praten. Bij jonge kindjes kan je dat sowieso doen maar dit moet men individueel
bekijken. In wezen is zo’n gevoelsdoos een soort dagboek waarbij het kind over het al of niet
delen van de inhoud kan beslissen. Sommige ouders stoppen daar zelf ook reacties in … als
het mag van je kind. Hou de boodschappen dan positief! Laat het kind beslissen wat er in de
doos komt (het mag uiteraard geen vuilnisdoos worden) Naast een briefje een tekening kan
daar gerust een klein voorwerpje in … en een verfrommeld negatief bericht kan daar evengoed
een plaats krijgen.
Wie een A4-tje met gevoelsbarometers wenst stuurt een emailtje naar [email protected]
en we sturen je eentje op.
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 5
Jan Vanthomme info [email protected] 5
Dieter Baeyens : ‘Omgaan met gedragsproblemen in de praktijk: het bos en de bomen.’
Verslag studiedag Insigt op 6 mei 2010 te Antwerpen Jan Vanthomme
Mensen zijn gewoonte dieren en dat geldt ook voor begeleiding. Men houdt
vast aan bepaalde interventiemethoden, technieken zonder goed te weten
of dit nog wel een goede, werkzame methode is. Wat is wetenschappelijk
onderbouwd, wat zijn modetrends, wat werkt en wat werkt nooit. Dit heet
‘Evidence Based Practice’ of in het Nederlands: Wetenschappelijk
Verantwoord Handelen dit zowel voor diagnostiek en behandeling. Dieter
Baeyens gaf in zijn voordracht vanuit verschillende internationale studies
aan welke stappen wetenschappelijk onderbouwd zijn. Maar vooraf gaf hij
nog volgende opmerking weer:
Naast de methode spelen ook nog de hulpverlener en de cliënt zelf een belangrijke rol. Een
goede methode moet in goede handen terechtkomen bij de therapeut. Bovendien spelen ook
de wensen en de verwachtingen van de cliënt een rol. Wat wil de cliënt? Wat hoopt hij te
bereiken met de therapie?
Als alles goed afgestemd is, kunnen we spreken van ‘verantwoord therapeutisch handelen
(EBP).
In zijn voordracht had Dieter Baeyens het over zowel ADHD als Antisociale gedragsstoornis.
We lichten alleen de eerste stoornis eruit. Voor de lezer willen we nog verduidelijken dat
opmerkingen van de verslaggever in het cursief gedrukt werden!
1. Diagnostiek: zoeken naar het probleem.
Je kan maar een begeleiding opstarten wanneer er een goede diagnose voor handen is. En
daarvoor bestaan internationale criteria. Op vlak van ADHD komen er 5 factoren naar voor.
1.1.De DSM criteria.
De DSM is de afkorting voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (Text
Revision) IV. Het is een gids waarmee de psychiater kan bepalen of iemand een bepaalde
stoornis heeft. Per stoornis staat beschreven wat er aan de hand moet zijn om te kunnen
spreken van bijv. een depressie, een leerstoornis en ook ADHD. Soms wordt wel gezegd dat
de DSM de Bijbel van de Psychiatrie is.
Deze DSM wordt regelmatig aangepast en we wachten nu sinds 1994 op een herwerking.
Zo’n herwerking is nodig want er zijn nogal wat verschillen tussen de versies. Dit wijst op
veranderingen in de inzichten of aanpassingen vanuit de praktijk. Pas in 2013 komt de versie
V uit. Misschien werken we dus nu op basis van verouderde criteria!
Dieter Baeyens citeert hierbij een onderzoek van Baumgaertel uit 1995 waarbij deze het
voorkomen van ADHD ging bepalen via vragenlijsten bij leerkrachten en dit volgens de
verschillende versies van de DSM. Hij onderzocht op die wijze 1077 leerlingen tussen de
leeftijd van 5 en 12 jaar.
Met de criteria uit de DSM III (1980) zien we dat er 9,6% kinderen voldoen aan deze criteria.
De versie DSM III R (1987) duidt 10,9% kinderen aan en de laatste versie van 1994
selecteert 17,9% kinderen. Dit betekent dat er nogal wat verschillen bestaan. Je kan dus de
vraag stellen; waar leg je de grens om te spreken van ADHD? Deze cijfers wijzen er ook op
dat kinderen in 1980 wellicht geen diagnose kregen terwijl ze die wel zouden gekregen
hebben in 1994.
