Meerjarenplan - Ons Gedacht · 2016. 1. 13. · Op basis van beide analyses en beïnvloed door de...
Transcript of Meerjarenplan - Ons Gedacht · 2016. 1. 13. · Op basis van beide analyses en beïnvloed door de...
-
Meerjarenplan
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie
2016-2020
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 2|58
Meerjarenplan 2016 – 2020
Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie
21/04/2015
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 3|58
INHOUD
VOORWOORD ..................................................................................................................................................... 4
HET MEERJARENPLAN 2016-2020, EEN KEUZE VOOR VERDIEPING EN MEER SECTOR .......................................... 5
MISSIE, KERNTAKEN, WERKINGSACCENTEN EN PRIORITAIRE ROLLEN ................................................................. 9
ALGEMENE OMGEVINGSANALYSE ..................................................................................................................... 12
1. Stijgende armoede in een snel evoluerende maatschappelijke en politieke context ...................................... 12
2. interne analyse – mogelijkheden en beperkingen van de organisatie en de sector. ....................................... 21
3. Analyse van de andere organisaties in de omgeving van Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie .......... 24
STRATEGISCHE OPTIES BEPALEN DE RICHTING ................................................................................................. 27
THEMA’S EN DOELSTELLINGEN .......................................................................................................................... 29
1. Maatschappelijke dienstverlening ................................................................................................................... 29
MD-SA 1: Ons Gedacht – Lier........................................................................................................................ 30
MD-SA 2: Huis van de Dialoog – Boom ......................................................................................................... 31
MD-SA 3: Strijden tegen onderbescherming op het platteland .................................................................... 32
2. Wonen .............................................................................................................................................................. 33
WO-SA 1: Energie en armoede – Vlaanderen ............................................................................................... 34
WO-SA 2: Energie en woonkwaliteit – Vlaanderen ...................................................................................... 35
WO-SA 3: Water en armoede – Vlaanderen ................................................................................................. 36
WO-SA 4: Bewonersparticipatie Hemiksem .................................................................................................. 36
WO-SA 5: Bewonersparticipatie bij de Geelse Huisvesting ........................................................................... 37
WO-SA 6: Bewonersparticipatie Schorvoort – Turnhout .............................................................................. 37
WO-SA 7: Woonstage – Woonatelier – Mechelen ........................................................................................ 38
WO-SA 8: Energie en woonkwaliteit op het platteland ................................................................................ 38
WO-SA 9: Wonen op maat – Mechelen (o.v.) ............................................................................................... 39
3. Arbeid ............................................................................................................................................................... 41
AR-SA 1: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Kempen ...................................................... 42
AR-SA 2: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Mechelen ................................................... 43
AR-SA 3: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Boom .......................................................... 44
4. Onderwijs ......................................................................................................................................................... 45
OND-SA 1: Schoolstart in Mechelen ............................................................................................................. 46
5. Interne Strategische Doelstellingen ................................................................................................................. 47
BIJDRAGE AAN DE PRIORITEITEN UIT DE BELEIDSNOTA ..................................................................................... 49
PERSONEELSINZET............................................................................................................................................. 54
BIJLAGEN (ZIE APART DOCUMENT) ................................................................................................................... 56
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 4|58
VOORWOORD
Welkom lezer, aan boord van ons meerjarenplan voor de periode 2016-2020. We zijn blij met uw belangstelling
voor ons werk, wat uw plaats in ons netwerk ook is.
In het plan dat voorligt zal u kunnen lezen wie we zijn, hoe en met wie we werken en wat onze doelstellingen
met die mensen zijn, in de provincie Antwerpen, ons territorium.
Daar willen we een méér rechtvaardige samenleving opbouwen. Met méér gelijkheid voor alle mensen.
Bijzonder fier ben ik op dit plan. Natuurlijk hadden we méér kunnen doen. Maar met onze beperkte middelen
zijn we er toch in geslaagd om ons in te passen in het globale plan van de sector samenlevingsopbouw. Met de
uitvoering van dit plan zal die fierheid in de komende tijd alleen maar toenemen. Dat is mijn overtuiging.
