Middle management boek 2 FBG 1

31
Oefenexamen Middle Management 1 In het kader van een reorganisatie wordt in een handelsonderneming via het werkoverleg aan de administratieve afdeling bekend gemaakt dat twee van de zes banen zullen verdwijnen. Eén en ander zal in de komende maanden duidelijker worden. De afdeling is behoorlijk van slag na dit gesprek, maar volgens één van de medewerkers zal het wel niet zo’n vaart lopen en is er geen enkele reden om zich al op een andere baan te oriënteren. Een dergelijke situatie noemt men in de communicatie: A.Interne ruis, want er is sprake van negeren van de boodschap. B.Externe ruis, want het gaat om een boodschap van buiten het bedrijf. C.Interne ruis, want het gaat over een situatie binnen de onderneming. D.Externe ruis, want er is sprake van negeren van de boodschap. Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Transcript of Middle management boek 2 FBG 1

Page 1: Middle management boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

1 In het kader van een reorganisatie wordt in een handelsonderneming via het werkoverleg aan de administratieve afdeling bekend gemaakt dat twee van de zes banen zullen verdwijnen. Eén en ander zal in de komende maanden duidelijker worden. De afdeling is behoorlijk van slag na dit gesprek, maar volgens één van de medewerkers zal het wel niet zo’n vaart lopen en is er geen enkele reden om zich al op een andere baan te oriënteren. Een dergelijke situatie noemt men in de communicatie: A.Interne ruis, want er is sprake van negeren van de boodschap. B.Externe ruis, want het gaat om een boodschap van buiten het bedrijf. C.Interne ruis, want het gaat over een situatie binnen de onderneming. D.Externe ruis, want er is sprake van negeren van de boodschap.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Page 2: Middle management boek 2 FBG 1

2 Ondanks de moderne middelen is het voor veel organisaties moeilijk om hun interne communicatie op de goede manier te verzorgen. Vaak is het juist een probleem dat te veel communicatiemogelijkheden door elkaar worden gebruikt. Welke van onderstaande stellingen over communicatie is juist?

A.Het gebruiken van een verkeerd medium voor een boodschap noemt men interne ruis. B.Bij mondelinge communicatie zijn boodschappen beter objectief verifieerbaar. C.Schriftelijke communicatie biedt een mogelijkheid tot non-verbale communicatie. D.Schriftelijke communicatie heeft over het algemeen een formeler karakter dan mondelinge communicatie.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 3: Middle management boek 2 FBG 1

3 Beoordeel de volgende twee stellingen: I. informele communicatie is in een goed georganiseerde onderneming niet nodig om het bedrijfsresultaat te realiseren. II. in een bureaucratische organisatie vindt relatief veel verticale informatie uitwisseling plaats. A.Beide stellingen zijn juist. B.Stelling I is juist en stelling II is onjuist. C.Stelling I is onjuist en stelling II is juist. D.Beide stellingen zijn onjuist.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 4: Middle management boek 2 FBG 1

4 Wat wordt bedoeld met formele communicatie?

A.Het mondeling overbrengen van informatie dat zowel door de zender als door de ontvanger als belangrijk wordt bestempeld. B.Het volgens een vaste procedure verzenden van informatie aan een ontvanger die de informatie nodig heeft om zijn functie te kunnen vervullen. C.Het schriftelijk overbrengen van belangrijke informatie door ondergeschikten aan hun leider. D.Communicatie tussen concurrenten omtrent de hoeveelheid goederen en de soort goederen die geproduceerd zullen gaan worden.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 5: Middle management boek 2 FBG 1

5 Een kenmerk van mondelinge communicatie is dat:

A.Het bereik groot is.B.De informatie weinig ruis bevat.C.De informatie repeteerbaar is.D.De informatie gepaard kan gaan met non-verbale communicatie.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 6: Middle management boek 2 FBG 1

6 Beoordeel de volgende twee stellingen: I. Het geven van leiding en de communicatie binnen een bedrijf behoren los van elkaar te staan. II.Bij democratisch leiderschap bestaat geen ruis in de communicatie.

A.Stelling I en II zijn beide juist. B.Stelling I is juist, stelling II is onjuist. C.Stelling I is onjuist, stelling II is juist. D.Stelling I en II zijn beide onjuist.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 7: Middle management boek 2 FBG 1

7 Beoordeel de volgende twee stellingen: I. Interne werving is altijd beter dan externe werving en moet daarom als eerste plaatsvinden. II Door middel van het beleid op het gebied van werving en selectie kan men de organisatiecultuur veranderen.

