NIEUW LEVEN VOOR BUURTMOESTUINEN

5
NIEUW LEVEN VOOR BUURTMOESTUINEN Zo doen ze het Maatschappelijke activering en educatie rond buurtmoestuinen I n Genk en Sint-Truiden startte, op initiatief van Velt (Vereni- ging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze) en de Afvalmaatschap- pij Limburg, een pilootproject rond buurtmoestuinen. Via educatie en maatschappelijke activering kwamen buurtbewoners ertoe ecologisch te leven en te produceren en een rol te spelen in de wijkopbouw. In het kader van de overheidsopdracht aan steden en gemeenten om een Duur- zaam Lokaal Milieubeleid (afgekort: ‘Dulomi’) te voeren werden twee buurt- moestuinen ingericht waar de tuiniers groenten kweken op ecologische wijze. In de wijk Sledderlo in Genk werd een enigszins verwaarloosde buurtmoestuin nieuw leven ingeblazen. In Zepperen, Sint-Truiden, veranderde een ongebruikt stukje grasland, midden in een woonwijk, in een boeiende verzameling tuinen. Buurtmoestuinen of gemeenschapstui- nen zijn waardevol om verschillende redenen. Ze spelen een rol in de groen- structuur van een stad en in het leven van de tuiniers. Ze vormen een rustpunt in de wijk waar mensen sociale contac- ten leggen en eigen groenten telen. Geen nieuw fenomeen De beelden van CD&V-boegbeeld Yves Leterme die in volle verkiezingsstrijd en in net stadskostuum een poging deed om een volkstuintje te bewerken, zijn heel Vlaanderen rondgegaan. De aan- dacht voor volkstuintjes is echter geen recent fenomeen. Nadat in de middel- eeuwen reeds ‘coelghaerden’ ontston- den, ontwikkelde het fenomeen van de volkstuintjes zich explosief in de 19-de eeuw (1) . Van ruraal werd het toen een typisch stedelijk verschijnsel dat kaderde in de sociale politiek. Het betekende voor de onderbetaalde fabrieksarbei- ders een zekere mate van economische onafhankelijkheid en versterking van het eigenwaardegevoel. Voor gemeen- tebesturen en armenzorginstellingen betekende het dat er minder beroep op hen moest gedaan worden (dat was financieel voordeliger) en de kerk en de industriepatroons zagen er een middel in om mensen aan zich te binden en om het ‘zedelijk’ verval tegen te gaan. In 1896 wordt in België “Het werk van den Akker en den Haard” opgericht met als doel de arbeiders spaarzaamheid bij te brengen. Het uitgespaarde geld kon de volkstuinder op een ASLK-rekening plaatsen. Zo kon hij krediet krijgen om een eigen huis te kopen. Tussen de twee wereldoorlogen was een volkstuintje een bittere noodzaak om te overleven. Het aantal leden van het “Werk van den Akker” steeg dan ook razendsnel. Na 1945 daalt het ledenaantal geleidelijk aan omdat de economische noodzaak verdween. De volkstuin evolueerde naar een ontspannende vrijetijdsbesteding. De ecologische beweging betekent nu een nieuwe stimulans voor de groei van het aantal volkstuintjes en buurtmoes- tuinen. Ook Velt is op dat terrein actief. Gekaderd in milieubeleidsvisie In de tuinen in Slederlo en Zepperen gebruiken de tuiniers geen pesticiden of kunstmest. Hierdoor passen de tuintjes perfect in de milieubeleidsvisie van de Vlaamse Overheid. De tuinen zijn een belangrijk ruimte- lijk element in de wijk. De nadruk ligt op de educatieve en sociale rol die ze lokaal vervullen. De tuintjes zorgen voor een leefbare groene wijk. Dit alles past in de visie Harmonisch Park- en Groenbeheer van het ‘Agentschap voor Natuur en Bos’. Deze beleidsvisie van de Vlaamse overheid benadrukt de rol van parken en openbaar groen in de maatschappij. De visie is gericht op mens, milieu en natuur, telkens met nadruk op duurzaam, dynamisch en divers. De mensgerichte visie uit zich onder meer in aandacht voor actieve en passieve recreatie, toe- gankelijkheid van het groen en participa- tie tussen burger en beheerder. 9 WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13 Milieuvriendelijk volkstuintje in Genk (Foto: Velt)

