Nestor 77 (deel2) maart 2014

20
Redactie Mw. M.M. van der Burg, eindredacteur [email protected] 030-2520750 06-22987711 Mw. J.W. Kersten [email protected] 06- 22522475 G.J.W. van Oven [email protected] 071-8890451 06-19213628 Mw. M.M. Versnel-Schmitz [email protected] 30-2315015 Mw. J.M. de Vries [email protected] 070-3520749 Redigeerwerk: R.H. van der Heide [email protected] 070-3185681 Commissie rechtspositie G.J.P. van Otterloo, voorzitter [email protected] 070-3232640 O. Scheltema-de Nie [email protected] 070-3551569 P.J. Biesheuvel [email protected] 070-3455975 L.M. de Beer [email protected] 010-4742343 Bestuur J.D. Blaauw, voorzitter [email protected] 0252-348717 06-57540575 A. de Jong, penningmeester [email protected] 071-5212318 06-47381662 Mw. M.D.T.M. de Jong, internationaal secretaris [email protected] 015-2121346 Mw. S. de Jong, vicevoorzitter [email protected] 0594-512178 M. Smits, secretaris [email protected] 070-3648256 06-51327769 Mw. M. Sterk [email protected] 020-6761139 06-29544548 W.A.F. Wilbers [email protected] 071-5615938 Ambtelijke ondersteuning R.H. van der Heide [email protected] 070-3185681 M. Mieras [email protected] 070-3183240 Druk: Reprografische afdeling Tweede Kamer Vormgeving: Dienst Communicatie, Henk van der Velden Fotografie: Guus Koop, Ad Lansink, Mieke van der Burg en Hans Kouwenhoven Verenigingsadres/ledenadministratie Vereniging van Oud-Parlementariërs, t.a.v. Reinder van der Heide Postbus 20018, 2500 EA ‘s-GRAVENHAGE Gironummer van de vereniging: 253063 t.n.v. de Vereniging van Oud-Parlementariërs, Den Haag Beveiligingsdienst [email protected] 070-3182146 of 3182153 kwartaalblad van de vereniging van oud-parlementariërs 22e jaargang maart 2014 nummer 77-deel 2 NESTOR P V P 16 april 2014: Voorjaarsbijeenkomst VOP te Utrecht

Transcript of Nestor 77 (deel2) maart 2014

Page 1: Nestor 77 (deel2) maart 2014

Redactie

Mw. M.M. van der Burg, eindredacteur [email protected] 030-2520750 06-22987711

Mw. J.W. Kersten [email protected] 06- 22522475

G.J.W. van Oven [email protected] 071-8890451 06-19213628

Mw. M.M. Versnel-Schmitz [email protected] 30-2315015

Mw. J.M. de Vries [email protected] 070-3520749

Redigeerwerk: R.H. van der Heide [email protected] 070-3185681

Commissie rechtspositie

G.J.P. van Otterloo, voorzitter [email protected] 070-3232640

O. Scheltema-de Nie [email protected] 070-3551569

P.J. Biesheuvel [email protected] 070-3455975

L.M. de Beer [email protected] 010-4742343

Bestuur

J.D. Blaauw, voorzitter [email protected] 0252-348717 06-57540575

A. de Jong, penningmeester [email protected] 071-5212318 06-47381662

Mw. M.D.T.M. de Jong,

internationaal secretaris [email protected] 015-2121346

Mw. S. de Jong, vicevoorzitter [email protected] 0594-512178

M. Smits, secretaris [email protected] 070-3648256 06-51327769

Mw. M. Sterk [email protected] 020-6761139 06-29544548

W.A.F. Wilbers [email protected] 071-5615938

Ambtelijke ondersteuning

R.H. van der Heide [email protected] 070-3185681

M. Mieras [email protected] 070-3183240

Druk: Reprografi sche afdeling Tweede Kamer

Vormgeving: Dienst Communicatie, Henk van der Velden

Fotografi e: Guus Koop, Ad Lansink, Mieke van der Burg en Hans Kouwenhoven

Verenigingsadres/ledenadministratie

Vereniging van Oud-Parlementariërs, t.a.v. Reinder van der Heide

Postbus 20018, 2500 EA ‘s-GRAVENHAGE

Gironummer van de vereniging:

253063 t.n.v. de Vereniging van Oud-Parlementariërs, Den Haag

Beveiligingsdienst

[email protected] 070-3182146

of 3182153

kwartaalblad van de vereniging van oud-parlementariërs

22e jaargang

maart 2014

nummer 77-deel 2

NESTOR

PV P

16 april 2014: Voorjaarsbijeenkomst VOP

te Utrecht

Page 2: Nestor 77 (deel2) maart 2014

Omslagfoto:Vroeger resultaat van herindeling: De Hollandse Departementen van het Franse Keizerrijk 1811

Page 3: Nestor 77 (deel2) maart 2014

27

Reinder van der Heide

ANNA MARIA VAN SCHURMAN

Feuilleton Statenpassage, afl evering XI

‘Mijn liefde is gekruisigd’ (levensmotto van Anna Maria van Schurman)

Twee vrouwen tussen zestien man-nen. De jonge koningin Wilhelmina, al voorbijgaand behandeld in een van de vroege afl everingen van dit feuilleton, is er een van. Churchill noemde haar ‘de enige man’ in het Nederlandse oorlogskabinet te Lon-den. De andere vrouw is Anna Maria van Schurman [*Keulen, 5 nov. 1607 - † Thetingha state,

Anna Maria van Schurman – door Pieter Puyenbroek (1841) – bruikleen van Koninklijk Huis-archief

Wieuwerd, 14 mei 1678]. René Descartes opperde de gedachte dat zij weliswaar een vrouw was maar dan een met een mannelijke ziel …Te veel mensen denken nu: pardon? Anna Maria van wie? Ik kom later terug op dit ‘te veel’. Eerst wat ach-tergronden.

De 17e-eeuwse aristocrate Anna Maria van Schurman was iets heel anders dan de sterk op ‘het Nederlandse’ gerichte burgerlijke 19e-eeuwers uit de vorige afl eve-ringen. Zij was juist bijzonder internationaal georiën-teerd. Ze beheerste de lingua franca van haar tijd, de geleerdentaal Latijn, niet alleen in schriftelijke vorm, zij sprák het vloeiend – tot verbaasde bewondering van de vele geleerde mannen die aan haar lippen hingen. Zij immers hadden ook ervaren dat ze in nog dertien(!) talen uitblonk, waaronder het Ethiopisch (…). De ande-re waren Nederlands, Frans, Duits, Engels, Italiaans, Latijn, Grieks, Hebreeuws, Chaldeeuws (Aramees), Syrisch, Arabisch, Turks en Perzisch. Het Ethiopisch? Ja, het Ethiopisch. Het wordt echter nog gekker. Van die semitische taal, het Amhaars, was

Page 4: Nestor 77 (deel2) maart 2014

28 29

er in de Republiek geen grammatica en geen syntaxis. Weet je wat, dacht Anna Maria, dan maak ik die toch zelf? En dat deed ze dan ook, een van haar vele intellectuele wapenfeiten.

De sokkeltekst in de Statenpassage doet haar ernstig te kort, om niet te zeggen dat hij totaal niet deugt. Er staat: ‘woonde het grootste gedeelte van haar leven in Utrecht en behoorde tot de kring van Voetius. Ze beoe-fende diverse kunsten en correspondeerde met beroemde geleerden.’ Deze droge feiten kloppen weliswaar en min of meer, maar de tekst raakt nog aan geen honderdste van de werkelijke variëteit aan ‘woonplaatsen’, bezigheden, verdiensten en betekenis die zij had. Dat zijzélf in haar tijd internationale faam genoot en op handen werd gedragen door verschillen-de van die beroemde geleerden die vooral ook aan háár brieven schreven, kun je hier niet uit afleiden, integendeel, van die sokkeltekst gaat de sug-gestie uit dat er sprake is van een honkvaste Utrechtse fan die wel eens een briefje waagt aan onbereikbare sterren. Zíj echter was de ster, en wel ‘De Ster van Utrecht’, zoals ze werd genoemd, later zelfs ‘Het Wonder van Europa’. Ook als ‘De Tiende Muze’ stond ze bekend, en er waren nog zo een paar lovende epitheta en titels voor deze vrouw bij wie de belang-rijkste mannen van haar tijd, kunstenaars, geleerden en zelfs vorstinnen – Christina van Zweden en Elizabeth Stuart – als vrienden en vriendinnen thuis op bezoek kwamen… Vriendin Anna Roemer Visscher was de eerste die – onder de indruk van Anna Maria’s poëtische en taalkundige talenten – een gedicht aan haar wijdde. De 44-jarige dichter Jacob Cats was de volgende die voor haar charmes viel, letterlijk, hij vroeg naar verluidt de 14-jarige Anna-Maria ten huwelijk! Waarschijnlijk was hij bevreesd dat deze schat door een rivaal voor zijn neus zou worden weggekaapt…. Het aanzoek was tever-geefs. Haar vader verhinderde de zaak niet maar raadde haar wel af erop in te gaan. Ze volgde zijn advies op, en Jacob -‘kinderen zijn hinderen’- Cats liep een blauwtje. Hij vatte het sportief op want bleef een goede vriend die veel lofzangen aan haar wijdde. Cats liet haar kennismaken met Constantijn Huygens, secretaris van twee opeenvolgende prins-stadhouders (Frederik Hendrik en Willem II), diplo-maat, geleerde, dichter, musicus, componist en architect. Niet veel later boterde het ook uitnemend met de dichter, vertaler, predikant en kerk-historicus Jacobus Revius, met Daniël Heinsius en Caspar Barlaeus, met koningin Christina van Zweden, en – bien-étonné(e)… – met de in Utrecht neergestreken René Descartes. Met theoloog Voetius – Anna Maria en hij kenden elkaar al veel langer, hij was in vroeger jaren haar voornaamste leraar in godsdienst(historie) en talen geweest – en met theoloog Rivet,

gouverneur van prins Willem II van Oranje-Nassau, onderhield zij in-tensief contact. Ook met de jongere, latere dichter, predikant en piëtist Jodocus (Joost) van Lodensteijn was zij goed bekend. Ze correspondeerde – in het Hebreeuws – uitvoerig met haar Engelse evenknie, de ‘proto-fe-ministe’ Bashua Makin, schoonzuster van de beroemde wiskundige John Pell, met welke laatste Anna Maria trouwens eveneens kennis uitwisselde, zoals zij dat ook met Isaac Newton deed. Met de zeldzame andere ge-leerde vrouwen in Europa: Marie du Moulin, Anne de Rohan en Anne de Merveil stond ze briefsgewijs in verbinding. Eerder al had Van Schurman gecorrespondeerd met Marie le Jars de Gournay, die in 1622 de gelijkheid van man en vrouw had verdedigd in haar De l’égalité des hommes et des femmes, met de Iers-Engelse lady Dorothy Moore en veel later met abdis Elisabeth van de Palts, de dochter van de Winterkoning. Het is duidelijk, de leerdrift en weetzucht van Anna Maria van Schurman waren schier onbegrensd… Ze wist ook heel nauwkeurig waar en bij wie zij al die kennis kon vergaren en deed dat ook.Hoe was dat allemaal zo gekomen?

