Neo 3 14 15

52
LVSV GENT EST 1930 NEOHUMANISME 3e kwartaal 2014-2015 Afzendadres - Verantwoordelijke uitgever Timon Lesage Mangelaarstraat 50A Langemark-Poelkapelle Afgiſtekantoor Stapelplein Gent 4 edies per jaar P91 11 96 België - Belgique PB - PP BC 31407

description

Neohumanisme 3, maart 2015.

Transcript of Neo 3 14 15

Page 1: Neo 3 14 15

LVSV GENTEST 1930

NEOHUMANISME

3e kwartaal 2014-2015Afzendadres - Verantwoordelijke uitgever

Timon LesageMangelaarstraat 50A Langemark-Poelkapelle

Afgiftekantoor Stapelplein Gent4 edities per jaar

P91 11 96

België - Belgique

PB - PP

BC 31407

Page 2: Neo 3 14 15

2

INHOUD

REDACTIE

VISIE 4 Charlie Hebdo en de hypocrisie Jonathan Peck

10 Bart De Wever als Romeinse veldheer Pieter-Jan Van De Weghe

14 Overheid(sregulering) en financiële markten Fabrizio Terrière 19 Super Mario’s hybris Philippe Baert

28 Pravda Philip Vanstapel

Hoofdredacteur Timon Lesage Redactie: Filip Batselé Lay-out Timon Lesage Julie Van Pée Jonathan Peck Arno Couwenbergh Jasper Janssens

33 DierenrechtenAnthony G. Desmet

47 OntslagNiek Van Kerckvoorde

VARIA3 Editoriaal13 Het bestuur 26 Ereleden48 Verslagen

DEBAT38 Kapitalisme&kunst - Thibault Viaene en Marylène Madou

Het Neohumanisme is een forum voor discussie over politiek, economie, filosofie en alles wat binnen de liberale beweging gezegd moet worden. Wie een artikel wil schrijven; neem contact op met [email protected]!

LVSV GENTEST 1930

Page 3: Neo 3 14 15

3

Hoofdredacteur Timon Lesage Redactie: Filip Batselé Lay-out Timon Lesage Julie Van Pée Jonathan Peck Arno Couwenbergh Jasper Janssens

Het Neohumanisme is een forum voor discussie over politiek, economie, filosofie en alles wat binnen de liberale beweging gezegd moet worden. Wie een artikel wil schrijven; neem contact op met [email protected]!

Timon Lesage Hoofdredacteur LVSV Gent

Editoriaal Timon Lesage

Beste lezers,

Terwijl ik dit editoriaal schrijf heeft het LVSV net een succesvolle activiteit achter de rug met Ivan Van de Cloot. De Itinera-econoom had het over over-heidsingrijpen op monetair en financieel vlak. Een cruciaal domein van de economie waar boven ons hoofd gegoocheld wordt met waanzinnige bedra-gen, maar waar weinig mensen besef van hebben. Terwijl politici ons bang maken en houden met “terreurdreiging” (om zo onze privacy te beperken), worden staatsgaranties voor tientallen miljarden aangegaan. Terwijl de verkiezingscampagnes gaan over straatnaambordjes met Vlaamse leeuwen en holle beloftes wordt er voor duizend (!) miljard euro geld bijgedrukt.

Een van de belangrijkste lessen uit de lezing van Ivan Van de Cloot raakte aan de “ongenaakbaarheid” van banken. In België hebben we door overregulering van de financiële markt (12.5 miljoen euro startka-

pitaal) een clubje grote jongens gecreëerd en het moeilijk gemaakt om de markt te betreden. Die noemen we dan “too big to fail” en redden we met overheidsgeld. Financiële hervorming moet ervoor zorgen dat banken, ook de big boys, failliet kunnen gaan zonder gevaar voor de maatschappij. Dat klinkt misschien drastisch, maar hoe zorgvuldig zou u omspringen met uw financiën als die toch bijgepast worden met belastinggeld?

Een ander aspect is de markt van financiële derivat-en. Hoewel die m.i. wel nuttig kunnen zijn ontspoort het systeem. Minder dan 10% van het schuldpapier

heeft nog een reële link met de echte economie. De rest zijn dus transacties tussen banken onderling. Vanuit sommige (niet-mainstream) economische scholen is dit onvermijdelijk als je de bank als winst-creërend instituut ziet. Als een bank enkel als opslagplaats werkt vermijden we misschien wel schimmige financiële systemen.

Verschillende teksten in deze “Neo” handelen over dergelijk overheidsingrijpen. Politiek secretaris Philippe Baert analyseert het beleid van de ECB. Door geld bij te drukken en overheidspapier op te kopen, veroorzaken centraal bankiers inflatie en ver-storingen in de markt. Oud-penningmeester Fabrizio Terrière analyseert het ingrijpen van de overheid op de markt voor financiële instrumenten.

Webmaster Jonathan fileert de inconsequente vrijheid van meningsuiting die veel mensen aanhan-gen, er is discussie over de rol van kapitaal in kunst, kritiek op de Westerse media, .. De snoepdoos is

weer goed gevuld met andere woorden! De redac-tie en het bestuur wensen jullie dan ook een verri-jkende editie toe.

Tot slot nog dit: de foto op de cover is een klass-ieker, een onbekende Chinese man (“tank man”) die in de nasleep van het Tiananmenprotest helemaal alleen een rij tanks tegenhoudt. De man werd na een korte “standoff” weggesleurd door andere voet-gangers. Zijn identiteit en lot blijven een mysterie, al leek Jiang Zemin ooit toe te geven dat hij nooit gevonden werd door de Chinese overheid. Hoe dan ook, een symbool voor de vrijheid. Veel leesplezier!

Financiële hervorming moet ervoor zorgen dat banken, ook de big boys, failliet kunnen gaan zonder gevaar voor de maatschappij.

Page 4: Neo 3 14 15

4

Visie

Charlie Hebdo en de hypocrisieJonathan Peck

Jonathan PeckWebmaster LVSV Gent

Nu de storm is gaan liggen, maken de intelligente mensen hun analyses. Webmaster Jonathan Peck bespreekt de reacties na de aanslagen in Parijs en analyseert de rol van

vrijheid van meningsuiting in een vrije maatschappij.

Ondertussen zal iedereen wel bekend zijn met de heisa rond de aanslag op Charlie Hebdo en de re-sulterende “Je suis Charlie” campagne: honderden mensen (waarvan het merendeel ongetwijfeld nog nooit van Charlie Hebdo had gehoord) begonnen te tweeten, schreven een opstandige Facebooksta-tus of kwamen zelfs op straat met banners om hun steun te betuigen aan de slachtoffers (tien doden, waaronder Stéphane “Charb” Charbonnier zelf, en elf gewonden), allemaal onder de noemer “Je suis Charlie”. Ik moet toegeven dat ik die campagne initieel met een zekere naïviteit benaderde: ik dacht dat dit mensen ertoe aan zou zetten beter na te denken over vrijheid van meningsuiting, dat men de absurditeit zou inzien van het gewelddadig onder-drukken van meningen nu men zo dichtbij de deur geconfronteerd was geweest met de onvermijdelijke excessen waar dergelijke onderdrukking toe leidt. Mijn teleurstelling en ontnuchtering waren groot toen ik las welke reacties de “leiders” van Europa hadden bekokstoofd, en op wat voor warm applaus die maatregelen werden onthaald: nieuwe wetten die vrijheid van meningsuiting nog meer eroderen en, uiteraard, privacy nog verder uitdunnen. De mate waarin men er steeds weer in lijkt te slagen géén lessen te trekken uit extreme voorvallen zoals dit, blijft mij verbazen en is op zich bijna bewonder-enswaardig.

Ik had eigenlijk een ander artikel beloofd voor deze editie van Neohumanisme, maar vrijheid van

meningsuiting ligt mij zo nauw aan het hart en de zaken zijn hier in dat opzicht zo verkeerd aan het lopen dat ik het niet kan laten. Hetzelfde geldt ook voor privacy, maar ik kan beide onderwerpen onmo-gelijk tegelijk behandelen in één artikel.

Vrijheid van meningsuitingEr waren in mijn ervaring talloze misvattingen rond omtrent de betekenis van “vrijheid van mening-suiting” (of althans, wat ik daarmee bedoel). Het loont dus zeker de moeite dit idee te preciseren: met “vrijheid van meningsuiting” bedoel ik een toestemming verleend aan elk individu om eender welke mening te uiten op een geweldloze manier. Ik zal hier relatief kort door de bocht gaan en ve-ronderstellen dat, in de kringen die dit artikel lezen tenminste, “geweldloosheid” en “mening” duidelijk begrippen zijn (zo niet zijn er voldoende andere bronnen die dat onderwerp veel beter behandelen dan ik zou kunnen).

Het heikel punt in de discussie omtrent vrijheid van meningsuiting is steevast waar de grenzen precies liggen.1 Men tracht hier vaak een onderscheid te maken tussen meningen die “onschuldig” zijn en

1 Er zijn tegenwoordig ook steeds meer pogingen het concept van “mening” gewoon te herdefiniëren om heel de problematiek te ontwijken. De argumenten die men daarbij echter aanhaalt, zijn zo zwak en van zo lage kwaliteit dat ik er geen verd-ere aandacht aan ga besteden.

Page 5: Neo 3 14 15

5

meningen die “haatdragend” zijn, waarbij men uiter-aard beweert dat enkel de eerste categorie toelaat-baar is en de tweede bestraft dient te worden. Het verbaast natuurlijk niets dat deze dichotomie result-eert in eindeloze discussies die in feite op niets an-ders gebaseerd zijn dan de gevoelens van de betrok-ken partijen, en zodoende nooit echt op iets zinnigs kunnen uitmonden. Het moge duidelijk zijn dat, vol-gens de definitie van vrijheid van meningsuiting die ik hierboven gegeven heb, er geen verschil is tussen de racist die beweert dat alle andere huidskleuren inferieur zijn enerzijds en de filmfanaat die beweert dat Inception helemaal geen goeie film was ander-zijds, op voorwaarde dat er geen geweld gebruikt wordt bij het uiten van die meningen. Deze voor-waarde die voor de meeste liberalen zo cruciaal is, lijkt echter totaal irrelevant voor de meeste mensen, zelfs zij die zich schaarden achter de “Je suis Char-lie” rage; de meesten lijken te geloven dat de racist bestraft moet worden ongeacht of hij gewelddadig is of niet. De meest redelijke verklaring die ik tot nu toe heb gehoord voor deze opvatting, luidt dat het verkondigen van (onder meer) racistische ideeën mensen ertoe kan aanzetten geweld te plegen, en het dus slechts een kwestie van tijd is eer die menin-gen de voorwaarde van geweldloosheid overtreden. De straf is in dat opzicht dus simpelweg preëmptief: men voorkomt geweld door de “zaadjes” ervan, de haatdragende meningen, te verbannen. Op het eerste gezicht is dat een plausibel idee waar ik zelf nog een tijd in geloofd heb, maar het weerstaat geen kritische analyse, zoals ik hoop aan te tonen. Mijn opzet hier is tweedelig:

1. Aantonen dat het onderscheid tussen on-schuldige en haatdragende meningen volkomen arbitrair is. Dit zou de dichotomie moreel onder-mijnen, vermits tegenstanders van vrijheid van meningsuiting dan in feite argumenteren voor het uitdelen van straffen op compleet arbitraire gron-den.2. Bespreken waarom het verbannen van

bepaalde meningen niet alleen het beoogde doel niet bereikt, maar ook een aantal zeer onwenselijke gevolgen kan hebben. Ik ga ervan uit dat het beoog-de doel steeds het vermijden van conflict is en het creëren van een vredevolle samenleving. Deze lijn van argumentatie zou de dichotomie instrumenteel moeten ondermijnen.

Een arbitrair onderscheidHet meest evidente bezwaar dat ik ken tegen een onderscheid tussen “onschuldige” en “haatdra-gende” meningen, is natuurlijk het feit dat “haat-dragend” een inherent vage term is met een zeer subjectieve betekenis. Het maakt niet uit in wat voor jargon-beladen, omslachtig en archaïsch ge-formuleerd juridisch kleedje men de term steekt, “haatdragend” kan mijns inziens slechts één ding betekenen: kwetsend voor andermans gevoelens, en dat is exact de interpretatie die ik zal hanteren in het vervolg. Op basis daarvan formuleer ik volgende bewering:

Elke mening is haatdragend volgens minstens één individu.

Is het dan de plicht van de auteur van een bepaalde mening om rekening te houden met absoluut elk individu dat zijn mening kwetsend zou kunnen vin-den? Ik hoop dat de lezer zelf inziet hoe ronduit ab-surd die notie is: een dergelijk strikt regime zou het aantal toegestane meningen praktisch tot nul reduc-eren, en elke verzwakking ervan (bv. een minimum aantal klachten vereisen alvorens een mening als haatdragend wordt aanzien, of de sociale status in acht nemen van de mensen die klagen, etc.) lijkt mij volkomen willekeurig en ad hoc: in het beste geval komt de discussie namelijk neer op non-argumenten over wiens gevoelens er het belangrijkst zijn.

Is het bovendien ook niet het toppunt van kinder-achtigheid en kleinzerigheid om een mening te verbieden als men die gewoon kan negeren? Zolang

Het criterium van geweldloosheid is cruciaal voor liberalen maar lijkt totaal irrelevant voor de meeste mensen.

Page 6: Neo 3 14 15

6

aan de voorwaarde van geweldloosheid voldaan is, kan men per definitie gewoon de kwetsende mening negeren. Mocht dit niet het geval zijn, dan moet men immers op één of andere manier gedwongen worden naar de mening in kwestie te blijven luis-teren, hetgeen een geweldpleging zou zijn. Welke reden kan er dan nog zijn om de beledigende partij met geweld het zwijgen op te leggen, anders dan het feit dat men maar niet kan verkroppen dat er dergelijke meningen bestaan, en dat men de brutale impuls tot geweld maar niet kan weerstaan? De gelijkenis met een kinderachtige woede-aanval is treffend.

Men kan ook een evidente contradictie blootleggen in de opvatting dat kwetsende meningen verbannen moeten worden: stel dat persoon A een mening uit die kwetsend is voor persoon B, zodat B van mening is dat A het zwijgen opgelegd moet worden. Is dit geen haatdragende mening ten opzichte van A? Zou A niet gekwetst zijn door dergelijke maatregelen? Mijns inziens is het echte slachtoffer hier eigenlijk A, vermits die niet alleen gecensureerd wordt maar in alle waarschijnlijkheid ook nog een boete of celstraf zal ondergaan. A ondervindt fysiek geweld en schade aan zijn persoonlijke integriteit, terwijl B hoogstens kan beweren dat zijn gevoelens gekwet-st zijn. Hoe kan men nu in hemelsnaam beweren, zoals men continu doet, tolerant te zijn als men van mening is dat alles wat de eigen gevoelens kwetst, verboden moet worden? Is dit niet de definitie van intolerantie? Is dat geen haat? Zijn dit niet exact die zaken die men net wil uitroeien uit een “bes-chaafde” maatschappij?2 Ik herinner mij ooit eens te lezen, ik weet helaas niet meer waar, dat een toler-

2 Karl Popper raakt hieraan in zijn boek The Open Society and its Enemies, waarin hij beweert dat een tolerante maatschappij geen intolerantie kan verdragen. Naar eigen zeggen heeft hij zo de paradox van tolerantie ontmanteld, maar in feite heeft hij ze erger gemaakt: een tolerante maatschappij zou dus naar intolerante wapens moeten grijpen om intoler-antie te bestrijden? Dan kan men net zo goed Ebola proberen uitroeien door iedereen ermee te infect-eren.

ant mens net in staat moet zijn zaken toe te laten die hij onvergeeflijk vindt. Waarom zou men zich tol-erant kunnen noemen, als men enkel toestemming geeft voor zaken die men al acceptabel acht? De meeste mensen vinden zichzelf tolerant omdat ze homoseksuele huwelijken toejuichen en alle huidsk-leuren graag zien, maar ze vinden zich even toler-ant wanneer ze de blanke racisten die niet willen omgaan met zwarten een gevangenisstraf opleggen, of wanneer ze handelaars beboeten als die geen zaken willen doen met homoseksuelen. Ze vinden zichzelf tolerant omdat ze dingen toestaan die ze al a priori draaglijk vinden, terwijl een écht tolerant persoon inziet dat die ook opvattingen en levenswi-jzen moet toelaten die voor hem net ondraaglijk zijn. Onze maatschappij heeft vele eigenschappen, maar tolerantie is er zeker geen van.

De vraag wie er precies zal beslissen wat “politiek correct” is, is ook heel belangrijk en wordt vaak ge-negeerd of toegeschreven aan een vage “wij”. Men zal echter merken dat de inkleuring van dit concept onderhevig is aan zeer sterke, willekeurige veran-deringen doorheen de tijd en over verschillende culturen heen. Zo was men nog niet zo lang geleden van mening dat de rol van vrouwen in de maatsch-appij kon opgesomd worden met de woorden Kinder, Küche, Kirche, hetgeen men vandaag de dag als zeer beledigend beschouwt. Men beweert vaak dat onze maatschappij dergelijke verouderde denk-beelden voorbijgestreefd heeft, alsof er een objec-tieve metriek bestaat die kan zeggen dat een zekere morele opvatting superieur of inferieur is aan een andere. Ik ben er echter van overtuigd dat morele en ethische waarden niet objectief afgeleid kunnen uit de feiten van de realiteit (cfr. de wet van Hume), zodat men niet kan beweren dat onze maatschappij op moreel vlak “vooruitgaat” of “achteruitgaat”. Politieke correctheid is zodoende puur een product van de tijdsgeest, en kan op eender welk moment willekeurige veranderingen ondergaan. Men kan dus niet zomaar beslissen wat politiek correct is, en welke meningen er dan precies kwalificeren als haatdragend is volledig persoonlijk. Elke poging om dit concept te monopoliseren (bv. via wetgeving)

Page 7: Neo 3 14 15

7

komt dus in essentie neer op persoonlijke waarden forceren op andere mensen, niet omdat ze één of andere echte bedreiging vormen, maar omdat men hen gewoon niet leuk vindt.

Een schadelijk onderscheidEen ongetwijfeld ongewenst gevolg van het taboe of illegaal maken van bepaalde meningen, is het feit dat men op die manier elk betekenisvol debat lamlegt over problemen die wel degelijk opgelost moeten worden. Abortus en euthanasie, bijvoor-beeld, zijn onderwerpen die de neiging hebben de bevolking scherp te verdelen in twee kampen (die elk natuurlijk beledigd zijn door het bestaan van het andere kamp), en men doet snel beroep op taboe om debat te voorkomen. Echter, dit zijn tegelijk ook onderwerpen waar men wel degelijk een antwoord op moet hebben, en hoe kan men ooit hopen tot het “juiste” antwoord te komen (volgens welke

standaard dan ook) als men geen open discussie toelaat? Men reduceert op die manier zeer veel aspecten van civil society tot dogma, tot het hersen-loos in stand houden van taboes die nooit echt onderzocht zijn geweest, allemaal in de naam van een soort pseudo-tolerantie die mensen een vals en onterecht gevoel van comfort verschaft. Men zou kunnen beweren dat discussie misschien eenmalig goedgekeurd kan worden, en dat men een taboe kan installeren vanaf het moment dat er een “aan-vaardbare” oplossing is gevonden. Hoe absurd deze propositie ook kan klinken voor kritische denkers, komt ze wel degelijk vaak voor in de praktijk: alle praat die in lijn ligt met het idee dat onze maatsch-appij op moreel vlak “vooruitgaat” (of “achter-uitgaat”) en dat onze mores “verbeteren” (of net niet) is bewijs hiervan, want het geeft een geloof te kennen dat er niet teruggegaan kan worden op oude oplossingen, dat we in een rechte lijn naar ver-

Page 8: Neo 3 14 15

8

betering moeten streven en nooit moeten omkijken. Deze positie veronderstelt echter een vorm van onfeilbaarheid door te beweren dat we nooit mogen teruggaan op collectieve beslissingen, maar dat we er hoogstens op mogen voortbouwen.