Graag maak ik van de gelegenheid ook gebruik om iedereen te danken die aan het uitwerken van dit plan heeft
bijgedragen: onze directeur, de staf, de medewerkers en bestuurders van ons instituut. Maar ook onze
stakeholders en Vlaams minister Vandeurzen, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Zonder de inzet van al deze mensen was dit plan er niet gekomen. En zonder plan geen werking. Ik heb er niet de
minste twijfel over dat dit bijzonder erg zou zijn. Voor opnieuw 5 jaar aan de slag dus!
Jef Verrydt,
voorzitter
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 5|58
HET MEERJARENPLAN 2016-2020, EEN KEUZE VOOR VERDIEPING EN MEER SECTOR
Je hebt nu het meerjarenplan 2016-2020 in handen. Dit plan beschrijft de keuzes die onze werking de komende
vijf jaar vorm geven.
1. EEN FORMELE VRAAG VOOR SUBSIDIES
Het brengt focus en bepaalt keuzes. Maat het bevat ook de formele aanvraag voor subsidiëring van
Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie vzw in het kader van decreet van 26 juni 1991 met betrekking tot
erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk.
De vzw Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie vraagt hiermee goedkeuring van het meerjarenplan 2016-
2020 en toekenning van de subsidies zoals voorzien in het besluit van de secretaris-generaal van het
departement welzijn volksgezondheid en gezin tot aanpassing van de subsidiabele personeelsformatie voor de
organisatie voor maatschappelijk opbouwwerk. We plannen in dit plan voor de toegekende 10.35 VTE maar
pleitten tegelijkertijd voor een uitbreiding van dit aantal.
Wij verklaren controle van de administratie te aanvaarden en verbinden ons ertoe de bepalingen van het Besluit
van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli
2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het
maatschappelijk opbouwwerk na te leven.
2. INTENSIEF WERKEN AAN HET MEERJARENPLAN GARANDEERT EEN GEDRAGEN PLAN
Dit meerjarenplan is het resultaat van een proces dat bijna een jaar in beslag nam en waarbij tal van mensen
betrokken waren. Vier stappen liepen door mekaar maar leidden finaal tot het plan dat nu voorligt.
1. In een eerste stap stonden we stil bij de maatschappelijke evoluties. Samenlevingsopbouw Vlaanderen
werkte een algemene omgevingsanalyse uit op basis van een uitgebreide literatuurstudie, gesprekken met
deskundigen, ervaringen uit de sector Samenlevingsopbouw. Hierop baseerden we ons voor een eigen
kwantitatieve (op basis van cijfermateriaal) en kwalitatieve (op basis van gesprekken met het middenveld
uit de provincie) omgevingsanalyse. De grote lijnen van deze analyse kan je vinden onder de externe
analyse, een uitgebreidere uitwerking in bijlage.
2. We evalueerden de eigen werking. Een sector-SWOT maakten we reeds op voor het toekomsttraject. We
vulden dit aan met een voorlopige evaluatie van het meerjarenplan, met een projectevaluatie (beiden in
bijlage). Dit alles brachten we samen in analyse met mogelijkheden en beperking voor onze organisatie (zie
interne analyse).
3. Op basis van beide analyses en beïnvloed door de beleidsnota Welzijn, volksgezondheid en gezin 2014-2019
en de keuzes van de sector en de andere instituten, maakten we strategische keuzes: we behielden waar we
sterk in waren en voegden een nieuw thema en projecten toe.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 6|58
4. In een laatste stap formuleerden we doelstellingen, concretiseerden we de faseringen … Ook hier was de
sector nooit ver weg. Een (zo goed als) gezamenlijk doelstellingenkader is hiervan het gevolg. Een ideale
aanzet om te komen tot meer samenwerking.
De meeste energie bij het planningsproces werd geleverd door het team, maar de Raad van Bestuur van
Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie volgde elke stap op de voet.
