Mod 4.3 eerste dringende maatregelen en...

92
Syllabus Basisopleiding basiskader Module 4.3 : De eerste dringende maatregelen nemen en de vaststellingen doen van de meest voorkomende misdrijven Harmonisatie 2009 V 1.3

Transcript of Mod 4.3 eerste dringende maatregelen en...

Syllabus

Basisopleiding basiskader

Module 4.3 : De eerste dringende maatregelen nemen en de vaststellingen doen van de meest voorkomende misdrijven

Harmonisatie 2009 V 1.3

2

VOORWOORD

DGS / DSE ___________

Complex Geruzet

Luchtmachtlaan 10 1040 Brussel

Tel. 02/644 88 02 Fax. 02/644 88 30

Email [email protected]

Contact :

Ph BOURGE

L VAN CRAENENBROECK

Deze bundel is bestemd voor de opleiding. Hij mag

niet worden verspreid buiten de politie. Elke – zelfs

gedeeltelijke – reproductie zonder schriftelijke

toelating van de auteur is strikt verboden. De

auteur is bovendien alleen verantwoordelijk voor de

inhoud ervan.

De bundel heeft slechts een didactisch doeleinde.

Het enige doel is het leerproces van de cursisten te

vergemakkelijken. Deze bundel wil de wetteksten en

reglementaire teksten waarop hij is gebaseerd niet

vervangen, noch er een samenvatting van vormen.

Elke opmerking, verbetering of aanvulling is welkom.

Alle in deze bundel geformuleerde beschouwingen

hebben zowel betrekking op vrouwen als op mannen.

Veel leesplezier…

3

Dankwoord Voor het opstellen van deze bundel hebben we ons vrij geïnspireerd op de bestaande documentatie binnen de provinciale scholen. We wensen alle betrokken lesgevers van deze provinciale scholen dan ook te bedanken omdat ze ons hun documentatie ter beschikking hebben gesteld en omwille van hun ondersteuning en kritische opmerkingen tijdens de totstandkoming van deze bundel. In het bijzonder bedanken we CP Marc DILLEN (PIVO), CP Robert KRUPA- KRASOWSKI (Ecole Provinciale de Jurbise) en CP Bernard DEGRANGE (Ecole Provinciale de Liège), op wiens syllabi deze bundel grotendeels is geïnspireerd. Eveneens wensen we alle collega’s te bedanken die, naargelang hun specifiek werkdomein, ons hun expertise en ervaring hebben ter beschikking gesteld. Hun opmerkingen en aanvullingen vormden een belangrijke meerwaarde. Een speciaal woord van dank gaat naar HCP Marc VAN DE PLAS, HCP Frank VAN SAELEN en CP Karen PLASSCHAERT (werkgroep Moord), Robert VANKAN (DGJ/DJT) en CP Jean-Michel LE MOINE (FGP Brussel).

4

Inhoudstafel

Voorwoord

Dankwoord

Inhoudstafel

Doelstellingen

Lijst van gebruikte afkortingen

1 Bevoegdheden 1.1 Gewone bevoegdheden 1.2 Bevoegdheden in geval van een op heterdaad ontdekt misdrijf (en

gelijkgestelde gevallen)

1.2.1 Definitie : op heterdaad ontdekt misdrijf 1.2.2 Commentaar 1.2.3 Gelijkgestelde gevallen 1.2.4 Einde van de procedure van de ontdekking op heterdaad 1.2.5 Buitengewone bevoegdheden

1.3 Verzoek van het « hoofd van het huis » (persoon die het werkelijk genot heeft

van de plaats)

1.3.1 Voorwaarden 1.3.2 Bevoegdheden

1.4 Voorrecht inzake inbeslagneming

1.4.1 Algemeen principe 1.4.2 Rechtspraak 1.4.3 Verantwoordelijkheden AGP

2 Definitie van de afstapping 2.1 Algemeen 2.2 Terminologie

5

3 Voor de afstapping 3.1 Kennisneming van de feiten

3.1.1 Het ontvangen van de informatie 3.1.2 De verwerking van de informatie 3.1.3 Het doorgeven van de ingewonnen informatie

3.2 Reactie van de ter plaatse gezonden ploeg

3.2.1 VOOR het vertrek 3.2.2 Tijdens het TRAJECT 3.2.3 Opmerkingen

4 Aankomst ter plaatse 4.1 Veiligheid

4.1.1 Snelle rondgang ter plaatse 4.1.2 Gevaren ter plaatse

4.2 Evaluatie van de toestand/Vraag om bijstand/1ste Sitrep 4.3 Personen ter plaatse

4.3.1 Principes 4.3.2 Slachtoffer(s) 4.3.3 Dader(s)/verdachte(n) ter plaatse 4.3.4 Getuige(n)

4.4 Bepalen van de aard van de feiten 4.5 Evaluatie van de toestand/Vraag om bijstand/2de Sitrep

5 Te nemen maatregelen op de plaats delict 5.1 Isolatie van de plaats delict : instellen van de perimeters

5.1.1 De gerechtelijke uitsluitingszone en de gerechtelijke uitsluitingsperimeter 5.1.2 De isolatiezone en isolatieperimeter 5.1.3 De ontradingszone en de ontradingsperimeter 5.1.4 Belangrijke opmerkingen 5.1.5 Andere bijzondere plaatsen

5.1.5.1 Plaats van afspraak (PA) 5.1.5.2 Commandopost 5.1.5.3 Toegangsweg

6

5.2 De sporen

5.2.1 Inleiding 5.2.2 De principes van technische en wetenschappelijke politie 5.2.2.1 Principe van Locard 5.2.2.2 Principe van Quetelet 5.2.2.3 Principe van « Eens weg, altijd weg » 5.2.3 Taken van de eerstelijnspolitie 5.2.4 Taken van de technische en wetenschappelijke politie 5.2.4.1 Zoeken naar aanwijzingen 5.2.4.2 Opnemen van aanwijzingen 5.2.4.3 Bewaren van aanwijzingen 5.2.5 De belangrijkste categorieën van sporen 5.2.5.1 Sporen van menselijke oorsprong: papillairsporen 1. Eigenschappen 2. Het zoeken naar papillairsporen op de plaats delict 3. Het opnemen van papillairsporen op een persoon 4. Het vergelijken van papillairsporen en vingerafdrukken 5.2.5.2 Sporen van menselijke oorsprong: biologische sporen 1. Het zoeken naar biologische sporen op de plaats delict Bloed Sperma Hoofd – en lichaamshaar 2. De DNA-opname op een persoon voor vergelijkend onderzoek 5.2.5.3 Sporen van niet-menselijke oorsprong 1. Handschoensporen 2. Voetsporen 3. Bandensporen 4. Werktuigsporen 5. Microsporen

5.3 De schets en het plan

5.3.1. Algemeen 5.3.2. Definities 5.3.3. Gebruikt materiaal 5.3.4. Benaming muren in een woning 5.3.5. Vermeldingen op het plan 5.3.6. Foto’s en/of plan?

5.4 De foto’s

5.4.1 Dringende foto’s bij een significant misdrijf 5.4.2 Foto’s bij niet-significante misdrijven

7

5.5 Het buurtonderzoek

5.5.1 De screening 5.5.2 Het diepgaand buurtonderzoek 5.5.3 Te stellen vragen tijdens een buurtonderzoek

6 Het proces – verbaal van vaststellingen 6.1 Algemeen : Definitie, doel en verantwoordelijkheid 6.2 Belangrijke rubrieken in het proces-verbaal

6.2.1 Plaats en tijdstip van de feiten 6.2.2 Aard van de feiten 6.2.3 Situering/beschrijving van de plaats 6.2.4 Identificatie klager, slachtoffer en/of getuige 6.2.5 Algemene toestand van het slachtoffer – genomen maatregelen – beschrijvingen 6.2.6 Schade, nadeel 6.2.7 Gebruikte voertuigen 6.2.8 Andere gekende feiten van dezelfde aard/dezelfde dader 6.2.9 Verwittigingen en reacties 6.2.10 Tussenkomst brandweer, elektriciteitsmaatschappij,… 6.2.11 Inbeslagneming, inbeslagstelling 6.2.12 Screening, diepgaand buurtonderzoek 6.2.13 Inzet gespecialiseerde diensten/bijzondere middelen/Experten 6.2.14 Atmosferische toestand 6.2.15 Verhoren 6.2.16 Seiningen 6.2.17 Verwittiging van de familie/bijstand aan verwanten – maatregelen ten opzichte van

het slachtoffer 6.2.18 Verlaten van de plaats 6.2.19 Andere opdrachten/rubrieken

6.3 Samenvatting

7 Bijlagen

8

Doelstellingen

� Agent

De aspirant :

o legt uit wat heterdaad is in de strikte zin o legt het begrip « openbaar geroep » uit o legt een afstapping ter plaatse en de eerste en dringende maatregelen uit o verzamelt de getuigen o legt de bescherming van sporen en bewijzen uit o identificeert personen en voorwerpen o houdt een persoon op tot de komst van een politieambtenaar

� Inspecteur

De aspirant :

o onderscheidt de taken van agenten van gerechtelijke politie (AGP) en officier van gerechtelijke politie (OGP) (onder meer in het geval van heterdaad/verzoek)

o legt een afstapping ter plaatse en de eerste en dringende maatregelen uit (herhaling+verfijning) o verzamelt en ondervraagt snel de getuigen (herhaling+verfijning) o legt de bescherming en opname van sporen en bewijzen uit (herhaling+verfijning) o identificeert personen en voorwerpen (herhaling+verfijning) o definieert het begrip inbeslagneming o maakt een onderscheid tussen een onmiddellijk buurtonderzoek, een gestructureerd

buurtonderzoek en een buurtonderzoek bij voorbijgangers o legt het verloop van een buurtonderzoek uit o legt de vaststellingen met betrekking tot het slachtoffer, de dader en de modus operandi uit o maakt een schets op naar aanleiding van een afstapping ter plaatse o beoordeelt welke foto’s hij moet nemen om de vaststellingen te ondersteunen en stelt het

fotodossier samen

9

Lijst van gebruikte afkortingen AGP: Agent van Gerechtelijke Politie

ANG: Algemene Nationale Gegevensbank

ASAP: As Soon As Possible

BTS : Bijzondere Technieken/Techniques Spéciales

CS-catalogus:Catalogus met verbruiksproducten

DJT: Directie van de Technische en Wetenschappelijke Politie

DNA: DesoxyriboNucleic Acid (desoxyribo-nucleïnezuur)

DOVO: Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen

EHBO: Eerste Hulp Bij Ongevallen

FGP: Federale Gerechtelijke Politie

GID: Gerechtelijke IdentificatieDienst

GPI: Geïntegreerde Politie/Police Integrée

IBN: Inbeslagneming

LRD: Lokale RechercheDienst

LTWP: Laboratorium van Technische en Wetenschappelijke Politie

NICC: Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek

OGP/HPK: Officier van Gerechtelijke Politie/Hulpofficier van de Procureur des Konings

OOP: Openbare Orde/Ordre Public

OR: Onderzoeksrechter

PA: Plaats van Afspraak

PD: Plaats Delict

PK: Procureur des Konings

Sitrep: Situation Report

SSA: Set Seksuele Agressie

Sv: Wetboek van strafvordering

Sw: Strafwetboek

V.T.Sv: Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering

WGP: Wet op de Geïntegreerde Politie

WPA: Wet op het Politieambt

10

1 Bevoegdheden Een aantal wetsartikelen laat politiemensen (AGP en OGP/HPK) toe om op te treden op de plaats der feiten. De voornaamste artikelen werden opgenomen in een niet-exhaustieve lijst in bijlage 01. Vermits de taken van de AGP niet expliciet zijn opgesomd, leiden we uit de lijst van de verplichte tussenkomsten van de OGP/HPK de toegelaten tussenkomst van de AGP af (Opsporen, vaststellen en afstappen, verhoren, huiszoeking en inbeslagneming met toestemming, veiligheidsfouillering, confrontatie en herkenningen, wedersamenstelling, buurtonderzoek, vorderen werkkracht, bewarende maatregelen, opstellen PV). Algemeen kan gesteld worden dat in het kader van de afstapping ter plaatse het verschil in bevoegdheid/tussenkomst van een AGP en een OGP/HPK ligt in de mogelijkheid om dwang uit te oefenen: een AGP mag geen dwang uitoefenen, een OGP/HPK mag dit wel in het geval van heterdaad. Toch liggen de zaken niet simpel, aangezien het in onze werkorganisatie dikwijls zo is dat een AGP als eerste ter plaatse is. Het is dus zeer belangrijk dat hij weet wanneer er al dan niet een OGP/HPK moet gecontacteerd worden. De OGP/HPK is een steun voor de AGP die de vaststellingen doet. Een AGP mag niet aarzelen om een beroep te doen op een OGP/HPK wanneer dit nodig blijkt te zijn en een OGP/HPK van zijn kant moet steeds bereid zijn om op een gefundeerde vraag in te gaan. Er zijn trouwens gevallen, voorzien door de wet, waarin een OGP/HPK moet tussenkomen (dwang – vorderen van deskundigen). In dit geval als OGP/HPK nalaten om tussen te komen, kan ernstige gevolgen hebben (procedurefouten) die al het gedane werk zinloos maken.

11

1.1 Gewone bevoegdheden Bij gewone situaties:

� AGP en OGP/HPK : � Kennisname van de strafbare feiten � Zoeken naar elementen die de feiten door een bewijs kunnen reconstrueren (vaststellingen) � Verhoor van de getuigen of personen die alle nuttige informatie kunnen geven om het bewijs

van het misdrijf vast te stellen en te zoeken naar de verdachten � Verhoor van de verdachten � Vrijheidsberoving of bewarende maatregelen van vrijheidsberoving van de verdachten met

inachtneming van de procedures � Inbeslagneming of bescherming van de overtuigingsstukken (+ zie punt 1.4) � Neerlegging ter griffie van de overtuigingsstukken � Opstellen en overmaking van de processen-verbaal � Adviezen aan de gerechtelijke overheden � Uitvoering van door de bevoegde magistraat voorgeschreven taken � Terbeschikkingstelling van de verdachten

12

1.2 Bevoegdheden in geval van een op heterdaad ontdekt misdrijf (en gelijkgestelde gevallen)

1.2.1 Definitie: op heterdaad ontdekt misdrijf (art 41 Sv)

� Het misdrijf ontdekt terwijl het gepleegd wordt of terstond nadat het gepleegd is, is een op heterdaad ontdekt misdrijf.

1.2.2 Commentaar

� Ofwel wordt het misdrijf vastgesteld op het moment dat het wordt gepleegd, dat wil zeggen dat de politieagent zelf aanwezig is op het moment dat het misdrijf wordt gepleegd.

� Ofwel wordt het misdrijf vastgesteld onmiddellijk nadat het werd gepleegd, dat wil zeggen dat de politieagent onmiddellijk na het plegen van het misdrijf ter plaatste komt.

� Hou in het achterhoofd dat het moet gaan om een redelijke termijn. Meer bepaald is enkel de

tijd toegelaten die strikt noodzakelijk is voor de politieagent om zich ter plaatse te begeven. � De wetgever heeft geen tijdslimiet vastgelegd tussen het plegen van het misdrijf en de oproep

naar de politiediensten. Er mag echter geen onderbreking zijn, die in strijd zou zijn met het normale verloop van een dringende interventie.

� De tijd noodzakelijk voor de politie om ter plaatse te komen na de kennisname van het misdrijf

heft de heterdaad niet op en het onderzoek dat ter plaatse wordt gevoerd, moet zonder onderbreking gebeuren op gevaar af dat er een einde wordt gesteld aan de heterdaadprocedure.

� De verschillende tijdstippen moeten dus nauwkeurig worden vermeld in het proces-verbaal.

(tijdstip van het plegen van de feiten, tijdstip van de melding, uur van aankomst ter plaatse, tijdstip van elke in het kader van het onderzoek verrichte handeling).

13

1.2.3 Gelijkgestelde gevallen (art 41 Sv): ���� Worden met een op heterdaad ontdekt misdrijf gelijkgesteld:

� 1.2.3.1 Het geval dat de verdachte door openbaar geroep wordt vervolgd (zie 3.1.1)

� Openbaar geroep is een in het openbaar geuite beschuldiging tegen een welbepaalde persoon. � Het geroep moet plaatsvinden binnen een korte tijdspanne na het plegen van het feit (het betreft

een spontane reactie). � Dit openbaar geroep bestaat zelfs als het slechts voortkomt van één enkele persoon. � Mag niet worden verward met openbaar gerucht (zie punt 3.1.1), dat een vage insinuatie is of met

openbare bekendheid, wat betekent dat het publiek de identiteit kent van de dader van een misdrijf dat een tijdje geleden is gepleegd.

� 1.2.3.2 Het geval dat de verdachte in het bezit wordt gevonden van zaken, wapens, werktuigen of papieren die doen vermoeden dat hij de dader of medeplichtige is, mits dit kort na het misdrijf geschiedt

� Die voorwerpen moeten kort na het misdrijf in zijn bezit worden gevonden, het betreft een

feitelijke en omstandigheidskwestie. � Dat betekent dat de tijd die sinds de feiten is verstreken, voldoende kort moet zijn zodat men

kan veronderstellen dat die voorwerpen zich niet in andere handen kunnen bevinden dan die van de daders of medeplichtigen.

� Die voorwerpen moeten op de persoon zelf zijn teruggevonden of in zijn buurt. Voorbeeld : Zopas werd in een bankagentschap een hold-up gepleegd. U wordt op de hoogte gebracht van het feit dat de daders zijn gevlucht aan boord van een zwart voertuig van het merk Renault Mégane. Ze hebben twee zakken van het agentschap meegenomen met bundels bankbiljetten en volgens de filiaalhouder droegen ze een zwarte bivakmuts. Er wordt een speurtocht ingesteld en een uur later wordt een overeenstemmend voertuig onderschept. Naar aanleiding van een grondige controle worden in de koffer de zakken van het agentschap en twee zwarte bivakmutsen gevonden.

14

1.2.4 Einde van de procedure van de ontdekking op heterdaad De procedure van de ontdekking op heterdaad mag niet meer worden toegepast:

� Wanneer de PK en de OR ter plaatse gaan � Wanneer de PK op de hoogte wordt gebracht en beslist om niet ter plaatse te gaan � Wanneer de afstapping ter plaatse of beëindigd of onderbroken is

! De PK kan de procedure wel voortzetten of de OGP/HPK, die de procedure had aangevangen, machtigen om ermee voort te gaan. ! Zie hiervoor art. 49 en 51 Sv.

1.2.5 Buitengewone bevoegdheden Bij ontdekking op heterdaad van een misdaad of een wanbedrijf:

� AGP :

� In de omstandigheden van een ontdekking op heterdaad kent de wet hem geen enkele bevoegdheid toe. Hij moet onverwijld een OGP/HPK op de hoogte stellen en toezien op de beveiliging van de plaatsen van buitenaf.

� Als een verdachte probeert te vluchten, kan hij bewarende maatregelen van

vrijheidsberoving nemen.

� Hij is verplicht om de verdachte persoon van wie hij het vluchten verhinderd heeft, onmiddellijk ter beschikking te stellen van de OGP/HPK. Hierdoor heeft de OGP/HPK de mogelijkheid om indien nodig zijn buitengewone bevoegdheden op basis van een ontdekking op heterdaad te gebruiken (huiszoeking, vrijheidsberoving, …). De niet-naleving van die verplichting zou eventueel tot gevolg hebben dat hij als een overtreder van artikel 147 van het Strafwetboek wordt beschouwd (willekeurige aanhouding).

� Bij de aankomst van de OGP/HPK richt hij zich naar diens voorschriften.

15

� OGP/HPK :

� In het geval van een betrapping op heterdaad hebben alleen de OGP/HPK’s een buitengewone bevoegdheid waardoor ze, binnen de door de wet opgelegde grenzen, huiszoekingen kunnen verrichten, voorwerpen in beslag kunnen nemen en personen kunnen aanhouden zonder toestemming noch bevel.

� De procedure van een ontdekking op heterdaad geeft de PK en de OGP/HPK’s een recht

van huiszoeking (art. 36 Sv) en van inbeslagneming (art. 37 Sv) dat beperkt is wat de plaats, het voorwerp en het moment betreft.

� De huiszoeking kan worden uitgevoerd zonder bevel noch toestemming op de plaats waar

de misdaad of het wanbedrijf werd gepleegd (art. 32 en 35 Sv) en in de woning van de verdachten (art. 36 Sv).

