MIJN EN DIJN - dbnl

102
MIJN EN DIJN DOOR L.KUNEMAN

Transcript of MIJN EN DIJN - dbnl

Page 1: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DIJN DOOR

L.KUNEMAN

Page 2: MIJN EN DIJN - dbnl
Page 3: MIJN EN DIJN - dbnl
Page 4: MIJN EN DIJN - dbnl
Page 5: MIJN EN DIJN - dbnl
Page 6: MIJN EN DIJN - dbnl

^0;*.

Page 7: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DUN

- - •

Page 8: MIJN EN DIJN - dbnl
Page 9: MIJN EN DIJN - dbnl

Vuoirsteas mmranor .SatowntauxonateSomotwaestasinentaamtwemervera,,Twvc-nommatostft AVM.,

.ra-Acians

MIN EN DUNBEWAARDE DINGEN UIT HETKLEINE-MENSCHEN-LEVEN

DOOR

L. KUNEMAN

UITGAVEJ. PLOEGSMA / ZEIST

MCMXXIV

Page 10: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DUN

Page 11: MIJN EN DIJN - dbnl

,---sarrx.rAnaemsoolsins.ammalreax

MIJN EN DIJN

Ik denk, dat dit het begin is geweest, heel watjaren al geleden, toen Bennie een jongentje van eenjaar of vijf was. We waren samen aan 't strandgeweest met 'n splinternieuw schopje. Het was ervol en we letten een poosje op heel andere dingendan op het schopje, dat, boven op een hoogen berggeplant, stond „uit te rusten" ; toen we het meewilden nemen naar huis, was 't verdwenen. VoorBennie was dat een Onverklaarbaar lets: hij kendeeigenlijk alleen nog maar de „van-zelve" dingen inzijn leventje en dit had niet van-zelf klinnen gebeu-ren, en het niet-begrijpen ervan verontrustte hemzoo, dat ik wel inzien moest, dat het oogenblik ge-komen was, om hem voor 't eerst te noemen hetwoord „wegnemen" in zOO'n verband. Als er voorje-zelf werelden van pijn en schuld en leed en on-recht zich hechten aan ëën zoo'n woord, spreek je't niet gemakkelijk uit, vooral niet als je meteen be-seft, het aan een kind niet óók nog met commen-taar belast te molten geven, maar het te moetenlaten klinken kort en nuchter, afwachtend zijn on-middellijke of groeiende reactie.Ik zei dus: „Ik denk, dat 't weggenomen is."„O, door kindertjes, die zich vergist hebben? Maardan moeten we even wachten, want ze merken 'tnatuurlijk en dan zoeken ze me."Even was er de verleiding deze milde verklaringte laten gelden, maar ik kOn 't immers niet eerlijk

figgeriginiarer.aftiTaintW:121a.-1,411 . ,

7

Page 12: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DIJN

met hem meegelooven en wat goeds zou 't kun-nen brengen, om wijzer te willen zijn dan het Le-ven en te willen wegduwen het moment, dat zichtoch zoo duidelijk aanmeldde voor deze nieuwe er-varing.„Neen, ik denk niet, dat 't bij vergissing is mee-genomen."Er valt een stilte tusschen ons, een stilte, die ikals heel typisch heb leeren herkennen en die terug-keert telkens, als er een groote nieuwe waarde aanhet kinderzieltje wordt aangeboden. Géën uitroe-pen van verbazing komen er dan, nOch pijnlijke,nOch blijde, geen vragen ook voorloopig alleenmaar een heel stil zijn. Zoo ook nu.Eindelijk dit:„Het zijn natuurlijk wel vast kinders geweest, die't deden."„Neen, dat is niet vast; 't kunnen ook groote men-schen zijn geweest.",,Maar groote menschen weten toch, dat het slechtis en doen ze 't dan tech?"Blijkbaar heeft hij voor zich zelf dus al vastgesteld,dat „wegnemen" slecht is en al mijn eigen huivervoor dit systematisch indeelen in goed en kwaadten spijt, zie ik wel, dat hij voorloopig dezen steunvan scherpe onderscheiding niet zal kunnen missenen ik bepaal me dus tot den anderen, OOk al ne-teligen kant van het probleem en antwoord: „Ja,

8

,r77-2,e0X.M.K.MH AgEnMeenin..=X

02273/6ENZENNEMO,

Page 13: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DIJN..r.r.1871.211111L,,,, -"RV ,15.,-.^.22.11111MUMEIIIMMTITEISIF WrINC74:MIERRNM.1210117110107,111X111M,

fZeDICIZZ2e-ZaZaSEEMERNIM-21113131

dat gebeurt, vent, dat je wèêt, dat iets verkeerdis en het tOch doet."Hiermee is het incident naar het uiterlijke afgeloo-pen. Er wordt niet meer over gepraat, er wordtzelfs Been nieuw schopje begeerd: het is of hij ëlkeassociatie met dit heel pijnlijke ervaren ver uit denweg wil gaan.Maar diep in hem werkt het clOOr en maanden la-ter komt het in woorden weer naar boven:„Zeg Moeder, stelen is niet slecht. Stelen vindende menschen alleen maar slecht, omdat de men-schen, die de dingen wel hebben, 't niet goed vin-den, als andere menschen, die de dingen niet heb-ben, van him dingen nemen. Als ze dat nou maarwel goed vonden, Ban was 't immers in orde."'t Treft me, dat hij nu het veel hardere woord„stelen“ gebruikt 't is natuurlijk niet bewust ge-kozen, maar de kijk op het geheel is wel veel meerdie van een kleine „overtuigde u, nu de daad, waar't om gaat, in haar felste aanduiding in het middenwordt geplaatst.Mijn kleine jongen, hij zegt 't zoo stralend en zekeren hij weer er niets van, hoe hij raakt aan de diep-ste vragen van het moderne leven en hoe de op-lossing helaas zoo simpel niet is, Hoch hoe grootde gevaren voor zelfbedrog en verblinding zoudenzijn, als wij zoo maar ineens de grenzen van het„mijn en dijn" weg zouden vegen.

9

Page 14: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DIJN

En ineens begrijp ik iets van de mogelijkheid, dat„niet-weten" dieper wijsheid en grooter zuiverheidkan laten ontbloeien dan „iets-weten", dat voor-loopig alleen maar brengen kan de marteling vande machteloosheid.Ik heb geén antwoord gehad voor mijn kind.

* *

Iederen Zondagmiddag komt er aan de deur eenarme man; wij, de volwassenen in huis, weten heten rekenen er op en als hij belt, gaat er een vanons naar beneden en geeft hem, waar hij voorkomt: een maal eten.Het is eigenlijk een telkens terugkeerende bescha-ming en misschien is het ciddrom, dat wij, als bijonderlinge afspraak, de kinderen er buiten houden.Maar op een dag ziet Bennie mij, terwijl ik metden man sta to praten. a merk, hoe hij bliksem-snel het in zich opneemt: heel de ongewone situatie;en ik voel a.h.w. hoe hij nu voor 't eerst bewustziet „den arme". Maar iets er over zeggen — neen,dat doet mijn jongen niet, voordat hij er eerst eenpoosje mee „alleen" is geweest en 't wordt danook avond, voor hij vanuit de veiligheid van heteigen bedje vraagt:,,Moeder, wie was dat?"„Een arme man, Bennie."„Waarom kwam hij hier?"

10

Page 15: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DIJN

„Hij kwam eten halen."„Waarom?"„Omdat hij honger heeft."„Honger? En gaat hij dan naar jou toe? Waaromeet hij niet thuis?''„Omdat daar geen eten voor hem is."Toen was de maat vol. Snikkend buigt 't kinder-hoofdje in de kussens:„0, Moeder, dat wist ik nog niet."1k ladt hem, bedwing me om zelfs met een enkeltroostend gebaar over zijn bolletje to strijken: ditis het eerste Onpersoonlijke leed, dat hij doormaakten hij heeft recht op de vOlheid er van.Na een poosje de vraag:,,Moeder, kun je niets voor hem doen?"„Neen, Ben, eigenlijk niet."„En als je hem dan eten Beef t, is dat niets?"„Dat is zoo weinig, dat je wel kunt zeggen, dathet niets is."„Waarom doe je 't dan?"„Omdat ik 't niet laten kan."Hier eindigt ons gesprek en weer moet ik mijn kind

1 laten in de eigen troosteloosheid van niets-te-kun-nen-doen zelf en alleen.

* *

Een paar jaar zijn voorbijgegaan en het droomendkindje is een stevige schooljongen geworden. Ver-

SeleiganninalMa2542"52 a.EZEZEgltt;ttLkAia

1

Page 16: MIJN EN DIJN - dbnl

later zijn de hemelen van stille intuitie en steedsvaster worden de bander met den stoffelijken kartvan de realiteit.Een hêël enkel keertje zijn het nog de oude klan-ken, die klinken en herneemt het teere gevoelsele-ment zijn oude rechten en eigenaardig is 't, datdan ook de worm ineens weer de heel kinderlijkeis. Zoo lag hij laatst, genietend van de gezellig-heid, dat ik even nog wat bij hem opruimde, ter-wijl hij al in bed lag, op echte kleinkindermanierop te sommen, van wie hij nu wel het allermeesthield op de wereld. Eerst kwamen heel normaal,wader en moeder en dan het zusje en dan maardaar hokte het, of liever: daar hield hij zich zelfin en keek mij onderzoekend aan, of hij 't wel zeg-gen zou.Ik probeerde niet hem over te haler, want ineenswas het mij duidelijk geworden, dat deze, die nietdadelijk genoemd kon, wel de meëst geliefde mis-schien was en dat heel de opzet in wezenlijk-heid alleên maar geensceneerd was, om van dezeliefde te kunnen getuigen en nu moest hij evenzeker zijn, verstdan te zullen worden, als hij zichuitsprak.Het was een spannend oogenblik, waarin ik sterk't gevoel had, gewogen te worden en er was eengroote dankbaarheid in me, toen ik niet te Lichtwerd bevonden en mijn jongen heel ernstig zei:

-1-7"42,43SIOMMININIESSEMEntilli•

MIJN EN DIJNMatECM% 105-

12

Page 17: MIJN EN DIJN - dbnl

MIJN EN DUN ft.

„En dan dan houd ik 't meest van den armenbedelaar."„Ja," vulde hij zelf aan, als antwoord op mijn on-uitgesproken vraag om nadere aanduiding, „ik be-doel niet de een of ander bepaalden man, maarzoo maar : de arme bedelaar."„Dat begrijp ik, mijn jongen, dat je van hem hou-den wilt."„ja, ik wist, dat je begrijpen zou; anders had ik't ook niet kunn en zeggen."

* *

Weer is hij iets ouder geworden en de tijd is aan-gebroken, waarin het Leven blijkbaar met klemvan hem vraagt: handhaving van eigen individua-liteit. Ik zie 't dikwijls met pijn, ook al weet ik,dat het een phaze is, waar het groeiende menschen-kind doorheen mOet; en er is ook troost in de ge-dachte, dat misschien alleen de sterke individuali-teit waard is om later van uit hooger besef geofferdte worden aan de gemeenschap.Ik kan alleen niet laten, op gevaar of to vroeg tekomen en te groote woorden te gebruiken, nu endan eens even been te wijzen naar het ruimere endieper-menschelijke, al zou ik er dan ook alleenmee bereiken, dat hij even herinnerd wordt aande richting van het Leven.En ik denk er nu aan, hoe ik hem en zijn zusje

13

Page 18: MIJN EN DIJN - dbnl

"Thi,77Q MIJN EN DUNMaZ20-17-7,I,WITREASIMMINIF

laatst aantrof in een hevige kibbelpartij over eenstukje vlakgom; zijn eigendom was 't, maar al sindslang als zoodanig verwaarloosd, omdat 't nauwe-lijks meer geschikt was voor gebruik. 't Zusje, min-der veeleischend, had 't genomen en in baar ge-bruik gesteld.„Jij blijft eraf, het is mijn vlakgom", hoor ik mijnjongen hard en meedoogenloos zeggen en hij pakthet kleine zusje het voor hem volkomen waarde-looze gommetje af.„Dat wêêt ik wel, maar ik heb het zoo noodig",snikt het zusje terug.„Dat komt er niet op aan, het is van mij en dusblijf jij er af."Ik treed met opzet bijna nooit als scheidsrechterop, maar nu vraag ik toch:„Ben, heb jij 't misschien ook noodig op dit moment?"„Keen."„Dus je bent niet van plan 't te gebruiken, nu je't terug hebt?'„Keen. 't Is allèèn maar omdat 't van mij is, datik niet wil, dat een ander het neemt."„ja, jongen, als je 't zoo ziet, zeker, dan heb jegelijk en dan valt er ook verder niet over te pra-ten, dan moet Mathilde 't je natuurlijk laten houden

maar Ben, aan zulke dingen gaat de wereld kapott'• • • • • • • • • • • • • • • •

„Hier, Til, gebruik het maar."

