Nico Plomp: Reflection in action. Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de...

4
330 TBV 20 / nr 7 / september 2012 Dr. Nico Plomp gaat in sep- tember met pensioen na 35 jaar werkzaamheden voor de bedrijfsgezondheidszorg als onderzoeker en docent. Ter gelegenheid daarvan wordt vrijdag 7 september een afscheidssymposium ge- organiseerd rond thema’s die hem na aan het hart lig- gen: ‘Bedrijfsgezondheids- zorg tussen markt en pro- fessie: professionele integri- teit en gedrevenheid in een commerciële omgeving.' Wat waren belangrijke punten in je loopbaan? ‘Belangrijke en leukste periodes uit mijn loop- baan waren: 1. Onderwijs in de Corvu-opleiding tussen 1981 en 1995: het optrekken met en lesgeven aan een groep bedrijfsartsen (in opleiding) met wie je wekelijks een praktijkcasus bespreekt en analyseert vanuit het oogpunt van goed “bedrijfsgezondheidskundig handelen”. We- derzijds heel stimulerend en een model voor goed onderwijs. 2. Dissertatie in 1987: ontdekken dat goede bedrijfsgezondheidszorg niet een kwestie is van kiezen voor de werkgever of de werkne- mers, zoals vaak wordt beweerd, maar vooral een kwestie van verstandig optreden van de bedrijfsarts, “probleemgericht strategisch handelen” zoals ik dat heb genoemd. Daarin houdt men rekening met de mogelijkheden en beperkingen in de situatie. Ik denk dat dat nog steeds geldt, nu de bedrijfsgezondheids- zorg vanuit een commerciële setting wordt aangeboden. 3. Mijn bijdrage aan het opzetten van de stu- dierichting gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit in 2002. Sinds Mc Keown weten we dat de sterk toegenomen levensver- wachting in de twintigste eeuw maar voor een heel klein deel op het conto van de genees- kunde kan worden geschreven en dat maat- schappelijke omstandigheden veel bepalen- der zijn geweest. Dit feit vormt het bestaans- recht van de sociale geneeskunde en ook van de gezondheidswetenschappen. Het is een uitdaging om na te gaan hoe het zit met dat verband tussen gezondheid en samenleving. Vanuit dit perspectief is het ook heel interes- sant om te kijken naar de plaats en betekenis van de gezondheidszorg en de bedrijfsgezond- heidszorg in de samenleving gegeven de pro- blemen van betaalbaarheid en geloofwaardig- heid die steeds meer opdoemen.’ Wat waren voor jou de turning points en de zwaardere periodes in je loopbaan? ‘Het overlijden van de toenmalige hoogleraar sociale geneeskunde, Jan Piet Kuiper, in 1985 heeft mij veel gedaan. Kuiper was een charisma- tische man met wie ik het goed kon vinden. Hij zou mijn promotor zijn geweest als hij niet was overleden op zijn 63 e jaar. Dit was ook in de tijd van de TVC: taakverdeling en concentratieopera- tie waarbij de medische faculteit van de VU en die van Maastricht werden aangewezen als zwaartepunten voor “extramurale geneeskunde”. Een periode met veel uitdagingen en lastige klus- sen, maar uiteindelijk bleek dat we, als één van de “zachte vakken”, niets in te brengen hadden bij de besluitvorming. Met de benoeming van Gerrit van der Wal in 1997 als hoogleraar sociale ge- neeskunde en twee jaar later Willem van Mechelen brak er weer een bloeitijd aan voor de afdeling. In 2010 kreeg ik twee keer een TIA. Daarvoor was ik altijd druk met het coördineren van 5 onder- wijsblokken bij de studierichting Gezondheids- wetenschappen. Na die TIA’s ging ik dezelfde werkbelasting als druk ervaren. In overleg met mijn baas Willem van Mechelen kon ik me meer gaan focussen op het schrijven van publicaties over onderzoeksmateriaal dat ik had verkregen in projecten die ik met studenten had uitge- voerd.’ Nico Plomp: Reflection in action. Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de bedrijfsgezondheidszorg Dick van Putten, Rob Hoedeman INTERVIEW Nico Plomp

Transcript of Nico Plomp: Reflection in action. Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de...

