MENS EN MAATSCHAPPIJ -...

7

Click here to load reader

Transcript of MENS EN MAATSCHAPPIJ -...

Page 1: MENS EN MAATSCHAPPIJ - api.weblog.leidenuniv.nlapi.weblog.leidenuniv.nl/files/2004/03/minder_registers_meer_geg... · aanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk

1 INLEIDING

Gebeurtenissen als de aanslagen in Madrid, demoord op Van Gogh en de publiekelijk uitgespro-ken doodswens voor twee kamerleden beïnvloedenhet strafrecht in sterke mate. Zelden werden inzo’n hoog tempo wetsvoorstellen gedaan om deopsporing van terroristische misdrijven te verbete-ren door middel van zwaardere dwangmiddelen,lichtere verdenkingscriteria en meer mogelijkhe-den tot gegevensverwerking. Betere gegevensver-werking beoogt een betere informatiepositie. Dezebestaat voor een belangrijk deel uit persoonsgege-vens1 die worden opgeslagen in een politieregister.2

Gebruik ervan wordt sinds 1991 gereguleerd engenormeerd door de Wet Politieregisters (Wpolr).Na de IRT-affaire is de Wet Bijzondere Politiere-gisters daaraan toegevoegd. De commissie-VanTraa constateerde een zodanige wanorde, met na-me ten aanzien van het aantal geregistreerden, dataanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk werd geacht.3 Het nu voor-liggende concept-wetsvoorstel Wet Politiegegevens(Wpolg), dat de huidige Wet Politieregisters moetgaan vervangen, noemt terroristische activiteitenals een van de redenen om over te gaan tot herzie-ning. Naast aanpassing aan het huidige tijdsge-wricht is revisie noodzakelijk doordat de ontwik-kelingen op het gebied van de ICT meer moge-lijkheden bieden. Ten slotte noopt ook de toege-nomen complexiteit van het politiewerk, door on-

der meer schaalvergroting, bevolkingstoename eneen grotere schakering van de bevolking, tot eenherziening van het huidige regime.4 Het concept-wetsvoorstel beoogt de mogelijkheden tot gege-vensverwerking binnen het politieapparaat te ver-ruimen aangezien deze momenteel als te beperktworden ervaren.5 Ruimere mogelijkheden zijn vol-gens de regering noodzakelijk om een kwalitatieveverbetering van gegevensverwerking te realiseren.Daarbij wordt ten aanzien van georganiseerde cri-minaliteit explicitiet de nadruk gelegd op elektro-nische gegevensuitwisseling.6

In deze bijdrage vergelijken we het huidige wet-telijk regime met het regime uit het concept-wets-voorstel. Wij beperken ons tot enkele aspecten vande voorlopige registers7 en de registers zware cri-minaliteit.8 Bij de vergelijking hebben we de versievan het concept-wetsvoorstel van maart 2004 ge-bruikt.9 Wij brengen enkele problemen en gevarenvan de voorgestelde ruimere mogelijkheden inkaart om een bijdrage te leveren aan het publiekedebat rond terrorismebestrijding.

2 BELANGEN

Bij het gebruik van voorlopige en zware-criminali-teitregisters zijn vier belangen in het spel; de goedeuitvoering van de politietaak, bescherming van eenspecifiek onderzoek, bescherming van informan-ten en de persoonlijke levenssfeer van de individu-

AA 54 (2005) 6 451

Mens en Maatschappij

Minder registers, meer gegevensOVER GEGEVENSVERWERKING BETREFFENDE ZWARE CRIMINALITEIT

Mr. H.H. Kielman, mr. W.I. Koelewijn*

* Hugo Kielman ([email protected]) en WouterKoelewijn ([email protected]) zijn beiden als aioverbonden aan eLaw@leiden, centrum voor recht in de infor-matiemaatschappij. Zij verrichten promotieonderzoek in hetkader van het ANITA-project, gefinancierd door het TOKEN-programma van NWO onder nummer: 634.000.017. Hundank gaat uit naar Jaap van den Herik, Aernout Schmidt enLaurens Mommers voor hun commentaar op eerdere versies vandit artikel.

1 Voor het begrip persoonsgegevens wordt aansluiting gezocht bijde Wet bescherming persoonsgegevens die het begrip als volgtdefinieert: ‘elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of iden-tificeerbare natuurlijke persoon’ (art. 1 onder a Wbp).

2 Art. 1 lid 1 onder c Wpolr: ‘een samenhangende, geautomati-seerde verzameling van persoonsgegevens die zijn aangelegdvoor de uitvoering van de politietaak’.

3 Kamerstukken II, 1995-96, 24 072, nr. 10-11, p. 313.4 Concept MvT bij Wet Politiegegevens, p. 2. Het concept-wets-

voorstel is voorgelegd aan de Raad van State. Naar verwachtingzal het concept-wetsvoorstel Politiegegevens in 2005 als wets-voorstel naar de Tweede Kamer worden gezonden.