Men kan ook eens bij wijze van gedachte-experi-ment zichzelf in de schoenen plaatsen van iemand wiens mening strafbaar is. Is het echt zo’n plausi-bel idee dat mensen die een onpopulaire mening hebben, tot inkeer gaan komen simpelweg omdat hun ideeën verboden zijn? Wat zal er gebeuren in de meeste gevallen: zullen de mensen hun ideeën veranderen naar aanleiding van de wetgeving, of zullen ze zich naast onpopulair ook nog eens ver-volgd voelen en zichzelf een slachtofferrol toedicht-

en? Hoewel ik zeker ben dat het eerste af en toe gebeurt, ben ik ervan overtuigd dat het laatste het meest voorkomende fenomeen is. Zo creëert men in het beste geval geradicaliseerde groepen die clan-destien hun geloof toch verder verspreiden en voor algemene wrijving en verzuring van de maatschap-pij zorgen; in het slechtste geval ontstaan hierdoor martelaars en terroristen die aanslagen plegen op satirische tijdschriften.Ik kan zeker ook niet de ijver en het enthousiasme ontzien waarmee men kwetsende meningen door-gaans verbiedt. Dit is voor mij het ultieme bewijs dat men helemaal niet geïnteresseerd is in vrije

discussie of echte tolerantie, en men wil al zeker geen mensen beschermen tegen emotionele schade zoals altijd beweerd wordt. Het doel hier is oppos-itie uitschakelen, de eigen mening beschermen tegen elke mogelijke uitdaging. Men kan niet bew-eren tolerant en open te zijn, en tegelijk trots zijn op censuur. Zelfs al zou ik toegeven dat sommige meningen gecensureerd moeten worden, dan zou ik dat nog steeds beweren met de nodige voor-zichtigheid en teleurstelling. Ik vind het intellectueel zeer twijfelachtig om genoegen te scheppen in cen-suur, en het monddood maken van oppositie toe te juichen. Bovendien stel ik grote vragen bij de nood aan censuur in een maatschappij die echt open en vrij is: als men immers over elk onderwerp kan discussiëren, wanneer zou er dan ooit een legitieme

nood zijn om mensen het zwijgen op te leggen? De beste manier om “slechte” argumenten en gevaarli-jke meningen te bestrijden, is door ze zichzelf te laten vernietigen, door ze een platform te geven waar ze onderhevig kunnen zijn aan publiek, kritisch onderzoek en ontmaskerd kunnen worden voor de leugens dat ze zijn. Censuur heeft het (ongewen-ste) gevolg mensen af te sluiten van elke discussie omtrent de these in kwestie, wat hen kwetsbaarder maakt voor overtuiging en indoctrinatie wanneer ze ooit toch in contact zouden komen met de verboden meningen. Dit probleem kan verscherpt worden door het zogenaamde Streisandeffect, een feno-

Hoe kan men ooit hopen tot het “juiste” antwoord te komen als men geen open discussie toelaat?

Page 9: Neo 3 14 15

9

meen waar mensen net meer geïnteresseerd ger-aken in iets omdat het verboden is. Vrije discussie helpt de ontwikkeling van kritisch denkvermogen en wapent op die manier mensen tegen nonsens die men nu eerder wil verbieden. Een nuttige analogie is de volgende. Wat is de meest verstandige optie: vaccineren tegen gevaarlijke ziektes, of eeuwig op-gesloten blijven in een ruimte die hopelijk steriel is?

Censuur is daarnaast in essentie een uitdrukking van onfeilbaarheid: men beweert impliciet dat het debat in kwestie nooit de status quo zou kunnen veranderen, zonder ooit naar de feitelijke argument-en te kijken. Mensen zijn uiteraard niet onfeilbaar, dus als men hoopt echt “vooruit” te gaan, dan kan men geen enkele discussie verbieden of meningen censureren, zelfs al is de materie iets wat we uit-ermate kwetsend vinden. Ik zou zelfs nog verder gaan en beweren dat het belang van een debat recht-evenredig is met de mate waarin men het onderwerp kwetsend of taboe vindt. Immers, is het niet belangrijk om voor controversiële stellingen continu te herbevestigen waarom ze precies contro-versieel zijn en waarom het belangrijk is er opinie X of Y aan over te houden? Als het toch zo essentieel is dat mensen een bepaalde mening net wel of net niet koesteren, is een debat waarin de precieze voor- en tegenargumenten op tafel gelegd worden dan niet ronduit cruciaal? Is het censureren van debatten over kennelijk belangrijke en gevoelige onderwerpen dan net niet absoluut de domste beslissing die men kan maken, het perfecte recept om mensen fouten uit het verleden te laten herh-alen? Censuur introduceert namelijk het risico dat men vergeet of zelfs nooit leert wat de exacte argu-menten zijn achter het standpunt dat hen op zo’n autoritaire manier wordt opgedrongen. Niet alleen reduceren we civil society zo tot hersenloos dog-ma, maar we lopen het risico dat mensen zich niet mentaal kunnen wapenen tegen gevaarlijke opinies. Eenmaal geïntroduceerd in een populatie zouden ze zich dan kunnen verspreiden als de pokken in een ongevaccineerde bevolking.

Ik benadruk tot slot dat het gewelddadig onder-

drukken van meningen nooit een goed alternatief is voor een open debat of discussie, om de simpele reden dat geweld niet overtuigt: in het beste geval zal men doen alsof men overtuigd is gewoon om het geweld te stoppen, maar op de achtergrond nog steeds dezelfde opinies koesteren, hoogstwaar-schijnlijk in des te radicalere vorm. Dit kweekt een hypocriete, verzuurde maatschappij waarin mensen pretenderen ideeën te steunen die ze eigenlijk verafschuwen. Geweld is een impliciete forfait, een toegeving dat men niets zinnigs meer in de discussie kan inbrengen en dat men ook niet geïnteresseerd is in discussie over de hypothese in kwestie; men wil enkel nog wraak. Is dat hoe een rationeel lid van een beschaafde samenleving zich gedraagt? Het probleem is wellicht deels dat men debatten en dis-cussies al te vaak beschouwt als “wedstrijden” met “winnaars” en “verliezers”, en dat het schandelijk is een discussie te “verliezen”. In realiteit zou men meer naar discussies moeten kijken als wederzijds leerrijke ervaringen, als oefeningen die het kritisch denken helpen ontwikkelen en beide partijen ten goede komen ongeacht wie er uiteindelijk “gelijk” krijgt. In dat opzicht is censuur in feite zelfopgelegde stupiditeit.

Als men in het licht van deze argumenten toch blijft hameren op een nood aan censuur, dan kan ik daar alleen maar uit besluiten dat men bang is dat er ooit een debat zou komen over de meningen in kwestie. Waarom zou men daarvoor bang moeten zijn, tenzij men uiteraard vreest het debat te “verliezen” om-dat men in feite helemaal geen goeie argumenten heeft?3

3 Ik erken uiteraard het bestaan van “hopeloze gevallen”, van mensen met wie rationeel debat on-mogelijk is. Ik grijp echter terug op het gedachte-ex-periment dat ik eerder in de tekst heb beschreven: zou het helpen om de meningen die deze personen verkondigen, te verbieden? Of gaan ze op die manier des te radicaler worden, en des te meer overtuigd geraken van hun eigen gelijk? Hoe kan men ooit op andere gedachten worden gebracht als niemand bere-id is de discussie aan te gaan, als men continu wordt bestraft voor het houden van bepaalde opinies?

Page 10: Neo 3 14 15

10

Bart De Wever als Romeinse veldheer

Visie

Pieter-Jan Van De Weghe

Pieter-Jan Van De Weghe Activiteiten LVSV Gent

Over de eeuwenoude verkrachting van de vrijheid in naam van de veiligheid.

Politiek is levende geschiedenis, het brengt het edelste in de menselijke ziel naar boven maar ook het meest verachterlijke. Het legt onze kracht en

zwakheden zo makkelijk bloot. Beweren dat politiek saai is, is beweren dat het leven op zich saai is.

Met deze quote van de filosoof Cicero start ik mijn vergelijking. Een vergelijking die aantoont dat kennis van geschiedenis, kennis van evoluties in de maatschappij en kennis van cultuur primordiaal is om beleid te voeren en te analyseren. Elke maatsch-appelijke gebeurtenis wordt politiek gerecupereerd en beïnvloed.

Dat was nooit anders. Laten we het hedendaagse politieke klimaat eens vergelijken met het oude Rome! De Romeinse Republiek ten tijde van Cicero, Caesar en Augustus. Het Oude Rome in de vergeli-jking werd opgeschrikt door een zeeroveraanval. De politieke krachten lieten de angst oplaaien om de Lex Gabinia door te voeren. Een wet die Pompeius de Grote onmetelijke macht verleende in de strijd tegen de zeerovers. De angst onder de bevolking was immens groot waardoor er een soort zwijg-spiraal ontstond. Geen enkele senator of publiek figuur durfde nog langer de maatschappelijke implicaties van de dictatuur aan de kaak te stellen, geen enkele senator durfde de opgedreven militaire bewaking aan de kaak te stellen. Dit uit angst. Angst om sociaal irrelevant te worden, angst om verweten

te worden dat ze het probleem niet ernstig namen. ANGST.

Om de vergelijking met het heden door te trekken ontwaar ik drie protagonisten: de jonge Julius Cae-sar, Aulus Gabinius en Pompeius de Grote.

Aulus Gabinius, de volkstribuun die de Lex Gabinia indiende, de wet die Pompeius de Grote volmachten verleende om ten strijde te trekken tegen de zeerov-ers. De man die op intelligente wijze van de angst onder de burgers gebruik maakte om het centrum van de macht aan één persoon toe te vertrouwen. De man die social media wil aftappen en zijn macht over Facebook, Whatsapp en skype wil uitbreiden om de Abaouds van deze wereld, die nog niet zijn overgeschakeld op de postduif, op slinkse wijze te klissen. Kortom de Koen Geens avant la lettre.

Verder hebben we de jonge Julius Caesar, de rede-naar zonder weerga. De jonge god met Venetiaanse leeuwen ( of waren het Vlaamse leeuwen???) op zijn toga. De man die iedere dag het gevaar extra accentueerde. Die met ongekende flair de kritiek op hun plan pareerde. Het is niet on-romeins om de macht te centreren, het is on-romeins om de zeerovers niet aan te pakken, veiligheid primeert boven zogenaamd bedreigde vrijheden! De man die ijverde voor een verhoogde militaire bescherming aan de poorten van Rome. Angst angst angst, de

Page 11: Neo 3 14 15

11

burgers verlamd door angst. Rome stad en de rest parking. De vergelijking is griezelig.

Daarnaast de man om wie het verhaal draait, Pom-peius de Grote. De man die het Romeinse volk zou redden van de zeerovers en die daarvoor een soort dictatorschap kreeg toegewezen. Maar met wie kun-nen we Pompeius vergelijken? Vergelijken we hem met de almachtige staat die onze privacy schendt door angst te zaaien, die zich opwerkt als voorvech-ter van de veiligheid en daarbij geen mogelijkheid onbenut laat om onze vernevelde geesten verder te misbruiken. Wie herinnert zich nog het voorstel van procureur generaal Liégeois die pleitte voor het af-nemen van DNA-stalen van alle baby’s om misdaden te voorkomen. Of is Pompeius de publieke opinie? U

weet wel, de elite van vastgeroeste ideeën die ieder individu met een iets afwijkende meningbestempelt als asociaal of onrechtvaardig? De elite die vrije meningsuiting begrenst tot het demon-iseren van nationalisten, kapitalisten, liberalen, Margareth Thatcher en Marc Coucke.

Ik toon hiermee aan dat de politiek ouderwets voor-spellend en spannend blijft. De situatie verandert, de setting blijft hetzelfde. Angst zorgt voor controle! Vertrouwen is goed, controle is beter! Is dat de evo-lutie die we verder gaan versterken? Privacy en vrije mening als het recht om dingen te verbergen. Als het aan mij ligt: neen!

Vormen terugkerende Syriëstrijders en moslim-sextremisme een probleem? Absoluut. Dienen we oplossingen te formuleren? Absoluut! Maar is het versterken van veiligheidsniveau, het beperken van privacy, het beperken van vrije meningsuiting een oplossing voor het onderliggend probleem? Neen, het is de haaruitval aanpakken in plaats van de kank-er, het is de naamsverandering naar Belfius in plaats van een degelijke oplossing voor ons bankwezen.

We pakken het symptoom hardhandig aan maar laten het onderliggend probleem links liggen.

Ik ben geen expert, maar kan de radicalisering geen reactie zijn op ons buitenlands Westers beleid zoals Ron Paul aangeeft? Is het criminaliseren zoals vandaag de dag gebeurt meer oplossingsgericht dan bepaalde projecten zoals de Pakistaanse deradical-iseringsscholen? Deze zijn opgericht door een Pa-kistaanse dokter en de psychologische begeleiding staat centraal, eerder dan pure repressie.

Waar zijn de denkers zoals Karl Popper of Amartya Sen als je ze nodig hebt. In deze tijden moet God me niet aanhoren, maar deze denkers uit mooi vervlogen tijden. Denkers die strijden voor de open

samenleving. Popper schreef zijn “ Open Society” in de jaren 40 als reactie op het opkomende nazisme en communisme. Twee ideologieën die het individu ondergeschikt maken aan de gemeenschap. Twee ideologieën die de gesloten samenleving voorstaan. Ideologieën waartegen iedereen nu hevig fulmi-neert, met nostalgie verwijzend naar onze grootoud-ers die streden voor vrijheid en tegen het Nazisme. Streden voor een open samenleving, voor vrije mening en persvrijheid.

Het idee van de gesloten samenleving komt telkens opzetten bij gebeurtenissen die onze samenleving achterlaten in verdriet en ongeloof. En zie daar, daar duikt ze weer eens op. Het moslimfundamental-isme kent in deze dus geen verschil als voorgaande bedreigingen. Laten we dus waken over onze vri-je, open samenleving. Laten we onze mening niet uitsterven, laten we onze pen niet uitdrogen. Laat de nostalgische woorden van onze grootouders terug weerklinken. Laten we terug onder ogen zien dat het nazisme en communisme geen oplossingen boden.

Is het versterken van het veiligheidsniveau, het beperken van privacy, het beperken van vrije meningsuiting een oplossing voor het onderliggend

probleem?

Page 12: Neo 3 14 15

12

Maar ik durf positief te zijn, ik durf te geloven in de mensheid, en hopelijk sta ik niet alleen. Want de mensheid reduceren tot volgzame schapen? Dat is onmogelijk en moeten we blijven gedenken. We zullen ons nooit ontdoen van ons menselijk instinct, een instinct waar religie in welke vorm dan ook sinds het ontstaan van de mensheid mee strijdt. Een eeuwige strijd die ze telkens zal verliezen, hoe sterk de drang naar opgelegde waarden en normen ook is. Het menselijk instinct waarover moeilijk te schrijven valt: vrijheid. Iets wat moeilijk in een defin-itie gegoten wordt kan je beter vormgeven door een goed gekozen voorbeeld.

Welk voorbeeld is beter om het menselijk instinct te illustreren dan datgene wat het best verkoopt maar anderzijds aan de meeste taboes onderhevig is: seks. In een wereld waar zes van de acht landen met de meeste internetporno consumptie Moslimlanden zijn, zie ik licht aan het einde van de tunnel. Zelfs in donkere tijden als deze en al zeker als Pakistan op de nummer 1 positie prijkt. Als de grens tussen een radicale, conservatistische Islamstaat of een zelf-bevlekkende, “neoliberale –oh, ironie-kapitalistische samenleving” een zoekterm op Google blijkt. Dan zie ik licht aan het einde van de tunnel. Wat Paus Fransiscus ook moge beweren: “ persvrijheid kent geen grenzen als godsdienst wordt beledigd”.

Page 13: Neo 3 14 15

13

PR Marylène Madou

Politiek SecretarisFilip Batselé

HoofdredacteurTimon lesage

ActiviteitenPieter-jan van de

weghe

Bestuurslidarno couwenbergh

Politiek SecretarisPhilippe baert

Secretaristhomas buysse

Penningmeester: Anthony G. desmet

WebmasterJonathan peck

Bestuurslidmegi rroku

Sponsoringjan-alexander nédée

BestuurslidDries glorieux

BestuurslidJasper janssens

BestuurslidJulie van peée

BestuurslidSander casier

Bestuur LVSV Gent 2014-2015

Aspirant-bestuurslid Vince Liégois

Aspirant-bestuurslid Florian Dhaeze

Page 14: Neo 3 14 15

14

Overheid en financiële markten - not a great love story?

Visie

Fabrizio Terrière

Fabrizio Terrière Oud-penningmeester LVSV Gent

De overheid greep oa. de financiële crisis aan om de markt in financiële instrumenten te reguleren. Oud-penningmeester Fabrizio Terrière analyseert en nuanceert.

Financiële markten, voor menig LVSV’er vormen ze een boeiend gegeven. Obligaties, gewoon of

converteerbaar, omgekeerd converteerbaar als het even kan, futures, swaps, opties, asset-backed se-

curities, het laat onze harten allemaal sneller slaan. Helaas is dit niet anders voor de overheid. Hetzij via regulering, hetzij via actieve participatie, is de greep die het overheidsapparaat op de financiële

markten heeft, niet te onderschatten.

Wat ik met deze kleine bijdrage beoog te doen, is het vestigen van de aandacht op nefaste gevolgen van een al te gretig overheidsapparaat op de effi-ciënte werking van financiële markten. In eerste in-stantie wens ik dit aan te tonen via de Amerikaanse subprime crisis, waarbij participatie van de Ameri-kaanse overheid bijdroeg tot een explosieve situatie. Vervolgens volgen een kritiek op enkele regulerings-driften die in de praktijk vrij slecht worden onthaald. De bijdrage wordt zo toegankelijk mogelijk gehoud-en opdat ze ook voor personen zonder financiële achtergrond begrijpbaar zou zijn.

Subprime lending: puur private oorzaak?In september 2008 ging de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers overkop. Geen redding voor deze bank, zoals enkele maanden voorheen wel het geval was voor Bear Sterns. Het faillissement brak met een duizelingwekkende actiefwaarde van 639 mil-jard dollar het voormalige record, gehouden door

WorldCom, en zou symbool staan voor het uitbrek-en van de subprime crisis.

Zoals de term zelf reeds prijsgeeft, was de sub-prime crisis de crisis van de “subprime loans”. Beter gekend onder de term “rommelkredieten”. Dit zijn leningen die werden verstrekt aan personen die deze kredieten, gelet op hun kredietwaardigheid, in principe geenszins zouden mogen verkrijgen. Er werd zelfs een hippe naam voor bedacht: de “ninja leningen”, waarbij “ninja” het letterwoord is voor “No Income, No Job or Assets”.

Uiteraard is dan de eerste vraag die rijst, die naar het “waarom” van deze kredieten. Waarom gingen financiële instellingen over tot het toekennen van deze, in hoofdzaak hypothecaire, kredieten? Het toekennen van het krediet zal voor de bank bitter weinig opbrengen indien de kredietnemer in gebre-ke blijft. Waarom werden deze kredieten dan toch verstrekt?

Het antwoord op deze vraag ligt in een gewijzigde fi-nanciële architectuur. Een bank verstrekt niet langer leningen om die zelf bij te houden op de balans tot zij eindigen, maar wel om deze leningen vervolgens te verkopen en de opbrengst ervan direct te innen. Het gaat dus niet meer over “originate to hold”, maar wel om “originate to distribute”. Hoe is dat nu mogelijk?