Page 1: Nico Plomp: Reflection in action. Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de bedrijfsgezondheidszorg

330 TBV 20 / nr 7 / september 2012

Dr. Nico Plomp gaat in sep-

tember met pensioen na 35

jaar werkzaamheden voor

de bedrijfsgezondheidszorg

als onderzoeker en docent.

Ter gelegenheid daarvan

wordt vrijdag 7 september

een afscheidssymposium ge-

organiseerd rond thema’s

die hem na aan het hart lig-

gen: ‘Bedrijfsgezondheids-

zorg tussen markt en pro-

fessie: professionele integri-

teit en gedrevenheid in een

commerciële omgeving.'

Wat waren belangri jke punten in je loopbaan?‘Belangrijke en leukste periodes uit mijn loop-baan waren:1. Onderwijs in de Corvu-opleiding tussen 1981

en 1995: het optrekken met en lesgeven aaneen groep bedrijfsartsen (in opleiding) metwie je wekelijks een praktijkcasus bespreekten analyseert vanuit het oogpunt van goed“bedrijfsgezondheidskundig handelen”. We-derzijds heel stimulerend en een model voorgoed onderwijs.

2. Dissertatie in 1987: ontdekken dat goedebedrijfsgezondheidszorg niet een kwestie isvan kiezen voor de werkgever of de werkne-mers, zoals vaak wordt beweerd, maar vooraleen kwestie van verstandig optreden van debedrijfsarts, “probleemgericht strategischhandelen” zoals ik dat heb genoemd. Daarinhoudt men rekening met de mogelijkhedenen beperkingen in de situatie. Ik denk dat datnog steeds geldt, nu de bedrijfsgezondheids-zorg vanuit een commerciële setting wordtaangeboden.

3. Mijn bijdrage aan het opzetten van de stu-dierichting gezondheidswetenschappen aande Vrije Universiteit in 2002. Sinds Mc Keownweten we dat de sterk toegenomen levensver-

wachting in de twintigste eeuw maar voor eenheel klein deel op het conto van de genees-kunde kan worden geschreven en dat maat-schappelijke omstandigheden veel bepalen-der zijn geweest. Dit feit vormt het bestaans-recht van de sociale geneeskunde en ook vande gezondheidswetenschappen. Het is een uitdaging om na te gaan hoe het zit met datverband tussen gezondheid en samenleving.Vanuit dit perspectief is het ook heel interes-sant om te kijken naar de plaats en betekenisvan de gezondheidszorg en de bedrijfsgezond-heidszorg in de samenleving gegeven de pro-blemen van betaalbaarheid en geloofwaardig-heid die steeds meer opdoemen.’

Wat waren voor jou de turning points ende zwaardere periodes in je loopbaan?‘Het overlijden van de toenmalige hoogleraarsociale geneeskunde, Jan Piet Kuiper, in 1985heeft mij veel gedaan. Kuiper was een charisma-tische man met wie ik het goed kon vinden. Hijzou mijn promotor zijn geweest als hij niet wasoverleden op zijn 63e jaar. Dit was ook in de tijdvan de TVC: taakverdeling en concentratieopera-tie waarbij de medische faculteit van de VU endie van Maastricht werden aangewezen alszwaartepunten voor “extramurale geneeskunde”.Een periode met veel uitdagingen en lastige klus-sen, maar uiteindelijk bleek dat we, als één van de“zachte vakken”, niets in te brengen hadden bij debesluitvorming. Met de benoeming van Gerritvan der Wal in 1997 als hoogleraar sociale ge-neeskunde en twee jaar later Willem vanMechelen brak er weer een bloeitijd aan voor deafdeling. In 2010 kreeg ik twee keer een TIA. Daarvoor wasik altijd druk met het coördineren van 5 onder-wijsblokken bij de studierichting Gezondheids-wetenschappen. Na die TIA’s ging ik dezelfdewerkbelasting als druk ervaren. In overleg metmijn baas Willem van Mechelen kon ik me meergaan focussen op het schrijven van publicatiesover onderzoeksmateriaal dat ik had verkregenin projecten die ik met studenten had uitge-voerd.’

