Neurologische uitval na operatie van een aneurysma aortae ... · van de aorta abdominalis (AAA)....
Transcript of Neurologische uitval na operatie van een aneurysma aortae ... · van de aorta abdominalis (AAA)....
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B153 1
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
CASUÏSTIEK
Neurologische uitval na operatie van een aneurysma aortaeKLINISCH DENKEN EN BESLISSEN IN DE PRAKTIJK
Tom J. Snijders, Hence J.M. Verhagen, W. (Peter) Hart en Jan van Gijn
ZIEKTEGESCHIEDENIS
Patiënt A, een -jarige man, bezocht de vaatchirurg in
een algemeen ziekenhuis ter controle van een aneurysma
van de aorta abdominalis (AAA). Dit aneurysma was
jaar tevoren ontdekt bij een onderzoek door de longarts
en de internist vanwege gewichtsverlies, erytheem, reci-
diverende koorts, kortademigheid en leverfunctiestoor-
nissen. Zij stelden sarcoïdose vast, met lokalisaties in de
nieren (tubulo-interstitiële nefritis met granulomen), de
longen en de huid.
Tijdens de behandeling met prednison kreeg patiënt dia-
betes mellitus, maar afbouwen van deze medicatie gaf
verergering van de koorts en de overige klachten. Een
aanvullende behandeling met methotrexaat en azathi-
oprine werd snel gestopt vanwege bijwerkingen. Patiënt
rookte tot vlak voor de eerste vaatchirurgische beoorde-
ling een pakje sigaretten per dag en dronk eenheden
alcohol per dag, maar hij was hiermee inmiddels gestopt.
Het AAA was bij de eerste controle, jaar vóór de huidige
ziekte-episode, maximaal , cm in doorsnede op het
echogram en op de CT-scan van het abdomen, het was
infrarenaal gelegen en had een onregelmatig aspect;
eromheen waren vergrote lymfklieren te zien. Omdat
gedacht werd aan een mycotisch aneurysma liet de vaat-
chirurg een fl uorodeoxyglucose(FDG)-positron emissie-
tomografi e(PET)-scan maken. Er was op de plaats van de
afwijking geen versterkte opname van FDG, zodat een
mycotisch aneurysma erg onwaarschijnlijk geacht werd.
De vaatchirurg koos voor een afwachtend beleid.
Bij controle na maanden had patiënt veel klachten van
zeurende buikpijn die uitstraalde naar de liezen en de rug.
Hij had nog steeds recidiverende koorts. Een nieuwe CT-
scan toonde groei van het aneurysma tot een maximale
doorsnede van , cm. Hierop werd patiënt verwezen naar
de polikliniek Vaatchirurgie in het academisch ziekenhuis.
Daar werd een magere man gezien met koorts (,°C), een
iets bolle buik, normale peristaltiek en bij percussie wis-
selende tympanie. De buik was soepel; het aneurysma was
niet evident drukpijnlijk. Patiënt gebruikte op dat moment
prednisolon (eenmaal daags mg), paracetamol, panto-
prazol, subcutane insuline en ursodeoxycholzuur.
Universitair Medisch Centrum Utrecht, Rudolf
Magnus Instituut voor Neurowetenschappen,
afd. Neurologie, Utrecht.
Drs. T.J. Snijders, arts in opleiding tot klinisch
onderzoeker; prof.dr. J. van Gijn, neuroloog.
Erasmus MC-Centrum, afd. Vaatchirurgie,
Rotterdam.
Prof.dr. H.J.M. Verhagen, vaatchirurg.
Dr. W. Hart, internist n.p., Naarden.
Contactpersoon: drs. T.J. Snijders
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B1532
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
Patiënt werd opgenomen voor verder onderzoek. Bij het
lichamelijk onderzoek waren er geen nieuwe bevindingen.
Men maakte een CT-scan van het abdomen om te beoor-
delen of een endovasculaire behandeling geïndiceerd was;
de scan toonde een verdere verwijding van het aneurysma.
De maximale doorsnede bedroeg nu , cm, een groei van
, cm in enige dagen. Het aneurysma was uitgesproken
onregelmatig van vorm, met een ongebruikelijke ventrale
uitbreiding in de richting van het pancreas (fi guur ).