Deze uitgebreide planningsprocedure leidde tot doordachte en gedragen keuzes die de leidraad zullen zijn voor
vijf jaar opbouwwerk in de provincie Antwerpen.
3. WE KIEZEN VOOR VIER THEMA’S
De volgende vijf jaar wil Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie inzetten op vier thema’s: maatschappelijke
dienstverlening, wonen, arbeid en onderwijs.
Met het thema maatschappelijke dienstverlening focussen we op onderbescherming. Niet iedereen kan
momenteel immers alle rechten die hij heeft benutten De toegankelijkheid van dienst- en hulpverlening staat
voor maatschappelijk kwetsbare groepen onder druk. Het versterken van de ‘cliënt’ staat niet altijd centraal
genoeg.
We willen hieronder drie strategische acties opzetten. Ons Gedacht (Lier) en Booms Welkom laten hun politiek
werk rond onderbescherming allebei starten vanuit een basisvoorziening. In 2016 starten we een verkenning
voor een nieuw project rond maatschappelijke dienstverlening in de door ‘Leader’ erkende
plattelandsgemeenten.
Werken aan wonen en energie kent een lange traditie bij Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie. Een
traditie die we recent aanvulden met een waterproject. Een betaalbare woning van voldoende kwaliteit vinden is
geen sinecure voor maatschappelijk kwetsbare groepen.
Vijf projecten focussen zuiver op het recht op wonen. Drie projecten gaan over bewonersparticipatie in de
sociale huisvesting. Met het project woonstage/woonatelier werken we samen met het CAW aan de woonkansen
van een zeer precaire doelgroep. Het CAW biedt kansen om te (leren) wonen, wij koppelen hier een traject aan
om woonbehoeften in kaart te brengen en te signaleren bij het Mechelse bestuur. Hieraan koppelen we
(afhankelijke van een afweging van kansen) een wonen op maat project. Vier projecten zetten in op het recht op
nutsvoorzieningen. Energie en armoede en Water en armoede focussen rechtstreeks op het recht op
energie/water. We brengen adviezen rond de SODV’s1 en andere elementen van het energie/waterbeleid. Met
twee projecten – waarvan één dat we in 2017 nieuw willen starten in een plattelandsgebied – werken we aan
besparingen voor maatschappelijk kwetsbare groepen via energiebesparende investeringen.
Samenlevingsopbouw wil in de sector de rol van trekker van het energiethema blijven opnemen.
Een inkomen uit arbeid is één van de sterkste hefbomen om uit de armoede te ontsnappen. Voor veel
maatschappelijk kwetsbare groepen is gepast en vast werk vinden geen sinecure. Voor mensen met een
migratiegeschiedenis vormen taalvereisten en discriminatie extra drempels. Zowel de arbeidsbemiddeling als de
gesubsidieerde arbeid slagen er onvoldoende is om deze groep te activeren.
We realiseren drie projecten (Mechelen, Boom en Turnhout) rond arbeid. We focussen zowel op de
dienstverlening van de VDAB (waar we het model dat we in Mechelen ontwikkelden en dat VDAB Mechelen
implementeert, willen uitdragen), als op private werkgevers (interim in bedrijven).
1 SODV: Sociaal openbare dienstverrichtingen – we werken rond werking van de Lokale adviescommissie met het o.a. het sociaal onderzoek, rond stelsels
van beschermde klant …
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 7|58
Onderwijs is een nieuw thema. Te veel jongeren verlaten de schoolbanken zonder een diploma of met een
diploma dat niet in de lijn ligt van hun capaciteiten. Hierdoor bouwen ze een achterstand op die hen in hun
verder beroepsloopbaan zal blijven beperken.
Met het project Schoolstart willen we in Mechelen een zorgnetwerk van vrijwilligers opzetten dat jonge ouders
ondersteunt bij de overgang naar de kleuterklas. We willen ervoor zorgen dat de eerste kennismaking met de
school een positieve ervaring wordt voor ouder en kind.