14

Page 19: MIJN EN DIJN - dbnl

EEN VLOEK

Page 20: MIJN EN DIJN - dbnl

EEN VLOEKSIBEINEK:

Tilly heeft een vriendinnetje op visite en samenhebben ze 't heel druk. In een anderen hoek vande kamer, zoo ver mogelijk van ze vandaan, omze niet to storen, zit ik met mijn werk en nu endan dringen de hooge kinderstemmen door mijnop eigen bezigheid gerichte aandacht heen en maakik een brokje van hun spel mee. Tilly heeft blijk-baar net lets voorgesteld, waar het vriendinnetjegeen lust in heeft, tenminste het stemmetje weertfël af:„Ajasses neen" en vlak er op: „O, foei, nu zeg iktoch weer: „ajasses", en ik mag het niet van Moe-der, want 't is een vloek."Tilly's mondje gdapt in overgroote verbazing: „Eenvloek? Een leelijk woord dus? Hoe ditrf je 't zeg-gen? Nee, ik mag 't ook niet zeggen, maar juistomdat 't zoo'n mooi woord eigenlijk is, hèdemaalgeen vloek. Moeder heeft me verteld, 't beteekenteigenlijk „Jezus" en dat is zoo'n mooie naam endie moet je dan maar niet zoo-maar gebruiken."'t Vriendinnetje houdt vol, dat 't wè1 een vloekis en de eensgezindheid, zoo noodig voor de voort-zetting van het spel, wordt ernstig bedreigd. flatzal Tilly niet dulden en al had ze 't vëel liever zelfuitgevochten, zëlf de ander van hddr gelijk over-tuigd, nit moet Moeder dan toch maar een uit-spraak doen en de zaak wordt me kort en duide-lijk voorgelegd:

16

Page 21: MIJN EN DIJN - dbnl

E EN VLOEK

,,Moeder, is „jasses'' een mooi woord of eenvloek?"'t Was een wonderlijke uitdrukking, die op de beidegezichtjes daagde: een mengeling van triumph ennederlaag, toen ik zei, dat ze eigenlijk allebei gelijken ongelijk hadden, want dat zOO was, dat eenmooi woord, zooals „Jezus", als je voor een niet-even-mooi lets gebruikte een vloek werd.„Je weet toch wel, he, wie Jezus is," vraagt mijnkleine meisje aan 't vriendinnetje, dat blijkbaar Beenreden beef om „Jezus" zoo maar ineens als „mooi

woord" te accepteeren en jets mompelt van „Watis daar nu voor moois aan."Neen, het vriendinnetje weet het niet en Tilly grijptmet beide handjes de gelegenheid aan om onder-richtend op te treden. Samen trekken ze zich hier-toe terug in hun uiterste speelhoekje en ik laat zebegaan, op gevaar af, dat de „les" een vreemd-soortig karakter zal dragen, want ik weet, hoe bijmijn meiske de heilige en onheilige dingen wonder-lijk verhaspeld dooreen liggen.Bij de uiteenzetting zelf kan ik niet meer tegen-woordig zijn; Tilly blijkt alleen na afloop zeer te-vreden over wat ze van eigen weten aan vrien-dinnetje is kunnen kwijtraken. Maar avonds komtde moeder van 't vriendinnetje even aanloopen envraagt, wat Naar dochtertje toch op de gedachtekan gebracht hebben om thuis te vragen, of „het

2 17

Page 22: MIJN EN DIJN - dbnl

EEN VLOEK

lieve meisje jezus" óök eens bij Naar mocht komenspelen, ze moist wel niet precies, waar 't woonde,maar dat zou Tilly wel kunnen vertellen, want cladrkwam het dikwijls."

18

Page 23: MIJN EN DIJN - dbnl

DE MONDHARMONICA LIa=ilmainamimm....

Page 24: MIJN EN DIJN - dbnl

DE MONDHAR1VIONICA

Ademloos komt hij de straat doorstormen, de voor-deur, die in ons stille veilige straatje 's-zomers altijdopenstaat, binnen en naar mij zoekend, klinkt op-gewonden zijn stem:,,Moeder, waar ben je, waar dan toch?”„Hier, m'n jongen, wat is er?,,Moeder, mag ik zestig centen, mag ik ze nu dade-lijk: er is zoo'n fijne mondharmonica bij „de Kin-dervriend" en ik wou zOO graag een mondharmo-nica hebben enne...."Hij stokt even om adem te scheppen en om klem-mender argumenten op te diepen, want hij zietwaarschijnlijk al aan mijn gezicht, dat ditmaal niettegelijk met zijn wensch, mijn bereidheid is geborendie te helpen vervullen.„Enne, enne," zoekt hij weer, maar ik voorkomzijn verdere moeite met zeer positief neen.„Neen, vent, nu maar niet ineens een mondhar-monica."„Maar ik verlang er zoo vreeselijk naar."„ja, dat begrijp ik wel, maar ik vind Loch heusch,dat 't niet kan."'t Was een paar dagen na zijn verjaardag, een ver-jaardag vol vervulde wenschen, die hem misschienwel het besef hadden doen verliezen, dat ook On-vervulde wenschen hun plaats hebben in een men-schen- en in een kinderleven.Hij kan zich, teen zijn ciewoonte in, dan ook niet

guisscommaramizasslamm20

Page 25: MIJN EN DIJN - dbnl

DE MONDHAR MONICA w-----

neerleggen bij mijn groote nadrukkelijkheid en be-gint met de meest nuttelooze van alle vragen:„Waarom?" Waar het „waarom" duidelijk en sterkis en in woorden gevat kan, wordt het immers altijdal meteen gegeven, ter aanvaarding Of ter verwer-ping, maar hij heeft 66k al meermalen ondervon-den, dat er motieven (en misschien wel de aller-zuiverste) onze daden kunnen bepalen, die zich nietlaten inklemmen in begrenzende woorden.„Waarom dan toch? Hth je geen zestig cent?"„Ja zeker heb ik zestig cent."„En Beef je ze dan niet?"„Neen, vent."Hij kijkt me strak aan: z'n heele gezichtje is eenpijnlijke verbazing en ik verwacht bijna, dat hijzeggen zal: „Hoe is 't mogelijk."Na een poosje licht er jets op bij hem: hij heeft't raadsel opgelost:„Moeder, 't is, dat je je niet in kunt denken, hoegroot mijn vreugde zou zijn, als ik die mondhar-monica had en hoe groot mijn verdriet is, dat ikhem niet heb."Klein smeekend jongentje, dat alle schuwheid over-wonnen heeft om zoo te kunnen pleiten voor devervulling van zijn hartewensch. Alles aan hemvraagt, vradgt, z'n oogen, zijn bewogen stem, zijnuitgestrekte handjes — zoo ken ik hem nauwelijksen even dreig ik te zwichten en word ik bang hier

21

Page 26: MIJN EN DIJN - dbnl

DE MONDHARMONICA

lets terug te dringen wat een recht op voortganghad. 't Gaat om 'n mondharmonica, maar wat ligtdaarachter? Maar dan weet ik 't ineens Loch weer,zie ik groot de waarde van het moeten-buigen voorde onvermijdelijkheid. En in dit korte oogenblikdringen zich samen: mijn leed om zijn leed, 't vreug-de-besef om wat zijn vreugde zou zijn en de on-verbiddellijke eisch aan mezelf om te gehoorzamenaan mijn overtuiging, dat deze wensch nu niet moetworden vervuld. En zoo wordt mijn antwoord:„Ik geloof, dat ik 't me wd in kan denken, hoegroot je geluk zou wezen als je er een kreeg, wantdaar hoef ik alleen maar voor te bedenken, hoegroot mijn geluk zou wezen, als ik er je een gevenmocht en met je verdriet is 't net zoo: ik heb ookverdriet, dat ik er je geen geven mag."Zijn oogen zijn geworden wijd van verbazing enhij stamelt:„Wat? Je zou het heerlijk vinden om me een mond-harmonica te geven en 't is verdrietig voor je om meer geen te geven en je kiest dus het verdrie ige?"Nu is er bijna medelijden met mij in zijn half-er-barmende, half-ongeloovige vraag:„Hoe kan dat, Moesje?"„Dat kan, manneke, omdat er iets is, dat mêêr waardis dan vreugde of verdriet en daarom is er dan met-een ook geen sprake meer van „kiezen" tusschedie twee."

22

Page 27: MIJN EN DIJN - dbnl

DE MONDHAR MONICA 11,,,..........

„Dus dan hebben we nu samen verdriet, om bet-zelfde, Moeder?"„ja, vent, samen verdriet om dezelfde onvermij-delijkheid, maar dat overwinnen we ook samen."Tot deze proporties teruggebracht (of Opgevoerd?)kan hij 't aan: de angel van Moeder's vermeendewillekeur was er niet meet en zoodra het persoon-lijke element uit de bittere ervaring van „iets nietkunnen krijgen" weggenomen was, bleek de strijd,die nil nog gevoerd moest, niet boven zijn krachten.Later, toen de omstandigheden zich heel andersverhielden, heb ik hem op een keer de mondhar-monica gegeven. Toen hadden wij samen onzevreugde om wat toen NM mocht.

23

Page 28: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD

Page 29: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD

Wij hadden het begrip „dood'' nooit kunstmatigbuiten het leven van onze kinderen gehouden enhet woord werd nooit angstvallig vermeden in hunbijzijn; er waren doode bloemen en een dood vlieg-je was er, dat je, juist als 't dood was, heel voor-zichtig uit de vensterbank wegnam en er was eenGrootvader, die in Den Haag woonde en er waseen Grootvader, waarvan je alleen maar het por-tret op de schrijftafel kende : die dood was.„W at is dood, Moeder?"„Dat is op aarde niet meer leven, kindje."„Wd ergens anders?"„Ik geloof het wel."Dit was langen tijd volmaakt voldoende.Toen, ons jongentje was vijf jaar, stierf een goedvriend. Ik bracht het bericht aan Bennie :„Oom Jaap is gestorven, Ben."Geen antwoord ; zoo had ik 't ook verwacht.Geen schrik ook, 't was of hi' 't wist: : bij den doodhoort stilte, gëén schrik.'t Was van-zelf heelemaal gedempt-van-toon inhuis dien dag, onze stemmen klonken zachter, onzevoeten gingen voorzichtiger en als 't kleine wiege-zusje kraaide, lachten we even met 'n mild lachje,omdat zij nog niet begrijpen kon.'s-Avonds bij 't naar bed-gaan sprak Ben zijn eerstewoord over wat gebeurd was :„Moeder, is het mooi, als een mensch sterft?"

25

Page 30: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD

„Soros wel, vent, als 't een goed mensch is, diesterft en als de pijn niet al to groot is."„0, dan was 't zeker mooi bij Oom Jaap."Nu is hij heelemaal rustig en slaapt zonder eenigestoornis in.Maar 's-morgens roept hij vroeg en als ik bij hemkom, vervolgt hij, als lag er geen nacht van veleuren tusschen, het gesprekje van den vorigen avonden zegt :„Zie je Moeder, ik denk toch, dat als je 't kindjebent van wie sterft, dat je dan niet ziet of 't mooiis, dat je dan alleen maar het verdrietige ziet. Ikdenk, dat Oom Jaaps kindje heel bedroefd is nu."Op den dag van de begrafenis zeg ik hem, dat ikvandaag niet met hem en zusje kan gaan wandelen,omdat ik meega naar 't kerkhof, Oom Jaap weg-brengen.Nu trilt het mondje even van 'n ingehouden snik,want dat is een hëèl ding voor hem : Moeder, dieniet met hem uitgaat en die zelf uitgaat zonder hem.Maar dan realiseert hij blijkbaar den toestand enzegt :„'t Is goed, Moesje, ik vind 't heelemaal goed, datje gaat."Als ik thuis kom, is 't al laat en ik kan nog evenrustig mijn kereltje naar bed brengen.„Moesje, houd je 't allermeest van mij ?" en voorik nog kan antwoorden: „Zie je, ik wou je zeggen,

26

Page 31: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN ROOD

dat hOef je niet meer hoor, ik heb er aldoor overgedacht en nu is 't heusch echt waar, je mag nu 'tallermeest van Oom jaaps kindje houden.

* *

Grootvader logeert bij ons en Bennie zit op zijnknie en speelt bewonderend met Grootvaders gou-den horloge:„Dat zou ik nou graag van je willen hebben, Opa."Heel zacht kijken Grootvaders oogen en heel innigis zijn stem, als hij antwoordt:„Nu nog niet, mijn jongen, maar over een poosje,dan zal je 't krijgen."De gedachten van den ouden man en het kleinekind zijn niet Tangs dezelfde banen gegaan en jekunt aan Bennie zien, dat hij even moeite heeftOpa to verstaan, maar als hij verstaan heeft, is zijnantwoord bijna een streng verbod:„Neen, ik begrijp wel, wat je bedoelt, maar danwil ik 't niet hebben."En nog eens met nog naakter, Onomwondener woor-den :„Als jij dood bent, wil ik gdên horloge krijgen."En Opa sust hem en zegt, dat 't dan ook niet ge-beuren zal.Er wordt niet meer over gepraat, maar als de dagkomt, dat Grootvader werkelijk gestorven is en hetgouden horloge stil en stow hangt aan de stoel

27

Page 32: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD

naast het bed, weten wij 't ineens weer, hoe Bennie„het niet zou willen hebben" en wij eerbiedigen zijnkinderwensch.

Grootvader is lang ziek geweest en al heel gauwwilt Bennie met ons, dat hij niet weer beter konworden. De dagelijksche bezoekjes, die ik hembracht en die mij of hielden van thuis, nOOit heeftBen ze mij misgund. Klein-zusje zei alleen ëën keer,toen ik heel verdrietig thuis-kwam, met Naar voetjeboos stampend op den grond:„Maar waarom ga je dan toch ook telkens weer,Moesje, als je er zoo van huilen moet."In Bennie was geen onrust to merken, 66k geenzich afwenden van wat komen ging en komen mOest.Elken dag als ik thuiskwam van Opa, vroeg hij,hoe 't was en aanvaardde stil en rustig het eerlijkeantwoord. Ilc begreep heel goed, dat de factor vandreigend eigen Teed-om-gemis bier niet meewerkte,maar 't deed toch heel weldadig aan, dat de ge-dachte aan den dood, die weken en maanden langeigenlijk onafgebroken in ons gezin heerschte, hemniet angstig maakte.Toen Opa eindelijk gestorven was, bleef hij vol-maakt rustig en luisterde naar ons vertellen vanhoe vredig en mooi de doode was en hoe goedhij daar lag in 't zachte Licht en tusschen de bloe-men, luisterde met die uitdrukking op zijn gezichtje,

28

,•.

Page 33: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD4ffIgagE7211MOMMT-2,1911:1,,-.12...