Het bloedonderzoek toonde op dat moment een verhoging
van de activiteit van amylase ( U/l; referentiewaarden:
-) en lipase ( U/l; normaal: -), passend bij
pancreasprikkeling, en voorts de reeds bekende nier- en
leverfunctiestoornissen. De waarden van de indicatoren
voor infectie waren niet verhoogd. Vanwege de koorts
werd bloed afgenomen voor kweken; voor de periopera-
tieve regulatie van de bloedglucoseconcentratie en voor de
bewaking van de nierfunctie werden de internist en de
nefroloog in consult gevraagd. Zij adviseerden aanpassing
van de medicatie en van het vochtbeleid.
VRAGEN AAN DE ERVAREN CLINICUS (VAATCHIRURG). Hoe beoordeelt u de klinische situatie en het beeldvor-
mend onderzoek van patiënt?
. Wat zou uw beleid zijn, mede gezien de comorbiditeit
van patiënt?
ANTWOORD VAN DE VAATCHIRURG. Er is een snel groeiend aneurysma van de infrarenale
aorta, mogelijk toch op basis van een infectie (mycot-
isch aneurysma) of door een auto-immuunreactie
(infl ammatoir aneurysma). De afwijking heeft een
onregelmatige begrenzing, waarbij het lijkt of de wand
op sommige plaatsen verdikt is; het beeld lijkt minder
te passen bij groei van het gehele aneurysma. Een
groeiend mycotisch aneurysma zou goed kunnen pas-
sen bij het steroïdengebruik. Corticosteroïden zouden
een stabiliserende werking kunnen hebben op een
infl ammatoir aneurysma; toch houd ik er rekening
mee dat patiënt de laatstgenoemde afwijking heeft.
. Ik denk dat er een indicatie is voor operatieve behande-
ling van dit aneurysma. Het is onduidelijk hoe groot de
ruptuurkans is op korte termijn, gezien het aspecifi eke
beloop en de nog onbekende origine. Het is op grond
van één CT-coupe moeilijk te bepalen of dit aneurysma
endovasculair zou kunnen worden behandeld. Als dit
inderdaad mogelijk is, heeft deze behandeling op dit
moment mijn voorkeur.
Patiënt heeft een verhoogd operatierisico vanwege de
nierfunctiestoornissen, en technisch is een open ope-
ratie lastiger vanwege de mogelijke ontsteking rondom
de aorta. Een endovasculaire operatie zou kunnen die-
nen als overbrugging, om patiënt eerst in een stabiele
toestand te brengen. Daarna kan men het aneurysma
met een open operatie behandelen. Een endovasculaire
trombus-massa pancreas
aorta-lumen
niercyste
FIGUUR 1 CT-scan – met contrastmiddel – van het abdomen van patiënt A, 1 dag vóór operatie wegens een infrarenaal aneurysma aortae abdominalis. Het aneurysma heeft een onregelmatig aspect; de maximale doorsnede is 8,2 cm. Het drukt het pancreas naar ventraal. In het aneurysma is wandstandige trombusvorming zichtbaar, waardoor het lumen veel nauwer is dan de totale doorsnede van het aneurysma. Tevens is een cyste in de linker nier zichtbaar.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B153 3
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
operatie is niet geïndiceerd bij een aneurysma van
mycotische origine; aan de infectie wordt immers niets
gedaan.
VERVOLG VAN DE ZIEKTEGESCHIEDENIS
Vanwege de snelle groei van het aneurysma achtten de
behandelaars het ruptuurrisico hoog. Op anatomische
gronden was het niet goed mogelijk om een endoprothese
in te brengen. Om die redenen was een spoedige operatie
geïndiceerd; de behandelend vaatchirurg besprak dit op
de dag na de opname met de patiënt en zijn familie. Tij-
dens het gesprek viel op dat patiënt erg slaperig was. Zijn
echtgenote weet dit aan de spanningen van de afgelopen
tijd en vertelde dat dit de laatste weken enkele malen was
voorgekomen, telkens gedurende enige uren.
De volgende dag vond laparotomie met plaatsing van een
buisprothese plaats. De gebruikelijke antibiotische pro-
fylaxe bestond uit intraveneuze toediening van cefazo-
line ( g direct preoperatief). Tijdens de procedure bleek
het nodig het pancreas te mobiliseren om controle over
het aneurysma te verkrijgen. Perioperatief werd hydro-
cortison volgens een stressschema toegediend. Vanwege
de mobilisatie van het pancreas kreeg patiënt postopera-
tief octreotide, een somatostatineanalogon.