Dieter Baeyens pleit ervoor om de DSM soepel te hanteren juist omdat de objectieve criteria
niet zo objectief zijn. Het idee van wat ADHD is, verandert om de zoveel jaar (zie ondermeer
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 6
Jan Vanthomme info [email protected] 6
het verslag van de voordracht van Prof. Danckaerts in de nieuwsbrief nr 33 van februari
2011).
Een andere kritiek op de DSM is het ontbreken van een ontwikkelingsdimensie. Bij de criteria
die genoteerd staan, houdt men geen rekening met de leeftijd nochthans zijn er verschillen
doorheen de jaren. De ontwikkeling bij ADHD kenmerkt zich door een probleem op vlak van
de aandacht, de wijze van reageren (impulsief) en het motorisch gedrag (hyperactief). Deze
drie kernsymptomen uiten zich op verscheidene manieren naargelang de leeftijd van de
persoon. Baby’s en jonge peuters vertonen een regulatiestoornis. Ze hebben een moeilijk
temperament, vertonen eet- en slaapproblemen en zijn moeilijk te kalmeren (huilbaby).
In de kleutertijd komen al meer de typische DSM IV kenmerken van ADHD tot uiting. De top
zes van meest voorkomende klachten in die leeftijdszone zijn:
● zijn altijd in de weer.
● vertonen buitensporig loop- en klimgedrag.
● volgen instructies niet op.
● kunnen niet stilzitten.
● vertonen een tekort aan volgehouden aandacht.
● bovendien zijn ze sterk afgeleid.
We zien dus dat de drukte, de hyperactiviteit op de eerste plaats staat. We hebben een
categorie drukke kleuters en ergens ook nog een categorie van drukkere kleutertjes. De
grens trekken tussen een drukke kleuter en ADHD is niet makkelijk en misschien niet altijd
mogelijk.
Het lagere schoolkind is makkelijker en met grotere zekerheid te diagnosticeren. Het gaat om
het typisch ADHD- verhaal. We zien de drie kernsymptomen: hyperactiviteit, impulsiviteit en
aandachtstoornissen. Daarnaast zijn er algemene gedragsproblemen en treedt er een
schoolse achterstand op.
Aan het begin van het secundair onderwijs verandert het beeld wat. De ADHD symptomen
zijn niet meer zo éénduidig. De hyperactiviteit vermindert. Er is nog steeds sprake van
verhoogde impulsiviteit en aandachtsproblemen. De gedragsproblemen blijven nog aanwezig
en opvallend is het experimenteergedrag. De emotionele schommelingen, zo typisch voor
een puber, barsten in volle hevigheid door. Veel jongeren met ADHD vertonen een schoolse
achterstand. Aan die leeftijd worden vaak bijkomende diagnoses gesteld.
Bij volwassenen is het bijzonder moeilijk om nog duidelijk ADHD te herkennen. We zien wel
vaak een verhaal van een moeilijke schoolperiode, diploma niet of veel te laat behaald. Of ze
hebben het moeilijk om een job te vinden. We stellen meer risicogedrag vast en er zijn
moeilijkheden op relationeel vlak. En dan is het niet eenvoudig om tussen al deze problemen
nog de ADHD eruit te halen.
Onthouden we dus dat het hanteren van de DSM met de nodige soepelheid moet gebeuren
en dat het belangrijk is om zeker ruimer te kijken.
2. Behandeling: wat werkt en wat niet!
2.1. Psycho-farmaca (medicatie). Hier hield Dhr. Baeyens het heel kort omdat hij als niet-
medicus geen boute uitspraken wou doen. Maar uit de studies naar het effect van medicatie
blijkt dat deze behandeling groen licht krijgt inzake effectiviteit.
2.2. Psycho-educatie: De Internationale richtlijnen geven allemaal aan dat dit een wezenlijk
onderdeel is van de behandeling maar er zijn geen effectstudies van gekend! Belangrijke
ingrediënten zijn de mensen goed inlichten over de stoornis. Het gaat dan over de
kenmerken, de oorzaken, met nadruk op belang van omgevingsinvloeden, het verloop en de
prognose op verschillende levensdomeinen. Eens de kennis werd aangebracht komt er een
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 7
Jan Vanthomme info [email protected] 7
emotioneel aspect aan bod namelijk: er leren mee leven. Het gaat over communiceren over
de beperkingen. Gedrag moet anders geïnterpreteerd worden: namelijk van onwil naar
onvermogen. Binnen de begeleiding moeten de (te) hoge verwachtingen bijgesteld worden
zowel bij kind, ouder of partner. Een aantal klachten worden door het label wat ontschuldigd.
