Middle management boek 1&2 nwe 3

31
Oefenexamen Middle Management 1 De tijd dat een product op de markt blijft, is afhankelijk van vraag en aanbod. Primair is belangrijk of afnemers een nieuw product accepteren. De levensduur van een product noemen we: A.Productlevenscyclus B.BCG Matrix C.Productlevensduur D.Productontwikkeling Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Transcript of Middle management boek 1&2 nwe 3

Page 1: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

1 De tijd dat een product op de markt blijft, is afhankelijk van vraag en aanbod. Primair is belangrijk of afnemers een nieuw product accepteren. De levensduur van een product noemen we:

A.ProductlevenscyclusB.BCG MatrixC.ProductlevensduurD.Productontwikkeling

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 2: Middle management boek 1&2 nwe 3

2 De marketingomgeving waarop een organisatie geen of minder invloed heeft noemen we:

A.Interne marketingomgevingB.Externe marketingomgevingC.Directe marketingomgevingD.Indirecte Interne marketingomgeving

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

Page 3: Middle management boek 1&2 nwe 3

3 Als een onderneming geen onderscheid maakt tussen verschillende groepen afnemers en één marketing programma voert voor alle afnemers, dan past zij een … toe.

A.MarktsegmentatieB.Gedifferentieerde marktstrategieC.Ongedifferentieerde marktstrategieD.Segmentatie strategie

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

Page 4: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

4 Wat is geen onderdeel van het kwaliteitsmanagement?

A.INKB.TQMC.MANSD.SMART

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 5: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

5 Het Ishikawadiagram en de Pareto-analyse zijn:

A.Ishikawa is kwalitatief en Pareto kwantitatiefB.Ishikawa is kwantitatief en Pareto kwalitatiefC.Ishikawa is kwantitatief en Pareto kwantitatiefD.Ishikawa is kwalitatief en Pareto kwalitatief

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 6: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

6 Het Giveg keur is een keurmerk voor:

A.Water toestellenB.Elektrische toestellenC.Elektrostatische toestellenD.Gas toestellen

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 7: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

7 Het EFQM is een:

A.Nederlandse StichtingB.Europese StichtingC.Wereldwijde StichtingD.Elektrotechnische stichting

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 8: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

8 De technische voorraad is:

A.Nodig voor het ongestoorde verloop van het productie en/of verkoopprocesB.Als er meer aanwezig is dan de normale voorraadC.De aanwezige voorraad met de voorinkopen en verminderd met de voorverkopenD.De voorraad die aanwezig is

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 9: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

9 Beoordeel de volgende 2 stellingen:I.Door de liquiditeit kan de winstgevendheid worden beoordeeld.II.De Solvabiliteit kan worden vergroot door het aflossen van de lening.

A. Beide stellingen zijn juistB. Stelling I is juist en stelling II is onjuistC. Stelling I is onjuist en stelling II is juistD. Beide stellingen zijn onjuist

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 10: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

10 Welk aspect heeft niet te maken met de betrouwbaarheid van het informatiesysteem?

A.De kosten die zijn verbonden aan de uitbestedingB.De flexibiliteit van het systeemC.De veiligheid van het systeemD.De juistheid van de gegevens

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 11: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

11 Beoordeel de volgende twee stellingen:I.Wanneer in een informatiesysteem wordt gekozen voor een standaardapplicatie is outsoursing niet aan de orde.II.Bij de afweging tussen tijdigheid, juistheid en de veiligheid van gegevens dienen de veiligheids-eisen te allen tijde het zwaarst te wegen.

A.Beide stellingen zijn juistB.Stelling I is juist en stelling II is onjuistC.Stelling I is onjuist en stelling II is juistD.Beide stellingen zijn onjuist

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 12: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

12 Perceptie is:

A.Objectief waarnemenB.Subjectief waarnemenC.Een Objectief feitD.Een Subjectief feit

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 13: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

13 De ondernemingsraad heeft:

A.Recht op adviesB.InstemmingrechtC.InitiatierechtD.Recht op informatieE.OverlegrechtF.Vergaderrecht

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 14: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

14 Zet de juiste actief en passief posten (1 t/m 6)bij de volgende begrippen vanuit het basismodel bestemd voor BV’s en NV’s:1.Vaste Activa 4. Vlottende Activa2.Eigen Vermogen 5. Voorzieningen3.Langlopende schulden 6. Kortlopende schulden en overlopende activa

A. Immatriële vaste activaB. VoorradenC. CrediteurenD. DebiteurenE. Vorderingen en overlopende activaF. EffectenG. Liquide middelenH. AgioI. HerwaarderingsreserveJ. Wettelijke en statutaire reservesK. Overige reservesL. HypotheekM. Kredieten.

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 15: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

15 Beoordeel de volgende twee stellingen:I.Vlottende activa zijn activa die 1 productieproces meegaan.II.Financiële vaste activa zijn vorderingen met een duurzaam karakter, zoals langlopende leningen en deelnemingen.