VX".

die ons de overtuiging gaf, dat er niets in het even-wichtige kinderzieltje verstoord was.Aileen ëën oogenblik zag ik den huiver over hemheen trekken : dat was, toen hij vroeg, waar Opabegraven zou worden. Ilc zei daarop, of het nietgoed zou wezen, tenminste in deze dagen te zeg-gen: waar Opa's lichaam begraven zou worden,dat we 't dan niet zoo moeilijk zouden vinden, ookdit te verwerken.„Ja, o já, Moeder, dat is goed" en de huiveringtrok weg en het gezichtje was weer sereen.Een paar weken later:,,Moeder, ik heb er nu toch 66k maar eens met Jan (zijngrootste vriend) over gesproken. Vin-je dat goed?"„Natuurlijk, vent, als jij 't prettig vindt met Janover Opa te praten, dan is dat immers best."„Ja, zie je, maar er is nog jets en ik weet niet goed,hoe ik 't je zeggen moet, want ik ben een beetjebang, dat het je verdriet zal doen."„Zeg 't maar, kindje."„Ja, zie je, ik geloof, dat Jan er eigenlijk geen....verdriet van had."„Neen, kindje, maar dat is ook heel natuurlijk."„Ja maar ik geloof.... dat eigenlijk.... ik ooker niet bepaald verdriet van heb. Vin-je dat naar,Moesje?"„Neen, kindje, heelemaal niet. Zal ik je wat zeggen?Ik heb er zelfs geen verdriet meer van, nu niet

29

Page 34: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD

meer, dat Grootvader is heengegaan, verdriet heefteigenlijk alleen Grootmoeder."„0, ja, dat begrijp ik, ik zal lief zijn voor Oma."

* *

Het is geweest, zooals ik 't me voorgesteld had.lean Grootvaders dood heeft hij wel iets beleefdvan het groote mysterie maar eigen Teed is erniet geweest en zoo vervaagt ook al betrekkelijkgauw het herinneringsbeeld aan den mensch, dietijd te kort was gekomen om zich in te nestelen inhet hart van zijn kleinkind.Op zijn kamertje had ik, kort na het sterven eenportret van Grootvader gehangen: dat had Bentoén goed en prettig gevonden.Nu komt hij op 'n dag bij me en zegt:„Moeder, ik Wilde je vragen, of je Opa's portretweg wilt nemen van mijn kamer. 't Is niet ëërlijk,zie je, dat 't er nog hangt. 1k weet 't nu zeker. Ikkan me Opa niet meer goed te binnen brengen, hoeik er ook m'n best voor doe en zie je, dat portretdan, dat is niet eerlijk."Ik zie, hoe hij speurt op mijn gezicht naar een mo-gelijke aanwijzing, dat 't mij pijn doet.'t Deed ook wel even pijn, maar ernaast staat dedankbaarheid over deze strenge, zuivere zelfcritiekbij mijn jonge kind en ik zeg 't hem beide.Dan ga ik naar zijn kamertje en neem het portret

• •••• •• n 4

30

Page 35: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN ROOD

oprechtheid niet meerg het waar er wel plaats

wëg van waar het in allegewaardeerd kan en brenvoor is: in mijn kamer,„ja, Moeder, dat is fijnnu zal ik er toch naa

: Opa bij Km en, weet je,r kijken soms."

* *

Ook aan ons klein meiske is het groote gebeurenniet ongemerkt voorbijgegaan. In een stil oogen-blikje, dat ze eens met Moeder samen alleen zit inde groote stoel, die vroeger van Opa was, zegt zein haar typische, wel wat schroffe woordjes:,,Moesje, is Opa nu heelemaal kapot?"„la, kindje, zijn lichaam is kapot."„Zijn koppetje ook?"„ja, alles van zijn lichaam."Nu komt er een zacht aaitje over mijn gezicht, alsmoest zij mij geruststellen en dan zegt ze met groote

„Hindert niets, hindert heelemaal niets, hoor Moesje,zijn Leven kan nOOit kapot."Ik luister en reageer niet: klein-vrouwtje ligt dichttegen me aan en ik houd haar misschien TIN watvaster. Na een kleine pauze:ftW aar Opa nu is, zijn daar ook bloemen voor hem?"Dat durft Moeder niet to weten.TOch is het mij duidelijk, dat zij angstig is voor aldit niet-begrepene; dat zij niet, zooals Ben, staat

31

Page 36: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD

onder de sterke bescherming van eigen innerlijkweten en de rust daaruit geboren.Zij zal nog, als zij opgroeit, door den angst beenmoeten, terwiji Ben bij zijn komen in dit leven dieangst al achter zich had gelaten.Daarom wensch ik zOO sterk voor haar de mo-gelijkheid, geboden en aanvaard, om zich uit tespreken.Haar voorstellingen zijn van een dolzinnige ver-wardheid nog, maar de ordening zal doorwerken.„Ja,“ philosopheerde ze laatst hardop, „ja, als tvijgeroepen worden moeten we oak gaan. Maar het 1is een hêêle tocht naar Groote Vader , dan moetje een goede dikke mantel aandoen."

* *

De kinderen zijn negen en zes geworden, als eenheel dierbare vriendin van mij sterft.De stilte, die er looden neervalt, al ik het hun ver-tel, is bijna beangstigend.Dood? Clara dood? en gisteren nog waren zij erbij,hoe Moeder, blij, er heen ging om te helpen klaarzetten alles, wat noodig zou wezen voor het kindje,dat dien nacht daar wel geboren zou worden. En 'tis wel ook deze verstrengeling van de twee levens-mysteries, dit: dood en geboorte in ëên kort oogen-blik saamgedrongen, dat haast niet te bevatten is.De slag, dien wij elk op eigen wijze beleven, heeft

32

Page 37: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD *ruts- sr, it `,..116.2.11141

ons alien getroffen: deze mensch heeft deel gehadaan 't beste in ons alien en haar dood vat ons aanin het diepste van ons wezen.Even wringt zich bij een van ons de aloude klachtnaar boven: „Dit was të vroeg."Nu kijkt Bennie op, die wit en strak tot nog toevoor zich uit had zitten staren.„Neen, niet te vroeg. Dat bestddt immers niet, datlijkt alleen maar zoo, 't is &lies op zijn tijd — Clara'sdood ãök.”

4

En wij luisteren naar hem als naar een, die 'top dat oogenblik althans, beter weet dan wij.Weer valt de stilte, tot Tilly glijdt van haar stoeltjeen naar de vensterbank gaat, waar in eentuur-bloempotje een dwerg-cactusje staat datheeft Clara haar gebracht met Nieuwjaar. Ze neemt't teeder in haar kleine handjes en brengt 't bij onsen zegt, bijna als een belofte:„Hier zullen we nu nog meer voor zorgen — wantwe kunnen niets anders doen."Er kOmt een einde, ook aan dezen onwezenlijkenavond, waarvan we het begin niet meer terug kun-nen vinden. De kinderen zijn naar bed gegaan enik kom nog even bij ze. Mathilde slaapt al hetcactusje staat op een poppenstoeltje naast haar.Maar Ben ligt nog met open oogen, te wachtenop mij.„Moeder, ik weet 't wel, dit is een van die dingen,

Page 38: MIJN EN DIJN - dbnl

VAN DEN DOOD

waar je niets aan veranderen kunt, maar ik wou,dat jij dat nu nog eens zei tegen me."Dat heb ik gedaan.WO later komt Ben terug op wat dezen dood ver-oorzaakte. Hij heeft 't geweten, dadelijk, dat zijstierf bij de geboorte van haar kindje en ook dat't was door de geboorte, maar blijkbaar heeft hijhet verder krampachtig buiten zijn bewustzijn ge-houden, tijden lang, tot het laatst zich er weer inbinnen drong (of liet hij 't er nu in toe, omdathij 't nu NM. aankon?) — en hij, kijkend naar haarportret, ineens aan mij vroeg:„Moeder, 't was toch niet doordat het kindje ge-boren werd, dat Clara sterven moest, he? Het wastoch een gewone ziekte he, en 't was alleen maarnet tegelijk met de geboorte van het kindje?"Ilc hOOr de hunkering in zijn stem, dat 't niet zoodroef zal zijn en zOO onbegrijpelijk, en ik moet hemtoch de waarheid zeggen.En 't treft me weer, zooals reeds zoo vaak, dateen waarheid, als zij maar eerbiedig als „waarheid"wordt gegeven en ontvangen, niet zOO moeilijkook wordt „aanvaard".

34

MISCILEAMIE.ITZ.I15IEglr.1..1111121101MSEMISISRMIIIINTL9.111

EREZENZONN', 11. 1235212ZSZIESUBILIENEW

Page 39: MIJN EN DIJN - dbnl

MAZELENVACANTIE

Page 40: MIJN EN DIJN - dbnl

MAZELENVACANTIE

Het was de noodgedwongen vacantie, die de kin-deren, als behoorende tot de weinigen, die Beenmazelen nog hadden gehad, tijdens een kleine epi-demie-op-school, moesten genieten.Ze hadden allebei voor deze vacantie-in-schooltijdwerk opgekregen: Ben moest arbeiden aan zijn„zwakke punt", z'n „taal" en Mathilde, die geeneigenlijk „zwak punt" (maar volgens mij óók geenenkel sterk punt) heeft, had een gezellig opgaafjevan van-alles-wat.Ze begonnen den eersten dag den besten met bla-kenden ijver allebei, en Loch dadelijk al met dat ty-pische verschil, dat hun beider levens kenmerkt:Mathilde, economisch in alles, „verdeelt" als betware ook Naar vlijt in keurig afgepaste stukjes, voorelken dag een, en precies genoeg voor het stukjewerk van dien dag. Bennie, die altijd leeft in diepedalen of reiken wil tot aan de zon, die al zijn schat-ten wêgschenkt inëëns, met het groote gebaar vanwie beschikt over onuitputtelijken rijkdom en danweer tijden kent van Joffe, leege armoe, Bennie had,na een dag verscheidene uren intens gewerkt tehebben aan wat hij eigenlijk verfoeide, zijn energievrijwel geheel uitgeput.Den volgenden dag zag ik, hoe hij zich inspande,om tenminste tot de uiterlijke daad van „gaan-zit-ten-werken" te komen, maar veel verder bracht hij't ook niet: hunkerend dwaalden zijn oogen wëci

36

Page 41: MIJN EN DIJN - dbnl

MAZELENVACANTIE

van het schrift met de zoete verhaaltjes naar degeraniums, die stonden te gloeien voor de ramenen vandaar verder, naar de tuinen achter 't huffs,waar alles openbrak in nieuwe lenteweelde; eenzucht — en de kleine, stevige jongenshand kramptezich om de penhouder en stug en scram kwamener een paar woorden op 't papier: zoo ging het eenhalf uurtje door: groeiend verlangen naar buitenkampte met het laatste restje plichtsgevoel en deoverwinning was voor het verlangen. Ik zag hemineens zich gewonnen-geven, juichend erkennen dekracht van het sterkere: boek en schrift werdendichtgeklapt en hij ging van zijn werk naar zijnvreugde. Hij was nog niet wijs genoeg om, waarscherp de tegenstelling tusschen deze twee er is, tezoeken naar de verzoening: hij kon nog niet andersdoen dan „kiezen” en hij koos de vreugde en ging.En ik liet hem gaan.Ik „liet" hem ook de volgende dagen, waarop hijal makkelijker de opgelegde taak van zich schoof.De tijd ging voorbij ze kregen gëën mazelen,Been van beiden, en over een paar dagen zoudenze weer naar school kunnen.Elken morgen, precies op 't zelfde uur, had Mathilde„gewerke. Na 't ontbijt zette ze zich met een re-soluut gebaartje in 't kleine stoeltje aan Naar eigentafeltje, 't ruggetje gekeerd naar de kneuterige ge-zelligheid van een huiskamer, die opgeruimd wordt

37

Page 42: MIJN EN DIJN - dbnl

MAZELENVACANTIE

en waar je moeder elk moment bereiken kan --daar deed ze voor dat uurtje allemaal afstand van ;wie in de kamer bezig was, kreeg ook werkelijk inBien tijd niets anders van haar te zien dan haarrechte, al haar energie vertolkende ruggetje en nuen dan een klein kort gebaar, waarmee een hinder-lijke haarlok werd weggestreken.Een paar dagen voor 't einde van de vacantiewerkte Tilly niet mêër, want ze was klaar en werk-te Ben nog niet.'t Zal twee dagen voor het weer-naar-school-gaangeweest zijn, dat ik Ben 's morgens met loodenschreden naar zijn werktafel zie gaan; zijn gezichtstaat boos, van een boosheid, die ik zoo goed vanhem ken en die met groote bitterheid spreekt vanOnvrede met zich zelf.Hij begint te schrijven; na een poosje (waarin ikhem opzettelijk alleen liet, om niet door een on-handige aanmoediging het flauw-brandend plicht-vuurtje uit- in plaats van aan te blazen) kom ikeven kijken. Hij zit nog in dezelfde houding vannoodgedrongen, moeilijk werken, zijn gezicht staatzoo mogelijk nog boozer.„Gaat 't niet, Ben?"Snikkend ineens gooit hij zijn hoofdje op tafel, naast't schrift, dat werkelijk weinig fraais te zien geeft.Hij built zelden, onze jongen, en Als hij 't doet,heeft 't niets kinderlijks weer: 't zijn de droge snik-