� Deze procedure verleent ook een recht van vrijheidsberoving aan de OGP/HPK’s.

� Zodra hij is overgegaan tot een vrijheidsberoving, moet de OGP/HPK onmiddellijk de PK

hiervan op de hoogte brengen via de snelste communicatiemiddelen.

� Hij gaat niet alleen tot de vrijheidsberoving over wanneer hij zelf handelt, maar ook wanneer een persoon ter beschikking wordt gesteld door een gerechtelijk agent, een agent van politie of een privépersoon.

� Als hij weet dat het misdrijf al het voorwerp is van een gerechtelijk onderzoek, richt hij zijn

informatie rechtstreeks aan de met het onderzoek belaste onderzoeksrechter.

� Nadat de procureur des Konings of de onderzoeksrechter geïnformeerd zijn, heeft de OGP/HPK niet meer de verantwoordelijkheid over de vrijheidsberoving, deze wordt door de magistraat op zich genomen (de wetgever wou duidelijk zijn wil laten blijken om de beslissingsbevoegdheid aan de magistraten toe te vertrouwen).

16

1.3 Verzoek van het ‘hoofd van het huis’ (persoon die het werkelijk genot heeft van de plaats)

1.3.1 Voorwaarden

� Het aangegeven feit is een misdaad of een wanbedrijf (al dan niet op heterdaad ontdekt): Dat houdt bijgevolg in dat de politiedienst geen kennis heeft van het bestaan van het misdrijf vóór de aangifte ervan.

� Het verzoek kan zowel overdag als ’s nachts gebeuren: Het kan mondeling en zelfs telefonisch gebeuren, maar het moet zo snel mogelijk schriftelijk worden bevestigd.

� Het verzoek moet afkomstig zijn van het hoofd van het huis: Dat zich trouwens niet noodzakelijkerwijs thuis bevindt (van bij een buur, op de openbare weg via zijn gsm, vanuit een openbare telefooncel, …). Het hoofd van het huis is één van de personen die het werkelijk genot hebben van de plaats. Een andere persoon die ook het werkelijk genot heeft van de plaats en die zich tegen het aanvankelijke verzoek zou verzetten, heft de procedure niet op.

� Het misdrijf vindt plaats in een woning: In de zin van de definitie van een woning en haar aanhorigheden. Het verzoek kan ook afkomstig zijn van het slachtoffer van het misdrijf : wanneer het misdrijf in kwestie wordt bedoeld in de artikelen 398 tot 405 van het Sw (aantasting van de fysieke integriteit) en de vermeende dader van het misdrijf de echtgenoot is van het slachtoffer of de persoon met wie het slachtoffer samenwoont en een duurzame affectieve en seksuele relatie heeft.

17

1.3.2 Bevoegdheden Bij verzoeken van het hoofd van het huis:

� AGP :

� Zie ontdekking op heterdaad punt 1.2.5

� OGP/HPK : Zoals in de gevallen van betrapping op heterdaad hebben in geval van een verzoek van het hoofd van het huis enkel de OGP/HPK’s een buitengewone bevoegdheid waardoor ze binnen de door de wet opgelegde grenzen huiszoekingen kunnen verrichten, voorwerpen in beslag kunnen nemen en personen kunnen aanhouden zonder toestemming noch bevel.

� Hij beoordeelt de verzoekvoorwaarden van het hoofd van het huis (+ op schrift stellen). � Hij stapt af ter plaatse

� Hij voert een huiszoeking uit

� Hij gaat over tot eventuele inbeslagnemingen � Hij berooft eventuele verdachten van hun vrijheid � Hij licht de PK in � Hij voert de voorschriften van de magistraat uit (subdelegatie is natuurlijk mogelijk)

Voorbeeld : Een moeder die de kamer van haar zoon schoonmaakt, ontdekt zakjes met daarin kruiden waarvan ze vermoedt dat het cannabis is. Ze praat erover met haar man, die niet wil dat de politie erbij wordt gehaald. Zij meent echter dat dit nodig is en ze neemt contact op met de lokale dispatcher.

18

1.4 Voorrecht inzake inbeslagneming

1.4.1 Algemeen principe

� Het Wetboek van Strafvordering verleent het recht van inbeslagneming uitsluitend aan de bevoegde overheden inzake huiszoekingen. Voor de politie gaat het om OGP/HPK’s.

1.4.2 Rechtspraak

� In de praktijk aanvaardt het Hof van Cassatie dat om het even welk lid van de gerechtelijke politie, ongeacht of het een agent of een officier is, de bewijselementen en de overtuigingsstukken van een gepleegde misdaad of een gepleegd wanbedrijf in beslag neemt.

� Natuurlijk moet in dat geval de inbeslagneming plaatsvinden zonder dat een huiszoeking

zonder toestemming moet worden verricht, want daarvoor is de hoedanigheid van OGP/HPK noodzakelijk.

1.4.3 Verantwoordelijkheden AGP � In het kort kan gesteld worden dat een AGP in geval van heterdaad of verzoek:

� direct een OGP/HPK moet verwittigen

� daders van hun vrijheid moet beroven (ernst van de feiten!)

� de plaats moet bewaken en de toestand moet bevriezen

� de hem door de OGP/HPK opgedragen taken moet uitvoeren

19

2 Definitie van de afstapping

2.1 Algemeen � In deze syllabus wordt één van de voornaamste politietussenkomsten uitgediept, namelijk « de

afstapping ter plaatse ». � Waarom is de afstapping ter plaatse één van de belangrijkste politietussenkomsten?

o Politiemensen worden dikwijls geconfronteerd met een misdrijf of voorval waarbij ze ter plaatse moeten gaan. Indien ze efficiënt willen bijdragen aan de bewijsvoering en de strafbaarstelling van misdrijven, dienen ze deze eerste tussenkomst met de grootste zorgvuldigheid uit te voeren.

� Tegenwoordig is er een duidelijke tendens om, vooral bij zware misdrijven, met

(multidisciplinaire) afstappingsteams te werken. De algemene regel is dat de geüniformeerde politie zich zal beperken tot het observeren en het vrijwaren van de plaats der feiten en de aanwijzingen, de menselijke plichten en het zoeken naar verdachten.

� Wanneer men een onderzoek voert, moet men telkens aan volgend principe denken:

o Er is quasi steeds een uitwisseling of een overdracht van sporen tussen voorwerpen of lichamen wanneer deze met elkaar in contact komen. Zo zal de dader sporen meenemen van de plaats van het misdrijf, zal het slachtoffer sporen vasthouden van de dader en zal de dader sporen achterlaten op de plaats van het misdrijf. .

� Als gevolg hiervan is de plaats van het misdrijf wellicht de belangrijkste bron van

bewijsmateriaal. � Omwille van de tijdelijke aard van die plaats (weersomstandigheden, de mens die de plaats dikwijls in

haar oorspronkelijke staat herstelt na zijn tussenkomst), dient er omzichtig mee omgesprongen te worden.

� De eerste tussenkomst ter plaatse vereist dan ook de grootste zorgvuldigheid. Bij elk

onderzoek komt het erop aan zoveel mogelijk juiste informatie te verzamelen. Enkel hierop kan verder gebouwd worden! Vergissingen naar de technische vaststellingen toe (vb. vernietigen van vingerafdrukken), kunnen onherstelbare schade aanrichten of de speurders op een verkeerd spoor zetten (vb. een sigarettenpeuk achtergelaten door de interventieploeg).

� Het is in het kader van deze cursus onmogelijk om het politionele optreden op elke plaats

waar een politietussenkomst noodzakelijk is, afzonderlijk aan te snijden. Een politieman/vrouw wordt trouwens nooit met twee identiek dezelfde feiten geconfronteerd en elke situatie is anders.

� Dikwijls wordt in de hiernavolgende teksten de link gelegd naar de vaststellingen van één

van de zwaarste feiten (doding). Bovendien beperkt deze cursus zich tot een algemene

20

benadering van de afstapping ter plaatse. Niettemin kunnen de te hanteren regels meestal wel doorgeprojecteerd worden naar alle soorten afstappingen (diefstallen, homejackings met ernstige gevolgen, gijzelingen, dodingen allerhande, bomincidenten, brand en zelfs verkeersongevallen).

� In deze cursus gaan we ervan uit dat we in ploegen van minstens twee personen werken. Een

politieman/vrouw alleen die geconfronteerd wordt met een feit dat een afstapping noodzakelijk maakt, dient ASAP een collega ter plaatse te roepen.

� De gevolgen van een misdrijf zijn vierledig:

- fysieke gevolgen (kwetsuren, verminking, dood, blijvend letsel, …). - psychologische gevolgen (blijvende angst, gevoel van kwetsbaarheid,

onzekerheid, …).

- socio-economische gevolgen (werkverlet, kosten verzorging, …). - Materieel verlies (financieel verlies, verloren goederen, verbreking emotionele

band met bepaalde goederen, …). � De gevolgen van slechte vaststellingen kunnen bovendien ernstig zijn: bij twijfel wordt de

verdachte vrijgesproken en de vaststellingen die niet conform de regelgeving verlopen, leiden tot nietigverklaring van de onderzoeksdaad.

Als al deze factoren geen motivatie zijn om grondig en correct te werk te gaan!

21

2.2 Terminologie

� Afstapping Tussenkomst op de plaats der feiten van één of meer politiemensen met het oog op het achterhalen van de waarheid. Een afstapping omvat meer dan alleen maar het acteren van de verklaringen van betrokken personen. Afhankelijk van de feiten kan ze ook onder andere sporenbescherming – en opname, verwittigingen, plaatsdoorzoekingen, fouilleringen, plantekenen, … omvatten. Dikwijls zal een afstapping plaatsvinden als een misdrijf gepleegd werd (slagen, diefstal, doding, …), maar dit is niet altijd het geval (arbeidsongeval, zelfmoord,…). In deze gevallen blijft de manier van optreden dezelfde. Het is niettemin interessant om snel het onderscheid te kunnen maken tussen een misdrijf en een ongeval, wat niet altijd gemakkelijk is. Op het eerste zicht niet-criminele feiten (zoals bijvoorbeeld een schouwbrand – deze kan strafbaar zijn – of een zelfdoding) worden afgehandeld door de interventieploegen ondersteund door de OGP/HPK met permanentiedienst. Bij een crimineel feit zullen de gespecialiseerde politiediensten de taak van tactisch rechercheur overnemen en zal de interventieploeg zich richten op openbare orde, sporenvrijwaring en begeleiding op de plaats der feiten. De inspecteur die met interventiedienst belast is, heeft dus een zware verantwoordelijkheid en moet daarom altijd attent zijn (werd een moord door de verdachte niet in scène gezet als een schijnbare zelfdoding? Is het geen opzettelijke brand om de verzekering op te lichten? ….). Wetenschappelijk onderzoek heeft immers aangetoond dat een belangrijk aantal moorden nooit wordt ontdekt. Naargelang de bron wordt gesteld dat dit het geval is bij 1 op 3 tot 1 op 7 moorden. Bij 5 à 10 procent van de zogenaamd “natuurlijke” overlijdens zou de medische conclusie “natuurlijk” foutief zijn. Dit “dark number” vindt voor een groot deel zijn oorzaak in het gegeven dat er bij het aantreffen van een overleden persoon “filters” optreden (zoals een geneesheer of de –eerstelijnspolitie) waarvan het advies aan de parketmagistraat medebepalend is of al dan niet een verder onderzoek wordt opgestart. Afwezigheid van manifeste sporen van braak of wanorde kunnen – zeker in combinatie met afwezigheid van duidelijk zichtbare letsels – leiden tot een mogelijk onjuist advies. Teneinde het “dark number” aan niet-ontdekte moorden te verkleinen, dient elke scène van een niet-natuurlijk of onduidelijk overlijden als WORST CASE SCENARIO te worden behandeld tot op het ogenblik dat bekomen informatie en bewijs het verdachte element uitsluiten. Dit vermindert het risico op ondoordachte handelingen of sporenvernietiging. Een afstapping is dus het geheel van concrete activiteiten om de plaats delict te onderzoeken en er de goede afwikkeling en coördinatie van alle politietaken te verzekeren.

22

� Plaats delict De plaats der feiten of de plaats delict is de plaats waar ofwel:

o een misdrijf, of een fase ervan, werd gepleegd, ofwel o het voorwerp van het misdrijf werd teruggevonden, ofwel o mogelijke sporen en bewijsmateriaal te vinden zijn, hierin begrepen de toegangs - en

vluchtwegen gebruikt door de verdachten . Voorbeelden van de plaats der feiten : vindplaats slachtoffer, woning/ruimte waar de feiten werden gepleegd, toegangsweg en vluchtweg, verblijfplaats verdachte, … . Basisregels die op de plaats der feiten (of de plaats delict) moeten nageleefd worden :

o Registratie van alle aanwezigen (verdachten, politiemensen, hulpverleners, getuigen, …) en bepalen wat ze er doen.

o Wie er niet nodig is, mag de plaats niet betreden of moet deze onmiddellijk verlaten.

o Functionele hiërarchie heeft voorrang op het hiërarchische gezag.

� Corpus delicti (CD) Het lichaam van de gedode persoon wordt vaak aangeduid als het corpus delicti ( = het voorwerp van het misdrijf). In feite dient het ruimer beschouwd te worden: zowel het lichaam van een overledene als de zaken die het voorwerp zijn van een misdrijf, zijn corpus delicti. Dus alle voorwerpen waarop een misdrijf is gericht (vb. het lichaam van een vermoorde persoon, de resten van een afgebrande woning, een opengebroken brandkast, een voertuig dat het voorwerp van braak uitmaakt, …) vormen het corpus delicti.

23

� Significant misdrijf In het geval van een significant misdrijf zijn coördinatiemaatregelen nodig omdat mag verwacht worden dat vele actoren, al dan niet politiediensten, zullen afstappen. Een coördinatie van ieders werkzaamheden is nodig om rolverwarring bij de verschillende actoren en vernietiging van sporen te vermijden. Worden beschouwd als significante misdrijven :

� De misdrijven tegen eigendommen : � Home – en carjacking Diefstallen gewapenderhand Cat I Diefstallen gewapenderhand Cat II (indien de kans bestaat dat er sporen kunnen gevonden worden)

Zware diefstallen (ramkraken en brandkastkraken)

Inbraken in bijzondere plaatsen : gemeentehuizen, musea, bedrijven die precursoren voor het aanmaken van verdovende middelen produceren, wapenhandelaars, winkels met grote oppervlakte, …

� De misdrijven tegen personen : � Bloedmisdrijven (moord en doodslag en pogingen)

Aantreffen van een lijk of lichaamsdelen Verdacht overlijden Gijzeling en ontvoering

� Aanverwante feiten (niet-limitatieve lijst): � Illegale druglaboratoria

Opzettelijke brandstichting (of vermoeden ervan) Ontploffingen met crimineel karakter Zware verkeersongevallen (voertuig, trein, vliegtuig) met dodelijke slachtoffers

Indien er sprake is van een significant misdrijf, zal er vaak een wedersamenstelling georganiseerd worden.

24

� Kennisneming of call taking Deze term behelst:

o Het ontvangen van de informatie o De verwerking van deze informatie

o Het nemen van de eerste dringende maatregelen, waaronder het ter plaatse sturen van een

eerste interventieploeg

� Eerste interventie Hiermee wordt bedoeld de eerste taken van de politieambtenaren die als eersten ter plaatse komen of worden gestuurd.

� Het beheer van de afstapping De coördinatie van alle taken die op de plaats delict en de onmiddellijke toegang ernaar moeten uitgevoerd worden. Deze verantwoordelijkheid komt toe aan de verantwoordelijke van de afstapping. Bij significante feiten is het nodig om een OGP/HPK ter plaatse te vragen om de leiding van de operatie te kunnen nemen. Wees hierover duidelijk in uw communicatie naar de dispatching : « Ik meen dat de tussenkomst van een OGP/HPK ter plaatse aangewezen is ». Belangrijke opmerking: de leiding van het onderzoek behoort toe aan een magistraat.

� Het beheer van de technische en wetenschappelijke politie Het betreft alle technische interventies door gespecialiseerd personeel van de labo’s voor technische en wetenschappelijke politie om materiële sporen en bewijsmateriaal op te sporen, te lokaliseren, te beschermen, aan het licht te brengen, op te nemen, te verpakken, te bewaren en te exploiteren. Deze taak komt toe aan de verantwoordelijke van de technische en wetenschappelijke politie.

25

� Het beheer van de inbeslagnemingen Het beheer van de inbeslaggenomen voorwerpen bestaat erin het beleid inzake inbeslagnemingen uit te voeren. Het toezicht op de uitvoering ervan komt toe aan de verantwoordelijke van de afstapping in overleg met de verantwoordelijke voor de technische en de wetenschappelijke politie. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering en het beheer van de inbeslagnames komt toe aan de beheerder van de inbeslagnemingen. Deze laatste maakt deel uit van de tactische onderzoeksploeg. Geen enkel item (in beslag genomen of niet) mag de plaats delict verlaten zonder dat de verantwoordelijke van de afstapping terzake inventaris heeft bekomen.

� Het beheer van het tactisch onderzoek Het betreft het leiden van de politionele activiteiten in het raam van een onderzoeksdossier. Deze taak komt toe aan de politionele chef van het onderzoek die deze verantwoordelijkheid uitoefent onder het toezicht van de magistraat die het onderzoek leidt (directeur van het onderzoek).

26

3 Voor de afstapping

3.1 Kennisneming van de feiten

3.1.1 Het ontvangen van de informatie o Een politieambtenaar kan op verschillende manieren kennis krijgen van een misdrijf: � Aangifte/Verklaring :

� Bijzondere aandacht voor de bescherming van sporen (vb.: manipulatie van een brief) of de

identificatie van de telefonische oproep (vb. : achtergrondgeluiden, beschrijving van de stem, bekend nummer, …) is nodig.

� De in dit opzicht genomen maatregelen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-

verbaal, zeker in het geval van een ernstig misdrijf.

� Klacht :

� OPGELET :

Er is meestal geen klacht nodig om te kunnen optreden, bijna alle misdrijven zijn ambtshalve vervolgbaar.

� Het openbaar gerucht :

Het betreft hier het « rondvertellen » onder de mensen: � Een evaluatie van de vergaarde informatie is aangewezen. � Men moet zich bijgevolg afvragen wie (betrouwbaarheid) bepaalde dingen zegt, of ze

kunnen bevestigd worden (juistheid).

� Het is bijna onmogelijk om op elk openbaar gerucht te reageren. De aard en de ernst ervan zullen bepalend zijn voor het politionele optreden. In geval van twijfel moet overleg gepleegd worden met je chef.

27

� Het openbaar geroep (zie punt 1.2.3.1) � De media � Andere officiële diensten/organismen � Eigen vaststellingen � Hulpgeroep komende van binnenshuis � Verzoek van het hoofd van het huis

3.1.2 De verwerking van de informatie Dikwijls is de politieman/vrouw die kennis krijgt van een misdrijf lid van een lokale politie (dispatching, communicatiecentrum, onthaal, ….): � Deze « dispatcher » of « calltaker » speelt een zeer belangrijke rol, want hij evalueert als eerste

de ernst van de feiten en beslist welk personeel ter plaatse moet gestuurd worden (OGP/HPK of niet).

� Het is eveneens hij die de eerste verwittigingen doet (volgens de lokale richtlijnen: officier met dienst,

lokale recherche, magistraat, ...). � Met andere woorden, de « calltaker » dient dus de dwingende en dringende maatregelen te

nemen of door te geven inzake: - de aanstelling van een verantwoordelijke eerste interventie (indien mogelijk

OGP/HPK) bij het gelijktijdig inzetten van meerdere ploegen, - beoordeling voor de inzet van gespecialiseerde diensten en – zonder enig tijdsverlies

– de verwittiging ervan (labo, FGP of LR, hulpdiensten) waarbij het principe van “enkel de juiste man op de juiste plaats” en bij onduidelijkheid het principe van het “worst case scenario” wordt gehanteerd.

� De politieman/vrouw die kennis krijgt van de feiten die een politionele interventie in het

algemeen en een afstapping in het bijzonder noodzakelijk maken, moet dus bijzonder alert zijn aangezien hij op een sleutelfunctie zit. De eerste reacties kunnen immers een impact hebben op het volledige onderzoek en zelfs een levensbelangrijke rol spelen voor de collega’s die ter plaatse gestuurd worden (juiste vraagstelling om te kunnen achterhalen of er wapens gebruikt werden, ontploffingsgevaar, …).