4. HET GERINGE AANTAL DECRETALE MEDEWERKERS WERKT BEPERKEND
Het formuleren van dit meerjarenplan was vooral een oefening van inperken. De uitdagingen waar
Samenlevingsopbouw een antwoord op kan/wil geven zijn veel groter dan de beschikbare middelen toelaten.
Met een enveloppe die voorziet in 10.35 VTE kunnen we belangrijke uitdagingen niet aanpakken. Zelfs wanneer
we deze middelen aanvullen met middelen uit andere bronnen. We stellen dan ook formeel de vraag naar een
uitbreiding van de enveloppe.
De vraag naar uitbreiding van de middelen stellen we samen met de Federatie Samenlevingsopbouw die dit als
volgt formuleert:
De verdeling van de Vlaamse middelen voor de sector Samenlevingsopbouw is historisch gegroeid
en heeft tot gevolg dat enkele instituten over zo weinig middelen beschikken dat essentiële functies
in hun werkgebied niet kunnen gerealiseerd worden. De Federatie Samenlevingsopbouw (FESO) wil
op korte termijn met de Vlaamse Gemeenschap in overleg treden om te bekijken hoe de historische
ongelijkheid weggewerkt kan worden.
De ervaring van de laatste jaren leert ons dat het huidige financieringssysteem een aantal tekorten
vertoont die dringend moeten worden opgelost om de kwalitatieve werking van de sector niet in
het gedrang te brengen. We vragen een bijsturing ter zake op basis van een evaluatie van het
huidige financieringssysteem.
Ten slotte pleit Samenlevingsopbouw ervoor om ook FESO direct en mede door de Vlaamse
Gemeenschap te financieren. We zijn van oordeel dat de belangenbehartiging zoals gedefinieerd
door de sector een wezenlijk onderdeel van de sectorwerking is en in aanmerking komt voor
overheidssteun.
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie is net als FESO van oordeel dat bijkomende Vlaamse middelen voor
de sector op de eerste plaats ingezet dienen te worden voor het versterken van die regionale instituten die op dit
ogenblik over een beperkte enveloppe beschikken. Allerlei mogelijke berekeningen op basis van
programmatienormen tonen aan dat wij in vergelijking met de rest van de sector ondergesubsidieerd zijn.
Een uitbreiding van de enveloppe met één VTE kan ons in staat stellen om de Strategische acties die we nu
opzetten te versterken. De betreurde afbouw van de projecten energie-en-woonkwaliteit en arbeid kan hiermee
beperkt worden, of we kunnen het onderwijsproject de noodzakelijke verbreding bieden.
Een uitbreiding met meerder VTE’s kan ons instaat stellen om het thema ‘gezondheid’ op te nemen. Door de
opstart van twee wijkgezondheidscentra, via de werking rond (geestelijke) gezondheid in Lier en rond dringende
medische hulp in Boom, beschikken we over een netwerk en de kennis om in de provincie aan
gezondheidsbevordering te doen. Werken aan gezonde voeding en beweging voor maatschappelijk kwetsbare
groepen, opzetten van zorgnetwerken om de vermaatschappelijking van de zorg te ondersteunen, werken aan
betaalbaarheid van de eerstelijnszorg … zijn allemaal acties waar we – gezien de beperkte subsidiëring – niet aan
toe komen.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 8|58
5. CENTRAAL STAAT HET STREVEN NAAR MEER (SECTOR)SAMENWERKING
Meer samenwerking is een rode draad die doorheen dit plan loopt.