Anna Maria van Schurman was telg uit een van oorsprong calvinistisch Antwerps patriciërsgeslacht. Gedwongen door de vervolgingen van pro-testanten door Alva, moesten haar grootouders in 1593 vluchten. Via Frankfurt am Main kwamen ze in Keulen terecht, waar hun zoon Frederik op 5 november 1602 trouwde met een Lutherse. Frederik van Schurman, en de Keulse, uit een oeradellijk geslacht stam-mende Eva von Harff de Dreiborn, moeder van zijn vier kinderen (jongste zoon Willem overleed jong), waren Luthers, een toen nog jonge variant van het christendom. In Keulen werden hun zoons Hendrik Frederik en Johan Gottschalk in respectievelijk 1603 en 1605, hun dochter Anna Maria in 1607 en jongste broertje Willem in 1610 geboren. Nu kwam echter he-laas voor hen ook in het katholieke Keulen de protestantenvervolging op gang. Het gezin Van Schurman werd het spoedig te heet onder de voeten, en ontvluchtte Keulen in 1613/’14. Ze zochten hun heil in de dankzij de Unie van Utrecht op gebied van godsdienstvrijheid uitzonderlijk toleran-te Republiek. Waarschijnlijk kwamen ze dus niet toevallig daar terecht: in Utrecht. Een gevelsteen in het pand Achter de Dom 8 herinnert eraan waar Anna Maria en haar familie hebben gewoond. Haar jongere, even-eens volgens overlevering uitzonderlijk intelligente broertje Willem, net in Utrecht, overleed er helaas op vijfjarige leeftijd.

Anna Maria’s ouders ontdekten vroeg, al in Keulen, haar intellectuele en artistieke (hoog)begaafdheid. Voor vader Van Schurman gold een goede

Page 5: Nestor 77 (deel2) maart 2014

30 31

educatie van zijn kinderen als een primaire eis. In haar autobiografische boek Eucleria [De goede keus (Uitverkiezing van het beste deel), 1684] keek ze er dankbaar op terug:

‘‘Ik [moet] als door een kinderlijke dankbaarheid aan mijn ouders dit getrouwe getuigenis geven dat zij hun kinderen niet alleen in de menselijke letteren, maar ook in de godvruchtigheid, zo ver die bij hen bekend was, hebben gezocht op te kweken, en dat zo ernstig en naarstig, dat […] zij ons van kindsaf door een treffelijk Huismees-ter [lieten] onderwijzen, ook met zulken voortgang dat ik, een kind zijnde van drie jaren (hetwelk mij daarna verhaald is) het Duits lezen, en ook een gedeelte van de Catechismus uit het hoofd opzeggen kon.’ En ‘Hierbij kwam dit bijzonder voordeel mijner opvoeding, dat mijn ouders, als ik zeven jaar was, mij niet langer als twee maanden in de Franse school gehouden hebben. [...] Zij hadden’er meer zin aan dat ik [bij] mijn meester de schrijf- en telkonst, ook de zingkonst zo wel door stem als op instrumenten, nevens mijn broeders leerde’ (Van Schurman, Eucleria, 20)

Let in deze passage op dat ‘zo ver die bij hen bekend was’. Godvruch-tigheid is voor de oudere Anna Maria van Schurman, hoe religieus ook georiënteerd, duidelijk (ook nog) een kwestie van kennis, en dus niet van alleen maar ‘vroomheid’. Ik kom later op deze kwestie terug, net als trouwens op haar gebruik van het woord ‘ouders’. Niet alleen haar vader, ook haar moeder stelde goed onderwijs voor al haar kinderen blijkbaar op hoge prijs. Uit de tweede passage blijkt dat privéonderwijs stukken beter werkte dan naar school gaan…

Als jong meisje kreeg ze van haar rijke, over veel vrije tijd beschikkende en zeer op scholing gerichte vader lezen, schrijven, godsdienst, Neder-lands, Duits en Frans. (Denk bij ‘scholing’ aan het oud-Griekse ‘scholè’, dat rust betekent, vrije tijd, op zijn gemak zijn, vrij van verplichtingen).

twee oudere broers van een huisleraar extra lessen kregen in godsdienst, rekenen en boekhouden, Franse, Duitse en Nederlandse taal, aardrijks-kunde, (kerk)geschiedenis en natuurlijk Latijnse grammatica en syntaxis. Latijn immers was de internationale geleerdentaal die de jongens dienden te beheersen want hun vader wilde graag geleerde zonen. Ook Grieks en Hebreeuws, natuurkunde, medicijnleer, rechtswetenschappen en retorica, alle vakken die volgens hem bij de opvoeding van jongens hoorden, liet hij zijn kinderen bijbrengen. Daarbij moet worden aangetekend dat hij aanvankelijk ambivalent stond tegenover de leergierigheid van zijn doch-ter die het dan ook lange tijd voornamelijk van de autodidactiek moest hebben. In haar geval was dat geen probleem, want – dat moet wel de conclusie zijn – ook daarin muntte zij uit. Haar moeder zal ongetwijfeld bemoeienis hebben gehad met in ieder geval de kunstzinnige vakken.

Terzijde. In dit verband speelt nog een belangwekkende kwestie, waar-over ik in de literatuur niets kon vinden. Het betreft Anna Maria’s verwant-schap, via haar moeder, met de 15e-eeuwse ridder en pelgrim Arnold von Harff.

Zelfportret in palmhout

De zonen werden bovendien onder-wezen in Latijn. Als meisje van een jaar of zes à zeven zat Anna Maria stilletjes te borduren of kunstzin-nig knipwerk te verrichten in de bibliotheek en studiekamer in haar ouderlijk huis in Utrecht waar haar

Deze boeiende figuur heeft van zijn verre reizen verslag gedaan en schroomde niet flink wat verhalen over landen die hij niet bereisd had, zoals bijvoorbeeld Ethiopië, op te dissen. Zijn kennis terzake ontleen-de hij aan boeken van andere reizi-gers die er wel waren geweest. Mijn speculatieve vraag is of Anna Maria die geschriften van haar verre voorvaderlijke verwant wellicht aan-trof in de boekerij van haar ouders of misschien in die van haar ge-leerde leraar en vriend Voetius die immers een bibliotheek van 4700 boeken op gebied van theologie, talen, aardrijkskunde en geschie-denis had aangelegd, een in die tijd bijkans vorstelijke collectie. Die ver-re verwant en haar moeder hebben wellicht haar autodidactische gaven al vroeg geprikkeld tot nader onder-zoek…, maar ik moet hieraan het

Arnold von Harff in gebed aan het begin van zijn reis voor de Keulse Driekonin-genschrijn - Boekil-lustratie (ca. 1500)

Page 6: Nestor 77 (deel2) maart 2014

32 33

voorbehoud verbinden dat dit om een loutere fantasie mijnerzijds gaat.

Typisch ‘vrouwelijke’ bezigheden als borduren en knipwerk had Anna Maria al tot in de finesses op vijf- á zesjarige leeftijd onder de knie, de verfijnde artistieke resultaten ervan zijn nog steeds te bewonderen.

die zij gemeen had met de later met haar bevriende Descartes (‘van niets is men zeker, behalve van de eigen twijfel.’). Descartes hanteerde zoals u weet de methodische twijfel als uitgangspunt voor het vergaren van inzicht.Vader en huisleraar waren verwonderd en bespraken de zaak. Frederik van Schurman, die zijn zoons (dacht hij), maar ook zijn dochter (naar nu bleek), al heel jong in het Latijn had onderwezen, stemde ermee in dat Anna Maria, van wie hij begreep dat zij uitzonderlijk begaafd moest zijn, de Latijnse en andere lessen niet alleen mocht blijven bijwonen, maar er ook actief aan kon deelnemen. Dit was een voor haar toekomst cruciaal besluit. Alleen het Latijn immers gaf toegang tot de Europese geleerden-wereld, de Republiek der Letteren (Respublica Litteraria), traditioneel een territorium waar slechts mannen toegang hadden.

Utrecht was al sinds de vroege middeleeuwen geestelijk en intellectueel de belangrijkste stad van de noordelijke Nederlanden. Al vroeg in de 15e eeuw wilde men er een universiteit stichten, want dat betekende aanzien en, door de toestroom van geleerden en studenten een belangrijke econo-mische stimulans. Geldgebrek echter en andere hindernissen noopten de stad, hoe belangrijk ook door haar centrale positie, zich te beperken tot een Latijnse school. Leiden, Groningen en Franeker wisten wel een univer-siteit te stichten. Vader Frederik was ontevreden met de Utrechtse stand van zaken. Hij, zijn zoons (en zijn dochter) waren uitgestudeerd voor zo-ver dat in Utrecht kon, maar hij wilde qua opleiding meer voor zichzelf en voor hen, in ieder geval voor zijn zoons... Er zat niets anders op dan het huis achter de Dom te verlaten en naar Franeker te verhuizen.

Wat later leerde ze van Magdalena van de Passe, dochter van de Utrecht-se graveur Crispijn van de Passe, zowel de graveernaald als het krijt hanteren. Ze leerde goed tekenen en ook beeldhouwen, zo valt uit werk van haar – zij maakte o.a. opvallend veel zelfportretten – te concluderen. Haar beroemdste zelfportret (zie hieronder) was het eerste in pastel uitgevoerde portret dat in Noord-Europa is ver-vaardigd.

