Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder :...

20
Nieuwe kijk op de nationale rekeningen 7 de seminarie voor leerkrachten van het secundair onderwijs 8 oktober 2014 Pedagogisch dossier ALGEMENE TOELICHTINGEN

Transcript of Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder :...

Page 1: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

Nieuwe kijk op de nationale rekeningen

7 de seminarie voor leerkrachten van het secundair onderwijs

8 oktober 2014

Pedagogisch dossier

ALGEMENE TOELICHTINGEN

Page 2: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van
Page 3: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

Inhoud

1.   Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale  rekeningen 5

1.1 Grondbeginselen van de nationale boekhouding 5

1.2 Het bbp en het bni 5

1.3 Kort historisch overzicht en internationale kaders van de nationale boekhouding 6

1.4 Het ESR 2010 en het MBP6 7

1.5 Nieuwigheden van het ESR 2010 8

1.5.1 De mondialisering van de economie 8

1.5.2 De kenniseconomie 9

1.5.3 De financiële dimensie 11

1.5.4 De overheidsfinanciën 13

1.6 Open vragen : aan de limieten van wat statistisch meetbaar is 15

1.6.1 De zwarte economie 15

1.6.2 De milieuvraagstukken 16

1.6.3 Nieuwe opgaven 17

2. De nieuwe toepassing NBB.Stat 19

Uitgebreide documentatie over het ESR 2010, alsook de weerslag op de cijfers is overigens te vinden op de volgende webpagina : www.nbb.be/esr2010

Page 4: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van
Page 5: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

5

1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen

1.1 Grondbeginselen van de nationale boekhouding

De nationale rekeningen – of de nationale boekhou-ding – zijn een referentiekader waarmee de economische bedrijvigheid van een land kan worden geregistreerd en dat door de beleidsmakers als scorebord wordt gebruikt.

Ook al sluiten de principes van de nationale boekhouding nauw aan bij die van de bedrijfsboekhouding, toch is de overeenkomst slechts gedeeltelijk : terwijl de boek-houdkundige staten van de bedrijven compleet zijn en evenwichtig zijn opgebouwd, worden de nationale reke-ningen niet opgesteld op basis van exhaustieve bronnen, maar vloeien ze voort uit de onderlinge vergelijking van vaak heterogene gegevens, waarbij er sommige uit en-quêtes komen en andere uit administratieve bronnen. Om daar relevante ramingen uit te puren, moeten sta-tistici al hun expertise aanwenden.

De nationale boekhouding heeft tot doel de economi-sche bedrijvigheid te meten in haar verschillende aspecten. Daartoe schenkt ze vooral aandacht aan de creatie van vermogen en aan de verdeling en aanwending hiervan. Dit vermogen, dat wordt gecreëerd bij de pro-ductie van goederen en diensten en onderworpen is aan eigendomsrechten, wordt in monetaire vorm geraamd, waardoor het kan worden geaggregeerd en een synthe-tisch beeld verschaft van de economische bedrijvigheid.

De nationale boekhouding zou niet zo interessant zijn in-dien elk land ze onafhankelijk en autonoom zou beheren met zijn eigen waarderingsregels, eigen nomenclaturen of boekhoudschema’s, enz. De door de verschillende landen gebruikte stelsels voor de nationale rekeningen worden dan ook internationaal geüniformiseerd, om vergelijkingen tussen en de aggregatie van gegevens over uitgestrekte geografische gebieden (regio’s, landen, landengroepen) mogelijk te maken, of om een coherente behandeling van grensoverschrijdende transacties aan te reiken, die de onderlinge banden tussen de econo-mieën weerspiegelen, die zo belangrijk zijn voor hun ontwikkeling.

Vandaag lijkt dat misschien een vanzelfsprekende gedach-te, maar verder in het dossier zal worden aangetoond dat die niet zo gemakkelijk in de praktijk te brengen was.

1.2 Het bbp en het bni

Het bruto binnenlands product (bbp) is de meest ge-hanteerde indicator van de productietransacties in een land over een bepaalde periode (jaar of kwartaal). Het bbp tracht het vermogen te meten dat in een land tijdens die periode wordt gecreëerd, en wordt beschouwd als de betrouwbaarste en internationaal meest vergelijkbare maatstaf voor de economische bedrijvigheid. Dit punt zal later nog verder aan bod komen, want sommige econo-men hebben bedenkingen bij het systematische gebruik van deze indicator voor de kwalificatie van de prestaties van een land en bij het belang om zich te beperken tot de louter economische dimensie van die prestaties, ten nade-le van andere aspecten zoals het leefmilieu of het welzijn.

De bbp-groei wordt grondig bestudeerd door politici, economen en de pers, zowel in eigen land als in het bui-tenland. In de Europese Unie (EU) worden het overheids-tekort en de overheidsschuld uitgedrukt in procenten bbp, in het kader van de monitoring van het begrotings-beleid. Het is dus niet zo onschuldig om te tornen aan de definitie of de methodologie van het bbp, want dat kan concrete gevolgen hebben voor de landen, zowel op politiek vlak (onderlinge machtsverhouding) als op economisch vlak (het gemak waarmee ze zich op de fi-nanciële markten kunnen financieren, enz.). Dat verklaart de media-aandacht voor de hervorming van het ESR waar dit seminarie over gaat.

Het proces van waardecreatie in een economie kan vanuit drie invalshoeken worden beschouwd : de productie-, de bestedings- en de inkomensbenadering.

Volgens de productiebenadering wordt het bbp be-naderd aan de hand van het begrip toegevoegde waar-de, een maatstaf voor de waarde van alle goederen en diensten die tijdens een periode worden geproduceerd

Page 6: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

6

zonder onmiddellijk te worden gebruikt in een produc-tieproces, maar die wel voor finaal gebruik bestemd zijn. Volgens de bestedingsbenadering wordt het bbp be-schouwd als de som van de uitgaven van de finale gebrui-kers van goederen en diensten. In deze benadering staat dus de aanwending van het vermogen in de economie op de voorgrond. Volgens de inkomensbenadering wordt in het bbp de nadruk gelegd op de verdeling van dat inkomen in de economie. De productie creëert immers inkomens voor alle houders van productiefactoren. De inkomensbenadering maakt dus een onderscheid tussen de vergoeding die de werknemers toekomt en de vergoe-ding voor de houders van de factor kapitaal.

Het bbp meet de binnen het land gecreëerde waarde, ongeacht of de aangewende productiefactoren ingeze-ten of niet-ingezeten zijn. Er wordt met andere woorden geen rekening gehouden met het feit dat een deel van die waarde werd gecreëerd door niet-ingezetenen en dat ingezetenen bovendien kunnen hebben bijgedragen tot de waardecreatie in andere landen. Het bruto nationaal inkomen (bni) brengt die correcties aan in het bbp : het meet de specifiek door de nationale economische sub-jecten gecreëerde waarde. Het bni vormt de basis voor de berekening van de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting in het kader van de vierde middelenbron (1).

1.3 Kort historisch overzicht en internationale kaders van de nationale boekhouding

De nationale rekeningen zijn niet in één keer ontstaan, maar vloeien voort uit een historische ontwikkeling (2).

De eerste gekende coherente ramingen van het nati-onaal inkomen werden geproduceerd aan het einde van de 17de eeuw, in Engeland, door Sir William Petty (1665) en Gregory King (1696). Deze eerste pogingen omvatten reeds aanzetten tot internationale vergelijking (met Frankrijk en Nederland), wat aantoont dat men van meet af aan het belang inzag van een harmonisatie van de nationale boekhouding, ook al deemsterde die aan-dacht vervolgens voor lange tijd weg.

De volgende 250 jaar namen de pogingen om het natio-naal inkomen van een land te berekenen langzamerhand toe. Aanvankelijk ging het om individuele onderzoekers die ruwe ramingen afleverden : de aanzienlijke kwali-teitsverschillen in het bronnenmateriaal en de methoden wierpen een donkere schaduw over de vergelijkbaarheid.

Na de Eerste Wereldoorlog verbeterde de situatie. In de Verenigde Staten en Duitsland bijvoorbeeld, per-fectioneerden private of semi-private instellingen de ra-mingen van het nationaal inkomen, terwijl academici de analyse van de bronnen en methoden verbeterden en voorts de productie- en bestedingsbenadering integreerden, om tot een consistent geheel te komen.