� Als algemene reactie is een maximaal controleren van de verkregen informatie belangrijk (de

bevraging van de geautomatiseerde documentatie bijvoorbeeld zou een reflex moeten zijn). � De politieman/vrouw die kennis krijgt van de feiten moet de informatie minstens registreren in

de computer, op het voorziene registratieformulier of in zijn inlichtingsboek. Hij maakt eveneens melding van de voorgeschreven maatregelen en de uitgevoerde communicatietaken.

28

� Zeker bij belangrijke zaken zal hij/zij ook zelf een proces-verbaal opstellen (proces-verbaal van

kennisneming van de feiten). � Net als alle politiemensen moet de « calltaker » data en uren noteren. Afhankelijk van de manier

van de kennisneming zal de betrokken politieman/vrouw trachten:

� de identiteit van de melder te achterhalen : o Naam, voornaam, geboortedatum, adres, telefoonnummer van de beller. o Heeft hij de feiten zelf ontdekt of werden ze hem beschreven? o « Waar zal u zich bevinden als onze ploeg ter plaatse zal aankomen ? ».

� een antwoord te krijgen op de volgende vragen :

o Wat is er gebeurd? o Waar hebben de feiten zich voorgedaan? (adres/aard van de plaats)? o Wanneer hebben de feiten zich voorgedaan? o Zijn er slachtoffers, getuigen? : � Wie zijn ze? o Zijn er verdachten? : � Wie - Aantal - Beschrijving - Voertuig(en) - Gegijzelden -

Zijn ze ter plaatse of zijn ze gevlucht (richting)?

o Zijn er gekwetsten? : � Ernst - Werd een hulpdienst/dokter verwittigd? - Welke? o Werden er wapens vertoond/gebruikt? : � Welke?

o Vertoont de situatie een ander gevaar? : � Gas, brand, instorting, ...

o Zijn er getuigen ter plaatse? : � Wie en moet men ze ter plaatse houden? o Werd er iets aan de plaatstoestand veranderd? : � Wat - Door wie - Hoe?

o Welke informatie is beschikbaar in onze geautomatiseerde documentatie? � Noteer alles in de inleiding van het proces-verbaal van kennisneming der feiten.

29

� In het algemeen zal de politieman/vrouw die kennis krijgt van de feiten aan de melder vragen om:

� Ter plaatse te blijven en te waken over de eigen veiligheid

� Niets aan de plaatstoestand te wijzigen

� EHBO op het slachtoffer toe te passen

� Niets aan te raken

� Het adres van het ziekenhuis te noteren indien het slachtoffer zou overgebracht worden

� Aandacht hebben, zonder tussen te komen, voor verdachten, voertuigen, vluchtrichting, …

3.1.3 Het doorgeven van de ingewonnen informatie

� Een duidelijke en gestructureerde berichtgeving op basis van de ontvangen inlichtingen is noodzakelijk.

� De « calltaker » moet bezorgd zijn over zijn collega’s die hij naar de plaats van de feiten

stuurt en hen de informatie geven die nodig is om veilig te kunnen optreden. Een opdracht als « ga eens kijken wat er aan de hand is », is nietszeggend en ondenkbaar als de « calltaker » zijn werk goed gedaan heeft.

� Niet enkel de ploeg voor wie het bericht bestemd is, dient attent te zijn! Ook de andere

politiemensen luisteren mee en kunnen zo desgevallend sneller bijstand leveren aan hun collega’s.

30

3.2 Reactie van de ter plaatse gezonden ploeg

3.2.1 VOOR het vertrek Een goede voorbereiding voorkomt ongetwijfeld verschillende problemen:

� Het persoonlijke en gezamenlijke materiaal moet klaar zijn:

o dienstwapen veiligstellen o aangepaste en correcte kledij (handboeien, pepperspray, wapenstok, toortslamp, handschoenen,…) o tekenmateriaal o checklists, telefoonnummers, geheugenhulp o zaklampen o …

� De collega die het dienstvoertuig bestuurt, zal erover waken dat het voertuig in orde is en

uitgerust is met al het nodige materiaal:

o lampen, kegels, lint o collectieve bewapening (veilig!) o radio’s (test) o fototoestel o kogelwerende vesten o gerechtelijk valies (niet altijd voorzien) o stratenatlas o spijkereggen o deken tweede keus en/of branddeken o borstel o gevaarsdriehoek, verbanddoos,…

� De ploegoverste vraagt of er geen bijzondere opdrachten zijn en bespreekt kort met de dienstchef wat hij gaat doen. Daarna informeert hij gedetailleerd de collega waarmee hij op dienst vertrekt.

� De ploegoverste die ter plaatse gestuurd wordt, noteert datum, uur, de naam van zijn collega,

de plaats waar hij zich bevindt en de inhoud van de opdracht die hij kreeg. Hij gaat na of hij een antwoord heeft op alle vragen die noodzakelijk zijn om de plaats der feiten veilig en snel te benaderen. Het is zijn taak om desgevallend de noodzakelijke vragen zoals vermeld in punt 3.1.2. te stellen. Desnoods moet hij de opdrachtgevende politieman/vrouw vragen om opnieuw contact op te nemen met de melder of om nog een controle in de geautomatiseerde documentatie uit te voeren.

� Opgelet : Waak erover dat geen enkele derde de radioberichtgeving kan horen.

Aarzel niet om bijkomende richtlijnen te vragen als uw opdracht niet helemaal duidelijk is.

31

3.2.2 Tijdens het TRAJECT Tijdens het aanrijden worden een aantal afspraken gemaakt, in het bijzonder: � Evaluatie van de noodzaak om snel ter plaatse te zijn:

� Verdachten kunnen nog ter plaatse zijn of slachtoffers kunnen bijstand nodig hebben.

� Veilig rijden blijft echter de boodschap.

� Men moet steeds afwegen of het blauwe zwaailicht en het speciaal geluidstoestel nodig zijn en tot waar men het kan gebruiken (kan het, in het geval van een stil alarm, de verdachten ter plaatse niet waarschuwen voor onze aankomst?).

� Wie doet wat ter plaatse? ���� Planning en verdeling van de taken:

� Snelle en sporenbewuste rondgang ter plaatse � Hulp aan het slachtoffer � Bescherming van de sporen � Instellen van een perimeter � De politiepost op de hoogte houden van de gebeurtenissen � Contact zoeken met de andere hulpdiensten ter plaatse � Identificeren van de aanwezige personen - IK verzamelen � Mensen ter plaatse houden en andere na identificatie verwijderen

� Hoe garanderen we onze veiligheid ter plaatse?

� Fundamenteel principe: Eén man controleert, de andere beschermt.

� De feiten zullen het antwoord op deze vragen voor een groot deel bepalen. � In functie van de omstandigheden zullen de politiemensen hun wapens klaarmaken,

hun kogelwerende vesten aantrekken, hun handboeien binnen handbereik leggen,…

32

� Wie zorgt voor de berichtgeving naar de politiepost?

� Alle radioverbindingen moeten efficiënt blijven

� Het permanent uitwisselen van informatie is verplicht. De « dispatcher » en de ter plaatse gestuurde politiemensen moeten elkaar, via radio of telefoon, op de hoogte houden van nieuwe bijkomende gegevens (vb. : verwittigen van de officier met dienst of OGP/HPK, verwittigen van andere politiediensten om uit te kijken naar verdachten ...).

3.2.3 Opmerkingen OPMERKING : ���� Blijf aandachtig tijdens het traject � Tijdens het aanrijden moet men oog hebben voor eventuele verdachte personen en voertuigen.

Het is mogelijk dat de daders u op hun weg kruisen. Indien een interceptie mogelijk is, moet dit gebeuren. In dit geval moeten de klassieke regels voor het narijden en achtervolgen toegepast worden (inlichten politiepost, afbreken indien te gevaarlijk, …).

33

4 Aankomst ter plaatse

4.1 Veiligheid

4.1.1 Snelle rondgang ter plaatse � Wanneer de feiten recent gebeurd zijn of de plaats delict eventuele « schuilplaatsen » heeft, is

een veiligheidsrondgang noodzakelijk. De mogelijkheid bestaat immers dat bij een snelle tussenkomst van de eerstelijnspolitie de dader(s) nog op de plaats delict is (zijn).

� Het is vanzelfsprekend dat de eerstelijnspolitie op haar persoonlijke veiligheid en die van

anderen moet letten. Dit is nog meer het geval indien er moet opgetreden worden in een zaak waarbij vuurwapens werden gebruikt.

� Door deze rondgang vormt de eerste vaststeller zich een totaalbeeld van de plaats delict en de

omgeving en controleert zo dus op de aanwezigheid van een dader(s) of bijkomende slachtoffers.

� Een veiligheidsrondgang gebeurt steeds sporenbewust en indien mogelijk met handschoenen.

Wees u er echter steeds van bewust dat handschoenen geen absolute bescherming bieden (ze kunnen nog steeds sporen uitvegen en ze beschermen niet tegen contaminatie door bijvoorbeeld het achterlaten van DNA, haren, …) Alle manipulaties van deuren en sloten (niet enkel door de eerste interventieploeg, maar ook door bijvoorbeeld de dader of de hulpdiensten) worden genoteerd en doorgegeven aan verzoekende diensten, zoals het afstappingsteam of het labo.

� Bij het betreden van een woning of pand door een eerstelijnspolitie zal deze in zijn eerste

rondgang aandacht besteden aan:

� de stand van de deuren (open of gesloten, dicht of tegenaan) � de stand van de ramen (open of gesloten, dicht of tegenaan) � de stand van de lichtschakelaars (aan of uit) � de stand van radio/tv/ander apparaten (aan of uit, welke zender) � nagaan of er een thermometer aanwezig is in de woning of het vertrek waar het slachtoffer

zich bevindt. De wetsdokter kan dan rekening houden met de omgevingstemperatuur en zodoende met meer zekerheid het tijdstip van overlijden bepalen.

� indien van toepassing, het noteren van alle nummerplaten van voertuigen in de omgeving van de plaats delict

� Bovenstaande elementen worden, onder andere door gewoontehandelingen, zeer gemakkelijk

gewijzigd voor de komst van het afstappingsteam of het labo. Om spoorbeschermend te werk te gaan en de plaats van de feiten te kunnen bevriezen, moet men volgende basisregels respecteren:

34

� niet roken � geen politietoerisme (collega’s, oversten, burgemeester, korpschef, …) � vermijden om onnodig voorwerpen aan te raken � geen voorwerpen van de plaats delict meenemen � geen manipulatie van het lichaam voor administratieve doeleinden (vb. identificatie) � geen zoekingen in ruimtes waar sporen moeten opgenomen worden � oppassen voor instinctieve en gewoontebewegingen (vb. trapleuning) � stand van deuren en ramen laten zoals die was (indien deze toch werd gewijzigd, niet opnieuw in

de oorspronkelijke toestand plaatsen, want dit veroorzaakt dubbele contaminatie) � geen etensresten, flessen, geneesmiddelen, … aanraken � geen gootsteen gebruiken � geen toilet gebruiken/doorspoelen � oppassen voor glasscherven, bloedsporen, schoensporen, ... � niets laten opruimen of zelf opruimen � geen manipulatie van verwarmingstoestellen of andere systemen � niets afdekken indien dit niet nodig is � geen overhaasting – geen paniekerige of impulsieve reacties � systematisch te werk gaan � fouten durven melden

4.1.2 Gevaren ter plaatse � Voor uw eigen veiligheid:

� (Vuur)wapengebruik door de verdachte(n) of derden � Afluisteren door of in opdracht van de verdachten. Zo moet men zeker alert zijn geen

gegevens over de zaak te gaan bespreken in het bijzijn van een verdachte (bv tijdens zijn overbrenging)

� Plaatsing van explosieven = booby traps � Voor uw gezondheid:

� Blootstelling aan besmettelijke ziekten (hepatitis B, aids, tuberculose, rattenziekte, toxoplasmose, …) � Parasieten (vlooien, luizen, teken, schurft, …)

� Structurele gevaren:

� Co-intoxicatie door verwarmingstoestellen � Explosiegevaar door lekkende gaskranen of doorgesneden gasleidingen, explosieven, … � Kortsluiting � Waterlekken en overstroming � Machines die in gebruik zijn � Chemicaliën allerhande die verwondingen en/of vergiftigingen kunnen veroorzaken � Instabiliteit van bepaalde elementen (defecte of vermolmde ladders, trappen of vloeren, …)

35

4.2 Evaluatie van de toestand/vraag om bijstand/1ste Sitrep � Na de sporenbewuste veiligheidsrondgang is het tijd voor een eerste evaluatie en een eerste

sitrep, gericht op de veiligheid. � De eerstelijnspolitie zal een professioneel-kritische houding aannemen en een situatiescan

maken vanuit de redenering van het “worst case scenario”. � Men schat de veiligheidsrisico’s in voor het eigen personeel en eventuele aanwezigen. � De situatie ter plaatse wordt herbeoordeeld en via een veilig kanaal wordt er teruggekoppeld

met de dispatcher (risico openbare orde, nood aan versterking, …) � Indien het onmiddellijk duidelijk is dat het om een significant misdrijf gaat, dient het labo

zonder tijdsverlies opgeroepen te worden.

36

4.3 Personen ter plaatse

! U moet de leiding nemen voor de beveiliging van de plaats. Neem een actieve houding aan om de toegang tot de plaats delict te verbieden en om alle manipulaties door de aanwezige personen te verhinderen. !

4.3.1 Principes � Identificatie van de aanwezige personen ter plaatse :

� Identificatie van ALLE aanwezige personen (wie/waarom/nog ter plaatse of reeds vertrokken?)

� WIE NIET NODIG IS, KOMT ER NIET IN OF VERLAAT ONMID DELLIJK DE

PLAATS

� Kort relaas van de feiten

� Personen ter beschikking houden van de politie (idealiter, maar in de mate van het mogelijke, door hen ter plaatse te houden en anders door overbrenging naar een politiepost)

� Spreekverbod

� Personen scheiden

� Oog hebben voor eventuele « toeschouwers ».

� Eveneens collega’s en hulpverleners identificeren

4.3.2 Slachtoffer(s) � Waar bevindt zich het slachtoffer? � Indien het slachtoffer nog leeft:

� Is hulp mogelijk? � EHBO – 100 – HELPEN.

� Instellen van de perimeters

� Ligplaats (nog geen afmetingen) en houding (algemeen) noteren, foto (indien nodig en mogelijk).

37

� Reacties noteren

� Identificatie indien mogelijk, maar zonder de plaatstoestand te wijzigen (bijvoorbeeld

door het doorzoeken van een appartement of voertuig)!

� In geval van overbrenging: de plaats noteren waarnaar het slachtoffer wordt overgebracht; bericht geven aan het ziekenhuis voor IBN kledij/niet vrijgeven van het lichaam in geval van overlijden � collega ter plaatse sturen. Deze neemt dan alles wat kan in beslag en vraagt om, indien mogelijk, sporen te beschermen (vb. : kledij niet doorknippen ter hoogte van sporen).

� Indien het slachtoffer overleden is :

� Geen fouille van het lichaam teneinde het te identificeren. De prioriteit wordt gegeven aan de sporenbeveiliging.

� Instellen perimeters

� Het slachtoffer aan het zicht van het publiek onttrekken.

� Buiten kan het lichaam aan het zicht van omstanders onttrokken worden door

bijvoorbeeld het dienstvoertuig oordeelkundig op te stellen en een niet recupereerbaar « branddeken » te gebruiken als scherm (nooit op het lichaam leggen!).

� Een arts ter plaatse vragen om het overlijden vast te stellen (opgelet: hij mag enkel het

overlijden vaststellen en hiervan het attest afleveren, maar hij mag geen doodsoorzaak bepalen, noch het lichaam fouilleren of uitkleden!)

� De houding van het lichaam/kledij niet veranderen, foto’s, schets van de plaats en

aanduiding ligplaats (indien mogelijk en zonder andersluidend advies van de technische en wetenschappelijke politie).

� Men mag in geen geval zelf sporen bijmaken (vb. : het gebruik van een klassiek deken

vermijden, zie ook het principe van Locard).

� Het afkrijten is niet toegelaten, aangezien dit leidt tot vernietiging of contaminatie van de sporen.

� Wanneer het lichaam van een slachtoffer zich binnen bevindt, zal het niet afgedekt

worden om het risico op spoorvernietiging te beperken.

38

4.3.3 Dader(s)/verdachte(n) ter plaatse � Waar bevindt(en) zich de dader(s)? ���� Identificatie � Een (meerdere) verdachte(n) wordt(en) aangetroffen :

� De verdachte is een belangrijke sporendrager. In functie van de feiten:

inbeslagneming van de kledij, fotografie van de verwondingen, verbod om handen te wassen, nagelvuil, DNA-sporen (tussenkomst OGP/HPK – parket), gebruik SSA.

� Identificatie, neutralisatie (fouillering, …).

� Menselijke plichten (desgevallend) en bescherming.

� Privacybewaring.

� Erover waken dat de verdachte niets wegwerpt, opletten wanneer hij naar het toilet

gaat. � Meerdere verdachten onderling en van derden scheiden + spreekverbod.

� Bij overbrenging van de verdachte naar het ziekenhuis moet bewaking geregeld

worden. � Er wordt geen verdachte aangetroffen :

� ASAP verspreiding van gegevens die een interceptie mogelijk maken (identiteit –

beschrijving – gewapend ? – vluchtrichting – voertuig, ...). Bij significante misdrijven gebeurt het navolgend onderzoek door de tweedelijnspolitie!

4.3.4 Getuige(n) � Indien de getuige aanwezig is:

� Identificeren (zie punt 6.2.4)

� Bij niet-significante misdrijven: betrokkene(n) de eerste versie van de feiten laten vertellen. Het is niet de bedoeling om onmiddellijk over te gaan tot een verhoor. Dit zal immers in vele gevallen later op het politiebureau gebeuren. Betrokkene heeft

39

echter in deze fase nog geen tijd gehad om na te denken en eventueel een verhaal te verzinnen. Deze eerste versie van de feiten zal door de vaststeller(s) opgenomen worden in een proces-verbaal. Bij significante misdrijven gebeurt alles met betrekking tot het verhoor door de tweedelijnspolitie.

� Indien hij net aangetroffen wordt, OGP/HPK hiervan onmiddellijk op de hoogte

brengen, sitrep geven en zijn consignes uitvoeren.

� Getuigen worden altijd afgezonderd van verdachten, slachtoffers en toeschouwers. Bovendien worden zij, indien mogelijk, ook van elkaar gescheiden om te vermijden dat zij onderling afspraken maken.

� Eventueel (gescheiden) laten overbrengen naar het politiebureau.

� Indien er geen getuige is:

� Getuigen zoeken aan de hand van een onmiddellijk buurtonderzoek (screening)

� Indien een getuige wordt gevonden, wordt dezelfde procedure toegepast als deze die hierboven werd beschreven.

� Met betrekking tot getuigenverklaringen:

o Een getuige is iemand die iets gezien, gehoord of waargenomen heeft. Daarom moet men nagaan of de getuige datgene wat hij verklaart, ook inderdaad gezien, gehoord of waargenomen kan hebben. Men moet dus een toetsend onderzoek doen.

o Men moet tevens opletten met het schatten van tijd, plaats, leeftijd en afstand. Daarom moet

men gebruik maken van:

� Vergelijkingen (groter, kleiner)

� Type afstanden (breedte van een huis, lengte van een auto of een voetbalveld, …)

� Gekende tijdstippen opvragen (oproep, aankomst ter plaatse, …) o Men moet er des te meer rekening mee houden dat de verklaringen van getuigen die de

verdachte zelf opgeeft, van alibigetuigen en van getuigen uit de familie – of kennissenkring van de verdachte ietwat of fel gekleurd kunnen zijn.

o Stille getuigen zoals sporen en materiële bewijzen spreken een objectieve taal voor wie deze

taal goed kan verstaan. Levende getuigen echter gaan deels een subjectief beeld van de zaak ophangen.

o Het onderscheid tussen objectieve en subjectieve bewijselementen verplicht de

politieman/vrouw tot een kritische benadering van de getuigenverklaring.

40

4.4 Bepalen van de aard van de feiten

� Gelet op de vaststellingen en verhoren kan u al dikwijls een eerste, voorlopige link leggen met een strafinbreuk.