Hoewel al die lessen aanvankelijk in het geheel niet voor haar maar voor haar broers waren bedoeld, gingen ze bepaald niet aan haar voorbij. Ieder snippertje kennis dat in de wisselwer-king tussen de vader, de huisleraar of gouverneur en haar broers passeerde, zoog het slimme meisje op, en, dat bleek vader en leraar al snel, zij be-greep er meteen minstens zoveel, zo niet meer van dan haar broers. Als die op een vraag over een Latijnse naam-val of iets dergelijks het antwoord schuldig bleven, kwam het bescheiden gefluisterd maar onmiddellijk en feil-loos uit de vensterbanknis waar Anna Maria haar diverse huisvlijtige kunsten beoefende. ‘Non omnia possumus omnes?’: ‘we kunnen niet allen alles doen!’. Hoewel zij dat goed vertaalde, dacht ze al jong waarschijnlijk: ís dat wel zo?’…, een geestelijke instelling

Knipwerk van Anna Maria van Schurman

Zelfportret in pastelVoorzijde Martenastins en Achterzijde Martenastins

Page 7: Nestor 77 (deel2) maart 2014

34 35

Daar was immers wél een universiteit! En zo gebeurde dan ook, in 1623. Het gezin trok in de zogeheten Martenastins, nu een museum dat de grootste collectie over en van Anna Maria van Schurman bevat.

Johan Godschalk ging geneeskunde studeren en Frederik van Schurman was van plan colleges van de puriteinse hoogleraar William Ames (Ame-sius) te gaan volgen. Geheel onverwacht werd vader Van Schurman al korte tijd na de verhuizing dodelijk ziek. Het was daar en toen dat vader Frederik zijn dochter Anna Maria op zijn sterfbed liet beloven nooit te zullen trouwen. Wat hem daartoe bewoog? Wie zal het zeggen? Misschien besefte hij dat zijn dochters talenten te groot en bijzonder waren om verloren te laten gaan in de ondergeschikte rol die vrouwen in die tijd nu eenmaal te wachten stond in een huwelijk. Anna Maria’s levensmot-to (zie boven) moet omstreeks die tijd door haar zijn geformuleerd. Eva von Harff, de weduwe Van Schurman bleef in Franeker wonen om haar kinderen de gelegenheid te geven hun hogere studies te vervolgen. Pas in 1626 keerde zij met hen terug naar Utrecht. Daar kocht ze in 1629 het huis De Lootse op de hoek van het Domkerkhof en de Poelenburchsteeg (nu Voetiusstraat). Haar oudste zoon Hendrik Frederik stierf daar in 1632, ongetwijfeld een zeer zware klap voor het steeds kleiner wordende gezin.

Opening van de Utrechtse UniversiteitPas in 1636 kreeg Utrecht een universiteit. De opening verliep rumoe-rig. Een vrouw (!) bevond zich te midden van de hooggeleerde en verder uitsluitend mannelijke aanwezigen, en alsof dat nog niet erg genoeg was: die vrouw zou een gedicht gaan voordragen, door haar zelf geschreven ter gelegenheid van de oprichting! De universiteit liet geen vrouwen toe. Hoe was het dan toch mogelijk dat zij daar was en ook nog wel in zo’n prominente rol? Het antwoord is eenvoudig: ze was uitgenodigd, haar was door of via bemiddeling van de befaamde theoloog Gisbertus Voetius (Gijs Voet) gevraagd om aanwezig te zijn bij de opening, en ook nog om een gedicht ter gelegenheid van die opening te maken en te declameren. Dat dit paradoxale feit zich kon voordoen, zegt veel over Anna Maria’s faam en statuur, zij was toen 29 jaar oud en stond nu in heel Europa bekend onder bijnamen als ‘De Ster van Utrecht’, ‘De Pallas van de Lage Landen’, ‘De Tiende Muze’ en meer van zulk fraais.

Wel ontstond er daar bij die feestelijke opening in het (voormalige) Groot Kapittelhuis van de Dom groot rumoer – niet alleen door de kwajongens die op het laatst, ongetwijfeld belust op sensatie de zaal waren binnen-gedrongen, maar ook door een vermoedelijk uitgelekte passage in Anna Maria’s tekst. Het gedicht vonden ook veel Hooggeleerde Heeren wat veel van het goede (of kwade, zoals zij het bekeken), en wel omdat zij aan het eind van dat vers subtiel kritiek uitte op de universiteit. Het zinde haar immers allerminst dat vrouwen de toegang tot universitair onderwijs werd afgesneden. Ze wenste daar niet omheen te draaien en dus had ze haar kritiek verwoord in de laatste twee regels van haar gedicht dat ze in het hol van de leeuw zou uitspreken… Door de ontstane rel werd het haar echter onmogelijk gemaakt te spreken, trouwens ook de andere sprekers kwamen niet toe aan een verstaanbaar betoog. Deze rumoerige opening van Utrechts universiteit echode lang na door Europa en in de Republiek der Letteren. Het droeg veel bij aan hun reputatie, die van de Utrecht-se universiteit en die van Anna Maria van Schurman, ironisch genoeg in gunstige zin. De eerste vrouwelijke studentVelen denken dat Aletta Jacobs de eerste vrouw in Nederland was die een HBS bezocht, de eerste vrouw die universitair onderwijs volgde, de eerste vrouw die arts werd en de eerste vrouw die promoveerde. Van deze vier constateringen klopt er maar een. Een HBS bestond er niet in de 17e eeuw. De eerste vrouw die – na uitgebreid te zijn onderwezen in alle vakken van de Latijnse school – universitair onderwijs volgde in Nederland en niet alleen medische colleges liep (dat ook), maar nog minstens tien

Kapittelzaal (Groot Kapittelhuis)

Page 8: Nestor 77 (deel2) maart 2014

36 37

universitaire disputaties en publieke colleges op andere gebieden actief volgde, leefde twee-en-een-halve eeuw vóór Aletta Jacobs. Het was Anna Maria van Schurman die het werd toegestaan (privé-)onderwijs te volgen van professoren die colleges gaven aan de Universiteit van Franeker en die later, in Utrecht, daadwerkelijk aan de universiteit studeerde – zij het dat ze de colleges moest volgen vanuit een nis met een gordijn waarach-ter zij zich schuil moest houden voor de mannelijke studenten. Haar vlak om de hoek wonende buurman, de beroemde theoloog, kerkhistoricus en hoogleraar Voetius (Gijsbert Voet), ook al zeer van haar onder de indruk (hij gaf haar buiten de reguliere colleges vele privélessen) had dat bij de Utrechtse universiteit voor elkaar gekregen. School maakte haar voor-beeld niet, dat is duidelijk, zij was de grote uitzondering, werd beschouwd als een rariteit, ook al vond zij dat allerminst van zichzelf. Álle vrouwen die daartoe in staat waren, aanleg hadden – zij kende er genoeg –, moes-ten universitair onderwijs kunnen volgen, dat was haar opvatting die zij, in het Latijn, strikt volgens de Aristotelische logica, met een trapsgewijze, onontkoombare redenering wist te onderbouwen in haar ‘proefschrift’, haar ‘Dissertatio de ingenii muliebris ad doctrinam & meliores litteras ap-titudine (een verhandeling over de geschiktheid van de vrouwelijke geest voor de wetenschap en de letteren)’ (1638). Zij was daarmee dus eigen-lijk een gepromoveerde doctor (‘doctrix’).Aletta Jacobs was een ware wegbereidster, Anna Maria kón dat nog niet zijn, zij, ‘het Wonder van Europa’, was zo uitzonderlijk begaafd en geleerd dat het – tegen alle tijdgeest in – onmogelijk was om haar, alleen omdat ze vrouw was, te weren van het universitaire onderwijs. Vaak immers wist zij meer van de onderwezen vakken dan de universitair docent zelf. De geleerden hadden groot belang bij hun omgang met Anna Maria van Schurman, ziedaar de crux… Geneesheer Johan van Beverwijck, die er via zijn bemiddeling voor zorgde dat haar ‘Dissertatio’ in 1841 werd gedrukt en uitgegeven, kwam daar zelfs rond voor uit! Door die uitgave werd ze een Europese beroemdheid. De ‘Utrechtse Minerva’ werd in talloze lofdich-ten geprezen, haar werk werd in het Frans en Engels vertaald en steeds opnieuw gedrukt.

Sprekend over logica en wijsheid, de sokkeltekst in de Statenpassage over Anna Maria van Schurman is niet de enige tekst die haar onrecht doet, ook ikzelf heb die zonde begaan in een eerdere aflevering toen ik in het voorbijgaan de uit de Statenpassage verbannen Gerard Bolland ‘de enige filosoof’ van dit gezelschap Wachters noemde. Ook Anna Maria immers was filosofe, en niet zomaar een. In een (te) weinig geciteerde maar boei-ende verhandeling van Angela Roothaan, Kritiek op het antropocentrisme,

de rol van ethiek bij Van Schurman en Spinoza (1991, Eburon Delft), betoogt zij dat Spinoza en Van Schurman wat hun belangrijkste wijsge-rige conclusies betreft een opvallende overeenkomst vertonen. Roothaan denkt dat dit bijna logisch voortvloeit uit de omstandigheid dat beiden ongeveer alle wijsbegeerte van voor hun eigen tijd met vrucht hebben bestudeerd en verwerkt. Wie vervolgens voortborduurt (no pun intended) op wat door die voorgangers is bereikt, moet wel ongeveer tot dezelfde inzichten komen… Roothaan: “Zowel Van Schurman als Spinoza menen dat ware natuurken-nis, kennis van het noodzakelijke en wezenlijke, gelijk is aan Godskennis: Deus sive natura.” God, oftewel de natuur, de beroemdste uitspraak van Spinoza komt zeer dicht bij de opvattingen die Van Schurman over het goddelijke en de natuur en hun onderling samenvallen had.Roothaan vervolgt: “(…) Spinoza onderscheidt zich (…) van de ortho-dox-christelijke Godsopvatting door God als immanent en onpersoonlijk voor te stellen.” Hoe zit dat bij Van Schurman? “(…)[In] de Eucleria vertelt Van Schurman hoe zij vroeger de Drieëen-

Anna Maria van Schurman door Jan Lievens

Page 9: Nestor 77 (deel2) maart 2014

38 39

heid zag als ver weg in de hemel zetelend en als iets dat men als ver verwijderd moest beschouwen en aanbidden. Later zag zij in dat God in zijn schepselen is, ‘zo dat God meer als het schepzel, welke alleenlijk een voorhangzel van hem is, van die, die ogen hebben […], gezien, gevoelt, gesmaakt en aangebeden wort’. Uit deze citaten kan men afleiden dat zij God als inwonende, oneindige zelfstandigheid zag, een visie die op zijn minst dicht bij die van Spinoza komt”. Net als Spinoza was zij haar tijd, ook theologisch, ver vooruit…Wat altijd ter sprake komt als het om Anna Maria van Schurman gaat, haar ongetrouwd en kinderloos blijven, geldt evenzeer en in dezelfde mate voor Baruch de Spinoza. Het verschil is dat er bij hem nauwelijks aandacht aan wordt besteed. Er worden dan ook nooit speculatieve con-clusies aan verbonden. Een opvallend onderscheid in benadering.