In eerste instantie kiezen we voor meer sectorsamenwerking. Dit is duidelijk merkbaar in de sector-strategische
acties die we rond wonen op maat, rond de kloof arbeidsmarkt-werkzoekende en rond het werken aan
onderbescherming vanuit basisvoorzieningen opzetten. Ook voor andere thema’s zoals onderwijs en energie zal
samenwerking om meer Vlaamse slagkracht te ontwikkelen aan de orde zijn. Daarnaast kiezen we voor
sectorsamenwerking rond meer generieke taken zoals het leerbeleid, kwaliteitsbeleid …
We werken ook intensief samen met ander partners buiten de sector. Samenwerking met de Vereniging waar
armen het woord nemen ligt het meest voor de hand, maar we kiezen ook voor maximale samenwerking met de
CAW’s, de OCMW’s …
6. VIJF JAAR WERKEN AAN GELIJKHEID
Dit plan geeft de aftrap om opnieuw vijf jaar lang te werken aan gelijkheid op zeer diverse thema’s. Wij willen
ertoe bijdragen dat de sociaaleconomische grondrechten ook voor maatschappelijk kwetsbare groepen realiteit
worden. Dit doen we door individuen te versterken, door te pleiten voor een regelgeving die uitsluiting
wegwerkt, door zelf oplossingen aan te bieden …
Samen werken we aan het opbouwen van een rechtvaardigere samenleving.
Ben Van Havere
Directeur
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 9|58
MISSIE, KERNTAKEN, WERKINGSACCENTEN EN PRIORITAIRE ROLLEN
1. ONZE MISSIE
Ons land is een democratie waar in principe een menswaardig leven voor iedereen gegarandeerd is. Maar de
realiteit is anders. Veel mensen blijven verstoken van dit basisrecht. Ze leven in een maatschappelijk kwetsbare
positie.
Voor deze groep werkt Samenlevingsopbouw aan een rechtvaardige en duurzame samenleving door situaties van
maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting weg te werken. We focussen op maatschappelijke
mechanismen en structuren die dergelijke situaties veroorzaken en in stand houden. Het realiseren van de
toegang tot grondrechten staat hierbij centraal.
In het wegwerken van situaties van achterstelling en uitsluiting streven we naar blijvende maatschappelijke
veranderingen. Dit blijvend karakter ligt niet alleen in de aard van de oplossingen die we nastreven: structurele
beleidsveranderingen met participatie van de doelgroep. Maar ook in het feit dat mensen in maatschappelijk
kwetsbare posities ondersteund en versterkt worden om zelf een rol op te nemen in het oplossen van de
problemen waarmee ze geconfronteerd worden.
2. ONZE KERNTAKEN UIT HET REFERENTIEKADER
Om onze maatschappelijke opdracht te realiseren, maken we werk van twee kernopdrachten.
Agogische kernopdracht
Onze agogische kernopdracht bestaat erin mensen in maatschappelijk kwetsbare posities te ondersteunen en te
versterken in het werken aan gemeenschappelijke problemen van achterstelling en uitsluiting.
Centraal in de agogische kernopdracht staat het versterkingsproces. Dit versterkingsproces is erop gericht om het
zelfsturend vermogen van maatschappelijk kwetsbare groepen te vergroten. Daarmee bedoelen we dat mensen
weer greep krijgen op hun eigen leven, zelf een rol kunnen opnemen in het verbeteren van de situatie waarin ze
zich bevinden en dus niet meer louter moeten ondergaan wat in hun leven gebeurt.
Dit doen we via het vergroten van de veerkrachtige binnenkant, aanscherpen van hun kritisch bewustzijn en het
bevorderen van participatie.
Politieke kernopdracht
Voor het realiseren van onze maatschappelijke opdracht zetten we niet alleen in op het versterken van de
doelgroep. Er zijn ook structurele beleidsveranderingen nodig. Daarmee bedoelen we een verandering die:
• een oplossing biedt voor gemeenschappelijke problemen
• verder reikt dan de direct bij het project betrokken doelgroep
• afdwingbaar of verankerd is
• niet eenmalig is
• een lange termijn effect heeft
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 10|58
Zowel de inhoud van het beleid als de wijze waarop het tot stand komt, moeten gecorrigeerd zijn. We spreken
van sociaal gecorrigeerd beleid en participatief gecorrigeerd beleid. Op die manier willen we ertoe bijdragen dat
ook andere dan de reeds gegoede groepen de vruchten kunnen plukken van beleid.