De operatie verliep ongecompliceerd, zonder perioden
van hypotensie. Postoperatief kon patiënt vlot gedetu-
beerd worden. Hij werd echter niet goed wakker, zoals
preoperatief ook al in wisselende mate het geval was
geweest. Ook had hij nog recidiverende koorts. De dag na
de operatie bleek dat in de preoperatieve bloedkweek een
grampositieve staaf gegroeid was, mogelijk Listeria
monocytogenes. In verband hiermee werd amoxicilline
g dd intraveneus voorgeschreven. Vanwege de bewust-
zijnsdaling werd de neuroloog in consult gevraagd.
Bij neurologisch onderzoek werd een somnolente man
gezien; de glasgow-comascore bedroeg EMV (patiënt
opende de ogen bij aanspreken, opdrachten werden met
de arm uitgevoerd en er was desoriëntatie). Patiënt had
tevens lichte woordvindingsstoornissen. Er was geen
nekstijfheid. Wat betreft de hersenzenuwen viel een cen-
trale aangezichtszwakte rechts op. Aan de ledematen was
geen krachts- of gevoelsverlies waarneembaar. De spier-
rekkingsrefl exen waren symmetrisch en goed opwekbaar,
de voetzoolrefl ex verliep rechts volgens Babinski. Hierop
besloot men een CT-scan van de hersenen te maken.
Deze toonde een hypodensiteit in de linker temporaal-
kwab (fi guur ).
VRAGEN AAN DE ERVAREN CLINICUS (NEUROLOOG). Wat is uw diff erentiaaldiagnose?
. Wat zou uw beleid zijn wat betreft aanvullend onder-
zoek en therapie?
ANTWOORD VAN DE NEUROLOOG. Patiënt heeft postoperatief een klinisch beeld van een
licht gedaald bewustzijn met neurologische verschijn-
selen die wijzen op een aandoening in de linker hemis-
feer (woordvindingsstoornissen (afasie?), centrale
facialisparese, voetzoolrefl ex volgens Babinski rechts).
Tot de diff erentiaaldiagnose van een licht gedaald
bewustzijn behoren onder meer: diff use encefalopathie
op basis van de systemische infectie, metabole stoor-
nissen (elektrolytafwijkingen, diabetes mellitus, nier-
hypodense regio
FIGUUR 2 CT-scan van de hersenen, 1 dag na operatie wegens een aneurysma aortae abdominalis. In de linker temporaalkwab is een subcorticale hypodensiteit zichtbaar.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B1534
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
functiestoornissen), medicamenteuze oorzaken, endo-
criene afwijkingen (ziekte van Addison), een infectie
van het centrale zenuwstelsel zelf (meningo-encefalitis
door Listeria) en epilepsie; bij deze laatste aandoening
past het wisselende bewustzijn vóór de operatie.
Gezien de focale neurologische afwijkingen in de linker
hemisfeer moet diff erentiaaldiagnostisch rekening
worden gehouden met een infectie, ischemie, een
maligniteit of neurosarcoïdose. Op de blanco CT-scan
van de hersenen wordt een hypodensiteit gezien in de
witte stof van de linker temporaalkwab. Het aspect van
deze afwijking is niet kenmerkend voor een hersenin-
farct, dus er moet zeker nader onderzoek plaatsvinden
naar een infectie dan wel een maligniteit. Er is waar-
schijnlijk een systemische infectie met Listeria. Hierbij
kunnen hersenabcessen voorkomen; ook infectie van
de hersenstam is mogelijk (‘Listeria-rombencefalitis’).
Patiënt is al langer immuungecompromitteerd ten
gevolge van diabetes mellitus, prednisongebruik en
sarcoïdose. Opportunistische infecties (door schim-
mels, gisten, JC-virus) staan daarom ook in de diff eren-
tiaaldiagnose. Bij neurosarcoïdose is er veelal het kli-
nisch beeld van een basale meningitis; het huidige
ziektebeeld sluit neurosarcoïdose echter niet uit.
