NAO's Nieuwjaarsbrief 2016

5
N*A* * DE NAAMLOZE ACHTER ONS ! 1 N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, las zijn nieuwjaarsbrief : Flaneren in 2016 Ode aan Parijs Het voorbije jaar koos Pierre-Alexis Dumas, algemeen directeur van het modehuis Hermès als inspiratiethema: “Uitnodiging tot het flaneren”. Dit werd getoond door designer Hubert Le Gall in de tentoonstelling “Wanderland” in Saatchi’s in Londen. In elf interactieve zalen zag men objecten uit de privéverzameling van stichter Emile Hermès, samen met verschillende zaken uit een doorsnee Frans huis, in scène gezet door tal van artiesten: geraffineerde fietsconstructies, eersteklas reistassen, lederen laarzen, reisschrijfdozen, uurwerken, paraplu’s, kaartspelen, … Poëtische tableaus, echte rariteitenkabinetten, die eerder een intimistisch binnenpleintje evoceerden, dan een ouderwets café. Voor Dumas heeft het flaneren te maken met nieuwsgierigheid, met het open stellen van ons denken en niets zomaar aannemen. Het in vraag stellen van de wereld rondom ons… én het zoeken naar schoonheid. Het gaat voor hem niet over nietsdoen – tenzij, zo denk ik dan, op de wijze van Yves Klein (*) – maar wel over het actief zoeken naar de essentie van alles. Over filosofie dus. Dat klinkt wel mooi… De vraag is echter of hier niet hetzelfde geldt als voor Prada-Meinhof indertijd, waarin Andreas Baaders hollywoodiaanse allures in de verf werden gezet, N* A* O*’S N I E U W J A A R S B R I E F

description

Flaneren in 2016Ode aan Parijs

Transcript of NAO's Nieuwjaarsbrief 2016

N*A* * DE NAAMLOZE ACHTER ONS !

1

N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, las zijn nieuwjaarsbrief :

Flaneren in 2016

Ode aan Parijs

Het voorbije jaar koos Pierre-Alexis Dumas, algemeen directeur van het modehuis Hermès als inspiratiethema: “Uitnodiging tot het flaneren”. Dit werd getoond door designer Hubert Le Gall in de tentoonstelling “Wanderland” in Saatchi’s in Londen. In elf interactieve zalen zag men objecten uit de privéverzameling van stichter Emile Hermès, samen met verschillende zaken uit een doorsnee Frans huis, in scène gezet door tal van artiesten: geraffineerde fietsconstructies, eersteklas reistassen, lederen laarzen, reisschrijfdozen, uurwerken, paraplu’s, kaartspelen, … Poëtische tableaus, echte rariteitenkabinetten, die eerder een intimistisch binnenpleintje evoceerden, dan een ouderwets café. Voor Dumas heeft het flaneren te maken met nieuwsgierigheid, met het open stellen van ons denken en niets zomaar aannemen. Het in vraag stellen van de wereld rondom ons… én het zoeken naar schoonheid. Het gaat voor hem niet over nietsdoen – tenzij, zo denk ik dan, op de wijze van Yves Klein (*) – maar wel over het actief zoeken naar de essentie van alles. Over filosofie dus. Dat klinkt wel mooi… De vraag is echter of hier niet hetzelfde geldt als voor Prada-Meinhof indertijd, waarin Andreas Baaders hollywoodiaanse allures in de verf werden gezet,

N* A* O*’S

N I E U W J A A R S B R I E F

N*A* * DE NAAMLOZE ACHTER ONS !

2

samen met de logo’s van BMW, Mercedes en Lufthansa: depolitisering en zelfs terrorisme als spiegel van de staat?

Wéét Hermès-baas Dumas écht wat flaneren en nietsdoen à la Klein (*) zijn? Flaneren impliceert toch dat men niet weet waarheen men gaat, waarbij men zich overgeeft aan het onverwachte?