ZorgenEen wezenlijke richtingsverandering in het leven van Anna Maria van Schurman werd ingeleid door de dood van haar moeder Eva von Harff, in 1637. Kort daarna nam zij de zorg voor twee oude tantes op zich, Sybilla (ca. 1574-1661) en Agnes von Harff (ca. 1572-1661), beiden kampend met een zeer zwak gezichtsvermogen en daardoor hulpbehoevend. Ze kwam, naar eigen zeggen, minder toe aan wetenschap en kunst (behal-ve blijkbaar de geneeskunst, want wat zijn die tantes oud geworden…!). Anna Maria, haar broer Johan Godschalk, de twee tantes met twee dienst-bodes waren eerder al verhuisd naar het afgelegen dorpje Lexmond, net over de Lek. Ze had te weinig tijd om haar contacten te onderhouden. Wel leest ze veel. Naast de Bijbel is de Navolging van Christus van Thomas á Kempis favoriete lectuur. In 1653 vertrok ze met beide tantes en broer naar haar geboortestad Keulen om familiebezit, hen onrechtmatig ontno-men, terug te vorderen. Pas in augustus 1654 keerden ze terug naar haar geliefde Utrecht: ‘O Utrecht, lieve Stad, hoe zoud ik U vergeten’ luiden de eerste regels van een gedicht dat zij vanuit Keulen aan een Utrechtse vriendin stuurde.

ZiekDe diepste, meest ingrijpende cesuur in het leven van Anna Maria van Schurman is ongetwijfeld de ziekte geweest die haar trof in het jaar 1669. Zij zweefde enige tijd op het randje van de dood, maar kwam er – in haar eigen ogen ongetwijfeld wonder boven wonder – doorheen. Die ervaring moet grote impact hebben gehad op haar denken, voelen en handelen vanaf dat moment. Ongetwijfeld uit dankbaarheid voor het feit dat ze gespaard was, dat – in haar ogen – God, oftewel de natuur haar had

gespaard, begon zij zich nog meer dan vroeger te richten op het theo-logisch-religieuze en liet de kunsten, wetenschappen en filosofie achter zich. Zij definieerde vanaf dat moment haar vroegere bemoeienissen en verdiensten op die gebieden als grotendeels ‘ijdelheid’, in de gewone be-tekenis maar ook in de Bijbelse betekenis van dat woord: als het najagen van wind – en ging zich meer nog dan daarvoor toeleggen op het theo-logisch-religieuze en haar eigen ‘ziel’. En daarmee op het realiseren van haar al veel vroegere overtuiging, stammend uit de tijd dat ze onderwijs van Voetius kreeg, haar theologische maar ten diepste ethisch-religieuze opvatting dat leven en leer met elkaar dienen te stroken, geen twee ver-schillende dingen mogen zijn. De grondslagenkloof met René Descartes, die immers godsdienst en wetenschap evenals lichaam en ziel als volko-men gescheiden entiteiten aanmerkte, kon niet groter zijn. In zijn ogen verknoeide zij haar tijd met ‘de haarkloverijen der theologie’, zoals hij haar diep teleurgesteld verweet.

Op haar aanraden hadden Voetius en diens leerling Van Lodensteijn de Geneefse gereformeerd predikant Jean de Labadie, een door haar zeer be-wonderde Franse geleerde, voormalige jezuïet en katholiek priester, naar Nederland gehaald.

De immense opgave om leer en leven congruent te maken, heeft zij op zich genomen door zich in 1669 met De Labadie te verbinden, die diezelfde opdracht aan zichzelf en de leden van zijn mystieke Labadis-ten-sekte gaf. Ongetwijfeld heeft ze overwogen dat alle mogelijke hulp bij dit project welkom was en dat het verstandig en redelijk om niet te zeggen ‘logisch’ was om zich bij deze ex-jezuïet – die q.q. wat rede-neren betreft zijn mannetje stond – aan te sluiten. Moeilijk te verte-ren blijft – ook voor haar geleerde en kunstzinnige tijdgenoten – dat Anna Maria meeging in De Laba-dies gedachte dat hervorming van de kerk slechts mogelijk was door een nieuwe kerk ‘van uitverko-

Jean de Labadie

Page 10: Nestor 77 (deel2) maart 2014

40 41

renen’ te beginnen. Strategisch doel was kennelijk alle bestaande kerken overbodig te maken en te vervangen door een ‘zuivere’, van de grond af aan op te bouwen nieuwe christengemeenschap, een onwaarschijn-lijk ambitieus plan. Was het die grotere ambitie van De Labadie die haar overhaalde van een ‘eeuwige leerling’ tot een ‘volger’ te worden, iets wat zij nooit was geweest? Of was zij nu eens een keer degene die verliefd was…? Zij volgde hem overal waar hij met zijn gemeenschap heentrok en weer verjaagd werd, van Amsterdam naar Sticht Herford in Westfalen (abdis: Elisabeth III van de Palts, een hoogbegaafde vriendin van Anna Maria), waar men in 1670 onderdak vond, en van daar naar Altona, toen nog een Deense havenplaats dichtbij Hamburg (Pruisen) waarin het later werd opgenomen. Toen De Labadie in Altona plotseling in 1674 overleed (bezweek hij onder de druk van zijn aspiraties?), viel de opdracht in Anna Maria’s schoot en was zij weer volger af. Dat was nog al wat, maar zij gehoorzaamde aan de eis van het noodlot – zoals zij ooit haar vader op zijn sterfbed gehoorzaamde – en werd de voornaamste leider van de sek-te (want dat kun je die gemeenschap van Labadisten toch wel noemen, gezien hun exclusiviteitsclaims, gepaard aan afwijzing van contact met de ‘onzuivere’ buitenwereld).Zij leidde de groep naar Wieuwerd in Friesland. Daar betrok men de The-tinga State, oorspronkelijk het stamhuis van het geslacht Van Walta. Na de dood van de laatste mannelijke Van Walta was het gehele Walta-bezit in eigendom gekomen van zijn zuster Luts Pieters van Walta. Die laatste was getrouwd met Cornelis Franciscus van Aerssen, heer van Sommels-dijck en Spijk, kolonel bij de Ruiterij van gouverneur Van Nimwegen. De drie zusters van Van Aerssen waren Labadisten, vandaar dat Anna Maria er via bemiddeling voor wist te zorgen dat de groep van zo’n 100 mensen hun intrek konden nemen in de State, waar men een communaal leven leidde onder afzien van, lees: inlevering van persoonlijk bezit.In 1678 overleed zijzelf, als belangrijk wegbereider voor het piëtisme dat in de volgende eeuw zo’n vlucht zou nemen – ongetwijfeld in de wetenschap dat zij meer dan haar best en haar plicht had gedaan, een wezenlijke bijdrage had geleverd, en in het vertrouwen dat anderen het stokje van haar zouden overnemen. Deus sive natura – in de woorden van Spinoza – zou daar immers ongetwijfeld voor zorgen… In 1732 werd de Labadistische gemeenschap die 57 jaar in Wieuwerd had overleefd, opgeheven. Het kolossale huis werd door de erfgenamen van de laatste eigenaar, baron Van Aylva, in 1733-‘34 afgebroken.

Het is duidelijk, een levensprogramma zoals dat door Anna Maria van Schurman is afgewikkeld, past niet goed in de gebruikelijke indelingen. Was zij nu kunstenares? Als kind al borduurde en papierknipte ze er op hoog artistiek niveau op los. Wat later zong ze, speelde ze luit en klave-cimbel en componeerde ze; ze dichtte en schreef, ze tekende, schilderde en beeldhouwde – en, niet te vergeten, ze was mooi – geluk hebben is ook een artistiek talent (…) – en vele geleerde mannen vielen als een bak-steen voor haar, te beginnen met de 44-jarige Jacob Cats... Of was ze toch meer wetenschapper? Talenwonder, classica, linguïste én polyglot dus; theologe; natuurkundige; biologe, vooral entomologe (haar insectenverzameling is nu nog te zien in het Museum Martena te Frane-ker); en zelfs was zij meer dan een beetje een arts… Was ze eigenlijk filosofe? Haar denken en dat van tijdgenoot Spinoza ver-tonen – zeker waar het de ethiek betreft –, wonderlijke parallellen, die tot bijzonder op elkaar gelijkende conclusies leidden, en dat terwijl zij elkaar en elkaars geschriften zeer waarschijnlijk niet hebben gekend. Spinoza wordt gezien als de grootste denker uit de 17e eeuw, vooral dankzij zijn postuum gepubliceerde Ethica. Wat betekent het dat in datzelfde tijdsge-wricht een andere filosoof, toevallig van de vrouwelijke kunne, via eigen denkkracht en redeneermethode tot vergelijkbare conclusies komt, die zij trouwens wél tijdens haar leven publiceerde?Was ze de eerste vrouw die aan een universiteit, twee zelfs, Franeker en Utrecht, studeerde? Ja, natuurlijk, dat staat vast. Moet zij eigenlijk, ge-zien haar befaamde ‘Dissertatio’, gelden als de eerste ‘doctrix’, de eerste gepromoveerde vrouw? Waarom niet, nu die verhandeling haar door de

Thetingastate

Page 11: Nestor 77 (deel2) maart 2014

42 43

oorspronkelijkheid en gedurfdheid ervan wereldfaam bezorgde, ook al voerde zij de titel niet (mocht zij die niet voeren?).Was zij wat je zou kunnen noemen een protestantse heilige? Maar wat is dat eigenlijk? Bestaat zoiets eigenlijk wel? Het heeft er alle schijn van. Haar motto luidde ‘Mijn liefde is gekruisigd’. Let eens op de zorgvuldige formulering. Er staat niet ‘Jezus’ maar ‘mijn liefde’. Er staat niet ‘ik heb gekruisigd’ maar ‘is gekruisigd’. Door die formulering zijn er vele interpre-taties van dit levensmotto mogelijk. Gaat het over haar, over haar vaders laatste wens, of over het ‘christen’ zijn? Zij noemde zich immers nooit filosoof maar altijd christen als ze zich in wijsgerige disputen mengde.