Page 15: Neo 3 14 15

15

Wel, de ingeschakelde structuur hierbij is “effec-tisering”. Een prachtig, doch vrij eenvoudig te begrijpen mechanisme. De vorderingen die de financiële instelling op diens kredietnemers heeft, staan op de actiefzijde van de balans. Het is mogeli-jk om een hele hoop van deze vorderingen samen te brengen tot een “pool”, en ze over te dragen aan een investeringsvehikel dat speciaal voor die overname is opgericht, het “special purpose vehi-cle”. De bank kan de lening dus als het ware direct “cashen”. Het special purpose vehicle financiert zich voor de overname bij het beleggerspubliek. Over het algemeen gebeurt dit via schuldfinanciering, bijvoorbeeld via de uitgifte van collateralised debt obligations (CDO’s) en commercial of residential mortgage-backed securities. De periodieke betalin-gen die de kredietnemers betalen, dienen om de terugbetalingen aan de beleggers te doen, en hen op die manier een rendement te bieden.

Op wie die betalingen int, hoe de overdracht te-genwerpelijk wordt gemaakt, of de structuur pass through of pay through is, hoe de effecten worden getrancheerd en nog zo veel meer leuks, ga ik hier niet in. Het belangrijkste is dat de mogelijkheid om een krediet, en daarmee dan ook direct het risico op wanbetaling door de kredietnemer, over te dragen naar de beleggers, duidelijk is.

We cirkelen terug naar onze subprime kredieten. Hierbij krijgen we duidelijk de invloed van de Amerikaanse overheid te zien. Wat de Amerikaanse overheid trachtte te doen, was het promoten van “home ownership”, zeg maar “the American dream”. Een manier om dat te bewerkstelligen, was het voor vrijwel iedereen mogelijk maken om een hypothe-

cair krediet te verkrijgen met het oog op de aankoop van een huis. Met het originate to distribute model in het achterhoofd, werden in Amerika zogenaam-de government sponsored entities opgericht zoals Ginnie Mae, Fannie Mae en Freddie Mac. Aan deze instellingen zouden kredietverstrekkers hun hy-pothecaire kredieten kunnen overdragen, waardoor zij vervolgens direct terug fondsen ter beschikking zouden hebben om opnieuw kredieten te verstrek-ken. Door dit systeem werden de government spon-sored entities de belangrijkste houders van hypothe-caire kredieten op de Amerikaanse markt.

Het verdere verhaal is gekend. Toen kredietnemers massaal in gebreke bleven, werden de hypothecaire zekerheden uitgewonnen. Gigantisch veel huizen werden hierdoor te koop aangeboden, waardoor hun waarde door het spel van vraag en aanbod enorm daalde. De hypothecaire zekerheid kon de terugbetaling van het krediet niet meer waarbor-gen. De geldstroom naar de beleggers stopte en financiële instellingen wisten niet meer waar welk risico zat, waardoor ook de interbancaire markt opdroogde. Het systeem faalde, “It was the moment when the music stopped playing”.

De vraag moet echter worden gesteld of de crisis wel even sterk zou zijn geweest zonder de ver-regaande overheidsinmenging op de markt. Het komt voor dat de doorvloeiing van de hypothecaire kredieten naar de government sponsored entities wel wat te gemakkelijk ging, waardoor gewoonweg een incentive werd gegeven aan kredietverstrekkers om zoveel mogelijk krediet te verstrekken. Astron-omisch hoge winsten, en een risico dat naar een andere partij kon worden doorgeschoven. Handig.

Basisstructuur van een effectisering (C. JANSSENS, De techniek van het effectiseren en toepassing op de Belgische markt, Gent, Larcier, 2003, 5

Page 16: Neo 3 14 15

16

Dat de subprime crisis énkel en álleen aan de Amer-ikaanse overheid te wijten is, zou echter een brug te ver zijn. Het is een en-en-verhaal. Activafinan-ciering via effectisering bestaat al sinds de jaren ‘70 van de vorige eeuw, en was dus zeker en vast geen nieuw gegeven. Er deden zich duidelijke proble-men voor op het vlak van corporate governance, maar structurele tekortkomingen van het financiële systeem kunnen door de marktwerking zelf worden gecorrigeerd. Het geheel ligt echter veel moeilijker wanneer door de sterkte van de crisis financiële instellingen dreigen te falen en vervolgens met overheidsgeld worden gered. De discussie over de wenselijkheid van de bail-outs zal hier niet worden gevoerd, maar of ze ook nodig waren geweest indien de incentive om subprime kredieten toe te kennen, niet zou hebben bestaan, die vraag blijft wel nog steeds open.

Verstikkende overheidsreguleringDat situaties zoals die van de subprime leningen niet leiden tot een efficiënte markt, dat spreekt voor zich. Naast deze actieve participaties van over-heden, doet zich nog een andere verstoring voor: via verstikkende regulering.

De voorbeelden hiervan zijn legio. Laat ons begin-nen met de organisatie van de markt zelf. Aanvan-kelijk konden financiële instrumenten enkel worden verhandeld via de zogenaamde “gereglementeerde markt”, zijnde de klassieke beurzen. De exploitatie hiervan kon enkel worden uitgeoefend door een marktonderneming, waarvoor een overheidsvergun-ning is vereist. De kost om een dergelijke geregle-menteerde markt op te richten is echter vrij groot. Daarom zochten ondernemingen naar alternatieven. Zo’n alternatief vond men in het opzetten van een centraal informaticasysteem tussen verschillende ondernemingen waarlangs zij financiële instrument-en zouden verhandelen. Deze systemen kregen de benaming “alternative trading systems” met zich

mee, en waren vooral handig voor de verhandeling van financiële instrumenten van een emittent die fi-nancieel niet groot genoeg was om naar een geregle-menteerde markt te trekken, maar wel financiering van het publiek wilde aantrekken. Hoewel dit een prachtig staaltje marktwerking was (het probleem van een te grote oprichtingskost van een geregle-menteerde markt loste men op via het inrichten van alternatieve systemen) dacht de regelgever dit brood-nodig te moeten reguleren. Hetgeen realiteit werd via MiFID I. De systemen kregen de benaming “mul-tilateral trading facilities” met zich mee, en moesten/moeten verplicht worden uitgebaat door hetzij een kredietinstelling, hetzij een beleggingsonderneming, hetzij een marktonderneming. Wat hebben zij allen nodig? Inderdaad, een vergunning vanwege de over-heid. Het lijkt wel of elk ongereguleerd stukje inven-tiviteit vanwege de markt ipso facto het voorwerp dient te zijn van nieuwe regulering.

Volgende voorbeeld is de prospectusplicht. De prospectusplicht en de inhoud van het prospectus is voor de meest courante financiële instrumenten op Europees niveau geharmoniseerd. België heeft die verplichting ook nog eens uitgebreid naar elk ander beleggingsinstrument. Het moet gezegd, op Europees niveau leidt dit tot efficiëntie, gezien er eenzelfde gestandaardiseerd informatiedocument is voor de gehele Unie. Maar waartoe dient deze plicht nu eigenlijk?

“Een dwaze vraag!”, kan u misschien in eerste instantie denken. “Het spreekt voor zich dat het pro-spectus dient om de belegger te informeren!” Oké. Dan daag ik u uit met de volgende vraag: wanneer was uw laatste belegging, en heeft u dan het pro-spectus doorgenomen? Op enkele uitzonderingen na, zal het antwoord hierop “nee” zijn. Vreemd, want u weet dat het document u zou moeten beschermen tegen ondoordachte beslissingen.In het opstellen van het prospectus voor een finan-cieel instrument kunnen al gauw meerdere werk-

De vraag moet echter worden gesteld of de crisis wel even sterk zou zijn geweest zonder de verregaande overheidsinmenging op de markt.

Page 17: Neo 3 14 15

17

dagen en -weken kruipen. De documenten beslaan enkele honderden bladzijden en moeten verplicht aan de belegger ter beschikking worden gesteld. Leest die belegger die informatie? Nee. Het vero-orzaakt dan ook geen verwondering dat de praktijk het opstellen van bijvoorbeeld een prospectus voor deelbewijzen van een ICB (instelling voor collectieve belegging), als een vrij nutteloos en daarenboven vrij lijvig werk beschouwt.

Een argument in het voordeel van het prospectus is de “efficient capital market hypothesis”. De hypoth-ese stelt voorop dat beleggers met alle relevante informatie, waaronder de informatie in het pro-spectus, rationeel zullen omgaan, en dat die infor-matie vervolgens volledig in de prijs zit vervat. Daar zijn twee problemen mee. Vooreerst handelt een belegger niet ten alle tijde rationeel. Hij kan in een emotionele bui zeer irrationele beslissingen nemen,

zoals het liquideren van zijn volledige belegging-sportefeuille in een bui van woede. Ten tweede, wat minder problematisch, is dat de belegger de informatie zelf helemaal niet doorneemt. Het door-nemen gebeurt door financiële analysten, wiens analyses vervolgens bijvoorbeeld door portefeuille-beheerders worden gebruikt, en op die manier de markt insijpelen.

Het nut van het prospectus op het vlak van beleg-gersbescherming is dus vrij klein, iets wat nader-hand ook voor de regelgever duidelijk werd. Dat blijkt uit het gegeven dat na het invoeren van de prospectusplicht, later nog de plicht werd inges-chreven om een samenvatting van het prospectus op te stellen. Op deze manier zou de belegger toch “iets” lezen ...

Toch blijft de verplichting bestaan om het zeer lijvige

Page 18: Neo 3 14 15

18

prospectusdocument op te stellen. De kost ervan lijkt te groot te zijn in vergelijking tot de baten. Men is dus zeer ijverig geweest in de vereiste om infor-matie beschikbaar te stellen voor het publiek, maar de zin voor realiteit, die was zoek. Hoe meer infor-matie aan de belegger/consument wordt gegeven, hoe minder die er immers van zal lezen.Een laatste voorbeeld is EMIR, de European Market Infrastructure Regulation. Het meest kenmerkende voor de verordening is dat het de verplichting oplegt om transacties in afgeleide producten in central clearing te laten gaan. Central clearing houdt in dat een centrale tegenpartij zich ten aanzien van de koper verbindt om de effecten te leveren, en ten aanzien van de verkoper om de prijs te betalen. “Wat is het nut hiervan?”, vraagt u? Wel, op deze manier is nu duidelijk te zien waar alle risico’s zich bevinden ... namelijk bij de centrale tegenpartij. Is zoiets nodig? Eigenlijk wel. Het probleem met afgeleide producten zoals een intrest rate swap is dat ze voorheen gewoon over the counter, dus niet via een “markt”, werden verhandeld, en vervolgens nog meerdere malen van eigenaar konden wisselen. Uiteindelijk was de lokalisering van het risico een vrij onmogelijke opdracht geworden. EMIR komt daaraan tegemoet.

Maar opnieuw is weer veel te gretig tewerkgegaan. Er kon blijkbaar niet worden volstaan met de enkele verplichting van central clearing. Aan de instellingen in Europa die transacties in afgeleide producten verrichten, werd een hele waslijst aan bijkomende verplichtingen opgelegd. Verplichtingen zoals dage-lijkse waardering, comprimering van de portefeuille en evengoed de verplichting van central clearing zelf

brengen een grote ICT-kost met zich mee. Verplichtingen zoals de opname van clausules inzake geschillenbeslechting en reconciliëring van porte-feuilles, zorgen er dan weer voor dat contracten moeten worden aangepast. Daarvoor is uiteraard het akkoord van beide partijen nodig. Het geeft aan pakweg een Amerikaanse partij leverage om ook andere aanpassingen te eisen, indien de Europese partij de vraag formuleert om het contract aan te passen aan de verplichtingen van EMIR. Opnieuw is er aan gretigheid geen gebrek. Opnieuw kan dit distorsies in de markt creëren. Opnieuw zou ik liever gewoon zien hoe een markt in herstel eigenhandig zou omgaan met de problematiek, zonder regulering die symptomen bestrijdt.

ConclusieHet komt bijgevolg voor dat op zeer veel vlakken veel te uitvoerig wordt gereguleerd. Bovenstaande voorbeelden zijn slechts enkele gevallen hiervan. Men mag echter niet zo ver gaan te beweren dat elke vorm van financiële regulering overbodig is. Het is echter wel zo dat initiatieven die aanvankelijk inderdaad een pijnpunt adresseren, vaak veel te ver worden uitgewerkt, waardoor de regelneverij een verstikkend effect verkrijgt. Men mag een beleg-ger bakken informatie geven, maar als diezelfde belegger daar niets mee aanvangt, dan betekent de verplichting om die informatie te geven gewoon een extra kost. Dit zijn vaststellingen die niet zomaar in de wind zouden mogen worden geslagen. Het is beter beperkt maar doeltreffend te reguleren, dan te kunnen pronken met een zeer lijvige regelgeving die deels aan zijn doel voorbijschiet.

Page 19: Neo 3 14 15

19

Philippe Baert Politiek secretaris LVSV Gent

Eind januari kondigde de Europese Centrale Bank aan om massaal obligaties op de secundaire markt aan te kopen om zo de Europese economie uit het slop te halen. Naast de juridische bezwaren die voor het Bundesverfassungsgericht en het Hof van Justitie tegen het inkoopprogramma werden geuit, zijn er ook heel wat economische bedenkingen te maken tegen het principe van “kwantitatieve ver-soepeling”.

Kwantitatieve versoepeling betekent opkopen van effecten op de secundaire markt. Dit leidt net zoals het bijdrukken van geld tot een stijging van de totale geldvoorraad. Vandaar dat het gerechtvaardigd is om de focus van dit essay te verruimen tot artificiële geldcreatie in de ruime zin: met name elke kunstma-tige stijging van de totale geldvoorraad ten gevolge van overheidsinterventie.

Op het eerste gezicht lijkt dergelijke artificiële geld-creatie inderdaad een gunstige weerslag te hebben op de reële economie:

1) Doordat de totale geldvoorraad stijgt, komt er meer geld beschikbaar om uit te lenen en daalt de rente als logisch gevolg van de werking van vraag en aanbod. Hierdoor kunnen bedrijven en particulieren

hun investeringen goedkoper financieren.

2) Door de lagere rentevoet op spaarboekjes zul-len mensen bovendien minder geneigd zijn om te sparen, aldus de centrale bankiers. Minder sparen betekent meer consumptie. Meer consumptie be-tekent een grotere vraag naar consumptiegoederen en leidt aldus tot economische groei. Bovendien ne-men assets als vastgoed en aandelen in waarde toe.

3) Ten gevolge van de stijging van de geldvoorraad, neemt de waarde van de eigen munt ten opzichte van vreemde valuta in waarde af, waardoor het voor andere landen goedkoper wordt om goederen uit de muntunie in kwestie te importeren. De export naar het buitenland wordt dus bevorderd, wat opnieuw de economie ten goede komt.

In wat volgt zal ik vrij kort op de tweede en derde gevolgtrekking ingaan, om vervolgens uitgebreider bij de eerste stil te staan.

Wat de rentevoeten op spaartegoeden betreft, on-danks dat deze sinds 2008 spectaculair zijn gedaald, hebben de Belgen nog nooit zoveel gespaard als nu. Het effect van dalende rentevoeten lijkt dus zeer te verwaarlozen. Dit is bovendien geenszins verbazing-

Over de rol die centrale banken spelen in het opblazen van bubbels en veroorzaken van economische crises.

Visie

Super Mario’s hybris: artificiële geldcreatie als oorzaak van de crisis

Philippe Baert

Page 20: Neo 3 14 15

20

wekkend aangezien mensen in tijden van onzekerheid nu eenmaal meer geneigd zijn om te sparen. Zoals we verder nog zullen zien, is dit overigens helemaal niet negatief voor andere economische actoren.

Een tweede opmerking bij de 2e stelling is dat de waarde van aandelen en vastgoed inderdaad toene-men, maar welk reëel gegeven staat daar tegen over? De enige reden dat deze in waarde stijgen is immers geldontwaarding, zoals verderop duidelijk wordt aan-getoond. Waren het overigens geen aandelenzeepbel (dotcomcrisis begin jaren 2000) en een vastgoed-bubbel (ontstaan van de huidige crisis in de VS en de latere gevolgen voor landen als Ierland en Spanje) die aan de oorzaak van heel wat recente malaise liggen?

Overigens is het op zijn minst zeer merkwaardig te noemen dat politici als Wouter Beke en Kristof Calvo (met andere woorden de verlichte profeten die roe-pen voor een belasting op grote vermogens) applau-disseren als de aandelen in waarde stijgen terwijl de spaarcentjes van Jan modaal verdampen…

Wat de derde stelling betreft: de wisselkoers van de euro zakte inderdaad significant nadat de ECB haar aankoopprogramma bekendmaakte. De vraag is evenwel of dit een duurzame stimulans voor de ex-port van producten uit de eurolanden kan betekenen. Want wat is het effect van een dergelijke maatregel, als morgen de VS, China, Japan en andere landen eveneens de waarde van hun munt kunstmatig verla-gen? Dergelijk “monetair nationalisme” leidt net zoals andere protectionistische maatregelen als importhef-fingen, kwantitatieve beperkingen (quota) en maatre-gelen van gelijke werking tot een soort van zero sum game dat uiteindelijk enkel verliezers kent.

Zoals gezegd, is het evenwel de eerste stelling, waar ik het grondigst op dien in te gaan:

Op het eerste gezicht lijkt artificiële geldcreatie - in de brede betekenis van elke kunstmatige stijging van de totale geldvoorraad ten gevolge van overheidsin-terventie – immers een onmiskenbaar positief effect te hebben op de reële economie: doordat de totale geldvoorraad stijgt, komt er immers effectief meer geld beschikbaar om uit te lenen en dit zonder dat individuele actoren ook maar één euro meer hebben moeten sparen! De rente daalt en bedrijven en parti-culieren kunnen hun investeringen goedkoper finan-cieren en dit zonder dat ze rekening moeten houden met een verlaagd consumptiepeil van anderen.

Doordat de geldvoorraad is gestegen, daalt evenwel de onderliggende waarde van bankbiljetten, munten, bedragen op spaarrekeningen en andere deposito’s.

Dit fenomeen valt zeer goed te vergelijken met een kapitaalsverhoging van een bedrijf waarbij een groot deel van de aandeelhouders de kans niet krijgt om mee in te tekenen: stel dat het bedrijf het kapitaal verdubbelt van 1000 naar 2000 en aandeelhouder X over 200 aandelen beschikt met een fractiewaarde van 1/1000. Voor de kapitaalsverhoging had X een participatie van 20% (200/1000) Na de kapitaalsver-hoging bedraagt de participatie van X evenwel nog 10% (200/2000).

Dit vergelijkbaar verdampings- of ontwaardingseffect is dan ook wat er werkelijk onder het concept “infla-tie” dient begrepen te worden; “inflatie” in de bete-kenis van koopkrachtverlies is er slechts een zichtbaar gevolg van.

Op de persconferentie waarbij Mario Draghi het aan-koopprogramma van de ECB bekend maakte, stel-de een journalist een vergelijkbare vraag over het verband tussen het bijcreëren van geld en inflatie. Draghi’s laconieke antwoord: “where is the inflati-on?” wijst inderdaad op het gegeven dat de inflatie -

Artificiële geldcreatie doorbreekt het coördinatiemechanisme tussen mensen die sparen en mensen die willen investeren. Dit zorgt ervoor dat

geld naar de foute projecten stroomt.

Page 21: Neo 3 14 15

21

onder de betekenis van koopkrachtverlies dan - zeer laag ligt.

