Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

7
De waanzin, het afwezige werk Misschien zal op zekere dag niemand meer goed weten wat waanzin ooit geweest is. De waanzin zal een zodanig in zichzelf besloten vonn hebben aangenomen, dat het niet meer mogelijk is de sporen die hi] zal hebben achtergelaten, te ontcijferen. En zullen die sporen voor een niets vermoedende blik iets meer zijn dan eeiivoudige zwarte tekens? Hooguit zullen ze deel uit- maken van configuraties die wij op dit moment niet kunnen uittekenen, maar die in de toekomst de rasters zullen vormen zonder welke wij ons, onszelfen onze ailtuur, niet meer zullen hmnen lezen. Artaud zal tot de grondslag van onze taal behoren en niet een breuk ennee betekenen; de neurosen zullen tot de vonnen behoren die wezenlijk zijn voor onze maatschappij en niet tot de afwijkmgen ervan Alles wat wij nu als een grens, als iets vreemds of onverdraaglijks ervaren, zal de rustige helder- held van het positieve krijgen. En datgene wat voor ons nu een teken is van dat Uitwendige, zal binnenkort misschien onszelf aanduiden. Het enige dat blijft is het raadsel van dit Buiten. Wat was dat toch vooreen vreemde afbakening, zal men zich afvragen, die vanafde vroege middeleeuwen tot in de twintigste eeuw ofzelfs nog langer een dergeUjke rol heeft gespeeld? Waarom heeft de westerse cultuur juist iets waarin zij zich goed had kunnen her- kennen, zover mogelijk buiten haar gezichtsveld verwijderd - iets waarin zij zichzelfin feite ook, op een vertekende manier, heeft herkend? Waarom heeft zij sinds de negentiende eeuw, of eigenlijk al stnds het klassieke tijdperk, duideUjk uitgesproken dat de waanzin de waarheid van de mens onthulde, en waarom heeft zij hem dan toch in een geneutraliseerde, kleurloze ruimte ondergebracht waar hij van nul en gener waarde leek? Waarom 23

description

Appendix to the 1964 abridged edition of Madness and Civilization (Histoire de la Folie à l'âge classique) by Michel Foucault.

Transcript of Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

Page 1: Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

De waanzin, het afwezige werk

Misschien zal op zekere dag niemand meer goed weten watwaanzin ooit geweest is. De waanzin zal een zodanig in zichzelfbesloten vonn hebben aangenomen, dat het niet meer mogelijkis de sporen die hi] zal hebben achtergelaten, te ontcijferen. Enzullen die sporen voor een niets vermoedende blik iets meerzijn dan eeiivoudige zwarte tekens? Hooguit zullen ze deel uit-maken van configuraties die wij op dit moment niet kunnenuittekenen, maar die in de toekomst de rasters zullen vormenzonder welke wij ons, onszelfen onze ailtuur, niet meer zullenhmnen lezen. Artaud zal tot de grondslag van onze taal behorenen niet een breuk ennee betekenen; de neurosen zullen tot devonnen behoren die wezenlijk zijn voor onze maatschappij enniet tot de afwijkmgen ervan Alles wat wij nu als een grens, alsiets vreemds of onverdraaglijks ervaren, zal de rustige helder-held van het positieve krijgen. En datgene wat voor ons nu eenteken is van dat Uitwendige, zal binnenkort misschien onszelfaanduiden.

Het enige dat blijft is het raadsel van dit Buiten. Wat was dattoch vooreen vreemde afbakening, zal men zich afvragen, dievanafde vroege middeleeuwen tot in de twintigste eeuw ofzelfsnog langer een dergeUjke rol heeft gespeeld? Waarom heeft dewesterse cultuur juist iets waarin zij zich goed had kunnen her-kennen, zover mogelijk buiten haar gezichtsveld verwijderd -iets waarin zij zichzelfin feite ook, op een vertekende manier,heeft herkend? Waarom heeft zij sinds de negentiende eeuw, ofeigenlijk al stnds het klassieke tijdperk, duideUjk uitgesprokendat de waanzin de waarheid van de mens onthulde, en waaromheeft zij hem dan toch in een geneutraliseerde, kleurloze ruimteondergebracht waar hij van nul en gener waarde leek? Waarom

23

Page 2: Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

heeft zij de woorden van Nerval en Artaud geaccepteerd en zichwel m die woorden maar niet in de personen zelfkunnen vin-den?