Transcript of NIEUW LEVEN VOOR BUURTMOESTUINEN

NIEUW LEVEN VOOR BUURTMOESTUINEN

Zo doen ze het

Maatschappelijke activering en educatie rond buurtmoestuinen

In Genk en Sint-Truiden startte, op initiatief van Velt (Vereni-ging voor Ecologische Leef- en

Teeltwijze) en de Afvalmaatschap-pij Limburg, een pilootproject rond buurtmoestuinen. Via educatie en maatschappelijke activering kwamen buurtbewoners ertoe ecologisch te leven en te produceren en een rol te spelen in de wijkopbouw.

In het kader van de overheidsopdracht aan steden en gemeenten om een Duur-zaam Lokaal Milieubeleid (afgekort: ‘Dulomi’) te voeren werden twee buurt-moestuinen ingericht waar de tuiniers groenten kweken op ecologische wijze. In de wijk Sledderlo in Genk werd een enigszins verwaarloosde buurtmoestuin nieuw leven ingeblazen. In Zepperen, Sint-Truiden, veranderde een ongebruikt stukje grasland, midden in een woonwijk, in een boeiende verzameling tuinen. Buurtmoestuinen of gemeenschapstui-nen zijn waardevol om verschillende redenen. Ze spelen een rol in de groen-structuur van een stad en in het leven van de tuiniers. Ze vormen een rustpunt in de wijk waar mensen sociale contac-ten leggen en eigen groenten telen.

Geen nieuw fenomeen

De beelden van CD&V-boegbeeld Yves Leterme die in volle verkiezingsstrijd en in net stadskostuum een poging deed om een volkstuintje te bewerken, zijn heel Vlaanderen rondgegaan. De aan-dacht voor volkstuintjes is echter geen recent fenomeen. Nadat in de middel-eeuwen reeds ‘coelghaerden’ ontston-den, ontwikkelde het fenomeen van de volkstuintjes zich explosief in de 19-de eeuw (1). Van ruraal werd het toen een typisch stedelijk verschijnsel dat kaderde in de sociale politiek. Het betekende voor de onderbetaalde fabrieksarbei-

ders een zekere mate van economische onafhankelijkheid en versterking van het eigenwaardegevoel. Voor gemeen-tebesturen en armenzorginstellingen betekende het dat er minder beroep op hen moest gedaan worden (dat was fi nancieel voordeliger) en de kerk en de industriepatroons zagen er een middel in om mensen aan zich te binden en om het ‘zedelijk’ verval tegen te gaan.

In 1896 wordt in België “Het werk van den Akker en den Haard” opgericht met als doel de arbeiders spaarzaamheid bij te brengen. Het uitgespaarde geld kon de volkstuinder op een ASLK-rekening plaatsen. Zo kon hij krediet krijgen om een eigen huis te kopen. Tussen de twee wereldoorlogen was een volkstuintje een bittere noodzaak om te overleven. Het aantal leden van het “Werk van den Akker” steeg dan ook razendsnel. Na 1945 daalt het ledenaantal geleidelijk aan omdat de economische noodzaak verdween. De volkstuin evolueerde naar een ontspannende vrijetijdsbesteding.

De ecologische beweging betekent nu een nieuwe stimulans voor de groei van het aantal volkstuintjes en buurtmoes-tuinen. Ook Velt is op dat terrein actief.

Gekaderd in milieubeleidsvisie

In de tuinen in Slederlo en Zepperen gebruiken de tuiniers geen pesticiden of kunstmest. Hierdoor passen de tuintjes perfect in de milieubeleidsvisie van de Vlaamse Overheid.