Wie het verschil niet maakt tussen inflatie in zijn zuivere betekenis van muntontwaarding en inflatie in de betekenis van koopkrachtverlies, zal inder-daad tot een dergelijke vaststelling komen. Wie het onderscheid wél maakt, zal vaststellen dat de koopkracht ondanks de massale geldcreatie van de centrale banken inderdaad niet gedaald is, maar er op wijzen dat dit komt doordat de vraag naar heel wat goederen sinds 2008 gevoelig is afgenomen. Logischerwijze hadden de prijzen van deze goede-

ren significant moeten dalen, maar deze prijsdaling werd grotendeels tenietgedaan door de massale geldcreatie, veroorzaakt door de stimuleringspro-gramma’s. Met andere woorden: dalende prijzen en muntontwaarding hebben elkaar gecompenseerd, waardoor het zichtbaar verlies aan koopkracht in-derdaad niet groot is.

Minder zichtbaar, is wellicht het volgende: hoewel onze samenleving alsmaar productiever wordt en het bijgevolg alsmaar minder inspanning en midde-len vergt om bijvoorbeeld brood te bakken, exotisch fruit in de supermarkt te krijgen, schoenen te ver-

Page 22: Neo 3 14 15

22

vaardigen, auto’s te bouwen,... dan in pakweg 1960 het geval was, zijn al deze goederen fors duurder ge-worden. Dit terwijl je logischerwijze zou verwachten dat de prijzen voor die goederen ten gevolge van de toegenomen productiviteit sterk zouden dalen…

Een tweede ongunstig effect dat artificiële geld-creatie op het reëel economisch handelen teweeg brengt, is het gegeven dat de rente op leningen, niet langer een weerspiegeling vormt van de ach-terliggende hoeveelheid middelen die particulieren en bedrijven hebben weten opzij te zetten door het matigen van hun consumptie.

In een natuurlijke situatie vrij van artificiële geld-creatie is het immers zo dat hoe meer men spaart, hoe groter het aanbod aan uitleenbare fondsen wordt. Het gevolg is dat, als de vraag constant blijft, de rente lager zal komen te liggen aangezien deze, naast een reflectie van het genomen risico, de prijs vormt die men dient te betalen voor deze uitwisse-ling van “tegenwoordige” (= het geleende bedrag) tegen “toekomstige” goederen (= het bedrag dat in ruil zal worden betaald na afloop van de afgespro-ken periode).

De signaalfunctie die hierdoor ontstaat, is dat hoe lager de rente komt te liggen, hoe meer gespaarde middelen er beschikbaar zijn en aldus hoe meer mensen hun tijdspreferenties hebben gewijzigd van tegenwoordige naar toekomstige consumptie. Zo ontstaat er een zekere coördinatie tussen mensen die sparen en mensen die willen investeren.

Precies dit coördinatiemechanisme is wat wordt doorbroken door artificiële geldcreatie. Bijgevolg ontstaan er grote misallocaties (denk bijvoorbeeld aan de talloze vastgoedprojecten in Ierland en Spanje die geen kopers vonden) die op hun beurt leiden tot correcties en economische cycli van hoog- en laagconjunctuur. Dit is de oorzaak van pijnlijke recessies en massale conjuncturele werkloosheid. Om dit alles te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk om een goed begrip te hebben van de kapitaal-theorie die de Oostenrijkse econoom Eugen von

Böhm-Bawerk aan het begin van de 20e eeuw ont-wikkelde en waarop later voortgebouwd werd door onder meer Ludwig von Mises, Friedrich von Hayek, Murray Rothbard en Jesus Huerta de Soto.

Deze theorie vertrekt vanuit de vaststelling dat de reële productiestructuur van consumptiegoederen bestaat uit verschillende successieve fases, waarin arbeid, kapitaalgoederen en productieprocessen op een complexe manier met elkaar verweven zijn. Bovendien zijn de meeste van deze fases niet ge-richt op de productie van consumptiegoederen op korte termijn, maar integendeel op het generen van consumptiegoederen die pas binnen twee, drie, vier jaar of langer op de markt kunnen worden gebracht.

Neem bijvoorbeeld volgend (sterk vereenvoudigd) voorbeeld van het productieproces dat een auto doorloopt: het duurt verschillende jaren vooraleer deze (1) zal zijn getekend, (2) de grondstoffen voor de carrosserie zullen gedolven zijn, (3) de fabrica-ge van de onderdelen wordt opgestart (4) uit deze onderdelen een auto wordt geassembleerd en (5) deze in de toonzaal van de concessiehouder wordt tentoongesteld. Deze verschillende fases vertonen een piramidale structuur van kapitaalgoederen (i.e. goederen die niet gericht zijn op directe consumptie). Hoe langer deze onderliggende structuur van kapitaalgoederen overigens wordt, hoe complexer het achterliggen-de consumptiegoed uiteindelijk kan worden. Om een dergelijke verlenging van het productieproces mogelijk te maken dienen economische actoren (particulieren, bedrijven,…) hun aankoop van con-sumptiegoederen evenwel te milderen, zodanig dat er gespaarde fondsen vrijkomen waarmee onderne-mingen de productie van nieuwe kapitaalgoederen kunnen financieren.

Wanneer de verschillende economische actoren inderdaad hun consumptiegedrag matigen, ontstaan er drie effecten:

1) Door te sparen, komt er meer kapitaal beschik-baar om uit te lenen. Het gevolg is tevens een daling

Page 23: Neo 3 14 15

23

van de rente, waardoor het goedkoper wordt om zich te financieren.

2) Doordat de vraag naar consumptiegoederen daalt, daalt ook de winst die ondernemingen op deze goederen maken. Hoe verder van directe con-sumptie verwijderd, hoe trager dit effect zich echter laat voelen. Hierdoor zullen ondernemers geneigd zijn om hun activiteiten te heroriënteren in de richting van kapitaalgoederen die zich aan het begin van de productiestructuur situeren en aldus nog ver van uiteindelijke consumptie verwijderd zijn. Dit effect wordt overigens versterkt doordat de winsten op deze kapitaalgoederen zullen stijgen door de verlaagde rente en de verhoogde vraag die daar uit voortvloeit.

3) Het Ricardo effect doet zich voor. Dit verwijst naar de impact op de reële lonen van werknemers, dat een verhoogd spaargedrag teweeg brengt. Het is namelijk zo dat door de dalende vraag naar con-sumptiegoederen, de prijzen van deze goederen dalen terwijl de lonen constant blijven. Bijgevolg wordt niet alleen de reële koopkracht vergroot, maar zullen ondernemers ook meer geneigd zijn om te investeren in, ten opzichte van arbeid, relatief goedkoper geworden kapitaal. Hierdoor wordt het productieproces efficiënter en minder arbeidsinten-sief, waardoor er meer arbeid in andere sectoren1 kan worden ingezet waardoor ook de globale pro-ductiviteit toeneemt.

Door de combinatie van deze drie effecten, ontstaat dus finaal een langer productiestructuur, die leidt tot een hoger welvaartspeil, en dit op een duurzame manier.

Wat gebeurt er nu indien dit spontane proces wordt verstoord door artificiële geldcreatie?

1 Zo kon door de mechanisering van de land-bouw, de industrie aan het begin van de 19e eeuw bloeien en kan er vandaag de dag dankzij een dalen-de tewerkstelling in de industrie een dienstensector en digitale kenniseconomie ontstaan.

De interestvoeten zullen eveneens verlagen, maar zonder dat daar gespaarde middelen tegenover staan; bijgevolg zal de prijs van consumptiegoede-ren niet afnemen, maar integendeel sterk stijgen ten gevolge van de inflatie, die door de creatie van het nieuwe geld ontstaat. Aangestoken door dit optimis-me, zullen ondernemingen bereid zijn om grotere risico’s te nemen, die zij bovendien gemakkelijk kunnen financieren tegen een lage interest.

Doordat de consumptie van finale goederen even-wel niet afneemt, worden er geen productiemidde-len vrijgemaakt van activiteiten die het dichtst bij consumptie staan, om die zoals in de vorige situatie te verschuiven naar kapitaalgoederen om aan al deze nieuwe (vaak risicovolle) projecten te kunnen voldoen.

Bijgevolg stijgt de waarde van grondstoffen, produc-tiefactoren, kapitaalgoederen en hun achterliggende zekerheidsrechten alleen maar. Dit weerspiegelt zich in een continue stijging van de beurzen, wat even-wel finaal een grote bubbel blijkt te zijn.

Tezelfdertijd neemt de verkoop van alle mogelij-ke consumptiegoederen alsmaar toe en dit tegen immer stijgende prijzen. Restaurants zitten vol, de werkgelegenheid boomt. Politici op hun beurt, kun-nen de boodschap dat deze periode van hoogcon-junctuur aan hun goed beleid te wijten is, uiteraard als zoete broodjes verkopen.

Op micro-economische schaal treden ten gevolge van de discoördinatie van het gedrag van consumen-ten (die niet willen sparen) en ondernemers (die alsmaar meer willen investeren) evenwel zes effec-ten op die uiteindelijk zullen leiden tot een financië-le crisis:

1) Een continue stijging van primaire kapitaalgoede-ren (zoals olie, aardgas, ijzererts, …).

2) Een aanhoudende stijging van consumptiegoede-ren aan een nog hoger tempo dan primaire kapitaal-goederen.

Page 24: Neo 3 14 15

24

3) Dit reflecteert zich in alsmaar grotere wordende winsten voor ondernemingen in activiteiten gericht op directe consumptie.

4) Het optreden van een omgekeerd Ricardo-effect: door de stijging van consumptiegoederen dalen de lonen, waardoor het aantrekkelijker wordt om arbeidsintensiever te produceren. De vraag naar kapitaalgoederen daalt bijgevolg, waardoor de winsten in sectoren het verst verwijderd van directe consumptie, dalen.

5) De interestvoet stijgt opnieuw, doordat ontleners op een gegeven moment hogere risicopremies be-ginnen vragen wanneer zij vaststellen dat sommige van de risicovolle projecten een mislukking blijken. Ondernemers die merken dat hun projecten even-eens tekenen van falen vertonen, starten “een race op leven en dood” om additionele financiering te kunnen bekomen alvorens de intrestvoet nog meer de hoogte in gaat.

Door de combinatie van deze vijf effecten ontstaat vroeg of laat een zesde effect: ondernemingen die het verst van consumptie verwijderd zijn, beginnen zich namelijk te realiseren dat ze grote verliezen boeken. Op het moment dat de financiële markten ontdekken dat de leningen die banken verstrekt hebben bijgevolg veel minder waard zijn dan de corresponderende - min of meer constant gebleven - schulden die ze hebben uitstaan bij depositohou-ders, realiseren zij zich dat de banken in feite failliet zijn. Als er dan een massale bank run zou uitbreken, vergelijkbaar met wat zich in de VS voordeed in 1929, stuikt het hele financiële systeem in elkaar.

Tezelfdertijd ontstaat een pijnlijke recessie, die evenwel geen gevolg is van de uitgebroken financi-ele crisis(!), maar een liquidatieproces uitmaakt van

alle foutieve investeringen die te wijten zijn aan de eerder besproken discoördinatie tussen het gedrag van consumenten en investeerders. Bijgevolg is de economische cyclus voltrokken.

Om te vermijden dat banken massaal op de fles gaan, werden centrale banken gecreëerd zoals de Federal Reserve2 (1913), of genationaliseerd zoals de Bank of England 3 (1946). Deze instellingen heb-ben als doel om de monetaire en financiële stabili-teit te waarborgen. Dit doen zij door enerzijds op te treden als een “lender of last resort” voor banken in nood en anderzijds door het afremmen van inflatie.

Meteen valt op hoe conflicterend deze bevoegd-heden zijn: enerzijds moet een centrale bank geld “bijdrukken” om banken in nood van vers kapitaal te kunnen voorzien, anderzijds moet ze de inflatie laag houden. Zoals we gezien hebben is inflatie para-doxaal genoeg net een gevolg van het stijgen van de totale geldvoorraad.

De monetaire operaties waarmee centrale banken hun opdracht trachten te verwezenlijken, bestaan hoofdzakelijk uit het beheer van de geldvoorraad door het vastleggen van officiële rentevoeten waar-tegen banken (tegen een onderpand) kunnen lenen bij de centrale bank of verplicht worden om een deel van hun middelen onder de vorm van depo-sito’s bij de centrale aan te houden.

Niet alleen is sinds de intrede van centrale banken de artificiële geldcreatie alleen maar toegenomen, bovendien is sinds president Nixon in 1973 de

2 Opgericht als reactie op een massale bank run die de VS in 1907 overkwam.3 De Bank of England trad evenwel in 1866 al eens op als “lender of last resort”, maar toen nog als private instelling.

Er ontstaat ook een recessie, die evenwel geen gevolg is van de uitgebroken financiële crisis, maar een liquidatieproces uitmaakt van alle

foutieve investeringen die te wijten zijn aan de eerder besproken discoördinatie tussen het gedrag van consumenten en investeerders.

Page 25: Neo 3 14 15

25

dollarpariteit afschafte, de goudstandaard verlaten, waardoor ook deze rem op de drukpersen is weg-gevallen. Zeker in de VS, is de artificiële geldcreatie dan ook explosief toegenomen; zo verdubbelde de totale geldvoorraad in de periode 1970-2008 met maar liefst 10% per jaar!

Het hoeft dan ook geen verbazing dat sinds het ont-staan van de centrale banken, financiële crises niet alleen grootschaliger, maar ook frequenter zijn voor-gekomen; het empirisch bewijs hiervoor is mani-fest: voorbeelden bij uitstek zijn uiteraard de Grote Depressie en de financiële crisis die in 2008 uitbrak, maar ook in de jaren ’70 tot 2008 deed zich de ene na de andere recessie voor, waarvan de oliecrisis van 1973, de grote Aziatische crisis van 1997 en de zogenaamde “dotcomcrisis” die in de nasleep van Nine Eleven uitbrak, de bekendste voorbeelden zijn.

Zo ontstaat er dan ook een sneeuwbaleffect waar-door centrale banken alsmaar ingrijpender dienen

te interveniëren en waarvan de recente maatre-gelen van de ECB uiteraard een goed voorbeeld zijn: nu de rente bijna negatieve cijfers bereikt, moet de ECB immers wel naar indirecte maatrege-len als kwantitatieve versoepeling (QE) grijpen om nog enig voelbaar effect te weeg te brengen.

Met Japans permanente recessie en gefaald interventionistisch beleid in het achterhoofd, is de vraag evenwel of QE nu de oplossing of precies de kern van het probleem is. Wie zich realiseert dat een recessie niet meer of minder is dan een noodzakelijk liquidatieproces van alle foutieve in-vesteringen die te wijten zijn aan een discoördina-tie tussen consumenten en producenten en zich bedenkt dat dergelijke maatregelen als QE precies verhinderen dat een recessie zich kan voltooien, kent het antwoord. In feite is centraal bankieren dan ook een sterk staaltje van menselijke hybris dat een verstoring vormt van een spontaan, inter-menselijk coördinatiemechanisme.

Page 26: Neo 3 14 15

26

Wim Aerts Oud-voorzitter Jong VLD

Michael Daman Voorzitter Open VLD Gent

Philippe De Backer Europees parlementslid Open VLD

Alexander De Croo Minister van Pensioenen

Herman De Croo Minister van Staat, Vlaams volksvertegenwoordiger

Peter Dedecker Volksvertegenwoordiger N-VA

Mieke De Regt Oud-voorzitter PFK

Marc De Vos Oud-voorzitter LVSV Gent, algemeen directeur Itinera

Frederik De Vrieze

Mattias De Vuyst Oud-politiek secretaris LVSV Gent

Steven Keirse Oud-voorzitter LVSV Gent

Egbert Lachaert Oud-voorzitter, federaal parlementslid (Open VLD)

Vincent Laroy Schepen Lovendegem-Vinderhoute (Open VLD)

Elisabeth Matthys Advocate, praktijkassistente sociaal recht UGent

Arno Morsa Oud-bestuurslid LVSV Gent

Annemie NeytsEuropees parlementslid Open VLD

Christophe Peeters Schepen Gent Benoit PiedboeufBurgemeester Tintigny (MR)

Hans Pijpelink Regiovoorzitter Jong VLD Waas en Dender

Michiel RogiersOud-voorzitter LVSV, oud-bestuurslid LVSV Gent

Rau Romeo Voorzitter Open VLD Nieuwpoort

Gwendolyn Rutten Voorzitter Open VLD

Dimitri Sonck Oud-voorzitter LVSV Gent

Gilbert Strumane Ereschepen De Pinte

Pablo Tenret

Fabrizio Terrière Oud-penning meester LVSV Gent

Bart Tommelein Vlaams Parlementslid Open VLD

Annemie TurtelboomVlaams Minister van Financiën, Begroting en Energie

Maxim TyllemanOud-activiteitenverantwoordelijke LVSV Gent

Lawrence VanhoveOud-voorzitter LVSV Gent

Ereleden LVSV Gent 2014-2015

Page 27: Neo 3 14 15

27

Annemie NeytsEuropees parlementslid Open VLD

Christophe Peeters Schepen Gent Benoit PiedboeufBurgemeester Tintigny (MR)

Hans Pijpelink Regiovoorzitter Jong VLD Waas en Dender

Michiel RogiersOud-voorzitter LVSV, oud-bestuurslid LVSV Gent

Rau Romeo Voorzitter Open VLD Nieuwpoort

Gwendolyn Rutten Voorzitter Open VLD

Dimitri Sonck Oud-voorzitter LVSV Gent

Gilbert Strumane Ereschepen De Pinte

Pablo Tenret

Fabrizio Terrière Oud-penning meester LVSV Gent

Bart Tommelein Vlaams Parlementslid Open VLD

Annemie TurtelboomVlaams Minister van Financiën, Begroting en Energie

Maxim TyllemanOud-activiteitenverantwoordelijke LVSV Gent

Lawrence VanhoveOud-voorzitter LVSV Gent

Ereleden LVSV Gent 2014-2015 Guy Vanhengel Brussels Minister van Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen

Guy Verhofstadt Europees parlementslid Open VLD

Geert Versnick Gedeputeerde provincie Oost-Vlaanderen

Wietse Verwimp Oud-politiek secretaris LVSV Gent

Thibault Viaene Oud-voorzitter LVSV Gent

Patrice Viaene Oud-voorzitter LVSV Gent

Karel Vincent Oud-penningmeester LVSV Gent

Het jaarlijks diner van de LVSV-alumni!

Page 28: Neo 3 14 15

28

Philip Vanstapel Lid LVSV Leuven

Visie

Pravda van een Moskal

Philip Vanstapel

In de vorige editie van Neohumanisme stond de mooie bijdrage ‘Het Westen als agressor?’ van Hoofdredacteur Timon Lesage. Het artikel gaf duidelijk weer hoe het zelfverklaarde Westen en Rusland voortdurend naast elkaar praten. Zo wordt elk gesprek natuurlijk onmogelijk. Filosoof Frank van Dun meent juist dat nét het rationele gesprek de mens onderscheidt van het dier. Om een gesprek aan te gaan is het echter nodig om enige luister-bereidheid aan de dag te leggen. Ik heb de indruk dat Rusland al een hele tijd naar de Westerse argumenten luistert en denkt: “Wat een onzin! In het beste geval dom, in het slechtste geval leugen-achtig!” Het Westen neemt daarentegen zelfs niet de moeite om te luisteren, anders had Timon zijn bijdrage nooit geschreven. Wanneer ik Russische mainstreammedia vergelijk met Westerse besef ik pas hoe weinig vrijheid wij hier nog genieten. Vrijheid van meningsuiting is in het wertfreie West-en eerder een theoretisch begrip dat in de praktijk vooral politiek-correct moet worden ingevuld. Nu we beseffen dat er een andere kant is aan het ver-haal, is de bedoeling van deze bijdrage de overgrote meerderheid (pakweg 80%) van die andere kant te illustreren. Het staat de lezer vrij om dit af te doen als onzin of ‘een mening als een ander’.