Zo zal het levende beeld van de rede m vlammen opgaan. Hetvertrouwde spel dat hieruit bestaat, dat wij ons in de waanzinvan onze andere kant spiegelen en h6t oor lenen aan stemmendie van verre komen om ons van zeer nabij te zeggen wat wezijn, dit spel met zijn regels, tactieken, listen en lagen, met zijngetolereerde overtredmgen, zal nog slechts een ingewikkeld ri-tueel zijn waarvan de betekenissen tot as zijn vergaan. Zoiets alsde plechtige ruil- en rivaliteitsceremonieen in de archaische sa-menlevingen; zoiets als de dubbelzinnige manier waarop hetGriekse denken zich voor zijn orakels ontvankelijk heeft be-toond. Of zoals het officiele samengaan, smds de christehjkeveertiende eeuw, van hefeserijen en heksenprocessen. In cultu-ren die een geschiedschrijvmg kennen, zullen alleen de gecodi-ficeerde maatregelen van de intemering overblijven, de medi-sche technieken, en aan de andere kant het plotseUnge binnen-dringen en ingehjfd warden van het spreken van de uitgeslote-nen in onze taal.

Wat zal de technische basis van deze verandering zijn? Het ver-mogen van de geneeskunde om de geestesziekte net als iedereandere organische aandoenmg in haar greep te krijgen? De exac-te farmacologische beheersing van alle psychische symptomen?Ofeen definitie van afwijkend gedrag die scherp genoeg is omde maatschappij alle gelegenheid te geven om voor elke afwij-king een passende neutraliseringsmethode te ontwikkelen? - Ofnog andere veranderingen, waarvan er niet een de geestesziektewerkelijk kan uitroeien, maar die stuk voor stuk bedoeld zijnom het gezicht van de waanzin in onze cultuur te doen verva-gen?

Ik ben me er terdege van bewust dat deze laatste hypotheseindruist tegeneen gangbare veronderstellmg: dat de nieuweontwikkelingen van de medische wetenschap de geestesziektezullen kunnen doen verdwijnen zoals dat met de lepra en detuberculose is gebeurd; maar dat een ding zal blijven, namelijkde verbondenheid van de mens met zijn fantasmen, met zijn

24

onmogelijkheden, met zijn lichaamloze pijn, met zijn nachteh]kskelet; dat als het pathologische eenmaal is uitgeschakeld, deduistere verbondenheid van de mens met de waanzin de tijde-loze herinnering zal zijn aan een kwaal die als ziekte is uitgeban-nen, maar als lijden hardnekkig voortbestaat. Goedbeschouwdgaat deze gedachte onveranderlijk uit van iets dat weUicht ui-termate hachelijk is, veel hachelijker dan het voortbestaan vanhet pathologische: de verhoudmg van een cultuur met juist dat-gene wat zij uitsluit, ofnauwkeuriger geformuleerd: de verhou-ding van onze cultuur met de verre en omgekeerde waarheidvan zichzelfdie zij in de waanzin ontdekt en toedekt.

Wat weldra zal sterven, wat al in ons sterft (en op de doodwaarvan onze huidige taal juist is gegrondvest) is de homo dialecti-cus - het wezen van het vertrek, de temgkeer en de tijd, het dierdat zijn waarheid verHest en haar m verlichte vorm terugvindt,de persoon die een vreemde is voor zichzelfen weer een ver-trouwd iemand voor zichzelfwordt. Deze mens was het soeve-

reine subject en onderdanige object van alle vertogen die sindslange tijd over de mens, en in het bijzonder over de vervreemdemens in omloop waren. En gelukkig sterft hij in heel die stort-vloed van woorden.