Eens door die emotionele fase, kan er werk gemaakt worden van de aanpak, werkpunten
opstellen enz. ...Een goede psycho-educatie gebeurt met meer dan alleen maar de ouders.
Ook de brede omgeving dient geïnformeerd te worden. Uiteraard moet de cliënt zelf ook de
nodige psycho-educatie krijgen. Belangrijk is aan te stippen dat de cliënten geen nood
hebben aan één centraal punt waar alle info te vinden is. Ze vinden het juist goed van op
verschillende plaatsen via verschillende kanalen zich te informeren. Ouders vinden te weinig
steun wanneer er keuzes moeten gemaakt worden. Als ze op een kruispunt staan merken ze
dat ze informatie tekort komen. Bijvoorbeeld er werd vroeger een diagnose gesteld en de
begeleiding verliep goed maar dan aan blijken er plots aan 14 jaar terug problemen te zijn …
waar kunnen de ouders, de jongere terecht? Die informatie ontbreekt.
Ouders hebben ook wel vragen naar het informeren van derden. Hoe
gaan we dit uitleggen op school of in de sportclub? De jongeren zelf
willen ook wel positieve zaken horen. Die punten situeren zich dan op
vlak van de creativiteit en de spontaniteit.
Psycho-educatie moet op alle niveau’s worden toegepast. Dus ook bij
leeftijdsgenoten. In die zin vult het model Zorgzame Klas psycho-
educatie in de basisschool uitgegeven bij Acco 2010 (Glorieux &
Vanthomme) een duidelijke leemte aan.
2.3. Gedragsmodificatietechnieken.
Oudertrainingen tonen een middelmatig effect in vergelijking met kinderen (en ouders) die op
een wachtlijst staan en waarbij voorlopig niks van hulp geboden wordt. Middelmatig effect
betekent dat je het verschil in gedrag kunt merken. Je ziet het maw met het blote oog!
Wanneer je het effect van gedragsveranderingsprogramma’s vergelijkt met
medicatiebehandeling dan is er geen effect. Deze bedroevende resultaten hangen echter
sterk af van de bijkomende stoornissen (comorbiditeit). Indien er naast ADHD ook sprake is
van angststoornissen dan is oudermediatie even succesvol als een medicamenteuze
aanpak. Gaat het om de combinatie ADHD en gedragsstoornissen dan scoort medicatie
beter. En zien we een combinatie van ADHD, angststoornissen en gedragsstoornissen dan
is het effect van medicatie lager dan de combinatie van medicatie en ouderbegeleiding!
Belangrijk is hierbij dat groepsbehandeling beter werkt dan individuele begeleiding. De
ouders geven daar zelf voor aan dat ze zich meer gesteund voelen.
Het succes van dergelijke behandeling wordt echter door nog andere variabelen bepaald.
☺ Oudervariabelen: een alleenstaande ouder heeft minder kans om een oudertraining tot een goed einde te brengen. Wanneer er in het gezin een hoge mate van stress leeft is dit tevens een indicatie dat een oudertraining moeilijk zou kunnen verlopen. Verder zijn depressieve klachten of sociaal isolement negatieve factoren. ☺ Kindvariabelen: verstandelijke handicap, beperkte taalvaardigheid, ernstigere vorm van gedragsproblemen verkleinen het effect. ☺ Therapeutvariabelen: confronterende therapeuten en therapeuten in opleiding verhogen de kans dat ouders afhaken tijdens de cursus.
De ouders zelf vinden het belangrijk dat er tussen de therapeuten goed overleg is. Soms
hebben ze de indruk dat er maar één therapeut is die hun dossier, hun casus goed kent. Ze
voelen zich daardoor mis begrepen. Verder willen ze kunnen aftoetsen dat gedurende de
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 8
Jan Vanthomme info [email protected] 8
training alles wel goed aan het komen is. Ze willen informatie over de voortgang van hun
kind. Tenslotte willen de ouders een betere afstemming tussen de verschillende
levensdomeinen van het kind. Dit laatste komt heel vaak terug. Hoe kunnen we de school
daarbij betrekken. Maw is er communicatie tussen de therapeuten en andere contexten?!