Nico Plomp: Reflection in action.Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de bedrijfsgezondheidszorgDick van Putten, Rob Hoedeman

I N T E RV I E W

Nico Plomp

Page 2: Nico Plomp: Reflection in action. Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de bedrijfsgezondheidszorg

331TBV 20 / nr 7 / september 2012

Je hebt veel gepubl iceerd over ontwikkel ingen in de bedri j fsgezond-heidszorg. Hoe ki jk je tegen dehuidige ontwikkel ingen aan?‘Ik heb me nooit gemengd in de discussie of demarktwerking goed of slecht is. Ik snap de ver-ontrusting over de commercialisering, ook bin-nen de NVAB. Toch is het een realiteit en is ergeen politieke steun voor een standpunt tegencommercialisering. Ik vond het veel interessanter om me af te vragenwat de impact is van de regimeomslag in debedrijfsgezondheidszorg voor de dienstverleningen voor de betrokken artsen. In 1999 hebben wevanuit onze afdeling een colloquium georgani-seerd waarvoor praktiserende bedrijfsartsenschriftelijk problemen of dilemma’s hadden aan-geboden die voortkwamen uit de regimeomslag;bijvoorbeeld wat moet ik met de opdracht voorhet uitvoeren van spoedcontroles? Deze dilem-ma’s werden door twee referenten becommenta-rieerd en ten slotte werden er conclusies getrok-ken over wat nodig of gewenst is met het oog opde geloofwaardigheid van het handelen van debedrijfsarts. Uit bijdragen van Peter Westerholmuit Zweden en Rainer Müller uit Bremen bleekdat men over de grens tegen een aantal dilem-ma’s anders aankeek. Het is belangrijker de dis-cussie op te gang te brengen over good practice and

bad practice in een commerciële setting dan omvoor of tegen te zijn.’

Welke strategie is nodig omin te spelen op de ontwikkel ingen die le iden tot commercial iser ing?‘Ik ben niet tegen commercialisering, het heeftook veel goeds gebracht. Veel bedrijven hebbennu arbozorg, waar voorheen niets was. Op lande-lijk niveau ontbreekt echter een marktmeesterdie aangeeft wat wel en niet kan, zoals deZorgautoriteit in de curatieve zorg. Iedereenheeft belang bij een gereguleerde marktwerkingmaar je ziet dat marktpartijen er zelf niet in sla-

gen om de markt beter te organiseren, de grotearbodiensten beconcurreren elkaar in een overle-vingsgevecht. Het is wachten wanneer de wal hetschip keert.’

Uit ju l l ie onderzoek komt naar voren dat bedri j fsar tsen niet bl i j z i jn met hun r ichtl i jnen, klopt die indruk?‘Uit kwantitatief onderzoek, ook elders, komtsteeds naar voren dat 50% van de bedrijfsartsenzegt er niet mee uit de voeten te kunnen. In focus-groepen hebben we bedrijfsartsen de stellingvoorgelegd: het uitvoeren van de richtlijnen in depraktijk is ondoenlijk, waarom niet/wel. Het aan-tal uitspraken dat aangaf dat richtlijnen niet uit-voerbaar zijn, was drie keer hoger dan het aantaluitspraken ervoor. Maar het gaat natuurlijk meerom de achterliggende argumentatie. Zelf vind ikdat richtlijnen heel zinnig zijn. Alleen is er dis-cussie mogelijk over hoe strikt die regels moetenzijn.’