http://www.dailymotion.com/video/x2hwbdv

Flânerie volgens Hermès Het knappe van dit Hermès-initiatief is een zeker gevoel voor geschiedenis, zodat dus afgestapt wordt van de neoliberale minimalisering van de geschiedenis in functie van de toekomstige (kapitalistische) productie en consumptie. Bovendien trapt Hermès niet in de typische valkuilen van het postmodernisme: de geschiedenis wordt niet geïroniseerd, noch wordt zij gereduceerd tot een gedenkplaats van een of ander slachtofferschap. Mààr… staat Hermès toe om, zoals opperflaneur Walter Benjamin, in een object in zijn natuurlijke omgeving… de gehele context van de stad in ruimte en tijd te lezen? Laat Hermès toe om door middel van het flaneren algemene, aan conventies gebonden betekenissen, die iedereen aan bepaalde objecten toekent op zijn eigen manier te vertellen? Maakt Hermès het mogelijk om niet alleen de bestaande conventies uiteen te halen en te bekritiseren, maar ook om er eigen, nieuwe combinaties mee te maken? Geeft Hermès met andere woorden datzelfde gevoel van TWIJFEL dat zo typisch is voor de hasjiesj-intoxicatie?? En zo kom ik tot Walter Benjamins “montage-methode”, die hij toepaste in zijn extreem onafgewerkte boek over de Parijse winkelpassages. Hij wilde een (marxistisch) dialectisch sprookje schrijven over de stedelijke ervaring door surrealistisch te vertellen door middel van een montage van fragmentarische teksten. Benjamin wilde de Europese massa’s, die hij als Doornroosje beschouwde, door de kus van de prins de ogen openen voor de waarheid van hun leven onder het kapitalisme… Het na zijn zelfmoord in de Parijse Bibliothèque Nationale teruggevonden incomplete werk bedroeg ongeveer 900 pagina’s citaten (van schrijvers), gegroepeerd onder kopjes en voorzien van commentaren, plus een verscheidenheid van plannen en overzichten. Walter Benjamin had de bedoeling, hoe utopisch ook, om zijn eigen commentaren uiteindelijk discreet terug te trekken, opdat het achtergebleven materiaal het volledig gewicht van de structuur zou dragen, zoals de “montage-

N*A* * DE NAAMLOZE ACHTER ONS !

3

methode” verlangde…

http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.be/2010/12/flanerie.html

Flânerie volgens Benjamin Benjamin streefde met het Passagen-Werk niet naar economische geschied-schrijving (hoewel hij het wel had bedoeld als een correctie op de hele discipline van de economische geschiedschrijving). In zijn boek wilde Benjamin proberen de 'fantasmagorische' ervaring vast te leggen van de Parijzenaar die langs tentoongestelde waren slentert, een ervaring die nog navolgbaar was in zijn tijd, toen 'passages verspreid over het grootstedelijke landschap lagen als grotten die de fossiele resten bevatten van een verdwenen monster: de consument van het pre-imperialistische kapitalisme, de laatste dinosaurus van Europa.' Het vernieuwende aspect van het Passagen Werk zit in de vorm. Het is gebaseerd op het principe van montage en plaatst tekstfragmenten uit heden en verleden naast elkaar in de verwachting dat er vonken ontstaan en ze elkaar verlichten. Als bijvoorbeeld item 2,1 van Convoluut L, dat verwijst naar de opening van een kunstmuseum bij het paleis van Versailles in 1837, gelezen wordt in combinatie met item 2,4 van Convoluut A, dat de ontwikkeling van passages naar warenhuizen beschrijft, komt bij de lezer idealiter de associatie op: 'museum staat tot warenhuis als kunstwerk tot handelswaar'. Volgens Max Weber wordt de moderne wereld gekenmerkt door verlies van geloof, onttovering. Benjamin heeft een andere invalshoek: dat kapitalisme de mensen in slaap heeft gewiegd, dat ze alleen uit hun collectieve betovering zullen ontwaken wanneer hen duidelijk wordt gemaakt wat er met hen gebeurd is. Het opschrift bij Convoluut N is van Marx: 'De hervorming van het bewustzijn bestaat uitsluitend in het ontwaken van de wereld uit haar droom over zichzelf.' De dromen van het kapitalistische tijdperk worden belichaamd in handelswaar. In hun totaliteit vormen deze een fantasmagorie, die voortdurend van gedaante verandert naargelang het tij van de mode. Ze worden aan de massa van betoverde aanbidders aangeboden als de belichaming van hun diepste verlangens. De fantasmagorie verbergt altijd zijn oorsprong (die ligt in vervreemdende arbeid). Fantasmagorie bij Benjamin is dus een beetje als ideologie bij Marx — een aaneenschakeling van publieke leugens in stand gehouden door de macht van het kapitaal — maar heeft in haar werking op collectief, maatschappelijk niveau meer weg van freudiaanse droomarbeid. 'Ik hoef niets te zeggen, alleen te tonen', zegt Benjamin ergens. En elders: 'Ideeën zijn voor voorwerpen wat constellaties zijn voor sterren.' Als het mozaïek van citaten juist wordt opgebouwd, moet er een patroon ontstaan, een patroon dat meer is dan de som van zijn delen maar onafhankelijk daarvan niet kan bestaan: dat is de essentie van de nieuwe vorm van historisch-materialistisch schrijven die Benjamin volgens zichzelf bedreef. Benjamin bedacht het begrip van het dialectische beeld, waarvoor hij teruggreep op de emblemata van de Barok — afbeeldingen die ideeën symboliseren — en de allegorie volgens Baudelaire — de wisselwerking van ideeën wordt vervangen door de wisselwerking van emblematische objecten. Allegorie, zo stelde

N*A* * DE NAAMLOZE ACHTER ONS !

