Mieren zijn de talrijkste en invloedrijkste insec- ten op...

1
‘De mier is in balans, de mens niet’ Edward O. Wilson over de wereldsucces van de mieren Mieren zijn de talrijkste en invloedrijkste insec- ten op aarde. Samenwer- king verklaart hun suc- ces, zegt Edward O. Wil- son die al meer dan zestig jaar mieren bestudeert. Sander Voormolen DE AMERIKAANSE entomoloog Edward O. Wilson (1929) was nog geen tien jaar oud toen hij een passie voor in- secten ontwikkelde. Al gauw spitste dat zich toe op mieren, de tot de verbeel- ding sprekende werkvolkjes die in grote kolonies leven. De liefde voor mieren ging nooit over. Als emeritus aan Har- vard University is Wilson nog altijd in- tensief betrokken bij het onderzoek, en de stroom wetenschappelijke publica- ties en boeken lijkt eerder aan te zwel- len dan op te drogen. Volgende week woensdag geeft Wilson in Leiden de Tinbergenlezing, waarin hij zal praten over de menselijke na- tuur. Het is een onderwerp waarmee hij zich, sinds het verschijnen van zijn ge- ruchtmakende boek Social Biology: the New Synthesis in 1975, steeds intensiever is gaan bezighouden. Hij maakt zich als bioloog en natuurliefhebber grote zor- gen over de destructieve invloed van de mens op de natuur. En al heeft hij het over de menselijke sa- menleving, Wilson trekt graag de paral- lel met de mierensamenleving. De over- eenkomsten, maar vooral de contrasten tussen mens en mier, leveren volgens hem waardevolle inzichten op. Zo begint Wilson in zijn autobiografie- Naturalist uit 1994 het hoofdstuk over mieren met een vergelijking: de 1 tot tien miljoen miljard mieren (10 15 tot 10 16 ) op aarde wegen bij elkaar ruwweg evenveel als de gehele mensheid. En meteen schrijft hij: ‘Een cruciaal ver- schil zit verstopt in deze vergelijking. Terwijl mieren in precies de juiste aan- of Sciences / Antweb.org tallen voorkomen om met de rest van de wereld samen te leven, zijn de mensen te groot in aantal geworden.’ “Mieren hebben minstens 120 miljoen jaar kunnen evolueren”, zegt Wilson aan de telefoon. “Daardoor zijn mieren in balans met hun omgeving. De mo- derne mens heeft slechts 500.000 jaar evolutie achter de rug, en pas 150.000 jaar geleden zijn wij ons vanuit Afrika over de rest van de wereld gaan versprei- den. Wij zijn daardoor niet afgestemd op de rest van de natuur. De mens is niet in balans.” De invloed van de mensheid op de eco- logie is veel ingrijpender dan die van mieren, zegt Wilson. “Een interessante manier om ernaar te kijken is aan de hand van het volgende gedachte-expe- riment. Als je alle mensen op aarde net- jes zou opstapelen, als stammetjes op een houtstapel, dan zou je een berg van ongeveer een kubieke mijl krijgen. Die stapel mensen kun je makkelijk in een canyon laten zakken en dan zou ieder- een verdwenen zijn. Dat stelt eigenlijk niet zoveel voor. “Maar tegelijkertijd heeft de mensheid een enorme vernietigende kracht; de hoeveelheid afval die ieder mens produ- ceert is namelijk veel groter dan wat er in die canyon past. Mieren zijn in veel opzichten even actief in stofwisseling, maar die is ecologisch zeer precies afge- stemd. “Er is eens iemand geweest die heeft ge- zegd dat alle mensen op aarde makke- lijk in de staat Texas zouden passen, en dan zou iedereen een huis met een tuin kunnen krijgen. Natuurlijk, maar ze vergaten daarbij de ecologische voetaf- druk: de hoeveelheid ruimte die nodig is om een persoon in zijn levensbehoef- te te voorzien, de ruimte die nodig is om het voedsel te produceren, het afval op te slaan of het hout te leveren dat nodig is om de huizen te bouwen. “Het blijkt dat elke Amerikaan beslag legt op ongeveer 10 hectare ruimte. Ie- mand in de ontwikkelingslanden heeft een tiende van die ruimte nodig. De mens neemt zelf niet veel ruimte in, maar legt dus een enorm beslag op het land en het milieu.” U stelt ook dat de mens makkelijk ge- mist kan worden, maar dat het leven op aarde niet kan bestaan zonder mieren. Wilson: “Dat is waar, haha. Wij zijn geëvolueerd om te leven in kleine aan- tallen op de Afrikaanse savanne. Ik pro- beer nu niet aan te bevelen dat wij met z’n allen terug gaan en weer zo gaan le- ven. Dat zou niet gaan. “Mieren zijn prachtig aangepast aan hun omgeving. Ze zijn erg belangrijk voor de ecologie van de aarde, want ze zijn niet alleen