De grondstroomopinie in Rusland kan worden samengevat als: “De inwoners van Zuid-Oost Oekraïne zijn Russen zoals wij en mensen zoals iedereen.” Dat is ook niet zo verwonderlijk wanneer je bemerkt dat zeer veel Russen familie hebben in Oekraïne en veel Oekraïeners in Rusland stud-eren of daar grensarbeid verrichten. Mijn moeder die als kind in Estland opgroeide, heeft in de meer dan 30 jaar dat ze in de Sovjet-Unie woonde wel-

geteld 24 zomers doorgebracht in Odessa en 21 op de Krim! Tot voor kort zagen vele Russen ook de West-Oekraïeners als een broedervolk die ‘Rus-sisch spraken met een accent.’ Nu spreekt men veeleer van ‘die verraders uit Kiev’. Men vindt het in Rusland immers compleet onbegrijpelijk dat een groot deel van de West-Oekraïeners op 24 jaar tijd zo zijn kunnen evolueren richting blinde haat jegens niet enkel de Russische politiek, maar tevens in het Russische ras en zelfs de taal. Afhankelijk van de ideologie gaat dit gepaard met blind geloof in de superioriteit van het eigen ras dan wel in de mys-tieke en helende werking van de Europese Unie. Net zoals bij de Baltische beleids-en opiniemakers leeft onder het establishment in Oekraïne het idee dat, hoe onbetaalbaar hun sociale stelsels en oorlog ook zijn, het Westen wel solidair zal bijpassen. Tot zover dus de ‘westerse waarden’ van Maidan: het Westen als melkkoe.

Zoals Timon terecht aanhaalt is de publieke opinie een mystiek begrip. De enige betrouwbare peiling is dan ook een verkiezingsuitslag. Wat dat betreft zijn er een aantal verkiezingsuitslagen die in onze West-erse media amper weerklank kregen. Zo hielden de zelfverklaarde volksrepublieken Donetsk, Loegansk en Kharkiv in mei 2014 onafhankelijkheidsreferen-da. De uitslagen waren indrukwekkend. Met 81% opkomst stemde 96,2% van Loegansk pro onafhan-kelijkheid. In het minder Russischtalige Donetsk lag het net iets lager met 75% opkomst en 89% pro de afscheiding. Volgens het Oekraïens ministerie van Binnenlandse Zaken lagen de uitslagen echter in de 20 à 30%. Nu laat ik het aan de lezer over om te oor-delen wie hij het geloofwaardigst acht. Weet echter dat een kleine miljoen Oekraïeners is gevlucht naar

Page 29: Neo 3 14 15

29

Rusland. De echte cijfers liggen volgens Russische bronnen nog veel hoger vermits velen zich niet opgeven als vluchteling maar onderdak vinden bij vrienden en familie. Toch vreemd dat 80 à 90% van de Novorussische vluchtelingen wegvlucht naar de agressor? Veel Russen die in aanraking komen met Oost-Oekraïense vluchtelingen begrijpen dan ook moeilijk dat men hun land in het Westen als agressor ziet en zeggen: “Misschien zijn er Russische undercoveroperaties bezig in Donbass (dat er vri-jwilligers meevechten met de rebellen is evident en is ook hun vrijheid), maar het zijn wel niet de Novo-russen die Kiev of Lviv willen veroveren, maar net an-dersom! Vind je het trouwens niet mysterieus dat ze niets moeten weten van Russen, maar nét die regio’s met veel Russen willen inlijven? Dat zal wel te maken

hebben met de grondstoffen die er liggen. En snap jij nu waarom die John Kerry er steeds op hamert dat Rusland de situatie in Oekraïene onder controle kri-jgt? Ik dacht nog altijd dat Oekraïne een soevereine staat was en dus zelf verantwoordelijk voor hun territorium, maar blijkbaar denkt het Westen daar anders over.”

De Westerse rol in de crisis is groter dan louter een schuimbekkende Guydoshenko op het Maidanplein of een bezoek van CIA-directeur John Brennan. Daarvoor hoef je maar te kijken naar hetgeen de Eu-romaidan voorafging en de uiteindelijke povere re-sultaten ervan. Wat we dan zien is dat the National Endowment for Democracy (NED), een Amerikaanse niet-gouvernementele organisatie die weliswaar

Page 30: Neo 3 14 15

30

volledig gouvernementeel wordt gefinancierd, en andere schimmige organisaties in de decennia voorafgaand aan Euromaidan 5 miljard dollar heb-ben gepompt in het opzwepen van anti-Russische en pro-Europese gevoelens, vaak onder de dek-mantel van ontwikkelingshulp. Mijn Russischtalige achtertante uit Odessa kent daar alles van. Ten tijde van de Oranjerevolutie in 2004 werd haar 100 dollar gegeven om te gaan betogen pro Timosjenko. Aangezien haar pensioentje een karige 200 dollar bedroeg en het relatief mooi weer was, was de in-centive om te betogen dan ook bijzonder groot en is ze samen met nog andere gepensioneerden enkele uren gaan staan op een plein. In die tijd werkte bij de NED niemand minder dan Hunter Biden, zoon van Joe, als ijverige stagiar. In 2014 zou hij bestu-urder worden bij Burisma Holdings Ltd. en Naftogaz . Nu de Euromaidanrevolutie wat is gaan rusten, en Oekraïne een nieuwe regering heeft, is de opmerke-lijke vaststelling dat zowel de anti-oligarchische als de Oekraïens-nationalistische stromingen van de revolte op hun honger zitten. President Poroshenko is evenzeer ‘oligarch’ als Janoekovitsj en de samen-stelling van de huidige regering is niet meteen wat je zou verwachten van een ‘zelfbewuste Oekraïense natie’. Ze bevat namelijk heel wat ‘foreign’ minis-ters: de Litouwer Abromavicius als minister voor economie, de Georgiër Alexander Kvitashvili als minister van gezondheidszorg (In 2008 nog minis-ter bij Saakashvili die naar Amerika is gevlucht voor gerechtelijke vervolging wegens corruptie). Ook nog Natalie Jaresko als minister van financiën die aan het hoofd van het WNISEF (Western NIS Enterprise Fund) staat, een creatie van US AID (US Agency for International Development), waar de Amerikaanse belastingbetaler 150 miljoen dollar voor ophoestte. De details zal ik u besparen, maar Jaresko heeft zich met dat geld enorm verrijkt. Veel Oekraïeners zijn dan ook benieuwd wat de nieuwe machthebbers met hun zuurbetaalde centjes gaan doen. Ook zijn de beelden van diplomate Victoria- “Fuck the EU”- Nuland die met een fake smile koeken uitdeelt op Maidan bij velen in het verkeerde keelgat geschoten en opnieuw denkt de ‘Rus in de straat’ er het zijne van: “Die Amerikanen zijn toch zot eh? Zomaar hun

belastinggeld laten uitdelen aan mensen en recht-spersonen aan de andere kant van de wereld? Maar die Oekraïeners zijn nog een tikkeltje gekker, straks maken ze Engels nog de nationale taal! ”

Een ander element dat de Russen niet ontgaan is, is de plotse extreme focus van de Westerse media op Rusland i.p.v. Oekraïne. Terwijl de Oekraïense economie en de hryvnia in vrije val verkeren en het vooral Poroshenko is die zich moet zorgen maken om zijn overlevingskansen, waren de Westerse mainstreammedia gedurende lange tijd in volle propagandamodus omtrent de lagere olieprijzen, de dramatische koers van de roebel en het einde van Poetin. Dit lokt bij Russen vaak de reactie uit: “Bwa, in de jaren negentig hadden we het veel slechter. Het is nu even een moeilijke periode, maar de economie zal zich wel herstellen. En wij maar denken dat het Westen zo bezorgd was om die arme Oekraïeners die het slachtoffer waren van onze agressie? Blijkbaar is het hen meer te doen om Rusland pijn te doen, dan om Oekraïene te helpen! Wanneer Westerse journal-isten ontdekken dat een Russisch humanitair konvooi ook daadwerkelijk een humanitair konvooi is, kan je de anticlimax aflezen van hun gezicht! Maar ja het is ook steeds hetzelfde met het Westen. Wanneer een moslim zichzelf opblaast in Londen is hij een terror-ist, maar doet hij dat in Grozny of in Moskou dan is hij een ‘Tsjetsjeense rebel’. Nee, de bevolking van Donetsk en Loegansk zijn in de ogen van het Westen en Yatsenyuk terroristen, resp. Untermenschen.”

Ook over de Krim-annexatie is de mainstreamopinie in Rusland heel anders dan hier vaak gedacht. Het klopt dat Poetin in zijn speechen zich vaak beroept op beeldspraak en retoriek: De Krim als bakermat van de Russische beschaving, als even heilig voor de Russen als de Tempelberg voor joden of moslims. De gemiddelde Rus denkt echter: “Heilig of niet, de Krim is gewoon een plek waar wij al honderden jaren een belangrijk deel van onze vloot gestatio-neerd hebben, zonder al te veel problemen. Boven-dien voelen die mensen zich, op uitzondering van de Krimtataren misschien, ook Russisch. Maar we zijn bovenal blij dat de Krimbewoners zich reeds in maart in een referendum konden uitspreken. Zo bleven ze

Page 31: Neo 3 14 15

31

gespaard van de dood en het verderf van Donbass. En als Oekraïne de Krim zo graag ziet, waarom sluiten ze haar af van water?” Uit menslievendheid de Krimbewoners beschermen? Het zal ongetwi-jfeld deel van Poetins motivatie zijn geweest. Nog belangrijker lijkt echter gewoon zijn vrees omtrent een zeer nabije Navo-toetreding van Oekraïne. Wat de precieze beweegredenen van de Russische beleidsmensen ook waren, één welbepaalde reactie uit Westerse hoek getuigde van een groot onbegrip van het moderne Rusland maar tevens over totale ongevoeligheid voor haar geschiedenis: de vergeli-jking met de Anschluss. Professor Slavistiek aan Brown University Vladimir Golstein die al zijn ooms langs vaderszijde verloor in de slachting bij Babi Yar reageert laconiek: “Where is the Jewish Lobby when one needs it? Who will stop this linguistic pollution, this attack on the sacred memory of the victims and fighters against the Nazi’s. How does this Lobby feel about some former Nazis (I am sure some of them are still alive) feeling Schadenfreude over the fact that their bitter opponents who dared to stand up to them are now getting the thrashing?” Niet enkel Westerse politici hebben weinig gevoel voor tact. Ik herinner mij nog levendig hoe een glunderende premier Arseniy Yatsenyuk in een persconferentie scandeerde: “Chatat le Russkiye vajni?” (“Willen de

Russen oorlog?”). Die vraag lijkt voor een buitensta-ander provocerend doch neutraal. Helaas alludeerde hij op de titel van een bekend lied ter herdenking van de 27 miljoen Sovjet-doden dat in 1961 in première ging door de legendarische, in Oekraïne geboren zanger, Mark Bernes. De doorsnee Rus denkt dan: “Heeft Yatsenyuk dan geen familie ver-loren in WO II? Tja, hij zal wel een ongelukkige jeugd hebben gehad dat hij nu zo’n onmens is. Trouwens, wat zitten ze allemaal te zeggen dat de Oekraïense regerings geen fascistenregering zou zijn: Poroshen-ko voert een ‘zuivering’ door van de ambtenarij, richt een ministerie op die de pers moet controleren op ‘Russische propaganda’ en Andriy Parubiy, de oprich-ter van de Sociaal-Nationalistische partij (het hui-dige Svoboda), is verdorie veiligheidschef geweest tot 17 juli 2014 en bij de verkiezingen van 26 oktober verkozen op de lijst van Yatsenyuk! Hij zou niet de enige banderovets zijn die op een ‘gematigde’ lijst opkomt! (Banderovets is een term voor Oekraïense nationalisten en een verwijzing naar de contro-versiële Stepan Bandera, n.v.d.r.). Denk maar aan die andere Andriy, Bilyetski, leider van het Azov-batal-joen, je weet wel die mannen met de Wolfsangel, die eveneens dankzij het ‘liberaal-democratische’ Volksfront een pluchen zetel kon bemachtigen.”

Page 32: Neo 3 14 15

32

Alle bovengenoemde argumenten en uitspraken zijn m.i. terecht toe te dichten aan ‘de doorsnee Rus’. De steun voor het beleid van Vladimir Vladimirovitsj Poetin is alleen maar toegenomen sinds de oorlog in Oekraïne begon, ook onder de vroegere opposant-en. Recent hoorde ik het verhaal van een jongen die naar Russische normen toch wel behoort tot de ‘stedelijke elite’. De jongeman in kwestie studeerde voor veearts, maar had zich zonder geneeskundedi-ploma opgewerkt tot één van de beste plastische chirurgen van Moskou. Door maatregelen van de Russische overheid werd hij verboden om zijn job nog verder uit te oefenen omdat hij ‘niet over de juiste kwalificaties beschikte’. Als liberaal gruw ik natuurlijk van zulke maatregelen. Maar het viel me op dat zelfs die stedelijke en Westers-georiënteerde jongeman zich duidelijk uitsprak pro het Russische beleid inzake Oekraïne: “Het binnenlands beleid suckt in Rusland, maar het suckt in Oekraïne nog veel erger. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het jammer dat homo’s niet in het bijzijn van kinderen mogen kussen, maar liever een verborgen homo in Moskou dan een dooie in Donbass of levend in een Kiev waar jongeren roepen dat al wie niet springt een Moskal is en waar de verwarming van een klein appartement nu 700 hryvnia en het minimumloon nog geen 1200 hryvnia bedraagt.”

Voila, ik kan alleen maar concluderen dat ik Timon volledig bijtreed in zijn besluit: het Westen houdt zich best vér van het conflict. Helaas zitten ‘wij’ er middendik in. Mijn pientere 67-jarige achtertante uit Odessa ziet het zo: “Er is geen oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Rusland zou niets liever wil-len dan een stabiele zuiderbuur aan wie ze hun gas kunnen verkopen. Dit is een oorlog van Amerika tegen Rusland. Oekraïne, maar eigenlijk heel Euro-pa, zijn er het grootste slachtoffer van. Tja, de VS wil de greenback als reservemunt voor iedereen hé!” Als zoon van iemand die in de jaren ’80 het Sovjetrégime van Gorby acherliet voor de VS van Reagan en die zich altijd enorm positief uitliet over dat land, laat de huidige geopolitieke crisis een zeer wrang gevoel na. Voor een vredelievende Ameri-kaanse buitenlandpolitiek is een President Paul die

braaf luistert naar zijn papa de enige hoop. Bush the Third of Clinton the Second zou echter een ramp zijn en nog veel erger dan de met-teleprompt-er-welbespraakte en zelfingenomen Barack-“Bigger nations cannot simply bully smaller ones”/”Russia doesn’t make anything”- Obama. Over Poetin kan je veel zeggen, maar de grondstroom wordt het best verwoord door een Joegoslavische vriendin van m’n moeder die eveneens in de jaren tachtig het Yoego-slavië van Tito inruilde voor de VS en naar eigen zeg-gen ’20 jaar ouder werd’ bij de bombardementen op Belgrado tijdens Clinton the First’s tweede ambts-termijn: “I will always dislike Putin for being such an arrogant bastard. But I am so glad he exists. At least someone willing to say no to Nato and America.”

De Paasboodschappen van twee Orthodoxe Kerkvor-sten (over de Grieks-Katholieken heb ik het zelfs niet) geven blijk van een ander Gods-én mensbeeld.

Oekraïens-Orthodox patriarch Filaret: - “A country which guaranteed the integrity and invi-olability of our territory has committed aggression. God cannot be on the side of evil, so the enemy of the Ukrainian people is condemned to defeat.”- “ May God resurrect Ukraine!”

Russisch-Orthodox metropoliet Kirill: -“Peace should reign in the hearts and minds of our brothers and sisters by blood and by faith-“We are a single people before God.”

“Naturally the common people don’t want war; neither in Russia, nor in England, nor in America, nor in Germany. That is understood. But after all, it is the leaders of the country who determine policy, and it is always a simple matter to drag the people along, whether it is a democracy, or a fascist dictatorship, or a parliament, or a communist dictatorship. Voice or no voice, the people can always be brought to the bidding of the leaders. That is easy. All you have to do is to tell them they are being attacked, and denounce the pacifists for lack of patriotism and exposing the country to danger. It works the same in any country.” - Herman Goerring

Page 33: Neo 3 14 15

33

Anthony G. Desmet Penningmeester LVSV Gent

Relatie mens-dier: over dierenrechten Filosofen hebben doorgaans vermeden om te erken-nen dat dieren rechten zouden hebben. Redenen zijn waarschijnlijk dat deze erkenning verstrekkende limi-terende gevolgen voor de mens kan hebben of dat het voor velen tegen het gezond verstand in gaat dat we rekening zouden moeten houden met de rechten van heel simpele organismen. Tijden veranderen echter. Het is misschien niet de grootste maatschap-pelijke discussie, maar dierenwelzijn heeft een plaats in onze maatschappij.

In deze tekst zal ik een persoonlijke visie op dieren-rechten trachten weer te geven. Waarom dieren al dan niet rechten hebben, wat deze rechten inhouden en wat de implicaties hiervan zijn. Een eenduidig antwoord is er niet, zeker omdat aan de grond een ethische kwestie ligt.

Vooreerst bespreek ik de relatie mens en dier, dieren-rechten en enkele problemen hierbij. Uit mijn conclu-sie, het toekennen van dierenrechten, vloeien enkele problemen voort, welke ik vervolgens zal bespreken. Tot slot bespreek ik het doden en houden van dieren.

Ik wil er tenslotte op wijzen dat het dierenrijk zeer divers is. Ik zal in dit stuk dan ook gemakkelijkheids-halve gebruik maken van algemeenheden. Er zijn immers zoveel nuances aan te brengen dat je al snel afdwaalt van een discussie over de kern.Dieren en mensen

Net zoals de mens hebben dieren binnen hun soort relaties en interacties. Dit is een noodzaak omwille van de voortplanting, maar kan ook ruimer bekeken worden en vergelijkbaar zijn met sociale interactie bij mensen.

Daarnaast bestaan interacties en relaties tussen dieren van verschillende soorten. Denk hierbij bij-voorbeeld aan de uiting van bezit: een vogel die zijn territorium al fluitend afbakent en hierbij ook andere vogels dan zijn eigen soort wil weg houden. In zekere zin kan je hier stellen dat deze vogel een begrip heeft van eigendomsrecht.

Mensen doen ook aan interactie met andere dieren, al is er een belangrijk verschil. Als wijdverspreid zoog-dier dat zijn omgeving maximaal tracht te benutten treden we in (directe) interactie met zowat alle ande-re diersoorten op aarde, al dan niet met verstrekken-de gevolgen.

Als mens hebben we onderling een complex commu-nicatiesysteem waarmee we onze rechten kunnen afdwingen. Maar ten aanzien van dieren is dit vaak waardeloos.Omdat dieren zich niet bewust zijn van ons rechts-systeem, overtreden ze het. Een mogelijk voorbeeld hiervan is een vogel die een kersenoogst gaat stelen of een egel die zonder toestemming je eigendom betreedt.Voor sommigen is dit een goede reden om het (mo-

Penningmeester Anthony met een poging tot het uitwerken van een gezonde relatie tussen mens en dier, en een bespreking van de problemen hierbij.

Visie

Dierenrechten Anthony G. Desmet

Page 34: Neo 3 14 15

34

gelijk) bestaan van dierenrechten te ontkennen of sterk te nuanceren.

Dit is echter een uiting van speciesisme, waarbij dierenrassen met elkaar worden vergeleken en hoger of lager gesteld en gediscrimineerd. Het is een eerder negatieve term die er vaak op neerkomt dat de mens boven de dieren staat.

Deze notie zit ingebakken in veel culturen, zo schiep God de mens naar zijn evenbeeld en stelde Hij hem boven de dieren. Moslims moeten handelingen ver-mijden die hen op dieren doen lijken.