Men zal derhalve niet meer weten hoe de mens afstand heefthinnen nemen van dit beeld van zichzelf, hoe hij juist iets naarde andere kant van de grens heeft kunnen verplaatsen dat vanhem afhankelijk was en dat hem overeind hield? Geen enkeldenken zal zich nog die beweging kunnen voorstellen waaraantot voor kort de westerse mens zijn speehnimte ondeende. Deverhouding tot de waanzin (en niet een bepaald weten omtrentde geestesziekte ofeen bepaalde houding ten opzichte van dekrankzinnige) zal voorgoed verloren zijn gegaan. We zullen nogalleen weten dat wij, vijf eeuwen oude westerlingen, op hetaardoppervlak mensen zijn geweest die naast andere wezenlijkeeigenschappen nog deze vreemde eigenschappen hebben ge-had, dat we met de geestesziekte een diepgaande, pathetischeverhouding hebben gehad die we misschien voor onszelf alitaoeilijk onder woorden kunnen brengen, maar voor ieder an-der zeker ontoegankelijk is, en waarin we het levendigste van alonze gevaren ervaren hebben en we onze waarheid wellicht het

2^

Page 3: Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

dichtst genaderd waren. Men zal niet zeggen dat we ver van dewaanzin verwijderd waren, maar dat we ons verre hidden van dewaanztn. Zo ook waren de Grieken niet ver van de hybris (vpgie)verwijderd omdat zij haar veroordeelden, maar eerder hieldenzij zich verre van die mateloosheid en waren juist door de af-stand die ze bewaarden erop betrokken.

Degenen die na ons komen zuUen dit raadsel moeten oplos-sen (enigszins te vergelijken met de manier waarop wij nu pro-beren te achterhalen, hoe Athene zich heeft kunnen laten mee-slepen door de redeloosheid van AUdbiades en hoe het zichervan heeft kunnen losscheuren): hoe mensen hun waarheid,de voor hen wezenlijke woorden en tekens, hebben kunnenzoeken in het gevaar dat hen deed sidderen, en waarvan zij hunblik moesten afwenden zodra zij het hadden waargenomen? Endat zal hun nog vreemder voorkomen dan de dood te vragennaar de waarheid van de mens; want deze waarheid zegt wat onsallemaal eens zal overkomen. De waanzm daarentegen is eenzelden voorkomend gevaar, een toeval dat nauwehjks telt in ver-gelijking met de spookbeelden die hi] oproept en met de vragendie aan hem warden gesteld. Waaraan ondeent in een cultuureen zo onbeduidende gebeurlijkheid de macht om zulk eenonthullende schrik te ontketenen?

Wie deze vraag wil beantwoorden, zal als hi] over zijn schou-ders naar ons kijkt, ongetwijfeld maar weinig aanknopingspun-ten hebben. Slechts enkele verkoolde tekens: de in de loop dereeuwen telkens weer opduikende angst, het peil van de waanztnte zien stijgen en de wereld erdoor overspoeld te zien; de ritue-len van uitsliiitmg en insluiting van krankzinnigen; het aandach-tig luisteren, sinds de negentiende eeuw, om in de waanzm letsop te vangen dat zou kunnen zeggen wat de waarheid van demem is; hetzelfde ongeduld waarmee de woorden van de waan-zm warden afgewezen ofaanvaard, de aarzeling of men ze voorzinledige dan wel beslissende uitspraken moet houden.

Al het andere: de beweging waarmee we de waanzin tege-moet treden en ons er tegelijkertijd van verwijderen, de onthut-sende schok der herkenning, de wens om de grenzen vast teleggen en die meteen door het raster van een algemeen geldigebetekenis op te heffen, dat alles zal tot zwijgen gedoemd zijn,

26

zoals voor ons nu de drie Griekse begrippen mania (uavia),hybris (vpgi^) en alogia (aloyia) nietszeggend zijn geworden, ofzoals de bijzondere plaats van de sjamaan in een bepaalde primi-tieve samenleving ons niets meer zegt.