. Nadere beeldvorming van de hersenen is geïndiceerd
als aanvullend onderzoek. Een MRI-scan met intrave-
neus contrastmiddel (gadolinium) verdient de voorkeur;
als dat niet mogelijk is, is een CT-scan met intraveneus
contrastmiddel een alternatief. Daarnaast zou ik een
eeg en uitgebreid laboratoriumonderzoek laten verrich-
ten in verband met de mogelijke metabole en endocriene
stoornissen. Als patiënt geen antistollingstherapie ont-
vangt, is ook een lumbaalpunctie geïndiceerd; daarmee
kan worden nagegaan of er aanwijzingen zijn voor een
Listeria-meningo-encefalitis, voor andere infecties dan
wel voor neurosarcoïdose, en of er maligne cellen zijn.
Omdat patiënt langdurig heeft gerookt, vraag ik mij af
of er aanwijzingen zijn voor een longtumor met hersen-
metastasen. Ik zou de medisch microbioloog vragen of
het huidige antibioticabeleid breed genoeg is om een
Listeria-infectie te behandelen, vooral als het om een
infectie van het centrale zenuwstelsel gaat.
VERVOLG VAN DE ZIEKTEGESCHIEDENIS
De combinatie van de acute postoperatieve klachten, de
vasculaire risicofactoren en de hypodensiteit op de CT-
scan leidde tot de klinische waarschijnlijkheidsdiagnose
van een acuut herseninfarct op basis van een trombo-
embolie. Diff erentiaaldiagnostisch werd nog gedacht aan
een onderliggende endocarditis als bron van embolieën,
vanwege de koorts en de positieve bloedkweek. Overigens
was er geen nieuwe souffl e en was het ecg niet afwijkend.
De cardioloog verrichtte transoesofageale echocardio-
grafi e. Dit onderzoek liet geen aanwijzingen voor endo-
carditis zien, waarmee deze diagnose erg onwaarschijn-
lijk werd. De behandelend neuroloog overwoog verder
een meningo-encefalitis door Listeria, waarvoor bloed-
onderzoek en een lumbaalpunctie plaatsvonden; de
liquor werd ook microbiologisch onderzocht op banale
infecties, neurotrope virussen en opportunistische
intracerebraalhematoom
hypodense regio
FIGUUR 3 CT-scan van de hersenen, 2 dagen na operatie wegens een aneurysma aortae abdominalis: intracerebraal hematoom, diep in de rechter hemisfeer gelegen ter plaatse van de basale kernen. De hypodense regio links temporaal is duidelijker zichtbaar op deze scan dan op die van de voorgaande dag.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B153 5
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
pathogenen zoals schimmels, gisten en cryptokokken.
Het aspect van de liquor was lichtgeel; het aantal leuko-
cyten was normaal, de eiwitconcentratie verhoogd (,
g/l; referentiewaarden: -,) en de glucoseconcentratie
licht verlaagd (, mmol/l, normaal: ,-,). Vanwege de
afwezigheid van meningeale prikkeling en het normale
aantal leukocyten in de liquor achtte men meningo-
encefalitis onwaarschijnlijk. Omdat een herseninfarct
werd vermoed, kreeg patiënt carbasalaatcalcium in een
aanvangsdosering van mg per dag.
VRAAG AAN DE NEUROLOOG. Bent u het eens met deze werkdiagnose en dit beleid?
ANTWOORD VAN DE NEUROLOOG. Ik ben het met deze werkwijze niet eens. Pas als een
infectie, een maligniteit en neurosarcoïdose zijn uitge-
sloten en de aanvullende MRI- of CT-scan met con-
trastmiddel de diagnose ‘herseninfarct’ bevestigt, kan
ik mij vinden in deze werkdiagnose en behandeling. De
uitslag van het liquoronderzoek toont als opvallende
afwijking een sterk verhoogde totale eiwitconcentratie
en een verlaagde glucoseconcentratie. Deze bevindin-
gen passen niet bij de diagnose ‘herseninfarct’.