5 Dit blijkt ook uit: C. Cozijn, Wet en Besluit politieregisters; eeninventarisatie van knelpunten in de praktijk, WODC 1996,

p. 35-36.6 Kamerstukken II, 2004/05, 29 911, nr. 1, p. 8.7 In voorlopige registers wordt informatie opgenomen die nog

niet in een register zware criminaliteit kan worden opgenomenomdat de juistheid ervan nog niet vaststaat. De informatie is tevaag en onbepaald. Het register heeft tot doel de opgenomen in-formatie te combineren met andere informatie, zodoende de in-formatie te ‘veredelen’ en opname in een register zware crimi-naliteit mogelijk te maken.

8 In het zwacri-register wordt onder meer informatie opgenomenover art. 67-misdrijven die in georganiseerd verband worden ge-pleegd en een ernstige inbreuk opleveren op de rechtsorde, zieart. 1 lid 1 onder k sub 1 Wpolr. Volledigheidshalve dient teworden opgemerkt dat dit register niet alleen bedoeld is voor ge-organiseerde zware criminaliteit. Ook informatie over misdrij-ven die niet in georganiseerd verband zijn gepleegd, maar waar-op een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld (sub 2) ofover bij AMvB vastgestelde art. 67 Sv-misdrijven die een ern-stige inbreuk op de rechtsorde opleveren kan voor registratie inhet zwacri-register in aanmerking komen.

9 Het door ons geraadpleegde concept wetsvoorstel en de bijbe-horende memorie waren ten tijde van het schrijven van deze bij-drage te dowloaden op www.justitie.nl.

ME

NS

EN

MA

AT

SC

HA

PP

IJ

OPMAAK NR. 6 31-05-2005 16:06 Pagina 451

Page 2: MENS EN MAATSCHAPPIJ - api.weblog.leidenuniv.nlapi.weblog.leidenuniv.nl/files/2004/03/minder_registers_meer_geg... · aanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk

ele burger.10 De bescherming van informanten zalhier verder niet behandeld worden.

De goede uitvoering van de politietaak brengtmet zich mee dat een goed inzicht moet wordenverkregen in aard en omvang van zware crimina-liteit. Daartoe is het noodzakelijk om gegevensover onder andere de levenswijze, gedragingen encontacten omtrent personen op te nemen in de re-gisters, ook als de juistheid van deze informatie(nog) niet vaststaat. In dat laatste geval spreken weover ‘zachte informatie’. Registers bieden de poli-tie de mogelijkheid om het gedrag van betrokke-nen bij zware criminaliteit duurzaam te volgen.11

Het tweede belang is bescherming van een spe-cifiek onderzoek. Dit kan in bepaalde gevallen metzich meebrengen dat gegevensuitwisseling gewei-gerd wordt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden ge-dacht aan uitwisseling van gegevens met een ande-re regio over een hoofdverdachte in georganiseerdedrugshandel. Het is voorstelbaar dat uitwisselingvan gegevens wordt geweigerd als dit zou kunnenresulteren in directe arrestatie van de hoofdver-dachte in een ander onderzoek. Het eerste onder-zoek naar de gehele organisatie kan hierdoor na-melijk worden belemmerd.

Het derde belang stoelt op de klassieke gedach-te dat de individuele burger bescherming behoefttegen inbreuken op zijn privéleven door de over-heid. Onderdeel van deze persoonlijke levenssfeeris de informationele privacy; het gaat hier om eenvorm van gegevensbescherming.12 Doel van infor-mationele privacywetgeving is het stellen van be-paalde zorgvuldigheidseisen om het gebruik vanpersoonsgegevens te reguleren en te normeren. Bijhet gebruik van persoonsgegevens door politie isdit des te wenselijker daar de individuele burgervooraf geen toestemming voor registratie hoeft teverlenen en hij slechts een beperkt inzagerechtheeft. Het gevaar dreigt dat een onjuist beeld overde geregistreerde ontstaat dat nadelige gevolgenvoor die persoon kan hebben.13

3 EVALUATIE POLITIEREGISTERS

Sinds de invoering van de Wet en het Besluit Poli-tieregisters is een aantal keer onderzoek gedaan

naar de werking van deze regels in de praktijk. In1996 is een algemeen onderzoek uitgevoerd waar-bij er verschillende knelpunten zijn geïnventari-seerd die zich in de praktijk voordeden.14

Zo bleek dat het binnen de politie-

organisatie een vrij algemeen

geaccepteerd gebruik is geworden dat

politiemensen de informatiesystemen

voor privédoeleinden raadplegen

Het is opvallend dat de onderzoekers een belang-rijke relativering maakten bij de geconstateerdeknelpunten, namelijk dat deze voor een deel kon-den worden teruggevoerd op de relatief geringekennis van de Wet en het Besluit.15 Een substan-tieel deel van de onderzochte politie-ambtenarenwist zelfs niet van het bestaan van beide regelingenaf. In dit licht is het des te opmerkelijker dat on-danks deze geringe kennis bij de politie de indrukbestaat dat de invoering van de Wet en het Besluitertoe hebben geleid dat zorgvuldiger wordt om-gegaan met registraties van persoonsgegevens.16