Wij bevinden ons op het punt, op een keerpunt in de tijdwaarop een zekere technische beheersing van de ziekte de be-weging waarin de ervaring van de waanzm besloten ligt, eerdertoedekt dan zichtbaar maakt. Maar juist deze wending geeft onsde gelegenheid, te ontvouwen wat eeuwenlang impUdet is ge-bleven: de geestesziekte en de waanzin - twee verschUlendeconfiguraties die vanafde zeventiende eeuw met elkaar verbon-den en verward zijn geweest, maken zich voor onze ogen ofliever nog in onze taal van elkaar los.

Als we zeggen dat de waanzin momenteel aan hetverdwijnen is,dan wil dat zeggen dat er een einde komt aan deze verwikkeUngdie de waanzin tegeUjk in het psychiatrische weten en in hetantropologische denken verankerd heeft. Daarmee is echterniet gezegd dat in het algemeen ook de vorm van transgressiezou verdwijnen waarvan de waanzin eeuwenlang het zichtbaregezicht is geweest. En evenmin dat deze transgressie ons niet ophetzelfde moment dat wij ons afvragen wat waanzin is, in staatstelt tot een nieuwe ervaring.

Er is geen enkele cultuur in de wereld waarin alles geoorloofdis. En we weten al heel lang dat de mens niet begint met devrijheid, maar met de grens en de scheidshjn die niet overschre-den mag warden. We kennen de systemen waaraan de verbo-den handeUngen gehoorzamen; we hebben voor iedere cultuurde regels van mcestverboden kunnen vaststeUen. Maar over deorganisatie van taalverboden is nog wemig bekend. Dat komtomdat de twee verbodssystemen elkaar niet dekken, wat welhet geval zou zijn als het ene slechts de verbale versie van hetandere zou zijn: wat op het vlak van het spreken niet zichtbaarmag warden, hoeft op het vlak van de gedragingen niet per severboden te zijn. De Zimi, bij wie incest niet is toegestaan, vertel-len verhalen over incest tussen broer en zus, zoals de Grieken de

27

Page 4: Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

geschiedenis van Oedipous vertellen. Daarentegen schafte deCode Napoleon in 1808 de oude strafwetten tegen sodomie af;maar de taal van de negentiende eeuw was ten aanzien van dehomoseksuaUteit (althans in haar mannelijke vorm) heel watonverdraagzamer dan voorafgaande perioden. En hoogst waar-sdujnlijk kunnen psychologische begrippen als compensatie ofsymbolische uitdrukking een dergelijk fenomeen op geen enke-Ie manier recht doen.

Men zal dit gebied van de taalverboden ooit eens op zichmoeten onderzoeken. Het is ongetwijfeld nog te vroeg om uit temaken, hoe men het zou moeten analyseren. De vraag is of mende mdelingen zal kunnen gebruiken die momenteel in de taalwarden erkend. AUereerst kunnen we op de grens van wat ver-boden en onmogelijk is, de wetten vaststeUen die betrekkinghebben op de lingtustische code (wat men zo treffend taalfoutennoemt); vervolgens birmen de code die woorden uit het be-stand aan woorden en uitdrukkmgen die niet mogen wardenuitgesproken (de hele religieuze, seksuele, inagische reeks vanblasfemische woorden); verder alle taaluitingen die door de code zijntoegestaan en in beginsel mogen warden uitgesproken, maarwaarvan de betekenis voor de betreffende cultuur op een gege-ven moment onverdraaglijk is: hier is de metaforische omwegniet meer mogelijk, omdat de inhoud zelfaan censuur onderwor-pen is. Ten slotte is er nog een vierde vorm van taaluitsluiting:deze houdt in dat een woord dat schijnbaar met de gangbarecode overeenstemt, op een andere code wordt aangeslotenwaarvan de sleutel in het woord zelfgegeven is; zodat het inzichzelfverdubbeld wordt: het zegt wat het zegt, maar voegt erstikwijgend nog lets aan toe dat onuitgesproken uitspreekt wathet zegt en tegelijk de code op grond waarvan het dat zegt. Hetgaat daarbij niet om een geheimtaal maar om een structureelesoterische taal. Dat wil zeggen, zij deelt niet een verboden bete-kenis mee doordat ze die verbergt, maar ze nestelt zich van meetafaan in een wezenlijke, geheime nis van het gesproken woord.Een bijbetekenis die dat spreken van binnen en misschien weloneindig diep uitholt. Het doet er dan weinig toe wat er in eendergelijke taal wordt gezegd en welke betekenissen warden uit-gesproken. Deze duistere en centrale bevrijding van het woord