Vanuit persoonlijk oogpunt vind ik speciesisme een achterhaald en weinig bruikbaar concept op grond van zowel interne als externe redenen. Intern scoort bij de mens bijvoorbeeld de Aziatische man signifi-cant hoger op intelligentietesten dan de zwarte maar toch vindt niemand dat ze verschillende rechten

moeten hebben. Een extremere illustratie: mentaal gehandicapte mensen hebben ook rechten.

Belangrijk is dat het extern vergelijken van diersoor-ten ook moeilijk is. Er zijn talloze kleine testen waar mens en dieren afzonderlijk in kunnen winnen. Communicatie tussen dieren onderling kan even complex zijn als die van mensen.Waar de mens wel verschilt, is dat hij overal kan gedijen en hij zijn omgeving kan beïnvloeden als geen enkel ander dier. Er zijn dieren met een essentiële functie voor deze wereld, bijvoorbeeld insecten. Insecten zullen echter nooit van de ene dag op de andere de mogelijkheid hebben collectief hun gedrag te veranderen. De mens kan dat wel en op een heel effectieve wijze. Hoe dan ook: of je speciesisme nu aanvaardt of niet, het vergelijken van rassen onderling is enorm com-plex. Het is naar mijn mening een weinig bruikbaar instrument in de dierenrechtendiscussie. Mocht je

het argument toch gebruiken leidt het, als gevolg van onze machtspositie, eerder tot dierenrechten dan de ontkenning ervan.Hebben dieren rechten?Of dieren rechten hebben is net zozeer een hol begrip als de rechten die mensen hebben. Rechten bestaan en rechten bestaan niet, het is een begrip dat we aan elkaar toekennen en afdwingen.

Als dieren rechten zouden hebben is dat louter omdat we die hen toekennen, net zoals we dat voor elkaar doen. Het is ook heel moeilijk om een ratio-neel argument te vinden dat dieren rechten zouden hebben.

Voor dieren hebben we dan nog het reeds eerder vermelde probleem dat ze niet communiceren op het hetzelfde niveau als de mens: als ze rechten hebben zullen we hen dat moeilijk kenbaar kunnen maken. Het valt wel te bezien in hoeverre dit nodig zou

zijn: mocht een dier zijn rechten al kennen, het kan moeilijk protesteren tegen een schending ervan. In onze huidige maatschappij hebben we hier reeds een oplossing voor: dierenrechtenorganisaties of overhe-den die dierenrechten afdwingen.

Gegeven dat ze bestaan kunnen dierenrechten per-fect los van mensenrechten afgedwongen worden. Zo hadden de nazi’s reeds vergevorderde dierenrechten. Wetten die nog steeds, in aangepaste, vorm gelden in Duitsland. Voor bepaalde bevolkingsgroepen waren de rechten toen echter een heel stuk minder.

Net zoals mensenrechten, zijn dierenrechten gestoeld op ethiek. We ordenen onze onderlinge interacties gebaseerd op het feit dat we een ander niet aandoen waarvan we niet willen dat een ander het ons aan-doet. Een vorm van empathie.

Empathie is de vaardigheid om je in te leven in de gevoelens en ervaringen van anderen. Niet ieder

Er zijn dus al meteen twee grote redenen om dieren rechten te geven: het empathiegevoel en een voorzorgsmotief.

Page 35: Neo 3 14 15

35

mens ervaart empathie op dezelfde manier. Het is een heel divers gegeven dat verder gaat dan veel of weinig empathie hebben, en zoals het nazi-voor-beeld aantoont, meerdere dimensies heeft. Zo zullen sommigen meer empathie voelen voor een kindje in armoede dan een oude man in armoede terwijl dat bij anderen omgekeerd zal zijn. Zo kunnen we ook voor dieren empathie voelen in verschillende graden. Hier volstaat echter de beschrijving die over “inleven” spreekt, niet. Ik beschouw het eerder als het projec-teren van eigen gevoelens op een ander organisme. Het onderscheid is dat we ons eigen menselijke ervaringset in het dier plaatsen in plaats van ons in te leven in het dier. Ons inleven in dieren is iets wat we onmogelijk kunnen, al was het maar omwille van fysiologische verschillen.

René Descartes argumenteerde in de 17e eeuw dat dieren geen bewustzijn hebben en bijgevolg geen pijn kunnen ervaren. De aanwezigheid van pijn bij dieren en ook bij mensen, kan niet met zekerheid worden vastgesteld, maar ze kan worden afgeleid uit fysische en gedragsmatige reacties. Momenteel neemt men aan dat alle gewervelden pijn kunnen voelen en dat bepaalde ongewervelden, zoals octopussen en schaaldieren, dat ook doen. Voor andere dieren en ook voor planten is het aantonen van pijn onmogelijk voor de huidige stand van de wetenschap.

Uit voorgaande komen volgens mij al twee grote redenen naar voor om dieren rechten te geven: het empathiegevoel dat een basis vormt van ons recht enerzijds en anderzijds een voorzorgsmotief. We kunnen namelijk onmogelijk exact weten hoe een or-ganisme leven ervaart en de pijn die we veroorzaken door onze handeling.

Is dieren eten verantwoord?Als je erkent dat dieren rechten hebben, of het nu uit empathie, uit voorzorg of gewoon omdat je vindt dat we rechten moeten toekennen omdat we dat onderling ook doen, rijzen er een hele hoop concre-te vragen. De voornaamste is misschien wel of het verantwoord is om dieren te eten. In kort is mijn antwoord daarop ja. Dieren eten elkaar op, vaak op

Planten hebben ook gevoelens Vleesproductie vraagt algemeen gezien veel meer grondstoffen dan andere voedselvormen, maar los van het ecologische aspect eten vegetariërs en veg-anisten vaak geen vlees vanwege het dierenleed dat gekoppeld is aan vleesconsumptie.Ze eten producten waar geen dieren voor moesten sterven. Vleesproducten vervangen ze vaak door producten van plantaardige oorsprong.

Planten zijn echter evenzeer complexe wezens die in interactie staan met hun omgeving en reageren op specifieke impulsen. Gekende experimenten die in de jaren ’60 vaststelden dat planten, net zoals mensen, op pijn reageren zijn inmiddels achter-haald. Maar recenter onderzoek heeft vastgesteld dat planten wel degelijk uitgebreid met elkaar kun-nen communiceren en reageren op impulsen. Van individuele afstootmechanismes tot heuse commu-nicatienetwerken binnen of tussen soorten.

De geur van vers gemaaid gras kent iedereen wel. Wat sommigen een nasale verwenning vinden is misschien niet meer of minder dan een hulpkreet van je vers gescalpeerde grassprietjes. Het is niet altijd merkbaar voor ons, maar uit onderzoek is gebleken dat bloemen gassen uitstoten als je hun bladeren afknipt of komkommers lawaai maken als ze ziek zijn.

Andere voorbeelden zijn er in de vorm van bomen die met elkaar communiceren door mineralen af te geven via hun wortels.

Dat planten dergelijk gedrag vertonen is helemaal niet verwonderlijk, survival of the fittest geldt ook voor hen en als je jezelf niet kan verplaatsen, moet je nu eenmaal alternatieven vinden om te overlev-en.

Planten kunnen dus ook “gevoelens” hebben en zijn al helemaal niet de “stomme” levenloze organismen waarvoor we ze aanzien. Het vegetarische argument kunnen we uit praktische overwegingen moeilijk consequent volgen. Dan zouden we immers verhon-geren.

Page 36: Neo 3 14 15

36

wredere manieren dan dat mensen het doen. Dus als mens dieren eten is dit natuurlijk gedrag en moreel verantwoord.

Langs de andere kant, het is niet omdat het natuurlijk gedrag is dat het verantwoord is. Er zijn dieren die doden uit noodzaak en niet verder maar er zijn er ook talloze die schadenfreude halen uit de dood van anderen. Een kat die vogeltjes vangt of drastischer, zeeotters die baby zeehondjes verkrachten tot ze ver-drinken komen voor in het dierenrijk, maar dat maakt het nog niet verantwoord.

Dieren doen dus elkaar evenzeer dingen aan die wij als mensen verwerpelijk vinden, dat lijkt me echter geen goed argument om dierenrechten te ontken-nen.In het mensdom kennen we ook rechten toe aan anderen die bewust rechten van mensen verwerpen: moordenaars, terroristen, pedofielen, ook hen geven we nog een eerlijk proces en hun rechten dienen nog gerespecteerd te worden. Ze zijn niet zomaar vogelvrij.

SlachtenMet betrekking tot het doden van dieren bestaat er in de EU reeds een soort algemene consensus. Richtlijnen leggen de nadruk op het zoveel mogelijk beperken van angst, lijden en pijn. Bedwelmen is zo ook vaak verplicht al zijn er uitzonderingen voor ritu-eel slachten in bepaalde godsdiensten.Praktijk en theorie zijn echter verschillende zaken. Zo is de trip naar het slachthuis van vele dieren, de aan-komst in de slachtkamer en de slachting zelf voor veel

dieren ongetwijfeld een stressvolle, angstige ervaring. En belangrijke kanttekening die we hierbij moeten maken, zijn de effecten van stres.

Bij een jachtpartij, door een willekeurig roofdier, in de natuur ervaart het opgejaagde dier stress, stress die ervoor zorgt dat het dier zich verzet tot het uiter-ste om te blijven leven. Hierbij worden pijnsignalen onderdrukt en ziet het dier bijgevolg niet zoveel af van het daadwerkelijke doden. De wreedheid in de natuur wordt bijgevolg gereduceerd tot een schijnba-re wreedheid.

Hoe slachten dan daadwerkelijk moet gebeuren is door discussie vatbaar. Stressniveau kan correleren met pijntolerantie, dus zou pijnloos slachten heel stressvol georganiseerd moeten worden voor bepaal-de dieren. Langs de andere kant zien dieren ook veel af van stress, ideaal zou een methode zijn waarbij beiden sterk gereduceerd worden.Zo zou het slach-ten van vee op de boerderij in plaats van in een veraf gelegen slachthuis bijvoorbeeld een goed idee zijn om de stress te reduceren.

Een ander praktijkvoorbeeld is visvangst. Het in een net vasthangen achter een boot, dicht tezamen getroept zitten en vervolgens op het droge getrokken worden lijkt me onmogelijk een stressloze ervaring. Om nog maar te zwijgen over het doden zelf, wat eigenlijk niet gebeurt. Vissen worden vaak gewoon in het ruim of de vriezer geplaatst.Je zal maar een kreeft of garnaal wezen en levend in de vriezer worden gegooid.

Page 37: Neo 3 14 15

37

Is dieren houden verantwoord?Dieren bejagen, doden en eten is één ding, maar als mens zijn we kampioen in dieren houden. Zowat elke diersoort op aarde hebben we getemd, in een kooitje, in een aquarium of achter een omheining geplaatst. Sommige soorten (honden, melkkoeien..= hebben we zodanig getransformeerd dat ze afhanke-lijk zijn geworden van de mens.

Het houden van dieren is vaak, terecht, omstreden. Er bestaan echter richtlijnen waarin het houden van een dier geen afbreuk doet aan het dier-zijn. Het komt erop neer dat dieren houden toegestaan is, zo-lang er geen conflicten zijn met het natuurlijk gedrag van het dier en dat het zijn cognitieve vaardigheden vrij moet kunnen ontwikkelen.

Voor dierenwelzijn in gevangenschap worden vaak 5 basisvrijheden gegeven als richtlijn. Kort zijn deze:1. Vrij van dorst, honger en onjuiste voeding;2. Vrij van fysiek ongerief;3. Vrij van pijn, verwonding en ziektes;4. Vrij van angst en chronische stress;5. Vrij om hun natuurlijke gedrag te vertonen.Vooral deze laatste is een belangrijke. Gevangen-schap kan, zolang het geen inbreuk pleegt op het natuurlijke gedrag. Afgezien van het feit dat natuurlijk gedrag niet altijd eenduidig te definiëren valt, zijn volgens deze regels bepaalde dieren makkelijker te houden dan andere en zijn er dieren mogelijk hele-maal niet te houden.Vanuit praktisch dierenrechtenstandpunt zijn de makkelijkste dieren om te houden dan misschien wel insecten.

Langs de andere kant kan je aan natuurlijk gedrag een ruime invulling geven en zeker in combinatie met de eerdere punten hoeven we niet bang te zijn dat dieren in se ongelukkig zouden zijn in gevangen-schap, of dat landbouw terug een achtergesteld pro-ces wordt. Dieren zijn op een andere manier gevoelig voor technologie, ze bekijken het misschien ratione-ler dan mensen. Koeien gaan met veel plezier in een propere verwarmde stal staan of met plezier naar de volautomatische 24/24 melkmachine. Iets wat in de

natuur niet bestaat. Effecten van technologie die het dierenwelzijn bevorderen zijn meetbaar, bijvoorbeeld economisch door beter vlees ten gevolge van minder stres, beter voedsel of verhoogde melkproductie.

Ethische conflicten zijn er echter altijd. Zoo’s die be-dreigde diersoorten houden en proberen redden bij-voorbeeld. Al wie reeds een bezoekje bracht aan het leeuwenverblijf weet dat zoiets onmogelijk natuurlijk gedrag kan simuleren. De dieren zijn niet verrukt van blijdschap noch staan hun ogen vol vuur.

ConclusieOf dieren al dan niet rechten hebben, het zal altijd een ethische discussie blijven. De invulling hiervan is evenmin eenduidig. Er zijn redelijk wat argumenten om dierenrechten toe te kennen, ook vanuit histo-risch oogpunt. Op lange termijn lijkt dat een win-win situatie voor beide partijen net zoals dat bij mensen ook zo is. Het zou echter naïef zijn om te denken dat dierenrechten ons als mens geen nadeel kunnen be-rokken, integendeel. Net zoals een monopolie door-breken nadelen heeft voor de monopolist of slavernij afschaffen nadelen had voor de slavendrijver.

Als liberaal zijn dierenrechten misschien wel een uitgelezen taak voor een beperkte overheid of voor dierenrechtenorganisaties.

Welke rechten we dieren concreet geven hangt natuurlijk af van onze interacties met dieren. Ik heb me in dit stuk beperkt tot het eten en houden van dieren, maar er zijn er natuurlijk nog talloze anderen. Een leuke discussie is misschien wel die van eigen-domsrechten: mensen verdelen het beschikbare land onderling door eigendomsrechten, dieren delen datzelfde land in territoria in. Of juist niet.

Tot slot leven we allemaal in een ecosysteem, waar-door onze rechten verbonden zullen zijn. Dierenrech-ten en mensenrechten hebben betrekking op land en planten of andere organismen, misschien moeten we dan wel nadenken over het concept organismerech-ten? Ook is het verschil tussen een dier en plant veel kleiner dan vaak aangenomen.

Page 38: Neo 3 14 15

38

Wat is kunst, wat is kunst? Een debat over de rol van kapitaal

in de kunstwereld

Thibault Viaene Oud-voorzitter LVSV Gent

In tijden van harde besparingen in de Vlaamse cultuursector wordt met scherp op het kapitalisme geschoten. Markt en kunst zouden onverenigbaar zijn, subsidies levensnoodzakelijk. Een queeste naar het antwoord op de vraag waarom kunstenaars ste-evast tot de linkerzijde van het politiek-filosofische spectrum behoren en zo’n afkeer voor de markt koesteren.

Cultureel Vlaanderen zit op haar paard. Sinds afge-lopen zomer duidelijk werd dat ook de kunstensec-tor niet aan de centrumrechtse besparingsdrift zal ontsnappen, kroop menig culturo (zoals ze vaak iet-wat oneerbiedig worden genoemd) in de pen om de subsidiestromen naar hun sector te rechtvaardigen. Via burgerinitiatieven zoals ‘Hart Boven Hard’ werd opgeroepen tot verzet tegen de ‘neoliberale’ be-sparingslogica en een pleidooi gehouden voor een warme, solidaire samenleving met een bloeiende culturele sector als één van haar hoekstenen.

Gevreesd wordt dat heel wat avant-gardistische, grensverleggende kunst wegens niet-rendabel het kind van de centrumrechtse rekening zal worden. Een meer marktgedreven kunstbeleid – door som-migen als alternatief gezien – werkt in hun ogen een soort survival of the fittest in de hand, waarbij enkel de mainstream weet te overleven en culturele

vervlakking ons deel zou zijn. Hét ultieme bewijs dat kapitalisme en ware kunst onverenigbaar zijn.

Dergelijk anti-marktdenken is gemeengoed in de culturele sector en legt een jammerlijke contradictie bloot, namelijk de weerzin van de kunstenaar voor een economisch systeem dat hem zijn vrijheid en privileges oplevert. Het kapitalisme is immers een schromelijk misbegrepen motor van kunstcreatie.

Kunstwerken als koopwaar?De afkeer van de artiest voor het kapitalisme is een relatief recent fenomeen. Grootheden zoals Rem-brandt, Händel, Beethoven, Shakespeare en vele anderen dweepten met de markt. Ze zagen zichzelf als kunstenaar én ondernemer, hadden personeel in dienst, onderhandelden zelf hun contracten en verkochten werken met een winstmarge. “Gelooft u mij, mijn doel is om zoveel mogelijk geld te verdi-enen”, aldus Mozart.

De vele lofzangen op de markt ten spijt, medio 19de eeuw nam de aversie ten aanzien van het kapital-isme de bovenhand. Econome Deirdre McCloskey bedacht dit met de term anti-daddy prejudice: van thuis uit gefortuneerde kunstenaars en intellectuel-en genre Charles Dickens, John Ruskin en Karel Marx die in hun geschriften het kapitalisme op de korrel namen als een soort puberale rebellie tegen hun

Page 39: Neo 3 14 15

39

vaders. Dat ze zelf nooit hebben moeten werken om de kost te verdienen en net de commerciële activi-teiten van hun familie hen het financiële comfort verschafte om hun boeken te schrijven, werd door biografen met de mantel der liefde bedekt. De dis-cussie is honderdvijftig jaar later nog steeds vast-geroest.

De oorzaak ligt voor de hand. De ongekende wel-vaart en luxe die het kapitalisme ons over de decen-nia heen bracht, heeft een jammerlijke schaduwzi-jde, namelijk een soort intellectuele sloomheid en een gebrek aan economisch en historisch bewustzi-jn. In de ganse besparingsdiscussie wordt immers keer op keer gehamerd op de kennelijk evidente frictie tussen markt en cultuur. Vlaams actrice Maa-ike Neuville verwoordde het in De Standaard als vol-gt: “Het mooie aan kunst ligt niet in het feit dat het één of andere bankrekening spijst, maar heeft be-trekking op inzicht en vertroosting brengen.” In haar visie is eender welk marktdenken daar compleet vreemd aan. Wanneer kunstwerken als koopwaar worden beschouwd, vervalt kunst in consumptie en prevaleert haar economische op haar esthetische waarde. Aldus zouden we voorbijgaan aan de ware finaliteit van kunst, een finaliteit die niet in geld uit te drukken is.

Kunst wordt op die manier voorgesteld als een verheven metier dat losstaat van de economische realiteit. Artiesten menen in een soort economisch vacuüm te opereren, wat ze toelaat probleemloos te kunnen inhakken op het kapitalisme.

Het is echter hoogtijd de markt uit de beklaagden-bank te halen. Kunstenaars hebben hun very exis-tence aan dat o zo verguisde kapitalisme te danken, en de redenen zijn legio.

De psyche van de kunstenaarVooraleer we als buitenstaander aanknopen met een economische analyse van de kunstensector, doen we er goed aan te achterhalen wat de werke-

lijke drijfveren van de artiest zelf zijn en hoe hij zich daarbij verhoudt tot de markt.

Ondanks Mozart’s obsessie voor geld maakt het financiële voor kunstenaars uiteraard niet noodzake-lijk de essentie uit. Het is ontzettend moeilijk om de raison d’être van de kunstenaar bloot te leg-gen. Het is een complexe mix van het geldelijke en niet-geldelijke. In de eerste plaats willen ze ons via hun creaties op een originele manier inzicht ver-schaffen in de wereld om ons heen. Ze hebben een sterke drang om hun verhaal te vertellen en daarbij gehoord te worden. Ze streven evenwel allen – elk op hun eigen manier − winst na.