A.Beide stellingen zijn juistB.Stelling I is juist en stelling II is onjuistC.Stelling I is onjuist en stelling II is juistD.Beide stellingen zijn onjuist

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 16: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

16 Als wij “de liquide middelen optellen bij de vlottende activa min de voorraden en delen door de schulden op de korte termijn”, dan berekenen wij:

A.De solvabiliteitB.De working capital ratioC.De current ratioD.De quick ratio

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 17: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

17 Als er een nieuw industrieterein word gebouwd in de buurt van een friettent dan is dit binnen de Swot analyse een:

A.StrengthsB.WeaknessesC.OppertunitiesD.Threats

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 18: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

18 Ansoff onderscheidt 1 Marktpenetratie, 2 Productontwikkeling, 3 Marktontwikkeling en 4 Diversificatie. Zet bij de onderstaande stellingen de juiste getallen volgens Ansoff:

A.We willen dieper doordringen op onze bestaande marktenB.We krijgen een nieuwe verpakking die onze klanten beter aanspreektC.AH heeft veel marktaandeel in Nederland en gaat nu België veroverenD.Een voetbal stadion gaat aanhangers verhuren

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 19: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

19 Kies het juiste antwoord:A.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar binnen gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie” is men erg naar buiten gericht.B.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar binnen gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie” is men erg naar binnen gericht.C.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar buiten gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie” is men erg naar binnen gericht.D.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar buiten gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie” is men erg naar buiten gericht.

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 20: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

20 Na de tweede wereldoorlog is de TQM-filosofie op grote schaal toegepast. Dit gebeurde vooral in de Japanse industrie. Deze eerste Pioniers verwierven grote bekendheid als kwaliteitsdeskundigen. Zij worden beschouwd als de grondleggers van het moderne kwaliteitsmanagement. In hun kwaliteitsbenadering stellen zij de klant centraal, zijn behoeften en wensen horen het uitgangspunt te zijn. Wie van de onderstaande namen is geen Kwaliteitspionier?

A.W.E. DemingB.J.M. JuranC.C.H. KunsmanD.W. Edwards

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 21: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

21 Beoordeel de volgende twee stellingen:I.Is het informatiesysteem gericht op het doel dat we voor ogen hadden?II.Is het inderdaad mogelijk dat doel te realiseren met behulp van dit systeem?

A.I is de doelmatigheid en II de doeltreffendheidB.I is de doeltreffendheid en II de doelmatigheidC.Beide zijn doelmatigheidD.Beide zijn doeltreffendheid

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 22: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

22 Beoordeel de volgende twee begrippen:I. EfficiëntII. Effectief

A.I is de doelmatigheid en II de doeltreffendheidB.I is de doeltreffendheid en II de doelmatigheidC.Beide zijn doelmatigheidD.Beide zijn doeltreffendheid

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 23: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

23 Als men kiest voor een compromis dan is het belang bij de relatie en het resultaat volgens de reactietabel van het conflictgrid:

A.Belang bij de relatie is hoog en bij het resultaat is hoogB.Belang bij de relatie is laag en bij het resultaat is laagC.Belang bij de relatie is neutraal en bij het resultaat is neutraalD.Belang bij de relatie is laag en bij het resultaat is hoogE.Belang bij de relatie is hoog en bij het resultaat is laagF.Belang bij de relatie is neutraal en bij het resultaat is laagG.Belang bij de relatie is laag en bij het resultaat is neutraal

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 24: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

24 Als na een voetbal wedstrijd hooligans gaan vechten dan zouden we kunnen zeggen dat dit een:

A. Interpersoonlijk conflict isB. Intra-groepconflict isC. Extra-groepconflict isD. Inter-groepconflict is

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 25: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

25 Zet bij volgende begrippen uit de theorie van Maslow of dit de 1e, 2e, 3e, 4e, 5e of 6e stap is:

A.ZelfrealisatieB.WaarderingC.GeborgenheidD.StatusE.Sociale acceptatieF.VeiligheidG.ZekerheidH.Fysiologische behoeftenI.Basisbehoeften

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 26: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

26 De theorie van Herzberg bouwt voort op die van Maslow. Welke verdeling van niveaus kent hij?

A.1,2,3 en 4,5B.1,2 en 3,4,5C.1 en 2,3,4,5D.1,2,3,4 en 5

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 27: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

27 Eén slechte eigenschap of één slechte ervaring kleurt het totale oordeel “negatief”. Er is hier sprake van:

A.ProjectieB.Halo effectC.Horn effectD.StereotypingE.C-scores

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 28: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

28 Welke stelling over Collectieve arbeidsovereenkomsten is niet waar?

A.Een CAO bevat een standaardraamwerk voor de arbeidsovereenkomsten in een bepaalde brancheB.Een CAO bevat een standaardraamwerk voor de arbeidsovereenkomsten is een bepaalde sectorC.Als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de CAO verbindend verklaart, geld deze voor de hele bedrijfstakD.Individuele arbeidsovereenkomsten mogen voldoen aan de bepalingen van het BW en van een eventuele CAO

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 29: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

29 Beoordeel de volgende twee stellingen: I.Het systematisch zoeken naar oplossingen voor praktische problemen binnen een bedrijf. II.Het systematisch uitwerken van bedrijfsideeën of het verder ontwikkelen van eigen of andermans resultaten tot geheel nieuwe of wezenlijk verbeterde producten, diensten of productieprocessen.

A.I is research II is developmentB.II is research I is developmentC.Beide zijn researchD.Beide zijn development

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 30: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

30 De convocatie is:

A.De notulen van een vergaderingB.De besluitvormingstypologie van een vergaderingC.De uitnodiging voor een vergaderingD.De internationale benaming voor een besluitvormende vergadering

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3

Page 31: Middle management boek 1&2 nwe 3

Oefenexamen Middle Management

EINDE

Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3