28

in het binnenste van dat woord - is een oncontroleerbarevlucht naar een brandpunt dat steeds elk licht ontbeert - dat isiets wat geen enkele cultuur zomaar kan accepteren. Niet van-wege zijn inhoud, niet vanwege zijn verbale gehalte geldt eendergelijk spreken als overtreding, maar omdat het een spel is.

Hetisgoedmogelijkdatiedere cultuur, ongeachtweUce, dezevier vormen van verboden taalgebruik kent, toepast en (tot opzekere hoogte) tolereert, en ze niettemin onderdrukt en uitsluit.

In de westerse geschiedenis heeft de ervaring van de waanzmdeze verschUlende stadia doorlopen. Strikt genomen heeft dewaanzin zich lange tijd in een onbepaald, voor ons moeilijk tedefinieren mssengebied opgehouden tussen handeUngsverboden taalverbod: dat verklaart waarom het woordpaar furor-inanitasz6 belangrijk is geweest, dat het feitelijk in de registers van woor-den en gebaren de wereld van de waanzin heeft geprdend totaan heteind van de Renaissance. De periode van de geslotenInrichting (de openbare Hospitalen, Charenton, Saint-Lazare,die in dezeventiende eeuw ontstonden) markeert een verschui-ving van de waanzin naar het gebied van de krankzinnigheid: dewaanzin heeft met de verboden handelingen nog slechts eenmorele verwantschap (hij blijft voomamelijk verbonden metseksuele verboden), maar hij wordt in de sfeer getrokken van detaalverboden. De klassieke intemering rekent tot de waanzinook het Ubertijnse denken en spreken, halsstamge goddeloos-held of heterodoxie, blasfemie, hekserij, alchemie - kortom,aUeswat kenmerkend is voor de gesproken en verboden wereldvan de redeloosheid; de waanzin is het mtgesloten spreken -taaluitingen waarin, tegen de taalcode in, woorden zonder bete-kenis warden uitgesproken (de 'ontzinden', 'idioten', 'geesteli]kgestoorden'), gesacraliseerde woorden (de 'gewelddadigen', 'dedollen'), ofhet spreken dat verboden betekenissen in omloopbrengt (de 'libertijnen', de 'verstokten'). Van deze onderdruk-king van de waanzin in de vorm van verboden woorden is dehervorming van Pmel eerder een zichtbare voltooiing dan eenverandering.

Een echte verandering heeft zich pas voorgedaan met Freud,toen de ervaring van de waanzin zich verplaatste naar de laatstevorm van taalverboden die we boven hebben genoemd. Vanaf

29

Page 5: Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

dat moment had de waanzin niet meer te maken met taalfouten,uitgesproken blasfemie ofonverdraaglijke betekenissen (in diezm is de psychoanalyse tnderdaad de grote opheffing der verbo-den, zoals Freud haar zelfheeft getypeerd); waanzin kwam emitte zien als een spreken dat zichzelfomhult, dat onder datgenewat het zegt lets anders zegt, waarvan het tegelijkertijd de enigmogeUjkecode is: esoterisch taalgebruik, zo men wil, daar hetzijn eigen taal m een spreken vervat dat uiteindelijk niets anderszegt dan juist deze implicatie.