Raadsel blijft dat maar zo weinig mensen die nu leven, daar kennis van hebben. Als men een willekeurige voorbijganger op straat zou vragen: ‘noem eens wat belangrijke Nederlandse 17e-eeuwers’, dan zal, afhanke-lijk van de bevraagde, een opsomming van tussen de drie en dertig na-men volgen. Ik weet echter zeker dat die van Anna Maria van Schurman er vrijwel nooit deel van zal uitmaken. De vraag is: hoe komt dat? Een be-tere verklaring dan ‘tja, zij was een vrouw…’, een zinniger antwoord zou, denk ik, heel veel andere vragen en passant oplossen. Met die gedachte neem ik afscheid van iemand die me in de afgelopen weken erg dierbaar is geworden, welke laatste bijkomstigheid toch ook – gezien haar ‘leeftijd’ – een wonderlijk fenomeen mag worden genoemd…

BOEKBESPREKINGEN

Anna Maria van Schurman was, is mijn conclusie, een unicum, een sui generis-verschijning. Er zijn maar weinig mensen geweest, vrouw óf man, die zo onwaarschijnlijk veel talenten, hen toevallig toebedeeld, zo uitputtend en alomvattend heb-ben weten te ontplooien als deze 17e-eeuwse vrouw, die, – geholpen door haar uiterlijke schoonheid en charme, haar artisticiteit, haar subtiele intelligentie, haar materië-le en geestelijke onafhankelijkheid, bevorderd door haar open, wel-willende en rijke ouders die groot belang hechtten aan een goede, grondige en veelzijdige educa-tie vanaf de geboorte (…), haar uitgebreide en multidisciplinaire Europese geleerdennetwerk –, met zoveel consequentie, bescheiden-heid (diplomatie en tact) en morele hoogstaandheid, energie, vastbera-denheid en doorzettingsvermogen vorm gaf aan een levensweg die, ondanks alle sociologische, psy-chologische en ‘chronologische’ tegenkrachten, vele onuitwisbare sporen heeft nagelaten.

Anna Maria van Schurman door Van Mierevelt

Voor het eerst sinds 1890 wordt Nederland weer door een koning geregeerd. Wie waren de voorgangers van koning Willem-Alexander?In het kader van 200 jaar Koninkrijk – waaraan in een eerder nummer van Nestor aandacht is besteed – zijn eind november 2013 biografieën van de eerste drie koningen verschenen. Bijzonder is dat de schrijvers toegang hebben gekregen tot het Koninklijk Huisarchief. De biografieën zijn dan ook rijk aan onthullingen.Hieronder volgen besprekin-gen van de drie boeken, ieder geschreven vanuit een eigen invalshoek.

Page 12: Nestor 77 (deel2) maart 2014

44 45

Koning Willem I (1772-1843) van Jeroen Koch

zijn in zijn opdracht na haar dood allemaal vernietigd.Het brengt de persoon van Willem I en de tijd en omstandigheden waarin hij leefde heel nabij. Zoals in de biografie van prins Bernhard door Annejet van der Zijl de beschrijving van de jeugd van Bernard nieuw licht op hem heeft geworpen, zo brengen de brieven de persoon van Willem I in de veertig jaar voordat hij op het Scheveningse strand aan zijn koningschap begon, tot leven. Ik beperk mij in deze recensie dan ook tot die periode van voor november 1813.

Het begint al met de bemoeienis van Wilhelmina van Pruisen met de op-voeding van haar drie kinderen. Ze schreef uitgebreide memoranda met aanwijzingen voor hun leermeesters, die hen bijvoorbeeld moesten leren een tuintje te verzorgen en bovendien werd hen opgedragen veel aan-dacht te besteden aan het schrijven van brieven. Daarmee werd de basis gelegd voor de uitgebreide correspondentie die ons nu zoveel inzicht geeft in de onderlinge verhoudingen, hun karakters en hun relaties.Uit die vele brieven blijkt dat de relatie tussen Willem Frederik en zijn va-der een ingewikkelde was. Vader en zoon lijken niet op elkaar, zoals blijkt uit hun soms stijve briefwisseling.

HuwelijkspolitiekOok geeft de biografie een goed beeld van de “huwelijkspolitiek” in die tijd waarbij goed wordt nagedacht over de voor de toekomst meest vrucht-bare verbindingen tussen de vorstenhuizen. Willem Frederik treft het: zijn nichtje Mimi, de dochter van koning Friedrich Wilhelm II van Pruisen, de broer van zijn moeder, was al bij de eerste ontmoeting bij hem in de smaak gevallen. Zijn zuster Louise treft het aanmerkelijk minder. Wilhel-mina had haar willen uithuwelijken aan de zoon van haar broer maar het wordt de gehandicapte en achterlijke prins Karl Georg August, erfprins van Brunswijk. Louise schikt zich zoals een goed dochter in die tijd be-taamt. Zij zal kinderloos blijven maar heeft wel tijd voor een uitgebreide briefwisseling met haar familie.Zeer lezenswaardig zijn de inkijkjes in de houding van de verschillende familieleden op de gebeurtenissen in Frankrijk vanaf 1792. Drie jaar later vertrekt Willem V met familie naar Engeland. Willem Frederik schrijft met gemengde gevoelens over deze vlucht aan zijn zuster in Brunswijk.

Zichtbaarheid van Europese machtsverhoudingenDan beginnen de jaren van ballingschap, van zwerven door Europa, van afhankelijkheid van de gastvrijheid van andere vorstenhuizen in Engeland

De biografie van koning Willem I door Jeroen Koch is de eerste complete biografie na de ruim 80 jaar geleden verschenen biografie door de Leidse historicus Herman Colenbrander. Sinds die tijd zijn wel veel afzonderlijke studies verschenen over aspecten van de regeerperiode van Willem I, over het Verenigd Koninkrijk zelf, over Wil-lems soms gedetailleerde bemoeienis met o.a. handel, cultuur, leger, belastingpolitiek en natuurlijk over de afscheiding van België.

Monique de Vries

Willem I in kroningsmantel-1815 olieverf door J. Paelinck 1819

Brieven brengen persoon, tijden omstandigheden tot levenWat de biogra-fie zo interes-sant maakt, is het inzicht in het privéle-ven van (toen nog) kroonprins Willem Frederik en zijn fami-lie doordat de schrijver uitge-breid geput heeft uit de corres-pondentie tussen de familieleden, die elkaar zo ongeveer we-kelijks schreven

over allerhande onderwerpen van persoonlijke aard tot politiek. Brieven tussen zijn ouders, met zijn zuster en broer. Maar ook brieven van Wilhelmina van Pruisen aan de leraren van Willem Frederik, brieven aan geli-eerde vorstenhuizen en brieven aan hem van Mimi, zijn vrouw. De brieven die hij aan haar heeft geschreven

Page 13: Nestor 77 (deel2) maart 2014

46 47

en Duitsland. Willem Frederik stort zich op het beheer van zijn landgoede-ren Widzim en Racot waar hij tenminste een eigen domein kon beheren. Pogingen om het stadhouderlijk bewind te herstellen mislukken en de biografie geeft een onthullend kijkje in de Europese machtsverhoudingen. De opkomst van Napoleon veranderde de positie van de Oranjes: ze moesten onderhandelen over schadeloosstelling en compensatie. De vrede van Amiens verplichtte de deelnemende mogendheden tot het zoeken van compensatie voor “de tak van het huis Nassau” maar terugkeer naar de Republiek zat er niet in. Uiteindelijk worden Fulda, de abdijen van Corvey en Weingarten, en de steden Dortmund, Isney en Buchhorn aan hen toebedeeld. Het staat in geen verhouding tot de door Willem Frederik aanvankelijk berekende schadeloosstelling. Niettemin gaat hij in Fulda, met 10.000 inwoners zijn omvangrijkste bezit, voortvarend aan de slag. In zijn brieven aan zijn zuster en moeder beschrijft hij; “…mijn entree was schitterend & het volk heeft mij op een bijzonder aanhankelijke wijze ontvangen”. Zijn moeder is daar iets minder van overtuigd en waarschuwt hem behoedzaam te zijn. Niettemin stort hij zich met verve op zijn taak, waaraan Napoleon in 1806 overigens alweer een einde maakt.

“Annus horribilis 1806”De dood van zijn vader leidde het “annus horribilis 1806“ in. Hij verliest zijn dochter Pauline op zesjarige leeftijd en zijn bij de Vrede van Amiens toebedeelde bezittingen en de daaruit voortkomende inkomsten. Willem Frederik keert terug naar zijn gezin waar hij zich intensief bezighoudt met het invoeren van bezuinigingen. Hij moet het doen met de uitkering van de Engelse koning George die na de dood van zijn vader aan hem is gegund.Om Engeland nog sterker aan de Oranjes te binden, hoopt hij op een huwelijk van zijn oudste zoon met prinses Charlotte. Zover zal het echter niet komen.Thuis bij Mimi blijkt dat beiden uit elkaar zijn gegroeid. Terwijl Willem Frederik zich al die jaren had beziggehouden met zijn bezittingen, met de positie van het Huis Nassau, met een terugkeer naar de Republiek, heeft Mimi zich in het hofleven gestort. Prachtig zijn haar beschrijvingen van het jaarlijkse carnaval met al zijn bals en verkleedpartijen. Het verschil tussen de verschillende leefwerelden in het door talloze twisten verscheur-de Europa dringt zich hierbij wel op.