A.Beide stellingen zijn juist. B.Stelling I is juist en stelling II is onjuist. C.Stelling I is onjuist en stelling II is juist. D.Beide stellingen zijn onjuist.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 8: Middle management boek 2 FBG 1

8 In veel organisaties hanteert men tegenwoordig als loonstelsel een vorm van cafetariaplan. Een voordeel hiervan is respectievelijk voor de organisatie en de werknemer: A.De eenvoud van uitvoering ten opzichte van een situatie zonder cafetariaplan en de mogelijkheid tot persoonlijke invulling van behoeften. B.Het verlagen van de loonkosten en de verhoging van de extrinsieke motivatie. C.Meer kans op behouden c.q. succesvol werven van medewerkers en de verlaging van het basisloon. D.Meer gemotiveerde werknemers en de mogelijkheid tot persoonlijke invulling van behoeften.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 9: Middle management boek 2 FBG 1

9 Wat is het doel van functiewaardering?A.Het omschrijven van een aantal sleutelfuncties, waarvoor de geldende beloning als aanvaardbaar wordt beschouwd.B.Om op basis van een functie standaard carrièrepatronen vast te kunnen stellen. C.Het vaststellen van de onderlinge verhoudingen in zwaarte en niveau tussen de verschillende functies. D.Het vaststellen van een aantal kenmerken of gezichtspunten van alleen de hoofdfuncties, hetgeen gebruikt wordt voor het vaststellen van de beloning.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 10: Middle management boek 2 FBG 1

10 In de laatste jaren is employability steeds belangrijker geworden. Employability kan men bijvoorbeeld herkennen aan: A.Het opleiden van de medewerkers tot meer flexibele arbeidskrachten. B.Het opleiden van medewerkers tot arbeidskrachten die beter hun specialisme kunnen uitvoeren. C.Het uitsluitend belonen van medewerkers op provisiebasis.D.Een leiderschapsstijl volgens Management-by-Walking-Around.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 11: Middle management boek 2 FBG 1

11 Een bedrijf hanteert een bonusregeling boven op de gewone salarissen. Om de bonus te bepalen houdt men éénmaal per jaar beoordelingsgesprekken. Over het geven van een beoordeling en het houden van een beoordelingsgesprek met onder meer gevolgen voor de hoogte van de bonus, kan men de volgende zaken opmerken:

A.Een functioneringsgesprek geeft veel meer objectieve informatie, omdat hierbij de betrokkene ook zelf een beoordelingsformulier invult. B.Het gevaar van subjectiviteit van de beoordelaar is aanwezig, omdat zowel de beoordeling als het bijbehorende gesprek beïnvloed kunnen worden door ondermeer het halo- en horn-effect.C.Het gevaar van subjectiviteit van de beoordelaar is niet aanwezig, omdat een beoordeling altijd volgens vastgelegde procedures gaat. D.Het beoordelingsgesprek, dat altijd op een tweerichtingsverkeer gebaseerd is, kan door de beoordeelde in de voor de toekomst gewenste richting worden gestuurd.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 12: Middle management boek 2 FBG 1

12 Welke van de onderstaande stellingen is onjuist?

A.De wettelijke proeftijd mag alleen langer dan twee maanden duren als dit van tevoren is afgesproken. B.Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarin een werknemer zich verplicht om in dienst van een werknemer werk te verrichten tegen een beloning.C.In de proeftijd kan zowel de werknemer als de werkgever de arbeidsovereenkomst eenzijdig opzeggen.D.In een arbeidsovereenkomst zijn onder andere vakantieregelingen opgenomen.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 13: Middle management boek 2 FBG 1

13 Welke stelling met betrekking tot de standaardkostprijs is juist? A.In de standaardkostprijs worden naast de noodzakelijke kosten ook de niet noodzakelijke kosten opgenomen, omdat zo verliezen gedekt kunnen worden. B.De standaardkostprijs kan berekend worden door de variabele kosten in een bepaalde periode te delen door het aantal geproduceerde producten in die periode. C.Men verkrijgt de integrale kostprijs door de standaardkostprijs te vermenigvuldigen met het aantal geproduceerde eenheden. D.Bij de berekening van de standaardkostprijs wordt uitgegaan van bepaalde normen en standaarden voor wat betreft het verbruik en de prijzen van de productiemiddelen.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 14: Middle management boek 2 FBG 1