Men meet daarom het werk van Freud nemen voor wat het

is; zijn ontdekking is niet geweest dat de waanzin gevangen zit ineen network van betekenissen die hij met de gewone omgangs-taal gemeen heeft, zodat men een vrijbrief heeft om over dewaanzm te spreken in de alledaagse platitudes van de psycholo-gische terminologie. Zijn werk verplaatst de Europese ervarmgvan de waanzin en wijst de waanzin een plaats toe in een gevaar-lijk, nog altijd transgressiefgebied (dat dus nog steeds verbodenterrein is, zij het in een speciale betekenis), het gebied van vor-men van taalgebruik die zichzelfimpliceren, dat wil zeggen eenspreken dat in zijn uitspraken tevens de taal uitspreekt waarinhet ze uitspreekt. Freud heeft niet de verloren identiteit van eenbepaalde zinvolle betekenis ontdekt; hij heeft de brisante uit-werktng van een betekenaar geregistreerd, die zich absoluut vande andere onderscheidt. Dat had voldoende moeten zijn omzijn werk te vrijwaren voor alle psychologiserende mterpretatiesdie men er al een halve eeuw lang over uitstort m naam (hoebelachelijk ook) van de 'geesteswetenschappen' en hun sekslo-ze eenheid.

En juist daardoor deed de waaiizin zich niet voor als de listvan een verborgen betekenis, maar als een wonderbaarlijke reser-ve aan zinvoUe betekenis. Maar men dient dat woord reserve'

wel op de juiste manier te begrijpen: het gaat niet zozeer om eenvoorraad dan wel om een figuur die de zin m-houdt en uitstelt,die een leegte schept waarin slechts de nog onvervulde moge-Hjkheid gegeven is dat de een ofandere betekenis zich daannnestelt, ofzelfs een derde betekenis - en dat wellicht tot in het

onemdige. De waanzin verschaft toegang tot een reservevol la-cimes, die de holte aanduidt en zichtbaar maakt waar taal en

30

spreken elkaar impliceren, zich uit elkaar ontwikkelen en nietsanders uitspreken dan him nog sprakeloze verhouding. SindsFreud is de waanzm in het Westen een niet-spreken geworden,omdat hij een dubbel spreken is geworden (een taal die slechtsin dit spreken bestaat, een spreken dat aUeen maar zijn taalspreekt) - dat wil zeggen, een matrix voor het taalgebruik datstrikt genomen niets zegt. Waanzin als schuilplaats voor het ge-sprokene betekent dat een werk nog afwezig is.

Ooit zal men moeten erkennen dat Freud niet een waanzin

tot spreken heeft gebracht die strikt genomen al eeuwen aan hetwoord was (uitgesloten spreken, loos gepraat, oeverloze woor-denstroom buiten het bedachtzaine zwijgen van de rede);Freud heeft integendeel de redeloze Logos tot zwijgen gebracht;hij heeft haar drooggelegd: hij heeft de woorden tot hun brontemggevoerd - temg naar dat onbekendegebied van de zelf-impUcatie waar niets wordt gezegd.

Wat er momenteel gaande is, is voor ons nog in nevelen gehuld.Niettemin kunnen we in onze taal een merkwaardige bewegingzich zien aftekenen. De literatuur is (zeker al vanaf Mallarme)geleideUjk aan bezig eveneens een vorm van taalgebruik te wor-den waarin het spreken tegeUjkertijd zichzelf uitspreekt en indezelfde beweging de taal die het cds spreken ontcijferbaarmaakt. Voor MaUanne betekende schrijven dat men zijn woor-den onderbracht in een gegeven taal, zodat het werk als taalpro-dukt van dezelfde aard was als iedere andere taalvonn die ge-bruik maakt van tekens (zeer zeker verheven tekens) uit de sfeervan de Retorica, het Subject of de Beelden. Aan het eind van denegentiende eeuw (in de djd van de ontdekking van de psycho-analyse ofdaaromtrent) was het schrijven een taalvorm gewor-den die zijn ontcijferingsprincipe geheel en al in zichzelfvervathield; ofalthans bij iedere zin ofieder woord dat hi] uitsprak hetvermogen veronderstelde om eigenmachtig de waarden en be-tekenissen van de taal te veranderen waarvan hij ondanks alles(en de facto) deel uitmaakte; in het reele gebaar van het schrijvenstelde hij de macht van de taal buiten werktng.