Een infectie, in het bijzonder een Listeria-infectie, is
niet uitgesloten, omdat een celreactie van de leukocy-
ten kan ontbreken vanwege de immunosuppressie bij
de patiënt. Gezien de liquoruitslag moet men ook een
tuberculeuze meningitis overwegen. Er is dan ook ver-
der overleg met de medisch microbioloog nodig over
het grampreparaat van de liquor. Verder moet men een
ziehl-neelsenkleuring verrichten en een polymerase-
kettingreactie (PCR) toepassen om eventueel aanwe-
zige mycobacteriële nucleïnezuren op te sporen. Aan-
vullende beeldvorming is nog steeds geïndiceerd. Het
antibioticumbeleid moet worden gecontinueerd; de
medicatie dient een breed spectrum te hebben en dek-
kend te zijn voor het centrale zenuwstelsel, tot de
resultaten van microbiologisch onderzoek en nadere
beeldvorming bekend zijn.
VERVOLG VAN DE ZIEKTEGESCHIEDENIS
Op de e dag na de operatie ging de neurologische toe-
stand van de patiënt aanvankelijk vooruit. Hij was nog
wel traag en slaperig, maar de taalfunctie leek iets te ver-
beteren. In de avond maakte hij echter een plotse bewust-
zijnsdaling door, met hypertensie (/ mmHg) en
tachycardie ( slagen/min). Bij neurologisch onderzoek
had hij een sterk verlaagd bewustzijn; de glasgow-coma-
score was EMV (patiënt opende de ogen zelfs niet bij
pijnprikkels, hij boog de arm bij pijnprikkels aan de vin-
gers, hij zei geen woord en maakte geen geluid).
Patiënt vertoonde spontane dwalende oogbewegingen,
met intacte hersenstamrefl exen. Hij was hypertoon met
hoge spierrekkingsrefl exen, links meer dan rechts, en
had nu beiderzijds een voetzoolrefl ex volgens Babinski.
Een met spoed gemaakte CT-scan van de hersenen
toonde een grote, diep gelegen bloeding in de rechter
hemisfeer, waarschijnlijk uitgaand van het hersenweefsel
in de basalekernenregio, met doorbraak in de rechter
zijventrikel en verplaatsing van het omliggende hersen-
weefsel (fi guur ).
VRAGEN AAN DE NEUROLOOG. Wat is nu uw diff erentiaaldiagnose?
. Heeft de toediening van carbasalaatcalcium een rol
gespeeld bij het ontstaan van de bloeding?
ANTWOORDEN VAN DE NEUROLOOG. De CT-scan van de hersenen toont een bloeding van de
diepe basale kernen in de rechter hemisfeer. Dit type
bloeding wordt veelal gezien bij patiënten met vascu-
laire risicofactoren, in het bijzonder hypertensie. De
hemorragie treedt spontaan op als gevolg van lipohya-
linose van perforerende arteriën zonder andere onder-
liggende vaatafwijking in de hersenen, zoals een arte-
rioveneuze malformatie.
De eerste vraag is of deze bloeding verband houdt met
de onderliggende aandoening van de patiënt op dit
moment, of dat het ontstaan ervan op toeval berust. In
het licht van een systemische infectie kan men denken
aan septische embolieën met een secundaire hemor-
ragie of aan een mycotisch aneurysma dat is doorge-
broken en geleid heeft tot een intracerebrale bloeding.
Het ontstaan van deze bloeding verandert niets aan de
diff erentiaaldiagnose die ik eerder opstelde en ook niet
aan de vraag om het genoemde onderzoek en de behan-
deling met antibiotica.
. De toediening van carbasalaatcalcium geeft een licht
verhoogd risico op een intracerebrale bloeding.
VERVOLG VAN DE ZIEKTEGESCHIEDENIS
De toediening van carbasalaatcalcium werd gestopt. In de
volgende dagen ging het bewustzijn van patiënt verder
achteruit; hij kreeg frequente strekkrampen en zweetaan-
vallen. Herhaald CT-onderzoek toonde toename van het
ruimte-innemende eff ect van het hematoom, zonder
hydrocefalus. De liquorkweken van de eerste postopera-
tieve opnamedag bleken inderdaad positief te zijn voor L.
monocytogenes; deze was gevoelig voor amoxicilline. De
preoperatieve bloedkweek bleek eveneens positief voor
Listeria te zijn. Hierop werd de werkdiagnose bijgesteld tot
‘Listeria-meningo-encefalitis met secundaire bloeding’.