Met het uitbreken van de Grote Depressie van de jaren 1930 deed zich de behoefte voelen aan nauwkeurige informatie over de intensiteit en de aard van de econo-mische ineenstorting. Daarom besliste de Amerikaanse overheid te starten met de opmaak van officiële nationale inkomenscijfers, en werden die nationale inkomenscijfers een input in het overheidsbeleid.

Parallel daarmee werden de verbanden tussen macro-eco-nomische theorie en nationale rekeningen geschraagd : in zijn General Theory uit 1936 erkende Keynes inves-teringen, inkomensontwikkeling en overheidsuitgaven als strategische variabelen ; Leontief ontwikkelde zijn input-outputanalyse, en Tinbergen verrichtte analytisch pionierswerk op het gebied van de macro-econometrie. Deze laatste twee economen kregen voor hun onderzoek de Nobelprijs voor economie (3).

Er zij opgemerkt dat de indeling van economische sub-jecten in respectievelijk bedrijfstakken (4) en sectoren (5) historisch gezien haar oorsprong vindt in het werk van Leontief en Keynes.

Vóór de oorlog werd evenwel nog geen enkele poging ondernomen om de nationale rekeningen internationaal te harmoniseren : door extreem protectionisme en oplo-pende politieke spanningen werd immers het belang om een internationaal gecoördineerde methodologie op te stellen uit het oog verloren.

(1) De ‘eigen middelen’ van de EU zijn haar financieringsmiddelen. Vier eigen middelen zorgen voor die financiering: de douanerechten, middelen afkomstig uit de landbouw, middelen op basis van de toegevoegde waarde, en een ‘vierde middelenbron’, die is gebaseerd op het bni van de lidstaten.

(2) We bespreken die geschiedenis hier slechts kort, maar een uitgebreider beschrijving is te lezen in het artikel van Erik Buyst, ‘De nationale rekeningen : statistiek tussen economisch beleid en wetenschap’, in de Handelingen van de studievoormiddag ‘HET ESR 2010, nationale rekeningen voor een wereld in verandering’ (pp.9-17).

(3) Deze prijs wordt sinds het einde van de jaren 1960 uitgereikt aan een nog in leven zijnde econoom.(4) Voorbeelden van bedrijfstakken : de landbouw, diverse takken van de industrie, de bouwnijverheid, verschillende dienstentakken, enz.(5) Men onderscheidt de volgende institutionele sectoren: niet-financiële vennootschappen, financiële vennootschappen, de overheid, de huishoudens, de instellingen zonder

winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de ‘rest van de wereld’ (de in het buitenland gevestigde economische eenheden die transacties met ingezeten eenheden verrichten).

Page 7: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

7

Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog versterkte de dynamiek van de nationale rekeningen. De noodzaak om de productie in oorlogstijd optimaal te beheren, leid-de in Groot-Brittannië tot de opmaak van officiële natio-nale rekeningen. In de Verenigde Staten werd de beste-dingsbenadering toegevoegd aan de officiële nationale boekhouding, met de bedoeling zich te voorzien van alle middelen waarmee een nieuwe depressie aan het einde van de oorlog kon worden vermeden. Parallel daarmee begon de nood aan een internationale harmonisatie zich te doen voelen, meer bepaald om de oorlogsinspannin-gen van de geallieerden te coördineren.

Na de oorlog vervulde de overheid een sturende rol in het beheer van het economische leven : de nationale rekeningen vormden derhalve het ideale instrument om haar actie te ondersteunen, gebaseerd op objectieve parameters. Tegelijkertijd werden, onder bescherming van de Verenigde Naties, de inspanningen voor een internationale harmonisatie breed opengetrokken, terwijl het Internationaal Monetair Fonds (IMF) de beta-lingsbalansen harmoniseerde.

Terwijl voor de meeste Europese landen de Tweede Wereldoorlog een scharniermoment betekende om met de opmaak van officiële nationale rekeningen te starten, hield België zich relatief afzijdig van dat proces, en publiceerde het zijn eerste nationale rekeningen pas in 1963. Dat kan worden verklaard door het bijzon-der vlotte verloop van de naoorlogse wederopbouw in ons land, waardoor het minder belangrijk was de groei van nabij te volgen ; de aandacht ging veeleer naar inflatiebestrijding.

In de jaren 1950 en 1960, toen de groei van de ont-wikkelde economieën tot een complexere economische structuur leidde, en vervolgens aan het einde van de 20ste eeuw, onder invloed van een sterke expansie van de dienstensector en het complexer worden van de fi-nanciële markten, werden deze eerste pogingen tot harmonisatie meermaals verder uitgewerkt en geac-tualiseerd, zowel op het niveau van de Verenigde Naties als op EU-niveau (Eurostat).

Deze inspanningen leidden tot de publicatie, in 1993, door de VN, het IMF, Eurostat, de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en de Wereldbank van het ‘System of National Accounts, SNA 1993’.

In overeenstemming met dit kader, en om te voorzien in de meer specifieke behoeften van de EU, voerde Eurostat

vervolgens het ‘Europees Systeem van Rekeningen’, ESR 1995 in.

Het ESR is een systematische en gedetailleerde beschrij-ving van de economieën van de EU, van hun componen-ten en van hun relaties met de andere economieën. Het vormt het centrale en verplichte referentiekader voor de economische en sociale statistieken van de EU en haar lidstaten.

1.4 Het ESR 2010 en het MBP6

Sedert het SNA 1993 en het ESR 1995 ondergingen de moderne economieën uiteraard nog grote veranderin-gen, die in aanmerking moesten worden genomen in de statistische systemen.

De economie heeft een mondialiseringsproces doorge-maakt, waardoor het moeilijker is geworden de econo-mische bedrijvigheid op nationaal niveau te meten. De factor ‘kennis’ is zich steeds meer gaan opwerpen als motor van de economische groei. De financiële markten zijn aanzienlijk gegroeid onder invloed van de mondi-alisering, en deden onze economieën in een ernstige crisis belanden. De financiële levensvatbaarheid van veel landen werd aangetast, en daardoor nam de druk op de overheidsfinanciën sterk toe. Tot slot vond een bewust-wording plaats op gebieden waarvan de economische meting complex is, zoals het leefmilieu of het welzijn, en groeide de wil om een beter beeld te krijgen van bepaalde moeilijk te kwantificeren verschijnselen, zoals de zwarte economie.

Deze feiten, die verder in het dossier uitvoeriger aan bod zullen komen, en bepaalde methodologische veranderin-gen zijn om diverse redenen in aanmerking genomen in de jongste herziening van de stelsels van nationale reke-ningen : het SNA 2008, opgesteld op het niveau van de VN, en zijn equivalent op Europees niveau, het ESR 2010, dat onlangs in werking is getreden in de vorm van een aan alle lidstaten van de EU opgelegde verordening van de Europese Commissie, die elk land nauwgezet moet naleven.

Gelijktijdige herzieningen leidden daarnaast tot de pu-blicatie door het IMF van MBP6 (6de versie van het handboek van de betalingsbalans en van de exter-ne vermogenspositie). De nationale rekeningen en de betalingsbalans worden voortaan dus opgesteld volgens methodologieën die zowel in hun concepten als in hun

Page 8: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

8

definities geharmoniseerd zijn, waardoor de statistieken in de toekomst beter vergelijkbaar worden.

We willen erop wijzen dat deze herzieningen de oude stelsels niet radicaal veranderen : er wordt dus niet ge-tornd aan de grondslagen van het stelsel van nationale rekeningen. Men tracht telkens veeleer soepel op de nieuwe versies te kunnen overschakelen, en ziet steeds toe op de coherentie van het geheel.

1.5 Nieuwigheden van het ESR 2010

Een volledige bespreking van de door het ESR 2010 in-gevoerde wijzigingen in de stelsels van nationale reke-ningen valt buiten het bestek van dit seminarie (1), maar toch kunnen we de voornaamste wijzigingen voor België in vier hoofdgroepen indelen, naargelang ze betrekking hebben op de volgende aspecten (2):

– de mondialisering van de economie ; – de kenniseconomie ; – de financiële dimensie ; – de overheidsfinanciën.

Wegens zijn grote belang voor België komt dit laatste punt in een afzonderlijke module aan bod in de opleiding.