Deze indruk staat echter op gespannen voet met deresultaten van een in 2003 uitgevoerd onderzoeknaar de integriteit van politie-ambtenaren. Metname de resultaten die betrekking hadden op hetgebruik van de politiële informatiepositie laten eenander beeld zien.17 Zo bleek dat het binnen depolitie-organisatie een vrij algemeen geaccepteerdgebruik is geworden dat politiemensen de infor-matiesystemen voor privédoeleinden raadplegen.18

Hoewel dit onderzoek zich niet specifiek richtte opinformatiesystemen met zware-criminaliteitsgege-vens, geven de resultaten wel het signaal dat nietzonder meer van een integer gebruik van zware-cri-minaliteitsregisters moet worden uitgegaan. Vande Pol heeft er in dat verband op gewezen dat eengoede en adequate controle op de omgang en ver-werking van deze gegevens momenteel ont-breekt.19

452 AA 54 (2005) 6

Mens en Maatschappij

10 E. Schreuders, ‘Binnen en buiten in privacyland. Over politie-registers, gesloten regimes en maatschappelijke compartimen-ten’, Privacy & informatie 2000, p. 211.

11 Kamerstukken II, 1996-97, 25 398, nr. 3, p. 5.12 Informationele privacy wordt door sommigen niet als onderdeel

van het aloude privacyrecht gezien, maar als een apart grond-recht. Informationele privacy is volgens hun een apart begripmet een eigen strekking dat is uitgewerkt in de beginselen vanbehoorlijke gegevensverkeer. Zie bijvoorbeeld P.H. Blok, ‘Desplitsing van privacy. Advies over het grondrecht op privacy inhet digitale tijdperk’, AA 2001 p. 435-439.

13 Y. Buruma, ‘Acht nieuwe wetten: de zin en onzin van gegevens-bescherming’, DD 2004, p. 669.

14 C. Cozijn, Wet en Besluit politieregisters; een inventarisatie vanknelpunten in de politiepraktijk, WODC 1996.

15 Cozijn, p. 7.16 Cozijn, p. 7.17 J. Naeyé e.a., Integriteit in het dagelijks politiewerk. Meningen en

ervaringen van politiemensen, Zeist: Kerckebosch 2004, para-graaf 9.5.

18 Illustratief in dit verband is dat het natrekken van het registers omna te gaan of er criminelen in een bepaalde woonwijk wonen.

19 Zie ook: U. van der Pol, ‘Toezicht en kwaliteit nog benedenmaat: terugblik een jaar bijzondere politieregisters’, in: Crimi-nele informatie; afscherming of openheid (Studiereeks recherchedeel 11), ’s-Gravenhage: Elsevier 2002.

OPMAAK NR. 6 31-05-2005 16:06 Pagina 452

Page 3: MENS EN MAATSCHAPPIJ - api.weblog.leidenuniv.nlapi.weblog.leidenuniv.nl/files/2004/03/minder_registers_meer_geg... · aanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk

Het College Bescherming Persoonsgegevens(CBP) heeft twee jaar geleden een klein onderzoekgedaan bij acht politiekorpsen naar het gebruikvan onder andere het register zware criminaliteit enhet voorlopig register.20 Het betrof een vooraf aan-gekondigd onderzoek van één dag per regio, waar-bij met behulp van steekproeven werd gekeken ofinformatie op de juiste wijze was opgenomen in deregisters van de betreffende regio’s. Hieruit kwameen overwegend positief beeld naar voren. Er werdslechts op een klein aantal punten geconstateerddat niet voldaan werd aan de voorschriften. Dit op-timisme wordt gerelativeerd door het recent ver-schenen evaluatierapport van de Wet bijzonderepolitieregisters.21 Uit dit onderzoek komt ook naarvoren dat politieambtenaren, met uitzonderingvan de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE)-chefs, zich meestal niet bewust zijn van de beper-kingen die de wet stelt aan de verwerking van zwa-re criminaliteitsgegevens. De vertaling van cursus-voorbeelden naar de dagelijkse praktijk blijkt pro-blematisch. Voor de verschillende CIE-en bestaatvoorts een lappendeken aan instructies, die onder-ling sterk verschillen in kwaliteit en inhoud.

Over de feitelijke gegevensverwerking

door de politie wordt

in het evaluatierapport geconstateerd

dat de politie in de dagelijkse praktijk

moeite heeft met de toepassing

van bepaalde wettelijke begrippen

Over de feitelijke gegevensverwerking door de po-litie wordt in het evaluatierapport geconstateerddat de politie in de dagelijkse praktijk moeite heeftmet de toepassing van bepaalde wettelijke begrip-pen. Zo weet men bijvoorbeeld niet goed hoe hetbegrip onverdachte personen en het noodzakelijk-heidsvereiste moeten worden uitgelegd. Door devaagheid van dergelijke begrippen en het ontbre-ken van invullingsrichtlijnen blijken dit soort wet-telijke bepalingen onwerkbaar.

Met betrekking tot de mogelijkheden tot con-trole en toezicht blijkt uit het evaluatierapport dathet protocolleren (het ‘loggen’ van alle verstrek-

kingen) in de praktijk alleen in uitzonderingssitu-aties wordt toegepast. Niet in de laatste plaats om-dat de wijze van protocolleren de informatiesyste-men kennelijk dusdanig beïnvloedt dat er vervol-gens niet goed mee te werken is. Ook worden deonleesbaarheid van het geprotocolleerde en het ge-brek aan tijd om de controle daadwerkelijk uit tevoeren als redenen genoemd om het protocollerenachterwege te laten. Verder is de rol van de privacy-functionaris gering en houdt hij zich zich over hetalgemeen alleen bezig met het uitvoeren van admi-nistratieve handelingen en het geven van adviezen.Een controlerende en toezichthoudende taak ont-breekt ook daar.