Ter uitsluiting van mogelijke complicaties als mycotische
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B1536
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
aneurysmata of een sinustrombose werd CT-angiografi e
van de hersenen verricht. Dit onderzoek bracht geen
afwijkingen aan het licht. De opname met contrastmid-
del toonde geen abces aan. De klinische toestand van
patiënt verslechterde verder door een pneumonie. Van-
wege de slechte prognose besloten de behandelaars in
overleg met de familie op de e postoperatieve dag tot
een abstinerend beleid. Patiënt overleed de volgende dag.
De familie gaf toestemming voor obductie.
Bij lichaamsobductie trof de patholoog een bilaterale
bronchopneumonie aan. De aortabuisprothese was in situ,
de aorta vertoonde geringe tot matige atherosclerose en
had een onregelmatige wand (fi guur ). Vaatwandweefsel
dat men tijdens de operatie had weggenomen om te bewa-
ren voor opslag werd ten tijde van de obductie microsco-
pisch onderzocht; hierbij werd een chronische, actieve
ontsteking met enkele grampositieve staven aangetoond.
Hersensectie liet de bloeding zien die op de CT-scan
aangetoond was (fi guur ). Daarnaast was er op meerdere
plaatsen in beide hemisferen een abcederende ontsteking
met een uitgebreid purulent infi ltraat, zoals bleek bij
microscopisch onderzoek. In het infi ltraat bevonden zich
grampositieve, staafvormige micro-organismen. De
cerebrale bloedvaten toonden daarnaast het beeld van
amyloïdangiopathie, zonder duidelijke degeneratieve
veranderingen van neuronen; deze aandoening kan een
oorzaak zijn van lobaire hersenbloedingen. Omdat het
aspect van de aangetroff en bloeding het meest paste bij
een bloeding in een infectie, werd de amyloïdangiopathie
echter als een toevalsbevinding geduid.
De conclusie luidde dat deze immuungecompromitteerde
patiënt na een operatie wegens een – achteraf gezien
mycotisch – aneurysma van de aorta abdominalis was
overleden aan de gevolgen van een abcederende meningo-
encefalitis door een Listeria-infectie, gecompliceerd door
een intracerebrale bloeding, met daarnaast een bilaterale
bronchopneumonie en mogelijk een septische shock op
basis van Listeria-sepsis.
BESCHOUWING
In deze ziektegeschiedenis werd een relatieve spoedindi-
catie gesteld voor operatie van de patiënt, vanwege de
snelle groei van een aneurysma aortae en het hoge rup-
tuurrisico daarbij. De wisselende koorts bij langdurig
gebruik van corticosteroïden vormde een aanwijzing voor
een infectie van het aneurysma. De betrokken vaatchirur-
gen hebben deze optie overwogen, maar hebben hieraan
geen consequenties verbonden voor de behandeling, zoals
brede antibiotische dekking; dit kwam mede doordat het
FDG-PET-onderzoek geen afwijkende uitslag had.
De preoperatieve bewustzijnsschommelingen pasten
zeer waarschijnlijk bij een al langer bestaande aantasting
van het centrale zenuwstelsel door de listeriose. Vanwege
de spoedindicatie achtte men het echter niet verstandig
om het diagnostisch onderzoek naar de koorts, namelijk
de bloedkweek, af te wachten.
De betrokken artsen en de superviserende neuroloog
dachten bij de neurologische uitvalsverschijnselen na de
operatie in eerste instantie aan een vasculaire oorzaak,
op grond van de bestaande vaataandoening, de korte
periode waarin de focale uitval (de taalstoornis) was ont-
aneurysmawand
stent
FIGUUR 4 Obductiepreparaat van de aorta. De stent is in situ, de aneurysmawand is grillig van vorm.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B153 7
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
staan en de interpretatie van de CT-scan van de hersenen
door de radioloog. Een herseninfarct van trombo-embo-
lische origine komt regelmatig voor na grote vasculaire
ingrepen; bij acute postoperatieve uitval dient deze diag-
nose dus overwogen te worden.
De neuroloog die voor deze publicatie werd geconsul-
teerd, ging echter een stap terug, naar de preoperatieve
toestand; in zijn overwegingen betrok hij ook de sarcoï-
dose, de behandeling met corticosteroïden en de daarmee
gepaard gaande immunosuppressie, de koorts, en de sla-
perigheid van de patiënt bij het gesprek dat aan de opera-
tie voorafging. Daardoor kwam een opportunistische
infectie van de hersenen hoog in diens diff erentiaaldiag-
nose te staan.