– De tuinen zijn een belangrijk ruimte-lijk element in de wijk. De nadruk ligt op de educatieve en sociale rol die ze lokaal vervullen. De tuintjes zorgen voor een leefbare groene wijk. Dit alles past in de visie Harmonisch Park- en Groenbeheer van het ‘Agentschap voor Natuur en Bos’. Deze beleidsvisie van de Vlaamse overheid benadrukt de rol van parken en openbaar groen in de maatschappij. De visie is gericht op mens, milieu en natuur, telkens met nadruk op duurzaam, dynamisch en divers. De mensgerichte visie uit zich onder meer in aandacht voor actieve en passieve recreatie, toe-gankelijkheid van het groen en participa-tie tussen burger en beheerder.

9

WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13

Milieuvriendelijk volkstuintje in Genk (Foto: Velt)

1010

Voor meer info zie www.natuurenbos.be en klik door op ‘groen’.

– Er worden geen pesticiden gebruikt op dit stukje groen. Zo voldoen de tuin-tjes aan het ‘Decreet houdende ver-mindering van het gebruik van bestrij-dingsmiddelen door openbare dien-sten in het Vlaams Gewest’ (december 2001). Dit decreet verbiedt openbare besturen nog bestrijdingsmiddelen te gebruiken voor het beheer van open-baar terrein, zowel verhardingen als groen, tenzij ze een degelijk afbouw-programma voorleggen, met nulgebruik als uiteindelijke doelstelling, ten laatste op 31 december 2014.

Tijdens het afbouwprogramma moet het openbare bestuur inspanningen leveren om het gebruik van pesticiden effectief te verminderen. Om dit te bereiken, moet ook de bevolking bereikt worden met een duidelijke boodschap, dat pesti-ciden gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Burgers moeten inzien dat een paarden-bloem op de stoep geen ‘vuiligheid’ is. Een nieuw beheer van verhardingen houdt onder meer in dat onkruid op mechani-sche wijze bestreden wordt en niet met pesticiden. Via dit project worden bur-gers bereikt via de buurtmoestuin. Ze leren dat het beheren van een tuin ook kan zonder bestrijdingsmiddelen. Een boodschap over bestrijdingsmiddelen en groenten die op je bord terecht komen, vindt gemakkelijker toegang dan één waarin het gaat om ongewenste kruid-groei op de stoep.

– Ook aspecten uit de ‘Samenwerkings-overeenkomst’ (de vroegere ‘Milieucon-venant’) kunnen aan bod komen. Elke gemeente belooft actie te ondernemen met betrekking tot aspecten die aan bod komen in de Samenwerkingsovereen-komst om zo een flinke bijdrage te leve-ren aan het milieubeleid. In deze tuintjes wordt gewerkt rond afval en water, twee aspecten uit de Samenwerkingsover-eenkomst. Mensen leren omgaan met organisch afval en composteren. Com-postmeesters kunnen hierin een rol spelen. Hemelwater wordt opgevangen en gebruikt in de tuintjes.

De pilootprojecten

Mensen leerden in de projecten in Sled-derlo en Zepperen milieuvriendelijk groenten telen, tuinafval composteren maar ook met elkaar omgaan in een groep (gemeenschapsvorming). Het werken in de tuin heeft ook een positief psychologisch effect op de tuiniers . De sociale en educatieve processen liepen daarbij zeer verschillend in de twee groepen. Deze twee buurtmoestuinen namen deel als pilootproject. Beide pro-jecten liepen over een periode van twee jaar, van 2004 tot 2006.

Deze pilootprojecten groeiden uit milieudoelstellingen. Ook het active-ringsproces van de betrokkenen staat in dienst van de milieudoelstellingen. Het is de taak van Velt om mensen de beginse-len van ecologie bij te brengen, en vooral, hoe je ecologie actief in je eigen leven kan inpassen, hier en nu. We dienden dit project dan ook in als Dulomiproject. Dulomiprojecten worden gefinancierd door Aminal (Administratie Milieu-, Natuur, Land- en Waterbeheer, zie ook www.mina.be) en hebben als doelstel-ling het Duurzaam Lokaal Milieubeleid te ondersteunen. Concreet betekent dat een samenwerking tussen een milieuver-eniging en een lokaal bestuur. Voor dit

project was de lokale partner de Afval-maatschappij Limburg, afdeling Intercom-post. Zij financierden mee dit project en hun actieve en enthousiaste compost-meesters stapten mee in de opleiding.