4 HET NIEUWE REGIME, DE VERANDE-RINGEN EN DE GEVAREN

In deze paragraaf gaan wij in op een viertal puntenuit het concept-wetsvoorstel waarin de regeringaanzienlijke veranderingen voorstelt. Allereerst ko-men enkele algemene veranderingen aan de ordedie niet specifiek gelden voor zware-criminaliteits-gegevens. Vervolgens behandelen wij enkele wijzi-gingen in de formele opnamecriteria, de bewaar-en verwijdertermijnen en het verstrekkingenre-gime. Wij zullen daarbij steeds nagaan waarin naaronze mening gevaren en problemen schuilen.

4.1 Algemene veranderingenTen opzichte van de huidige wetgeving wordt inhet concept-wetsvoorstel het registerbegrip nietlanger als aangrijpingspunt voor de wetgeving ge-nomen, maar het begrip ‘verwerken’. De wetgeverzoekt daarmee aansluiting bij de Wet BeschermingPersoonsgegevens (WBP). In het concept-wets-voorstel wordt een niet-limitatieve opsommingvan handelingen die onder het begrip ‘verwerken’vallen gegeven.22 Dit nieuwe aangrijpingspuntheeft een aantal belangrijke consequenties. Teneerste komt het gecompliceerde onderscheid tus-sen verschillende soorten registers te vervallen endaarmee ook de reglementsplicht,23 waardoor veelvan de regelgeving minder gedetailleerd wordt.

Een tweede consequentie, die hiermee nauwsamenhangt, is het wegvallen van de zogenaamdevoorlopige registers. Deze registers zijn onder hethuidige wettelijk regime bedoeld als een extrawaarborg bij de opslag van gegevens omtrent zwa-re criminaliteit. In een voorlopig register kunnenpersoonsgegevens worden opgenomen naar aanlei-

| ME

NS

EN

MA

AT

SC

HA

PP

IJ|

AA 54 (2005) 6 453

Mens en Maatschappij

20 Algemene bevindingen naar aanleiding van de onderzoekendoor het CBP naar de bijzondere politieregisters van Crimine-le Inlichtingen Eenheden in 2003/2004, Rapport 2, College be-scherming persoonsgegevens, Den Haag, september 2004.

21 Evaluatie Wet bijzondere politieregisters, ’s-Gravenhage: WODC

2005.22 Art. 1 sub c Wpolg.23 De reglementsplicht houdt in dat voor ieder nieuw aan te ma-

ken register een apart reglement wordt opgesteld waarin o.a. hetdoel van het register wordt omschreven.

OPMAAK NR. 6 31-05-2005 16:06 Pagina 453

Page 4: MENS EN MAATSCHAPPIJ - api.weblog.leidenuniv.nlapi.weblog.leidenuniv.nl/files/2004/03/minder_registers_meer_geg... · aanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk

ding van tips aan, en waarnemingen van de politie.Het betreft hier informatie die in beginsel niet inaanmerking komt voor opname in de registerszware criminaliteit, maar waarvan de politie het(vage) vermoeden heeft dat deze in de nabije toe-komst daarin wel opgenomen zou kunnen wor-den.24 Voor deze registers geldt een aanzienlijkstrikter regime ten aanzien van de opname, het be-waren en het verstrekken dan het geval is voor deregisters zware criminaliteit, juist vanwege het feitdat daarin ‘zachtere’ informatie is opgenomen. Hetwegvallen van deze voorportaalfunctie in het con-cept-wetsvoorstel heeft een derde belangrijkeconsequentie voor deze zeer ‘zachte’ politiegege-vens. Deze gegevens komen mogelijk onder het re-gime te vallen van de zware-criminaliteitsgegevens.

Wij zijn van mening dat

de regering daarmee te veel ruimte

krijgt om zich te laten leiden

door de politieke waan van de dag

Daarmee vervalt het strikte regime dat geldt voordeze informatie en dat betekent een aanzienlijkeuitbreiding van de mogelijkheden tot analyse enuitwisseling hiervan. Op dit moment bestaat hier-over nog geen volledige duidelijkheid omdat veelzal afhangen van opnamecriteria die nader bij Al-gemene Maatregel van Bestuur (AMvB) moetenworden geformuleerd.25 Het is een punt van zorgdat zulke belangrijke elementen in deze nieuwewetgeving gedelegeerd gaan worden aan het be-stuur en niet worden gespecificeerd in de formelewet. Hierdoor onttrekt een deel van de wetgevingzich aan de directe controle door de Staten-Gene-raal en daarmee komt de democratische legitima-tie voor een deel te ontbreken. Wij zijn van meningdat de regering daarmee te veel ruimte krijgt omzich te laten leiden door de politieke waan van dedag. De Tweede Kamer zou er bij de behandelingvan dit wetsvoorstel op zijn minst op moeten aan-dringen dat de mogelijkheid tot het houden vaneen voorhangprocedure wordt opgenomen in dewet. Daardoor zal het ook bij deze AMvB’s moge-lijk kunnen worden een adequate democratischecontrole uit te oefenen.