38

Page 43: MIJN EN DIJN - dbnl

MAZELENVACANTIE ar—anumemissemmammaa.moMli..tfignOMMICM12.=1 'JF 'rein. ZARE'Ae.REW

ken van uit een worstelend groote-menschenhart,die zich naar buiten wringen en ook de woorden,die hij eindelijk vinden kan, zijn niet de woordenvan een jongetje, „dat lui was en zijn huiswerk nietmaken wou."'t Eerste, wat ik verstaan kan, is:,,Moeder, kijk nu toch eens naar mijn werk en zegme hoe je 't vindt."„Niet mooi, Ben, maar....„Nee, geen „maar", niet mooi, neen, afschuwelijkleelijk is 't, en ik lever geen slecht werk of en ikdoe dus niets meer."„Denk je, dat 't 66k zoo slecht geworden of ge-bleven zou zijn, als je doorgewerkt had na deneersten dag?"„Ja, en dat is 't 'm juist. Kijk maar naar dat eerstepaar bladzijden, dat is óók slecht werk, en juistomdat ik dat zoo duidelijk zag, ben ik die anderedagen niet doorgegaan. a kan geen slecht werkmaken."„Lever geen werk, Ben?"„ja.Ik voel de geweldige onverzettelijkheid van dit ja,

zooals die op dit moment in hem is verstijfd toteen alles verhinderende belemmering --, en ook zieik het gevaar, dat mijn jongen, die heel gevoeligis voor schoone leuzen, nu toch bij alle eerlijke af-keer van „slecht werk afleveren" ook bezig is zich

f t

39

Page 44: MIJN EN DIJN - dbnl

4,4

MAZELENVACANTIEte vergapen aan het „Beier geën dan slecht werk"en zich zelf vOOr zich zelf vrij te pleiten van debeschuldiging toch tekort geschoten te zijn in ern-stig doorzetten.Maar eerst moet hij tot rust komen en als dat ein-deli* gelukt is en hij weer luisteren kan, begin ikhem dit voorzichtig, maar toch heel nadrukkelijkte zeggen.Als ik uitgesproken ben, ant woordt hij niet, maargaat naar zijn tafel en gaat werken.En hij werkt door tot koffie-tijd.De anderen heb ik even gewaarschuwd en niemanddoet dus verbaasd, als Ben onmiddellijk na de koffieweer gaat werken.'t Is een stralende voorjaarsdag, maar hij gaat nietuit, knikt alleen even heel verrukt en dankbaar,als ik zoo terloops opmerk, dat ik veel brievente schrijven heb en dus den geheelen middagthuis blijf.Om vijf uur roept hij, of ik wil komen kijken, maartrekt me meteen aan m'n mouw en fluistert haastig :„Viet zeggen, dat je 't goed werk vindt."Ik bekijk zwijgend het resultaat van de vele urenmoeizamen arbeid van mijn jongen.„je mag wel jets zeggen", maant hij me nu. ,,Mis-schien kan jij wel lets bedenken, wat het wel is."„ja," antwoord ik, „ik zal niet zeggen, dat het goedwerk is, maar ik kijk er toch graag naar, want zoo-

n''1.7.1§SIMEE,2612670MMATIr,_,:_47,,,"

40

Page 45: MIJN EN DIJN - dbnl

MAZELENVACANTIE

als 't daar ligt, is het een flunk stuk afgedane plicht.Mag Moeder dat we! zeggen?"Geen antwoord, alleen een paar stevige armpjesom me heen en 't alles-zeggend:„Mijn moeder."

.441ZffinnFIF7Z.47:V:4' °, :::.:1;424-grwfx-pterezrartilur

41

Page 46: MIJN EN DIJN - dbnl

GEHOORZAAMHEID

Page 47: MIJN EN DIJN - dbnl

GEHOORZAAMHEID

„Moeder, ik vied het levee soms zoo heerlijk ensoms zoo naar."„Wanneer vindt je 't zoo naar, vent?"„Als ik iets wil en jij wilt iets anders van me."Vol hartstochtelijk verzet heeft het geklonken enheel de formuleering van zijn klacht duidt op eenstuk zelf-analyse, dat mij het recht geeft hem metzoovele woorden er van te vertellen, hoe die ge-hoorzaamheidswaarden zich in mijn waardeeringverhouden en mij de plicht oplegt te trachten hemte laten deelen in mijn eigen groote Onpersoonlijkerust te dien opzichte, en ik zeg dus:„Zoo is 't niet, vent. 1k wil nOOit, dat jij iets doetof niet doet; maar iederen keer, dat je iets doet oflaat is er êên ding: het goede en dat moet gedaan.Dat leer je hoe Langer hoe beter herkennen enciddraan moet je gehoorzamen. Maar zoolang jenog een kleine jongen bent, is het Moeders werkom met je mee te kijken naar wat voor jou noodigis om te doen en dan kan 't natuurlijk best voor-komen, dat we het daar niet over eens zijn. Dat isdan voor ons allebei misschien wel eventjes ver-drietig, maar daar moeten we allebei tegen kunnenen ik zal nOOit willen, dat jij iets doet, waarvan jezelf ernstig denkt, dat je het niet doen moet."De rimpels, die hij in onrust of bezorgdheid zootrekken kan en die zijn jongensgezicht van een pijn-lijke ouwelijkheid dan waken, ze zijn als met een

5`,.'N,^r.

43

Page 48: MIJN EN DIJN - dbnl

GEHOORZAAMHEIDtooverslag weggestreken; de beklemming, die devermeende dwang op hem uitoefende, is opgeheven,dat kun je zien, maar Maar is hij nog niet, want nukomt de vraag:„Is dat nu eigenlijk moeilijk of makkelijk?"„Gehoorzamen aan je zelf is buitengewoon moei-lijk, jongentje en daarom vind ik 't zoo van zelf-sprekend, dat een klein menschje 't nog niet altijdkan. Want je begrijpt toch wel, dat ik niet be-doelde: „doe maar, wat je wilt", maar : „wil, watmoet en doe dat." Moeder zou het 't allerliefstezoo zeggen: „probeer te luisteren naar Gods stemen gehoorzaam Hem." Kun je 't zoo verstaan?"Heel zijn ernstig gezicht drukt uit, dat hij verstaanheeft en ik moet even denken, dat een leven, waar-in iets begrepen is van een „gehoorzaamheid aanGod" geen „flak" leven meer kan zijn.

Bennie eet op een manier, zOO slordig en vies, datde stemming aan tafel van het heele gezin er tel-kens door bedorven wordt. Na elken maaltijd is ookaan de resten onder zijn stoel het heele menu tereconstrueeren, mede het onvermijdelijk gevolg vanzijn acrobatische toeren onder het eten. Er is na-tuurlijk al meermalen en in verschillende toonaar-den gewaarschuwd, dat 't zoo niet voort kan gaan,maar geholpen heeft het niets. Op 'n morgen wordthet mij te bar en ik zeg

i'.1:',74-1,12111firEnitMAML'SEMUSIM4

44

Page 49: MIJN EN DIJN - dbnl

GEHOORZAAMHEID

„Ziezoo, nu gaat 't niet langer, jog; nu zal ik omtwaalf uur je boterhammen op 'n bord voor jeklaarmaken en dan kun je ze wadr je wilt, opeten,maar niet aan tafel. Zoolang je je zOO onsmakelijkgedraagt, kUn je niet mee-eten aan een gemeen-schappelijken maaltijd.",,Meen je dat, Moeder?"„Zeker."Hij staat op van tafel en gaat schooltasch in-pakken. Dan komt hij bij me:„Meende je 't wêrkelijk, Moeder?"„ja, Ben, wërkelijk."Hij gaat nu viak voor me staan en zegt met grootennadruk, maar zonder brutaliteit:„Dan kom ik om twaalf uur niet thuis."Hêêl verbaasd was ik niet en dus kon ik rustig ant-woorden:„Dat moet jij weten, jongen. De bedoeling is na-tuurlijk, dat je gewoon na school thuiskomt,maar als jij 't anders verstaat, dan moet je daar ooknaar handelen."Hij zwijgt en gaat de deur uit, maar halverwege detrap hoor ik hem weer terugkomen, hij steekt zijnhoofd om de deur en geeft me een laatste kans:,,Moeder, trek je je woorden toch maar niet lie-ver in?"„Neen, vent."„Dan ik ook niet."

-3,1MildMiNeSte"riZEISMPROISMFBNIMWMT.451TEIM

45

Page 50: MIJN EN DIJN - dbnl

:72:raitr2)

CC,

GEHOORZAAMHEID

Zoo gaat hij naar school en ik sta aan 't begin vaneen ochtend vol onzekerheid en onrust. En tochheb ik geen spijt en ik heb 66k wel vertrouwen inwat de bezinning aan hem doen zal, en als hij strakswerkelijk niet thuiskomt, zal ik er óök vrede meehebben.Hoewel de school vlak bij is, komt hij nooit voorhalf een, het koffie-uur thuis, dol als hij is op nogeven buiten spelen met de andere jongens.Nu wordt er om vijf minuten over twaalf gebeld,zijn harde schetterende bel is het en naar bovenstorms hij, zijn gezicht een groote welwillendheiden hij slaat z'n armen om me been en zegt:„Moeder, ik ben êêrlijk van plan om keurig toeten laat je me dan aan tafel komen?"„ja, jongen, vast hoor."En we hebben beiden woord gehouden.

46

Page 51: MIJN EN DIJN - dbnl

RUITEN-INGOOIEN 1111111EIMMVTAMAIMINIMPROVONSENZAMSNEN

Page 52: MIJN EN DIJN - dbnl

ft RUITEN-INGOOIENr r

Ilc sta op het punt om uit te gaan, de knop van devoordeur heb ik al in m'n hand, als Bennie ineensvan uit den ruin naar me toe komt hollen, z'n ge-zicht vuurrood, z'n oogen vol tranen:„Moeder, ik ben zoo dom geweest, ik heb m'nhoepel over de schutting been gegooid en nu iser een ruit bij de buren stuk."„Ja, jonkje, dat is vervelend en jammer en dom.Ga maar dadelijk even hiernaast aanbellen en zeghet en zeg erbij, dat wij natuurlijk voor de kostenvan het repareeren zullen zorgen."„Neen“, snikt hij 't uit, „dat kan ik niet, ik schaamme al zOO vreeselijk en 't nu nog zelf gaan zeggenook, ik kat]. 't niet."Even kijk ik naar hem, zooals hij daar staat, weg-gedrukt in 't uiterste hoekje van de gang, kap&van narigheid en ik gek5Of hem: het is te machtigvoor hem op 't oogenblik, hij kan werkelijk nietgaan en dit zwaarste van alle dingen doen: schuldgaan bekennen aan wie door hem benadeeld werd.„Misschien is 't nog wat moeilijk voor je, vent,misschien moet je nog eerst grooter en sterker daar-voor worden. Maar ze moeten 't hiernaast Lochonmiddellijk weten, nog vOOrdat ze de kapotte ruitgevonden hebben, want er mag Been mogelijkheidvan verkeerd-beschuldigen van anderen door onstalmen ontstaan; dus als jij werkelijk niet gaan hint,dan zal ik gaan."

- r. MOE VI. eValiNT'

48

Page 53: MIJN EN DIJN - dbnl

RUITEN-INGOOIEN

Heel even is er nog de stille hoop in me, dat hij't Loch zelf zal doen en heel even laat ik hem nogden tijd tot overwegen, maar al gauw klinkt het:„ja, ga jij.... en ik zal hier op je wachten."Een kort gesprek met vriendelijke, welwillende bu-ren, de schertsende afspraak, dat nu him jongen eenruit bij Ons te goed had om te breken en de mede-deeling, dat zij in een glasverzekering waren, datalles nam Been vijf minuten in beslag, al zag Bennieer uit, of hij dag en nacht naar mij had uitgekeken,toen ik terugkwam.„Nu maar niet meet er over praten, vent," zei ik,nadat ik hem het geruststellende verslag had ge-bracht, „anders ben ik bang, dat je overstemt watje, als je 't sail laat zijn, zeker in je eigen hart zulthooren: dat je het een volgende keer zelf moet pro-beeren te doen."En paar dagen later.Er wordt gebeld en ik doe open. VOOr me staantwee onbekende dames, die met veronachtzamingvan de meest primitieve beleefdheidsvormen, degang binnendringen en me toe bijten: „Woonthier?" en „Hooren hier kinderen thuis, die op hetdak van het tuinschuurtje met een katapult schieten?"1k antwoord, dat ik inderdaad bier woon en dat 'theel goed mogelijk is, dat mijn jongen op 't momentop „het dakje" is en ook, dat hij wel een kata-pult bezit.

4 49

Page 54: MIJN EN DIJN - dbnl

RUITEN-INGOOIEN

Hierop volgt een verwarde beschuldiging met dezenkern, dat Bennie dan bij haar ruiten inschoot. Ilcvond, dat ik daar niets anders tegenover kon stel-len, dan de belofte er onderzoek naar te doen enals 't werkelijk bleek, dat mijn jongen de schuldigewas, haar de schade te vergoeden; maar wat ik 'tsterkst had willen accentueeren, n.l. dat wij tOchmaar moesten probeeren het schieten-met-katapul-ten niet zoo vreeselijk erg te vinden, kwam geheelin 't gedrang van de opnieuw losbrekende boosheidvan de beleedigde dames en ineens voelde ik deeigen dwaasheid van daar aan de deur een veront-waardigde vreemde te willen doordringen van mijntweezijdige overtuiging, dat er voor het kind tege-lijk bestaat de plicht van Been-schade-toebrengenen het recht, het grOOte recht om in het spa zijnlevensdrang uit te Leven.Ik Wilde dus juist een eind probeeren te waken aanhet vruchteloos en onverkwikkelijk onderhoud, Coenik ineens merkte, dat Bennie heel rustig in de ope-ning van de tochtdeur stond. Waarschijnlijk hadhij er al een heele poos zoo gestaan.... en blik-semsnel schoot de vreugde door mij been, dat hijwas gebleven, dat hij, schuldig of onschuldig, nietweggeloopen was.Maar nu kon ik ook niet anders dan hem er wee inbetrekken en ik roep hem naast me, zeg aan debooze mevrouw dat dit m'n zoon is en vraag haar

INFACIIMICNO212,111151in.8111$14.7.0.16.70=1,0091015.3rt.