Bij r icht l i jnen wordt alt i jd aangegevendat het een hulpmiddel is , waarvan jegemotiveerd mag afwi jken. Waarom dantoch zo negatief?‘Veel artsen hebben een bepaalde routine in hunwerk. Pas als ze daarmee niet uit de voeten kun-nen, kijken ze naar de richtlijnen. Dat vind ikgeen slechte houding. De visitatie lijkt evenweluit te stralen dat een richtlijn heel letterlijk moetworden genomen, met uitschrijven van motiva-ties waarom die niet precies is gevolgd. Dat ismeer werk waar niet iedereen op zit te wachtenen de vraag is of je daarmee de kwaliteit van hethandelen vergroot; een belangrijk negatief effectlijkt mij in ieder geval dat je de vrijheid in hethandelen te zeer beperkt en de bedrijfsarts diezich er niet aan houdt of kan houden, een slechtgevoel bezorgt. Ik verwijs in mijn onderzoek naar een rapportvan de Regieraad. Daarin zijn verschillende richt-lijnen uit diverse landen over dezelfde onderwer-pen vergeleken. De Regieraad constateert eenheel grote variatie en dat er vaak meer oplossin-gen zijn voor dezelfde kwaal. Met andere woor-den de “evidence” is vaak niet zo eenduidig alswordt gesuggereerd. Dat betekent dat bij het toe-passen van richtlijnen doorgaans meer vrijheids-graden mogelijk zijn. In de richtlijn voor werk-nemers met psychische klachten staat bijvoor-beeld dat patiënten binnen 2 weken verzuimmoeten worden opgeroepen. In veel situaties isdan niet mogelijk omdat het contact tussenbedrijf en arbodienst dat niet toestaat. Hoe erg isdat? Is dat rampzalig als iemand anders dat doet?

‘ Ik ben niet tegen

commercial iser ing,

het heeft ook veel

goeds gebracht’

Page 3: Nico Plomp: Reflection in action. Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de bedrijfsgezondheidszorg

332 TBV 20 / nr 7 / september 2012

Met een eigen regiemodel kun je bijvoorbeeldook regelen dat de chef in ieder geval binnen eenweek contact heeft.’

‘De organisatorische context van de praktijk vande bedrijfsgezondheidszorg loopt sterk uiteen; hetmaakt nogal wat uit of je bedrijfsarts in de bouwbent of bij de politie, stel ik me voor. In een geva-rieerde marktomgeving passen geen rigide richtlij-nen en die zijn doorgaans ook niet noodzakelijk. Jemoet professionals ook niet willen reduceren totafsluitkoelies die op aanwijzing van een richtlijnkleppen moeten openen en sluiten. Terwijl deintentie van richtlijnen is de kwaliteit van het pro-fessioneel handelen te verbeteren, kan een te rigi-de toepassing de professionaliteit van het beroepjuist ondermijnen, omdat voorbij wordt gegaanaan de uniekheid van casus en context. De kernvan het professioneel werk is ruimte voor eigeninvulling en interpretatie. Dat is ook de lol diebedrijfsartsen aan het werk ontleden. Er moet een balans zijn tussen onbepaaldheidaan de ene kant (geen situatie/patiënt is hetzelf-de, je moet ook gevoelig zijn voor die variatie,anders ben je een botterik) en aan de andere kantde kennis en deskundigheid. Het zoeken van diebalans is een vorm van reflection in action: het toet-sen van je handelen en routines aan de standaar-den van good practice.’

Hoe ki jk je aan tegen het ver trouwenvan de werknemer in de bedri j fsar ts,werkzaam in een commerciële sett ing?‘Het vertrouwen in de bedrijfsarts wordt nogaleens in twijfel getrokken, omdat deze een loyali-teit heeft naar de werknemer, zijn patiënt, en dewerkgever. Bovendien is er geen vrije artsenkeu-ze. Dat gold ook in de periode voor de commer-cialisering. Het is een gegeven dat inherent is aanzijn positie. Professionals bezweren de dualiteit in hun posi-tie met algemene, morele statements over onaf-hankelijkheid, “goed doen” in het belang van depatiënt zoals is vastgelegd in een professioneelstatuut. Voor de cliënten van de bedrijfsarts is datgeen voldoende remedie. Uit mijn onderzoek