� Het is echter duidelijk dat de linklegging voorlopig is en dat het aan de strafrechter

(jury) toekomt om een definitief oordeel te vellen na kennisname van alle elementen.

� Het is belangrijk om de misdrijven met verzwarende omstandigheden te kennen om ter plaatse de nodige vaststellingen te kunnen uitvoeren om deze omstandigheden aan te tonen.

4.5 Evaluatie van de toestand/Vraag om bijstand/2de Sitrep � In dit stadium is reeds heel wat informatie verzameld. De toestand wordt nu inhoudelijk

geëvalueerd en men dient zichzelf het volgende af te vragen:

« KAN IK DE SITUATIE ALLEEN AAN OF MOET IK MEER GESPECIALISEERD PERSONEEL LATEN KOMEN OM BIJSTAND TE LEVEREN OF DE ZAAK OVER TE NEMEN ? »

� Heb ik geen hulp nodig van mijn collega’s om de isolatieperimeter te bewaken, het slachtoffer te begeleiden, de verdachten over te brengen, het onderzoek over te nemen, …?

� Welke maatregelen moet ik treffen om de verdachte te vatten in geval van een niet-

significant misdrijf?

� Wie moet ik (laten) verwittigen (OGP/HPK, PK, ...zie beschikbare permanentielijsten) ?

� Indien het labo nog niet verwittigd werd tijdens de 1ste sitrep, is het nodig om dit nu te doen? Moeten andere bijzondere middelen/diensten ingezet worden (speurhond, DOVO,…) Moeten andere diverse deskundigen opgeroepen worden (op vordering van de magistraat):

branddeskundige, wetgeneesheer, ...)? Dikwijls zijn voor deze deskundigen lijsten voorzien. Desgevallend dient men steeds met de magistraat te overleggen, onder andere om de gerechtskosten te beheren.

� Welke andere diensten kan ik (laten) verwittigen met het oog op een snelle verderzetting van het onderzoek?

� Bij zware misdrijven wordt het onderzoek zo snel mogelijk overgedragen van de eerste

interventie naar de gespecialiseerde recherche (de lokale recherche of de FGP). Vergewis u van de lokale richtlijnen en werk loyaal mee door ter plaatse beschikbaar te blijven en alle nodige informatie door te geven (aarzel desgevallend niet om wijzigingen die u aangebracht heeft op de plaats der feiten of moeilijkheden die u ter plaatse gehad heeft, mee te delen).

41

� Waak er ook over om uw politiepost op de hoogte te houden van uw activiteiten ter plaatse

en geef een punt eerste bestemming buiten de isolatiezone voor de opvang van eventuele versterking.

� Deel uw bevindingen mee aan uw chef en laat hem een beslissing nemen als u niet bevoegd

bent.

42

5 Te nemen maatregelen op de plaats delict

5.1 Isolatie van de plaats delict: instellen van de perimeters � Bronnen:

1. Het activiteitenverslag van de interpolitionele werkgroep « Afstapping op de plaats van significante misdrijven » van 13/12/1999 dat in de verschillende gerechtelijke arrondissementen vertaald werd naar omzendbrieven of richtlijnen (informeer u!)

2. De wet van 22/03/1999, de « DNA-wet », en zijn koninklijk besluit van 04/02/2002 (artikel 1)

� Schema van de verschillende mogelijke zones en hun onderdelen :

ONTRADINGSPERIMETER

ISOLATIEPERIMETER

GERECHTELIJKE UITSLUITING SPERIMETER

Crime Scene

Commandopost

Controlepost

Plaats van afspraak en toegangszone

Toegangsweg

Toegangspunt

43

5.1.1 De gerechtelijke uitsluitingszone en de gerechtelijke uitsluitingsperimeter

� De gerechtelijke uitsluitingszone is de ruimte die voorbehouden is voor de uitvoering van de taken van technische en wetenschappelijke politie.

� Deze zone krijgt gestalte door de gerechtelijke uitsluitingsperimeter (lint, kegels, …). Bij

het ontbreken van de twee volgende zones (isolatiezone en ontradingszone), is het echter absoluut noodzakelijk om altijd een gerechtelijke uitsluitingszone in te stellen. Deze moet bovendien zo groot en ruim mogelijk gemaakt worden.

� Volgens artikel 1 van het koninklijk besluit betreffende de DNA-wet « zijn binnen deze

gerechtelijke uitsluitingsperimeter enkel de officieren en agenten van de federale politie, belast met taken van technische en wetenschappelijke politie, evenals de door de procureur des Konings of onderzoeksrechter opgevorderde deskundige toegelaten ».

� « Alle personen werkzaam binnen de gerechtelijke uitsluitingsperimeter dienen

wegwerphandschoenen, wegwerpkledij, mondmasker en hoofddeksel te dragen. Deze beschermingskledij wordt vervangen bij onderzoek van een nieuwe locatie ».

� De verantwoordelijke voor de afstapping ter plaatse beslist, in samenspraak met de

verantwoordelijke van de technische en wetenschappelijke politie en op basis van de evolutie van het onderzoek om de toegang tot de gerechtelijke uitsluitingszone al dan niet toe te staan.

� Onmiddellijk na de initiële evaluatie van de toestand door de eerste interventieploeg

wordt een lid van de eerste interventie aangesteld om de controlepost te bemannen en een logboek (het PD-Log) aan te leggen. Dit logboek wordt bij het vrijgeven van de PD overhandigd aan de verantwoordelijke van de afstapping.

� In dit logboek wordt nominatief genoteerd (met uurvermelding) wie de gerechtelijke

uitsluitingszone betreedt of al had betreden vooraleer deze perimeter kon worden ingesteld en waarom. Dit betreft zowel burgers als leden van hulp – of politiediensten (vb. ambulancepersoneel). Deze notering dient volledig te zijn!

� Dit alles is vooral ingegeven om contaminatie van de plaats delict te voorkomen.

De louter hiërarchische positie van een politie-autoriteit is beslist géén rechtvaardiging voor diens aanwezigheid in de gerechtelijke uitsluitingszone. Dit geldt eveneens voor administratieve en gerechtelijke overheden die niet tussenkomen uit hoofde van onderzoeksleiding.

44

5.1.2 De isolatiezone en de isolatieperimeter

� Het gaat om een ruimte die enkel toegankelijk is voor personen die gerechtelijke of technische taken moeten vervullen en dit alleen na toestemming van de verantwoordelijke van de afstapping ter plaatse.

� De isolatiezone wordt afgebakend door een isolatieperimeter (eventueel gematerialiseerd door

een politielint) en wordt bezet door één of meerdere politieambtenaren die de toegang ervan controleren conform de richtlijnen van de verantwoordelijke van de afstapping ter plaatse

� Als u op de isolatieperimeter moet staan, dient u aan de verantwoordelijke van het

onderzoek te vragen wat uw opdracht is. U heeft zeker een draagbare radiopost en uw inlichtingenboek bij u. Hierin noteert u de namen van alle personen die de toestemming hebben om de zone te betreden.

5.1.3 De ontradingszone en ontradingsperimeter

� De ontradingszone is de ruimte die onder controle staat van de politiediensten met het oog op het verhinderen van ongewenste aanwezigheid op de plaats delict (« toeristen », journalisten, plaatselijke bevolking, verkeer, ...).

� Deze zone wordt opgezet in functie van de noodwendigheden, de ligging en de aard van de

plaats, de toevloed, de noodzaak aan een verkeersplan.

� De zone wordt afgebakend door een ontradingsperimeter die gematerialiseerd is door middel van controleposten aan de toegangen, een dwars over de weg geplaatst politievoertuig, nadarafsluitingen, politielint, kegels, …

5.1.4 Belangrijke opmerkingen

� Als u verantwoordelijk bent voor een perimeter, dient u duidelijk te maken dat u degene bent die toestemming verleent tot toegang tot deze perimeter.

� Indien u niet zeker bent of iemand de zone mag betreden, moet u de verantwoordelijke

van het onderzoek en/of van de afstapping contacteren. � Verlaat nooit je post zonder uitdrukkelijke toestemming van de

afstappingsbeheerder. De bewaking van de perimeters door de lokale politie wordt slechts opgeheven bij vrijgave van de plaats delict.

45

5.1.5 Andere bijzondere plaatsen � 5.1.5.1 Plaats van afspraak (PA)

� Een precieze plaats buiten de isolatiezone waar de personen die toegang willen tot de isolatiezone of de gerechtelijke uitsluitingszone zich moeten aanbieden, alvorens zij, in voorkomend geval, de toestemming krijgen van de verantwoordelijke van de afstapping om de isolatiezone binnen te gaan.

� Het is op deze plaats dat de eerste contacten moeten plaatsvinden tussen de

politiemensen, magistraten en experten die belast zijn met het onderzoek. � 5.1.5.2 Commandopost

� De commandopost is een lokaal of een politievoertuig, uitgerust met de vereiste kenmerken (ruimte, communicatiemiddelen, …) en bij voorkeur binnen de isolatiezone maar altijd buiten de gerechtelijke uitsluitingszone gelegen, waar de verschillende onderzoeksverantwoordelijken zich bevinden of elkaar ontmoeten om informatie en richtlijnen met betrekking tot het beheer van de afstapping uit te wisselen.

� Het is eveneens op deze plaats dat de leidinggevende magistraat wordt onthaald (buiten de

gerechtelijke uitsluitingszone!) en tactische en technische informatie krijgt. De verantwoordelijke van de afstapping informeert hem, indien nodig, over alle noodzakelijke aanbevelingen.

� Idealiter worden de fotodossiers, de video-opnames, … gevisualiseerd op de

commandopost teneinde de toegang tot de gerechtelijke uitsluitingszone te beperken, en dit ten minste tot het moment dat de taken van technische en wetenschappelijke politie zijn beëindigd en waarbij de plaatsen worden weergegeven.

� 5.1.5.3 Toegangsweg

� Elke tussenkomst op de plaats van het misdrijf leidt tot een mogelijke contaminatie van de materiële sporen en aanwijzingen (zie principe van Locard).

� Om dit risico te beperken, is het aangewezen om de door de eerste interventie of hulpdienst

gevolgde toegangsweg af te bakenen. Deze toegangsweg moet blijven gebruikt worden om te vermijden dat het personeel zich verspreidt in de gerechtelijke uitsluitingszone. Niemand mag dit looppad verlaten!

� Andere termen voor toegangsweg zijn « looppad » of « loopweg ». Hij moet zo smal

mogelijk gehouden worden om spoorbezoedeling te vermijden.

46

� Hij kan aangeduid worden met bijvoorbeeld kegels of een lint en moet zo snel mogelijk bewaakt worden.

� Benader de plaats tenslotte, indien mogelijk, via een andere weg dan deze die

logischerwijze door de dader gebruikt werd.

47

5.2 De sporen

5.2.1 Inleiding

� Het zoeken naar sporen en aanwijzingen op de plaats van een wanbedrijf of een misdaad is van primordiaal belang. De sporen en aanwijzingen spelen een essentiële rol in het bijzonder voor de identificatie van de dader(s) of de gebruikte middelen, maar ook om de aard of het ogenblik van de feiten te bepalen, om te helpen om het verloop van de feiten te begrijpen, om een link te leggen met andere feiten, …

� De verantwoordelijkheid voor het opnemen en het verpakken van de sporen wordt zelden

aan eerstelijnspolitieagenten gegeven. Meestal staan de leden van laboratoria van technische en wetenschappelijke politie (LTWP) in voor het zoeken, het opnemen en het bewaren van de sporen.

� Bij significante misdrijven bestaat de hoofdtaak van de eerste interventieploeg ter plaatse

eruit om alle sporen die kunnen opgenomen worden, te beschermen. Dit gebeurt steeds met inachtneming van de DNA-wet en van alle richtlijnen van het plaatselijke arrondissement.

� Toch kan het gebeuren dat de interventieploeg handelingen van technische en

wetenschappelijke politie dient te stellen (inbeslagneming van voorwerpen, opnemen van vingerafdrukken) bij « kleinere » feiten, zoals inbraken, voertuigendiefstal, winkeldiefstal, … In dit geval respecteert de interventieploeg de principes van de technische en wetenschappelijke politie en handelt hij volgens de van kracht zijnde protocollen binnen het labo TWP van de FGP van zijn arrondissement.

� Om al deze redenen is het uiterst belangrijk om enkele principes en gebruikte technieken

uiteen te zetten die de leden van de laboratoria TWP gebruiken voor het zoeken, het opnemen en het bewaren van sporen.

5.2.2 De principes van technische en wetenschappelijke politie � 5.2.2.1 Principe van Locard

� Het principe van de sporenoverdracht van Locard, een pionier van de criminalistiek, berust op het gegeven dat elk contact tussen twee voorwerpen, tussen een voorwerp en een persoon of tussen twee personen, systematisch sporen achterlaat. Aan dit principe van sporenoverdracht kan zelfs de dader niet ontkomen: waar hij ook gaat, wat hij ook aanraakt of ter plaatse achterlaat, zelfs onbewust, deze elementen worden stille getuigen.

� In dat opzicht, is de plaats delict in het algemeen de belangrijkste bron waar deze materiële

en objectieve bewijzen kunnen worden opgenomen. De plaats delict omvat niet alleen de geografische plek waar het misdrijf gepleegd werd, maar omvat ook alle elementen die hiermee samenhangen: gebruikte werktuigen of wapens, buit en meegenomen sporen, lijken

48

of lichamen van slachtoffers, getuigen of verdachten, voertuigen of toegangswegen en de gebruikte vluchtwegen van de protagonisten.

� 5.2.2.2 Principe van Quetelet

� Volgens deze statisticus, « Nature exhibits an infinite variety of forms ». Dit betekent dat elk voorwerp, spoor, afdruk of aanwijzing uniek is. Deze uniciteit laat de deskundigen en de leden van de technische en wetenschappelijke politie toe om door middel van een vergelijkende analyse de hieronder opgesomde zaken te bepalen:

- de identificatie: is er sprake van een vingerafdruk, een textielvezel of een schoenspoor?

- de indeling volgens criteria: is er sprake van een vezel van een welbepaald textiel of een scherf afkomstig van een bepaald soort glas? Gaat het om een haar van een ree of om een spermaspoor van menselijke oorsprong?

- en uiteindelijk de individualisatie hiervan (= het in verband leggen met één enkele unieke bron).

� 5.2.2.3 Principe van « Eens weg, altijd weg »

� Volgens dit principe geldt, « wat gewijzigd, aangetast of verloren is, blijft dit voor eeuwig». Dit betekent dat het verplicht is om na het identificeren van een bepaalde situatie (of feit), zoals bijvoorbeeld de mogelijke plaats van het misdrijf, de toestand te « bevriezen ». Het doel hiervan is het voorkomen van contaminatie of beschadiging van de aanwijzingen, bijvoorbeeld de overdracht van sporen door personen die niet rechtsreeks betrokken zijn bij het misdrijf (politiemensen of getuigen).

� Deze taak valt te beurt aan de eerste interventieploegen die de bescherming van de plaats

delict veiligstellen door de afbakening van de zone die verboden is voor alle personen die niet rechtstreeks betrokken zijn bij het opnemen van de sporen.

49

5.2.3 Taken van de eerstelijnspolitie

� We hebben gezien dat het noodzakelijk is om, alvorens enig onderzoek ter plaatse uit te voeren, de nodige voorafgaande handelingen te verrichten, namelijk:

1. Het uitvoeren van een veiligheidsfouillering van de plaats (zich vergewissen van de

afwezigheid van een dader of van andere slachtoffers ter plaatse) waarbij een traject wordt gevolgd waarvan men sterk kan vermoeden dat de dader het niet gebruikt heeft/geen sporen heeft achtergelaten. Nadien moet men altijd hetzelfde traject volgen, noteren of aanduiden.

2. Bijstand verlenen aan de slachtoffers of de hulpdiensten indien

nodig. 3. Het identificeren en scheiden (onder hen de verschillende getuigen om onderlinge afspraken te

vermijden) van alle aanwezige personen ter plaatse en ze afzonderlijk ondervragen. De persoon/personen die de politie heeft/hebben gewaarschuwd identificeren en indien mogelijk ter beschikking houden voor verhoor.

4. Het afbakenen van de gerechtelijke uitsluitingsperimeter en het nemen van alle

nodige maatregelen om het binnendringen van deze perimeter te verhinderen (pers, familieleden, nieuwsgierigen, …). In het geval van significante feiten mag er geen toestemming tot betreden van de gerechtelijke uitsluitingszone gegeven worden vóór de aankomst van de leden van het labo of de door de magistraat aangeduide experten.

5. Het bewaren van de sporen (eerst de kwetsbare sporen, bijvoorbeeld sporen van biologische

oorsprong, papillairsporen, voetsporen, ...). Elke handeling die niet vereist is, moet vermeden worden (bijvoorbeeld roken, eten, ...). De voorwerpen op de plaats mogen niet aangeraakt of verplaatst worden, behalve in geval van noodzaak (actieve

sporenbescherming). Wanneer een voorwerp om een of andere reden moet worden verplaatst, moet dit met de nodige omzichtigheid gebeuren, zonder dat er sporen worden toegevoegd (vingerafdrukken, DNA, ...) of de aanwezige sporen worden beschadigd en moet de aanvankelijke plaats worden aangeduid. Deze handeling moet gesignaleerd worden aan het lid van het laboratorium en de identiteit van de persoon moet doorgegeven worden opdat, indien nodig, vergelijkingsmateriaal (DNA,

vingerafdruk) kan opgenomen worden. 6. Elke aangebrachte wijziging, opzettelijk of niet, aan de plaatstoestand dient

onmiddellijk gemeld te worden aan de verantwoordelijke van het laboratorium ter plaatse (of indien dit niet gebeurde, zo snel mogelijk). Deze wijziging, hoe klein ook, kan een grote impact hebben op de interpretatie van de analyseresultaten. Zelfs wanneer het gaat om een « fout », is het wenselijk om deze zo snel mogelijk te melden in plaats van dit weken of zelfs maanden later te signaleren. Trouwens, « enkel wie niets doet, kan niets verkeerd doen ».

50

7. Het fotograferen van de plaats of het maken van een schets afhankelijk van de omstandigheden.

Systematisch aantekeningen maken. Dit is de beste manier om het verlies van informatie te vermijden. De chronologische elementen moeten in detail worden weergegeven (de datum en het tijdstip van de misdaad, het tijdstip en de oorsprong van de oproep

naar de politie, het tijdstip van de aankomst van de politieagent ter plaatse, ...) evenals alle informatie betreffende de aanwezige personen en alle andere belangrijke of zelfs banale waarnemingen (voorbeeld: geuren, de temperatuur).

51

5.2.4 Taken van de technische en wetenschappelijke politie Het beheer van de plaats delict door de technische en wetenschappelijke politie bestaat, in eerste instantie, uit het nakijken en eventueel corrigeren van de genomen beschermingsmaatregelen voor de plaats delict (aanpassen van de perimeters, van de toegangsweg, …). Na het definitief vastleggen van de plaats delict door het nemen van foto’s en het opstellen van een schets, wordt er overgegaan tot het zoeken, het eventueel zichtbaar maken, het opnemen, het transporteren en het bewaren van de aanwijzingen. Fysieke aanwijzingen kunnen worden gedefinieerd als voorwerpen en/of materialen die werden gevonden in verband met een onderzoek en die helpen bij het bepalen van de identiteit van de dader en/of de omstandigheden waarin de misdaad werd gepleegd of op basis waarvan het feit kan worden bevestigd. � 5.2.4.1 Zoeken naar aanwijzingen

� Bij het onderzoek op de plaats delict moet men zich laten leiden door de methode eerder dan door de intuïtie. Het is praktisch onmogelijk alle variaties in crimineel gedrag te voorspellen of zich een voorstelling te maken van alle fysieke aanwijzingen die een rol spelen in een gewelddadige handeling. Alle voorzorgsmaatregelen waarmee het betreden van de plaats gepaard gaat, dienen voor de bescherming van de belangrijke aanwijzingen die aanwezig kunnen zijn op de grond, op ramen, ... Men dient dus tijdens het plaatsbezoek snel die zones te bepalen waar er mogelijks sporen of aanwijzingen kunnen teruggevonden worden.

� Het zoeken naar aanwijzingen moet systematisch gebeuren, bijvoorbeeld door een

geometrisch plan te volgen voor het onderzoek naar de bijzonderheden, opdat niets onopgemerkt blijft of vergeten wordt. De meest kwetsbare aanwijzingen moeten als eerste worden beschermd en opgenomen (microsporen, biologische sporen, voetsporen, ...).