Velt heeft expertise op vlak van ecolo-gie in huis en tuin. De expertise van het buurtopbouwwerk in Genk was onont-beerlijk in dit project. De expertise van beide organisaties vullen elkaar aan.

Initieel werd bij de planning van het pilootproject geen onderscheid gemaakt in de manier van begeleiden op de beide locaties. Tijdens de wintermaanden zou men via een theoretische basiscursus de nodige kennis verwerven. In de loop van het daaropvolgende groeiseizoen zouden tijdens de realisatie van de buurtmoes-tuinen de praktische aspecten van het ecologische tuinieren worden bijge-bracht. Dit alles zou zeer praktijkgericht gebeuren, steeds in nauw overleg met de betrokken stadsdiensten.

Al snel bleek dat er geen uniforme aanpak mogelijk was voor beide piloo-tomgevingen. Zowel de gekozen com-municatiemethode als de aard van de geboden praktische begeleiding dienden immers te worden afgestemd op de eigenheid van de deelnemende tuiniers.

WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13

Demonstratietuin in Genk (Foto: Velt)

11

Zo doen ze het

Sint Truiden

In Sint-Truiden bestond de tuin vroe-ger niet. De buurtmoestuin werd in de loop van het project aangelegd en is gesitueerd aan de rand van een sociale woonwijk. De tuiniers zijn grotendeels afkomstig uit de wijk. Ze hebben zichzelf spontaan georganiseerd. De stad inves-teerde ook hier in de infrastructuur en zorgde voor omheining, randbeplanting, opvang van hemelwater en een gebouw met gemeenschappelijke berging en ont-moetingsruimte.

Bij de start zorgde Velt voor een theore-tische cursus ecologisch tuinieren voor

steld. Men verkoos een dagelijks bestuur dat zou toezien op de naleving van de afspraken. Het bestuur is samengesteld uit enkele verkozen tuiniers en een ver-tegenwoordiger van de stad. Jaarlijks wordt een algemene vergadering van tuiniers gehouden die beslist over bij-sturing van het reglement waar nodig.

In de eerste maanden van 2006 ging de hele ploeg tuiniers samen aan de slag en werd het ter beschikking gestelde perceel verwilderd grasland omgeto-verd tot een bloeiende buurtmoestuin. Daarbij zette de spontane groepsvor-ming tussen de tuiniers zich door. Later, tijdens het groeiseizoen, begeleidde

antwoordelijkheid voor de uitbouw van het tuinencomplex. Beslissingen werden in groep genomen en taken werden automatisch verdeeld over de tuiniers. De centrale ontmoetingsruimte palend aan de gemeenschappelijke berging bleek erg uitnodigend voor het sociale contact tussen de tuiniers én voor de andere wijkbewoners. Tijdens de warme avonden in juli 2006 zakten de buurt-bewoners uit de omringende wijk in grote getale af naar het tuinencomplex en bleven er tot laat in de avond met elkaar ‘kletsen’. Na één jaar begeleiding vanuit Velt is het geheel uitgegroeid tot een autonoom werkende milieuvriende-lijke buurtmoestuin.

Genk

In Genk bestond de buurtmoestuin al 20 jaar. De bestaande volkstuin is gelegen in een sociale woonwijk die wordt bewoond door mensen van overwegend buiten-landse origine; vier op vijf mensen leeft er van een uitkering (werkloosheid, pen-sioen, invaliditeit). In 1985 stelde de stad een terrein ter beschikking waar bewo-ners zelf hun groenten konden kweken en een zinvolle tijdsbesteding vinden. De tuin was de laatste jaren in verval geraakt en de oorspronkelijk gemaakte afspra-ken werden al lang niet meer nageleefd. De volkstuinen kwamen in een negatief daglicht te staan omwille van allerlei mis-bruiken (drugs, verwaarloosde dieren, enz.). Er gingen meer en meer stemmen op om de uit de hand gelopen volkstuinen in hun geheel te saneren en op te waar-deren. Het stadsbestuur van Genk zette hiertoe het licht op groen en saneerde de tuintjes. Vervolgens werd een nieuwe start genomen. In samenwerking met Velt vzw en Afvalmaatschappij Limburg vormde de stad Genk de verkommerde volkstuin om tot een ecologische buurtmoestuin. In de tuintjes tuiniert men op biologische wijze, zonder sproei- of meststoffen.