4

Benjamin, kon de rol van het abstracte denken overnemen. De objecten en gestalten die de passages bevolken — gokkers, hoeren, spiegels, stof, wasfiguren, mechanische poppen — zijn (voor Benjamin) emblemen en hun wisselwerking brengt betekenissen voort, allegorische betekenissen die de inbreuk van theorie niet nodig hebben. Op dezelfde wijze kunnen uit het verleden genomen tekstfragmenten die in het geladen veld van het politieke heden worden geplaatst, zich gedragen zoals de elementen van een surrealistisch beeld, spontaan in wisselwerking treden en politieke energie afgeven. ('De gebeurtenissen waardoor de historicus is omgeven en waaraan hij deel heeft', schreef Benjamin, 'liggen ten grondslag aan zijn voorstelling van zaken als een tekst geschreven in onzichtbare inkt.') Aldus vormen de fragmenten het dialectische beeld, dialectische beweging die kortstondig is bevroren en bezichtigd kan worden, 'tot stilstand gekomen dialectiek'. 'Alleen dialectische beelden zijn echte beelden.' Dat is alle theorie, hoe ingenieus ook gevonden, waarop Benjamins sterk anti- theoretische boek een beroep doet. Maar wat heeft het Passagen-Werk dan te bieden aan de lezer die niet overtuigd is door de theorie, de lezer voor wie de dialectische beelden nooit helemaal levend worden, de lezer die wellicht niet ontvankelijk is voor de raamvertelling van de lange slaap van het kapitalisme, gevolgd door de dageraad van het socialisme? De kortst mogelijke lijst zou omvatten: een schat aan merkwaardige feiten over Parijs; een overweldigende hoeveelheid prikkelende citaten, de oogst van een nauwgezette en individuele geest die duizenden boeken doorpluist; bondige commentaren met een hoog aforistisch gehalte, over de vele onderwerpen die Benjamins interesse opwekten (bijvoorbeeld: 'Prostitutie kan aanspraak maken op de benaming "werk" op het moment dat werk prostitutie wordt'); en een glimp van Benjamin die speelt met een nieuwe manier om zichzelf te beschouwen als verzamelaar van 'trefwoorden in een geheim woordenboek', samensteller van een 'magische encyclopedie'. Plotseling lijkt Benjamin, deze esoterische lezer van een allegorische stad, verwant aan zijn tijdgenoot Jorge Luis Borges, de fabeldichter van een ongeschreven universum. Wat was Walter Benjamin? Een filosoof? Een criticus? Een historicus? Louter een 'schrijver'? Het beste antwoord is wellicht dat van Hannah Arendt: hij was een van 'de niet-rubriceerbare mensen... wier werk noch onder bestaande indelingen valt noch een nieuw genre voortbrengt.' Hij benaderde zijn onderwerp niet rechtstreeks maar via een schuine hoek, gaf een perfect geformuleerde samenvatting en ging dan verder vanuit een volgend perspectief. Dit handelsmerk is direct herkenbaar maar evenzeer onnavolgbaar en berust op een scherp intellect, een zwierig gedragen geleerdheid en een schrijfstijl die, toen hij zich niet langer beschouwde als professor doctor Benjamin, een wonder van accuratesse en zeggingskracht werd. Aan zijn project om de waarheid van onze tijd bloot te leggen, lag een ideaal ten grondslag dat hij bij Goethe vond uitgedrukt: de feiten zodanig rangschikken dat de feiten hun eigen theorie vormen. Hoe ons oordeel over het Passagen Werk ook luidt — ruïne, mislukking, onmogelijke onderneming — het boek wijst vooruit naar een nieuwe manier om over een beschaving te schrijven, met haar afval en niet zozeer haar kunstwerken als materiaal: geschiedenis van

N*A* * DE NAAMLOZE ACHTER ONS !

5

onderaf en niet zozeer van bovenaf.

Aldus las N*A*O*, ‘Van wensen komt verdriet’,

Merksem, 1 januari 2016 (*) Wat bedoelt N*A*O* toch met het “nietsdoen op de wijze van Yves Klein”? De beste referentie om dit te begrijpen vinden we in een tekst van Klein uit 1959, namelijk “Le Réalisme authentique d’aujourd’hui”: “Ma position vis-à-vis de l’art contemporain est la position ALLONGEE! Oui, je cherche à présent ce tout premier sommeil (..) qui crée (..) dans toute la chair et qui permet (..) de retrouver la vraie joie de vivre!” “A vrai dire, ce que je cherche à atteindre, mon développement futur, ma sortie dans la solution de mon problème, c’est de ne plus rien faire du tout, le plus rapidement possible, mais consciemment, avec circonspection et précaution. Je cherche à être ‘tout court’. Je serai un ‘peintre’. On dira de moi: c’est le ‘peintre’. Et je me sentirai un ‘peintre’, un vrai justement, parce que je ne peindrai pas, ou tout au moins en apparence. Le fait que j’ ‘existe’, comme peintre sera le travail pictural le plus formidable de ce temps.” En in een andere tekst van datzelfde jaar, “Le Dépassement de la problématique de l’art”, lezen we: “La Vie, le vie elle-même, qui est l’art absolu.”