Terwijl de één vrij ontoegankelijke kunst maakt en al lang blij is de kosten te kunnen dekken, brengt de ander crowd pleasers voort om geld en roem na te jagen. Beide ambities zijn even legitiem, maar de hamvraag die zich in tijden van besparingen stelt, is of de markt beide soorten kunstenaars kan onders-teunen.

In een wereld waarin Stephen King, Ridley Scott en The Rolling Stones perfect naast Cormack McCarthy, Jim Jarmusch en Echo & The Bunnymen kunnen bestaan én rendabel zijn, is het antwoord volmondig ja.

Het cultuurmarxisme als stoorzenderTerwijl het kapitalisme alom geprezen wordt voor haar efficiëntie, ligt het voor velen een stuk moeil-ijker om ook op cultureel vlak de loftrompet boven te halen. Daar we dagelijks via radio, televisie en in-ternet overspoeld worden met regelrechte rommel, worden massacultuur en lichtzinnig consumentisme nogal snel als typerend voor ons tijdsgewricht afgedaan. Het hoeft bijgevolg niet te verwonderen dat degenen die zich met de meer alternatieve, weinig toegankelijke kunstvormen bezighouden het sterkst fulmineren tegen de markt in het algemeen en de besparingen in het bijzonder.

Het kapitalisme is een schromelijk misbegrepen motor van kunstcreatie.

Page 40: Neo 3 14 15

40

Dit komt omdat het cultuurmarxisme, in tegen-stelling tot haar economische variant, nog steeds door het hoofd van de Westerse intellectueel spookt. Marx meende dat kunst waarden verheerli-jkt die de belangen van de heersende klasse dienen. Aldus is de kapitalist gebaat bij zoveel mogelijk hersenloze consumptie, waardoor manipulatieve reclame, seksistische videoclips en oppervlakkige soaps worden vereenzelvigd met het economisch systeem dat ze voortbrengt.

Zoals zo vaak loopt het marxistische argument echter spaak bij de manier waarop dat kapitalisme wordt gedefinieerd. Marxisten trappen als vanouds in de val van het systeemdenken: het kapitalisme wordt beticht van slechte smaak te cultiveren, terwijl dit in feite louter voortvloeit uit individu-ele smaken en keuzes die via een waardeneutraal mechanisme (de markt) bediend worden. Het kapitalisme moet bijgevolg afgerekend worden op zijn onderliggende economische logica. Het behelst eenvoudigweg de sociale erkenning van het privaat eigendom, niet meer, en niet minder. Via de markt, die vrijwillige overeenkomsten institutionaliseert, verandert dit eigendom op de economisch meest efficiënte manier van handen. De culturele meerwaardezoeker zou dus eigenlijk blij moeten zijn dat onze economie niet meer mid-delen dan strikt noodzakelijk besteedt aan commer-ciële oppervlakkigheden, ze worden immers op de meest efficiënte manier geproduceerd. Mensen die er niets mee te maken willen hebben, worden er zo min mogelijk door gestoord. Dat is net de essentie van een vrije economie. Daar de markt geen zero sum game is, blijft er op die manier voldoende rui-mte over om te investeren in cultuur die er echt toe doet.

Technologie als motor van culturele vooruitgangHet alomtegenwoordige cultuurpessimisme ten spijt, de moderne tijd zal ingaan als een tijdperk van buitengewone creativiteit en culturele innovatie. Het kapitalisme kenmerkt zich immers door contin-ue technologische vooruitgang, wat op zijn beurt hand in hand gaat met culturele vooruitgang.

Boekdrukkunst wist literatuur op een spectaculaire schaal te verspreiden, elektriciteit bracht ons rock- en popmuziek en dankzij de IT-revolutie heeft ieder-een een persoonlijke muziek-, foto- of filmstudio in de woonkamer. Via Ableton Live kunnen muzikanten zonder externe instrumenten een nummer op hun laptop componeren, beginnende filmregisseurs doen beroep op betaalbare spiegelreflexcamera’s met cinema-waardige videokwaliteit en digitale fotografie heeft donkere kamers en loodzware appa-ratuur definitief naar de achtergrond verdreven.

Ook in de zoektocht naar publiek en financiering, zijn artiest en markt bondgenoten. Via Bandcamp, SoundCloud, Last.fm en vele andere online muz-iekapplicaties kunnen zowel Dr. Dre, Simple Minds als etherische lo-fi bandjes uit Nieuw-Zeeland hun muziek aan de man brengen, en daarmee is nog niets gezegd over de financieringsmogelijkheden die de vele crowdfundingplatformen en sociale media bieden. Moderne technologie en internet zorgen er ook voor dat de grote werken van weleer voor meer mensen en in betere kwaliteit beschikbaar zijn. In het 19de eeuwse Wenen moest je tot aristocra-tische middens behoren om Schubert aan het werk te zien, thans is hij beschikbaar op Spotify en iTunes of dropt een Amazon-drone een cd in je achtertuin.

Ook de link tussen cultuur, kapitalisme en me-dische vooruitgang blijft vaak onderbelicht. Mocht Schubert bijvoorbeeld toegang hebben gehad tot de moderne geneeskunde zou hij nooit op 31-jarige leeftijd aan een triviale darminfectie overleden zijn. Wie weet welke muzikale exploten hij nog zou gere-aliseerd hebben in het tweede deel van zijn leven. Hetzelfde geldt voor de culturele emancipatie van de vrouw. Honderd jaar geleden zouden Sylvia Plath, Harper Lee of Jennifer Eagan nimmer het firmament der Amerikaanse letteren bereikt hebben bij gebre-ke aan degelijke anticonceptiva en natale zorg. Tot de komst van het kapitalisme werden vrouwen eeu-wenlang geweerd uit de culturele wereld, de markt sloeg de ketens van het patriarchaat aan diggelen.

Page 41: Neo 3 14 15

41

Selling-out en mainstreamkunstHet track record van het kapitalisme is, ondanks een overheidsbeslag van thans meer dan 50%, ronduit indrukwekkend te noemen. Waar markten vrijge-maakt worden, neemt welvaart spectaculair toe en zijn honger, ontbering en kindersterfte slechts nare herinneringen aan lang vervlogen tijden.

Op cultureel vlakt ligt de heilzaamheid van het kapi-talisme in het feit dat rijke samenlevingen meer aan kunst spenderen dan arme samenlevingen. Mensen in vrije economieën zijn immers welstellender en beter geschoold, leven langer en hebben meer vrije tijd. Vroeger was cultuur een zaak van de rijke elite, de modale burger had tijd noch geld om aan kunst te besteden. Vandaag ligt het gemiddelde Europees inkomen tienmaal hoger dan een eeuw geleden en genieten we in België en Nederland van een 38-uren werkweek, een historisch ongeziene luxe die cultu-urbeleving sterk in de hand werkt.

Dat geldt des te meer voor de culturele aanbod-zijde. Vroeger werd volledig ter gratie van kerk, monarch of mecenas aan kunstcreatie gedaan. Men moest als kunstenaar dansen naar de pijpen van één persoon of instituut, liet men een steek vallen

was men fin de carrière. Thans zijn kunstenaars niet meer afhankelijk van één enkele geldschieter, maar kan ieder van ons via de markt optreden als finan-cierder. Aldus komt een veelvoud van genres, niches en kunstvormen aan de bak en is de kunstensector veel diverser en groter dan vroeger.

Jammer genoeg, en compleet onterecht, worden artiesten die subsidies links laten liggen en hun werk vermarkten vaak als sell-outs gebrandmerkt. We maken immers de fout om de markt als een homo-geen en onpersoonlijk gegeven te beschouwen met uniforme smaken en voorkeuren. Niets is minder waar. In Vlaanderen en Nederland bestaat ze uit 23 miljoen individuen die veel tijd en geld veil hebben voor cultuurbeleving. Om winstgevend te zijn komt het er voor de kunstenaar bijgevolg op aan om een heel klein aantal daarvan te behagen.

Dat laatste vereist niet alleen artistiek talent en ondernemerschap, maar ook bescheidenheid. De artiest moet er zich namelijk van weerhouden zich groter dan het publiek te wanen. Zoals Orson Welles zei is het publiek met haar gecumuleerde kennis en smaken steeds intelligenter dan de individuele art-iest die het kunstwerk creëert. Er is werkelijk niets

Page 42: Neo 3 14 15

42

dat het publiek niet kan begrijpen of naar waarde kan schatten. Het is aan de kunstenaar om dat pub-liek te vinden en het te bekoren met kunstwerken die horizonten verruimen. De ware sell-outs zijn net degenen die markt en publiek verketteren en zich verschuilen achter de overheid.

Arbeidsspecialisatie plaveit de weg naarnichekunst Dat de kunstensector thans zowel kwalitatief als kwantitatief in bloei staat, heeft volgens econoom Tyler Cowen een zeer eenvoudige verklaring. Adam Smith schreef reeds in 1776 dat de mate van arbe-idsspecialisatie binnen een bepaald marktsegment afhankelijk is van de grootte van die markt. Een grote, brede kunstmarkt brengt lage transactie-kosten en meer niches met zich mee. Het is waar dat populaire kunst met het leeuwendeel van de middelen gaat lopen, maar in een marktgedreven kunstensector moeten boeken, films of muz-iekalbums tegenwoordig geen bestsellers meer zijn om gefinancierd te geraken.

De macht van de grote uitgeverijen, filmstudio’s en platenlabels ten spijt, hun alternatieve, gespecial-iseerde en niche-gedreven tegenhangers zijn niet meer te tellen, net zo min als het aantal boeken, films en muziekalbums die in eigen beheer worden uitgebracht. Voor quasi elk genre is er een markt, het is net die doorgedreven arbeidsspecialisatie en gedecentraliseerde financiering die non-conformis-tische subgenres in het leven heeft geroepen.

Het klinkt als een contradictie, maar het is een waarheid als een koe: hoe meer markt, hoe minder de artiest afhankelijk is van het grote publiek en de mainstream. Charles Baudelaire als literair flâneur door Parijse straten, Roger Raveel als post-expres-sionistische kunstschilder en Ingmar Bergman als pionier van de suggestieve cinema zijn allen pro-

ducten van het kapitalisme. Zonder de gedecentrali-seerde werking van de markt was er voor hen geen publiek en bleven ze veroordeeld tot de tredmolen van de mainstream.

Natuurlijk vallen sommigen tussen de mazen van het net en botsen kunstenaars, vooral in het begin van hun carrière, vaak op onbegrip en financiële barrières. De markt is immers niet perfect en vol-maakte informatie is een illusie. Het punt is ech-ter dat vrije, welvarende en hoogtechnologische samenlevingen beter in staat zijn talent te ontdek-ken en te financieren dan hun starre, geplande en etatistische tegenhangers.

Hoge en lage cultuur: een tweespalt?Je merkt het wel, zet de televisie aan, stap de bioscoop binnen of sla een roddelmagazine open: er is heel wat ‘cultuur’ in omloop van uitermate beden-kelijke kwaliteit. Melancholie naar het verleden − toen het “allemaal beter en mooier was” − loert dan steevast om de hoek. Wat echter vergeten wordt, is dat niet alle werken de tand des tijds overleven. Heus niet alle Renaissanceschilderijen waren van even hoge kwaliteit als die van Rafaël, van Eyck en Bruegel, net zo min als alle Elizabethaanse schrijvers over het talent van William Shakespeare en Christo-pher Marlowe beschikten. Dankzij een soort cultu-reel Darwinisme zijn werken van minder succesvolle tijdsgenoten al lang in de vergetelheid geraakt, en in het slechtste geval niet eens bewaard gebleven.

Door cherry-picking gewijs doorsnee commerciële werken van nu te vergelijken met de meesterwerken van weleer, wordt een compleet verkeerd beeld opgehangen van de moderne cultuur. Het cultureel productieniveau is dankzij het kapitalisme thans een veelvoud van wat het eeuwen geleden was, waar-door er in verhouding nu eenmaal meer werken van mindere kwaliteit zijn, en dan is nog niets gezegd

Dat de markt zowel hoge als lage cultuur voortbrengt, illustreert geen verval maar net culturele diversiteit: zowel mainstream als niche komen aan

bod en krijgen ruimte.

Page 43: Neo 3 14 15

43

over het feit dat ze dankzij televisie en internet zichtbaarder zijn en beter bewaard worden.Vaak wordt ook het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur gebruikt als munitie tegen het kapi-talisme. Lage cultuur wordt geassocieerd met het commerciële en de mainstream, terwijl hoge cultuur eerder met niche en sofisticatie in verband wordt gebracht. Het kapitalisme zou vooral lage cultuur in de hand werken en aldus aan de basis liggen van het cultureel verval die de 21ste eeuw kenmerkt.

Tyler Cowen gaf aan dat dit onderscheid ons een vals beeld voorspiegelt. De moderne tijd telt op zowel kwalitatief als kwantitatief vlak een fenom-enale hoeveelheid culturele creaties. In die optiek moeten zowel hoge als lage cultuur als telgen van het kapitalisme beschouwd worden. Het onder-scheid tussen beide heeft immers een puur econ-omische verklaring: lage cultuur (een peperdure blockbuster) is kapitaalintensief, hoge cultuur (poëzie) eerder arbeidsintensief. Dat de markt zowel hoge als lage cultuur voortbrengt, illustreert geen verval maar net culturele diversiteit: zowel main-stream als niche komen aan bod.

Ook valt de scheidingslijn tussen beide niet zo zuiver te trekken. Vroeger waren muziek, film, fotografie en schilderkunst zeer kapitaalintensief en moesten ze − om de hoge kosten te kunnen dekken − vooral het grote publiek behagen. Thans zijn kapitaalkosten sterk verminderd en kan de kunstenaar artistieke wegen bewandelen die niet noodzakelijk de main-stream aanspreken. Franz Liszt, Stanley Kubrick en Gustave Flaubert werden in hun tijd als ‘populair’ aanzien, vandaag beschouwen we ze als pioniers die tot het muzikale, cinematografische en literaire canon behoren. Binnen 100 jaar zal men mogelijk op dezelfde manier kijken naar Daft Punk, Christopher Nolan en J. K. Rowling.

Wat dan met subsidies?Stel een ondernemer voor het voldongen feit dat hij volgend boekjaar 10% aan werkingsmiddelen moet inboeten, en hij zal steigeren. Het is voor de kunstenaar in tijden van besparingen niet anders.

Neem daar nog eens bij dat het totale Vlaamse cultuurbudget op jaarbasis ‘amper’ 500 miljoen euro bedraagt, terwijl de overheid wel miljarden veil heeft voor windmolens, F16’s en multinationals, en je begrijpt hun woede wel.

Net daarom hoeft de overheid zeker niet van het voorplan te verdwijnen. Sommige kunstvormen zoals theater en klassieke muziek zijn nu eenmaal niet of amper winstgevend. Ons land heeft een internationale vermaardheid in die sectoren die we moeten koesteren. Zomaar met de botte bijl inhak-ken op hun budget – zoals in Nederland gebeurde – brengt geen zoden aan de dijk en geeft blijk van populistisch pestgedrag ter rechts-conservatieve zijde. De stereotiepe linkse kunstenaar is in die middens – onterecht − een gegeerde boksbal. We mogen cultureel erfgoed niet offeren op het altaar van blinde ideologische dogma’s en partijpolitieke profilering.

Toch moet de culturele sector dit momentum aan-grijpen om een nieuwe richting in te slaan. Kun-stenaars afschermen van de markt maakt hen suf, traag en conformistisch. Vaak halen artiesten aan dat subsidies broodnodig zijn om hen het nodige comfort te verlenen zodat ze zich ten volle op de kunst kunnen concentreren. Vele kunstwerken vloeien echter juist voort uit periodes van chaos en onrust. Liefdesbreuken, overlijdens, schizofrene pro-ducenten en zeurende geldschieters blijken steev-ast katalysators te zijn van buitengewone culturele exploten. En het kan zelfs extremer: Ludwig Witt-genstein werkte aan de contouren van zijn Tractatus Logico-Philosophicus in de loopgraven van het Rus-sische front en Jan Campert combineerde tijdens de Tweede Wereldoorlog het schrijven van gedichten met zijn activiteiten als verzetsstrijder.

Ook biedt onze moderne economie, in scherp con-trast met vroeger, voldoende vrije tijd om aan kun-stcreatie te doen. Honderdvijftig jaar geleden was het begrip ‘weekend’ nog onbestaande. Men werkte zeven dagen op zeven, soms wel vijftien uur per dag. Een doorsnee job was hoegenaamd niet combineer-

Page 44: Neo 3 14 15

44

baar met het kunstenaarschap. Thans bieden nine to five jobs, deeltijds werk en tijdskrediet artiesten het nodige comfort om hun ware passies na te jagen. Zo was Franz Kafka gedurende zijn ganse leven actief als verzekeringsmakelaar en timmerde hij buiten zijn werkuren naarstig aan een literaire carrière. Hetzelf-de geldt voor Willem Elsschot (reclameman), Spinvis (postbode), Tuc Tuymans (buitenwipper), Willem Frederik Hermans (fotograaf) en vele anderen. Ook bieden academische posities vaak een uitweg. De faculteiten in het kunstenonderwijs en de letteren bestaan vaak uit deeltijds docerende professionals uit de culturele wereld.

SlotsomDe weerzin van de kunstenaar voor de markt ligt in het feit dat hij het oordeel van het publiek meer vreest dan dat van een subsidiecommissie. De markt

is immers kritischer, heterogener en veel minder voorspelbaar. Net daar ligt evenwel de grote uitdag-ing voor artiesten. Een samenleving waarin kennis, smaken en voorkeuren gedecentraliseerd en wijd-verspreid zijn, zal te allen tijde meer en betere kunst kunnen ontdekken en financieren dan nauwden-kende, politiek gestuurde overheidsinstellingen. Er is werkelijk niets van kwaliteit waar geen (niche)publiek voor bestaat, de ‘kunst’ bestaat erin dat publiek te vinden, te overtuigen en te begeesteren. Dat vergt bloed, zweet en tranen, maar dat zijn trials and tribulations waarmee elke ondernemer op het lange pad naar succes mee geconfronteerd wordt.

Markt en kunst zijn de ultieme bondgenoten in een cultureel succesverhaal dat onze Westerse beschav-ing naar ongekende hoogtes heeft getild. Hoogtijd voor de kunstenaar om dat kapitalisme te omarmen.

Marylène Madou PR verantwoordelijke LVSV Gent

Als liberaal, LVSV-lid en studente aan LUCA School of Arts had ik graag gereageerd op de recent ver-schenen tekst “Kunst en kapitalisme” door oud LVSV lid Thibault Viaene om enkele assumpties met betrekking tot de kunstwereld te nuanceren.

Ten eerste had ik graag de historische insteek willen weerleggen, aangezien dit nogal een misbruikt argu-ment is voor het ondernemerschap in de kunst. Uit-eraard waren kunstenaars vroeger de ideale “bedri-jfsleiders”, omdat het idee van de kunstenaar zoals we hem vandaag kennen niet vergelijkbaar is met het beroep kunstenaar in de achttiende eeuw. De kunstenaars die aangehaald worden – een Rubens, een Rembrandt – konden zich tot de elite van de maatschappij rekenen, omdat zij een zeldzame am-bacht uitvoerden. Een ambacht waarin veel geld te

verdienen viel, want kunst had tot enige doel de re-aliteit af te beelden. Hierbij komend dat de meeste opdrachten door Kerk of koningshuis werden uit-geschreven. Privé investeerders in kunst waren nog maar zeer dun gezaaid, aangezien zoiets als “smaak” en “voorkeur” nog niet echt bestond: een schilder kon goed schilderen, of niet. Een portret was realite-itsgetrouw, of trok op niets. Een kunstenaar kon on-beschaamd kapitalist zijn en zijn kennis van ambacht aanbieden als een ondernemer pur sang.