Voor de selectie van kandidaat-huurders werd deels vertrokken van de vroegere huurders. De vroegere groep bestond vooral uit mannen. De nieuwe tuiniers komen uit dezelfde wijk en van buiten

WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13

beginners. Tijdens zes lesavonden in de winter van 2005 werden de theoreti-sche beginselen van het milieuvriendelijk tuinieren uiteengezet. Het was daarbij opvallend hoe tijdens die ontmoetingen spontaan een begin van groepsvorming tussen de tuiniers ontstond, en hoe inter-actief de ‘lessen’ tussen de deelnemers en de begeleiding verliepen. De door Velt aangeboden teeltinformatie werd door de tuiniers vooraf kritisch getoetst aan de haalbaarheid in de praktijk maar werd nadien consequent toegepast in de tuin. In samenspraak met de tuiniers werd een huishoudelijk reglement opge-

Velt wekelijks ter plekke de praktijk in de tuin. Er werden tijdens het groeisei-zoen geregeld ‘nieuwsbrieven’ verspreid onder de tuiniers met tips en aandachts-punten bij het ecologische tuinieren. De lokale Velt-afdeling richtte centraal in het tuinencomplex een toontuin in waar diverse biologische teelttechnieken worden gedemonstreerd. De compost-meesters van Afvalmaatschappij Limburg demonstreerden op de centraal gelegen composteerplaats de techniek van het composteren van tuinafval. In Sint-Trui-den groeide de groep tuiniers als van-zelf naar het samen opnemen van ver-

Greet Tijskens Luc Vanhoegaerden

Gemeenschapsvorming in de buurtmoestuin van Zepperen (Foto: Velt)

1212

de wijk. Er zijn nu ook enkele vrouwen. De stad schakelde het buurtwerk in voor de sociale begeleiding van het pro-ject en investeerde fors in een nieuwe infrastructuur: omheining, randbeplan-ting, tuinhuisjes.Velt nam de initiële opleiding van de tuiniers en de praktijk-begeleiding doorheen het groeiseizoen voor haar rekening.

Bij de aanvang van het project bleek al snel dat de in Sint-Truiden gekozen aanpak in Genk niet kon worden toe-gepast. Vele tuiniers spreken en ver-staan niet zo goed Nederlands. Al snel bleek een theoretische startcursus niet zinvol. De basiscursus ecologisch tuinie-ren werd hier dan ook vervangen door een permanente fototentoonstelling in het tuinencomplex. Op de foto’s staan beelden die de principes van het ecolo-gische tuinieren weergeven. Maar vooral de wekelijkse aanwezigheid en begelei-ding in de tuin bleek effectief. Naast het taalprobleem moest er ook een ver-trouwensband opgebouwd worden met de tuiniers.

Inlevingsvermogen in culturele achter-gronden bleek essentieel om reacties te kunnen plaatsen. De ervaring van het lokale buurtwerk bleek van grote betekenis. Het buurtopbouwwerk van