Er kunnen echter ook een aantal open vragen worden besproken die de jongste tijd reacties hebben teweeg-gebracht in de pers : die gaan over uiteenlopende onder-werpen, zoals het meerekenen van de zwarte economie, de milieuvraagstukken, of het statuut van het bbp. Die vragen houden allemaal verband met de limieten van wat statistisch meetbaar is.

1.5.1 De mondialisering van de economie

Het ESR 2010 en MBP6 helpen om de toenemende mon-dialisering van de economie beter in acht te nemen. Die mondialisering is immers een dynamisch proces, dat zeer moeilijk te meten is door de statistici, dat de nationale middelen internationaal mobieler en de nationale econo-mieën onderling sterker afhankelijk maakt. De productie-processen worden inderdaad steeds meer verspreid over verscheidene landen, om de aanwezige productiefacto-ren optimaal te benutten.

In dat kader tracht het nieuwe stelsel het principe van de eigendomsoverdracht strikter toe te passen als criterium voor de registratie van de in- of uitvoer van goederen, teneinde de handelsstromen niet te laten aanzwellen.

Aangezien de Belgische economie wordt gekenmerkt door een hoge openheidsgraad, hebben die nieuwe normen vooral een invloed op de registratie van inter-nationaal maakloonwerk, de post onderhoud en herstellingen en merchanting. Die wijzigingen heb-ben een sterke impact op de uitsplitsing van de in- en uitvoercijfers over goederen en diensten in de nationale rekeningen, de betalingsbalansstatistieken en de aan-bod- en gebruikstabellen.

Maakloonwerk

Maakloonwerk betekent de uitvoering door een on-derneming (de maakloonwerker) van een bewerking op goederen die eigendom blijven van de in een ander land gevestigde opdrachtgever. Dit soort van werk wordt met name verricht in de textielnijverheid (confectie) of de farmaceutische nijverheid (verpakking).

Vroeger werden deze transacties beschouwd als in- en uitvoer van goederen. Dat deed de handelsstromen kunstmatig aanzwellen. In het nieuwe stelsel, en op grond van de toepassing van de eigendomsoverdracht, wordt enkel de voor de bewerking aangerekende prijs geregistreerd in de invoer en uitvoer van diensten.

Ten opzichte van de vroegere benadering leidt deze nieuwe behandeling tot een aantal aanpassingen in de bestedings- en productieoptiek. Aan de bestedingszijde zal de in- en uitvoer van goederen dalen, terwijl de in- en uitvoer van diensten zal stijgen. Omdat het een verschui-ving betreft van de goederen- naar de dienstenrekening, zullen het bbp noch het in- en uitvoersaldo daar door worden beïnvloed.

LuxemburgEigenaar goederen

BelgiëMaakloonwerker

Geldstroom

Goederenbeweging

(1) Die analyse is echter wel te vinden in de nieuwe handleidingen voor de nationale rekeningen en in de Eurostat-documentatie (zie webpagina www.nbb.be/esr2010 - Nuttige links).

(2) Het is uiteraard mogelijk dat bepaalde wijzigingen gelijktijdig betrekking hebben op meer dan één van die groepen.

Page 9: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

9

Aan de productiezijde daalt de output en het interme-diair verbruik. Voorheen dienden die cijfers kunstmatig te worden verhoogd om de bedrijfseconomische cijfers in de jaarrekeningen af te stemmen op de in- en uitvoer-cijfers ; voortaan zal die correctie niet meer nodig zijn.

Door deze nieuwe manier om maakloonwerk in aan-merking te nemen, zal nieuw bronnenmateriaal moeten worden aangewend : voortaan zal hoofdzakelijk gebruik moeten worden gemaakt van de maakloonfee zoals die is aangegeven in de dienstenenquête van de betalingsbalans.

Onderhoud en herstellingen

Net zoals het maakloonwerk werden onderhoud en herstellingen vroeger beschouwd als een goederen-

transactie. Ook aan deze uitzondering op het eigen-domsoverdrachtprincipe komt een einde, en voortaan worden deze transacties beschouwd als een dienst. Die verschuiving heeft evenmin impact op het bbp. Maar in plaats van een beroep te doen op de herstellingsfee zoals aangegeven bij buitenlandse handel, zal gebruik worden gemaakt van de herstellingsfee zoals aangegeven in de dienstenenquêtes van de betalingsbalans. Deze fee sluit namelijk beter aan bij de nieuwe methodologie.

Driehoekshandel

Driehoekshandel – of merchanting – is de aankoop van een goed door een ingezetene (van de economie die de gegevens verstrekt) bij een niet-ingezetene en de latere wederverkoop van dat goed aan een andere niet-inge-zetene. Het goed komt op geen enkel moment op het grondgebied van de handelaar. Niettemin vindt wel de-gelijk een eigendomsoverdracht van het goed plaats.

Geldstroom

Eigendomsoverdracht

Goederenbeweging

BelgiëHandelaar

FrankrijkProducent

Verenigd Koninkrijk

Koper

Vroeger werd het verschil tussen de waarde bij over-dracht en de aankoopwaarde geregistreerd als een dienstentransactie, en was er sprake van een eigendoms-overdracht. In BPM6 en het ESR 2010 werd een einde gemaakt aan deze incongruentie en wordt driehoeks-handel niet langer beschouwd als een dienst, maar als een goederentransactie (1). Die wijziging heeft evenmin impact op het bbp.

Tot slot brengt de overschakeling op het ESR 2010 een vrij forse wijziging teweeg van de in- en uitvoerstromen van goederen en diensten, zonder dat het bbp evenwel wordt beïnvloed.

1.5.2 De kenniseconomie

De afgelopen decennia zijn de economische en politie-ke wereld zich bewuster gaan worden van het belang van Research & Development (R & D) als belangrijke de-terminant van technische vooruitgang en derhalve als motor voor de groei en het concurrentievermogen van de economieën.

In zijn nieuwe Europese strategie voor de werkgelegen-heid en de groei (‘Europa 2020’) bevestigde de Europese Raad in maart 2010 trouwens de grote aandacht die aan dit thema moet worden besteed. Voor de EU als geheel heeft hij als doelstelling vastgelegd dat de R & D-uitgaven, tegen 2020, 3 % van het bbp zouden bedragen.

Er zijn tal van indicatoren en statistieken met betrekking tot wetenschap, technologie en onderzoek, die elk hun nut hebben. Deze zijn evenwel niet gestructureerd in een geharmoniseerd en strikt kader. Het stelsel van de nationale rekeningen biedt het voordeel dat kader aan te reiken.

Op het ogenblik van de herziening van het ESR kregen de R & D-uitgaven dan ook een andere behandeling : het vergroot de perimeter van de geproduceerde activa – waarmee de materiële en immateriële goederen worden bedoeld die gedurende meer dan een jaar herhaalde-lijk en aanhoudend worden gebruikt in het productie-proces – en neemt er met name de R & D-resultaten in op, als ‘intellectuele eigendomsrechten’.

Uit deze uitbreiding van de perimeter van de geproduceer-de activa vloeit logischerwijze voort dat de R & D-uitgaven voortaan worden behandeld als bruto-investeringen

(1) Er zij opgemerkt dat deze transacties niet worden opgenomen in de statistieken van de buitenlandse handel, aangezien er geen grenzen bij worden overschreden.

Page 10: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

10

in vaste activa, dat wil zeggen als investering (1). De R & D-uitgaven worden dus gekapitaliseerd.

In tegenstelling tot het ESR 1995 worden de R & D-uitgaven dus niet langer beschouwd als volledig tijdens het pro-ductieproces verbruikte inputs en mogen ze derhalve niet meer als intermediair verbruik worden gerekend. De kennis die voortvloeit uit de R & D-activiteiten wordt daarentegen aanhoudend gebruikt in het productiepro-ces en verschaft hun eigenaar gedurende verscheidene jaren een economisch voordeel.

De nieuwe behandeling van R & D is een van de ingrij-pende wijzigingen in het ESR 2010. Deze verandering zal het bbp van de verschillende landen positief beïnvloeden, afhankelijk van de inspanning die elk land op het vlak van R & D levert.

Welke R & D-uitgaven worden bedoeld ?