onder werknemers bleek bijvoorbeeld dat hetvertrouwen en de tevredenheid van werknemerssterk afhangt van de aard van het gezondheids-probleem. Het meest tevreden is de werknemermet een eenvoudige klacht, die met een pil ofpleister geholpen wordt. Lastiger wordt het alsiemand zegt dat “hij niet weet hoe hij deze baannog twintig jaar moet volhouden”. Een simpele,kant-en-klare oplossing is er dan niet, de werkne-mer voelt zich kwetsbaar, weet niet precies waarhij zijn probleem moet aankaarten, bij zijn baas,bedrijfs- of huisarts en wat daarvan de gevolgenkunnen zijn. Hij is op zijn hoede, en neigt naarwantrouwen, wat niets met het gedrag en deintentie van de bedrijfsarts te maken heeft. Maarom vertrouwen te krijgen moet de bedrijfsarts indit laatste geval heel anders en minder directiefoptreden dan bij de klacht waarbij een medischtechnische interventie wordt verwacht. Hij ismeer begeleider en coach. Op basis van deze uit-komst heb ik het roldifferentiatiemodel voor de be-

drijfsarts ontwikkeld, dat inhoudt dat afhankelijkvan het probleem dat speelt, de bedrijfsarts eenandere rol dient te vervullen ten einde het ver-trouwen te krijgen. Naast de rol van expert en begeleider onder-scheidt het model nog een derde rol, die van pleit-bezorger. Die rol komt voort uit de positie van debedrijfsarts in relatie tot het bedrijf. In die hoeda-nigheid spreekt de dokter met de baas, heeft hijinvloed en kan hij voor een werknemer ietsbepleiten, bijvoorbeeld langere pauzes realiserenof andere werkplek. Mijn idee bij het model is datje er als bedrijfsarts bewust van moet zijn dat je,anders dan de curatieve artsen, meer rollen hebtte vervullen en dat je die moet kunnen variërenom vertrouwen te krijgen. Wezenlijk is hiervoordat de bedrijfsarts duidelijk maakt hoe hij om-gaat met zijn dubbele loyaliteit. Toch is het adequaat handelen van de bedrijfsartsgeen garantie dat vertrouwen wordt verkregenen conflicten uitblijven. Een behoorlijke conflict-regeling kan helpen als jij er met een patiënt nietuitkomt, om wat voor reden dan ook, dan moetde patiënt het met een ander kunnen proberen.Ook voor de bedrijfsarts; dat moet niet als motievan wantrouwen worden gezien.’

‘Bedri j fsartsen z i jn

geen afs luitkoel ies’

‘Vertrouwen

is iets anders

dan tevredenheid’

Page 4: Nico Plomp: Reflection in action. Terugblik met een socioloog die 35 jaar verbonden is aan de bedrijfsgezondheidszorg

‘Arbodiensten gaan vaak uit van klanttevreden-heid, maar dat is toch iets anders dan vertrouwen.Vertrouwen is een positieve attitude van eenpatiënt ten opzichte van de arts waarbij deze zichkwetsbaar durft op te stellen en een risico neemtmet het oog op de toekomst. Het zal wel vaaksamengaan met tevredenheid, maar je kunt ver-trouwen hebben zonder dat er sprake is vantevredenheid en omgekeerd.’

Er komen minder bedri j fsar tsen en er iseen stroming om de bedri j fsgeneeskundete integreren in de curatieve zorg. Hoeki jk j i j naar deze ontwikkel ingen?‘De druk op mensen om aan het werk te blijvenneemt toe. Dat creëert een grotere vraag naaradvies over mogelijkheden om met een beper-king toch nog duurzaam en zinvol aan het werkte blijven. Het is de grote uitdaging voor de be-drijfsgezondheidszorg te bepalen waar zij een bijdrage kan leveren. Per situatie en doelgroep(ouderen, chronisch zieken) zal de rol van debedrijfsarts verschillen. Zeker de werknemers dielanger dan 6 weken arbeidsongeschikt blijven,zitten in een lastige positie en kunnen veel baathebben bij een bedrijfsarts en bij hen is afstem-ming op de curatieve zorg vaak gewenst. De

NVAB heeft hier een cruciale rol. Zij dient te anti-ciperen op deze ontwikkelingen en nadenkenover de vraag welke strategieën nodig zijn.’