4.2 Formele opnamecriteriaIn het concept-wetsvoorstel komt de verwerkingvan zware-criminaliteitsgegevens te vallen onderhet regime van artikel 8 Wpolg. Daarin gaat het ommisdrijven of handelingen die een ernstige bedrei-ging vormen voor de rechtsorde. Wat betreft de ver-werking van gegevens over personen die mogelijkbetrokken zijn bij misdrijven, handhaaft de rege-ring dezelfde criteria als in de Wet politieregisters.26

Daarnaast stelt zij voor om verwerking ook moge-lijk te maken indien er sprake is van betrokkenheidbij handelingen die kunnen wijzen op het plegenvan misdrijven die door hun omvang of ernst eenernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Hier-bij kan onder andere gedacht worden aan terro-risme en mensenhandel. Met deze regeling wil deregering het mogelijk maken dat de politie eenmeer permanente informatiepositie opbouwt en instand houdt. Er wordt in dit verband gesprokenover themaverwerking, en juist dit vormt een op-vallende uitbreiding ten opzichte van de huidigeWpolr. Deze verandering is ingegeven door het be-lang om in een zo vroeg mogelijk stadium ernstigestrafbare gedragingen te kunnen detecteren.

Wij constateren twee problemen met betrekkingtot deze themaverwerking. Ten eerste het opbou-wen en in stand houden van een permanente in-formatiepositie en het uitvoeren van themaverwer-king is geen taak van de politie, maar van de Alge-mene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).De AIVD is bij uitstek geëquipeerd voor het ver-krijgen van een dergelijke permanente informatie-positie. De speciale bevoegdheden en daarbij gege-ven waarborgen zijn haar speciaal voor die taak ver-leend. Ook het CBP vindt het meer voor de handliggen de themaverwerking over te laten aan deAIVD.27 De bij de politie bekend geworden infor-matie die onder het criterium ‘betrokkenheid bijhandelingen’ zou vallen, hoeft evenwel niet directvernietigd te worden, maar kan via de RegionaleInlichtingendiensten (RID’s) worden doorge-speeld aan de AIVD. De wens tot invoering vanthemaverwerking zegt naar ons idee dan ook meerover de communicatie tussen de AIVD en de poli-tie dan over de te beperkte mogelijkheden van dehuidige Wet Politieregisters.

Ten tweede is het criterium ‘betrokkenheid bijhandelingen die kunnen wijzen op’ dermate ruim,dat naar onze verwachting het aantal geregistreer-den fors zal toenemen. Dit bevreemdt ons aange-zien de regering opmerkt dat ten aanzien van zwa-

454 AA 54 (2005) 6

Mens en Maatschappij

24 Om deze reden wordt het voorlopig register ook wel het vast-stellingsregister genoemd.

25 Vgl: CBP-advies concept wetsvoorstel politiegegevens. Adviesinzake de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens)advies van 29 maart 2004, CBP z2004-0467, p. 27, te down-loaden op www.cbpweb.nl.

26 Art. 8 lid 1 sub a Wpolg.27 CBP-advies concept wetsvoorstel politiegegevens. Advies inza-

ke de verwerking van politiegegevens (Wet politiegegevens), ad-vies van 29 maart 2004, CBP z2004-0467, te downloaden opwww.cbpweb.nl, p 28.

OPMAAK NR. 6 31-05-2005 16:06 Pagina 454

Page 5: MENS EN MAATSCHAPPIJ - api.weblog.leidenuniv.nlapi.weblog.leidenuniv.nl/files/2004/03/minder_registers_meer_geg... · aanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk

re criminaliteit het huidige regime blijft gelden zo-dat daarmee een wildgroei van geregistreerden kanworden voorkomen.28 Ondanks het feit dat hetgrote aantal geregistreerden halverwege de jarennegentig aanleiding was voor de invoering van deWet Bijzondere Politieregisters lijkt de regeringenerzijds aan te sturen op een beperking van hetaantal geregistreerden, maar formuleert zij ander-zijds sommige bepalingen dusdanig ruim dat wild-groei onvermijdelijk is. Wij zetten dan ook grotevraagtekens bij het argument dat de rechtvaardi-gingsgrond moet worden gezocht in de bestrijdingen voorkoming van terrorisme. Het is sterk devraag in hoeverre het op grote schaal verzamelen enverwerken van dergelijke zachte gegevens nu wer-kelijk effectief zal zijn in de strijd tegen het terro-risme. Buruma wijst er in dit verband op dat hetverzamelen van te veel informatie het gevaar inzich heeft dat de verhouding tussen actionable in-telligence en noise onaanvaardbaar scheef komt teliggen. ‘Men weet dan te veel van te veel mensenom een verstandige keuze te kunnen maken tussengegevens waar echt iets mee moet gebeuren.’29 Hetlijkt er dan ook op dat hier eerder sprake is vansymboolwetgeving dan van een noodzakelijk wet-telijk ingrijpen.

