Logistiek

Keuze grondvorm: hoe moet de inrichting eruit zien? Hoe en waar richt ik mijn logistiek in? (hoe gaat de fabriek eruit zien, waar komen de machines à inrichting) (waar in onze organisatie gaan we inkopen, hoe komt de organigram eruit te zien, waar komen de bevoegdheden te liggen?)Keuze besturingssysteem: Hoe gaan we het beheersen en besturen, wat voor regels moeten er komen voor de inkoop, hoe moeten de processen gaan stromen.Keuze informatiesysteem: Wat voor een database hebben we nodig, welke ICT-systemen gaan we gebruikenKeuze personele

.

organisatie: Welke mensen / hoeveel / wat voor soort mensen hebben we nodig om het uit te voeren

De pijl staat voor de goederenstroom, vierkantje staat voor een proces, driehoekje bestaat voor voorraadpuntenKoop1: stroomafwaarts, heeft te maken met lokale voorraad. Het ligt gewoon in de winkelKoop2: maken voor centrale voorraad, je hebt niet meteen het product wanneer je je order plaatst. Je kan het niet meteen meenemen. (wasmachine)Koop3: pas als de klant de

order heeft geplaatst, wordt het product geproduceerd met de modules auto, dell. Hier begint de klant invloed te hebben op het productieprocesKoop4: de materialen liggen op voorraad en kan het in elkaar gezet worden à duurdere meubel,maatpakKoop5: de materialen moeten nog besteld worden voordat het in elkaar gezet worden --> architecten

Verkrijgen van voorraad = bestelkostenHebben van voorraad = voorraadkostenNiet hebben van voorraad = kosten van neeverkoop

Het gaat om het vinden van de optimale bestelgrootte per keer bestellen bij de leverancier. De

formule berekent het punt waarbij de totale kosten (bestel- en voorraadkosten) zo laag mogelijk zijn.

A categorie, 20% van het assortiment zorgt voor 80% van de omzetB categorie, 30% van het assortiment zorgt voor 15% van de omzetC categorie, 50% van het assortiment zorgt voor 5% van de omzet

Inkoop

1. Specificeren2. Selecteren3. ContracterenTACTISCH

Quality Function DeploymentCombinatie van verschillende benaderingen; gericht op het verbeteren van de concurrentiepositie van de onderneming. Dit concept stelt de wensen van de klant centraal en koppelt daarom de kwaliteit van het product en de kwaliteit van de processen aan elkaar.

De interne

4. Bestellen5. Bewaken6. NazorgOPERTATIONEEL

relatie tussen Inkoop en productontwikkelingAls de inkoopfunctie in succesvolle bedrijven vroegtijdig in het proces van het ontwerpen van producten en diensten wordt ingeschakeld, wordt er waarde toegevoegd.

De interne relatie tussen inkoop en strategieIn het algemeen is het zo dat een onderneming, om een concurrentievoordeel te hebben, één of meer van de activiteiten effectiever of efficiënter moet uitvoeren dan de concurrentie. Inkoop is zowel een ondersteunend proces, als een primair proces.

(waardeketen van Porter)

Generieke concurrentiestrategieën van Porter- DifferentiationHet doel hiervan is het creëren van een uniek en/of superieur beeld- Overall cost leadershipDe nadruk bij deze strategie ligt op het verhogen van de marge, terwijl er constant getracht wordt het product af te zetten tegen de laagste prijs.- Focusgericht op het concurreren in een niche van de markt in plaats van de hele markt* Stuck in the middle Er moet duidelijk voor een bepaalde strategie gekozen worden

Waardestrategie van Treacy en Wiesema

- Best product- Operational Excellence- Customer Intimacy

Administrative Organisatie

Typologie van Starreveld

Waardeketen van PorterPrimaire processen: - Inbound logistics- Operations- Outbound

logistics- Marketing & Sales- ServiceSecundaire processen: - Procurement- Technology development- HRM- Firm infrastructure

Functiescheiding

.

Algemene economie

ConcurrentieInterne concurrentie: tussen bedrijven binnen een bedrijfstakExterne concurrentie: leveranciers en afnemersPotentiële concurrentie: toetreders en substituten

SGR-modelStructuur:- Aanbod: concentratie aanbieders, kleinschaligheid aanbieders, doorzichtigheid markt.

- Aard product: homogeen / heterogeen product- Kostenstructuur productie: kapitaalintensiteit, homogeeniteit / heterogeeniteit arbeid- Toetredingsbarrieres: kapitaalintensiteit, binnenlands marktaandeel- Kenmerken van de vraag: groei en concentratie afnemers, buitenlandse vraag, aandeel consumptiegoederen in afzet

Gedrag:- Ondernemersgedrag: winstmaximalisatie, toe- en uittreding, innovatief gedrag, investeringen- Rivaliserend gedrag: verlaging kosten, productdifferentiatie, vergoten overige toetredingsbelemmeringen- Samenwerking: gericht op verminderen concurrentie intensiteit

Resultaat:- winstgevendheid- groei van toegevoegde waarde- ontwikkeling binnenlandse afzet- ontwikkeling buitenlandse afzet- innovatief resultaat