de stad Genk zorgde voor een inten-sieve sociale begeleiding van de groep. Hun ervaring wees de weg naar kleine haalbare stapjes om bij de tuiniers de gewenste aandacht en respons te krij-gen. Zo richtten enkele vrijwilligers een toontuintje in. In dit tuintje brengen ze diverse ecologische teelttechnieken in praktijk. Maar in de opbouw van dit toontuintje is ingespeeld op de leef-wereld van de betrokken tuiniers. Zo worden er bewust zuiderse gewassen geteeld – voor de herkenning – maar ook ongewone groenten om de aan-dacht te trekken, bijvoorbeeld oerprei. Nieuwsgierigheid is een geschikt middel om basistechnieken over te brengen. Wekelijks stond Velt de tuiniers bij in de tuin om vragen te beantwoorden en om tuiniers bij te staan op hun weg naar milieuvriendelijke teelt. Stilaan groeide er ook een vertrouwensband en doken de latente leervragen op. Tussen de tui-niers ontstond er gaandeweg dialoog en samenwerking. Opbrengst is niet voor alle tuinders even belangrijk. Sommigen komen er gewoon de dag doorbrengen, alleen of met vrienden, even weg van huis, een dutje doen. ’s Avonds komen ook heel wat vrouwen met kinderwa-gens en spelende kinderen. In het thee-huis naast de moskee wordt gepraat over de tuintjes en de imam brengt al

eens een bezoekje. De tuintjes worden ook meer en meer bekend in de wijk. De school naast de tuintjes brengt de kinderen en hun ouders in contact met de tuiniers. Met de leerkrachten uit de lagere school en de tuiniers werden gezamenlijke tuinactiviteiten opge-zet om de buurt te betrekken bij wat er gebeurt in de wat afgelegen volks-tuin. Als volgende integratiestap werd een plaatselijk Arbeidszorgproject met kansarmen ingeschakeld in het twee-wekelijkse beheer van de toontuin. Op die manier nodigt het tuingebeuren nu verder uit tot ontmoeting, stimuleert het onderlinge verbondenheid en draagt bij tot de groei van een sociaal netwerk in de buurt. De tuinen worden meer en meer ecologisch, en stilaan ook een sociale ontmoetingsplaats.

En verder?

Het is de bedoeling dat de tuinders van beide buurtmoestuinen metter-tijd hun moestuinen zelf blijvend eco-logisch beheren, onafhankelijk van de begeleiding van professionele krachten. De Velt-vrijwilligers die de toontuin-tjes beheren en de compostmeesters van Afvalmaatschappij Limburg die de compost-demonstratieplaats in stand houden, spelen in de komende jaren hierbij een cruciale rol. Binnen de pro-jectopdracht werden deze vrijwilligers door Velt bijgeschoold tot ‘moestuin-schakels’. Deze moestuinschakels geven de komende jaren hun kennis over goed composteren en ecologisch tuinieren door aan nieuwe tuiniers. Terugblikkend op het voorbije pilootproject onthou-den we vooral het belang van een aan het doelpubliek aangepaste werkmetho-diek. De inleving van de begeleiding in de bepalende culturele achtergronden bleek essentieel om reacties te kunnen plaatsen. De ervaring van het lokale buurtwerk was hierbij van groot belang. Het buurtopbouwwerk van de stad Genk zorgde voor een noodzakelijke en intensieve begeleiding van de groep allochtone tuiniers. Hun ervaring wees ons de weg naar kleine haalbare stapjes om bij de tuiniers de gewenste aandacht

WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13

Kleuters in Genkse buurtmoestuin (Foto: Velt)

13

Zo doen ze het

en respons te krijgen. Het lijkt ons belangrijk om een leeromgeving te creë-ren en een leertempo aan te houden dat is afgestemd op de aanwezige leermoge-lijkheden. Waar in Sint-Truiden expliciet een ‘leerhonger’ aanwezig was, diende in Genk eerst werk gemaakt te worden van het winnen van vertrouwen en het opwekken van interesse. In beide geval-len bleek het noodzakelijk om regelmatig bij te sturen in het leerproces op basis van de continue interactie en dialoog tussen de tuiniers en de begeleiding.