Het Frascati-handboek, een publicatie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die door het ESR als een van de referentiewer-ken wordt erkend, onderscheidt drie types van R & D, die alle drie in het bestek van de nieuwe behandeling vallen :

– fundamenteel onderzoek : experimen-teel of theoretisch werk dat voorna-melijk wordt verricht om nieuwe kennis te verwerven, zonder dat een speciale toepassing of een specifiek gebruik wordt beoogd ;

– toegepast onderzoek : heeft een doel of een specifieke praktische doelstelling ;

– experimentele ontwikkeling : systematisch werk op basis van bestaande kennis, gericht op het produceren van nieuwe materialen, producten of instrumenten, of op het opstarten van nieuwe processen, systemen en diensten, of op het aanzienlijk verbeteren van wat reeds bestaat.

De kapitalisatie van R & D dekt de uitgaven die gedaan kunnen zijn door in R & D gespecialiseerde eenheden, maar ook de eventuele R & D als occasionele activiteit van niet in R & D gespecialiseerde eenheden (zogehe-ten informele R & D). Daarenboven kan R & D zowel voor

eigen rekening worden verricht als om aan derden te worden verkocht.

Wat houdt de kapitalisatie van R & D in het ESR meer bepaald in ?

In het ESR 95 werd ervan uitgegaan dat de R & D-uitgaven rechtstreeks werden verbruikt tijdens het productiepro-ces in de loop van het jaar. De R & D-uitgaven werden opgetekend als intermediair verbruik (gelijk te stellen met aankopen van goederen en diensten) en wogen dus op de toegevoegde waarde en, derhalve, op het bbp.

Volgens het ESR 2010 mogen R & D-uitgaven niet langer als intermediair verbruik worden geboekt. Ze worden niet langer verondersteld in de loop van het jaar te zijn verbruikt. R & D-uitgaven moeten worden beschouwd als bruto-investeringen in vaste activa (investeringsuitgaven).

De investeringsuitgaven zijn de bron van niet-financiële activa. In het geval van R & D worden de aldus gecreëerde activa geboekt als intellectuele eigendom.

Hieronder volgt een zeer schematische vergelijkende voorstelling van de behandeling van de R & D-uitgaven in het ESR 1995 en in het ESR 2010 :

waarbij :

BTW = bruto toegevoegde waarde P = productie IC = intermediaire consumptie C = consumptieve bestedingen van de huishoudens G = consumptieve bestedingen van de overheid I = bruto-investeringen in vaste activa van de vennoot-

schappen en de overheidX – M = uitvoer minus invoer

optiek output optiek uitgaven

Bpp = ∑ BTW = ∑ Uitgaven = C + G + I + (X – M)

= ∑ (P – IC)

Δ IC - (ongerekend R & D-uitgaven)

Δ I + (inclusief R & D-uitgaven)

Δ ∑ BTW + = Δ ∑ Uitgaven +

Δ bbp+

(1) R & D is – in het ESR 2010 – niet de enige nieuwe categorie van vaste activa waarvan de aankoop voortaan als bruto-investeringen in activa moet worden geregistreerd. Dat is namelijk ook het geval voor militaire defensiesystemen. Het gaat er hier niet om zich uit te spreken over het al dan niet ethische karakter van die uitgaven, maar om akte te nemen van het feit dat die systemen aanhoudend worden gebruikt in de productie van defensiediensten. In België blijft de invloed van deze maatregel echter beperkt.

Page 11: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

11

De nieuwe behandeling die in het ESR 2010 wordt toe-gepast, leidt alles bij elkaar tot een opwaartse herziening van het bbp, die even groot is bij de productieoptiek als bij de bestedingsoptiek.

De implementering van de nieuwe behandeling van R & D-uitgaven

De behandeling van R & D valt des te moeilijker te vergelij-ken tussen de landen aangezien het om een immateriële, moeilijk te bevatten realiteit gaat. De boekhoudpraktijken moeten dus zo goed mogelijk worden omkaderd ten be-hoeve van een maximale harmonisering van de metingen.

De nieuwe behandeling van R & D-uitgaven werd dan ook intensief voorbereid door zowel Eurostat als de lid-staten. In België zijn de basisgegevens afkomstig uit de tweejaarlijkse enquête die Belspo houdt (1).

1.5.3 De financiële dimensie

De financiële sector is, in zijn vele aspecten, een van de sectoren die de afgelopen jaren het snelst veranderingen ondergingen.

Die wijzigingen kwamen tot uiting in het ESR 2010, enerzijds in de bijgestelde definitie van de institu-tionele sectoren, en anderzijds in de aanpassing en

verruiming van het aantal financiële transacties in activa en passiva. Het nieuwe stelsel slaagt er dus in de financiële realiteit scherper te beschrijven, en die bena-dering beantwoordt beter aan de behoeften die op dat vlak zijn vastgelegd door de Europese Centrale Bank, die deze gegevens gebruikt bij het opstellen van haar monetair beleid.

De nieuwe subsectoren in de financiële sector

Het ESR 2010 voorziet in een uitgebreidere indeling van de financiële sector in verschillende subsecto-ren. Dit wordt geïllustreerd in de onderstaande tabel.

De financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

De sector van de financiële vennootschappen wordt uit-gebreid met de nieuwe subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband. Dat zijn financiële instellingen die zich noch met financiële in-termediatie, noch met het verlenen van financiële hulp-diensten inlaten en waarvan het merendeel van hetzij de activa hetzij de passiva niet op open markten wordt verhandeld. In de Belgische context bevat deze subsector voornamelijk twee types van ondernemingen, met name de holdings en de treasury centers.

(1) Belgian Science Policy Office: Programmatorische federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid.

ESR 1995-sectoren ESR 2010-sectoren

Centrale Bank Centrale Bank

Overige monetaire financiële instellingenDeposito-instellingen

Geldmarktfondsen

Overige financiële intermediairsBeleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen

Overige financiële intermediairs

Financiële hulpbedrijven Financiële hulpbedrijven

--- Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Verzekeringsinstellingen

Pensioenfondsen

Page 12: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

12

Holdings worden in het ESR 2010 gedefinieerd als ven-nootschappen die participaties aanhouden, maar geen beheersactiviteiten verrichten. Ze moeten dus in alle ge-vallen worden beschouwd als financiële ondernemingen. Indien een vennootschap participaties bezit maar ook beheersactiviteiten uitoefent, wordt zij volgens het ESR 2010 als hoofdkantoor beschouwd en kan ze worden ingedeeld bij de sector van de niet-financiële vennoot-schappen indien ze tot een niet-financiële groep behoort.

De treasury centers zijn institutionele eenheden die zich niet met financiële intermediatie bezighouden, maar die financieringsactiviteiten verrichten binnen een groep van ondernemingen. Dat wil zeggen dat hun activa en hun passiva voornamelijk bestaan uit vorderingen en schulden ten opzichte van gelieerde ondernemingen. Die vennoot-schappen worden vaak opgericht door grote multinatio-nale groepen. De vennootschappen die in het verleden bekend stonden als de zogenaamde coördinatiecentra kunnen dikwijls als treasury center beschouwd worden.

In tegenstelling tot de meeste andere subsectoren in de financiële sector bestaat er geen superviserende au-toriteit of lijst van erkende vennootschappen voor de subsector van de financiële instellingen en kredietver-strekkers binnen concernverband. Zowel de holdings als de treasury centers worden daarom geïdentificeerd aan de hand van de analyse van de jaarrekeningen, op basis van kwantitatieve en kwalitatieve criteria. Een aantal van deze ondernemingen hebben een aanzienlijk balansto-taal, waardoor er met de invoering van het ESR 2010 een grote verschuiving van financiële activa en passiva plaatsvindt van de niet-financiële naar de financiële sec-tor. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de niet-gecon-solideerde schuldgraad, in procenten van het bbp, van de niet-financiële ondernemingen sterk zal dalen. De impact op de toegevoegde waarde van de betrokken sectoren is echter zeer beperkt.

Superdividenden

Analoog aan wat voorheen onder het ESR 1995 reeds werd toegepast voor overheidsondernemingen, worden in het ESR 2010 ook voor de andere ondernemingen de zogenaamde superdividenden geregistreerd. Dat wil zeggen dat dividenden die veel hoger zijn dan een nor-maal dividendniveau in vergelijking met de uitkeerbare winst niet langer in de niet-financiële rekeningen als in-komen uit vermogen worden geboekt, maar dat deze superdividenden worden beschouwd als een financiële

transactie in de financiële rekeningen, met name als een onttrekking van kapitaal aan de onderneming.