een van de talrijkste we- zens op aarde, ze voeren ook nog heel veel belangrijke ecologische functies uit. Ze zijn beter dan regenwormen in het losmaken en omploegen van de bo- dem. Ze zijn de voornaamste roofvijan- den van kleine insecten. Ze zijn ook de belangrijkste aaseters op aarde die de dode dieren opeten. Er zijn nog veel meer functies die zij uitvoeren.” Mieren spreken enorm tot de mense- lijke verbeelding omdat zij zoveel ken- merken hebben die wij zelf ook heb- ben; ze hebben legers, landbouw, en- zovoorts. Is die vergelijking terecht? “Het is een parallel, maar het is na- tuurlijk ontzettend verbazingwekkend dat het zo sterk op elkaar lijkt. De reus- achtige aantallen soorten mieren op aarde hebben zich aan bijna elk voor- stelbaar soort landmilieu weten aan te passen. Ze kweken schimmels, oogsten zaden en in sommige gevallen planten ze zelfs zaden, ze ‘melken’ luizen, enzo- voorts. Al die mierensoorten hebben zich in de loop van de evolutie in ver- schillende richtingen ontwikkeld. “Dat zou uw volgende vraag kunnen zijn: wat zouden we van mieren kunnen leren? Ik zou zeggen: erg weinig. Mie- ren zijn de meest oorlogszuchtige schepsels op aarde. Naburige kolonies zijn constant op voet van oorlog met el- kaar. Als ze de kans krijgen moordt de ene kolonie de andere van zijn eigen soort uit. Ze zijn extreem agressief. “Verder bestaan mierenkolonies vrijwel alleen uit vrouwtjes. Mannetjes zijn al- leen nodig voor de voortplanting. Ze maken geen onderdeel uit van de sa- menleving en in veel gevallen wordt ook niet toegestaan dat zij in het nest blijven. Na de bevruchting moeten zij sterven. Ik denk niet dat mensen dat leuk zouden vinden. Ook eten veel mie- rensoorten hun doden en gewonden op. Soms maken ze ook slaven. Ze nemen niet alleen jonge werkers van andere soorten gevangen en laten die voor hen werken, vergelijkbaar met het houden van huisdieren, maar sommige soorten overvallen ook kolonies van de eigen soort, en dat komt neer op echte slaver- nij.” Hoe is een simpel dier in staat tot zo’n complex gedrag? “Het antwoord is organisatie. Mie- ren hebben buiten de mens het meest complexe communicatiesyteem. In plaats van een verbaal systeem hebben zij een chemisch communicatiesysteem ontwikkeld. Door die communicatie wordt het gedrag van de individuele mier zodanig dat het de kolonie ten goede komt. De individuele mier is niet intelligent, ze zijn niet intelligenter dan bijvoorbeeld solitaire wespen, maar door verdeling van de arbeid lijkt de ko- lonie als geheel veel slimmer.” Mierenkolonies worden ook wel voor- gesteld als ‘superorganismen’ die slimme beslissingen kunnen nemen. Hoe werkt dat? “Dat is het onderwerp van mijn nieu- we boek dat volgend jaar in de winkels zal liggen. Het zal ‘The Superorganism’ gaan heten. Een superorganisme is te vergelijken met de samenwerking van zenuwcellen in de hersenen, al zijn die natuurlijk veel meer met elkaar verwe- ven dan de mieren in een kolonie. Het basisidee is dat een individuele mier nooit in staat zal zijn hetzelfde voor el- kaar te krijgen als een hele mierenkolo- nie. Samen hebben ze dingen bereikt als communicatie, samenwerking en ver- deling van arbeid. Daardoor ontstaan nieuwe kwaliteiten, eigenschappen die het individu mist, maar die de kolonie wel heeft. We beginnen nu een helder beeld te krijgen hoe zoiets in de evolutie heeft kunnen ontstaan.” Hoe is dat dan gegaan? “Dat is de dezelfde vraag als: hoe is een organisme in elkaar gezet? Erg moeilijk te beantwoorden dus. Maar we weten bijvoorbeeld dat een mierenkolo- nie in het algemeen en variërend per soort ongeveer tien tot twintig soorten signalen heeft om te communiceren. Dat gebeurt misschien wel voor negen- tig procent via feromonen. Dat zijn che- mische signaalstoffen die in de jaren vijftig en zestig bij mieren zijn ontdekt. Dat was ook een belangrijk deel van mijn vroegere onderzoek aan mieren. Doordat het later mogelijk werd die stoffen in microgrammen te maken slaagden we erin de chemische taal van mieren te ontcijferen. “Mieren communiceren door verschil- lende chemische stoffen uit te scheiden in verschillende omstandigheden. Ze ‘spreken’ op die manier volgens de be- hoefte van dat moment. Welke stof zij gebruiken hangt af van hun levenssta- dium, en dat is waardoor er een verde- ling