� Het gebruik van technieken, in het bijzonder de speciale lichttechnieken (strijklicht, ultraviolet,

infrarood, ...) kan nuttige inlichtingen verschaffen. � De vaststellingen door de leden van de laboratoria dienen zo snel mogelijk na de

ontdekking van de misdaad te gebeuren, maar ook in optimale omstandigheden (helderheid, temperatuur, vochtigheid, …) Hou het volgende in het achterhoofd: “Hoe meer tijd het misdaadonderzoek in beslag neemt, hoe moeilijker het wordt om de waarheid te achterhalen”.

52

� 5.2.4.2 Opnemen van aanwijzingen

� Tijdens het opnemen van de aanwijzingen, zorgen de leden van de laboratoria TWP ervoor dat volgende handelingen worden uitgevoerd :

� Het fotograferen van het voorwerp of het spoor om het te kunnen situeren in zijn

context, maar ook indien er een risico tot wijziging van de context bestaat. � Elk contact vermijden om de eventuele risico’s op wijzigingen of contaminatie van de

sporen te beperken (verplichting om beschermkledij te dragen). Behoedzaamheid en gezond verstand zijn hier geboden. De vaakst voorkomende wijzigingen zijn contaminatie, chemische veranderingen van de structuur, het breken van een deel en de toevoeging van vreemde elementen.

� De ongeschonden toestand van het voorwerp of het spoor moet bewaard blijven om

zijn authenticiteit op het proces te kunnen garanderen. Indien de omstandigheden het toelaten, is de inbeslagneming van het voorwerp/de drager te verkiezen boven de sporenopname ter plaatse.

� 5.2.4.3 Bewaren van aanwijzingen

� Na de opname, moeten de aanwijzingen gedurende de hele periode die ze tijdens het onderzoek worden gebruikt, beschermd en bewaard worden (vanaf de ontdekking ervan tot aan het proces). Dit door middel van een duidelijke identificatie van de aanwijzing (nummering) gedurende de hele strafrechtelijke keten (notie « Chain of Custody »).

� Het beschermen en adequaat bewaren van de fysieke aanwijzingen heeft een dubbel doel:

� Sommige soorten aanwijzingen zijn zo kwetsbaar dat een lichte wrijving volstaat om

ze te beschadigen (vingerafdrukken, schoensporen) en zo de mogelijkheid om zoveel mogelijk informatie te vergaren doet verdwijnen.

� De omstandigheden waarin de aanwijzing op het proces wordt voorgelegd, moeten

vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waarin de aanwijzing zich bevond op het moment van de inbeslagneming (behalve als de rechter er anders over heeft beslist, bijvoorbeeld

door destructieve onderzoeken in het kader van een expertise toe te staan). Het is belangrijk dat de op het proces als bewijs gebruikte aanwijzing zich in dezelfde toestand bevindt als toen ze op de plaats van de politie-interventie werd opgenomen.

� De fysieke aanwijzingen stellen problemen, zowel naar verpakking als naar bewaring toe. De specifieke aard van elk spoor geeft ons aan welke voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden met betrekking tot:

� Verpakkingsvoorwaarden: een luchtdoorlatende zak voor biologisch materiaal en een plastic of

kartonnen doos of zak voor alle andere niet-biologische sporen (de inlichtingen over de adequate verpakkingen zijn te vinden in de catalogus CS)

53

� Voorwaarden voor de opslag: tijdsgebonden (snelheid van de interventie, opname en

bewaring op een adequate plaats, beveiligen van de plaatsen) en afhankelijk van de bewaringstemperatuur(volgens de aard van de staal teneinde de aantasting te voorkomen).

54

5.2.5 De belangrijkste categorieën van sporen

� Bij een politie-interventie op de plaats van een misdaad of wanbedrijf kunnen de aanwijzingen die door de leden van het laboratorium TWP worden opgenomen een enorme verscheidenheid aan vormen, stoffen en afmetingen vertonen.

� De waarde ervan kan gaan van onzekerheid tot de formele identificatie van een persoon

of een voorwerp.

5.2.5.1 Sporen van menselijke oorsprong: papillairsporen Papillairafdrukken, waaronder vingertekeningen hebben alle eigenschappen voor identificatie. De afdruk ervan is het nuttigste en meest veralgemeende bewijs in het politionele identificatieproces van personen.

� Eigenschappen van de vingerafdruk

� Papillairafdrukken worden gevormd door de met huidlijsten bedekte delen van de huid. Alleen de naakte delen (zonder haren) van ons lichaam, namelijk de binnenkant van de handen en de voetzool, zijn bedekt met tekeningen gevormd door de door groeven gescheiden huidlijsten. Deze huidlijsten worden ook papillaire lijnen genoemd.

� Het patroon van de papillairlijnen is belangrijk, want ze wordt al gevormd binnen de baarmoeder in de derde zwangerschapsmaand, en wordt volledig vastgelegd in de zesde zwangerschapsmaand.

� De details van dit patroon zijn uniek en individueel, want de details ervan komen

toevallig tot stand tijdens de zwangerschap. Die details worden kenmerkende punten, identificatiepunten of minutiae genoemd.

� Het patroon is ook onveranderlijk, behalve bij een ongeval of een ernstige

huidaandoening, want ze vindt haar oorsprong in de diepste lagen van de lederhuid. Diepe snijwonden tot in de lederhuid veroorzaken littekens die de vingertekening doorsnijden, maar deze niet wijzigen. Oppervlakkige snijwonden of afslijtingen van

55

de opperhuid veranderen de papillairtekeningen slechts tijdelijk. De papillairtekening is onveranderlijk, want de opperhuid vernieuwt zichzelf voortdurend op identieke wijze.

� Het zoeken naar papillairsporen op de plaats delict De voorzorgsmaatregelen

1. Het zoeken naar papillairsporen gebeurt natuurlijk met de grootste zorg om door ondoordachte manipulaties niet het risico te lopen dat de door de daders van een misdrijf achtergelaten sporen worden gewijzigd. Elke onderzoeker moet, zodra hij ter plaatse komt, ervan uitgaan dat elk voorwerp afdrukken kan bevatten van de misdadiger(s) en hij dient dus dienovereenkomstig handelen.

2. Om vingerafdrukken op te sporen, moeten eerst de oppervlakken en voorwerpen

worden bestudeerd. Als voorwerpen, waarop eventueel afdrukken zijn achtergebleven, blootgesteld zijn aan weer en wind, aan regen, moeten ze worden beschut en als dat onmogelijk blijkt, moeten deze oppervlakken en voorwerpen zo goed mogelijk worden afgedekt.

3. Wanneer voorwerpen worden aangeraakt, moet voorzichtig worden gehandeld

om te vermijden dat de sporen die door de misdadiger zijn achtergelaten worden beschadigd of dat men op die voorwerpen zijn eigen afdrukken aanbrengt. Indien mogelijk moet men handschoenen aantrekken, maar men moet vooral de voorwerpen vastnemen op plaatsen waar de dader zijn vingers waarschijnlijk niet heeft gezet.

4. Tot slot moet bij het hanteren of het transport van de voorwerpen zorgvuldig de

wrijving van de te bestuderen oppervlakken tegen om het even wat worden vermeden.

De technieken van de technische en wetenschappelijke politie papillairsporen zichtbaar te maken

1. De procédés om papillairsporen zichtbaar te maken, hangen natuurlijk af van de aard van het spoor (druksporen, zichtbare of latente sporen), van de samenstelling van de bezinksels waaruit het spoor is opgebouwd (zweet, bloed, stof, …), van de aard van de drager waarop het spoor zich bevindt (poreuze, gladde, ... drager), van de gebeurtenissen waaraan het spoor werd blootgesteld vóór de behandeling ervan (weersomstandigheden, verstreken tijd, ...).

2. Voor de latente sporen (afgifte van zweet op de drager) is de traditionele techniek die

door alle politiediensten ter wereld wordt gebruikt het poederen. Het poeder wordt ter plaatse aangebracht op de voorwerpen die niet vervoerd kunnen worden en op niet-absorberende, droge en niet met vet bedekte gladde oppervlakken.

3. De behandeling van de sporen met andere fysische of fysisch-chemische

revelatiemiddelen, laat toe de mogelijkheden om sporen zichtbaar te maken uit te breiden naar dragers die niet geschikt zijn voor het poederen.

56

� Het opnemen van papillairsporen op een persoon Om de papillairsporen te kunnen identificeren die op de plaats van het misdrijf door de daders werden achtergelaten, moeten de bestanden met vingerafdrukken op een regelmatige en correcte manier worden gevoed. Bij een verblijf in de gevangenis of bij een aanhouding moeten de vingerafdrukken (en eventueel handpalmafdrukken) van deze verdachten systematisch worden opgenomen.

De technieken voor de opname van vingerafdrukken bij een individu → Zie de gemeenschappelijke richtlijn MFO 3 van de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken betreffende het informatiebeheer

1. Bij het nemen van vingerafdrukken heeft de methode van de gerolde vingerafdruk het voordeel dat een vergelijkingsspoor wordt verkregen met de maximale oppervlakte van de vinger, en dus met een maximum aantal kenmerkende punten. Bij deze methode wordt elke vinger na het inkten afzonderlijk gerold op een dactyloscopische fiche of wordt elke vinger elektronisch opgenomen (zonder voorafgaand te inkten) via de « lifescan ». Bij deze twee methodes moet de vinger goed gerold te worden om de delta(’s) te verkrijgen, en mag hij maar een enkele keer worden gerold om te vermijden dat er meerdere afdrukken boven elkaar worden verkregen.

2. Aanbevolen wordt dat de persoon zijn handen voor het inkten goed wast,

afspoelt en afdroogt. Als de handen van de persoon zweten of als deze vochtig zijn, kan men stelselmatig elke vinger afzonderlijk afkuisen en de afdruk ervan opnemen, alvorens hetzelfde te doen met de volgende vingers.

� Het vergelijken van papillairsporen opgenomen op de plaats delict met de

vingerafdrukken van een persoon In België staat één enkele dienst in voor de gerechtelijke verwerking van de vingerafdrukken en de vingersporen: de gerechtelijke identificatiedienst (GID), die afhangt van de Directie van de technische en wetenschappelijke politie (DGJ/DJT).

57

���� 5.2.5.2 Sporen van menselijke oorsprong: biologische sporen Het genetisch materiaal is enig en uniek voor ieder individu, met uitzondering van een ééneiige tweeling. De drager van de genetische informatie is het DNA, ook wel eens de genetische afdruk genoemd. Deze genetische afdruk wordt gebruikt door de wetenschappelijke politie en kan geëxploiteerd worden uit verschillende elementen van biologische oorsprong zoals sperma, bloed, speeksel, haar, beenderen, tanden, lichamelijke weefsels of lichamelijke afscheidingen. De gevoeligheid van de huidige DNA-analysetechnieken laat toe om een profiel op te maken op basis van slechts enkele cellen, terwijl een normaal persoon gemiddeld 100 000 cellen per dag verliest.

� Het zoeken naar biologische sporen op de plaats delict

Het zoeken naar biologische sporen dient te gebeuren door de leden van de laboratoria van technische en wetenschappelijke politie, maar de eerste tussenkomende personen moeten, indien nodig, dringende beschermingsmaatregelen nemen (bijvoorbeeld als de PD zich buiten bevindt). De algemene voorzorgsmaatregelen:

1. Met voorwerpen of dragers die deze sporen kunnen bevatten, moet heel

zorgvuldig worden omgesprongen. Vooral het dragen van wegwerphandschoenen wordt aanbevolen om elk risico op contaminatie te vermijden.

. 2. De drager of het voorwerp met het biologisch spoor/de biologische sporen moet

ook op een juiste en adequate manier worden ingepakt in luchtdoorlatend materiaal opdat het spoor/de sporen niet zouden worden beschadigd.

3. Artikel 2 van het koninklijk besluit ter uitvoering van de DNA stelt:

«Voorafgaandelijk aan de overbrenging naar een erkend laboratorium dient elk overtuigingsstuk waarop sporen van celmateriaal worden aangetroffen gefotografeerd te worden».

4. Het dragen van het mondmasker is eveneens verplicht. Indien dit niet mogelijk

is, moet men vermijden om in de nabijheid van stukken (en personen) te praten om de contaminatie door speeksel te voorkomen, aangezien een dergelijke contaminatie meestal problematischer is dan contaminatie door contact.

5. Een snelle overbrenging van de drager of het spoor naar een gespecialiseerd

laboratorium verzekert ook een optimale exploitatie doordat de risico’s van beschadiging, contaminatie of vernietiging zo veel mogelijk beperkt worden.

58

De specifieke voorzorgsmaatregelen voor bepaalde biologische sporen 1. Bloed Verse bloedvlekken met een zekere omvang zijn uiteraard het best zichtbaar. Opgedroogde bloedvlekken kunnen onopgemerkt blijven omdat ze niet meer hun vertrouwde kleur hebben. De rode kleur van bloed kan wijzigen onder invloed van tal van factoren: de drager, het daglicht (in het bijzonder rechtstreeks zonlicht), de warmte, de luchtvochtigheid en de ontbinding. Het zoeken naar bloedsporen kan eveneens bemoeilijkt worden door de kleur van de drager of doordat het bloed in sommige gevallen werd geabsorbeerd door de drager of werd bedekt met stof. Het onderzoek naar bloedsporen vereist dikwijls het gebruik van bepaalde technieken en instrumenten, in het bijzonder op het niveau van verlichting. Het gebruik van UV-lampen met filter vergemakkelijkt het zoeken naar bloedsporen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de onderkant van meubels, vensterbanken, trapleuningen, …� Er kan bloed op zijn gespat op deze plaatsen of de dader kan ze met zijn met bloed besmeurde handen hebben aangeraakt Vaak tracht de dader zich te ontdoen van het bloed dat hij op zich heeft. Daarom moet het water in de sifons van de wasbakken en al het schoonmaakmateriaal (sponzen, dweilen, handdoeken, borstels) worden onderzocht. Bepaalde technieken die berusten op het gebruik van fluorescentie, staan toe om bloedsporen die moedwillig door de dader werden ‘uitgewist’, zichtbaar te maken. De hondengeleiders kunnen eveneens een waardevolle bijdrage leveren voor dergelijke zoekingen. Het is niet altijd gemakkelijk om bloedsporen te ontdekken op kledij, in het bijzonder op donkere kledij. Op de kledij van de dader vindt men vaak bloedvegen ter hoogte van de opening van de zakken � Het eerste wat een moordenaar vaak doet, is een zakdoek zoeken om het bloed af te vegen dat hij op zich zou kunnen hebben.

59

In ieder geval moeten alle kledingstukken waarop zich bloedsporen zouden kunnen bevinden, grondig onderzocht worden. Als de kledingsstukken vochtig zijn, moet men ze aan de lucht laten drogen alvorens ze in te pakken. Verdachte werktuigen en instrumenten worden op dezelfde manier behandeld. Buiten beschermt men de bloedvlekken zodat ze niet door de weers- en omgevingsomstandigheden kunnen worden beschadigd. 2. Sperma Er kunnen zich spermasporen bevinden op de plaats van het misdrijf, op het lichaam en de kledij van het slachtoffer of van de dader, maar ook op handdoeken, papieren zakdoeken, ... die werden gebruikt om het sperma te verwijderen. Dit soort sporen kan ook voorkomen op tapijten, beddengoed, zetels en autozetels. Spermasporen kunnen zichtbaar worden gemaakt door fluorescentie met behulp van een UV-lamp. Het waarnemen van een wit-blauwachtige fluorescentie is geen formeel bewijs van de aanwezigheid van sperma aangezien ook andere biologische afscheidingen deze eigenschap hebben. Maar wanneer er geen fluorescentie optreedt, kan men besluiten dat er geen spermasporen zijn.

Men zorgt ervoor dat de dragers die spermasporen kunnen bevatten, niet worden aangetast of besmet. De personen en in het bijzonder de slachtoffers van een aanranding of een verkrachting moeten dringend worden onderzocht door een wetsdokter. Men zorgt ervoor dat de betrokkenen, ongeacht of ze leven of dood zijn, zich niet wassen of niet worden gewassen. 3. Hoofd – en lichaamshaar

De lichaamsharen, waarvan de hoofdharen in feite een bijzondere verschijningsvorm zijn, zijn een product van de opperhuid. Ze groeien uit de haarfollikels, die zich in de lederhuid en het onderhuidse weefsel bevinden. Het lichaams – of hoofdhaar is op twee vlakken interessant: - de morfologische analyse kan nuttig blijken voor het onderzoek (bepalen van zijn oorsprong, verklaren van overdrachten, …). - indien de haarwortel aanwezig is (uitgetrokken haren), kan door een analyse van het kern-DNA een genetisch profiel opgemaakt worden. Bij het ontbreken hiervan kan een analyse van het mitochondriaal DNA overwogen worden, ook al is het discriminerende effect zwakker dan bij het kern-DNA. Het is van het grootste belang om vóór welke manipulatie dan ook (bijvoorbeeld van een lijk) snel alle hoofd- en lichaamsharen te zoeken (onder de nagels of op het lichaam van het slachtoffer, op de kledij van een verdachte, in de passagiersruimte van een voertuig, ...). Wanneer haren worden aangetroffen, moeten ze voorzichtig worden opgenomen door een taping (kleefstrips) zonder dat ze hierbij worden besmet of per ongeluk verloren raken.

60

Zoals voor de meeste sporen, moet men vermijden om het lichaam aan te raken of te verplaatsen, te bedekken (door elkaar halen van vezels en haren) of uit te kleden. De persoonlijke bezittingen en de kledij van de slachtoffers, de getuigen of de daders waarop zich mogelijks lichaams- of hoofdharen bevinden, dienen zorgvuldig en individueel verpakt te worden. Indien de onderzoeksplaats van de technische en wetenschappelijke politie een voertuig is (verlaten,

verongelukt, gestolen,…), moet men bij het manipuleren en het doorzoeken van het voertuig denken aan de sporenbescherming (luchtstromen vermijden, niet spreken in het voertuig, handschoenen gebruiken, de bestuurder van de takelwagen verwittigen over de te nemen voorzorgsmaatregelen,…)

� De DNA-opname op een persoon voor vergelijkend onderzoek De DNA-wet die deze materie regelt, voorziet in de mogelijkheid om bij een persoon een hoeveelheid bloed, wangslijmvlies of haarwortels af te nemen voor vergelijkend onderzoek. De procureur des Konings (met toestemming van de betrokkene) of de onderzoeksrechter (onder dwang) kan enkel een OGP/HPK vorderen voor de afname van wangslijmvlies of haarwortels bij een persoon. Deze laatste dient hiervan een proces-verbaal op te stellen. Voor de afname van bloed dient verplicht een arts gevorderd te worden en heeft men toestemming van de betrokkenen nodig. De bloedstaal dient optimaal bewaard te worden (in een diepvriezer of koelkast) en snel overgebracht te worden naar het gespecialiseerd laboratorium. Voor de afname van wangslijmvlies bestaat er een opnamekit die verdeeld wordt door het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) en waarvan het gebruik ten zeerste wordt aanbevolen. Deze kit is beschikbaar in de CS-catalogus.

���� 5.2.5.3 Sporen van niet-menselijke oorsprong

� Handschoensporen Tegenwoordig trekken steeds meer misdadigers handschoenen aan om te vermijden dat ze vingerafdrukken achterlaten op de plaats van de misdaad, op basis waarvan ze zouden kunnen worden geïdentificeerd. Het gebeurt echter dat die handschoenen karakteristieke sporen achterlaten op de aangeraakte voorwerpen, afhankelijk van het soort handschoen en de substantie die zich op de handschoen bevindt (bloed, zweet, talk, …). Deze soort sporen wordt op dezelfde manier opgespoord en beschermd als papillairsporen.