Het werken aan een positief opvoedingsklimaat wordt als bijzonder belangrijk aangestipt. Dit
kan ondermeer door structuur aan te brengen bijv. het gebruik van pictogrammen. Opvoeden
betekent ook grenzen trekken. Als ouder/leerkracht moet je anders begrenzen bij ADHD.
Wanneer je teveel begrenst dan is het misschien niet meer haalbaar voor het kind. Maar
wanneer er te weinig begrensd wordt, is het voor de jongere zelf niet meer leuk! Het
opstellen van de juiste begrenzing noemen we de contractzone. Om het gedrag binnen die
grenzen te houden is beloning een belangrijk middel.
De perceptie van hoe kijken we naar kinderen met ADHD bepaalt sterk ons gedrag.
● Halo-effect: een positief kenmerk van een persoon leidt ertoe dat voortaan alles mbt
deze persoon als positief wordt beoordeeld.
● Horn-effect: een negatief kenmerk van een persoon leidt ertoe dat alles mbt deze
persoon als negatief wordt beoordeeld. Extreem positief gedrag is nodig om opvatting te
wijzigen.
En tenslotte binnen de gedragsmodificatie is het versterken van de zelfwaarde heel cruciaal.
Hierbij zijn beloningsystemen en het geven van feedback belangrijke elementen om dit te
verwezenlijken.
2.4. Zelfinstructietraining.
De bekendste zijn hier de beertjes van Meichenbaum (De visuele voorstelling van de
beertjes is eigenlijk van Bash en Camp, maar de procedure is van Donald Meichenbaum) om
op een gestructureerde manier een probleemsituatie aan te pakken.Die beertjes hangen
vaak in klaslokalen en je krijgt een generatie die beren moe is. Je vindt ze ook al in
modernere varianten die meer aansluiten bij de leefwereld van het kind. Het blijkt dat
zelfinstructie maar werkt wanneer de omgeving de noodzakelijke structurerende
aanpassingen heeft gerealiseerd.
Als je zo’n training opstart moet je heel nauw de ouders en de leerkracht er bij betrekken.
Dus altijd aanvullen met uitgebreid overleg over de training aan ouders en leerkracht die het
kind ondersteunen. Zodanig dat zij voor de transfer kunnen zorgen van de
hulpverleningssituatie naar een reallife situatie (thuis en school).
Als je dergelijke training toepast doe je het best in groep.
Het komt ook bij oudere leeftijdscategorieën voor maar dan gaat men spreken over training
in probleemoplossingsvaardigheden bijv; bij adolescenten en volwassenen.
Wat is nu het effect van zelfinstructie? Hier is er slecht nieuws. In vergelijking met
wachtlijsten is er maar een heel klein effect. Ten aanzien van de medicatie zit men zwaar in
het negatief. Dhr Baeyens beweert niet dat het puur tijdverlies is maar het mag nooit de
eerste interventievorm zijn indien je mensen met zelfbeheersingstekort wil helpen. Op vlak
van ADHD dus: teleurstellende effectiviteit. Voor subklinisch niveau van ADHD (net onder de
grens van gedragsklachten die in aanmerking komen om van ADHD te spreken maar zeker
niet meer als normaal gedrag kan bestempeld worden) werkt zelfinstructietraining blijkbaar
beter.
Succesvoller met boostersessies. Daarmee wordt bedoeld dat men na enkele weken de
kinderen nog eens opnieuw ziet om de puntjes op de i te zetten. Als je de principes van de
zelfinstructie nu en dan weer eens oppikt dan is er een beter effect.
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 9
Jan Vanthomme info [email protected] 9
Zelfinstructietraining is dus niet de eerste interventievorm waar men moet aan denken bij de
begeleiding van ADHD!
2.5. Sociale vaardigheidstraining
Er lijkt effectiviteit te zijn bij kinderen maar niet bij andere
leeftijdscategorieën. Het effect is wel nog kleiner dan bij medicatie.Ook
hier zijn boostersessies bijna essentieel om langdurig effect te
verkrijgen. Bij adolescenten gaat het vooral om het leren onderhandelen
met zijn/haar ouders en het verhogen van de
probleemoplossingsvaardigheden. Bij volwassenen gaat het vooral om meer rationele
vaardigheden: zoals: hoe dingen in communicatie brengen met je partner en dergelijke...