De regering lijkt enerzijds aan te

sturen op een beperking van het aantal

geregistreerden, maar formuleert

anderzijds sommige bepalingen

dusdanig ruim

dat wildgroei onvermijdelijk is

4.3 BewaartermijnenIn het concept-wetsvoorstel blijft het huidige re-gime betreffende het bewaren en verwijderen vanpolitiegegevens op hoofdlijnen gehandhaafd. Dithoudt in dat gegevens die niet meer noodzakelijkzijn voor het doel van de verwerking moeten wor-den verwijderd. Verder dient dit in ieder geval tegebeuren, vijf jaar na de laatste verwerking van degegevens.30 Verwijderen betekent in de Wet Poli-tieregisters dat de gegevens ook terstond vernietigdworden. In het concept-wetsvoorstel worden degegevens daarentegen, na verwijdering, als het wa-re achter een ‘schot’ geplaatst, zodat zij niet langertoegankelijk zijn voor operationele doeleinden. In-

geval van een ernstige schending van de rechtsordekunnen zij, in opdracht van de burgemeester of of-ficier van justitie, opnieuw worden verwerkt en be-schikbaar gesteld. De bewaartermijnen van verwij-derde gegevens variëren, al naar gelang de ernst vanhet misdrijf, tussen de twaalf en de dertig jaar. Ver-der is het ook mogelijk dat bij algemene maatregelvan bestuur bepaalde gegevens van misdrijven, dieeen ernstige schending van de rechtsorde vormen,voor nog langere perioden worden bewaard. Er isin het concept-wetsvoorstel dus sprake van een sig-nificante uitbreiding van de bewaartermijnen tenopzichte van de huidige wetgeving.

Wij constateren in dit concept-wetsvoorstelallereerst een wetstechnisch probleem dat voort-komt uit een onzorgvuldig gebruik van het begrip‘verwerken’. Gegevens zouden op grond van hetzesde lid van artikel 8 Wpolg in ieder geval vijf ja-ren na de laatste verwerking verwijderd moetenworden. Verwerken is in het concept-wetsvoorstelevenwel zo ruim geformuleerd dat zelfs het enkelebewaren van gegevens als een verwerking dient teworden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat devijf-jarentermijn nooit zal aanvangen. De bewaar-termijn wordt daarmee in feite oneindig, hetgeenonmogelijk de bedoeling van de wetgever kan zijngeweest.

Wij constateren in dit concept-

wetsvoorstel een wetstechnisch probleem

dat voortkomt uit een onzorgvuldig

gebruik van het begrip ‘verwerken’

Een tweede probleem betreft het voorgenomenonderscheid tussen verwijderen en vernietigen.Verwijderde gegevens mogen achter het ‘schot’vandaan worden gehaald wanneer er sprake is vaneen ‘ernstige schending van de rechtsorde’. Het op-nieuw verwerken van verwijderde politiegegevenswordt met dit ruime criterium nauwelijks aan ban-den gelegd. Met enige creativiteit kunnen deze ge-gevens in zeer veel gevallen worden geraadpleegd.De gestelde waarborgen hebben zodoende het ge-vaar in zich een wassen neus te worden. Het is na-melijk volstrekt onduidelijk waarin het criterium‘schending van de rechtsorde’ uit artikel 11 Wpolgverschilt met de ‘inbreuk op de rechtsorde’ uit ar-tikel 8 Wpolg. Naar onze mening voldoet hetgrootste gedeelte van de verwerking van zware-cri-minaliteitsgegevens per definitie aan deze beide

| ME

NS

EN

MA

AT

SC

HA

PP

IJ|

AA 54 (2005) 6 455

Mens en Maatschappij

28 Zie p. 34 van de concept memorie van toelichting. 29 Y. Buruma, ‘Acht nieuwe wetten: de zin en onzin van gegevens-

bescherming’, DD 2004, p. 51.30 Art. 8 lid 6 Wpolg.

OPMAAK NR. 6 31-05-2005 16:06 Pagina 455

Page 6: MENS EN MAATSCHAPPIJ - api.weblog.leidenuniv.nlapi.weblog.leidenuniv.nl/files/2004/03/minder_registers_meer_geg... · aanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk

normen. Een tweede waarborg tegen al te ruimeverwerking van verwijderde gegevens is de nood-zakelijkheidstoets welke dient te worden uitge-voerd door de officier van justitie of de burge-meester. Wij vragen ons sterk af, of met deze nood-zakelijkheidstoets wel zorgvuldig genoeg zal wor-den omgegaan. Juist in gevallen van ernstige schen-dingen van de rechtsorde zal eenvoudig aan dezenoodzakelijkheidseis worden voldaan. Bovendienis uit het eerder aangehaalde evaluatierapport ge-bleken dat de invulling van een noodzakelijkheids-vereiste in de praktijk nogal wat problemen ople-vert.31 Het is niet ondenkbaar dat dit ook het gevalzal zijn met de noodzakelijkheidstoets die de offi-cier van justitie of de burgemeester hier moetengaan uitvoeren.