SIBEINEEL 26211110211112ENSIBEin

50

Page 55: MIJN EN DIJN - dbnl

RUITEN-INGOOI EN leirainff

't nu maar meteen met hem zelf uit to waken.Op de barsche vraag of hij Naar ruit heeft inge-schoten, komt sterk en helder het antwoord „Neen,dat heb ik niet gedaan" en als ik dan een grooteblijdschap in mijn hart voel, is dat niet omdat hijBeen ruit heeft ingeschoten, maar omdat hij zoorustig en rechtop daar staat en omdat ik hem ge-hëël gelooven kan.

51

Page 56: MIJN EN DIJN - dbnl

TAAL-MOEILIJKHEDEN

Page 57: MIJN EN DIJN - dbnl

TAAL-MOEILIJKHEDEN

Mathilde's kleine bolletje neemt Mies op, alles, zon-der voorafgegaan ziften, begrepen en onbegrependingen en misschien wel de onbegrepene 't liefste,omdat die alleen maar „geborgen" hoeven te wor-den en dan op hun plaatsje stil en onbewogen lig-gen en niets meer aan haar „doen". Van de onbe-grepen dingen heeft ze 't minste last.De hoeveelheid dingen, die zij „gehad" heeft opschool groeit gestadig aan en ik ben alleen maarblij, dat ze nooit een ander woord dan Bit heel neu-trale „gehad" er voor gebruikt. Fel gespannen isze bijna nooit, zOnder belangstelling evenmin: decurve van haar aandacht loopt rustig en gelijkmatigdoor haar schooldagen heen, zOnder merkbare ver-heffingen, zOnder teekenende inzinkingen.Zoo had ik haar al als een klein critiekloos mensch-je geetiketteerd, tot ze me op een Bag met een heelonverwacht verzet tegen het haar op school ge-bodene kwam verrassen. Ze waren met „taal" be-gonnen, de kleintjes, en ze hadden geleerd van hetzelfstandig naamwoord en het werkwoord en erwaren voorbeelden gegeven: Water — dat waseen zelfstandig naamwoord en slapen dat waseen werkwoord.Dat was Mathilde te kras en met een diep-veront-waardigd gezichtje, kwam zij na schooltijd bij mijhaar verbazing uiten over zoo iets onbegrijpelijks:„Stel je voor, Moeder, water, dat noemen ze een zelf-

53

Page 58: MIJN EN DIJN - dbnl

standig naamwoord, (met grooten nadruk op „zelf").Heb jij ooit water zelf zien staan? Glas, dat is eenzelfstandig naamwoord. En dan, dan noemen zeslapen een werkwoord, net als je juist niet werkt.'t Was voor Moeder niet gemakkelijk de kleineopstandige te leeren zich te buigen voor de nood-zakelijkheid voorloopig die nieuwe namen tOchmaar te gebruiken, zooals 't haar geleerd werd, zij't dan met het veilig achterdeurtje van er gerust overte molten uitmopperen, als 't haar al te raar leek.

TAAL-MOEILIJKHEDEN

1

Een kort poosje later werd zij ingewijd in het myste-rie van zwakke en sterke werkwoorden: nieuwe ver-bazing en nieuw verzet tegen de voor haar natuurlijkongelooflijke willekeur, waarmee gedecreteerd werd,dat 't eene werkwoord sterk, 't andere zwak was.Dadr moest Moeder noodig weer aan te pas ko-men, vond ze en thuis vloog ze de trap op omzich over dit nieuwe intellectueele onrecht met klemte beklagen, maar — bij de deur hoort ze, dat Moederaan 't zingen is; een van haar oude bravoure-stukkenis 't, met voile stem-uitzetting dus en zwaar accom-pagnement : op 't dochtertje maakt 't vast voor alleseen indruk van „lawaai"; ze wordt er zelf stil van;maar dan trekt ze ineens de verbindingslijn tusschendit lawaai en haar sterke werkwoorden-probleem entriomfantelijk roept ze uit: „Nu zal ik 't nooit meervergeten, dat „zingen" een sterk werkwoord is."

54

Page 59: MIJN EN DIJN - dbnl

TEGENSTELLINGEN

Page 60: MIJN EN DIJN - dbnl

TEGENSTELLINGEN

Mathilde zit in haar poppenhoekje met op schootSuusje, de „liefste van alle popper'''. Zoo noemt zehaar altijd zelf, maar niemand zou dat nit gelooven,want Suusje wordt behandeld op een manier, waarde meest ouderwetsche opvoeder nog even voorteruggedeinsd zou zijn. Suusje wordt beschuldigdvan de ergst denkbare misdrijven en op Suusje's on-vermijdelijk zwijgen volgt een blijkbaar even onver-mijdelijk verkeerd-uitleggen daarvan. Suusje wordtdoor-elkaar geschud en geslagen, zoodat zelfs haarweinig-brooze poppenleven gevaar loopt en einde-lijk wordt ze met 'n ruwe smak in 't wiegje ge-smeten : „En daar moet je nu den h&len dag inblijven." En met een triomfantelijk gezichtje van:„Ziezoo, nu heb ik je klein", stapt 't poppenmoe-dertje weg van haar gruwzaam kind.Ze is niet alleen geweest gedurende deze straf-oefening. Bennie en ik waren ook in de kamer enonwillekeurig zeg ik tegen m'n jongen, bij wien ikwe! eens vergeet, dat hij eigenlijk toch ook nogmaar een kleine jongen is:„Wonderlijk toch, he, Ben, dat ze zoo doer. Zoojets ziet ze toch nooit thuis en heeft ze nooit zelfondervonden."Maar Bennie antwoordt: „Vindt je dat zoo won-derlijk, Moeder? Nee, dat is juist heel gewoon.Juist omdat ze zoo'n liefderijke moeder heeft, spêêltze een liefdelooze — dan heeft ze 't allebei.

56

Page 61: MIJN EN DIJN - dbnl

KERSTMIS

Page 62: MIJN EN DIJN - dbnl

KERSTMIS

Ben was nog maar een paar maanden en zijn we-reldje werd nog begrensd door de zachte zijkantenvan zijn wieg, toen het Kerstmis werd, en moeder,die Naar heele eigen Leven gewacht had op eenKerstfeest, kOn nu niet Langer wachten en op Kerst-avond brandde er naast de wieg een klein boompjemet stil-stralende kaarsjes. Het jongetje met zijnsterre-oogen keek er naar.Dit was Bennie's eerste Kerstfeest.Daarna heeft tot nu toe elk jaar de boom gebrand,maar elk Kerstfeest droeg zijn eigen Stempel en L'bracht vaak in scherpe omlijning naar voren deinnerlijke veranderingen van een heel voorbijge-gaan jaar. De eerste paar maal werd de boom voorBennie allêén ontstoken, en langzamerhand was hetvan enkel een mooi kijkspelletje al geworden toteen luisteren-OOk naar het verhaal van de herder-tjes, die de Ster hadden gezien en het Kindeke gin-gen zoeken, hetzelfde Kindeke, dat voor Ben eenvertrouwd figuurtje al was, dat hij dagelijks zag opde mooie Rafael-reproductie in de slaapkamer.Toen kwam het jaar, dat naast Ben een klein zusjemee-keek naar de straal-lichtjes aan den boom endat was meteen 66k het jaar, dat wij verhuisdvan ooze afgelegen woonplaats naar het oude fa-milie-centrum cièên sail Kerstfeest vierden, maarom onzen brandenden boom een heele schare vanbroers en zusters, neefjes en nichtjes verzameld za-

58

Page 63: MIJN EN DIJN - dbnl

KERSTMIS N.,21.1161MILIMM40.2110011111.1211.1..,

ReligallEadarigartik'71

gen. Dat was een vreugde-op-zich-zelf, maar 't wasof de luidruchtigheid van het samenzijn elke Kerst-klank overstemde en in mijn hart neep de spijt, datdit Loch zoo moeilijk was, om met velen samen tezijn en om dan samen stil te wezen. 1k keek eensnaar Ben en merkte, dat hij, weg van de anderen,alleen zoo'n beetje om den boom heendraaide, —en 't was mezelf niet duidelijk, of ik daar blij omwas of niet.De gasten en gastjes gingen weg en bij ons bleefalleen Bennie's oude stille grootmoeder, door wierLeven al zoovele Kerstdagen waren heengegaan.En ineens 4— was zij het, die er de wijding aangaf? daalde de wijde Kerststemming over onsneer; en het hinderde niet, dat de lichtjes aan denboom al gedoofd waren en het stoorde niet, datzusje hongerig en ongeduldig met haar lepeltje ophaar bord timmerde — het was Kerstmis, nu paswas het Kerstmis en mijn jongetje kroop dichtbij me en ik las het oude geboorte-verhaal voor,heel langzaam, dat Ben het zou kunnen volgenen 66k misschien „alle deze woorden zou bewa-ren in zijn hart."Toen sprak de oude grootmoeder: „Dit was hetbeste van den heelen avond", en nooit heb ik mijhooger geprezen gevoeld.„Moeder”, zei Ben bij het slapen-gaan, „nu we-ten we, hoe we Kerstmis niet moeten vieren en

59

Page 64: MIJN EN DIJN - dbnl

,s0;;;; KERSTMIS

hoe wêl, he? Het moet altijd zoo stil wezen alsnu op 't laatst!"

* *

En zoo is Kerstmis daarna „stil" bij ons gevierd, elkjaar weer, en Been jaar hetzelfde, want de kin-deren groeiden en wij groeiden en al verder durf-den we met elkaar kijken, Over het vreugde-mo-ment been naar wat volgen zou. Het was Ben zelf,die de eerste barge schrede deed: „Moeder", zeihij op z'n alleronverwachtst — op een keer, vlakvOOr Kerstmis, toen hij mij bezig zag de boekenbijeen to zoeken, waaruit ik zou voorlezen — „Moe-der, ik vind 't niets prettig, als je voorlezen gaat,hëêlemaal niets prettig, want ik wil er niet vanhooren, heelemaal niets; ik weet wat je erme van zou kiinnen vertellen en ik wil 't niethooren."Ilc begreep er niets van, behalve dit, dat hier veelachter lag en dat deze grove woorden slechts eendekmantel waren dat ik dus niet moest afkeu-ren, nOch dwingen; en ik zei alleen: „Neen, vent,dan zál moeder natuurlijk niet voorlezen." Toenwachtten we beiden: ik op hem en hij op zich zelf.Niet zoo heel Lang duurde het toen kwam onsmanneke dicht bij me en fluisterde: „Moesje, ikkan niet aanhooren, dat ze het Jezuskindje in eenvoederbak van een os hebben gelegd, waar Hij

60

Page 65: MIJN EN DIJN - dbnl

KERSTMIS

't natuurlijk naar en koud heeft gehad. En dan benik zoo bang, om te hooren van dien Koning, diewou, dat het kindje doodgemaakt zou worden —daar hebben andere kinderen me van verteld, enik kan het niet hooren, want ik wil blij zijn opKerstmis."Klein jongetje blij-zijn op Kerstmis, ja, eerst zijnwe dat, kunnen het zijn, als nog heel onbevangenkinderen, maar dan kunnen we het niet weer, heelLang niet, en dan, ja misschien komt er dan eentijd, dat we 't weer wd. kunnen. Maar moest nitvoor hem het eerste tijdperk al worden afgeslo-ten? Zijn woorden spraken duidelijk van verzet,maar ook van een vermoeden-al, dat Been plaatsmeer liet voor de sprookjes-sfeer van het klein-kinder-geloof.„Het Jezuskindje heeft het koud". We hebbenhet hem niet tegengesproken, het heeft zelfs ge-staan midden in het Kerstverhaal, zooals ik het datjaar deed en zooals hij er toen Loch naar luiste-ren Wilde.En het is me, of ik het Kerstfeest gëën onrechtaandoe, met het zoo te laten worden, dat wij, be-ginnend bij de stralende geboorte, elk jaar onzegedachten wijder vlucht gunnen en ze toestaan inKersttijd 66k te naderen tot wat er geleden engestreden werd in dit Heilig Leven.

61

Page 66: MIJN EN DIJN - dbnl

PASCHEN

Page 67: MIJN EN DIJN - dbnl

PASCHEN

1 Heel van zelf was het naar de volledigheid toege-1 groeid en na het geboorte-verhaal was het levens-

verhaal gegeven en toen de vraag kwam: „Hoestied Hij?'' was het antwoordgeweest: „Aan hetkruis.''Ik weet niet, wat mijn kinderen daar bij gedachthebben: zij hebben niets gevraagd en ik heb niets

o1 meer gezegd. Misschien hebben zij aansluiting ge-5 vonden an tOch al geziene of gehoorde voorstel-

lingen — misschien ook hebben zij toen het eigenbeeld gebouwd, ineens, in strakke lijnen van liefde

1 en pijn.De zekerheid, dat het goed was, kreeg ik bij Ben,toen we, kort hierna, voor 't eerst samen in hetMauritshuis waren. Daar hangt in een van de be-

1 nedenzalen in een stillen hoek, een Kruisafname doorRogier v. d. Weyden. Ik wist het zelf niet meer,had 't anders misschien niet aangedurfd, dit nil alop Ben to laten inwerken. Boven had hij „Simeonin den Tempel" gezien en nu stond hij ineens bier-voor! De overgang was wël groot en groot was

i ook mijn spanning, of ik hem dit toch niet nog had

1k keek naar zijn figuurtje, zooals het onbeweeglijkmoeten besparen.

daar stond, — ik keek naar zijn oogen, die niet af-lieten van wat daar voor hem was, ik keek naarheel zijn jonge gezicht, waar eerbied en deernis aldieper zich in afteekenden — en ik was gerust.