Naast de praktische realisatie van twee ecologische buurtmoestuinen en de educatieve begeleiding van de tuiniers, nam Velt vzw bij de afsluiting van het project bovenlokaal een maatschappe-lijke activeringsfunctie op door tijdens een landelijke studiedag de opgedane projectervaringen voor te stellen aan milieuambtenaren en mensen uit het buurtopbouwwerk. Hiermee beoogden we om het overheidsbeleid bij het uitbe-steden van volkstuinparken te beïnvloe-den en hen te sensibiliseren omtrent een meer ecologisch verantwoorde aanpak. In de marge van het Dulomi-project werd Velt vzw door het Vlaams ministerie van Landbouw en Visserij uit-genodigd om deel uit te maken van een stuurgroep die vanuit de inventarisatie

van bestaande volkstuinparken in Vlaan-deren aan de regering een beleidsadvies zal formuleren.

Met het KADOC (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cul-tuur en Samenleving; K.U.Leuven) en Volkstuinen vzw werd gewerkt aan de realisatie van een groots opgezette ten-toonstelling (zie ook noot 1) rond de historiek, het sociaal belang en de toe-komst van de volkstuinen in Vlaanderen.Velt nam het aspect van het ecologische tuinieren voor haar rekening.

Ondertussen kreeg Velt vzw meerdere aanvragen uit heel Vlaanderen voor adviesverlening en concrete begeleiding bij de ecologische aanpak van volkstui-nen op openbaar terrein.

Luc Vanhoegaerden en Greet Tijskens Stafmedewerkers vanVelt

Alle stappen, obstakels en kosten die leid-

den tot de realisatie van deze tuinen werden

overzichtelijk gebundeld in een projectver-

slag. Zo helpt deze ervaring anderen bij een

vergelijkbare onderneming.

Dit verslag kan je bestellen bij Velt door over-

schrijving van 10 euro op rekeningnummer

001-0990550-62 met de vermelding ‘Er-

varingsverslag Dulomiproject buurtmoes-

tuin’ of door een bestelbon te sturen naar

[email protected] of te faxen op het nummer

03 281 74 76.

GEERTS, Paul: lezing over bewonersparti-

cipatie “Samen werken aan groen” uitge-

sproken op een studiedag op 13 juni 2007

rond het thema “Mensen maken het groen”,

Agentschap voor Natuur en Bos, Koning Al-

bert II-laan, 20/8, 1000 Brussel.

VAN HERZELE, Ann & SCHAUVLIEGE, Mie-

ke (2007): “Buurtmoestuinders”. in: Mensen

maken het groen: levende praktijkvoorbeel-

den in park en plantsoen, Brussel: Agentschap

voor Natuur en Bos/VUBrussel, p. 12 – 17.

WisselWERK, augustus - oktober 2007 “Nieuw leven voor buurtmoestuinen” p.9 - p.13

Greet Tijskens Luc Vanhoegaerden

Compostplaats in buurtmoestuin Zepperen (Foto: Velt)

NOOT(1) KADOC, het Leuvense ‘Documentatie- en

Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en

Samenleving’, onderzocht onlangs de geschiede-

nis van volkstuinen. Dit resulteerde in het boek

Volkstuinen. Een geschiedenis vertelt in acht

bijdragen. De geschiedenis van de volkstuinen

hier en elders. (red.: Yves Segers en Leen Van

Molle). Het boek verscheen in juli 2007 bij Uit-

geverij Davidsfonds te Leuven. Bij het schrijven

van deze bijdrage was de publicatie nog niet

beschikbaar. Zie voor een korte beschrijving

van het onderzoek ook: Annelies Cousserier:

“Naar den Akker: onderzoek naar volkstuinen

in Vlaanderen”. In KADOC-nieuwsbrief, nr.

7-8, 2004, webstek, KADOC.kuleuven.be. (ge-

raadpleegd, 19/06/2007). In juli en september

organiseerde Toerisme Oost-Vlaanderen in sa-

menwerking met KADOC de tentoonstellingen

Het abc van de volkstuin en Down to Earth met

foto’s van Freya Maes. Tijdens dezelfde periode

vond in het KADOC in Leuven de fototentoon-

stelling van Karel Rimanque, Het schone van

het schamele. Mijn kijk op volks-tuinen plaats.

Bos/VUBrussel, p. 12-17.Meer info via:[email protected] [email protected] Velt vzwUitbreidingstraat 392, 2600 Berchem03 281 74 75www.velt.be

MEER WETEN