61

� Voetsporen Het zoeken naar voetsporen moet methodisch en met doorzettingsvermogen gebeuren, niet alleen op de plaats van het misdrijf zelf, maar ook in de omgeving, om te ontdekken welke weg de daders vóór, tijdens en na het misdrijf hebben afgelegd. Voetsporen kunnen worden aangetroffen in de vorm van sporen afkomstig van schoenen, sokken of blote voeten. De laatste twee gevallen komen vrij zelden voor. In geval van sokken moet de structuur van het weefsel onderzocht worden, in geval van blote voeten, dienen de papillairlijnen (zie papillairsporen) bestudeerd te worden. Op basis van de analyse van deze voetsporen kunnen meerdere parameters worden bepaald die nuttig zijn voor het onderzoek:

� het aantal aanwezige personen op de plaats van het misdrijf � hun respectieve rol en hun verplaatsingen (heen-en-weergeloop, uitkijk, dader, medeplichtige,

...) � de graad van deelname, de link tussen de misdrijven, de link tussen de daders � de toegangsweg, de bewegingen rond de plaats, de verplaatsing van een plaats naar

een andere of van een plaats naar een voertuig en tenslotte de vluchtweg � eventueel de lengte en het geslacht

Het onderzoek van schoensporen laat meestal toe om het soort schoen, de afmetingen of de vorm ervan te bepalen. De zool en de hak vertonen vaak kenmerken op basis waarvan het soort/model van schoen kan bepaald worden.

� Bandensporen Bandensporen worden meestal aangetroffen op losse grond, zoals aarde, zand of sneeuw. Het zijn negatieve sporen met een reliëf, ze zijn driedimensionaal. Op asfalt of op een harde grond kan zelden een bandenprofiel worden onderscheiden, tenzij bij vochtig weer of indien de banden van het voertuig toevallig nat zijn. Er komen op deze ondergrond daarentegen vaker remsporen voor, waaruit evenwel bepaalde nuttige informatie kan worden afgeleid. Sporen op een vlakke vloer (tegelvloer, beton, geverfde vloer) worden vooral aangetroffen in garages en zijn vaak fragmentarisch. Ze zijn het gevolg van het feit dat het voertuig door een vlek olie, verf of bloed is gereden. Wanneer een voertuig rechtdoor rijdt, is de zichtbare afdruk die van de achterbanden als het voertuig vooruitrijdt of die van de voorbanden als het voertuig achteruitrijdt. De afdruk van de vier banden is uitsluitend zichtbaar wanneer het voertuig een bocht met een kleine straal maakt. Men moet uitkijken met voertuigen waarvan het spoor vooraan afwijkt van het spoor achteraan, want in dergelijke gevallen overlappen de sporen van de (voor- en achter)wielen elkaar gedeeltelijk.

62

Net zoals schoenzolen krijgen banden gaandeweg unieke herkenningstekens. Sneeën, slijtage of fijne steentjes die in de rubber zitten gedrukt, geven elke band een kenmerkende afdruk. Tijdens de levensduur van de band zullen de karakteristieke afdrukken geleidelijk verdwijnen en plaatsmaken voor nieuwe kenmerken. Wat de bescherming van bandensporen betreft, moeten de parallelle sporen over een voldoende afstand worden beschermd om de omtrek van elke band minstens één keer te bewaren. Dit kan gebeuren met de meest uiteenlopende materialen. Het is voornamelijk belangrijk dat men de sporen signaleert om te vermijden dat ze zouden worden beschadigd door voorbijkomende personen of voertuigen.

� Werktuigsporen Wanneer men op de plaats van een misdrijf aankomt, treft men vaak sporen aan van een of meerdere werktuigen die de dader heeft gebruikt om een deur, een venster of een meubel open te breken. Werktuigsporen zijn vaak goed zichtbaar, maar soms zijn ze onopvallend en op het eerste zicht onzichtbaar. Het spreekt voor zich dat het speurwerk moet gebeuren op basis van de teruggevonden of waargenomen elementen ter plaatse (houtsplinters onder aan een raam, een openstaand raam, ...) In de meeste gevallen betreft het werktuigen die in de handel verkrijgbaar zijn, want het is vrij uitzonderlijk dat daders speciale zelfgemaakte werktuigen gebruiken. De aanblik van het spoor biedt nuttige inlichtingen voor de vooruitgang van het onderzoek en laat toe de volgende elementen te bepalen:

� de aard van het gebruikte werktuig ((hamer, schroevendraaier, tang, ...) � de kwaliteit van het ‘werk’ van de dader (uitgevoerd door een beginneling of een geroutineerd

iemand) � de eventuele link met andere feiten � de modus operandi (d.w.z. de precieze omstandigheden waarin het spoor tot stand kwam)

Sporen van braak zijn zeer weinig onderhevig aan vervorming doorheen de tijd. De sporen kunnen eventueel opzettelijk worden gewijzigd of verwijderd (herstel van schade, ...). Als het spoor nuttige kenmerken bevat voor het onderzoek, zal het snel worden opgenomen of zal men bij de bewoners erop aandringen het spoor niet te wijzigen vóór de opname ervan. Een werktuig of eender welk ander voorwerp mag in geen geval op het spoor worden geplaatst omdat dit het spoor zou kunnen vervormen.

63

� Microsporen: stof Stof is een opeenhoping van restanten in poedervorm. Deze restanten kunnen zowel van organische (plantaardige deeltjes, stof van dierlijke oorsprong, micro-organismen, …) als anorganische (aarde, glasscherven, verfresten, …) oorsprong zijn. Er is geen enkel voorwerp dat niet met stof bedekt is, want op het ogenblik dat men de laag stof wegneemt, strijken andere stofjes neer op het schoongemaakte oppervlak. We kunnen ons dus voorstellen dat ons lichaam en onze kleren voortdurend met een min of meer dikke laag stof zijn bedekt afhankelijk van onze hygiëne en de concentratie aan stof in de omgeving waarin we ons bevinden. Het is belangrijk op te merken dat elk individu in principe drager is van ‘gewoon’ stof, dat zo wordt genoemd omdat het afkomstig is van zijn beroep of omgeving. Het is gemakkelijk te begrijpen dat een schoorsteenveger bedekt is met roet, een bibliothecaris met papiervezels en een apotheker met sporen van verschillende chemicaliën. Men zal het stof dat kenmerkend is voor het beroep gemakkelijk terugvinden op de kleren, het ondergoed en uiteraard op het lichaam. Stof kan dus samengesteld zijn uit allerlei soorten materie en behoudt voldoende onderscheidende kenmerken om de oorsprong ervan te kunnen vaststellen. Stof kan rechtstreeks of door opzuiging worden opgenomen op:

� kledij en in het bijzonder ter hoogte van de zakken, de schoenen � ondergoed

� de huid, haren, nagels en oren

� voertuigen

Omdat deze sporen of aanwijzingen in principe heel klein zijn en door de minste luchtstroom gemakkelijk kunnen verplaatst worden, moeten de dragers en voorwerpen met de grootste omzichtigheid worden behandeld, verplaatst en verpakt om beschadiging van de sporen en contaminatie van de dragers met onze eigen microsporen te vermijden.

64

5.3 De schets en het plan

5.3.1. Algemeen � Er moet overeenstemming zijn tussen de vaststellingen, de foto’s en het plan. Dikwijls helpen

onderzoekers elkaar bij het opmaken van het plan en verwijst de opsteller van het proces-verbaal ernaar.

� Bij het tekenen van een plan gaat men van het algemene naar het detail. De algemene situatie

kan weergeven worden door middel van een schets die niet op schaal getekend is of met een kopie van een kaart.

� Niet meer aanwezige of verplaatste zaken moeten aangeduid worden met een stippellijn (vb.:

lichaam slachtoffer dat reeds overgebracht is, maar waarvan de ligging aangeduid is door getuigen/ sporen ...)

5.3.2. Definities Schets: In eerste instantie wordt met de vrije hand een tekening gemaakt waarop alles

weergegeven wordt dat men ziet op de plaats van de feiten, de plaats van het ongeval, ... De afmetingen worden op de schets vermeld indien deze aan het proces-verbaal moet toegevoegd worden. Voor minder zware zaken volstaat deze schets. De schets heeft dezelfde vermeldingen als het plan (legende, bijlage, ...), maar hij is niet op schaal getekend.

Plan: Voor significante feiten wordt op millimeterpapier een tekening op schaal gemaakt

(of met een PC indien u over een tekenprogramma beschikt). Men noemt dit een plan. Het wordt als bijlage aan het proces-verbaal toegevoegd.

Vast punt: onveranderlijk punt op het terrein (vb. kilometerpaal) Basislijn: reële of denkbeeldige lijn op het terrein. Zij vertrekt vanuit het 0-punt. De

opmetingen vertrekken vanuit deze basislijn. 0-punt: punt van waaruit opmetingen op de basislijn vertrekken Legende: het belangrijkste voorwerp draagt nummer 1 Schaal: de meest gebruikte schalen zijn 1/25 en 1/50.

65

5.3.3. Gebruikt materiaal Hodometer, decameter, dubbele meter, alkalinepotlood, tekenmal, dikkere en fijnere stift, milimeterpapier, gom, potlood, passer, vetkrijt en/of spuitbus, inlichtingsboek of papier, beschermmapje te gebruiken als het regent, …

5.3.4. Benaming muren in woning � Binnen werkt men niet met een vast punt, maar duidt men de muren aan door de letters A, B, C

en D. Muur A is de muur rechtover de voornaamste toegangsdeur (dit kan aangegeven worden in het proces-verbaal). In wijzerzin worden de muren B, C, en D genoemd. Het corpus delicti/voorwerp/sporen worden gefixeerd aan de hand van afstanden t.o.v. de muren.

5.3.5. Vermeldingen op het plan � Op de bij het proces-verbaal gevoegde schetsen en plannen worden de vermeldingen « Bijlage

nummer ... aan proces-verbaal nummer ... dossiernummer ... dd …uitgaande van … bestemd voor ... ».

� Verder noteert u :

� Betreft: (vb.:Verdacht overlijden van NAAM + Voornaam dd ...te …)

� De schaal � De legende � Afstanden uitgedrukt in cm, m

5.3.6. Foto’s en/of plan? � Het nemen van foto's wordt sterk aangemoedigd omdat het visualiseert wat geschreven

wordt, hoewel ze geen plan vervangen (vb.: schaalweergave). (zie punt 5.4) � Voor de kamer (plaats) van de feiten is zeker een plan (op schaal) nodig.

66

5.4 De foto’s De foto’s zullen vaak worden genomen door de eenheden die het onderzoek zullen voeren. In

principe dienen geen foto’s genomen te worden indien het labo ter plaatse komt, maar soms kan ook u ertoe worden gebracht een fotodossier met betrekking tot uw interventie samen te stellen. Wees er echter steeds op bedacht dat het nemen van foto’s risico geeft op het vernietigen van sporen! Daarom raden wij u aan het volgende te lezen.

5.4.1. Dringende foto’s bij een significant misdrijf � Bij een significant misdrijf zal u enkel foto’s nemen indien de plaatstoestand dreigt te wijzigen:

� wanneer de positie van het slachtoffer zal worden gewijzigd (doordat het wordt weggebracht)

� wanneer het gaat om snel vergankelijke sporen (bandafdruk in de modder, voetstap in de sneeuw, …)

Deze foto’s worden niet afzonderlijk met het proces-verbaal verstuurd, maar overgemaakt aan het labo.

� Al de overige foto’s zullen worden genomen door het labo:

� Foto’s van de plaats delict

- Totaalbeeld vanuit verschillende hoeken (gebouw, …) - Directe omgeving (tuin, grasperk, …) - Toegangswegen tot de plaats der feiten (straat, pad) - Sprekende details van de plaats van het misdrijf (bebloede hoek van een meubel, …) - In – en uitgangen van de kamer waar het misdrijf werd gepleegd

� Foto’s van het slachtoffer

- Wonde, sporen van slagen - Toestand van de kledij - Bijzondere kenmerken (tatoeages, …)

� Foto’s van de sporen en aanwijzingen

- Altijd een maatstaf gebruiken - Fotograferen van die elementen die:

o de materialiteit van de sporen kunnen bewijzen o de modus operandi illustreren o toelaten de dader te identificeren/ontdekken

67

5.4.2 Foto’s bij niet-significante misdrijven

� Fotografeer altijd van het geheel naar de details waarop de nadruk moet worden gelegd (zoomeffect).

� Neem voldoende foto’s (stel je in de plaats van iemand die niet ter plaatse is) � Neem foto’s zonder iets aan de plaatstoestand te veranderen � «Bezoedel» uw foto’s niet met vreemde elementen (gsm, kepie van de collega, …) � De foto’s moeten overeenstemmen met de uitgevoerde handelingen tijdens de afstapping

en het PV.

� Pas steeds dezelfde regels toe als deze van het labo (zoals hierboven beschreven) Het fotodossier vervolledigt de schriftelijke beschrijvingen en geeft een beter beeld van de algemene plaatstoestand en van de vastgestelde elementen. Men moet dus kritisch omgaan met de verschillende elementen die men aantreft. Het is beter een foto te veel te nemen dan een element te missen dat later essentieel blijkt te zijn.

68

5.5 Het buurtonderzoek Een buurtbevraging geschiedt meestal in twee etappes: - een onmiddellijke “screening” bij de afstapping - een navolgend en meer diepgaand buurtonderzoek. Een goed uitgevoerde buurtondervraging kan de volgende elementen opleveren: - ooggetuigen van het misdrijf - informatie over de omstandigheden van het misdrijf - tijdstip van het misdrijf - informatie over het slachtoffer en/of de verdachte(n) - een motief

5.5.1 De screening

� Het onmiddellijke buurtonderzoek bestaat, zoals zijn naam aangeeft, in het aanduiden - van zodra men ter plaatse is aangekomen - van collega’s die de directe omgeving zullen uitkammen om niet-spontane getuigenissen te vergaren.

� Deze taak is van het grootste belang, want uit ervaring is gebleken dat de meest interessante

getuigenissen niet noodzakelijk spontaan worden afgelegd. � Dit kan worden verklaard door het feit dat de potentiële getuige er zich soms niet van bewust is

dat de informatie waarover hij beschikt nuttig kan zijn voor u of gewoon omdat hij niet de minste belangstelling heeft voor uw zaak.

� Volgende taken dienen tijdens een onmiddellijk buurtonderzoek uitgevoerd te worden:

� Identificatie van alle aanwezige personen of van de personen die zich vertonen op de plaats van het misdrijf.

� Als er veel nieuwsgierigen zijn, zich tot de menigte richten en vragen of iemand iets heeft

gezien, gehoord, … (opgelet, de dader bevindt zich misschien tussen het volk) � Systematisch de nummerplaten noteren van de voertuigen die in de buurt geparkeerd zijn. � Inlichtingen inwinnen over de personen die mogelijks zijn langsgekomen op het moment

dat de feiten werden gepleegd. � Onderzoek bij de buren die thuis zijn (noteren welke buren men heeft ontmoet en welke afwezig

waren) � Onderzoek bij de bewoners van verder afgelegen huizen indien de plaatsgesteldheid doet

vermoeden dat er een interessante getuigenis kan worden gevonden.

69

� Het is belangrijk dat de informatie snel wordt vergaard, aangezien het in de loop van dit eerste

onderzoek al mogelijk is een aantal elementen te verzamelen die onmiddellijk kunnen geëxploiteerd worden.

5.5.2 Het diepgaand buurtonderzoek � Nu de eerste elementen zijn vergaard en geëxploiteerd, zal een tweede -vollediger-

buurtonderzoek worden uitgevoerd. � Aangezien het dringende karakter is geweken, kan dit onderzoek zorgvuldiger gebeuren.

Tijdens dit onderzoek zullen getuigenissen op systematische en georganiseerde wijze worden vergaard.

� Hiertoe zal men alle gebouwen van die of die straat bezoeken en er alle bewoners trachten te

ontmoeten (de lijst zal worden opgesteld op basis van het rijksregister en met de hulp van de wijkinspecteur en andere bronnen zoals de Post, een persoon die aan huis levert, …)

� Men noteert welke personen men reeds heeft ontmoet om een overzicht te hebben van het al

verrichte en nog te verrichten werk. � We merken terloops op dat het niet de bedoeling is iedereen te verhoren, maar enkel de

personen die een nuttige getuigenis kunnen afleggen. � De andere personen zullen alleen maar geïdentificeerd worden. � Het doorgedreven buurtonderzoek kan ook naar andere plaatsen worden uitgebreid:

� op basis van andere vastgestelde gelijkaardige feiten � op basis van getuigenissen die u naar een interessante plaats leiden � op basis van de aanwijzing van een eventuele verdachte (omgeving van zijn woning, van de

plaatsen waar hij regelmatig vertoeft, …) � In laatste instantie kan ook een beroep worden gedaan op een ruimer publiek via de lokale of

nationale pers of zelfs via de televisie

70

� Andere vormen van een diepgaand buurtonderzoek zijn: De passantenbevraging

� Tot nu toe betrof het buurtonderzoek enkel de bewoners van de zone, maar het is ook mogelijk dat andere personen tijdens de feiten aanwezig waren. De passantenbevraging is bedoeld om informatie te vergaren over hun eventuele aanwezigheid.

� Dit onderzoek bestaat in het opstellen van een lijst van alle personen die regelmatig of

occasioneel in de buurt van de plaats van de feiten voorbijkomen (postbode, persoon die aan huis levert, kind dat naar school gaat, bus, arbeiders, persoon die regelmatig voorbijkomt wanneer hij zijn hond uitlaat, …) en het ontmoeten van deze personen om aanvullende informatie trachten te bekomen

� Tijdens het onmiddellijke en diepgaand buurtonderzoek komt deze laatste categorie

getuigen al aan bod, want het zijn de bewoners zelf die u het best informatie kunnen verschaffen over de gewoonten van de buurt.

Het trajectonderzoek

� Het trajectonderzoek is een onderzoek dat gevoerd wordt langs de gekende of vermoedelijke reisweg van een persoon die of voorwerp dat betrokken is bij een misdrijf.

� Het doel is om net zoals bij een buurtonderzoek alle nuttige inlichtingen in te winnen door

de bevraging van personen. Dezelfde regels zijn van toepassing.

� De ervaring leert ons dat het vaak de moeite loont om dergelijk onderzoek uit te voeren op dezelfde dag en hetzelfde uur als deze van de feiten. Mensen leven immers dikwijls volgens vaste patronen (vb.: een buurman wast elke woensdag om 16u zijn auto). Er is dus meer kans om inlichtingen te verkrijgen in hetzelfde tijdskader als dit van de feiten (vb.: een verkrachting gevolgd door een moordpoging kon opgelost worden doordat de dader één keer per week zijn tiercéformulieren binnenbracht op steeds dezelfde plaats en op steeds hetzelfde uur).

71

5.5.3 Te stellen vragen tijdens een buurtonderzoek

� Tijdsgebruik van de ondervraagde persoon (zonder uit te weiden over de feiten) � Bent u de hele dag thuis gebleven? � Waar was u omstreeks … uur? � Wanneer bent u teruggekeerd?

� Bent u reeds op de hoogte van de feiten in kwestie? Hoe, door wie?

� Wat heeft u gezien of gehoord?

� Waar was u precies?

� Wat deed u precies? � Waren er vreemde personen of voertuigen in de buurt die uw aandacht getrokken hebben?

Waarom? Beschrijving?

� Zijn er personen bij u die momenteel afwezig zijn, maar die ons eventueel bijkomende informatie kunnen verschaffen? Wanneer, hoe en waar kunnen we hen contacteren?

� Andere nauwkeurige en nuttige vragen.

� Telefoongegevens noteren en de gegevens van de contactpersoon van de politie achterlaten.

72

6 Het proces – verbaal van vaststellingen We leggen in dit hoofdstuk het accent op het proces-verbaal van vaststellingen. Waarschijnlijk zal er eveneens een proces-verbaal van eerste en dringende verrichtingen moeten opgesteld worden, parallel met of als informatie bij het proces-verbaal van vaststellingen.

6.1 Algemeen: Definitie, doel en verantwoordelijkheid

� Het is uiterste belangrijk om van al wat we doen gedetailleerd melding te maken in onze processen-verbaal. Al wat er niet in staat, wordt als niet bestaande beschouwd.

� In principe wordt van deze eerste reeks dringende verrichtingen een afzonderlijk proces-

verbaal opgesteld. Dit gebeurt altijd indien de verdere vaststellingen door een ander politieteam geschieden.

� Zo gebeurt het dat bij zware misdrijven zoals moord, zware brandstichtingen, hold-up, …

de eerste en dringende verrichtingen gebeuren door geüniformeerde politiemensen, terwijl het verder onderzoek, beginnende met de vaststellingen verder gezet wordt door, bijvoorbeeld, een rechercheteam van de lokale politie of een FGP. Deze stellen dan hun eigen processen-verbaal op.