LillaiTA,,n'-'17:_MaZati7,7,- , "---711iiaMESSEENMEMISC zL, ',--- .: 7r17525P.-412EFaTI,

63

Page 68: MIJN EN DIJN - dbnl

wa.=a.m,..=E= ''11....==. PASCHEN„Moeder" — heel zacht klonk het — „hier wil ikeen heeler morgen naar blijven kijken!"„Goed mijn jongen, kijk maar, zoolang als je kij-ken wilt."En weer wendde hij zich geheel tot het machtig-droeve schilderij en wist niets anders meer. Hetwerd natuurlijk Been „heeler morgen", dat hij kijkenbleef, maar lang was het wel, eer hij zich naar mijkeerde en alleen maar zei: „Eaten we nu naar huffsgaan moeder."Bij den uitgang hield hij even stil. 1„Zou je bier een reproductie van kunnen krijgen?"Ik kocht er een en behoedzaam droeg hij zijn schatnaar huffs.„Mag er een lijstje om?"„ja, dat mag. En dan?"„Dan moet het boven mijn bed hanger!"En daar hangt het.Hierna was het niet moeilijk meer om met Paschenzijn aandacht, die er in de klein-kinderjaren op dezedagen allëën was geweest voor Paascheieren enPaaschhaasjes, nit althans voor een deel tobinder aan een andere levenswerkelijkheid, diejuist in haar abstractie het diepst door hem be-leefd werd.Bij Tilly ging het net andersom. Haar verhoudingtot de jezus-figuur was er een van bijna-gemoede-lijke vertrouwdheid: het Jezuskindje was haar ka-

64

Page 69: MIJN EN DIJN - dbnl

PASCHEN

meraadje geweest, aan wien ze, hêël klein nog, heteerst van alien de triumph kwam brengen van „eenhéélen nacht droog te zijn geweest!" toen zehoorde van zijn later Leven werd Hij haar grootevriend — en als ze hoort van Zijn sterven, sterftHij werkelijk voor haar dien Goeden Vrijdag; zoowerkelijk, dat ze zich beroofd voelt van jets heeldierbaars. Dat begrijp ik pas, als zij, na telkensin dien tusschenliggenden tijd gevraagd te hebben,„wanneer 't nu toch eindelijk Paschen is", opPaasch-Zondag met een jubelend stemmetje uit-roept: „Nu leeft mijn Jezus weer!"

5 65

Page 70: MIJN EN DIJN - dbnl

VERJAARDAG

Page 71: MIJN EN DIJN - dbnl

VERJAARDAG

Zou het ons alien zoo gaan, dat wij aan onze kin-deren voor alles dat willen geven, wat wij zelf ge-mist hebben? Het lijkt zoo vanzelfsprekend, zoohoorend bij deze liefde, waarvan meer dan van elkeandere liefde, geloofd wordt, dat zij zich zelveniet zoekt.1k heb geleerd, juist in dit verband, mezelf Andersto herkennen: ik heb gezien, hoe ik, gevend aanmijn kind, in diepste wezen aan mij zelf Wilde geven:de vergoeding voor eigen geleden tekort: aan mijnkind vervulde ik mijn eigen niet-overwonnen wen-schen en de correctie op deze onzuiverheid brand-de zich diep in mijn ziel.

„Bij een verjaardag hooren: een taart met kaarsjesen een versierde stoel en lampions."Waarom zei ik dat toch? Een taart met kaarsjesvind ik eigenlijk vies — een versierde stoel heelgauw stumperig en lampions in een kamer monsterlijk.Nu weet ik 't wel: vroeger, toen ik zelf een kleinmeisje was, waren dat de attributen geweest vaneen „vroolijken verjaardag" en hunkerend ging mijnkinderverlangen er naar uit. Maar 't leven gaf mijweinig vroolijke verjaardagen en nOOit een ver-

sierde stoel of een van de andere heerlijkheden eneindelijk dook de hunkering ernaar weg.Toen Ben een jaar werd, versierde ik zijn kinder-

67

Page 72: MIJN EN DIJN - dbnl

VERJAARDAGstoel met klimopblaren en groote glanzende mar-grieten en zusje vierde Naar eerste geboortefeestin een omlijsting van sneeuwklokjes en dat ging zooverscheidene jaren achtereen en ik dacht, dat zehet allebei prachtig vonden en dat ik alleen maargenoot van him pleizier.Toen kwam de verjaardag, waarop Ben voor z'nmooigemaakte stoel bleef staan, even zacht met z'nvingertje streelde Tangs de bloemblaadjes en zei:„Ik wou er liever niet in gaan zitten , ik wou debloemen liever niet dood-drukken."Ik voelde me bestraft en zag mijn schuld. De stoelwend opzij geschoven en ik begon iets er van te be-grijpen, dat het mijn dood-gewaande eigen verlangenwas geweest, dat zijn bevrediging had gezocht.Maar aan de volledige erkenning was ik nog niettoe, en klein en stumperig zon ik tegen Ben's vol-genden verjaardag op een compromis: zijn zorg voorde bloemen zou ik natuurlijk eerbiedigen, maar eenversierde stoel moêst hij hebben en ik tuigde sma-keloos en armzalig zijn stoel op met papieren ster-ren. Ik zag hoe leelijk het was, maar miste den moed,het heelemaal aan mezelf te verbieden.Ben kwam binnen, zag dadelijk de stoel in zijnhinderlijke opzettelijkheid en barstte uit : „Ik gaer niet in. Ik dank je wêl, ik wil er heelemaalniets weer van weten, van dat pare kinderachtigegedoe."

altiMMIIIIMINMENNAMESERIAAMOSIMMUMPLEVIROMERIMI

68

Page 73: MIJN EN DIJN - dbnl

VERJAARDAG

In weerwil van mezelf kwam de bekentenis overmijn lippen:„ID, Ben, moeder heeft nooit een versierde stoelgehad, toen ze klein was, en er altijd naar verlangd,en jij versmaadt 't." Dadelijk was mijn kereltje bijme : „Vin jij 't zoo mooi, moesje ? Dan zal ik erwel in gaan zitten hoor!" En ineens zag ik ons zoo-als we daar waren: ik de kleine, hij de groote ensterke, ik, die gdën of stand kon doen, hij, diebereid was tot het offer en op dat moment zettezich mijn oude nooit vervulde kinderwensch om inbeter en breeder begeeren.De droefheid, die in niet-overwonnen zelfzucht eerstnog in mijn keel gekropt had, vlôöd en het waswerkelijk in voile en guile oprechtheid, dat ik zeg-gen kon: „Nee baas, ik begrijp 't ineens allemaalhoor! En jij both zeer zeker op joil feest niet tezitten in een stoel, die jij raar en leelijk vindt."—„Maar de lampions wil ik wel hebben, Moeder, datvind ik prachtig — en dan voor elk jaar een lampion."Geen versierde stoel — en yid acht helkleurigelampions, die op den al vroeg-donkeren Augustus-avond onze huiskamer in een eigenaardig oranje-rood licht hulden, en die ik nu zeker wist alidënmooi te vinden, omdat ze schenen over de vet-rukte gezichtjes van onze kinderen.

69

Page 74: MIJN EN DIJN - dbnl

ci)

0 0 til

rai)

U..

.0144 .u

..tra

1..ta

raza

em

als

ora

kata

llilla

M0.1

1.1

1.0

11446.0

10141.1

10

Page 75: MIJN EN DIJN - dbnl

SCHOOLFEESTIlk",=WIC—S,SMOIX.S.117.ASSIMMOUNOLLAWagt."

Een van de laatste middagen vOOr de groote va-cantie begint, zal er een schoolfeestje wezen, allekinderen zullen er komen en op den ochtend vanden grooten dag krijg ik een boodschap of ik óóker bij wil zijn. Als Ben en Tilly om 12 uur thuis-komen, zeg ik 't hun: „Vinden jullie 't niet fijn voorme, ik mag straks öök op het feest komen!"Een oogenblik kijken ze allebei even verbaasd, danwordt de uitdrukking op Ben's gezicht donker enbijna afwerend zegt hij : „Ik vind er tóch al nietveel an, aan zoo'n f-d-ë-s-t (en 't woord wordt toteen kleverige gemelijkheid uitgerekt), maar als jijer bij bent, is 't misschien nog akeliger." „Och vent,je zult niet zoo heel veel van Moeder merken."„O, alsjeblieft, doe dat tenminste en zorg, dat jeniet naar me kijkt, Moeder, en je heelemaal nietmet me bemoeit."„coed kerel."1k begrijp hem wel: hij kan nog steeds niet detwee sferen van school en van huis, voor hemzoo sterk onderscheiden, in elkaar laten schuiven,en zoo is ,,Moeder op school" een anomalie, waarhij nooit raad mee weet. En dan dat „feest", datgevierd moa, zooals een opgaaf moèt worden uit-gewerkt en dan nog wel een, die altijd verkeerduitkomt....Ik kijk eens naar Tilly: stralend staat haar snoetje:„DO1, dol moesje! jij óók? Trek jij OOk je mooie

W 17- =PA, -1.-'=-711=ZMIEZMWOMZETWIMITIM7S2aa.;....

71

Page 76: MIJN EN DIJN - dbnl

SCHOOLFEEST

jurk aan? En dan met die mooi kleuren bij mijnjurk, want ik ga telkens vlak bij je komen op 'tfeest, dan kunnen alle kinderen zien, dat jij mijnmoesje bent." „Goed vrouwke, we zullen voor eenprachtige kleuren-combinatie zorgen boor! — enBen, trek jij straks even een schoone blouse aanen Beef je harden een flinke beurt, wil je?"Ben antwoordt niet. Als hij antwoordde, zou 'tzeker „neen" zijn en ik weet, dat zijn stilzwijgende milde tusschenweg is tusschen zijn absolute wei-gering, die hij wel voelt, dat in Been verhoudingtot het gevraagde staat en de eenvoudige toestem-ming, waar hij zichzelf, door z'n felle tegenzin in't heele geval, niet toe krijgen kan.Order de koffie neemt Tilly de leiding van 't ge-sprek en de tijd is te kort om klaar te komen met't opsommen van alle heerlijkheden, die ors dienmiddag wachten en waarvan zij de toebereidselenop school gezien heeft.'t Is dan ook zOO iets prachtigs: de lokalen zullenversierd zijn, en de groote meisjes zullen zëlf theezetten en 's morgens waren ze om beurten een poos-je uit de klasse weggeweest: „Zie je moeder, om-dat elk kind mee mocht helper Bakken!" En danheeft ze gezien, dat er large tafels aaneengeschovenzijn, die gedekt zullen worden met kleine bordjesen glaasjes en de gebloemde kommetjes stonden alvol kersen! 0, 't zal zoo heerlijk wezen!

72

Page 77: MIJN EN DIJN - dbnl

SCHOOLFEEST 0.100immommiewson

I

Als Tilly en ik onze „bij-elkaar-kleurende" jurkengaan aantrekken, roep ik Ben toe, zich nu ook evenop te knappen.Nu de bedreiging naderbij komt, schiet zijn zelf be-heersching er bij in en het neen, dat hij zoopasnog terughield, nu ontsnapt 't hem en 't is bijnaeen kreet van pijn:„Och neen, neen Moeder, laat me maar zoo gaan,als ik dan al gaan moet. 1k vind zoo'n feest zooiets verschrikkelijks, met al die kinderen en al datleelijke lawaai — ik kán me er heusch niet mooivoor gaan maken.„Neen, vent, niet mooi, alleen maar schoon, zOO,dat je niet stoort in een omgeving van feestelijk-heid : je moet geen vuile vlek wezen."Dat beeld schijnt hem te treffen, en hij stemt toein de schoone blouse en de bewerking met de na-gelborstel. Maar even moet hij toch nog wat vra-gen: „Wddrom moet ik toch eigenlijk naar dat feest,dat voor mij geen feest is P'„Ik geloof, dat het goed is, als je gaat vent, al-leen al hierom, dat 't niet goed is om je of te kee-ren van alles, wat je moeite kost. je hOOrt bij dezeschool, bij deze kinderen, en dus ook, als die schoolfeest viert. En voor jou is er dan misschien watanders te doen vanmiddag dan „feest-te-vieren" —misschien kun "je helpen!Nu is zijn verzet opgeheven en hij gaat zich ver-

FEMMIMIZET.t1,7.7,7,49117-17.71.27:-A-1091:rintiireETIC:r_

73

Page 78: MIJN EN DIJN - dbnl

SCHOOLFEEST

kleeden. Even later, fang voor ik met Tilly klaarben, hoor ik zijn „d-a-a-g" door huis schallen en.door 't open raam klinken zijn weg-stormende jon-gensstappen op straat.

Het schoolfeest is in vollen gang. We hebben onzebeloften gehouden: Mathildeke heeft haar vrien-dinnetjes stuk voor stuk bij me gebracht en haarhulde voor haar Moeder opgeeischt, en telkens alsze bij 't langs komen 't ook maar even kon, heeftze een kusje gestolen of een aaitje me toebedeeld.Het allergrootste deel van den tijd heb ik Ben nietgezien en ik heb ook niet naar hem uitgekeken.Toch is hij me op twee momenten onder de oogengekomen. De kinderen hadden met elkaar een grOOtekring gevormd en bewogen zich al zingend handin hand in een vroolijken ronde-dans: buiten dekring, met z'n hander in z'n zakken, liep, tegen demaat in, heelemaal alleen.... Ben. En zoo oneindigdroef en hulpeloos was dat eenzame kinderfiguurtjetusschen al die feestviereftde kameraadjes, dat allesin me er mij toe dreef om naar hem toe te gaan,hem te nemen in mijn armen, waar hij veilig zouzijn voor de wereld, en niet alleen, maar ik hadbeloofd me niets aan hem gelegen te later liggenen bovendien, het is Loch de bedoeling dat hij zijnplaats leert vinden in de wereld en tusschen demenschen en zijn moeder mocht de strijd, die ge-

.AUZIMMEE= 2.22

74

SPSZNACIMARMINS/M30,..411r..gradr.66.1335,4,55,,

ERIZIMIXO=MIZMZSZCEM

Page 79: MIJN EN DIJN - dbnl

SCHOOLFEEST

streden mOest in deze schuwe kinderziel, niet eigen-wijs en kortzichtig ópheffen, vOOr dat die ziel erhaar zegen uit gewonnen had.De moederliefde moest sterker wezen dan het moe-derinstinct, en ik moest 't kunnen aanzien, dat erleed was voor mijn kind, en zoo bleef hij „al-lëën”, naast de velen, die „samen" waren.