Sociale vaardigheidstraining voor de kinderen onder de 12 jaar is zinvol maar niet voor de
oudere groep.
2.6 Context betrekken
Dit is vooral van belang bij gedragsstoornissen. In een gezin leeft er een
soort basisstress. Hoe hoger het stressniveau van de omgeving, de ouders
in het meeste geval, hoe vlugger dat een probleem stress zal ontlokken. In
het zoeken naar een betere houding en opvoedingswijze ten opzichte van
een kind of jongere met ADHD, is het belangrijk van de context in
overweging te nemen. Stressfactoren moeten ook aangepakt worden wil
men resultaten boeken bij de begeleiding.
Op vlak van de familie kan het gaan om goede huisvesting, financiële tegemoetkomingen om
te voorzien in basisbehoeften,behandeling voor psychiatrische aandoeningen en
middelenmisbruik in het gezin.
De schoolse context bevat ondermeer de mogelijkheid van extra schoolse ondersteuning,
bijzonder onderwijs...
De leeftijdsgenoten (peers) vormen een belangrijke factor in het ontwikkelen van gewenst of
ongewenst gedrag. Zeker bij kinderen met gedragsstoornissen is het belangrijk van de
negatieve leeftijdsgenoten te vervangen door kinderen die een gunstige invloed uitoefenen,
die
sociaal gewenst gedrag stellen. Het zinvol invullen van de vrijd tijd is belangrijk zo kan men
een activiteitenschema aanbieden (bv. sportvereniging).
Zeker bij gedragsstoornissen is het een voorwaarde van de gehele context erin te betrekken!
2.7. Alternatieve Behandelingen
Geen aangetoonde effectiviteit voor dieet, creatieve therapie, homeopathie, acupunctuur,
biofeedback,psychomotorische therapie, bootcamps ...Dit betekent niet dat er helemaal niks
over te zeggen valt maar met de bestaande onderzoeken is er onvoldoende
wetenschappelijke zekerheid. Dit kan dus te wijten zijn aan het feit dat er nog onvoldoende
onderzoek plaatsvond. Dit is niet het geval voor eliminatiedieeten want heel wat recente
artikels bewijzen zelfs een tegengesteld effect.
aan(ge)dacht nummer 34 juni 2011 10
Jan Vanthomme info [email protected] 10
2.8. De volgorde van de interventies!
Hoe beginnen we bij ADHD?
Zeker beginnen met psycho-educatie. Dit bleek al eerder in dit artikel. Gedragsmodificatie is
maar een tweede insteek. En eens aan die basis gewerkt werd, kan men overwegen om
zelfinstructie of sociale vaardigheidstraining aan te bieden. Volgens de internationale
richtlijnen zou dan pas de medicatie aan bod mogen komen. Maar de meningen daarover
zijn nog zeer sterk verdeeld.
En wat dan met niet-label kindjes? Ook daar is psycho-educatie -zij het met een andere
insteek- nodig. Gedragsmodificatie zal blijven werken. En uit onderzoek blijkt dat
zelfinstructietraining en sociale vaardigheidstraining hier wel duidelijk een effect hebben.
Uiteraard gaat er ook hier aandacht naar de omgevingsfactoren.
Conclusie : De weg is nog lang. Onderzoek naar de effectiviteit van sommige paketten
vinden te weinig hun weg naar de internationale wetenschappelijke literatuur. Bovendien
wordt in deze studie te weinig de ontwikkelingsdimensies in rekening gebracht.De impactvan
comorbiditeiten komen eigenlijk maar sporadisch aanbod. En wat met die subklinische
groepen? Die jongeren die net niet aan het label voldoen.Moeten we daar hetzelfde doen?
Of moeten we daar creatief mee omgaan.
De weg is nog lang maar er is nog hoop; omdat we met de EBT (Evidence Based Therapy)
een sleutel in handen hebben om vanuit een goed kader te gaan werken aan goede
verantwoorde behandelingen. Goeie begeleiding draait tevens om en basishouding van de
professioneel die enerzijds positief kritisch is ten aanzien van wat hij allemaal te lezen krijgt
maar op zoek gaat naar de nieuwste informatie en anderzijds ook echt in die praktijk staat en
zijn voelsprieten goed uitsteekt om te zien wat cliënten zelf en hun omgeving aandragen.