De gegevens van de superdividenden worden opgemaakt aan de hand van de bij de Balanscentrale ingediende jaarrekeningen, in het bijzonder de onttrekkingen aan het eigen vermogen in de rekening voor de bestemming van het resultaat. De dividenduitkeringen, die niet gebaseerd zijn op de winst van de onderneming maar geput wor-den uit haar kapitaal of haar reserves, worden hierdoor geherklasseerd als financiële transactie. Op deze manier draagt de registratie bij tot een betere coherentie van de stromen en voorraden in de financiële rekeningen.

Pensioenrechten

In de nomenclatuur van de financiële instrumenten wor-den de verzekeringstechnische voorzieningen uit het ESR 1995 nu verzekerings-, pensioen- en standaardgaran-tieregelingen genoemd en wordt er een nieuwe inde-ling gebruikt. Vooreerst wordt er een nieuw instrument ‘voorzieningen voor claims in het kader van standaard-garanties’ toegevoegd. Dat instrument wordt in het ESR 2010 gedefinieerd als financiële aanspraken van houders van standaardgaranties op de institutionele eenheden die deze garanties verlenen. Die standaardgaranties zijn garanties die in grote aantallen en op vrijwel identieke wijze worden uitgegeven, meestal voor vrij kleine bedra-gen. Bij dergelijke regelingen zijn drie partijen betrokken : de geldnemer, de geldgever en de borg. De geldnemer of de geldgever kan met de borg een contract afsluiten voor terugbetaling aan de geldgever als de geldnemer in gebreke blijft.

Daarnaast worden de pensioenrechten nu duidelijk on-derscheiden van de levensverzekeringsrechten, terwijl beide voorheen samen werden gepubliceerd in één ru-briek. De pensioenrechten omvatten niet enkel de finan-ciële aanspraken van huidige en voormalige werknemers op pensioenfondsen, maar ook op verzekeringsinstellin-gen. Dat wil zeggen dat de groepsverzekeringen niet lan-ger als levensverzekeringen worden beschouwd maar dat ze worden opgenomen in de rubriek pensioenrechten.

De meest ingrijpende verandering op dit gebied betreft echter de nieuwe richtsnoeren voor de registratie van de pensioenrechten. In tegenstelling tot het ESR 1995, dat enkel de particuliere pensioenregelingen met fondsvor-ming erkende, neemt het ESR 2010 thans alle pensioen-stelsels in aanmerking, inclusief de regelingen zonder fondsvorming. De desbetreffende cijfers worden echter

Page 13: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

13

niet in de financiële rekeningen weergegeven maar wor-den gebundeld in een extra tabel die vanaf 2017 dient te worden opgemaakt.

Andere wijzigingen

De methode van berekening van de ‘indirect gemeten diensten van financiële intermediairs’ (IGDFI) werd eveneens verfijnd. De IGDFI zijn een boekhoudkundige maatstaf van de diensten die de financiële intermediairs verlenen, en die door hun intermediatiemarge worden gefinancierd. Een aanpassing van de methode om die diensten te ramen, kan het bbp en het bni beïnvloeden.

Het nieuwe ESR 2010 brengt trouwens nog heel wat andere veranderingen teweeg (bijvoorbeeld de afzon-derlijke registratie van de ‘handelskredieten’, of de boe-king van de verlopen en niet-vervallen interesten bij het desbetreffende financiële instrument en niet langer in de overige transitorische posten, enz.). Heel wat van deze en andere kleinere wijzigingen hebben echter weinig of slechts sporadisch een invloed op de financiële saldi of de geaggregeerde uitstaande bedragen van de verschillende institutionele sectoren.

1.5.4 De overheidsfinanciën

De follow-up van de overheidsfinanciën is de afgelopen jaren van almaar groter belang geworden in Europa, te-gen de achtergrond van de economische en financiële crisis, die op fundamentele wijze de houdbaarheid van de overheidstekorten en overheidsschulden aan de orde heeft gesteld. Het ESR 2010 weerspiegelt die bekom-mernis. Met het oog op een grotere transparantie tracht het een beter inzicht te verschaffen in de economische realiteit van de eenheden en hun transacties, onge-acht de steeds complexere rechtsvormen die ze kunnen aannemen.

Gelet op de steeds complexere financiële transacties on-derzoekt het ESR 2010 welke eenheid de financiële risi-co’s draagt en welke eenheid de voordelen opstrijkt, los van de manier waarop de contracten werden opgesteld. Bij dit onderzoek van de economische realiteit moeten de volgende aspecten nader worden bestudeerd :

– de classificatie van de eenheden : een eenheid kan binnen of buiten de overheidssector worden

ingedeeld. Behoort de eenheid tot de overheid, wat het geval kan zijn zelfs indien zij geen middelen af-komstig uit overheidsbudgetten ontvangt, dan kunnen haar transacties het overheidstekort en de overheids-schuld beïnvloeden ;

– het moment waarop de transacties worden ge-registreerd : het ESR 2010 registreert de transacties wanneer de economische activiteit of het ontstaansfeit plaatsvindt, in plaats van op het ogenblik dat de be-taling gebeurt. In sommige gevallen kunnen de regis-tratieverschillen groot zijn ;

– de aard van de transactie : de niet-financiële transacties (fiscale en parafiscale ontvangsten, verloning, subsidies, investeringen in vaste activa, enz.) hebben een rechtstreekse weerslag op het overheidstekort, in tegenstelling tot de financiële transacties zoals de aankoop van financiële activa of de aflossing van schulden.

Concreet zijn dit de wijzigingen van het ESR 2010 met de grootste weerslag op de Belgische overheidsfinanciën :

Een verruimde definitie van de perimeter van de overheid

De sectorclassificatie van de overheidseenheden (buiten of binnen de overheidssector – S.13) beïnvloedt de over-heidsschuld en het financieringssaldo van de overheid rechtstreeks. Dat is derhalve een cruciale procedure.

Zoals in het ESR 2010 vermeld staat, moet de indeling van overheidseenheden geval per geval gebeuren en be-rust ze op drie opeenvolgende criteria : autonomie, zeggenschap en het al dan niet marktgebonden karakter ervan (1) :

– Autonomie is de voorafgaande vereiste voor elke sectorclassificatie. Het ESR 2010 definieert een institutionele eenheid aldus als een economische entiteit die wordt gekenmerkt door zelfstandige beslissingsbevoegdheid bij de uitoefening van haar hoofdfunctie. Een eenheid heeft zelfstandige beslissingsbevoegdheid indien zij :

a ) het recht heeft zelf goederen en andere activa te bezitten, en er transacties mee te verrichten ;

b ) economische beslissingen kan nemen en econo-mische activiteiten kan uitoefenen waarvoor zij verantwoordelijk is ;

(1) Voor een meer gedetailleerde beschrijving van die indelingsmethode voor de institutionele eenheden wordt verwezen naar de Handelingen van de studievoormiddag ‘Het ESR 2010 : nationale rekeningen voor een wereld in verandering’ (pp.41-63).

Page 14: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

14

c ) i n eigen naam verplichtingen in de vorm van financi-ele passiva, andere verplichtingen of verdere verbin-tenissen kan aangaan en contracten kan afsluiten ;

d ) een volledige boekhouding kan voeren.

Indien die voorwaarden niet vervuld zijn, moet de een-heid worden geconsolideerd met de eenheid waarop ze betrekking heeft, en is haar sectorclassificatie der-halve gelijk aan die van deze laatste.

– Terwijl autonomie het mogelijk maakt het bestaan van een afzonderlijke institutionele eenheid vast te stellen, wordt zeggenschap gedefinieerd als de bevoegdheid om het algemene beleid van een eenheid te bepalen. Er moet rekening worden gehouden met de volgende acht indicatoren om te bepalen of de overheid zeggenschap over een eenheid heeft :

a ) meer dan de helft van de stemgerechtigde aande-len is in het bezit van de overheid ;

b ) de overheid heeft zeggenschap in de raad van be-stuur of een ander bestuursorgaan ;

c ) de overheid heeft zeggenschap bij de benoeming en het ontslag van belangrijke personeelsleden ;

d ) de overheid heeft zeggenschap in belangrijke comités van de entiteit ;

e ) de overheid heeft een gouden aandeel ;f ) er is speciale regelgeving ;g ) de overheid is hoofdafnemer ;h ) de overheid heeft leningen verstrekt.