14 De berekening van het break-even-punt binnen een bedrijf:

A.Wordt niet beïnvloed door de hoogte van de constante kosten. B.Is slechts mogelijk bij bedrijven in de secundaire sector.C.Wordt niet beïnvloed door de verkoopprijs van het product. D.Is van belang voor het bepalen van de winstgevendheid van het product.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 15: Middle management boek 2 FBG 1

15 Welke van de onderstaande stellingen is juist? A.Een voorbeeld van een financieel plan op korte termijn is het investeringsplan. B.Een investeringsplan is doorgaans een plan op middellange termijn. C.De productiecapaciteit en het investeringsplan dienen beleidsmatig los van elkaar te worden gezien. D.Het investeringsplan zal niet worden opgesteld door de divisiemanager.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 16: Middle management boek 2 FBG 1

16 Een cateringbedrijf dat op dit moment alleen aan particulieren levert, heeft onlangs besloten tot een uitbreiding van de activiteiten. De manager heeft naar de productmarkt matrix gekeken en besluit tot marktpenetratie. Voor welk van de volgende activiteiten kiest hij: A.Men gaat proberen om het huidige assortiment ook aan bedrijven te verkopen. B.Men gaat nieuwe artikelen aan het assortiment toevoegen om op deze manier de bestaande klanten beter van dienst te kunnen zijn.C.Men gaat nieuwe artikelen via afhaalmogelijkheid aanbieden. D.Men gaat de bestaande klanten een bon aanbieden waarmee zij korting krijgen als zij in een bepaalde periode meerdere keren bestellen.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 17: Middle management boek 2 FBG 1

17 Een onderneming probeert door het verhogen van de huidige reclame-intensiteit haar marktaandeel te vergroten. Dit is een vorm van: A.Marktpenetratie. B.Marktontwikkeling. C.Productontwikkeling. D.Diversificatie.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 18: Middle management boek 2 FBG 1

18 In navolging van Easy Jet gaan meerdere luchtvaartmaatschappijen over tot het aanbieden van zogenaamde ‘kale’ vliegreizen zonder voedsel en gratis drank. Op welke P van de marketingmix heeft deze beslissing betrekking? A.Plaats. B.Prijs. C.Product. D.Promotie.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 19: Middle management boek 2 FBG 1

19 De levering van kwalitatief hoogwaardig vlees is in het afgelopen jaar door allerlei ziektes bij vee in opspraak geweest. Voor een fabrikant van vleeswaren, maar vooral in het algemeen wordt kwaliteit bepaald door:

A.Het oprichten van kwaliteitskringen. B.De inkoopprijs van vlees uit slachterijen. C.De mening van de klant over de geleverde producten.D.De opzet van een visgraatdiagram.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 20: Middle management boek 2 FBG 1

20 Het doel van het behalen van een ISO certificaat door een opleidingsinstituut is vooral: A.Het werken aan de grootst mogelijke klanttevredenheid.B.Het vastleggen van het geheel aan procedures, zodat men kostentechnisch het meest efficiënt kan werken.C.Het werken aan de laagste kostprijs voor de klant, zodat er concurrentievoordeel wordt behaald.D.Het garanderen van docenten met de beste opleiding op hun vakgebied.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 21: Middle management boek 2 FBG 1

21 Welke van de volgende antwoorden is juist? A.Het instellen van kwaliteitskringen resulteert automatisch in kwaliteitsmanagement.B.Kwaliteitsmanagement kan tot gevolg hebben dat kwaliteitskringen en kwaliteitscontrole ingevoerd worden.C.Alleen door het instellen van kwaliteitscontroles wordt integrale kwaliteitszorg (IKZ) bereikt. D.Kwaliteitsmanagement is alleen mogelijk als een ISO certificaat wordt behaald.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 22: Middle management boek 2 FBG 1

22 Beoordeel de volgende twee stellingen: I.Het doel van Integrale Kwaliteitszorg (IKZ) is om beter te voldoen aan de eisen van de afnemers. II.Een belangrijk doel van kwaliteitskringen is de stimulering van het verantwoordelijkheidsgevoel van medewerkers voor kwaliteit. A.Beide stellingen zijn juist. B.Stelling I is juist en stelling II is onjuist. C.Stelling I is onjuist en stelling II is juist. D.Beide stellingen zijn onjuist.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 23: Middle management boek 2 FBG 1

23 Logistiek management is een belangrijk bedrijfsonderdeel binnen veel organisaties. Door ontwikkeling van Internet en allerlei nieuwe distributiesystemen zal dit belang in de toekomst een steeds grotere rol gaan spelen voor bedrijven die willen overleven. Welke stelling rond het logistiek management is juist?