**

De kring is verbroken en druk babbelend en stoeienddringen de kinderen door de deur, die toeganggeeft tot 't andere lokaal, waar de lange tafels ge-dekt staan. Ik volg, en 't eerste wat ik zie, is Ben,

maar hoe 'Anders dan daarnet : hij zit op zijn hur-ken op den grond en houdt wijd-uit zijn armen vooreen hêël klein jongetje, dat op hem toegerend komt,zich juichend laat vangen, om losgelaten, 't spel-letje opnieuw te beginnen, telkens weer. Ben's ge-zicht drukt de innigste teederheid uit, zooals ookhet gebaar van zijn uitgespreide armen er een isvan bijna ontroerende ontferming voor dit kleineen zwakke, wat hem op dit oogenblik noodig heeft.Nu praten ze even samen, Ben en het kleine jon-getje ik kan niet hooren, wat ze zeggen, maareven later zie ik Ben met 't kereltje aan de handnaar de tafels gaan, waar de kinderen bezig zijnzich langs te scharen ; zoekend glijdt zijn blik overde verschillende stoeltjes, die nog leeg zijn; daar

--;75

.74

Page 80: MIJN EN DIJN - dbnl

9/61111.1117,..,r1.1Urr .V.MI.MINI/16,1!rof NERIMPIRIMMOrallIMPIMMIRMS,

SCHOOLFEESTgrMERVANSEENSUEVINEW

heeft hij het goede blijkbaar gevonden: een 11.66gstoeltje, waar z'n klein vriendje prettig in zal kun-nen zitten, en hij brengt hem er, hijscht hem erop, wijst hem op de bloemetjes om zijn bordje enschuift 't bakje met kersen tot vlak onder zijn be-reik. Het kleine jongetje is volledig geboeid doordeze heerlijkheden en zijn aandacht glijdt wèg vanBen en concentreert zich geheel op de begeerlijkeen tastbare lekkernij.Hoe zal Ben hierop reageeren, denk ik, en ja, ikzie 't: „nu gaat de zon weer onder" voor hem, maarde naglans van het warme Licht blijft toch op z'ngezicht, op heel z'n wezen en ik voel me door ditkleine voorval zoo wonderlijk getroost, en tot nieuwvertrouwen gesterkt, dat ik hem voor de rest vanden middag met Been enkele gedachte van zorgof angst meer volg.

Als we alle drie weer thuis zijn en napraten overhet voorbije feest, klimt Tilly bij me op schoot engenies alles nog eens na, ook de zoentjes en aai-tjes, die ze moeder daar heeft kunnen geven: „Zieje, moetie, ik houd toch altijd en overal z$56 ver-schrikkelijk veel van je."Nu duvet Ben z'n krullebol tegen me aan en fluis-tert: Ik ook boor moeder, alleen doe ik het meestal

liever draadloos I"

76

Page 81: MIJN EN DIJN - dbnl

MEDELIJDEN

Page 82: MIJN EN DIJN - dbnl

,J.I.MFC.r,Aral....Z......,.air-cuasarra,mr.ammarxsvastmmestzemtertwaaansmvvemromzwssry

Laa...14:be.30.5AVral"221i= MEDELIJDEN

Langzamerhand ben ik gaan denken, dat er voormedelijden gëên plaats is in het kinderleven; ster-ker nog: dat het er niet in hOOrt en dat, als het ertOch zich in binnendringt, de gaafheid van zoo'nleventje geschonden words.Dat is menschelijke waarneming en machtig staatdaarnaast de erkenning, dat „gaafheid" niet degrootste eisch is en zeer zeker niet de uiteindelijkevoor een groeiend leven. Maar ik geloof, dat we Ivoor het kind het kleine kind — wël de gaaf-heid mogen vragen, omdat de breuk misschien paswaarde heeft in het leven van wie bereid was tebreken. En als ik denk aan den ontwikkelingsgangvan medelijden, dat is: het leed van anderen onder-gdan, maar hulpeloos, tot aan de eigen ver woes-ting toe — tot deernis, dat is: het erbarmend „begrijpen" van het leed en zijn plaats in het leven enhet vinden van het groote troostwoord vanuit heteigen stil-geworden hart, dan voel ik, dat wij vanhet jonge kind gêën van beiden mogen vragen, vanhet grootere kind pas het ontluikend medelijden enbij den volgroeiden mensch eerst mogen hopen opiets van deernis.Nu zie ik weer voor mij mijn heel kleine jongen,die op 'n dag met mij naar 't strand was geweest,juist (bar, waar een schelpenvisscherspaard, moeen afgebeuld, telkens en telkens weer de moei-zame tocht met den veel te zwaren last door het

V-1,-310Z-ZEVANI

78

Page 83: MIJN EN DIJN - dbnl

MEDELIJDEN r .,1-7171,7w.i.-1-::=2.331=21KOSCHIEDMIN=

mulle nand moest doen. Toën had hij er wel naargekeken, maar niets gevraagd, niets gezegd. Eenpaar dagen later stelde zijn vader hem voor, omsamen naar zee te gaan:„Ja Vader, dat wil ik wel, maar niet naar die plek,waar ik met Moeder laatst ben geweest."„Waarom niet?"„Daar was zoo'n arm moe paard ik kon er nietvan spelen."„Misschien is 't er nu niet vent."„Dat helpt niet Vader, ik zal op die plek altijddatpaard tOch zien."Het eerste medelijden had bij hem aangeklopt —maar hij was er nog niet klaar voor — en hij weeshet terug.Heel lang heeft 't bij hem geduurd, eer hij het wer-kelijk en volledig toe liet in zijn hart en hoe mach-

' tiger her werd, hoe feller het verzet ertegen enhoe schrijnender naar buiten toe de strijd tusschende twee.

* *

't Kleine zusje is dikwijls ziek en kent bovenmatigveel pijn. Gelijk zoovelen, die veel lijden, is zemeestal heel dapper en fleurig eronder, maar eenenkel keertje wordt 't haar wel eens te machtigen dan is 't hartbrekend haar kinderklachten aante hooren.

i'.7M`r.rAWSWINIMEM7115WAVAIMEM7S.703,1467,f9 r `,'

79

Page 84: MIJN EN DIJN - dbnl

MEDELIJDEN

Maar Ben wit en hart niet laten breken. Hij merktwel, hoe zusje klagelijk built en wij, die geleerdhebben zijn ziel van zijn gezicht of te lezen, ver-staan de beteekenis van die strakgesloten lippenbij hem en die vlam-roode kleur ineens.Maar hij wit nog steeds niet buigen voor de nieuwezacht-sterke macht in zijn leven r en vanuit deopperste worsteling breken deze radelooze woor-den zich baan:„Ze is niet ziek, ze heat geen pijn, ze stelt zichaan, — toe Moeder, wees er toch niet zoo bedroefdom." Op dat oogenblik heb ik haast meer ver-driet om hem dan om het zusje, dat eerlijk ziekis. „Neen manneke, ze stelt zich niet aan, zehégt pijn en we kunnen haar allëên helpen, alswij dat ook willen zien: dan kunnen we misschienhaar pijn met haar mee-dragen en dan ook misschienvinden we ineens lets, waarmee we haar helpenkunnen. Je moet haar pijn durven mee-lijden, Ben!"

* *

Ze zijn maar net voorbij de dagen, dat Tilly ziekerwas dan ooit te voren, en fel is nog de herinnering er aan. Ben was 66k ziek geweest, 66kerg, maar hij was toch alweer zoover, dat hij Op

zat in bed en zich beter voelde worden, toen zusjede ontzettende dagen en nachten doormoest, waar-in een niet-aflatende pijn haar kleine lichaampje tot

80

A

Page 85: MIJN EN DIJN - dbnl

MEDELIJDEN

op het uiterste afmartelde. 0, de ellende die daarin dat kleine bedje geleden werd, — al die einde-looze uren, onafgebroken door. — En dat maakteBen mee, mOest hij meemaken, omdat ze geen vanbeiden naar een andere kamer mochten gebracht.In die dagen is 't geweest, dat ik hem heel hetzware geestelijke proces heb zien doormaken, van:eerst het verzet, waarbij hij, met de vingers in z'nooren en 't gezicht wèg in de kussens, probeerdeto ontkomen aan zijn bonzend medelijden, toen vande overgave: Been tranen, maar een doodsbleek,diep-bewogen gezichtje, en handen die, bevend vaneigen zwakte nog, poppetjes knipten en aardigefiguurtjes, die dan toegereikt werden aan het half-bewustelooze zusje — en als haar kleine vinger-tjes het onbegrepen geschenk in duizend fladder-stukjes plukten, alleen maar de angstige woorden:„Moeder, is ze zoo ziek?"„Ja jongetje, zoo heel hëël. ziek."En door al mijn diepe bezorgdheid om het kleinekindje been, moist ik, hoe nu voor 't eerst onzejongen het Teed van een ander recht in de oogendurfde zien.

Heel langzaam aan is zusje beter geworden, maarze ligt nog aldoor in haar bedje, terwij1 Ben allangweer op is en terug in 't gewone Leven.Op 'n avond, dat Tilleke maar niet in slaap kan

smenessenstaimmomas

6 81

Page 86: MIJN EN DIJN - dbnl

MEDELIJDEN

komen en onrustig been en weer woelt, gaat heelzacht en voorzichtig Ben naar haar bedje toe: zijnvuile jongenshand o hij had wel tiemaal vuilernog mogen wezen, 't was een zegenend handje —legt hij met een onuitsprekelijke teederheid overzusjes oogjes en met een heel nieuwe klank in zijnstem hoor ik hem zeggen: — Kleine piepmuis, doeje oogjes dicht, zoo — mijn hand leg ik er over,zoo.... ga nu stil slapen, kleine, kleine piepmuis.Zou bier al jets van de deernis wenken, heel heelin de verte?

82

Page 87: MIJN EN DIJN - dbnl

SINTERKLAAS

Page 88: MIJN EN DIJN - dbnl

SINTERKLAASUit mijn eigen kinderjaren herinner ik 't mij zoo:een groot geloof aan een alwetend heilige; eengeloof, dat stradlde heel het jaar door, van 5 Dec.tot 5 Dec., een geloof, dat niet bespot werd, om-dat er om mij heen niet waren oudere broers ofzusters, noch kameraadjes, die 't al beter wisten.In mijn heel eenzaam kinderleven heeft Lang datgeloof zich staande gehouden, 66k nog, toen eral zoo iets als kritiek begon te komen op de da-den, die door het kinderhart toch wel even an-ders waren verwacht. Maar — hij was heilig en ikWilde gelooven. Tot de alles vernielende teleurstel-ling kwam en mijn dierbare heilige van zijn voet-stuk sloeg : ik heb hem nog, dien met bevende let-ters (graOte, toch duidelijke letters waren het 66k,want ik moest het zelf kunnen lezen!) geschrevenbrief, waarin mijn heilige met booze menschen-woorden schreef, dat hij mij oversloeg dit jaar: ikwas te stout geweest; en van zelf-komen was heele-maal Been sprake: hij zou ziek worden, als hijmij zag!Leed, dat achter ons ligt en zijn goed werk aanons gedaan heeft, krijgt een klare, onpersoon-lijke tint en doorlicht ons later denken en voelen.Daarom geloof ik, dat een moeder of wader nietdankbaar genoeg kunnen zijn voor wat zij aaneigen verwerkt kinderleed in hun verder Leven mo-gen meedragen.

,21.171.110.17-,10,

84

Page 89: MIJN EN DIJN - dbnl

SINTERKLAAS

1 Deze wrekende Sint Nicolaas, deze goede heilige,die wècl bleef, juist toen 't zoo heel noodig was,dat hij kwam, om aan de groote menschen uit teleggen, dat het kind niet zoo stout was als zijdachten — deze vriend, die mij alleen liet waarik zoo vast op zijn steun vertrouwd had.... watmoest ik &armee beginnen?1k weet nog de haast ondragelijke pijn van dienlichtloozen Sinterklaas-avond, pijn, waarvoor ik ein-delijk vluchtte in de minst wreede oplossing : datSint-Nicolaas er niet was, er nooit gew&st was.Maar met het weten van het niet-bestaan van Sin-terklaas, kwam onverbiddelijk óök het weten vanhet wêl bestaan van veel anders, dat leelijk wasen boos en waarop je niet vertrouwen kan. Zoozag ik het toen en het heeft een heel tijdperk vankinderwanhoop voor mij beteekend. Maar de wan-hoop sleet uit en in mijn volwassen leven droeg iker alleen van mee het diep besef van de plicht omtegenover de eigen kinderen hoog te houden deeerbied voor hun geluksmogelijkheden — en omwaar jegens hen te zijn.Het vriendelijke verhaal van den heiligen Nicolaas,die vroeger geleefd had, paste wonderwel in hetteere droomleven van ons klein jongetje en hij zelfbouwde de brug van den onzienlijken kindervriend-van-vroeger naar het Sinterklaas-feest-van-nu: vande eene realiteit naar de andere.