� Gelet op art. 28bis, § 1 Sv. heeft de procureur des Konings de leiding en het gezag over het

opsporingsonderzoek en draagt er de verantwoordelijkheid voor. In art. 28ter Sv. staat bovendien expliciet vermeld dat de procureur des Konings de politiedienst(en) kan aanwijzen die in een bepaald onderzoek met opdrachten van gerechtelijke politie worden belast.

� Veelal zijn er op voorhand afspraken gemaakt over het optreden in bepaalde delicten.

� Bij afstappingen ten gevolge van feiten die « minder zwaar » zijn of ongelukken wordt

meestal slechts één proces-verbaal opgesteld. In dit geval vormen de eerste en dringende verrichtingen en de vaststellingen één geheel. Voorbeelden van dergelijke feiten zijn eenvoudige diefstallen, onopzettelijke brandstichtingen, eenvoudige slagen, … Zelfs een klaarblijkelijke zelfdoding wordt dikwijls door een eerstelijnsploeg afgehandeld.

� Het is bovendien goed om weten dat er dikwijls « type-stramienen » voor processen-verbaal

ontwikkeld werden.

73

� De « vaststelling » omvat het grondig nazicht van alles wat ter plaatse kan worden aangetroffen en in verband staat met het gebeurde. De toestand van de plaats en het slachtoffer worden dus gedetailleerd beschreven, vastgelegd op een plan en op foto en, indien nodig, ook op video teneinde: o het onderzoek te organiseren/oriënteren ( kan er bijvoorbeeld een link gelegd worden tussen

de feiten en bepaalde verdachten of andere misdrijven van dezelfde aard) o latere discussies over wat er op de plaats van de feiten gebeurde te neutraliseren

(alles wordt punctueel vastgelegd)

o de modus operandi te ontleden (link met het stoffelijk bestanddeel van het misdrijf) o de dader later te confronteren met de plaats van de feiten (wedersamenstelling) o latere ondervragingen met kennis van zaken te kunnen voeren.

� Om deze doestellingen waar te maken, zullen de onderzoekers, zoals eerder gezegd, alle

zichtbare elementen m.b.t. het misdrijf bestuderen of laten bestuderen en vastleggen in een proces-verbaal.

Belangrijke opmerking :

De verbalisant mag geen persoonlijke conclusies trekken in het proces-verbaal. Enkel een zakelijke weergave van wat men vaststelde, komt op papier.

� In de hiernavolgende rubrieken wordt regelmatig een opdeling van verschillende acties gedaan. Op het terrein gebeuren deze handelingen echter vaak gelijktijdig. Voorbeeld : Het bepalen van de positie van het slachtoffer/voorwerp, de beschrijving van het slachtoffer/voorwerp en de beschrijving van vreemde voorwerpen op het slachtoffer/voorwerp maken op de plaats van de feiten doorgaans één actie uit. Maar in het proces-verbaal worden deze handelingen omwille van de leesbaarheid en de overzichtelijkheid opgedeeld in verschillende rubrieken.

74

6.2 Belangrijke rubrieken in het proces-verbaal

6.2.1 Plaats en tijdstip van de feiten

� Het is dikwijls, maar niet altijd, mogelijk om de plaats van de feiten te bepalen. Deze plaats wordt aangeduid door het adres: postnummer, gemeente, straat en nummer.

� Hierbij dient opgemerkt te worden dat een feit zich soms op verschillende plaatsen afspeelt:

bij een doding is de plaats van het aantreffen van het lichaam van het slachtoffer niet noodzakelijk de plaats van de doding.

� Ander voorbeeld: bij een hold-up laten de daders het gebruikte voertuig vaak achter op

enkele kilometers van de plaats van de feiten en ruilen het voor een ander voertuig.

� Soms is het moeilijk om de plaats van de feiten aan de hand van een adres weer te geven. Dit is het geval wanneer het voorwerp van het misdrijf werd teruggevonden aan de oever van een rivier, in een weide of een bos, aan de rand van een weg, … Hier zal men creatief moeten zijn en de plaats aanduiden aan de hand van een referentiepunt ( X meter voorbij de verlichtingspaal met nummer …, X meter voorbij kilometerpaal …, X meter voorbij de woning met nummer …) Het gekozen referentiepunt moet een vast en onveranderlijk punt op het terrein zijn (zie verder bij het plantekenen – rubriek « vast punt »). Soms kan men van het algemene vertrekken en naar het detail gaan. Voor een weide bijvoorbeeld kan men het kadasternummer geven en dan met een vast punt en afstanden werken.

� De plaats heeft eveneens belangrijke gevolgen voor het parket naar de bevoegdheid toe.

� Voor het tijdstip van de feiten is het belangrijk om te vermelden welk tijdstip men

bedoelt. Men kan refereren naar verschillende tijdstippen :

o het tijdstip van verwittiging van de politiedienst; o het tijdstip van de vaststellingen (aankomst van de politiedienst op de plaats van de

feiten en ontdekking van het voorwerp van het misdrijf) ; o het tijdstip van het aantreffen van het voorwerp door de aangever; o het tijdstip waarop de bewoners, getuigen, … hebben kennis gekregen van de feiten

(vb.: in het kader van een diefstal, bij terugkomst uit een weekend) ; o het tijdsinterval waarbinnen de feiten zich moeten voorgedaan hebben (vb.: gelet op het

moment waarop de bewoners de woning hebben verlaten en waarop ze zijn teruggekeerd, moeten de feiten zich voorgedaan hebben tussen ‘dag en uur’ en ‘dag en uur’) ;

o het tijdsinterval waarop de feiten zich moeten voorgedaan hebben gelet op de

vaststellingen van een bijgeroepen arts (vb.: aan de hand van lijkverschijnselen); o het tijdstip van het aantreffen/ter plaatse houden van personen (met het oog

op eventuele vrijheidsberovingen).

75

� Het noteren van datum en tijd (24 urensysteem) is verplicht. Het uur waarop de feiten plaatsvonden, kan ook leiden tot verzwarende omstandigheid (vb.: diefstal met geweld bij nacht).

6.2.2 Aard van de feiten Link met één of meerdere strafinbreuken (zie punt 4.3).

6.2.3 Situering/beschrijving van de plaats

� In dit gedeelte van het PV wordt de plaats beschreven. � Afhankelijk van de aard van de feiten zal er een summiere of gedetailleerde beschrijving

gegeven worden.

� Let op, het betreft hier nog niet de beschrijving van het slachtoffer of van het voorwerp van de feiten: dit komt later aan bod.

� Elke verbalisant kan vrij bepalen hoe hij de plaats beschrijft. Maar, zoals overal in het

proces-verbaal, mag enkel een zakelijke en neutrale stijl gehanteerd worden.

� Veel gehanteerde manieren om een plaatsbeschrijving te geven zijn:

o voor een straat : we bevinden ons in straat X, ter hoogte van de woning met nummer … en kijken in de richting van NAAM GEMEENTE ; we kijken van links naar rechts : opsomming van wat men van links naar rechts ziet. De ter plaatse geldende verkeersborden zijn: … Van de plaats van de feiten werden foto’s genomen door GRAAD NAAM Voornaam van de politieman/vrouw. Deze laatste heeft eveneens een plan opgesteld (zie bijlage nummer … aan ons proces-verbaal).

o voor een woning : we bevinden ons voor de woning gelegen te POSTNUMMER,

GEMEENTE, ADRES en we zien van links naar rechts … en van onder naar boven … hier wordt kort verwezen naar de aanpalende woningen en naar eventuele elementen die een impact kunnen hebben op het onderzoek (vb. hoogte van de afsluitingen). Voor de woning zien wij … Achter de woning zien we … De woning zelf is van het type … (villa –

arbeiderswoning – boerderij, …). Ze bestaat uit … niveaus. Op het gelijkvloers zien wij … Op de eerste verdieping zien wij … Hierboven bevindt zich nog … De feiten deden zich voor (bijvoorbeeld) in de woonkamer op het gelijkvloers. Er werden sporen met betrekking tot de feiten teruggevonden in … .

� Belangrijke opmerking : in dit gedeelte van het proces-verbaal komt enkel een opsomming en

geen gedetailleerde beschrijving van de feiten. Dit komt later. Maar er moet wel, zoals altijd, een link gelegd worden naar het plan en de foto’s.

� Het fotodossier is weliswaar erg belangrijk en geeft wellicht nog duidelijker de plaats van de

feiten weer. Niettemin moet men deze plaats altijd gedetailleerd beschrijven. Foto’s zijn immers perfect bewerkbaar en we willen elke discussie vermijden.

76

6.2.4 Identificatie klager, slachtoffer en/of getuige

� Van elk van de betrokken personen wordt de volledige identiteit genoteerd. � Daarom moet minstens vermelding gemaakt worden van volgende elementen: naam,

voornaam, geboorteplaats en – datum, adres. � Indien mogelijk noteert men nog meer identiteitsgegevens. Wat niet kan afgelezen worden op

een identiteitsdocument, wordt gevraagd en genoteerd met de vermelding « mondeling meegedeeld ». Dit kan soms belangrijk zijn. Zo is bij een diefstal het feit dat men gehuwd is met de verdachte een beslissende verschoningsgrond. In het geval van een verkrachting kan de hoedanigheid van de verdachte tot een strafverzwaring leiden.

� De verbalisant moet vervolgens vermelden wat het resultaat is van de raadpleging van de

geautomatiseerde documentatie « NAAM Voornaam is niet gekend bij onze diensten ». � Belangrijke opmerking: maak geen melding van de gegevens uit de documentatie. � Tip : het is steeds handig om van getuigen, klager, … het telefoonnummer te

noteren in het inlichtingsboek. Dat vergemakkelijkt de eventuele latere contactname.

� Als de dader onbekend is, moet elk element dat kan leiden naar zijn identificatie, vermeld

worden in het proces-verbaal!

6.2.5 Algemene toestand van het slachtoffer – genomen maatregelen – beschrijvingen � De hiernavolgende informatie wordt opgenomen in uw proces-verbaal van eerste en dringende

verrichtingen of, in voorkomend geval, in een afzonderlijke rubriek van uw proces-verbaal van vaststellingen. In dat geval betreft het een algemene beschrijving van de toestand van het slachtoffer, zoals deze aangetroffen werd door de eerste interventieploeg ter plaatse.

� Bij bewustzijn of niet � Plaats van ontdekking � Algemene ligging � Genomen maatregelen � Eventuele wijziging van de toestand/ligging van het slachtoffer door de interventie of

door derden (getuige, dienst 100,…) � Overbrenging naar/te, door de dienst X in de persoon van … � + Alle nuttige informatie, …

� Opgelet : Het is verboden het slachtoffer te ontkleden. (+ zie punt 4.2.2)

77

6.2.6 Schade, nadeel

� Gedetailleerde opsomming van de geleden schade. Schadebestekken/facturen toevoegen aan het proces-verbaal. Verwijzing naar eventuele foto’s in bijlage of bij het navolgend proces-verbaal. Maximale inzameling van fabricagenummers zodat opname in de geautomatiseerde documentatie mogelijk is.

6.2.7 Gebruikte voertuigen

� Voertuigen zijn dikwijls een aanknopingspunt in de opsporingen. Indien mogelijk moeten ze gedetailleerd beschreven worden (merk – type – nummerplaat – kleur – bijzonderheden, …).

� Bij het aantreffen ervan, zullen ze behandeld worden als een « plaats der feiten » !

6.2.8 Andere gekende feiten van dezelfde aard/dezelfde dader

� Hoewel deze rubriek niet echt tot de vaststellingen behoort, kan hij deel uitmaken van een proces-verbaal van vaststellingen omdat zo duidelijk aangetoond wordt dat opzoekingwerk in die richting gedaan werd. Het laat eveneens toe om sporen/feiten naast elkaar te leggen die meer zicht kunnen geven op mogelijke daders.

6.2.9 Verwittigingen en reacties

� Alle verwittigde autoriteiten (officier met dienst, OGP/HPK, PK, politiediensten, ...) dienen genoteerd te worden (datum en uur) en maken het voorwerp uit van een vermelding in het proces-verbaal. Hun richtlijnen worden ondubbelzinnig weergegeven.

� Indien u niet zeker bent over de inhoud van de genomen beslissing, moet u

verduidelijking vragen.

6.2.10 Tussenkomst brandweer, elektriciteitsmaatschappij, …

� Alle diensten die tussenbeide kwamen, dienen vermeld te worden. Indien mogelijk moeten de betrokken hulpverleners geïdentificeerd worden: zij kunnen eventueel later verhoord worden.

� Er dient eveneens melding gemaakt te worden op wiens vraag de betrokken diensten

tussenbeide kwamen en of er kosten gemaakt werden.

78

6.2.11 Inbeslagneming, inbeslagstelling

� Het spreekt voor zich dat de nodige inbeslagnemingen en inbeslagstellingen met kennis van zaken dienen te gebeuren (dikwijls door onderzoekers van de tweede lijn of door TWP). De regels van de strafvordering en de sporenbescherming dienen gerespecteerd te worden.

� De inbeslagneming is een dwangmaatregel waarbij enerzijds het vrij beschikkingsrecht

over een voorwerp aan de eigenaar of de bezitter ontnomen wordt en de politie anderzijds het voorwerp ter beschikking stelt van het gerecht met het oog op de ontdekking van de waarheid.

� De inbeslaggenomen stukken dienen als bewijs, komen voort uit het misdrijf of hebben

gediend (waren bestemd) om een misdrijf te plegen. � Bij elke inbeslagneming moet vermeld worden waar de voorwerpen werden gevonden en

moet een foto genomen worden van deze vindplaats.

� Bij elke inbeslagstelling moet genoteerd worden waarom de voorwerpen niet ter griffie werden neergelegd en welke kosten de inbeslagstelling met zich meebrengt. In zijn verhoor moet aan de beslagene kennis gegeven worden van art. 507 Sw.

Belangrijke opmerking : indien veiligheidscamera’s de plaats gefilmd hebben, moet de drager waarop de beelden staan onverwijld in beslag genomen worden. Het gebeurt immers frequent dat opnieuw wordt opgenomen op dezelfde informatiedrager na verloop van een relatief korte tijdspanne.

6.2.12 Screening, diepgaand buurtonderzoek

� Het resultaat van de screening wordt in deze rubriek vermeld.

� Het diepgaand buurtonderzoek maakt deel uit van een navolgend proces-verbaal.

6.2.13 Inzet gespecialiseerde diensten/bijzondere middelen/Experten

� De inzet van gespecialiseerde diensten/bijzondere middelen/experten gebeurt enkel daar waar nodig en na samenspraak met een OGP/HPK en zelfs de PK. We denken hier aan de speurhonden, DOVO, …

79

6.2.14 Atmosferische toestand

� De atmosferische toestand kan een impact hebben op de sporen en aanwijzingen (vb. de afkoeling van een lichaam). Daarom dient deze kort en eenvoudig beschreven te worden.

6.2.15 Verhoren

� De onderzoekers (LRD, FGP,…) verhoren meestal de aanwezige personen.

� Toch zal de eerste interventieploeg vermoedelijk sommige verhoren moeten uitvoeren.

� Alhoewel iedereen nog onder invloed van emoties is, mag geen tijd verloren gaan om klagers, getuigen of verdachten te verhoren. Er is immers nog geen beïnvloeding en de feiten liggen nog vers in ieders geheugen. Als de emoties nog te dominant aanwezig zijn, kan men zich beperken tot het noteren van hun relaas.

� Van deze verhoren worden afzonderlijke processen-verbaal opgesteld (denk aan art. 47bis

Sv.).

� Tip : de regels van de wet Franchimont moeten toegepast worden. Hou dus steeds de desbetreffende bijlage bij de hand.

� Het is dikwijls interessant om de verdachte na de getuigen te verhoren teneinde hem met

hun verklaring te kunnen confronteren.

� Het is belangrijk dat de verklaringen alle bijzonderheden bevatten die toelaten om de feiten correct te kwalificeren en om te bepalen welke bijkomende taken nog kunnen of moeten uitgevoerd worden (voorbeeld : « de dader heeft de ruit van mijn voertuig ingeslagen en mijn handtas weggerukt. Ik zou de dader op foto kunnen herkennen. »).

� Als de verdachte een alibi geeft (vb.: hij bevond zich niet op de plaats van de feiten omdat hij ergens

anders was), moet dat zo snel mogelijk gecontroleerd worden (door hem bijvoorbeeld te vragen een bewijs voor te leggen).

6.2.16 Seiningen

� Alle seiningen dienen vermeld te worden in het proces-verbaal.

80

6.2.17 Verwittiging van de familie/bijstand aan verwanten – maatregelen t.o.v. het slachtoffer

� Uit menselijk oogpunt en in het kader van onze relatie met de verwanten van zowel het slachtoffer als van de gearresteerde verdachte, is de verwittiging van de familie een belangrijke taak. Art. 46 WPA legt politiemensen expliciet de plicht op om « personen die hulp of bijstand vragen in contact te brengen met gespecialiseerde diensten… ». Ook de omzendbrief OOP 15ter van 19/07/99 is hierin heel duidelijk : « In crisissituaties is de praktische bijstand prioritair. Bij deze bijstand gaat het vaak om eenvoudige dingen (een verwant verwittigen, zorgen voor vervoer, …) (…) Het slachtoffer moet de mogelijkheid hebben om te telefoneren en zijn familie te verwittigen. Indien nodig zal een politieambtenaar dit doen. (...) Bij een overlijden is het noodzakelijk om onmiddellijk de nabestaanden te verwittigen en te begeleiden in de eerste momenten. De nabestaanden zullen de kans krijgen om waardig afscheid te nemen…».

� Zie eveneens de lessen slachtofferbejegening.

� We hebben dus een belangrijke bijstandsplicht naar de slachtoffers toe. Enerzijds moeten

we ons zelf rechtstreeks bekommeren om het slachtoffer. Anderzijds moeten we een beroep doen op gespecialiseerde collega’s (slachtofferbejegenaars, sociaal assistent(e), …), op de familie, ... We kunnen ook andere maatregelen treffen (vb.: contacten nemen om onderdak te verschaffen in geval van brand...).

� Van elke actie wordt expliciet melding gemaakt in het proces-verbaal.

6.2.18 Verlaten van de plaats

� In « kleinere zaken » moeten de onderzoekers zelf beslissen over het tijdstip waarop de plaats wordt verlaten en de manier waarop dit gebeurt.

� In belangrijke zaken, en steeds als de procureur des Konings werd verwittigd, beslist de

magistraat over het vrijgeven van de plaats.

� Als de plaats niet vrijgegeven wordt, dient ze verzegeld te worden en moet desgevallend bewaking voorzien worden.

� Vermeld steeds wat u deed met de verwarming, de elektriciteit, het water, aanwezige dieren

(kat, hond, vogels,…), bederfbare goederen, koelkast, vuilnisbakken, ...

� Noteer eveneens waar je verzegelde en hoe (kleefband die toelaat om verbreking te zien), evenals wat je deed met de sleutel van de woning .

81

6.2.19 Andere opdrachten/rubrieken

� In functie van de feiten kunnen nog andere opzoekingen/vaststellingen gebeuren.

� Sommige parketten vragen ook een korte samenvatting van de feiten in het proces-verbaal. De essentiële elementen moeten dan beknopt genoteerd worden.

� Zoals u heeft kunnen vaststellen, werd in de voorafgaande opsomming meer dan louter de

acties op de plaats van de feiten weergegeven. De link met het proces-verbaal werd gelegd. Een selectie van de hiervoor vermelde rubrieken dient te gebeuren in functie van de feiten. Bovendien mag elke onderzoeker een proces-verbaal opstellen volgens zijn eigen stijl.

6.3 Samenvatting

� De lijst van de hierboven vermelde rubrieken is niet-exhaustief ; het betreft enkel een voorbeeld van de belangrijkste informatie die in uw aanvankelijk proces-verbaal van afstappingen moet weergegeven worden. Elke interventie is verschillend en elk geval is anders. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de opsteller om zijn vaststellingen niet enkel volledig en omstandig neer te schrijven, maar tevens gestructureerd, duidelijk en verstaanbaar voor de lezer.