De voorgaande constatering is nog zorgwekken-der als men bedenkt dat zeer ‘zachte’ informatie inhet nieuwe regime op grond van artikel 8 Wpolgverwerkt zal gaan worden en daarmee uiteindelijkook achter het ‘schot’ terecht komt. Waar thans debewaartermijn voor deze niet-veredelde informatiezes maanden is, kan deze onder het concept-wets-voorstel oplopen tot ruim dertig jaar. Zeker metbetrekking tot dit soort informatie betwijfelen wijof het aangevoerde opsporingsbelang zwaarderdient te wegen dan het recht op bescherming vande privacy.

4.4 Verstrekken binnen de politieIn het concept-wetsvoorstel blijft het huidige regimeover de uitwisseling van politiegegevens binnen depolitieorganisatie weliswaar op hoofdlijnen gehand-haafd, maar heeft het vervallen van de voorlopige re-gisters wel een aantal gevolgen. In de huidige WetPolitieregisters geldt voor het voorlopig register eenaanzienlijk beperkter regime voor verstrekkingenbinnen de politieorganisatie dan voor het registerzware criminaliteit.32 Kort gezegd komt dit regimeerop neer dat gegevens uit deze registers niet mogenworden gebruikt voor operationele doeleinden maardat slechts gegevens worden verstrekt voorzover datnodig is om informatie te veredelen.

Ten aanzien van verstrekkingen uit het registerzware criminaliteit wordt een onderscheid ge-maakt tussen gegevens over verdachten en perso-nen die vermoedelijk betrokken zijn bij het bera-men of plegen van misdrijven enerzijds en het ver-strekken van gegevens over contacten anderzijds.Deze laatste categorie wordt gevormd door onver-dachte personen die in een bepaalde relatie staantot de verdachte en de betrokkene. Hierbij kan bij-voorbeeld worden gedacht aan een nietsvermoe-

dende buurman die ’s morgens wel eens een praat-je maakt met de verdachte. Voor het verstrekkenvan gegevens over dergelijke contacten geldt mo-menteel hetzelfde beperkte regime dat ook van toe-passing is op verstrekkingen uit het voorlopig re-gister. In het concept-wetsvoorstel komt dit onder-scheid te vervallen. Het gevolg hiervan is dat er eenaanzienlijke verruiming plaatsvindt van de moge-lijkheid om binnen de politie-organisatie ook ge-gevens over niet-verdachte contacten te verstrek-ken. De omvang van deze verruiming zal voor eenbelangrijk deel afhangen van nadere regels die bijalgemene maatregel van bestuur worden gesteld.Ook hier zijn wij van mening dat te veel ruimtewordt gelaten aan het bestuur om maatregelen tenemen terwijl een adequate democratische contro-le ontbreekt. De eerder genoemde redenen dringenerop aan om ook op deze plek de mogelijkheid vaneen AMvB met voorhangprocedure op te nemen inde wet.

5 CONCLUSIE

Met de invoering van het concept-wetsvoorstelzullen het aantal geregistreerden en de verwer-kingsmogelijkheden van gegevens fors toenemen.Daarmee wordt tevens het gevaar van privacy-schendingen groter en daarom dienen de zorgvul-digheidseisen naar onze mening een prominentererol te krijgen. De wetgever voert in de memorievan toelichting aan dat het concept-wetsvoorstel indrie waarborgen voorziet. Ten eerste het wettelijkeregime zelf. Ten tweede het kennisnemingsrechtvan de individuele burger. Ten slotte de controle enhet toezicht op de naleving van de wet- en regelge-ving waarbij een belangrijke rol is weggelegd voorde privacyfunctionaris, de periodieke audits en hetCBP.

De aangehaalde evaluatieonderzoeken onder-mijnen elk optimisme over de effectiviteit van de-ze waarborgen. De eerste waarborg verliest veel aanwaarde als men bedenkt dat uit de verschillendepraktijkonderzoeken blijkt dat veel politieambte-naren niet, of slechts op hoofdlijnen, met de toe-passelijke wetgeving bekend zijn.

De tweede waarborg lijdt aan een soortgelijk ge-brek. Uit dezelfde onderzoeken is namelijk ook ge-bleken dat van het kennisnemingsrecht weinig totgeen gebruik wordt gemaakt. Zelfs advocaten zijnin veel gevallen niet op de hoogte van deze rech-ten.33 Bovendien heeft de politie ruime mogelijk-heden om inzage te weigeren.34

456 AA 54 (2005) 6

Mens en Maatschappij

31 Evaluatie Wet bijzondere politieregisters, ’s-Gravenhage: WODC2005.

32 Art. 13b lid 2 t/m 4 Wpolr.33 Inmiddels is wel sprake van een toenemend aantal, in strafrecht

gespecialiseerde advocaten, die van deze mogelijkheid gebruik

maken, zie: M. van Stratum, ‘Criminele inlichtingen en hetrecht op kennisneming’, DD 31 2001, afl. 2, p. 177.