Hoe ga je verder na september?‘Per 1 september wordt mijn arbeidscontract bijhet VUmc omgezet in een nulurencontract. Daar-door heb ik nog wel toegang tot faciliteiten zoalsbibliotheek en nieuwe software. Ik voel me nuals voor een eindexamen: in de afgelopen tweejaar heb ik vier artikelen gepubliceerd, twee zijnonderweg voor publicatie en twee in voorberei-ding. Op 7 september is het afscheidssymposiumwaar wordt stilgestaan bij knelpunten rond degeloofwaardigheid van de bedrijfsgezondheids-zorg in een commerciële setting. Als dit allemaalachter de rug is, zie ik wel verder. Ik voel me goeden stel me een meer ontspannen leven voor metmeer aandacht voor muziek, fietsen en socialebedrijvigheid. Ik ga door met buurtbemiddelingwat ik al jaren als vrijwilligerswerk doe. Een over-zichtelijk advies- of onderzoeksprojectje, zoals ikafgelopen jaren wel heb gedaan, zou daar wel inpassen, denk ik. Ik ga nu niet veel commitmentsaan. Ik voel me in ieder geval een bevoorrechtmens.’

333TBV 20 / nr 7 / september 2012

Aan een zonovergoten landtong in het meest oos-telijke deel van Mexico vond het dertigste ICOH-congres plaats: ‘Occupational health for all, fromresearch to practice’. Vele tientallen kilometerslang is die landtong, met maar één soort bebou-wing: hotels en resorts vol chillende, vooralAmerikaanse, vakantievierders. En met één uit-zondering daarop, het congrescentrum waar1650 bedrijfsartsen en andere arboprofessionalsde donkere koelte indoken om te luisteren enpraten over ontwikkelingen in de occupational

health. Vele honderden presentaties passeerden inde loop van een week de revue, van uiterst diep-gravend tot lekker oppervlakkig, van erg goed totecht wel bedenkelijk, van hapklare brok totreflectiebevorderend. Vermoeiend, want het wasveel en veelzijdig. Maar ook leerzaam en inspire-rend.In de inleidende lezingen hoorde je schrijnendeverhalen over nieuwe vormen van slavernij diehelaas niet alleen van toepassing zijn op ontwik-kelingslanden. Dat anno 2012 de ILO, de WHO

en de ICOH opnieuw moeten oproepen tot occu-

pational health as a human right. Voor 85% van dewerkenden in de wereld blijkt dat slecht geregeld(waarbij ik het vage vermoeden had dat Neder-land ten onrechte voor de volle mep bij de reste-rende 15% werd gerekend). Het ‘Cancún Charter’pleit ervoor dat occupational health op de poli-tieke agenda komt van alle landen. Dat is in onsland ooit zo geweest maar vervolgens een ‘zaakvan sociale partners’ (lees: van de markt) gewor-den, waardoor de arbosector enorm kromp entoezicht vanuit de overheid minder opportuunwerd geacht. Waarschijnlijk heeft de wet van deremmende voorsprong ervoor gezorgd dat inNederland de discussie over het recht op toegangtot de bedrijfsarts weer is opgelaaid.

Het hoofdthema van het congres was: van onder-zoek naar praktijk. Overal is het natuurlijk degrote vraag hoe je onderzoeksresultaten in hoofden handen van uitvoerende bedrijfsartsen enandere arboprofessionals krijgt. Bij ons heet dat

ICOH 2012, Cancún Mexico

C O N G R E S V E RS L AG