De indicatoren a), b) en d) alleen zijn voldoende om te besluiten dat er sprake is van zeggenschap. In andere gevallen kunnen meerdere afzonderlijke indicatoren samen wijzen op het bestaan van zeggenschap.

– In de derde en laatste fase dient te worden vastgesteld of de activiteiten van een eenheid al dan niet marktactiviteiten zijn. Daartoe is het nodig eerst een onderscheid te maken tussen financiële en niet-financiële vennootschappen, aangezien de criteria om het markt- of niet-marktkarakter te beoordelen, uiteenlopen.

a) Voor de niet-financiële vennootschappen staat het marktkarakter vast indien de eenheid haar productie verkoopt tegen economisch significante prijzen (1). Deze theoretische definitie wordt aan-gevuld met twee praktische criteria, een kwalita-tief en een kwantitatief, die beide moeten worden nagekomen :

• Het kwalitatieve criterium heeft betrekking op de koper van de productie van een overheidseenheid. Indien de eenheid het grootste deel van haar productie aan de overheid verkoopt, wordt ze verondersteld een niet-marktproducent te zijn. Moet ze daarentegen concurreren met particuliere producenten via openbare aanbestedingen of indien de eenheid het merendeel van haar productie verkoopt aan andere kopers dan de overheid, wordt ze verondersteld een marktproducent te zijn.

• Dat marktkarakter moet dan worden bevestigd – of ontkracht – door een kwantitatief criterium. Om als een markteenheid te worden beschouwd, moet een eenheid, gedurende een aaneengesloten periode van meerdere jaren, ten minste 50 % van haar productiekosten door verkoop dekken. Is dat niet het geval, dan betreft het een overheidseenheid.

b) Voor de financiële vennootschappen moet worden nagegaan in welke mate ze blootgesteld zijn aan risico’s, en zijn het dus niet de prijzen die moeten worden bekeken. Van een financiële ven-nootschap wordt aangenomen dat ze geen risico loopt indien de overheid haar schulden aflost, haar verliezen compenseert of garanties verleent op haar activa (bijvoorbeeld in de vorm van een compensa-tie ingeval bepaalde activa zwak presteren).

Zeer schematisch voorgesteld worden de eenheden vol-gens het ESR 2010 ingedeeld aan de hand van deze ver-eenvoudigde beslissingsboom :

Is de eenheid autonoom ?

NeeIn dat geval moet ze worden geconsolideerd met de eenheid waarop ze betrekking heeft.

Ja

Bezit ze de bevoegdheid om haar algemene beleid te bepalen (zeggenschap) ?

NeeIn dat geval wordt ze ingedeeld bij de private sector.

Ja

Behoort ze tot de niet-marktsector ?

Nee De eenheid is een overheidsbedrijf.

JaDe eenheid behoort tot de overheidssector.

De toepassing van deze procedure doet het aantal bij de overheidssector ingedeelde eenheden stijgen, met een correlatieve weerslag op de tekorten en schulden van die eenheden.

(1) Dat zijn prijzen die een aanzienlijke invloed hebben op de hoeveelheden producten die producenten willen leveren of die kopers willen kopen.

Page 15: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

15

Andere invloeden op de rekeningen van de overheid

Verscheidene andere bepalingen van het ESR 2010 be-invloeden de rekening van de overheid. Die worden hier in het kort besproken :

– de behandeling van de naar aanleiding van de over-name van pensioenstelsels en van de effectisering van achterstallige fiscale ontvangsten geïnde bedragen als financiële transacties in plaats van als opbrengsten uit verdelingstransacties ;

– de registratie van de aan de Europese instellingen over-gedragen btw, de gerichte verlagingen van de werkge-versbijdragen en de terugbetaalbare belastingkortingen als fiscale en parafiscale ontvangsten van de overheid, wat een toename van de verhouding tussen ontvang-sten en uitgaven in procenten bbp tot gevolg heeft ;

– de invoering van strengere voorwaarden met betrek-king tot de registratie van infrastructuur die wordt verwezenlijkt op basis van een publiek-privaat part-nerschapscontract in de rekeningen van de private partner ;

– de registratie van de verkoop van telefonielicenties als de verkoop van immateriële activa indien deze vergunningen overdraagbaar zijn.

Ten slotte, en hoewel dit niet rechtstreeks samenhangt met de overschakeling op het ESR 2010, maakte een Europese verordening (1) sinds september 2014 een einde aan de correctie die werd doorgevoerd op het financie-ringssaldo in het kader van de procedure inzake bui-tensporige tekorten (Excessive Deficit Procedure – EDP), en die diende om er de nettorentebetalingen die ver-band houden met swapakkoorden en termijncontracten met rentevaststelling in op te nemen. Hierdoor zijn het financieringssaldo volgens het ESR 2010 en het EDP-financieringssaldo nu strikt gelijk.

1.6 Open vragen : aan de limieten van wat statistisch meetbaar is

Tot slot van dit eerste deel van het pedagogisch dossier gaan we kort in op enkele aspecten in verband met het ESR 2010 waarvan sommige onlangs in de pers aan bod kwamen ; daarbij ontstonden discussies en diende er toelichting te worden gegeven. Die aspecten betreffen

onderwerpen die schijnbaar vrij verschillend zijn, maar die allemaal doen nadenken over de limieten van wat statistisch meetbaar is.

1.6.1 De zwarte economie

De nationale rekeningen trachten de economische bedrij-vigheid van de landen zo compleet mogelijk te meten. Theoretisch gezien zou hun registratiesysteem dus in werking moeten treden telkens een economische uit-wisseling plaatsvindt.

Een van de vele moeilijkheden die bij een dergelijke stel-selmatige registratie komen kijken, houdt verband met de aard van de economische uitwisseling die plaatsvindt : gaat het om een legale of een illegale uitwisseling ? Moeten bijvoorbeeld de geldstromen van de prostitutie en van de handel in verdovende middelen in aanmerking worden genomen ? Of zelfs het geldverkeer met betrek-king tot diefstal ?

Het ESR antwoordt dat de transacties die vrijwillig en met instemming plaatsvinden, in aanmerking moeten worden genomen. Het stelsel van nationale rekeningen, waarop het ESR geïnspireerd is, stelt in dezelfde lijn voor om de transacties te registreren waarvoor de partijen met wederzijdse instemming handelen.

In beide gevallen sluit dat illegale activiteiten zoals diefstal uit van de werkingssfeer van de nationale rekeningen, want daarbij kunnen de twee partijen niet als handelend met wederzijdse instemming worden beschouwd. In de lijn van deze redenering zou prostitutie of de aankoop van verdovende middelen in aanmerking moeten wor-den genomen, aangezien het gaat om activiteiten ‘met wederzijdse instemming’ of om ‘vrijwillige’ activiteiten.

Hoewel deze verplichting voor de lidstaten al bestond vóór de inwerkingtreding van het ESR 2010, verschilde de behandeling van deze transacties sterk van het ene land tot het andere ; sommige landen registreerden die activiteiten – volgens hun nationale kenmerken – in gro-tere of kleinere mate, en andere niet. Vanaf september 2014 zullen alle lidstaten deze activiteiten in aanmerking moeten nemen. Dat engagement getuigt van de pragma-tische wens om de methodologie van de berekening van het bni te verbeteren, dat een belangrijke variabele is bij de bepaling van de eigen middelen van de EU (zie hoger).

(1) Verordening (EU) nr. 220/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad met betrekking tot de verwijzingen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de EU.

Page 16: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

16

Deze behandeling werpt ethische en praktische vragen op.

In verband met de ethiek woedde in de pers een fel debat. Er kan worden gewezen op de kwetsbaarheid van criteria als de ‘vrijwillige’ aard van of de ‘instemming’ met de activiteiten. Men kan zich ook afvragen of het wel de taak van de nationale boekhouders is om dergelijke ethi-sche criteria op te stellen : welke bevoegdheid hebben zij dan op dat vlak, en, ook al hebben dergelijke criteria wel degelijk zin voor de nationale rekeningen, zouden die dan niet eerder moeten worden vastgelegd binnen het bestek van het democratische debat ? Zou men die ‘moralisering’ van de nationale rekeningen dan trouwens niet moe-ten doortrekken en vraagtekens plaatsen bij een aantal reeksen die er al lang geleden in zijn opgenomen, zoals de verkoop van wapens, auto’s, sigaretten of alcohol ?