� In elk geval moet men minstens trachten antwoord te krijgen op volgende vragen :

� Wie ? : Elke persoon die in verband kan gebracht worden met het feit, zoals de

aangever, de ontdekker, de verdachte, de getuige, de dader, het slachtoffer, de benadeelde

� Wat ? : Aard en toedracht van de feiten

� Waar ? : Nauwkeurige beschrijving van de plaats van de feiten (tekstueel, schets en foto’s)

bestaande uit : - Plaats waar de sporen zijn aangetroffen - Plaats waar de feiten zijn gebeurd - Plaats waar de aanwijzingen zijn aangetroffen - Plaats waar het voorwerp van het misdrijf werd teruggevonden

82

� Waarmee ? : Middelen of voorwerpen die gebruikt werden om het misdrijf te plegen of te vergemakkelijken, zoals wapens, vervoermiddelen, vermomming, gereedschap � + eventuele inbeslagnemingen

� Hoe ? : Modus operandi en verband met andere feiten

� Wanneer? : Het tijdstip van de feiten, het tijdstip van ontdekking van het

slachtoffer of van sporen (belangrijk voor verzwarende omstandigheden, de wedersamenstelling, heterdaad, de alibicontrole, de verjaring, …)

� Waarom ? : Motief (opzet, voorbedachtheid, wettige verdediging, …)

83

Bijlage 01 : Wettelijke basis

1 Wet op het politieambt art. 1 : vermeldt o.a. de verplichting van de politiediensten tot bijdrage aan de bescherming van

de individuele vrijheden en rechten en stipt aan dat het gebruik van dwangmiddelen slechts kan onder de voorwaarden door de wet bepaald.

art. 3 : geeft de definitie van een politieambtenaar en een agent van gerechtelijke politie 3° politieambtenaar: een lid van een politiedienst door of krachtens de wet bevoegd om

bepaalde politiemaatregelen te nemen of uit te voeren en daden van bestuurlijke of gerechtelijke politie te stellen.

4° agent van gerechtelijke politie: de politieambtenaar door of krachtens de wet belast

met opdrachten van gerechtelijke politie zonder bekleed te zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings of van de krijgsauditeur of met deze van officier van gerechtelijke politie

art. 4 : geeft een opsomming van de personen die bekleed zijn met de hoedanigheid van officier

van bestuurlijke politie. art.14 : stelt dat politiediensten daden van bestuurlijke politie kunnen stellen (handhaving

openbare orde, voorkomen van misdrijven vb.: plundering, wraak, …). art. 15 : is zo belangrijk dat het volledig geciteerd moet worden : « Bij het vervullen van hun opdrachten van gerechtelijke politie hebben de politiediensten als taak :

1° de misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen op te sporen, de bewijzen ervan te verzamelen, daarvan kennis te geven aan de bevoegde overheden, de daders ervan te vatten, aan te houden en ter beschikking te stellen van de bevoegde overheid op de wijze en in de vormen bepaald door de wet ;

2° de personen in wier aanhouding door de wet wordt voorzien, op te sporen, te vatten, aan

te houden en ter beschikking te stellen van de bevoegde overheden ; 3° de voorwerpen waarvan de inbeslagneming voorgeschreven is, op te sporen, in beslag te

nemen en ter beschikking te stellen van de bevoegde overheden ; 4° het verslag van hun opdrachten en de inlichtingen die zij naar aanleiding ervan hebben

ingewonnen aan de bevoegde overheid bezorgen. »

84

art. 17, §1 : vermeldt dat de politiediensten zich bij ramp, onheil of schadegeval ter plaatse begeven en dat zij de bevoegde bestuurlijke en gerechtelijke overheden waarschuwen.

art. 28, §1,2 : spreekt over de veiligheidsfouillering bij personen die het voorwerp uitmaken van

een gerechtelijke aanhouding ; in § 2 wordt gesteld dat « bij het vervullen van hun gerechtelijke opdrachten kunnen de politieambtenaren een gerechtelijke fouillering verrichten van de personen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke aanhouding, alsook van de personen ten aanzien van wie de aanwijzingen bestaan dat zij overtuigingsstukken of bewijsmateriaal in verband met een misdaad of wanbedrijf bij zich dragen. » ; § 3 zegt dat personen die in een cel worden opgesloten vooraf op het lichaam kunnen gefouilleerd worden.

art. 34, §1 : spreekt over de gerechtelijke identiteitscontrole. art. 35 : legt de politieambtenaren op de privacy van aangehouden personen te

waarborgen art 40 : spreekt over de verplichting om processen-verbaal op te stellen en deze aan de

bevoegde overheden over te maken. art. 41 : haalt de legitimatieplicht aan (ook wanneer men zich aanmeldt aan de woning van

een persoon).

2. Wet 1 april 2006 – Agenten van politie art. 44/12-44/17: citeert de bevoegdheden van agenten van politie en dient integraal

geciteerd te worden: art. 44/12. In geval van noodzaak, verlenen de agenten van politie bijstand aan de politieambtenaren, wanneer zij daartoe worden verzocht. art. 44/13. Op bevel van, naar gelang van het geval, een officier van bestuurlijke politie of een officier van gerechtelijke politie: 1° verlenen de agenten van politie bijstand aan de politieambtenaren in de uitvoering van doorzoekingen van gebouwen en vervoermiddelen bedoeld in artikel 27 en van veiligheids- en gerechtelijke fouilleringen bedoeld in artikel 28; 2° staan zij in, onder zijn verantwoordelijkheid, voor de bewaking van personen die van hun vrijheid zijn beroofd in uitvoering van de artikelen 15, 1° en 2°, 31 en 34.

85

art. 44/14. De in de artikelen 44/12 en 44/13 1° bedoelde bijstand wordt, onder de verantwoordelijkheid van de politieambtenaar aan wie de bijstand wordt verleend of van de officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie die er het bevel toe heeft gegeven, door de agenten van politie verleend met naleving van de voorwaarden waaraan deze wet de uitvoering van de opdrachten van een politieambtenaar onderwerpt, in het bijzonder die welke bepaald zijn in de artikelen 1 en 37 wanneer de verleende bijstand een beroep op dwang noodzaakt. art 44/15. De agenten van politie kunnen, tot de tussenkomst van een politieambtenaar die zij onmiddellijk op de hoogte brengen, de persoon die een misdaad of een wanbedrijf pleegt of zopas heeft gepleegd, ophouden. Zij kunnen, in dezelfde omstandigheden, een persoon ophouden die wordt vervolgd door het openbaar geroep. In dezelfde gevallen kunnen de agenten van politie overgaan tot een veiligheidsfouillering overeenkomstig de nadere regels bedoeld in artikel 28, §1, tweede lid, wanneer er, omwille van zijn gedraging, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te geloven dat de opgehouden persoon wapens of voorwerpen bij zich heeft die gevaarlijk zijn voor de openbare orde. In dezelfde gevallen kunnen zij het voertuig of het transportmiddel waarvan de in het eerste lid bedoelde persoon vermoedelijk gebruik heeft gemaakt, ophouden tot de tussenkomst van een politieambtenaar die het vervolgens, onder de voorwaarden van artikel 29, kan doorzoeken wanneer zij, op grond van materiële aanwijzingen, redelijke grond hebben om te geloven dat dit voertuig of dit vervoermiddel gediend heeft om de inbreuk te plegen of om er voor de openbare orde gevaarlijke voorwerpen, bewijsmateriaal of bewijsstukken van de inbreuk in onder te brengen. De agenten van politie mogen, indien de politiemaatregelen bedoeld in de leden 1 tot 3 het vereisen, beroep doen op dwang onder voorwaarden bepaald in de artikelen 1 en 37. art. 44/16. De agenten van politie die zich aan de woning van een persoon aanbieden, doen van hun hoedanigheid blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn. art. 44/17. De agenten van politie worden gelijkgesteld met politieambtenaren voor de toepassing van de artikelen 30, 35, 36, 42, 43, 44/7 en 44/11.

3. Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

art. 58 en art. 117: gaan eveneens over de hoedanigheid en de bevoegdheden van

agenten van politie en worden bijgevolg eveneens integraal geciteerd:

art. 58. Onverminderd de bepalingen van de wet op het politieambt en behalve de bevoegdheden die hen zijn toegekend inzake de politie over het wegverkeer en die om toe te zien op de naleving van gemeentelijke politieverordeningen, mogen de agenten van politie geen opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie uitvoeren. Zij zijn bevoegd om een verkeersongeval en de gevolgen ervan vast te stellen en er proces-verbaal van op te stellen. Binnen de bevoegdheden bedoeld in het eerste en het tweede lid kunnen zij de identiteit controleren van iedere persoon die een misdrijf heeft begaan.

86

Art. 117. Het operationeel kader bestaat uit politieambtenaren die in drie kaders zijn verdeeld: het basiskader, het middenkader en het officierskader. Het operationeel kader kan bovendien een kader van agenten van politie omvatten. De politieambtenaren zijn bevoegd voor de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie. De agenten van politie zijn geen politieambtenaren, maar hebben een beperkte politiebevoegdheid. De agenten van politie worden in vast verband benoemd. Zij worden evenwel in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst wanneer hun betrekking gefinancierd wordt door tijdelijke of wisselende middelen, of wanneer de te vervullen opdrachten van tijdelijke, bijzondere of deeltijdse aard zijn.

4. Wetboek van strafvordering art. 8 boek I hoofdstuk I : is belangrijk en moet dus integraal geciteerd worden : « De gerechtelijke politie spoort de misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen op, verzamelt de bewijzen ervan en levert de daders over aan de rechtbanken belast met hun bestraffing. » Gelet op art. 28bis : kunnen we stellen dat het initieel optreden in het kader van de afstapping tot

het opsporingsonderzoek behoort. Dit gebeurt onder gezag en leiding van de PK.

art. 28ter : §1 handelt over het opsporingsbeleid van de PK. In § 2 wordt aan de OGP en

AGP die op initiatief handelen, opgedragen de PK in te lichten over de gevoerde opsporingen binnen een termijn en op de wijze die hij bij richtlijn vastlegt. In § 3 wordt het vorderingsrecht t.o.v. politiediensten aangesneden en in § 4 wordt gesteld dat de PK de politiedienst(en) aanwijst die in een bepaald onderzoek met opdrachten van gerechtelijke politie worden belast.

Ook buiten heterdaad kan een OGP/HPK inbeslagnames verrichten.

art. 28 quinquies : §1 zegt dat het opsporingsonderzoek geheim is (inbreuk art 458 Sw). In § 2 wordt gesproken over de ondervraging – overhandiging van en kopie van het PV van verhoor.

art. 29 : draagt op dat elke politiefunctionaris die kennis krijgt van een misdaad of een

wanbedrijf verplicht is dadelijk bericht te geven aan de PK. art. 41 : omschrijft heterdaad. Een OGP/HPK krijgt dan extra (dwang)bevoegdheden :

huiszoekingen ‘s nachts, in beslagnemingen, onderzoek door deskundigen, onderzoek aan het lichaam, tussenkomst dokter bij verdacht overlijden, …

87

art. 49 : spreekt over de ontdekking op heterdaad (art. 41), aanzoek van het hoofd van het huis en de bevoegdheden die hierdoor ontstaan voor de politieofficieren die hulpofficier van de PK zijn.

art. 32 tot 47bis : regelen de manier van uitoefening van deze bevoegdheden. Deze

artikelen spreken o.a. over : o de ter plaatse begeving; het opstellen van processen-verbaal van vaststelling van het voorwerp

van het misdrijf, van de staat waarin het zich bevindt, van de gesteldheid der plaats en de afname van verklaringen van de personen die aanwezig zijn geweest of inlichtingen kunnen geven.

o het verbod dat om het even wie het huis verlaat of zich van de plaats van de feiten verwijdert. o de inbeslagnemingen. o de tussenkomst van een geneesheer bij verdacht overlijden. o de tussenkomst van een geneesheer om de medische vaststellingen te doen omtrent de staat van

dronkenschap van de vermoedelijke dader en van het slachtoffer van het misdrijf. o de regels bij het afnemen van verhoren.

5. Andere reguleringen : � art. 3bis V.T. Sv: handelt over de slachtofferhulp : Slachtoffers van misdrijven en hun verwanten dienen zorgvuldig en correct te worden bejegend, in het bijzonder door terbeschikkingstelling van de nodige informatie en, in voorkomend geval, het bewerkstelligen van een contact met de gespecialiseerde diensten en met name de justitieassistenten (…). (zie ook art. 123 WGP) � Ministeriële omzendbrief GPI 58 van 04/05/2007 betreffende de politionele slachtofferbejegening

die de omzendbrieven OOP15, 15bis en 15ter vervangt. � In tal van andere reguleringen wordt aan de inwoners van een land rechtsbescherming geboden. � Net als bij andere politietaken vereist de afstapping ter plaatse uitdrukkelijk de naleving van al deze

regels. Ze beogen bescherming tegen rechtsonzekerheid en het niet naleven ervan wordt gesanctioneerd (Vb. : Strafwetboek).

� Voor de politiebeambte betekent het eveneens een ingaan tegen de deontologische code.

Bovendien bestaat er een grote kans dat door het niet respecteren van deze regels het onderzoek geschaad wordt (procedurefouten).

88

Bijlage 02 : Fiche PD-Beheer: Maatregelen eerste vaststellers

PD BEHEER : MAATREGELEN EERSTE VASTSTELLERS = BEVEILIGEN EN AFSLUITEN

DOEL: DE PLAATS DELICT ZOVEEL ALS MOGELIJK IN DE OORSPRONKELIJKE TOESTAND BEWAREN MHO SPORENONDERZOEK

Sporenbewuste veiligheidsrondgang - situatiescan • Veiligheid politie en derden vooraf • Sporenbewust (Worst Case Scenario—“denk moord”)- beperkt personeel

→ Onnodige manipulaties vermijden → Zoeken naar slachtoffer(s) en / of verdachte(n)

Verwittigingsprocedures onmiddellijk opstarten • Hulpverlening / Arts → Hulp aan slachtoffers is prioritair • Parket • Tactische recherche : LRD / FGP 1 • Technische recherche : Labo FGP

Maatregelen naar slachtoffer(s) • 1° hulp / reanimatie : begeleiden hulpverleners + manipulaties noteren • Vaststelling overlijden door arts (medisch attest + overlijdensakte model IIIC) • Identificatie hulpverleners, personeel hulpdiensten, aanwezigen • Identiteit slachtoffer onbekend:

- Geen manipulaties m.h.o. achterhalen identiteit - Onderzoek door LRD / FGP1

Indien de politie eerst ter plaatse is:

- briefing hulpverleners en begeleiding op PD - arts gaat na of reanimatie mogelijk is, zo niet stelt hij de dood vast en staakt hij zijn onderzoek. - wijs de hulpverleners er op dat enkel de strikt noodzakelijke wijzigingen mogen worden

aangebracht – geen zoeking naar IK of SIS ! - wijs hen op het belang van sporen op de kledij. - Verbied hun andere plaatsen te betreden

Indien de hulpverleners eerst ter plaatse zijn :

- Identificeren en (ver)horen m.b.t. de aangebrachte manipulaties Noteer :

- Welke voorwerpen ze achterlaten - Welke voorwerpen ze aanraken / verzetten - Wat zij aan de PD hebben gewijzigd en wie specifiek - Hoe zij het slachtoffer reanimeerden en welke wijzigingen zij aan de positie van het slachtoffer

hebben aangebracht.

Maatregelen verdachte(n) • Gekend en aanwezig: arrestatie(s) + sporenbewust optreden • Gekend en niet aanwezig: dringend bericht opsporingen + onderzoek LRD/FGP • Niet gekend: Onderzoek FGP/LRD1 • Indien vereist : BTS m.h.o. speciale eenheden

Ontwapening :

1 LRD of FGP : afhankelijk van het misdrijf , omzendbrieven, taakafspraken , specialisatiegraad , beslissing magistraat.

89

→ Beveiligen van het wapen 2 → In bewaring nemen van het wapen met het oog op inbeslagname → Sporenvrijwarend werken, indien mogelijk Veiligheidsfouillering: → Geslacht speelt geen rol → Beschrijving van zichtbare sporen op de kledij/ lichaam/ voorwerpen → Inbeslagname kledij in afzonderlijke papieren zakken in samenspraak met Labo FGP → Gerechtelijke fouillering: onder toezicht OGP + inbeslagname voorwerpen Tactisch m.b.t. verdachte(n) → Scheiden indien meerdere verdachten → Geen gebruik GSM → Bij schietincidenten: handen in papieren zakken → inbeslagname kledij (apart verpakken) → Verbod handen te laten wassen → Permanent toezicht en bewaking

PD Beveiliging • Situatie bevriezen , onmiddellijk aanleggen van actief bewaakte perimeters :uitsluitings/ isolatie/

ontradingszone • Uitsluitingsperimeter BREED leggen (sporengevoelige zone) • Looppad markeren . • Commandopost in isolatiezone –geen motorkapoverleg • Aanleg PD- logboek : registratie in / out op uitsluitingszone.

ABSOLUUT TOEGANGSVERBOD MET UITZONDERING VAN • Labo FGP • PD-manager • Gerechtsdeskundigen

GEEN PD-TOERISME – ook niet door politie van gelijk welke rang.

Getuigen • van PD verwijderen • gescheiden houden ter beschikking van de onderzoekers • Identificeren en (ver)horen

Sporen • Niet aanraken • Beveiligen door af te schermen • Indien gevaar voor contaminatie, vernieling

- Fotograferen - Sporenbewust veilig stellen - Inlichten Labo FGP

- Akteren in Proces-verbaal

Verboden op de PD : manipulaties in het algemeen , bij voorbeeld: • Roken, drinken, eten • Toiletbezoek , gebruik waterleiding • Zoekingen vooraleer sporenonderzoek is beeindigd • Doorzoeken voertuigen

Verzamelen informatie zonder manipulatie PD • Bevolkingsgegevens

2 Met beveiliging wordt bedoeld, ten eerste er voor zorgen dat het wapen niet tegen personen kan worden gebruikt en ten tweede dat het wordt gevrijwaard van sporen (dus geen enkele manipulatie behoudens strikte noodzaak!).

90

• ANG • 1° buurtbevraging. • …….

91

Bijlage 03 : Registratie Toegang Perimeters

Registratie Toegang Perimeters

Plaats Delict Datum: / / Tijdstip: uur Adres: …………………………………………………………………………... Toegang tot looppad ter hoogte van: …………………………………………… Perimeters en zones werden opgericht op / / om uur Verwittig alle betreders van de PD dat ze zullen uitgenodigd worden voor vergelijkende sporen-opname

Hebben Plaats Delict betreden VOOR instellen van perimeter en verbodszone: Naam Dienst Reden Uur Hebben Plaats Delict betreden NA instellen van perimeter en verbodszone: Naam Dienst Reden Uur Perimeter gecontroleerd door: ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… Toegangscontrole en registratie door: ……………………………………………………….. ………………………………………………………..

92

Bijlage 04 : Onmiddellijk buurtonderzoek

Hoeveelheid versus grondigheid

De eerste en dringende rondvraag heeft een oriënterende finaliteit. Hierbij primeert de hoeveelheid van potentiële getuigenissen en informaties boven de grondigheid ervan. Belangrijk is een maximaal aantal personen te kunnen aanspreken om op basis van deze kontakten een filtering te maken van de beschikbare info. De snelheid is hier essentieel omdat op basis van deze eerste rondvraag reeds een aantal belangrijke elementen kunnen verzameld worden met het oog op dringende exploitatie. Bovendien zijn herinneringen dan nog vers en niet-beïnvloed door geruchten of door de media.

Noteren identiteiten

Van alle personen waarmee gesproken werd dient de identiteit te worden genoteerd , los van het feit of ze al dan niet informatie hebben gegeven.

Noteren afwezigen Op het ogenblik van de afstapping zijn misschien mensen afwezig die niettemin wel thuis waren rond het tijdstip van de feiten –deze mensen kunnen kennis hebben van belangrijke elementen.

Noteren van tijdstip vraagstelling

Noteer wanneer precies (begin / einde) met wie is gesproken. Dit laat een historische plaatsing toe en vereenvoudigt het beheer van de afgenomen interviews.

Noteren nummerplaat,merk,kleur en type voertuigen

Alle in de straat of buurt gestationeerde voertuigen dienen te worden genoteerd teneinde zo snel mogelijk na te gaan aan wie ze toebehoren : het kunnen bewoners zijn , maar ook regelmatige bezoekers , werklieden , …

Camera’s Verifieer of in de omgeving van de PD bewakingscamera’s aanwezig zijn

Stel coördinator aan Buurtbevraging is een deelproject van het ganse onderzoek .Stel een verantwoordelijke coördinator aan die toeziet op snelheid en volledigheid. De teams koppelen zo snel mogelijk terug aan deze coördinator zodat deze op zijn beurt de verantwoordelijke van het onderzoek inlicht ter sturing van de opsporingsinspanningen.