Vandaar de noodzaak van een tweede taal (ofte wel de kri-tiek): die tweede taal funcdoneert tegenwoordig niet meer als

31

Page 6: Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

iets dat van buitenafaan deliteratuur wordt toegevoegd (oorde-len, bemiddelingen, tussenschakels, die men nuttig achtte voorde verbinding tussen een werk dat op het psychologische raad-sel van de scheppingsdaad werd teruggevoerd en de consump-tieve handeling van het lezen) ; de tweetaligheid maakt voortaan,binnen de literatuur zelf, deel uit van de leegte die zij in haareigen taalgebmik tot stand brengt; die tweede talen zijn denoodzakehjke, maar ook noodzakelijk onafgemaakte bewegingwaardoor het spreken verbonden wordt met zijn taal en de taalgebaseerd wordt op het spreken.

Vandaar ook dat waanzin en literatuur zo merkwaardig dichtbij elkaar in de buurt komen, wat niet moet warden uitgelegd alseen psychologische verwantschap die eindelijk aan het lichtkomt. Onthuld als een spreken dat zichzelfm zijn zelf-superpo-sitie verzwijgt, openbaart ofvertelt de waanzin niet het ontstaanvan een werk (of van lets dat met enig talent ofgeluk een werkhad kunnen warden): hij duidt de lege vorm aan waaruit hetwerk komt, dat wil zeggen de plaats waar het altijd zal ontbre-ken, waar men het nooit zal vinden omdat het zich er nooitbevonden heeft. In dat schemergebied, m die onontbeerhjkeschuilplaats, onthult zich de paarvonnige onverenigbaarheidvan werk en waanzin; daar ligt de blmde vlek van him mogelijk-heden voor elkaar en hun wederzijdse uitsluiting.

Maar sinds Raymond Roussel, sinds Artaud is dit ook deplaats waar het spreken de literatuur nadert. Maar het naderthaar niet als iets dat het zou moeten uitspreken. Het wordt djddat men inziet dat het literaire taalgebruik niet bepaald wordtdoor wat het zegt en evemnin door de structuren die het ietslaten betekenen, maar dat het zelfiets is en dat men de vraagmoet stellen: Wat houdt dat zelfstandige bestaaneigenhjk m?Wat houdt dat Zijn momenteel in? Het is ongetwijfeld iets dat temaken heeft met zelf-implicatie, met de verdubbelmg en met deleegte die het uitholt. In die zm komt het Zijn van de literatuur,zoals zich dat sinds Mallarme ontwikkelt tot wat het nu is, op hetgebied terecht waar sinds Freud de waanztn ervaren wordt.

In de ogen van ik weet niet welke - wellicht al zeer nabije -cultuur zullen wij degenen zijn die deze twee nooit werkelijkuitgesproken zinnen het dichtst bij elkaar hebben gebracht,

32

twee ztnnen die even tegenstrijdig en onmogelijk zijn als hetbefaamde 'ik Ueg' en die beide dezelfde lege verwijzing naarzichzelfbevatten: 'ik schrijf en 'ik spreek wartaal'. Zo zuUen weeen plaats mnemen naast duizend andere culturen die een ver-band hebben gelegd tussen het 'ik ben waanzinnig' en 'ik beneen dier* of'ik ben een god' of'ik ben een teken' ofzelfs 'ik beneen waarheid', zoals dat m de hele negentiende eeuw het geval isgeweest, tot aan Freud. En als die cultuur enig gevoel voor ge-schiedenis heeft, zal zij zich ook herinneren dat Nietzsche toenhij waanzinnig werd, verklaarde (het was 1887) dat hij de waar-heid was (waarom ben ik zo wijs, waarom ben ik zo knap, waar-om schrijfik zuUce goede boeken, waarom ben ik een noodlot?);en dat nog geen vijftig jaar daama Roussel vlak voordat hij zelf-moord pleegde, in Comment j'ai ecrit certains de mes livres een syste-matisch tweeledig verslag van zijn waanzin en zijn schrijfproce-des heeft geschreven. En ongetwijfeld zal men zich erover ver-bazen dat we een zo bijzondere verwantschap hebben kunnenontwaren tussen dat wat lange tijd als schreeuw gevreesd werden dat wat lange tijd als gezang werd verwacht.