Prachtig beeld van een roerige geschiedenis.Zo is de biografie van Willem I, ook na zijn terugkeer in de Nederlanden, doorspekt met passages uit de brieven tussen de verschillende familiele-

den. Mensen van vlees en bloed, die verliezen lijden en vreugde kennen, die heel sterk met elkaar verbonden zijn ondanks soms zeer tegengestel-de karakters en ambities. Jeroen Koch heeft op een heel goede manier de historische feiten verbon-den met de levens van niet alleen de hoofdpersoon, maar ook met die van zijn familieleden in de breedste zin van het woord – het huis Oranje was met vele andere vorstenhuizen verbonden – en met ministers, dienaren, adviseurs. Zijn verhouding met Julia von der Goltz, alias Maria Hoffmann, bij wie hij vier kinderen krijgt, de problemen van prinses Marianne, zijn tweede huwelijk met de katholieke Henriette d’Oultremont, zijn gebaar om een einde te maken aan de zeer zorgelijke financiële situatie van het Koninkrijk (naar later blijkt kort voor het einde van zijn leven). Al deze gebeurtenissen komen door de brieven tot leven. De biografie van Willem I neemt de lezer mee in de geschiedenis met betrokkenheid en zonder sensatiezucht. Het boek geeft ook een prachtig beeld van de roerige geschiedenis van Europa in relatie tot die van Neder-land en het Oranjehuis.

Koning Willem II, 1792-1849, van Jeroen van Zanten

Jeroen van Zanten behandelt in dit tweede deel van de “Koning Willem”-trilogie het leven van Willem II. Het is een monumentaal boek geworden waarin wordt blijkgegeven van grondig onderzoek van literatuur en bronnen, zoals brieven en aantekeningen uit binnen- en buitenlandse archieven. Vooral het Koninklijk Huis-archief heeft – bijvoorbeeld door de ontdekking van tot dusver onbekende aantekenboekjes van Willem II zelf – bijgedragen aan de authenticiteit van de biografie. Waar inmiddels al vele recensies zijn verschenen en de schrijver zich, evenals de schrijvers van de biografieën van Willem I en Willem III, veelvuldig op radio en tv heeft uitgelaten, beperk ik mij in deze korte bespreking vooral tot enkele kritische opmerkingen.

Pruisisch opgevoedMaar eerst een korte indruk van het boek over het afwisselende leven van deze avontuurlijke vorstenzoon. Net geboren (1792) voor het vertrek van de stadhou-derlijke familie uit de Nederlanden, groeide hij –

Gerritjan van Oven

Page 14: Nestor 77 (deel2) maart 2014

48 49

in ballingschap – op in Pruisen waar hij de militaire academie doorliep. In 1809 stuurde zijn vader hem naar Oxford om daar te studeren. Een ‘verzending’ die de – inmiddels zich goed Pruisisch voelende – zeventienjarige prins maar moei-zaam accepteerde. Na de periode in Oxford nam hij dienst in het Engelse leger om onder de – zeer door hem bewonderde – Wellington in Portu-gal en Spanje de Fransen te bestrij-den. In die legerfunctie kwam hij, de zich zo Pruisisch militair voelen-de, uitstekend tot zijn recht.

Terug naar NederlandAlweer op bevel van zijn vader, waartegen hij zich lang schriftelijk verzette, keerde hij daarna terug naar Engeland. Het was de bedoe-

Toch een nieuwe grondwetWillem II start zijn regeerperiode terwijl het land (inmiddels zonder de Zuidelijke Nederlanden) min of meer bankroet is. De Amsterdamse advocaat Van Hall leidt de sanering. Willem II toont zich intussen een prachtlievend vorst, kunstverzamelaar maar ook een man die gevoelig is voor invloeden van lieden van bedenkelijk allooi. Bovendien een fel tegen-stander van de ‘liberale tijdgeest’ die in buiten- én binnenland een zekere mate van democratisering vereist: een nieuwe Grondwet. Daarmee blijft Willem II tot aan zijn dood worstelen. In maart 1848 gooit hij de hand-doek in de ring, geeft zijn verzet op en initieert zelf een nieuwe Grondwet naar Thorbecke’s model, daarmee zijn oude ministers van zich vervreem-dend. Zijn dood, net een jaar later, is bitter: tot het einde omringd door liberale ministers bij wie hij zich ongemakkelijk zal hebben gevoeld en gewantrouwd door zijn oudste zoon die de nieuwe Grondwet verafschuwt, sterft hij in 1849, min of meer verlaten, in zijn geliefde Tilburg.

Eerste kritische kanttekening: diefstalEnkele kritische opmerkingen zijn hier nog wel op zijn plaats. In de eerste plaats betreft dit de inbraak in het paleis van Willem II in Brussel in september 1829. Er werden voor meer dan twee miljoen gulden aan juwelen van Anna Paulowna gestolen. Van Zanten schrijft: “in Brussel werd gefluisterd dat Willem zelf betrokken was bij de inbraak. De roddels leken ....... ingegeven door zijn contacten met ballingen, avonturiers en klaplopers”. Maar de schrijver vermeldt geen enkele bron. Toch lijkt het gerucht dat een kroonprins zijn eigen gemalin laat bestelen in hun eigen paleis wel een nader onderzoek waard. Anders dan een andere biograaf als Hallema (1949), heeft van Zanten zich kennelijk niet verdiept in het proces tegen de later gearresteerde Constant Polari, die voor het Assisen-hof in Den Haag voor deze inbraak tot twaalf jaar rasphuis werd veroor-deeld (zie Hallema 1949, blz. 97 e.v.). Pas in de laatste van een reeks door hem afgelegde verklaringen stelde Polari alléén te hebben gehan-deld, na eerst te hebben verklaard mededaders te hebben gehad. Wie de beschrijving van de inbraak leest, kan zich nauwelijks voorstellen dat Po-lari niet tenminste goed geïnformeerd is geweest over de situatie binnen het gebouw. Maar door wie?

Tweede kritische kanttekening: de GrondwetEen tweede kritische kanttekening betreft de vraag: Waarom ging Willem II op 13 maart 1848 wat betreft de Grondwet, overstag in liberale richting. Van Zanten suggereert hier dat chantage door de intrigant Van Andringa de Kempenaer en de journalist Van Bevervoorde in samen-

Willem II in kroningsmantel-1840 olieverf Nicolaas Pieneman geschilderd in 1849

ling dat hij zich zou aanbieden als huwelijkskandidaat voor de Engelse Kroonprinses Charlotte. Een verbintenis die Willem I (toen nog Willem Frederik) als gunstig zag om de op dat moment min of meer desperate status van het Oranjehuis wat op te vijzelen. Maar die verbintenis kwam niet tot stand. Vervolgens zag Willem II zich gedwongen naar – het hem goeddeels onbekende – Nederland terug te keren waar zijn vader als Ko-ning Willem I inmiddels op de troon verheven was.

Slechte verhouding met zijn vaderNu brak voor hem een moeilijke periode aan, afgezien van de voor hem zo glorieuze slag bij Waterloo in 1813. Willem II kon in Nederland moeilijk aarden en leefde bovendien in voortdurende onmin met zijn vader. Zijn status als held van Waterloo kon hij maatschappelijk niet verzilveren. Vele avonturen in Den Haag en Brussel volgden. In 1816 trouwde hij met de tsarendochter Anna Paulowna. Ook daarna bleef de verhouding met zijn vader hem parten spelen, een reden om zich permanent in Brussel te vestigen. Eind jaren dertig verslechterde nog meer de verhouding met zijn vader, die – inmiddels weduwnaar geworden – met een katholieke gravin wilde trouwen. Dat resulteerde uiteindelijk in de abdicatie van Willem I en de inhuldiging van Willem II als koning in november 1840.

Page 15: Nestor 77 (deel2) maart 2014

50 51

werking met de op 15 maart als minister benoemde advocaat Donker Curtius, een rol heeft gespeeld. Volgens sommige berichten zou dit zelfs als doorslaggevend moeten worden beschouwd. Dit (voortdurende) chan-tageverhaal van de hiervoor genoemde twee – gerelateerd aan Willems eerdere homoseksuele activiteiten – is niet nieuw. Maar wél dat dit een rol zou hebben gespeeld bij Willems plotselinge “democratiserings-bekering”. Van Zanten kan deze zo opzienbarende, defamerende suggestie echter niet met bronnen staven. Zijn “nouveauté” berust op een dubbele aan-name: 1) dat Donker Curtius via Van Bevervoorde van de homoseksuele praktijken op de hoogte was, én 2) dat híj die zou hebben gebruikt om Willem II politiek onder druk te zetten (vgl. Van Zanten, blz. 554: “Het kan dus goed zijn dat Donker zelf de koning onder druk heeft gezet.”). Met name voor dit laatste is geen spoor van bewijs. Daartegen pleit dat Donker Curtius – toen hij eenmaal minister was – zich juist heeft beijverd om de heren Van Andringa en Van Bevervoorde op afstand van de vorst te houden. Het heeft er de schijn van dat schrijver en/of uitgever hier een publiciteitsstuntje hebben “gefokt”.

Geen eindoordeelTenslotte: na 578 blz. tekst zou men van een biograaf een gedegen eind-oordeel mogen verwachten. Maar daarin overtuigt het slot van het boek niet. Op de vraag “Was Willem II een goede koning ?” kan of wil de biograaf geen ondubbelzinnig antwoord geven. “Als zoekend en onzeker mens ver-dient hij sympathie. Maar Willem was ook ijdel en hoogmoedig.”, zo schrijft hij. Om dan zijn boek te besluiten met de opmerking dat Willem II bij zijn dood Nederland – met behulp van bestuurders – opgeruimder achterliet dan hij het in 1840 bij zijn troonsbestijging had aangetroffen. En, als slot-zin: “Kan en mag er van een koning meer worden verwacht?“.Dat is nu juist een vraag waarop een biograaf antwoord had moeten geven!

Koning Willem III (1817-1890) van Dik van der Meulen

Willem III was de eerste Oranje die vanaf zijn geboorte voorbestemd was om koning van Nederland te worden. Willem III werd vooral opgevoed door gouverneurs en onderwijzers en dat ook nog in de veronderstel-ling dat hij koning zou worden van een aanzienlijk koninkrijk met twee hoofdsteden (Brussel en Amsterdam). Dat werd echter verhinderd door de Belgische opstand van 1830. In de jaren dertig reisde Willem naar Prui-sen en Rusland en later naar Engeland, waar hij zijn grote liefde voor de jacht en het militaire leven in de praktijk kon brengen, in combinatie met

een zoektocht naar een mogelijke echtgenote. Dat laatste lukte toen niet. Wel bleek het noodzakelijk dat Willem als toekomstig staatshoofd meer kennis verwierf van de be-ginselen van het recht, van econo-mische zaken en van bestuurlijke aangelegenheden. Daartoe werd hij in 1834 ingeschreven aan de Leidse Universiteit tezamen met zijn broer Alexander, in de tijd dus die door Johannes Kneppelhout onder diens pseudoniem ‘Klikspaan’ zo beeldend is beschreven in ‘Studenten-typen’. Er heerste toen een losse moraal op het gebied van seks en drank.