Neemt men het bbp voor wat het is, namelijk een indi-cator van de economische bedrijvigheid, dan is de voor-naamste vraag die deze maatstaf doet rijzen niet van ethi-sche maar van praktische aard : hoe kunnen activiteiten die van nature ongrijpbaar en moeilijk te kwantificeren zijn betrouwbaar worden gemeten ? De voorstellen van Eurostat in dat opzicht hebben als verdienste dat ze be-staan, maar missen soms duidelijkheid en zullen geens-zins alle problemen helpen oplossen.

1.6.2 De milieuvraagstukken

Hoewel in de nationale rekeningen al diverse aspecten van de milieuboekhouding in aanmerking waren ge-nomen (1), kleven er vanuit het oogpunt van het milieu evenwel twee grote nadelen aan het centrale kader en zijn hoofdaggregaten, zoals bbp, investeringen en be-sparingen, wat door het ESR zelf erkend wordt (2). Om te beginnen, krijgt de uitputting en schaarsheid van natuur-lijke hulpbronnen weinig aandacht, terwijl deze factoren bedreigend kunnen zijn voor de duurzame productiviteit van de economie. Ten tweede bestrijkt het centrale ka-der niet de kwaliteitsvermindering van het milieu en de gevolgen daarvan voor de gezondheid en het welzijn van de mens.

Deze twee nadelen weerspiegelen in wezen de moeilijk-heid om een in geldswaarde uitgedrukte waardering voor te stellen (3) voor onherstelbare schade, zoals de uitputting

van niet-hernieuwbare natuurlijke hulpmiddelen. Tegen welke prijs moet een verlies worden gewaardeerd als de vroegere toestand hoe dan ook niet valt te herstellen, welk bedrag ook wordt voorgesteld?

Binnen deze ernstige beperking doet het ESR 2010 een inspanning om de milieurealiteit beter te vatten : het ontwikkelt immers de milieusatellietrekeningen en stelt daarnaast een aantal gerichte verbeteringen voor.

Milieusatellietrekeningen

Om de wisselwerking tussen economische groei en milieu te kunnen beschrijven en analyseren, om te voorzien in de specifieke gegevensbehoeften op dat vlak en om als basis te dienen bij de politieke besluitvorming, voorziet het ESR 2010 in de opstelling van aparte milieusatel-lietrekeningen. Deze rekeningen kunnen als instrument voor strategische planning en beleidsanalyse helpen om duurzamer ontwikkelingspaden vast te stellen.

Deze milieusatellietrekeningen, ook ‘groene rekeningen’ genoemd, die de nationale rekeningen zowel uitbreiden als aanvullen, versoepelen de vereisten van het algemeen kader van de nationale boekhouding, door meer bepaald de opname van niet-monetaire variabelen mogelijk te maken. Zo worden milieugegevens als de hoeveelhe-den uitgestoten luchtvervuilende stoffen verdeeld over de verschillende economische actoren in de nationale (regionale) rekeningen, namelijk de huishoudens en de verschillende bedrijfstakken.

Sinds 2013 bezorgt België Eurostat drie economische mi-lieurekeningen : de rekening over luchtvervuilende emis-sies, de rekening van de milieubelastingen naar econo-mische activiteit en de materiaalstroomrekening voor de gehele economie (4). Deze rekeningen worden opgesteld door het Federaal Planbureau, op nationaal niveau en op het niveau van de drie gewesten.

Gerichte verbetering van het ESR 2010 op het vlak van milieu

Door de invoering van nieuwe rubrieken in het ESR 2010 en de verfijning van de voorheen gebruikte berekenings-methoden kan de milieurealiteit in sommige gevallen ook beter in aanmerking worden genomen :

(1) Zoals de vermelding van tal van kosten en kapitaalrubrieken die deel uitmaken van de milieuboekhouding – minerale reserves, niet in cultuur gebrachte biologische hulpbronnen, en waterreserves.

(2) ESR 2010 : 22.63.(3) Aangezien het, zoals reeds gezegd, in dit kader is dat de nationale rekeningen werkzaam zijn.(4) Met die materiaalstromen worden de natuurlijke hulpbronnen, de input van het ecosysteem (zuurstof, water, nutriënten, enz.), de producten en de restproducten bedoeld.

Page 17: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

17

– de verwijderingskosten (kosten aan het einde van het economische leven van bepaalde activa, bijvoorbeeld kerncentrales, om de milieuschade of de daaraan ver-bonden veiligheidsproblemen te neutraliseren) worden in het ESR 2010 bij de buitengebruikstelling geregis-treerd, en niet via een afschrijvingsproces dat ingaat bij de ingebruikneming. Indien het effect over de hele levenscyclus van het actief neutraal is, kan deze wij-ziging het profiel van de productie, de uitgaven, de inkomsten en het bbp licht beïnvloeden ;

– de invoering van een extra categorie van geproduceerde activa ‘grondverbeteringen’ doet de bruto-investeringen in grondverbeteringen stroken met een verandering in de overeenstemmende voorraad van het actief. In sommige gevallen zou die verandering het bbp en het bni opwaarts kunnen beïnvloeden.

1.6.3 Nieuwe opgaven

Het ESR 2010 maakt deel uit van een lange geschiedenis, die aanvangt met de eerste pogingen in de 17de eeuw, en schrijft daar vandaag de meest recente bladzijde van. De eerder besproken nieuwigheden getuigen van de door iedereen aangevoelde noodzaak om iets te veranderen aan een referentiekader dat als te eng werd aangevoeld, met de bedoeling de ontwikkelingen van de wereldeco-nomie gemakkelijker te kunnen volgen.

Zo denken veel economen na over de opgaven waarmee de statistische systemen in de toekomst zullen worden geconfronteerd. Dat denkwerk mondt vaak uit in vra-gen over de limieten van het bbp, met name wanneer het gaat over het eventueel in aanmerking nemen van welzijnsaspecten ; maar sommige meer fundamentele vragen hebben betrekking op de methodologie zelf van de nationale rekeningen en op de economische betekenis van de concepten waar ze toe leiden.

Bbp en welzijn

De politieke wereld en de media vragen om een een-voudige en universele maatstaf en hebben daarbij de neiging te veel in te zetten op het bbp, de blikvanger van de nationale boekhouding. Dat bbp is alomtegen-woordig, bijvoorbeeld in de vorm van groeicijfers, of in de ratio’s van de overheidsschuld of het overheidstekort, en schraagt alle analyses en beslissingen.

Voor die actoren van het economische leven zou het bbp alle facetten van de activiteit van een land moeten kunnen samenvatten. Sommigen betreuren zelfs dat dit cijfer niet tevens even belangrijke maar moeilijker te me-ten dimensies in zich bevat, zoals het verloop van het welzijn van de gemeenschap. Laten we ons even over de gegrondheid van deze opmerkingen buigen.

Ter herinnering : de nationale boekhouding houdt zich alleen bezig met het handelsverkeer dat in monetaire vorm plaatsvindt.

Dat verkeer in monetaire vorm lijkt uitermate relevant om de economische prestaties te meten, maar wanneer het wordt toegepast op de dimensie van het welzijn doen zich een aantal meetproblemen voor :

– het welzijn omvat belangrijke kwalitatieve dimensies, waarvoor nationale boekhouders op geen enkele ex-pertise of legitimiteit aanspraak kunnen maken ;

– welzijn lijkt een relevant begrip te zijn op het individue-le niveau, maar is moeilijker te vatten op het collectieve niveau ;

– het lijkt bovendien moeilijk om het collectieve welzijn op een universele manier te definiëren, alleen al we-gens de heterogeniteit van de waardestelsels ;

– zelfs als het zou lukken om een geldswaarde aan het welzijn toe te kennen, zou er het delicate probleem blijven waarom eenzelfde indicator, het bbp, zou moeten worden gebruikt om terzelfder tijd de economische prestaties en de sociale vooruitgang te meten ? Zou dat er niet impliciet op neerkomen dat die twee realiteiten als onderling vervangbaar worden beschouwd, zodat een goed economisch resultaat bijvoorbeeld een sociale achteruitgang zou kunnen compenseren?

De wens om zowel voor de economische bedrijvigheid als voor het welzijn over een polyvalente indicator te be-schikken, druist dus veeleer in tegen een betere integratie van die laatste dimensie. En de specialisten ter zake (1) op-teren op dat vlak eerder voor een geheel van indicatoren, en niet voor één enkele indicator, namelijk indicatoren inzake concentratie, ongelijkheden, verdeling, enz.