A.De fysieke distributie vormt een onderdeel van het plaatsbeleid binnen de marketingmix.B.Men zal altijd trachten de logistieke activiteiten uit te besteden, omdat dit altijd goedkoper is dan het zelf te doen. C.Bij het onderdeel materials management zal de afhandeling van de bestelling van en het transport naar de consument steeds meer just-in-time gebeuren. D.In de praktijk zal men altijd de technische voorraad zo hoog mogelijk maken om nee-verkoop te voorkomen.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 24: Middle management boek 2 FBG 1

24 Welke stelling op het terrein van het materials management is waar?

A.Het materials management is bepalend voor de invulling van de fysieke distributie.B.Bij het invullen van het onderdeel materials management spelen vooral marketing overwegingen een rol.C.De economische voorraad speelt geen rol bij het materials management.D.De fysieke distributie zal nadrukkelijk op het materials management moeten worden afgestemd.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 25: Middle management boek 2 FBG 1

25 Welke productiemethode wordt gebruikt bij de productie van benzine?

A.Massaproductie. B.Seriemassaproductie. C.Seriestuk productie. D.Procesproductie.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 26: Middle management boek 2 FBG 1

26 Welke van de onderstaande activiteiten valt niet onder materials management? A.Voorraadplanning. B.Inkoop van grondstoffen en halffabricaten. C.Het beheer van de voorraden eindproducten. D.Besturing van de materiaalstroom in het productieproces.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 27: Middle management boek 2 FBG 1

27 Rond de afdelingen binnen een organisatie kunnen verschillende vormen van afhankelijkheid of interdependentie bestaan. Welke stelling rond deze interdependentie is juist? wanneer sprake is van een horizontale taakverdeling naar product (P-indeling)?A.Wanneer sprake is van een horizontale taakverdeling naar product (P-indeling), bestaat altijd seriële interdependentie. B.Wanneer sprake is van een horizontale taakverdeling naar functie (F-indeling), bestaat altijd seriële interdependentie. C.Wanneer sprake is van een horizontale taakverdeling naar product (P-indeling), bestaat altijd reciproque interdependentie. D.Wanneer sprake is van een horizontale taakverdeling naar functie (F-indeling), bestaat seriële of reciproque interdependentie.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 28: Middle management boek 2 FBG 1

28 Informatie is in veel ondernemingen een steeds belangrijkere factor voor succes. Welke uitspraak is hierover juist?

A.De kwaliteit van de informatie wordt bepaald door de kwantiteit van de data. B.De kwaliteit van de informatie wordt bepaald door de wijze waarop de gebruiker er betekenis aan geeft.C.De informatie bepaalt de juistheid van de data. D.Een informatiemanager heeft geen invloed op de kwaliteit, alleen op de kwantiteit van de informatie.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 29: Middle management boek 2 FBG 1

29 Welke van de volgende stellingen is juist?

A.Een informatieplan is het gevolg van de informatievoorziening. B.Een informatiemanager is de beheerder van het management informatie systeem (MIS). C.De informatiebehoefte is de basis voor het informatiemanagement. D.Informatiemanagement is de basis voor de informatiebehoefte.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 30: Middle management boek 2 FBG 1

2 Welke uitspraak over de eisen die aan de informatieverzorging of –systemen kunnen worden gesteld, is juist?

A.In de afweging tussen de eisen gaat veiligheid altijd boven flexibiliteit.B.Gebruiksvriendelijkheid van de systemen is altijd een ondergeschikte eis.C.Het informatiesysteem bepaalt de eisen die aan de informatie kunnen worden gesteld.D.De te stellen eisen aan het informatiesysteem zullen per geval moeten worden afgewogen.

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

Page 31: Middle management boek 2 FBG 1

Oefenexamen Middle Management

EINDE

Bart Dijkema Boek 2 FBG 1