Afgestudeerd en belijdend lid van de N.H. kerkHoewel Willems intellectuele in-teresse beperkt was, wist hij in

Willem III in kroningsmantel-1849 olieverf door Nicolaas Pieneman 1856

1837 met succes af te studeren, een belangrijke conditie om koning der Nederlanden te kunnen zijn. Aan de andere voorwaarde, het belijdend lidmaatschap der Nederlands Hervormde Kerk, had hij al in 1833 voldaan. Toen hij in 1835 op zoek ging naar een mogelijke bruid, reisde hij half Europa door. Hij werd het meest getroffen door zijn nicht Sophia, prinses van Württemberg. Dat was niet wederzijds. Sophie (zoals zij verder ge-noemd wordt) vroeg bedenktijd en kreeg die. Zij was zeer geïnteresseerd in literatuur en kunst en dat was voor Willem met zijn interesse in jacht, oorlog, wapens en drank toch wat ver van zijn bed. Pas eind oktober 1838 werd de verloving bekend gemaakt. Daarna konden de onderhandelingen over het huwelijkscontract en de bruidsschat beginnen en op 26 mei 1839 werd het verdrag geratificeerd door koning Wilhelm van Württemberg en naar de Nederlandse koning Willem I verzonden. De Staten-Generaal gaven hun toestemming en het huwelijk werd op 18 juni 1839 te Stuttgart voltrokken.

‘De vader van zijn volk’, seksuele ongeremdheidHet huwelijk tussen de latere koning Willem III en Sophia van Württem-berg was ronduit slecht te noemen. Dat blijkt o.m. uit de drukke corres-pondentie die Sophie met vele goede vriendinnen onderhield. Er was

Page 16: Nestor 77 (deel2) maart 2014

52 53

sprake van toenemende vervreemding van elkaar. Ook had Willem aanval-len van razernij. Merkwaardig is dat de schrijver van deze biografie vrijwel geen aandacht besteedt aan de bijnaam van deze vorst, hij werd namelijk in de volksmond letterlijk ‘de vader van zijn volk’ genoemd vanwege zijn vele buitenechtelijke relaties! Pas enige honderden pagina’s later staat dat Sophie in haar brieven regelmatig verwijst naar Willems drankgebruik en ontembare seksuele drift. Dat leidde ook tot Willems regelmatige afwijzing van het aanvaarden van het koningschap. Steeds was er weer een nieuwe ‘vlam’ waaraan hij de voorkeur gaf. In de zomer van 1851 maakte Sophie bekend aan Willem III dat ze wilde scheiden. Willem ging hier op in. Hij wilde echter geen open-lijke scheiding, maar een ‘minnelijke’ en zeker zonder politieke effecten. Uiteindelijk deden ze er tot Kerstmis 1855 over om het eens te worden. Dit alles onder absolute geheimhouding. En dat is jarenlang een van de best bewaarde koninklijke geheimen gebleven.De vorming van een nieuwe regering (of zoals dat toen heette het ‘minis-terie’) verliep vanwege de troonswisseling bepaald niet gemakkelijk. De keuze van de mogelijke deelnemers leidde steeds weer tot nieuwe proble-men. ‘Desondanks kwamen de koning, Thorbecke en Van Rosenthal snel tot overeenstemming’. Op 5 november kwamen de nieuwe ministers voor het eerst formeel bijeen: het ‘eerste kabinet Thorbecke’. Daarvoor, in de zomer van 1850, wist Thorbecke al de Kieswet en de Provinciale wet in stemming te krijgen, met positief resultaat.

Zoon WiwilKroonprins Wiwil (officieel Willem) verbleef bij voorkeur in Parijs, waar hij een nogal losbandig leven leidde. Het contact met zijn vader was er vrijwel nihil en de band met zijn moeder verminderde ook. Veel banden met zijn vaderland had hij evenmin. De enige met wie hij een band had, was zijn broer Alexander. Een poging van twee ministers om Wiwil tot een huwelijk te bewegen met een buitenlandse prinses, mislukte. Hij zag alleen iets in Anna gravin van Limburg Stirum, een relatie die onmogelijk was binnen de koninklijke familie. Willem III verzocht zijn zoon zo spoe-dig mogelijk naar Nederland terug te keren. Maar Wiwil was dat niet van plan. In mei 1879 bereikte het bericht Den Haag dat hij ernstig ziek was en op 11 juni 1879 overleed hij. Twee jaar eerder op 3 juni 1877 was zijn moeder, koningin Sophie al overleden. De toekomst van het Oranjehuis hing aan een dun draadje, mede gezien de zwakke gezondheid van prins Alexander.

Wilhelmina Willem III was inmiddels serieus op zoek naar een nieuwe echtgenote onder de koninklijke families in Europa, al dan niet binnen zijn eigen familie. Uiteindelijk belandde hij bij Emma van Waldeck en Pyrmont (20 jaar oud), die met het huwelijk instemde. Op 6 oktober 1878 stuurde hij dit bericht naar de leden van de Staten-Generaal, die er vervolgens opgelucht mee instemden. De onderhandelingen hierover verliepen vlot. De datum van het huwelijk werd gesteld op 7 januari 1879. Emma zag het huwelijk met de Nederlandse koning als een hoge roeping en ook als een project dat met vastberadenheid en doortastende vriendelijkheid tot een aanvaardbaar einde kon worden gebracht. Ze zei niets over ‘houden van’. Willem daarentegen maakte een uitgesproken verliefde indruk. Op 31 augustus 1880 werd hun dochter Wilhelmina geboren. Willem was daar buitengewoon verheugd mee. Hij besteedde vanaf het begin aanzienlijk meer aandacht aan haar dan aan zijn eerdere kinderen. Na het overlijden van prins Alexander in1884 ontstond er nog een hele discussie over een regentschap voor Wilhelmina omdat ze een vrouw was. Overigens was het ‘vrouw zijn’ voor het regentschap geen wettelijk probleem.

Slechte gezondheidIn de winter van 1887-1888 ging de gezondheid van koning Willem III opeens snel achteruit. Op 3 april 1889 verklaarden de Staten-Generaal dat de koning ‘buiten staat’ was om de regering waar te nemen. Dit be-tekende de invoering van een regentschap, waarbij de Raad van State de taken van de koning waarnam. Tot verbazing van velen herstelde hij in de loop van april 1889 bijna volledig en op 3 mei werd hij in staat bevonden zijn werk te hervatten. Hij maakte zich echter nergens meer druk over. Wel kon hij in ogenschijnlijk redelijke gezondheid zijn veertigjarige rege-ringsjubileum op 12 mei 1890 vieren, maar in augustus volgde een nieu-we inzinking. Op 14 november 1890 gaven de Eerste en de Tweede Kamer aan Emma de bevoegdheid als regentes voor haar man op te treden. Op zondag 23 november overleed koning Willem III en op 4 december 1890 werd hij bijgezet in Delft. Er was grote – enigszins rumoerige – belang-stelling van de bevolking, zowel mannen als vrouwen.

EindbeschouwingIn zijn eindbeschouwing verwijst de schrijver Dik van der Meulen naarWillems ‘seksuele ongeremdheid en de geringe moeite die hij deed om zijn affaires te verbergen’. Hij concludeert dat Willems voornaamste staatkundige verdienste was de eerste Nederlandse koning te zijn in een land dat door anderen werd bestuurd.

Page 17: Nestor 77 (deel2) maart 2014

54 55 VAN HET BESTUUR Het programma ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:

10.30 uur Opening door voorzitter Jan Dirk Blaauw met eventueel korte huishoudelijke vergadering

10.45 uur Inleidingen door gastheer en Commissaris van de Koning in Utrecht, Willibrord van Beek, en door Joop van den Berg, oud-hoofddirecteur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), tevens emeritus hoogleraar op gebied van de genoemde thema’s van bestuurlijke samenwerking en vergroting takenpakket. Ook was hij lid van de Eerste Kamer en samen met Jan Vis auteur van het vorig jaar verschenen boek over de parlementaire geschiedenis tussen 1796 en 1946.

12.30 uur Lunch aangeboden door Provinciebestuur Utrecht

14.00 uur Naar Paushuize (vervoer op eigen gelegenheid)

14.30 uur Bezoek aan en rondleiding in Paushuize, Kromme Nieuwe Gracht 49, 3512 HE Utrecht

15.30 uur Einde bezoek Paushuize

16.00 uur Na afloop van het bezoek aan Paushuize wordt in de klassieke Utrechtse uitspanning Polman’s Huis Hoek Keistraat/Jansdam, 3512 HV Utrecht 030-2313368 – zeer nabij Paushuize - de gelegenheid geboden om na te praten onder het genot van een borrel. De eerste borrel is voor rekening van onze penning meester.

Wij zien u graag op 16 april a.s. in Utrecht.

Drs. M. Smits, secretaris

Voorjaarsbijeenkomst op 16 april 2014 Woensdag 16 april 2014 vindt in het Provinciehuis van Utrecht, Archimedeslaan 6 te Utrecht de Voorjaars-bijeenkomst van de VOP plaats. U ontvangt tegelijk met deze Nastor een uitnodigingsbrief met bijgevoegd antwoordformulier om aan te geven of u wel of niet deelneemt aan deze dag en, indien u deelneemt, of dit het gehele of slechts onderdelen van het program-ma betreft. Ook dieetwensen kunt u op dit formulier aangeven.

Ries Smits

Het Provinciehuis aan de Archimedeslaan 6 is gemak-kelijk per auto te bereiken. Er zijn voldoende parkeer-plaatsen beschikbaar voor bezoekers. Voor het bezoek aan Paushuize (Kromme Nieuwegracht 49) kunt u er dan voor kiezen om gebruik maken van het openbaar vervoer (bus 28 of een streekbus die u brengt op het St. Janskerkhof), want het is lastig om bij Paushuize uw auto te parkeren. Op 5 minuten lopen is er een parkeergarage (Parking Kruisstraat) als u liever met de auto gaat. Als u met de trein komt, neemt u vanaf het Centraal Station te Utrecht bus 28 die in ruim tien minuten het Provinciehuis van Utrecht bereikt (halte Rijnsweerd-Noord). Bus 28 rijdt overdag 8-10 maal per uur. Ook enkele streekbussen rijden die route.