van arbeid ontstaat. De wijze waar- op dit hele systeem in elkaar grijpt, is absoluut verbazingwekkend. Het brengt ingewikkelde patronen voort die nog altijd een heel simpele oorsprong hebben. Zo kunnen mieren via de ma- nier waarop ze elkaar beïnvloeden, complexe beslissingen nemen.” Samenwerking is duidelijk een voor- deel. Maar wat was de cruciale factor die het evolutionaire succes van de mieren bepaalde? “Daarover zijn kortgeleden twee ar- tikelen verschenen van mijzelf en van mijn opvolger bij Harvard, Naomi Pier- ce [respectievelijk Proceedings of the Natio- nal Academy of Sciences, 24 mei 2005 en Science, 7 april 2006]. Ik belichtte die vraag van de ecologische kant, zij pre- senteerde een stamboom van de mieren op basis van DNA-vergelijkingen. Sa- men hebben we een beeld geschetst van hoe de mieren dominant werden in hun ecosystemen en waarom ze zo domi- nant werden. “De oudste voorouder van de mieren die we kennen dateert van 120 tot 140 mil- joen jaar geleden. We hebben die soort nooit gezien, maar door de stamboom te extrapoleren, komen we daarop uit. In het begin waren mieren erg zeld- zaam. Ongeveer 100 miljoen jaar gele- den begonnen mierensoorten te diversi- fiëren in veel verschillende types, waar- van er tot op de dag van vandaag nog en- kele leven. Dat zijn moderne subtypes, die de dezelfde lichaamsbouw hebben als hun voorouders uit het Krijt. De ana- tomie van deze mieren is in 100 miljoen jaar niet fundamenteel veranderd. De vraag is waarom dat zo is. “Nu blijkt dat rond die tijd de bloeiende planten begonnen te diversifiëren. Toen ontstonden de bossen, het soort bossen, dat wij vandaag de dag nog ken- nen, met hardhoutbomen, de zogehe- ten angiospermen. Het afval van dit soort bomen, bladeren, schors, stam- men, bood mieren veel meer niches die zij konden opvullen. De opkomst van de bloeiende planten gaf ook een im- puls aan het aantal soorten kevers en bladluizen die mieren konden exploite- ren als prooidieren of als suikerleveran- ciers. In het Paleoceen of het vroege Eo- ceen, zeg 70 miljoen jaar geleden, waren mieren uitgegroeid tot een van de do- minante insectengroepen op aarde. En dat zijn zij gebleven. Mieren zijn succes- vol in constante milieus, waarin zij pro- fiteren van hun kolonieleven.” Hoeveel mierensoorten zijn er? “Mieren zijn de succesvolste van alle insecten, in absolute aantallen, maar ook in het aantal verschillende soorten. De wetenschap heeft nu 12.000 mieren- soorten beschreven, en ik denk dat het er in totaal minstens twee keer zoveel zijn. In 2003 verscheen mijn complete beschrijving van het mierengeslacht Pheidole in de Nieuwe Wereld. Van de 624 soorten die ik beschreef, bleken er 344 nieuw voor de wetenschap. Dus is het aannemelijk dat er van alle mieren minstens twee keer zoveel zijn dan wij nu kennen.” Wat verwacht u van de vorderingen van het genoomonderzoek? Het com- plete DNA van de honingbij zal bin- nenkort worden gepubliceerd. “Die publicatie is inderdaad aan- staande. Een van de grote vragen is hoe insecten sociaal hebben kunnen wor- den. Hoe komt het dat zij in grote kolo- nies zijn gaan samenleven? In de loop van de evolutie hebben termieten, bij- en, wespen en mieren zich van solitaire dieren ontwikkeld tot sociale insecten. Welke genetische veranderingen liggen daaraan ten grondslag? Twintig of der- tig jaar geleden dachten we nog dat daar heel veel veranderingen voor nodig wa- ren. Nu denk ik dat slechts enkele sim- pele genetische veranderingen de evo- lutie van sociale insecten hebben moge- lijk gemaakt. Ik hoop dat het genoom- project van de honingbij daarover iets duidelijk zal maken.” Denkt u dat diezelfde genen ook een rol spelen bij de socialiteit van andere dieren, inclusief de mens? “Ja, dat denk ik wel. Het zou mij niet verbazen. Ook bij ons zou een handvol genen kunnen volstaan.” ‘Mieren hebben aan 20 signalen genoeg’ e, California Academy o · Mierensoorten, zoals te vinden op de zeer uitvoerige website www.antweb.org. Boven links: Cataulacus oberthueri, ver- zameld in 1888 op Madagascar. Boven rechts: Cyphoidris exalta, verza- meld in Kikwit (Congo) in 1984. Links: Oecophylla smaragdina subniti- da, verzameld in 1944 op Nederlands Nieuw Guinea. Rechts: Santschiella kohli, verzameld in 2000 in Gabon. Foto Jim harrison · Edward Wilson