Onlosmakelijk verbonden
Beide kernopdrachten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
3. DRIE WERKINGSACCENTEN UIT HET REFERENTIEKADER
Participatief werken met de doelgroep
Kenmerkend voor de sector Samenlevingsopbouw is het participatief werken met de doelgroep. Dit wil zeggen
dat we de effectieve betrokkenheid van de doelgroep bij het realiseren van de beide kernopdrachten als
uitgangspunt nemen.
Autonoom handelen
In het realiseren van onze maatschappelijke opdracht moet de autonomie van de sector Samenlevingsopbouw
gegarandeerd blijven. Dit wil zeggen dat we steeds ten volle de mogelijkheid hebben om onze twee
kernopdrachten te realiseren en de kant te kiezen van maatschappelijk kwetsbare groepen.
Partnerschappen aangaan
Onze eigenheid en onze positionering maken dat we anderen nodig hebben om onze doelstellingen te bereiken.
Situaties van achterstelling en uitsluiting zijn immers complexe maatschappelijke problemen, waarvoor de
oplossingen nooit eenvoudig zijn en zelden in de handen van één enkele actor liggen. Partnerschappen aangaan
zowel met samenwerkingspartners op het terrein als met oplossingsactoren is daarom vaak een noodzakelijke
voorwaarde.
Samenwerkingspartners zijn actoren die meewerken op het terrein aan gelijkaardige oplossingen of
doelstellingen als de onze, zonder dat zij over de nodige beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid beschikken.
Oplossingsactoren, daarentegen, beschikken wel over die beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid. Het zijn
actoren die een oplossing bieden voor het maatschappelijk probleem waar wij aan werken.
4. DRIE PRIORITAIRE ROLLEN
Om aan deze missie en kerntaken te werken neemt Samenlevingsopbouw gericht één of meerder van deze drie
rollen op:
Sociale actie en de organisatie van tegenspraak
Vertrekpunt is samenspraak en samenwerking met o.m. overheid, sector onderwijs, huisvestingsmaatschappijen,
OCMW’s … waarbij zowel vanuit top-down als bottom-up benadering specifieke doelgroepen ondersteund
worden om hun belangen te articuleren en behartigen. Samenlevingsopbouw zet blijvend in op deze
ondersteuning.
Soms zijn evenwel belangentegenstellingen te groot, worden problemen of groepen genegeerd, is er onbegrip of
manifeste onwil. Dan zal er druk moeten worden uitgeoefend, het debat worden georganiseerd en eventueel
sociale actie worden gevoerd.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 11|58
Community building en werken aan directe oplossingen
Samenlevingsopbouw investeert in gemeenschapsopbouw.
Hieronder verstaan we:
• Het activeren en ondersteunen van burgers in het opbouwen en beheren van zelfhulporganisaties,
vrijwilligerswerk, lokaal ingebedde diensten en dienstverlening op maat.
• Mensen versterken, hun netwerken versterken, hun betrokkenheid bij de samenleving versterken en hen
responsabiliseren voor het welzijn van anderen waardoor ze meer regisseur worden van hun eigen
levenstraject.
Samenlevingsopbouw treedt ook op als makelaar van oplossingen. Heel wat problemen vragen om onmiddellijke
actie. Samenlevingsopbouw kan - beter dan anderen - de combinatie maken van directe oplossingen voor
bepaalde problemen ‘hier en nu’, en tegelijk werk blijven maken van structurele veranderingen.
Sociale innovatie en participatieve planning
Naast tegenspraak en sociale actie, trekt Samenlevingsopbouw volop de kaart van sociale innovatie. Kiezen voor
‘een andere aanpak’ door vernieuwende methoden, nieuwe oplossingen en het blootleggen van nieuwe
mechanismen van uitsluiting. De 'innovatie' zit hem in het op een nieuwe manier verbinden van actoren,
expertises of hulpmiddelen om uiteindelijke tot nieuwe, werkbare oplossingen te komen.