85

Page 90: MIJN EN DIJN - dbnl

SINTERKLAAS

Dagen van heerlijke voorpret waren er, als we sa-men pakjes maakten voor andere kinderen. Dan,op den avond ervOOr, was 't haast, of het kind zichinspon in de kleurige draden van het oude legende-weefsel; dan boende het en schuurde het met eenernst, als gold het een heilige handeling, z'n kleineklompjes, tot ze 't waard waren om 't roggebroodte bevatten, dat voeden moest het paard van Sin-terklaas.En ook heel den volgenden dag, onder het aan-vaarden, het dolblij aanvaarden, van zijn cadeau-tjes, hield hij toch vast die stemming van haastgewijde feestelijkheid: hij bleef op de brug en debrug brak niet.Later, toen hij 't beter zeggen kon, vroeg hij, omvooral op den dag zelf hem niet te vertellen vanwie hij elk cadeautje had: „Morgen zal ik 't zelfwel probeeren uit te vinden, maar vandaag wil ikdenken, dat ik alles van Sinterklaas heb."Nu is hij heel wat ouder al: de verhoudingen derwerelden in hem zijn zich sterk aan het wijzigenen daarmee natuurlijk ook zijn houding voor enop Sinterklaas. De verwarrings-mogelijkheden zijnvoorgoed voorbij ze zijn er voor hem eigenlijknooit geweest.Naast 't jongetje is een klein zusje gekomen, dateen paar jaar lang, wat er ook om haar been ge-beurde, van het heele Sinterklaasfeest zich niets

86

Page 91: MIJN EN DIJN - dbnl

SINTERKLAAS

1aantrok, voor het moment van pakjes-krijgen wasaangebroken. Wij waren er een beetje verwonderdover, een beetje teleurgesteld.„Maar ze is tenminste OOk niet bang" zeiden wetegen elkaar. Toen ze 4 jaar was, plotseling eengroote ommekeer. „Ik ga allerlei maken voor demenschen, voor Sinterklaas", verkondigt ze heelplotseling. „Dus dat weet ze", concludeer ik..Ze heeft ên enthousiasme, en energie en daaraandankt ze opzet en voltoofing van een heele reeksknutselwerkjes.Midden onder ingespannen arbeid op 'n middagineens deze opmerking:„Ik zal maar heel lief zijn, anders krijg ik niks!"Ik schrik even van deze antieke opvatting van „voorjets hOOrt lets" bij ons klein meisje, wier leventjewij niet gewoon waren met lokmiddelen te besturen,maar ik zeg alleen: „Och peen, cidarom hoeft 't niet."„Krijg ik dan toch cadeautjes? als ik niet lief ben ook?"„Ja vast wel, 't is een cadeautjes-feest en daarhooren alle kindertjes bij."„Fijn!", zegt ze met 'n stralend snoetje en besluitbepaald bij zich zelf, nu eens hëërlijk stout te zijn,een soort heerlijkheid, waarin zij „fijnproeft".Hier bezwijk ik even voor de oude verleiding omte moraliseeren en ik zeg:„ja, maar misschien heb je wei veel meer pleiziervan je cadeautjes, als je lief bent!"

;,21ffteM,,

87

Page 92: MIJN EN DIJN - dbnl

SINTERKLAASMINIMISMIUMMinta..

„Neen", is 't zeer nadrukkelijk antwoord. „Ik ganiet lief zijn en toch cadeautjes krijgen! Fijn, fijn."Nu denkt Ben aan een andere mogelijkheid envraagt fluisterend, of ik van plan ben haar extraveel to laten krijgen, joist als ze niet lief is; de dub-bele ellende van en niet-lief-zijn en Been-cadeautjes-krijgen zal 't zusje zeker niet worden opgelegd, maar't kon wel Bens wezen, dat moeder vond, dat je alseen snort van compensatie voor het gebrek aanliefheids-geluk, een extra portie cadeautjes-gelukmoest hebben, en met die opvatting zoo zoo in hetconcrete geval zijn jongenshart niet mee kunnengaan.Maar moeder was 't heelemaal niet van plan: zeWilde niet beloonen, niet straffen, niet vergoeden.Ze Wilde alleen voor haar kinderen de mogelijk-heid van een onbelemmerde vreugd, onbelemmerdtenminste door row betweterig menschen-doen.0, dat we toch inzagen, dat we moeten Aflatenvan de rust, Aflaten van de vreugde en van dedroefheid van onze kinderen.Het roekeloos ingrijpen met belooning en straf,dikwijls dwars tegen het Leven en zijn wijsheid in, wemoeten er ons van leeren zuiveren. Zelfs met detroost moeten we zoo heel voorzichtig wezen: ikgeloof, dat ook het kinderleed aanvaard moet worden en dat wij ons kind den zegen niet mogenonthouden van den volledig uitgevochten strijd.

88

Page 93: MIJN EN DIJN - dbnl

SINTERKLAAS -1.0.n.s.awasmns.Maar wij mogen niet de kunstmatige verwekkersvan hun Teed en strijd zijn en allerminst mogen we,zelf de roekeloozen, de verantwoordelijkheid schui-yen op een „heilig man, die alles weet", een con-glomeraat van leugens.

Laten we onze kinderen toch niet bang maken : deangst-boeien zijn misschien wel de meest onver-brekelijke.Mathildeke scheen dit jaar ook ergens gehoord tohebben: „Pas op, als Sint 't merkt, ga je in denzak van Zwarte Piet!" en het kindje, dat ik nog

I nooit bang had gezien, voelde voor 't eerst de angst-schaduw over zich vallen. Het er rustig tegenoverstellen van de waarheid hielp niet voldoende.alf heeft ze 't ten slotte toch „klaar" moetenmaken en klaar kunnen maken. Met een bevrijdgezichtje kwam ze me op een morgen vertellen:„Ik heb zoo fijn gedroomd: Er was een Sinter-klaas en hij was niet boos, en er was een ZwartePiet en hij had Oa) zak."Maar ik weet 't wel, hiermee is ze niet uit de grooteverwarring, die er in haar zieltje is, een verwar-ring, die haar gevoelig deed zijn voor de bang-makerij. 1k kan die verwarring niet opheffen, wagen wil 't zelfs niet probeeren: zëlf moet ze er uitkomen en moeilijk zal 't zeker wezen: heel anderszal zij tot de waarheid moeten komen dan het

89

Page 94: MIJN EN DIJN - dbnl

"'-‘4

SIN TERKLAAS

broertje, die „niet weten wilde, wie hem zijn ge-schenken gaf", om in onbegrepen wijsheid den on-persoonlijken gever te kunnen eeren.Voor mij zijn mijn twee kinderen als vertegen-woordigers van twee menschengroepen. Dezelfdewaarheid staat voor hen : de een ziet haar en zietineens haar kern(hier: de heilige figuur als sym-bool van het zegend Onpersoonlijk geven) en is on-kwetsbaar voor de bedreiging van de leugen —de andere ziet de waarheid 66k in hetgelaat, maarweet, door een heel verschillenden aanleg, niet teonderscheiden tusschen dit aanschijn en de leugen-gezichten er omheen en komt onvermijdelijk in deverwarring, — en het eenige wat ik hier voel temOgen doen is: steeds dieper beseffen de heiligeplicht om rond het kind te scheppen een sfeer vanwaarheid, eerbied en lief de, omdat &kin het zui-verst kan ontbloeien wat waard is meegedragen teworden, het droeve en toch zoo blijde menschen-leven in.

90

Page 95: MIJN EN DIJN - dbnl

RELIGIEUSE OPVOEDING

;

Page 96: MIJN EN DIJN - dbnl

SIBEINEK: RELIGIEUSE OPVOEDING

Ik weet, dit hoort tot de opvoedkundige „proble-men", en men plaatst er zich in „pro" of „contra"houding tegenover, maar begrepen heb ik dit nooit,want verre van het te kunnen aanvoelen als een„probleem", zie ik hier een stuk onvermijdelijkheideven onverbiddelijk naar de zijde van het positieve,als de opvoeder zelf religieus is, als naar den kantvan het negatieve, als de opvoeding in handen isvan iemand, die zich niet bewust is van zijn bandmet het hoogere.Het is niet mogelijk iets te geven, wat men zelf nietheeft, maar even onmogelijk dunkt het me, een zoooverheerschend en alles doordringend gevoel alswaarachtige religie, bij de vervulling van een le-venstaak, die de opvoeding toch is, uit te schakelen.De religieuse ouder, die bovendien geleerd heeft zijnkinderen en hun ontwikkeling te eerbiedigen, diewerkelijk beseft den plicht van niet-ingrijpen en ern-stig wil „wachten", die ouder zal zeker niet voor-barig zijn kind komen verontrusten en storen metgodsdienstige beschouwingen, maar hij zal evenzeker wél en toch zijn kind religieus opvoeden, hijzal niet anders kunnen, eenvoudig omdat hij is,die hij is, omdat zijn eigen wezen een zoo diepe in-nerlijke verzekerdheid in zich draagt, dat zich dieafspiegelen moêt tot in zijn meest alledaagsche woor-den en daden — en „religieus opvoeden" zal daarniet anders beteekenen, dan het kind opnemen in

92

Page 97: MIJN EN DIJN - dbnl

RELIGIEUSE OPVOEDING

de eigen sfeer van groeiend Gods-bewustzijn. Datis het „van-zelve”, het eenvoudige, datgene, watnauwelijks de aandacht voor zich afzonderlijkvraagt, maar onverbrekelijk daaraan verbonden ishet heel zware, heel gecompliceerde, dat wat vanons vraagt: betrachting van hooge deugden: vangeduld en vertrouwen: dat is, wanneer we zoekenmoeten naar onze houding tegenover de reactie vanons kind op wat hij vanuit de sfeer-thuis en van-uit de wereld-rondom in zich opneemt.Want het is zwaar, eerst om niet te juichen, alswas ons kind voorgoed geland aan de veilige kus-ten van het opperste weten, wanneer het, in aan-biddelijke kinderlijkheid, onbewust de diepste waar-heden zegt. Het is hëël zwaar om dan vast te hou-den, dat dit niet blijven zal, zelfs niet blijven mag,

omdat de groei wil, dat de Hemel verlaten zal wor-den en de aarde bewoond.Het was een heel klein jongetje, dat op Vadersknie zat en zOO lief was tegen Vader, dat die zei:„ja he, je hebt toch maar een Vader!" En Coen ant-woordde 't jongetje heel ernstig: „Neen wader: ikheb jou en ons alley Vader." „ja, dat is zoo --, maarik dacht nu alléên aan je aardschen Vader."„Ik denk altijd oak aan mijn Hemelschen Vader."

* *

Nu zegt 't jongetje zulke dingen niet meer, en 't is

93

Page 98: MIJN EN DIJN - dbnl

RELIGIEUSE OPVOEDING

goed geweest, dat wij toen niet al to blij zijn ge-weest — al waren we wd. ontroerd : daaromkunnen we nu misschien de mate van tOch-even-de-teleurstelling temperen, nu de tijd is aangebroken,waarin sterke nieuwe banden hem boeien aan dewereld, die hij nog niet heeft leeren verstaan alsGods wereld.Een paar jaar geleden vond ik hem eens, vër wegde peinzende blik: „Moeder, kun jij me ook zeg-gen, of Maria, toen ze wist, Wie Naar kind was,Hem ook begrepen heeft?"Nu hebben we kort geleden 't volgende gesprekjegehad: Hij had zitten lezen, en kwam met een geer-gerd gezicht bij mij : „Zie je, dat hinders me tochzoo Moeder, in al die boeken, telkens dat: Dankzij Gods lief de, en dank zij Gods hulp."„Ja", antwoord ik, en ik begreep 't nog niet pre.cies, wat zijn bezwaar was „ja, dat vind ik dik-wijIs ook zoo jammer, want 't is meestal een dankenvoor wat wij als eigen klein persoonlijk voordeelondervinden. Het is zoo God meten naar Onze maat."„O ja, dat dan ook maar laat ik het maarineens zeggen: Moeder, ik gelOOf niet aan God!"Ik gaf niet dadelijk antwoord, liet 't diep in mezinken, dit fel beweren van mijn kind — en ik letteop, wat 't me deed. Neen, toch Been pijn, wd hetschelle weten van: juist, nu is hij cldar aan toe. Hijkeek me aan; zei toen, aarzelend: „Vinje 't naar?"

94

Page 99: MIJN EN DIJN - dbnl

RELIGIEUSE OPVOEDING

„Neen Ben. Ik begrijp 't best, dat je dit zegt. Ikboor 't zelfs liever, dan dat je met denzelfden na-druk gezegd zoudt hebben, dat je wël aan God ge-loofde."„Waarom Moeller?"„Omdat aan-God-gelooven zoo iets heel geweldigsis, Ben. ZOO, dat maar een hëêl enkel mensch eigen-lijk het voile recht heeft om dat van zich zelf tezeggen en dan is 't meestal pas na een heelLeven van strijd en twijfel."„Mag jij 't zeggen, Moeder?"„Een heel enkele keer maar Ben, als 't hêël hëèlgoed is met Moeder!"

En nu is het zware, om hem niet weg te haastenvan dit standpunt, hem er niet ontijdig „over-heen-te-helpen", want ook deze ontwikkelingsphase heeftrecht op eerbied en waar wij ons zelf blijven inde erkenning, moet naast ons in gouden vrijheidons kind zich zelf mogen zijn in de Ontkenning.

I En Gods Lief de is er voor ons alien.

412MtEllr..,aa IL'i=1=MW=WW.'_g4WM7=? effl

95

Page 100: MIJN EN DIJN - dbnl

,112;11:5;.''," INHOUDn.•

Mijn en Dijn . . • • • • • • .

Een Vloek . . . • • • • • • •

165 I

De Mondharmonica . . . . . • • . 19

Van den Dood . • • • • • • . 24

Mazelenvacantie . . . • • • • • . 35 ,

Gehoorzaamheid . • . • • • . . 42

Ruiten-ingooien . . • • . . . 47

Taal-moeilijkheden . • • . . . 52

Tegenstellingen . • • • • . 55

Kerstmis . . . . . . . . . 57

Paschen . . • • • • • . . . 62

Verjaardag . . • • • • • • 66

Schoolfeest . . • • • • • • . 70

Medelijden . . • • • . . . . 77

inter . . . • • • • • • • • 83

Religieuse Opvoeding . • • • • • . 91

96

t7i

Page 101: MIJN EN DIJN - dbnl
Page 102: MIJN EN DIJN - dbnl