Transcript of Mieren zijn de talrijkste en invloedrijkste insec- ten op...

‘De mier is in balans, de mens niet’Edward O . Wilson over de wereldsucces van de mierenMieren zijn de talrijkste

en invloedrijkste insec-

ten op aarde. Samenwer-

king verklaart hun suc-

ces, zegt Edward O. Wil-

son die al meer dan zestig

jaar mieren bestudeert.

Sander Voormolen

DE AMERIKAANSE entomoloogEdward O. Wilson (1929) was nog geentien jaar oud toen hij een passie voor in-secten ontwikkelde. Al gauw spitste datzich toe op mieren, de tot de verbeel-ding sprekende werkvolkjes die in grotekolonies leven. De liefde voor mierenging nooit over. Als emeritus aan Har-vard University is Wilson nog altijd in-tensief betrokken bij het onderzoek, ende stroom wetenschappelijke publica-ties en boeken lijkt eerder aan te zwel-len dan op te drogen.Volgende week woensdag geeft Wilsonin Leiden de Tinbergenlezing, waarinhij zal praten over de menselijke na-tuur. Het is een onderwerp waarmee hijzich, sinds het verschijnen van zijn ge-ruchtmakende boek Social Biology: theNew Synthesis in 1975, steeds intensieveris gaan bezighouden. Hij maakt zich alsbioloog en natuurliefhebber grote zor-gen over de destructieve invloed van demens op de natuur.En al heeft hij het over de menselijke sa-menleving, Wilson trekt graag de paral-lel met de mierensamenleving. De over-eenkomsten, maar vooral de contrastentussen mens en mier, leveren volgenshem waardevolle inzichten op.Zo begint Wilson in zijn autobiografie-Naturalist uit 1994 het hoofdstuk overmieren met een vergelijking: de 1 tottien miljoen miljard mieren (1015 tot1016) op aarde wegen bij elkaar ruwwegevenveel als de gehele mensheid. Enmeteen schrijft hij: ‘Een cruciaal ver-schil zit verstopt in deze vergelijking.Terwijl mieren in precies de juiste aan-