Vanaf 10.00 uur zijn wij welkom op het Provinciehuis. Gastheer op 16 april is de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht, Willibrord van Beek. Het inhoudelijk deel van onze bijeenkomst zal in het teken staan van de bestuurlij-ke (re)organisatie van de provincies en gemeenten. Aandacht zal worden besteed aan het voornemen om de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland te laten fuseren, de schaalver-groting van gemeenten en de gevolgen van een aantal decentralisatieprojecten die de taken van gemeenten vergroten (op gebied van jeugd, zorg en werk).

Page 18: Nestor 77 (deel2) maart 2014

56 57

Het pensioenfeuilleton

Korting teruggedraaid en andere wetenswaardig­heden

Er is bijna niets zo dynamisch als het pensioendossier. Vorig jaar is via een wetswijziging de mogelijkheid geschapen om pensioenen die uit de lopende begroting gefinancierd worden, te kunnen verlagen omdat bij het ABP de dekkingsgraad te laag was. Die verlaging had dus niets te maken met enige problemen met de financiering van het Appa-pensioen maar alles met populisme. Staatsrechtelijke zuiverheid legde het af tegen het gevoel dat “men” het niet zou begrijpen als het pensioen niet verlaagd werd zoals dat ook bij het ABP gebeurde.

Korting teruggedraaidInmiddels is bij het ABP weer een waterig zonnetje doorgebroken en wordt daar de korting per 1 april 2014 opnieuw teruggedraaid. Wat betekent dit nu voor ons?1. Iedereen die al een pensioen ontvangt heeft per 1 april weer recht op het bedrag zoals dat ultimo 2012 gold. N.B. Het terugdraaien betekent niet dat de korting over deze periode alsnog wordt uitbetaald. Het pensioen wordt op het oude niveau teruggebracht met ingang van 1 april 2014.2. Iedereen die wel pensioen heeft opgebouwd maar die daarvan nog geen gebruik maakt, merkt uitein- delijk in zijn pensioengrondslag niets (meer) van zowel de verlaging met 0,5% als het terugdraaien nu met ingang van 1 april 2014. De pensioen- grondslag (=het bedrag per jaar waar men recht op heeft) is weer gelijk aan die van eind 2012.

(Op www.mijnpensioen.nl kan iedereen controleren of dit ook gebeurd is.)

Gerrit Jan van Otterloo

Website(s) VOP (en Nestor)

In de afgelopen maanden is er gewerkt aan het realiseren van een inter-netsite voor onze vereniging. Dat is gelukt.

Naast een openbare site http://www.vopnestor.nl die algemene informatie over de VOP verstrekt, is exclusief voor leden van de VOP de site http://leden.vopnestor.nl beschikbaar. Via die website heeft u – ná registratie – toegang tot het ledenbestand, agenda’s, statuten, brieven, uitnodigin-gen etc.

Leden die beschikken over een e-mailadres kunnen zich laten registreren via de ledenwebsite.

U kunt gebruik gaan maken van de ledenwebsite door te gaan naar: http://leden.vopnestor.nl/wp-login.php. Sla de witte rechthoek met daarin ‘Gebruikersnaam’ en ‘Wachtwoord’ over. Linksonder die rechthoek ziet u ‘Registreren’ staan, in witte letters. Op dat woord dient u te klikken. Er opent zich een pagina met een formulier waarin u uw gegevens kunt invullen. Bij het registreren kunt u een door uzelf te bepalen persoonlijke gebrui-kersnaam invullen (onthoud die goed en noteer hem voorlopig) én een wachtwoord (ook dat dient u goed te onthouden en veilig op te bergen). Voorkom dat anderen onbedoeld toegang krijgen tot de ledenwebsite. Ga dus zorgvuldig en veilig om met uw gebruikersnaam en wachtwoord.Na invulling kunt u onderaan het formulier op ‘registreren’ drukken. U ontvangt spoedig na registratie bericht, c.q. bevestiging van uw registra-tie. Daarmee krijgt u toegang tot de ledenwebsite.

N.B. Mocht u onverhoopt technische problemen hebben met de website dan kunt u zich richten tot Harold Verra, [email protected]. Bij inhoudelijke vragen over vergaderingen, artikelen etc. kunt u zich wenden tot uw secretaris, Ries Smits, [email protected].

Van harte hoop ik dat de website u van veel nut zal zijn en dat het be-staan ervan ook leden van de VOP die nog niet over internet en/of een e-mailadres beschikken, of van wie wij het (juiste) e-mailadres (nog) niet hebben, zal prikkelen om over te gaan tot gebruik van deze snelle en handige informatie- en communicatiemiddelen.

Page 19: Nestor 77 (deel2) maart 2014

58 59

Overleden

De afgelopen periode zijn enige oud-parlementariërs overleden.

Frouwke Laning­Boersema, overleden 15 januari 2014 op 76­jarige leeftijdFrouwkje maakte – met een korte onderbreking – van 1982-1994 deel uit van de Tweede Kamer voor het CDA. Daarvoor was zij huisarts, eerst op Vlieland en later in Den Helder. Het lag dan ook voor de hand dat zij in de Kamer woordvoerder was op het gebied van volksgezondheid. Daarnaast hield zij zich intensief en gedreven bezig met gehandicaptenbeleid. Zij heeft zich altijd verzet tegen plaatsing van kruisraketten en als atoompa-cifiste stemde ze ieder jaar tegen de Defensiebegroting.

Kees IJmkers, overleden 13 januari 2014 op 89-jarige leeftijdTussen 1966 en 1987 was Kees IJmkers lid van de Eerste Kamer voor de CPN en tevens fractievoorzitter. Hij was districts- en partijbestuurder van de CPN en heeft in de gemeenteraad van Den Haag gezeten en in de Pro-vinciale Staten van Zuid-Holland.

Meine Pit, overleden 1 februari 2014 op 82­ jarige leeftijdMeine Pit was – met een onderbreking van twee jaar – van 1987 en 1999 lid van de Eerste Kamer voor de PvdA. Hij hield zich met name bezig met economische zaken en landbouw. Bij twee belangrijke besluiten week hij af van het standpunt van zijn fractie. Hij stemde tegen de Betuwelijn en het wetsvoorstel om de varkenshouderij te saneren. Verder heeft hij zijn sporen verdient in verschillende politieke functies in de provincie Gelder-land.

Minus Polak, overleden 4 februari 2014 op 85 jarige leeftijd Minus Polak was na zijn wethouderschap van Rotterdam (1967-1974) van 1976-1977 lid van de Eerste Kamer voor de VVD. Hij behoorde tot de min-derheid van zijn fractie die stemde voor legalisering van zwangerschaps-onderbreking. Ruim na zijn vertrek uit de Eerste Kamer is hij tien jaar lid van de Raad van State geweest.

Ernst Bakker, overleden 8 februari 2014 op 67­jarige leeftijd Ruim een jaar – van 10 juni 1981 tot 16 september 1982 – was ons VOP-lid Ernst Bakker lid van de Tweede Kamer voor D66. In de daaraan voorafgaande periode – van 1971 tot 1981 – was hij fractiemedewerker van D66 in de Tweede Kamer en assistent van toenmalig fractievoorzitter

Invloed Appa­gerechtigden op ABP en KamerWat deze wetswijziging overigens wel heeft laten zien, is dat er in de praktijk niets (meer) is overgebleven van de formeel bestaande eigen beslisruimte voor de wetgever. Juist nu er bij de pensioenfondsen ruimte is gemaakt voor betrokken-heid van de gepensioneerden bij de pensioenfondsen zie je dat dit voor Appa-gerechtigden niet bestaat. Formeel zijn wij niet gerechtigd om een vertegenwoordiger te kiezen in de deelnemersraad van het ABP. Het ABP maakt in zijn pensioenreglement allerlei keuzes die de wetgever “blind” volgt. De beslissingen worden dus daar genomen en feitelijk niet meer in het parlement! De gedachte is nu dat “wij” daar toch op zijn minst als waarnemer met spreekrecht bij moeten kunnen zitten. Als Commissie Rechtspositie en bestuur van de vereniging zijn wij nu op zoek naar mogelijkheden om zo’n positie bij de deelnemersraad van het ABP te verwerven.Een tweede weg is met de Tweede Kamer af te spreken dat wij als vereni-ging in ieder geval gehoord worden door de leden die zich met de Appa bezighouden. Immers waar de Kamer zich druk heeft gemaakt over het geen invloed hebben van deelnemers op de besluitvorming in het pensi-oenfonds, is het feitelijk nu zo dat men voor de eigen situatie er wel voor kiest dat gepensioneerden en de zogenoemde slapers niet betrokken zijn bij de besluitvorming.

Komende wijzigingenEr staan verder nog tal van wijzigingen van de Appa op stapel als gevolg van de wijziging van de pensioenwetgeving, pensioenakkoorden etc. T.z.t zullen wij daarover berichten maar in het algemeen geldt wel dat die wijzigingen de bestaande rechten niet zullen raken.Over de zogenoemde fondsfinanciering van de Appa i.p.v. de bestaande financiering via de begroting, zijn op dit moment verder nog geen nieuwe kabinetsbesluiten te melden.

Gerrit Jan van Otterloo,Voorzitter Commissie Rechtspositie

Page 20: Nestor 77 (deel2) maart 2014

60

Jan Terlouw. Na zijn lidmaatschap van de gemeenteraad en wethouder-schap in de gemeente Amsterdam (1992-1998), werd hij benoemd tot burgemeester van Hilversum. In die functie, die hij tot 2011 bekleedde, heeft hij op 23 april 2008 de VOP-leden hartelijk ontvangen in het prachti-ge gemeentehuis van architect Dudok.

Ferry Hoogendijk, 14 februari 2014 overleden op 80­jarige leeftijd Na een lange journalistieke carrière, onder andere als hoofdredacteur van het blad dat toen Elseviers Magazine heette en later Elseviers Weekblad, is Ferry Hoogendijk gekozen tot lid van de Tweede Kamer. Van mei 2002 tot 30 januari 2003 is hij Kamerlid geweest voor de Lijst Pim Fortuyn (LPF), waarvoor hij als woordvoerder voor economische zaken optrad.

Naar aanleiding van het overlijden van oud-minister Els Borst-Eilers heeft Roger van Boxtel een In Memoriam geschreven dat in deel 1 van dit nummer is geplaatst.