34 Inzage kan bijvoorbeeld geweigerd worden in verband met degoede uitvoering van de politietaak.

OPMAAK NR. 6 31-05-2005 16:06 Pagina 456

Page 7: MENS EN MAATSCHAPPIJ - api.weblog.leidenuniv.nlapi.weblog.leidenuniv.nl/files/2004/03/minder_registers_meer_geg... · aanvullende wetgeving over politiële gegevensuit-wisseling noodzakelijk

Ten slotte zetten wij ook vraagtekens bij de effecti-viteit van de derde waarborg. In het evaluatierap-port Wet bijzondere politieregisters wordt gecon-stateerd dat de privacyfunctionaris geen controle-rende taak heeft en dat deze taak in de praktijksoms onverenigbaar wordt geacht met zijn anderetaken.35 Ook het CBP schiet tekort in haar toe-zichthoudende taak. Van de Pol heeft in 2001reeds te kennen gegeven dat de toenmalige Re-gistratiekamer (het huidige CBP) niet in staat is ef-fectief toezicht te houden op de CIE-en.36 Of devoorgestelde periodiek te houden audits op basisvan de geprotocolleerde gegevens de controle enhet toezicht op een effectief niveau kunnen bren-gen is zeer de vraag. In de praktijk is immers ge-

bleken dat juist het protocoleren veel problemenoplevert.

Samenvattend houdt het nieuwe regime een an-dere balans in tussen het opsporingsbelang en hetprivacybelang waarbij deze eerste aanmerkelijkzwaarder is gaan wegen. De gevaren van onge-rechtvaardigde inbreuken op de privacy wordengroter en dat vraagt om een scherper en adequatertoezicht. Dit toezicht lijkt echter onder de aanko-mende regeling op hetzelfde ontoereikende enweinig effectieve niveau te blijven. Naar onze me-ning is dan ook in het concept-wetsvoorstel weleen andere verhouding tot stand gebracht tussenhet opsporingsbelang en het privacybelang, maargeen nieuw evenwicht.�

AA 54 (2005) 6 457

Mens en Maatschappij

35 Evaluatie Wet bijzondere politieregisters, ’s-Gravenhage: WODC2005, p. 151.

36 U. van der Pol, ‘Toezicht en kwaliteit nog beneden maat: terug-blik een jaar bijzondere politieregisters’, in: Criminele informa-tie; afscherming of openheid (Studiereeks recherche deel 11), ’s-Gravenhage: Elsevier 2002.

* Prof.dr. Den Hartogh is hoogleraar ethiek aan de afdeling Wijs-begeerte van de Universiteit van Amsterdam.

1 Cour de cassation, 17-11-2000, D.2001, Jur. P.332, n. DenisMazeaud en n. Patrice Jourdain ; JCP 2001, II, 10.438, n.François Chabas. Zie ook: www.denistouret.net/eurodroits/affaire_Perruche.html.

Schadevergoeding voor het leven?

Prof.dr. G.A. den Hartogh*

Ruim tien jaar geleden bezocht een zwangerevrouw een verloskundige in het academisch zie-kenhuis in Leiden. De vrouw was enigszins ver-ontrust over de mogelijkheid van genetische afwij-kingen: ze had al tweemaal een spontane abortusgehad en een neef was door een chromosomale af-wijking ernstig gehandicapt. De verloskundigevond het niet nodig nader familie-onderzoek tedoen of de vrouw naar een klinisch geneticus teverwijzen. Het kind werd geboren en Kelly ge-noemd.

Kelly leeft nog steeds. Tot voor kort herkende zehaar ouders niet, ze kan niet spreken en niet lopen,is ernstig astmatisch en heeft diverse hartoperatiesondergaan. Gedurende vele jaren huilde ze voort-durend, waaruit haar ouders opmaakten dat ze pijnleed, maar ze kon niet aangeven waar. Op dit puntschijnt het nu wat beter met haar te gaan.

Haar ouders hebben het Leids Universitair Me-disch Centrum (LUMC) aangesproken voor eenschadevergoeding, niet alleen namens zichzelfmaar ook namens Kelly. De rechtbank in Den

Haag heeft in 2000 alleen de eerste vordering toe-gewezen, het gerechtshof aldaar in 2003 ook detweede. Het hof noemde Kelly’s toestand ‘deernis-wekkend’. Hiermee werd in Nederland voor deeerste maal schadevergoeding toegekend wegenswrongful life. Binnen Europa had zo’n toekenningvoordien alleen in Frankrijk plaats gehad, in dezaak Perruche.1 Daar had die beslissing meteen totzoveel commotie geleid dat het Franse parlement alin 2002 een wet aannam (bekend als de Loi Per-ruche) die voortaan zulke beslissingen onmogelijkmoest maken. Ook in Nederland gingen on-middellijk na de uitspraak van het Haagse hofstemmen op om zo’n wet aan te nemen. Zo sprakde fractieleider van D’66, Boris Dittrich, zich daar-voor in krachtige taal uit. Minister van JustitieDonner wenste echter eerst de uitspraak van deHoge Raad in cassatie af te wachten. Deze heeft in-middels op 18 maart 2005 het arrest van het ge-rechtshof bevestigd, en daarenboven ook nog devader van Kelly een recht op vergoeding van im-materiële schade toegekend.

| ME

NS

EN

MA

AT

SC

HA

PP

IJ|

OPMAAK NR. 6 31-05-2005 16:06 Pagina 457