Fo

to

’s A

pr

il N

ob

ile

, C

al

ifo

rn

ia A

ca

de

my

of

Sc

ien

ce

s /

An

tw

eb

.or

g

tallen voorkomen om met de rest van dewereld samen te leven, zijn de mensente groot in aantal geworden.’“Mieren hebben minstens 120 miljoenjaar kunnen evolueren”, zegt Wilsonaan de telefoon. “Daardoor zijn mierenin balans met hun omgeving. De mo-derne mens heeft slechts 500.000 jaarevolutie achter de rug, en pas 150.000jaar geleden zijn wij ons vanuit Afrikaover de rest van de wereld gaan versprei-den. Wij zijn daardoor niet afgestemdop de rest van de natuur. De mens is nietin balans.”De invloed van de mensheid op de eco-logie is veel ingrijpender dan die vanmieren, zegt Wilson. “Een interessantemanier om ernaar te kijken is aan dehand van het volgende gedachte-expe-riment. Als je alle mensen op aarde net-jes zou opstapelen, als stammetjes opeen houtstapel, dan zou je een berg vanongeveer een kubieke mijl krijgen. Diestapel mensen kun je makkelijk in eencanyon laten zakken en dan zou ieder-een verdwenen zijn. Dat stelt eigenlijkniet zoveel voor.“Maar tegelijkertijd heeft de mensheideen enorme vernietigende kracht; dehoeveelheid afval die ieder mens produ-ceert is namelijk veel groter dan wat erin die canyon past. Mieren zijn in veelopzichten even actief in stofwisseling,maar die is ecologisch zeer precies afge-stemd.“Er is eens iemand geweest die heeft ge-zegd dat alle mensen op aarde makke-lijk in de staat Texas zouden passen, endan zou iedereen een huis met een tuin

kunnen krijgen. Natuurlijk, maar zevergaten daarbij de ecologische voetaf-druk: de hoeveelheid ruimte die nodigis om een persoon in zijn levensbehoef-te te voorzien, de ruimte die nodig is omhet voedsel te produceren, het afval opte slaan of het hout te leveren dat nodigis om de huizen te bouwen.“Het blijkt dat elke Amerikaan beslaglegt op ongeveer 10 hectare ruimte. Ie-mand in de ontwikkelingslanden heefteen tiende van die ruimte nodig. Demens neemt zelf niet veel ruimte in,maar legt dus een enorm beslag op hetland en het milieu.”

U stelt ook dat de mens makkelijk ge-mist kan worden, maar dat het levenop aarde niet kan bestaan zondermieren.Wilson: “Dat is waar, haha. Wij zijn

geëvolueerd om te leven in kleine aan-tallen op de Afrikaanse savanne. Ik pro-beer nu niet aan te bevelen dat wij metz’n allen terug gaan en weer zo gaan le-ven. Dat zou niet gaan.“Mieren zijn prachtig aangepast aanhun omgeving. Ze zijn erg belangrijkvoor de ecologie van de aarde, want zezijn niet alleen een van de talrijkste we-

zens op aarde, ze voeren ook nog heelveel belangrijke ecologische functiesuit. Ze zijn beter dan regenwormen inhet losmaken en omploegen van de bo-dem. Ze zijn de voornaamste roofvijan-den van kleine insecten. Ze zijn ook debelangrijkste aaseters op aarde die dedode dieren opeten. Er zijn nog veelmeer functies die zij uitvoeren.”

Mieren spreken enorm tot de mense-lijke verbeelding omdat zij zoveel ken-merken hebben die wij zelf ook heb-ben; ze hebben legers, landbouw, en-zovoorts. Is die vergelijking terecht?“Het is een parallel, maar het is na-

tuurlijk ontzettend verbazingwekkenddat het zo sterk op elkaar lijkt. De reus-achtige aantallen soorten mieren opaarde hebben zich aan bijna elk voor-stelbaar soort landmilieu weten aan tepassen. Ze kweken schimmels, oogstenzaden en in sommige gevallen plantenze zelfs zaden, ze ‘melken’ luizen, enzo-voorts. Al die mierensoorten hebbenzich in de loop van de evolutie in ver-schillende richtingen ontwikkeld.“Dat zou uw volgende vraag kunnenzijn: wat zouden we van mieren kunnenleren? Ik zou zeggen: erg weinig. Mie-