Concepten om te laten evolueren ?

De nationale rekeningen zien zich ook voor nieuwe op-gaven van methodologische aard geplaatst.

(1) Zie bijvoorbeeld het rapport van de Commissie voor de meting van economische prestaties en sociale vooruitgang, de zogenoemde Commissie Stiglitz, of het initiatief ‘Beyond GDP’ van de Commissie.

Page 18: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

18

– Als gevolg van de mondialisering komt de economi-sche relevantie van een nationaal kader voor de op-stelling van nationale rekeningen ter discussie. Daar zou op kunnen worden ingespeeld door de rekenin-gen op een hoger niveau op te stellen, bijvoorbeeld op Europees niveau. De opstelling van de rekeningen op nationaal niveau blijft echter prioritair, aangezien de Europese regelgeving almaar meer op hun cijfers steunt (follow-up van de overheidsfinanciën, bepaling van de eigen middelen van de EU, of toewijzing van de regionale middelen).

– Het gebruik van de nationale boekhouding voor administratieve doeleinden door de Europese instellingen kan uitmonden in een dilemma :

• enerzijds kan dat – zoals onlangs het geval was – sommige landen aanmoedigen de cijfers te manipuleren om boetes te vermijden, wat strikte controles rechtvaardigt ;

• anderzijds dreigen overdreven controles de nationale rekeningen minder betrouwbaar en coherent te maken, als gevolg waarvan voorrang wordt gegeven aan schijnbaar objectievere maar in werkelijkheid minder fijne benaderingen. Zoals hierboven vermeld, kenmerkt de nationale boekhouding zich door haar intuïtieve karakter : de nationale boekhouders beschikken niet – en zullen nooit beschikken – over alle informatie die nodig is om volledige economische rekeningen op te stellen ; de vraag met betrekking tot hun subjectieve beoordeling en hun expertise lijkt dan ook essentieel te zijn om de bronnen met succes onderling te vergelijken.

– Als grondslag van de monetaire economie, is de prijs datgene op basis waarvan de veelheid van producten kan worden teruggebracht tot een gemeenschappelijke

basis, namelijk hun geldswaarde, wat het mogelijk maakt ze te aggregeren. De nationale boekhouding moet echter ook in staat zijn de invloed van de prijzen te elimineren om economische variabelen naar volume te berekenen (zoals de reële groei of de productivi-teit (1)). De raming van de prijzen en van de volumes levert evenwel problemen op :

• in het geval van nieuwe producten, omdat hun prijs niet bestond in de voorgaande periode (kan men de prijs van een van de eerste gsm’s vergelijken met die van de jongste generatie smartphones ?) ;

• voor de overheidsdiensten, die gratis zijn (bijvoorbeeld gezondheidszorg of onderwijs). Hoewel hun productie kan worden benaderd met behulp van de kosten, is het met deze methode niet mogelijk de productiviteit af te leiden. Bovendien vormt de aggregatie van de hoeveelheden een probleem, aangezien zij geen rekening houdt met kwalitatieve verschillen (zijn alle lesuren gelijkwaardig ?, is alle gezondheidszorg gelijkwaardig ?) ;

• voor de marktdiensten, omdat ze heel vaak niet identiek worden weergegeven (zoals R & D) : de follow-up van de prijzen en de hoeveelheden vormt dus een probleem.

Die moeilijkheden verzwakken de maatstaf en het ge-bruik van even belangrijke concepten als de groei en de productiviteit. Hierdoor rijst een fundamentele vraag :

• moet aan de nationale boekhouders worden gevraagd steeds meer conventiesen hypothesen te gebruiken om de groei en de productiviteit te kunnen blijven meten, of

• moet aan de economen worden gevraagd na te den-ken over de relevantie van die concepten in een voort-durend veranderende wereld ?

(1) De productiviteit wordt gedefinieerd als de verhouding, naar volume, tussen een productie en de middelen die zijn ingezet om tot die productie te komen.

Page 19: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

19

2. De nieuwe toepassing NBB.Stat

De Nationale Bank van België verzorgt de opstelling en centralisering van talrijke economische statistieken en verspreidt ze regelmatig via haar website (http://www.nbb.be).

De Bank zet ook een aantal thematische pu-blicaties over elk statistisch domein online (http://www.nbb.be/pub/stats/stats.htm?l=nl).

Momenteel bevinden alle door de Bank opgestelde en gecentraliseerde statistieken zich op het platform Belgostat, dat een enorme database vormt (http://www.nbb.be/belgostat). Belgostat telt meer dan 90.000  statistische reeksen die zijn opgenomen in zo-wat 3.700 tabellen en wordt maandelijks door meer dan 50.000 personen geraadpleegd. De toepassing dateert echter al van 1999 en beantwoordt intussen niet meer aan de normen van het huidige internet. Daarom heeft de Bank beslist het oude platform te vervangen door de nieuwe toepassing NBB.Stat. Dat is, gelet op het enorme gegevensvolume, een hele opgave.

Na een grondige analyse is gekozen voor een reeds be-staande toepassing, namelijk DotStat, een softwarepro-gramma dat werd ontwikkeld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De Bank is de eerste centrale bank die zich bij dit project aan-sluit, maar tal van instellingen werken reeds met dat pro-gramma, zoals internationale instellingen (Internationaal Monetair Fonds, Europese Commissie), evenals de statis-tische instituten van Italië, Australië, Nieuw-Zeeland en Estland. Het is de bedoeling een echte gemeenschap te vormen om de toepassing samen te ontwikkelen. Zo rees, in het geval van België, het probleem om over een ver-sie te beschikken die meer dan twee talen ondersteunt. Daarvoor zijn bepaalde aanpassingen nodig waar alle andere deelnemers aan moeten meewerken.

De Bank heeft de installatie van de nieuwe toepassing, die ze ten behoeve van zichzelf omdoopte tot NBB.Stat, te baat genomen om de structuur van de database te

vereenvoudigen en de gegevens in elf thema’s onder te brengen :

– nationale rekeningen ; – bevolking en arbeidsmarkt ; – opiniepeilingen en conjunctuurenquêtes ; – overheidsfinanciën ; – externe statistieken ; – financiële markten ; – financiële instellingen ; – financiële rekeningen ; – prijzen ; – regionale statistieken ; – andere economische indicatoren.

Daarbij werden ook een aantal achterhaalde of minder belangrijke gegevens geschrapt.

De voorstelling van NBB.Stat tijdens het seminarie is een primeur want de toepassing is nog niet officieel be-schikbaar op de website van de Bank. Het is de bedoeling u de vele functies van deze nieuwe toepassing te laten ontdekken die u binnenkort dagelijks zult gebruiken bij uw statistisch opzoekwerk : multidimensionale tabellen, grafieken, export van tabellen naar Excel, metagegevens, geïndividualiseerde tabellen, enz.

NBB.Stat is een gebruikersvriendelijke, flexibele, interac-tieve en dus heel gemakkelijk te gebruiken toepassing, en waarvoor geen grondige voorkennis vereist is, zeker omdat er een beknopte handleiding bij hoort.

De officiële installatie van de nieuwe toepassing op de website van de Bank is gepland voor eind 2014, wanneer de meertalige versie beschikbaar zal zijn. In een eerste fase zal NBB.Stat samen met de oude toepassing Belgostat draaien, om de gebruikers de kans te geven vertrouwd te raken met de nieuwe presentatie van de statistische database van de Nationale Bank van België.

Hebt u hier vragen over ? Neem dan contact op met onze Datashop, via dit webadres : [email protected]

Page 20: Nieuwe kijk op de nationale rekeningen - Museum van de ... · Inhoud 1. Het ESR 2010 en verder : een inleiding tot de kaders van de nationale rekeningen 5 1.1 Grondbeginselen van

Nationale Bank van BelgiëNaamloze vennootschapRPR Brussel – Ondernemingsnummer : 0203.201.340Maatschappelijke zetel : de Berlaimontlaan 14 – BE-1000 Brusselwww.nbb.be

Verantwoordelijk uitgever

Rudi AcxChef van het departement Algemene statistiek

Omslag en opmaak : NBB AG – Prepress & Image

Gepubliceerd in september 2014