Het oordeel van de expert werd wel enigszins vergemak-
kelijkt doordat deze gegevens expliciet waren opgeschre-
ven, binnen de context van ‘een bijzondere ziektegeschie-
denis’. Toch benadrukt de denkwijze van de expert nog
eens dat de ziektegeschiedenis begint bij het begin en niet
halverwege. Het meewegen van de preoperatieve toestand
beïnvloedt ook de interpretatie van aanvullend onderzoek,
zoals de CT-scan van de hersenen; wanneer men een
opportunistische infectie al sterk overweegt, zal men op
grond van deze – lastig interpreteerbare – CT-scan sneller
vraagtekens zetten bij de werkdiagnose ‘herseninfarct’.
L. monocytogenes is een aerobe, β-hemolytische, gram-
positieve staaf die voorkomt in natte grond en in bedor-
ven vlees en groente. Symptomatische infecties komen
weinig voor.1 Bij de meeste patiënten met een symptoma-
hematoom
zone van ischemie
hypofyse 3e ventrikel
abcessen
FIGUUR 5 Coronale doorsnede van het cerebrum bij obductie. In de rechter hemisfeer is een intracerebraal hematoom zichtbaar met doorbraak in het ventrikelsysteem. Aan de basis van de bloeding is een abces zichtbaar. Ook in de linker hemisfeer zijn meerdere abcessen zichtbaar ter plaatse van de basale kernen, met in dezelfde regio een zone van doorgemaakte ischemie.
▼ LEERPUNTEN ▼• Listeria-infecties komen relatief vaak voor bij immuungecompro-
mitteerde patiënten.• Bij een immuungecompromitteerde patiënt met een snelgroeiend,
onregelmatig aneurysma van de abdominale aorta (AAA) moet men denken aan een infectie van het aneurysma, bijvoorbeeld met Listeria.
• Een FDG-PET-scan zonder afwijkingen sluit een geïnfecteerd AAA niet uit.
• Bij een patiënt met een gecompromitteerde immuunstatus en neurologische verschijnselen of andere risicofactoren voor Liste-ria-infectie moet men aan cerebrale listeriose denken, ook als er geen meningeale prikkeling of pleiocytose in de liquor is.
• Bij postoperatieve complicaties moeten ook de preoperatieve gegevens in de overwegingen worden betrokken.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B1538
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
tische infectie zijn er één of meer risicofactoren, meestal
een vorm van immunosuppressie,2,3 maar bij meer dan
kan geen onderliggende oorzaak worden aangewe-
zen.4,5 De bacterie heeft een voorkeur voor het hersenpa-
renchym; dit verklaart de relatief frequente betrokken-
heid van het centrale zenuwstelsel bij de infectie.6
Meningo-encefalitis is de meest voorkomende vorm van
Listeria-infectie van het centrale zenuwstelsel. Voor uit-
gebreide informatie verwijzen wij u naar een artikel dat
in in dit tijdschrift is verschenen.7
Meestal bezoeken patiënten met deze aandoening hun
arts wegens koorts, hoofdpijn en gevoelsstoornissen.
Opvallend genoeg vertoont van de patiënten geen
tekenen van meningeale prikkeling. Met liquoronderzoek
– vooral liquorkweken – kan men de diagnose bevesti-
gen.5 Van de infecties van het centrale zenuwstelsel wordt
gevormd door cerebritis met abcesvorming, meestal
zonder meningitis: in de liquor is vaak geen celreactie
waarneembaar en de liquorkweken zijn bij twee derde
van de patiënten negatief. Dan kan voor het stellen van
de diagnose beeldvormend onderzoek van de hersenen
nodig zijn (een CT- of MRI-scan met contrastmiddel),
eventueel gevolgd door een diagnostische punctie van
abcessen.8
De behandeling bestaat primair uit intraveneuze toedie-
ning van antibiotica, waarbij penicillines de voorkeur
verdienen; eventueel kan men daarbij gentamicine geven
voor een snel eff ect in het centrale zenuwstelsel. Hoe lang
men moet behandelen is afhankelijk van het klinisch
beloop en van de immuunstatus van de patiënt.9 Bij cere-
brale abcesvorming is een operatieve behandeling te
overwegen.8 Geïnfecteerde AAA’s worden ook wel ‘myco-
tische aneurysmata’ genoemd, hoewel het meestal niet
om een schimmelinfectie gaat. Deze AAA’s kunnen wor-
den vermoed op grond van snelle groei, in combinatie
met radiologische kenmerken: ze zijn niet spoelvormig,
maar meer sacculair en onregelmatig gevormd.10
Nucleairgeneeskundig onderzoek kan de diagnose beves-
tigen, maar heeft bij een minderheid van de patiënten een
fout-negatieve uitslag.10 In de beschreven casus heeft dit
onderzoek de behandelaars op het verkeerde been gezet.