ren zijn de meest oorlogszuchtigeschepsels op aarde. Naburige kolonieszijn constant op voet van oorlog met el-kaar. Als ze de kans krijgen moordt deene kolonie de andere van zijn eigensoort uit. Ze zijn extreem agressief.“Verder bestaan mierenkolonies vrijwelalleen uit vrouwtjes. Mannetjes zijn al-leen nodig voor de voortplanting. Zemaken geen onderdeel uit van de sa-menleving en in veel gevallen wordtook niet toegestaan dat zij in het nestblijven. Na de bevruchting moeten zijsterven. Ik denk niet dat mensen datleuk zouden vinden. Ook eten veel mie-rensoorten hun doden en gewonden op.Soms maken ze ook slaven. Ze nemenniet alleen jonge werkers van anderesoorten gevangen en laten die voor henwerken, vergelijkbaar met het houdenvan huisdieren, maar sommige soortenovervallen ook kolonies van de eigensoort, en dat komt neer op echte slaver-n ij. ”

Hoe is een simpel dier in staat tot zo’ncomplex gedrag?“Het antwoord is organisatie. Mie-

ren hebben buiten de mens het meestcomplexe communicatiesyteem. Inplaats van een verbaal systeem hebbenzij een chemisch communicatiesysteemontwikkeld. Door die communicatiewordt het gedrag van de individuelemier zodanig dat het de kolonie tengoede komt. De individuele mier is nietintelligent, ze zijn niet intelligenterdan bijvoorbeeld solitaire wespen, maardoor verdeling van de arbeid lijkt de ko-lonie als geheel veel slimmer.”

Mierenkolonies worden ook wel voor-gesteld als ‘superorganismen’ dieslimme beslissingen kunnen nemen.Hoe werkt dat?“Dat is het onderwerp van mijn nieu-

we boek dat volgend jaar in de winkelszal liggen. Het zal ‘The Superorganism’gaan heten. Een superorganisme is tevergelijken met de samenwerking van

zenuwcellen in de hersenen, al zijn dienatuurlijk veel meer met elkaar verwe-ven dan de mieren in een kolonie. Hetbasisidee is dat een individuele miernooit in staat zal zijn hetzelfde voor el-kaar te krijgen als een hele mierenkolo-nie. Samen hebben ze dingen bereikt alscommunicatie, samenwerking en ver-deling van arbeid. Daardoor ontstaannieuwe kwaliteiten, eigenschappen diehet individu mist, maar die de koloniewel heeft. We beginnen nu een helderbeeld te krijgen hoe zoiets in de evolutieheeft kunnen ontstaan.”

Hoe is dat dan gegaan?“Dat is de dezelfde vraag als: hoe is

een organisme in elkaar gezet? Ergmoeilijk te beantwoorden dus. Maar weweten bijvoorbeeld dat een mierenkolo-nie in het algemeen en variërend persoort ongeveer tien tot twintig soortensignalen heeft om te communiceren.Dat gebeurt misschien wel voor negen-tig procent via feromonen. Dat zijn che-mische signaalstoffen die in de jarenvijftig en zestig bij mieren zijn ontdekt.Dat was ook een belangrijk deel vanmijn vroegere onderzoek aan mieren.Doordat het later mogelijk werd diestoffen in microgrammen te makenslaagden we erin de chemische taal vanmieren te ontcijferen.“Mieren communiceren door verschil-lende chemische stoffen uit te scheidenin verschillende omstandigheden. Ze‘spreken’ op die manier volgens de be-hoefte van dat moment. Welke stof zijgebruiken hangt af van hun levenssta-dium, en dat is waardoor er een verde-ling van arbeid ontstaat. De wijze waar-op dit hele systeem in elkaar grijpt, isabsoluut verbazingwekkend. Hetbrengt ingewikkelde patronen voort dienog altijd een heel simpele oorspronghebben. Zo kunnen mieren via de ma-nier waarop ze elkaar beïnvloeden,complexe beslissingen nemen.”