Maar wellicht zal juist die verandermg geen verbazing hoeven tewekken. Wij zien nu met verbazing dat twee taalvormen (dievan de waanzin en die van de literatuiir) met elkaar communice-ren, hoewel onze geschiedenis gemaakt heeft dat ze onverenig-baar waren. Vanafde zeventiende eeuw hebben waanzin en

geestesziekte dezelfde plaats ingenomen op het terrein van deuitgesloten taaluitingen (globaal genomen dat van de ontzinde).Zodra de waanzm in een ander gebied van het uitgesloten spre-ken komt (dat van het afgezonderde, geheiligde, gevreesde, hetloodrecht op zichzelfopgerichte spreken dat zich in een nutte-loze en transgressieve wending op zichzelfbetrekt, het taalge-bmik dat we literatuur noemen), ontbindt hij - alnaargelang demaatstafdie men aanlegt - zijn oude ofnieuwe verwantschapmet de geestesziekte.

De geestesziekte, daaraan is geen twijfel mogelijk, zal in eentechnisch steeds beter gecontroleerde ruimte terechtkomen: in

33

Page 7: Michel Foucault - De waanzin, het afwezige werk

de inrichtmgen heeft de farmacologie de zalen vol onmstigemensen reeds veranderd in grote lauwe aquaria. Maar onderdeze uiterlijke veranderingen en om redenen die daarmee nietste maken lijken te hebben (althans voor onze blik nu) is eenontlaioping aan de gang: waanzm en geestesziekte maken zich losvan dezelfde antropologische eenheid. Die eenheid verdwijntals zodanig tegelijk met de mens cds voorbijgaand postulaat. Dewaanzm als lyrisch aura van de ziekte dooft onherroepeUjk. Enver van het pathologische vandaan, in het spreken, daar waar hetzich in zichzelfterugtrekt zonder nog lets te zeggen, is een erva-ring aan het ontstaan waarbij ons denken in het gedmg is; haarnadering is al merkbaar, maar ze is nog volkomen leeg zodat zenog niet kan warden benoemd.

34

Het tnee) van de vaderOver Friedrich Holderlin

Het Holderlinjahrbuch is van het grootste belang; sinds 1946 heefthet geduldig het werk van Holderlm van commentaar voorzienen het onder een dikke laag vandaan gehaald waar het gedurendeongeveer een halve eeuw onder bedolven heeft gelegen, een laagvan interpretaties die duidelijk geinspireerd zijn door de GeorgeKreis. Het commentaar van Friedrich Gundolfop DerArchipeI* kangelden cds een voorbeeld van deze benadering. Daarin is sprakevan de kringloop van de heilige natuur, de zichtbare nabijheidvande goden die zich in de gedaante van fi-aaie Uchamen vertonen, degoden die te voorschijn komen in de cycli van de geschiedenis,hun uiteindelijke terugkeer die reeds werd aangekondigd doorde vluchtige aanwezigheid van het Kind - de eeuwige en vergan-keUjke bewaker van het vuur -, door dit soort formuleringen vanHolderhns thema's werd alles wat hij in een krachtige evocatievan de breuk had aangekondigd, gesmoord m een valse onder-gangslyriek. De jongelmg in Der gefesselte Strom, de held die bij ver-rassing aan de verbaasde oever ontroofd wordt zodat hij raaktblootgesteld aan het mateloze geweld van de goden, wordt in dethematiek van George eenteer,zachtenveelbelovendkind. Doorze als hymnen op de cycli te zien heeft men Holderlins woordentot zwijgen gebracht, de harde woorden die de tijd in tweeenUieven. Het was nodig dat de taal van HolderUn weer werd opge-pakt op de plaats van haar ontstaan.

Enkele oudere en meer recente studies hebben belangrijkeverschuivingen teweeggebracht m het traditionele referentieka-der. Al een hele tijd geleden is de simpele chronologie van Lan-ge duchtig door elkaar geschud; aUe 'duistere' teksten (zoals de

* In: Dichter mid Helden. Heiddberg 1921.

ss

'\