Met het ontstaan van de fotografie verdwijnt het ultieme doel van de kunst en ontstaat er iets to-taal nieuws: een creatief individu, dat zich kan en mag uiten in nieuwe, experimentele vormen. De nood om af te beelden verdwijnt en de kunstmarkt verandert naar één waarin vrijheid en het uiten van

Page 45: Neo 3 14 15

45

elke extremen in creativiteit de hoofdrol neemt. Alles kan plots kunst zijn. De realiteit hoeft nu niet meer afgebeeld te worden doorheen de schilder-kunst, want deze rol neemt de fotografie op zich. De kunstenaar zakt weg uit de elite – kijk naar de ex-pressionisten, die verstoten werden uit de maatsch-appij.

DE HEDENDAAGSE KUNSTENAAR ALS ONDER-NEMERHet feit dat kunstenaars anti-markt denkers zijn is een mythe. Zeer veel kunstenaars zijn juist bewust ondernemer en ik zou durven stellen dat het kun-stenaarschap omarmen ook het ondernemerschap omarmen is. Ik hoef maar namen te noemen als Wim Delvoye, Jeff Koons en Damien Hirst. De he-dendaagse kunstenaar dénkt naar een markt toe. Produceert, reproduceert en geeft mensen werk. Het ondernemerschap in de kunstwereld is trou-wens niets nieuws, maar manifesteerde zich al in de jaren zestig met Andy Warhol’s The Factory en ontplooide zich nog meer in de studio’s van Raus-chenberg en Christo. Op dit moment spreken we vaker over kunstbedrijven; het is maar normaal dat een Wim Delvoye zijn gotische beeldhouwwerken niet zelf last en ook hij is niet blij met de komst van de fiscus. Worden die varkensboeren in China een eerlijk loon betaald? De Art Farm zou een persiflage op het kapitalisme moeten worden, maar is tegeli-jkertijd een van zijn best betaalde projecten. Of kijk naar hoe een Jan Fabre zijn marketing perfect beheerst doorheen de media. Kortom, bij het mark-tdenken van de kunstenaar ligt er absoluut geen probleem, het probleem zit er eerder bij de gevoe-ligheid dat het sociale idee van het kunstenaarschap nooit mag veranderen. Hoe kan een kunstenaar nu niet socialist zijn? Als bezieler van de cultuur, die de kunst in contact wil brengen met alle lagen van de bevolking. Dàt is de hypocrisie van de hedendaagse kunstwereld.

WE ZIJN ALLEMAAL CORRUPTHet doet denken aan de redenering van Jan De

Cock, die vindt dat de kunstenaar een zakenman is, maar dan één die nooit voor de markt mag werken en juist de verantwoordelijkheid heeft om “tegen de markt te werken”. Daar zit er alvast een prob-leem: de kunstenaar die onderneemt, maar oh wee, niemand mag het weten. Geef mij dan maar Maurizio Cattelan, die zichzelf een rijkelijke vakantie gunde onder het mom van het opzetten van een artistiek evenement — een fake zesde Biënnale van de Caraïben: “we zijn gewoon allen op de een of an-dere manier corrupt. Het leven zelf is corrupt, en zo mag ik het hebben. Ik wil gewoon mijn stukje van de koek krijgen, zoals iedereen.” Jammer genoeg wordt deze oprechtheid binnen de kunstwereld nog niet altijd geapprecieerd en doet men liever alsof de he-dendaagse kunstenaar met honger in zijn atelier zit weg te kwijnen en zijn leven opoffert voor de kunst. Wim Delvoye zei het ooit zo: “Ik ben er niet op uit om de bourgeois in zijn hemd te zetten, maar om de kunstwereld in zijn hemd te zetten door bourgeois te zijn.”

Deze mentaliteit in de kunstwereld veranderen is moeilijk en een van de redenen waardoor we blijven vastplakken aan de stereotiepe linkse kunstenaar. Een kunstenaar wil niet dat zijn werk ervaren wordt als een strategisch geproduceerd product, maar als een uiting van een gevoel of een concept. Als een ding gemaakt voor de cultuur liefhebbende mens, zonder het oog op winstbejag. Dat verschil met een bedrijfsleider wegwerken, zal een eeuwig probleem blijven. Kunst puur economisch bekeken: dat is een steek in de rug van het kunstenaarschap.

KUNST ALS VRIJHEIDSWETENSCHAPEen kunstenaar wil zijn beroep liefst in alle mogeli-jke vrijheid uitvoeren en tonen. Zoals Joseph Beuys ooit al zei: “Kunst is een vrijheidswetenschap”. Moesten subsidies afgeschaft worden, zouden vele kunstenaars genoodzaakt zijn een fulltime job te zoeken. Ongeacht alle economische argumenten, het blijft moeilijk voor een kunstenaar zich na een

Het verhaal dat kunstenaars anti-markt denkers zijn is een mythe.

Page 46: Neo 3 14 15

46

fulltime job ook nog eens creatief te uiten op een hoog niveau. Maar dit kan volgens mij gerust anders opgelost worden. In België zijn er heel wat (rijke) kunstliefhebbers (ik denk aan een Fernand Huts) die veel investeren in goed werk. Zouden we dit deels kunnen verschuiven naar een investering in de kun-stenaar zelf? In Noord-Amerika bijvoorbeeld staat het cultuurbeleid op een zeer laag pitje en draaien de meeste musea en kunstenaars op fondsen, een systeem waarin de commerciële kunst floreert, want het is niet langer de overheid die beslist welke kunst getoond mag worden. Jaarlijks worden miljoenen

dollars gedoneerd. Het aantal kunstliefhebbers zal nooit dalen en het probleem ligt eerder bij de veronderstelling dat de subsidies er altijd zullen zijn. Een kunstenaar zou op zoek moeten gaan naar een investeerder – iemand die in hem gelooft, iemand die talent spot. Klinkt behoorlijk gelijk aan een startende ondernemer. Dat vraagt wel een essen-tiële mentaliteitsverandering, maar kunst zal op die manier ook niet meer beperkt worden door de beslissingen van de subsidiecommissie, maar juist door hernieuwde vrijheid nieuwe paden kunnen inslaan.

Page 47: Neo 3 14 15

47

Niek Van Kerckvoorde Oud-voorzitter LVSV Gent

Dit semester organiseerde LVSV Gent een activiteit i.s.m. KVHV Gent. Verschillende oud-leden uitten hun bezorgdheid over deze samenwerking omwille van het KVHV-verleden. Er was de vrees voor een associatie van het LVSV met het KVHV. Binnen de vereniging

werd hier ernstig over gedebatteerd. Uiteindelijk werd besloten de activiteit door te laten gaan, dit na een stemming waar het bestuur niet unaniem was. Toenmalig voorzitter

Niek ging hier niet mee akkoord en diende zijn ontslag in. Deze tekst fungeert als verant-woording voor die beslissing en is vanzelfsprekend volledig in naam van de auteur.

Drie jaar geleden ging ik voor het eerst naar een activiteit van LVSV Gent, een debat over techno-cratie versus ideologie. Diezelfde avond nog liet ik mij overhalen om lid te worden. Sindsdien miste ik amper een activiteit. De beslissing om lid te worden zou een radicale ommekeer teweegbrengen in mijn leven. Wellicht de beste beslissing in mijn leven. LVSV heeft mij alles in vraag doen stellen. Niet alleen mijn politieke visie, maar ook het nut van mijn toenmalige studies. Elke dag opnieuw merk ik de gevolgen van mijn beslissing om bij het LVSV te gaan. Ik durf gerust zeggen dat LVSV mij in contact heeft gebracht met ideeën en kennis die ik anders nooit had ontdekt. LVSV heeft van mij een kritisch individu gemaakt. Vorig jaar werd ik door de leden verkozen als voorzitter van LVSV Gent. Een enorme eer om zo’n mooie studentenvereniging te mogen leiden en iets terug te kunnen geven.

Aan deze mooie tijd kwam op 9 februari een abrupt einde. Een beslissing van het bestuur dwingt mij om ontslag te nemen. De reden van mijn ontslag is de activiteit met Ivan Van de Cloot in samenwerking met KVHV Gent. Aanvankelijk was ik niet sceptisch tegenover deze samenwerking, omdat ik verblind was door de schijnbare gematigdheid die KVHV van-daag ten toon spreidt. Maar enorm wat oud-leden en ereleden hebben hun ongenoegen geuit over deze samenwerking en geargumenteerd waarom deze samenwerking onbespreekbaar zou moeten zijn.

Het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond heeft zich in het (zowel verre als nabije) verleden zeer vijandelijk opgesteld tegenover ons. Enkele jaren geleden werden we nog achtervolgd en in elkaar geslagen door hun knokploeg. De geschiedenis die KVHV met zich meedraagt is er een die fascisme, solidarisme, homofobie en xenofobie verheerlijkt, een ideologie waar wij als liberalen in de verste verte niet mee geassocieerd willen worden, tenzij in een context van afkeer en controverse. KVHV mag zich vandaag dan wel gematigd noemen en sommige economische theorieën delen met ons, in essentie is en blijft het een studentenvereniging die extreem rechtse idealen verheerlijkt. Ons in het openbaar broederlijk naast deze studentenverenig-ing begeven, wekt de schijn dat wij niet meer dezelf-de afschuw hebben voor deze vereniging als we des-tijds hadden. De aandacht die KVHV vandaag heeft, hebben ze niet verkregen door positief in de picture te lopen, maar door boodschappen uit te dragen die diametraal staan tegenover onze overtuiging.

Het bestuur argumenteert dat we de kosten voor de spreker niet alleen kunnen dragen en dat we de kans moeten grijpen om via de samenwerking 400 mensen - dit is het aantal aanwezigen dat ze verwachten - naar een activiteit te lokken en onze boodschap te laten aanhoren. 400 aanwezigen is inderdaad enorm aantrekkelijk én de prijs die Ivan Van de Cloot vraagt is inderdaad niet min, maar ideologische prostitutie - ik kan geen andere ver-

Page 48: Neo 3 14 15

48

woording bedenken - is écht wel een brug te ver. 400 mensen een boodschap meegeven waar wij in geloven is misschien wel de moeite waard om eens onze geldbeugel open te doen. Het bestuur denkt dat amper iemand de reputatie van KVHV kent, maar niks is minder waar. In mijn vriendenkring zijn er tientallen personen die in de verste verte niet in politiek geïnteresseerd zijn en KVHV toch kennen als die extreem rechtse studenten met hun petjes. Het kan niet anders dan dat LVSV hier geen schade van oploopt.

De Vlaamse leeuw heeft in het verleden zijn klau-wen meermaals getoond. Vandaag lijkt deze leeuw

getemd, maar niks is minder waar. Het is naïef te geloven dat de leeuw niet zal ontwaken uit zijn slaap en in de toekomst niet diezelfde klauwen zal tonen. Deze leeuw is een gevaarlijk beest dat ons kan meesleuren in zijn genadeloosheid wanneer hij weer ontwaakt. En dan zal LVSV herinnerd worden als de vriendjes van KVHV. Deze verantwoordeli-jkheid wil en kan ik niet dragen. Er bleef voor mij dan ook geen andere optie over dan ontslag nemen als voorzitter en het bestuur vaarwel zeggen. Hoe pijnlijk deze beslissing ook was, ik heb deze in eer en geweten genomen.

Ik hoop dat ik ongelijk heb. Libertas vincit!

Verslagen van de LVSV-activiteiten, de loopgraven

van de politieke strijd!

Lezingen in het Liberaal Archief, pinten in de Boom Boom.. Het zijn slechts enkele van de vele voordel-en van een goed gevulde LVSV-kalender. Op twaalf februari ontwaakte het LVSV weer uit zijn winter-slaapje. De punten gevierd of verteerd tekenden heel wat mensen present voor de lezing van Bart Verhaeghe over ondernemen in Vlaanderen. De Uplace-ondernemen heeft veel te zeggen zo blijkt, het bestuur kijkt bij het controleren van de PPT on-gelovig toe hoe het aantal dia’s gemakkelijk boven de 200 gaat. Het gaat vooral over moeizaam onder-nemen in Vlaanderen. Bart Verhaeghe vertelt over risico’s nemen, gedrevenheid en vooral over het doorbreken van politieke onwil.

De gedrevenheid haalt hij uit zijn duidelijke opvoed-ing met christelijke waarden. Na zijn studies aan Vlerick wilde hij “het maken”. Na veel aandringen verleende de 18e bank waar hij aanklopte hem een lening om zich in te kopen bij een aannemersbedrijf. Hij duwde dit bedrijf uiteindelijk richting het ma-nagen van grote bouwprojecten, iets wat zijn nog steeds de kern van zijn businessmodel is.

Na veel dia’s over Club Brugge was vooral het deel rond de politieke onwil over UPlace interessant. UPlace is volgens Bart Verhaeghe nodig omdat retail en belevingscentra de toekomst zijn in België, een

Page 49: Neo 3 14 15

49

regio die weinig “natuurlijke troeven” heeft. Los van je houding tegenover ’s lands bekendste winkel-complex, is het zeker dat de rechtszekerheid in dit dossier ver te zoeken. Een kluwen van wetgevers en rechtscolleges die elkaar allemaal tegenspreken ver-hinderde tien jaar lang uitsluitsel. Met elke nieuwe regering werd opnieuw onderhandeld. Een beetje econoom weet dat onzekere eigendomsrechten dodelijk zijn voor de welvaart .. Ook de vele klachten zitten Verhaeghe dwars. “We klagen over de Amerikaanse cultuur met class ac-tion law suits, maar hier in België heb je zelfs geen groep nodig. Één persoon houdt bruggen, straten, snelwegen .. tegen. Niets schadevergoeding, nul rechtszekerheid. Als ik wil houd ik elk project in elke gemeente tegen.” Uiteindelijk vroeg de overheid zelf om advies, aangezien ze de weg kwijt was in het wettelijke doolhof. Een dag na de lezing keurde de overheid eindelijk het project goed.

Na een vurig pleidooi voor meer efficiëntie en meer respect voor ondernemers spoelden we de lezing weg met een pint in de Boom Boom.

Enkele weken later deprimeerde ex-voorzitter Marc De Vos ons allen met cijfers over de vergrijzing en pensioenhervorming, al sloot hij wel af met een optimistische blik op de toekomst (we zijn tenslotte liberalen voor iets). De Itinera-veteraan geeft al de-cennia lezingen over de vergrijzing, en deed dit lang met een blik op de toekomst. Niet meer: het schrik-beeld van de vergrijzing haalde ons in. De eerste babyboomers (geboren tussen ’45-’65) zijn onder-tussen al 70, en jaren met pensioen. De komende jaren neemt die groep alleen maar toe. “De kranen staan wijd open, het is nu zoeken naar dweilen”, aldus Marc de Vos. Het huidige systeem in stand houden tot in 2030 betekent een stijging van de kosten met 12 procentpunt. De effectieve pensioen-leeftijd in België ligt onder de 60 jaar. Veel mensen stoppen met werken op hun 57e, 58e en 59e. Ingrijpende veranderingen nodig dus. Opeenvol-gende overheden zien het probleem al decennia aankomen. De grote innovatie van acht jaar Paars op dit vlak was natuurlijk het Zilverfonds. Het idee erachter: de verminderde interesten die we zullen moeten betalen op de overheidsschuld storten we in het Zilverfonds, een spaarvarkentje. Jaren werd

Page 50: Neo 3 14 15

50

hierover gesproken alsof het een “asset” betrof, ter-wijl er eigenlijk gewoon een belofte op papier gezet werd. Het is het equivalent van op een briefje papier te schrijven dat je jezelf een miljoen euro schuldig bent, en dan overal rond te bazuinen hoe rijk je bent zoals Ivan van de Cloot het ooit zei. Spilzucht en een financiële crisis zorgden ervoor dat er nooit een euro in het fonds kwam. De regeringen na paars debatteerden vooral veel over de pensioenhervorm-ing maar veranderden niets. De huidige regering wil hervormen tegen 2030. Dan is de babyboomgener-atie al voorbij. Hervormen na de feiten, faut le faire.Er zullen drastischere en ernstigere maatregelen nodig zullen zijn. Langer werken ia er een van. Een voorbeeldland voor prof De Vos is Nederland waar de demografische factor als een variabele ingebouwd zit in de pensioenberekening. Zo wordt er meteen door de zure appel heen gebeten. Ook de scheeftrekking tussen ambtenaren en gewone werknemers is niet meer van deze tijd.

Na al deze doom and gloom sloot De Vos af met een optimistische visie op de toekomst. De Driverless Car alleen al levert ons binnen enkele jaren 1% extra

groei op per jaar. En de babyboomgeneratie mag dan wel zwaar doorwegen op de begroting, het is ook de rijkste generatie ooit. Die de komende jaren geld spendeert dus. Met een correct kader om inno-vaties toe te laten en een aanmoediging van tech-nologie voor senioren zijn we al een eind op weg. Een andere topactiviteit was Ivan Van de Cloot. Au-teur van het boek “Roekeloos” en bekend criticaster van hoe de overheden met banken omgaan. Zijn belangrijkste boodschap? Het financiële systeem is volledig losgeslaan, en door de banken te redden met belastinggeld creëert de overheid monsters. Klassieke moral hazard: wie niet moet instaan voor de gevolgen van zijn roekeloosheid, leert niets. Financiële hervorming moet banken “beheersbaar” maken volgens Van de Cloot. Dit betekent ook bank-en opdelen als een faillissement een gevaar voor het systeem of de maatschappij betekent. Zo vermijd je banken die “too big to fail zijn”.

In de Belgische context hekelde Van de Cloot mensen zoals Elio Di Rupo, die trots verkondigde dat hij Dexia iets bijgebracht had, Fortis-toplui die toegeven niet veel van bankieren af te weten, een

Page 51: Neo 3 14 15

51

Yves Leterme die “liever in de klas van Frieda zit dan verantwoording af te leggen in het parlement”. Dexia was een van de meest ontspoorde banken ter wereld. Detroit, de Oostenrijkse bad bank die onlangs omviel, rommelkredieten, financiële instru-menten die het niet begreep, Grieks staatspapier.. Alles kocht en financierde de bank. Ook nu nog zwaaien velen met de “ratings” uit die tijd, die waar-deloos bleken.Als voorbeeld van het ontsporen van het systeem haalde VDC aan dat slechts 10% van het schuldpa-pier op de balans van banken nog gelinkt is aan de reële economie. De rest zijn dus transacties, tus-sen banken, van derivaten. “Finance by finance for finance.”Kritiek zoals het moet zijn dus: vlijmscherp, nietsontziend. Iets waar het LVSV zich mee kan identificeren. “Naming and shaming” komt echter met een prijs. Van de Cloot veroordeelde het dog-

matisch denken rond de eurozone, en stelde dat de euro indertijd oprichten met deze landen roekeloos was. Vwerschillende medestanders-economen uit die tijd werden geweerd op vergaderingen, in denktank-en, in commissies bij de creatie van de euro. Zelfs nu zijn er invloedrijke politici die ronduit stellen dat ze Griekenland opnieuw zouden toelaten moest de euro vandaag gevormd worden. Ook nu worden kritische stemmen gesmoord, en met labels als “euroscep-ticus”, “pessimist” gemarginaliseerd. Wat we hier als kiezer aan kunnen doen lijkt weinig. Theoretisch kan het volk zijn leiders afzetten. Het principal-agent probleem en de rational ignorance zorgen er echter voor dat het merendeel van de mensen nog nooit van een centrale bank of staatsgaranties gehoo-rd heeft. Dit is de leemte die het LVSV probeert te vullen. Steun ons, word lid! De activiteiten zijn altijd terug te vinden op www.lvsvgent.be/agenda.

Page 52: Neo 3 14 15