Samenwerking is duidelijk een voor-

deel. Maar wat was de cruciale factordie het evolutionaire succes van demieren bepaalde?“Daarover zijn kortgeleden twee ar-

tikelen verschenen van mijzelf en vanmijn opvolger bij Harvard, Naomi Pier-ce [respectievelijk Proceedings of the Natio-nal Academy of Sciences, 24 mei 2005 enScience, 7 april 2006]. Ik belichtte dievraag van de ecologische kant, zij pre-senteerde een stamboom van de mierenop basis van DNA-vergelijkingen. Sa-men hebben we een beeld geschetst vanhoe de mieren dominant werden in hunecosystemen en waarom ze zo domi-nant werden.“De oudste voorouder van de mieren diewe kennen dateert van 120 tot 140 mil-joen jaar geleden. We hebben die soortnooit gezien, maar door de stamboomte extrapoleren, komen we daarop uit.In het begin waren mieren erg zeld-zaam. Ongeveer 100 miljoen jaar gele-den begonnen mierensoorten te diversi-fiëren in veel verschillende types, waar-van er tot op de dag van vandaag nog en-kele leven. Dat zijn moderne subtypes,die de dezelfde lichaamsbouw hebbenals hun voorouders uit het Krijt. De ana-tomie van deze mieren is in 100 miljoenjaar niet fundamenteel veranderd. Devraag is waarom dat zo is.“Nu blijkt dat rond die tijd de bloeiendeplanten begonnen te diversifiëren.Toen ontstonden de bossen, het soortbossen, dat wij vandaag de dag nog ken-

nen, met hardhoutbomen, de zogehe-ten angiospermen. Het afval van ditsoort bomen, bladeren, schors, stam-men, bood mieren veel meer niches diezij konden opvullen. De opkomst vande bloeiende planten gaf ook een im-puls aan het aantal soorten kevers enbladluizen die mieren konden exploite-ren als prooidieren of als suikerleveran-ciers. In het Paleoceen of het vroege Eo-ceen, zeg 70 miljoen jaar geleden, warenmieren uitgegroeid tot een van de do-minante insectengroepen op aarde. Endat zijn zij gebleven. Mieren zijn succes-vol in constante milieus, waarin zij pro-fiteren van hun kolonieleven.”

Hoeveel mierensoorten zijn er?“Mieren zijn de succesvolste van alle

insecten, in absolute aantallen, maarook in het aantal verschillende soorten.De wetenschap heeft nu 12.000 mieren-soorten beschreven, en ik denk dat heter in totaal minstens twee keer zoveelzijn. In 2003 verscheen mijn completebeschrijving van het mierengeslachtPheidole in de Nieuwe Wereld. Van de624 soorten die ik beschreef, bleken er344 nieuw voor de wetenschap. Dus ishet aannemelijk dat er van alle mierenminstens twee keer zoveel zijn dan wijnu kennen.”

Wat verwacht u van de vorderingenvan het genoomonderzoek? Het com-plete DNA van de honingbij zal bin-nenkort worden gepubliceerd.“Die publicatie is inderdaad aan-

staande. Een van de grote vragen is hoeinsecten sociaal hebben kunnen wor-den. Hoe komt het dat zij in grote kolo-nies zijn gaan samenleven? In de loopvan de evolutie hebben termieten, bij-en, wespen en mieren zich van solitairedieren ontwikkeld tot sociale insecten.Welke genetische veranderingen liggendaaraan ten grondslag? Twintig of der-tig jaar geleden dachten we nog dat daarheel veel veranderingen voor nodig wa-ren. Nu denk ik dat slechts enkele sim-pele genetische veranderingen de evo-lutie van sociale insecten hebben moge-lijk gemaakt. Ik hoop dat het genoom-project van de honingbij daarover ietsduidelijk zal maken.”

Denkt u dat diezelfde genen ook eenrol spelen bij de socialiteit van anderedieren, inclusief de mens?“Ja, dat denk ik wel. Het zou mij niet

verbazen. Ook bij ons zou een handvolgenen kunnen volstaan.”

‘Mieren hebben

aan 20 signalen

genoeg’

Fo

to

’s A

pr

il N

ob

ile

, C

al

ifo

rn

ia A

ca

de

my

of

Sc

ien

ce

s /

An

tw

eb

.or

g

· Mierensoorten, zoals te vinden op dezeer uitvoerige website www.antweb.org.Boven links: Cataulacus oberthueri, ver-zameld in 1888 op Madagascar.Boven rechts: Cyphoidris exalta, verza-meld in Kikwit (Congo) in 1984.Links: Oecophylla smaragdina subniti-da, verzameld in 1944 op NederlandsNieuw Guinea.Rechts: Santschiella kohli, verzameld in2000 in Gabon.

Fo

to

Jim

ha

rr

iso

n

· Edward Wilson