Als men de immuunstatus van de patiënt en het type
aneurysma zwaarder had laten meewegen, was de diag-
nose ‘mycotisch aneurysma’ wellicht minder snel ver-
worpen. Slechts zelden (in van de gevallen) is Listeria
de verwekker van een geïnfecteerd AAA.11,12
Dr. W.G. Spliet leverde de beelden van de obductie aan en beoordeelde deze;
drs. L.M.P. Ramos, neuroradioloog, beoordeelde de CT-scans in het kader van
dit artikel.
De ervaren clinici wie om commentaar werd gevraagd, waren niet betrokken
bij de behandeling van de patiënt. Zij beantwoordden de vragen op grond van
de informatie die tot dan toe gegeven was, zonder verdere voorinformatie of
gebruik van uitgebreide bronnen. Zij blijven anoniem en worden, ondanks een
substantiële inbreng, niet genoemd in de auteurslijst.
Belangenconfl ict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 27 juni 2008
Citeer als Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B153
●> Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk
1 Farber JM, Peterkin PI. Listeria monocytogenes, a food-borne pathogen.
Microbiol Rev. 1991;55:476-511.
2 Van Stuijvenberg M, Spanjaard L, Bergman KA. Neonatale infectie met
Listeria monocytogenes: zeldzaam, maar ernstig. Ned Tijdschr Geneeskd.
2006;150:105-7.
3 Joosten AA, van Olff en GH, Hageman G. Meningitis door Listeria
monocytogenes als complicatie van behandeling met infl iximab. Ned
Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1470-2.
4 Schuchat A, Deaver KA, Wenger JD, Plikaytis BD, Mascola L, Pinner RW,
et al. Role of foods in sporadic listeriosis. I. Case-control study of dietary
risk factors. Th e Listeria Study Group. JAMA. 1992;267:2041-5.
5 Mylonakis E, Hohmann EL, Calderwood SB. Central nervous system
infection with Listeria monocytogenes. 33 years’ experience at a general
hospital and review of 776 episodes from the literature. Medicine
(Baltimore). 1998;77:313-36.
6 Bartt R. Listeria and atypical presentations of Listeria in the central
nervous system. Semin Neurol. 2000;20:361-73.
7 Den Hertog MH, Ang CW, Dippel DWJ. Rombencefalitis door Listeria
monocytogenes. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1885-90.
8 Eckburg PB, Montoya JG, Vosti KL. Brain abscess due to Listeria
monocytogenes: fi ve cases and a review of the literature. Medicine
(Baltimore). 2001;80:223-35.
9 Lorber B. Listeria monocytogenes. In: Mandell G, Bennett JE, Dolin R,
editors. Principles and practice of infectious diseases. Philadelphia, PA:
Churchill Livingstone; 2005. p. 2478.
10 Macedo TA, Stanson AW, Oderich GS, Johnson CM, Panneton JM, Tie
ML. Infected aortic aneurysms: imaging fi ndings. Radiology.
2004;231:250-7.
11 Goddeeris K, Daenens K, Moulin-Romsee G, Blockmans D. Chronic-
contained rupture of an infected aneurysm of the abdominal aorta due to
Listeria monocytogenes. Neth J Med. 2006;64:85-7.
12 Paccalin M, Amoura Z, Brocheriou I, Hernigou A, Delangle MH, Lecso
Bornet M, et al. Anévrysme infectieux à Listeria monocytogenes:
nouveau cas et revue de la litterature. Rev Med Interne. 1998;19:661-5.
LITERATUUR