Een bredere maatschappelijke betekenis krijgt Samenlevingsopbouw pas als lokale innovaties daadwerkelijk
gevaloriseerd worden, doordat ze op andere plaatsen navolging krijgen en uiteindelijk verruimd en
veralgemeend worden. Innovaties zijn maar maatschappelijk relevant als we er ook in slagen om ‘schaal’ te
verwerven.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 12|58
ALGEMENE OMGEVINGSANALYSE
In wat volgt beschrijven we de omgeving waarin Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie opereert. We vulden
waar mogelijk de algemene omgevingsanalyse (aangeleverd door Samenlevingsopbouw Vlaanderen) aan met
provinciale gegevens.
1. STIJGENDE ARMOEDE IN EEN SNEL EVOLUERENDE MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE CONTEXT
ARMOEDE IS ONGELIJK VERDEELD 1.1.
Armoede treft meer Belgen dan gedacht. Volgens de EU
Silc-enquête2 leefde in 2013 15,1% van de Belgen onder de
armoedegrens3, in Vlaanderen was dat 10,8%. Deze cijfers blijven
al enkele jaren stabiel. Hetzelfde geldt voor de samengestelde
indicator ‘risico op armoede en sociale uitsluiting’4. In 2013
leefden 20,8 % van de Belgen met een risico op armoede en
sociale uitsluiting. (zie ook Figuur 1)
Het zijn niet altijd dezelfde mensen die in armoede leven. In 2011
leefde 5% van de Vlamingen in een gezin met een inkomen onder de armoededrempel in 2011 en in minstens 2
van de 3 voorgaande jaren. Dat betekent dat de helft van het totaal aantal personen in armoede in Vlaanderen
zich in een positie van langdurige armoede bevinden5. Een aantal groepen kan relatief snel de eindjes terug aan
elkaar knopen. Hooggeschoolden, studenten en werknemers kunnen sneller uit de armoede ontsnappen dan
laaggeschoolden, werklozen en gepensioneerden. Voor vele wordt het na verloop van tijd steeds moeilijker om
uit een vicieuze cirkel te geraken. Voor wie eerder al met
armoede werd geconfronteerd, is het risico groter om
terug in de armoede te belanden.
Het aantal personen dat recht heeft op een
voorkeurregeling bij de ziekteverzekering is een indicator
die ook op gemeentelijk niveau hanteerbaar is en een
beeld geeft van het aantal mensen dat moet rondkomen
met een laag inkomen. We stellen vast dat het aandeel
mensen dat moet rondkomen met een laag inkomen het
grootst is in de steden Antwerpen (22,4 %) en Mechelen
(17,6 %). Ook Boom (16,3 %), Turnhout (15 %), Lier (13,6
%) en Heist-op-den-Berg (13,5 %) scoren boven het
Vlaams gemiddelde.
2 De EU-SILC (European Union – Statistics on Income and Living Conditions) is een enquête naar inkomens en levensomstandigheden en een belangrijk
instrument om zowel op Belgisch als op Europees niveau armoede en sociale uitsluiting in kaart te brengen. 3 Een persoon loopt een (monetair) armoederisico wanneer het totaal inkomen van zijn huishouden lager is dan de relatieve armoededrempel. De drempel
die hier gebruikt wordt,is vastgelegd op 60% van het mediaan beschikbaar inkomen. 4 Een persoon loopt een risico op armoede of sociale uitsluiting wanneer het huishouden waartoe hij behoort bedreigd wordt door monetaire armoede (een inkomen minder dan 60% van het mediaan inkomen) en/of hij zich bevindt in een situatie van ernstige materiële deprivatie en/of hij kent een zeer lage arbeidsintensiteit. 5 Vlaamse armoedemonitor 2014
0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
2008 2009 2010 2011 2012 2013
België
Vlaanderen
Figuur 1: Evolutie risico op armoede en sociale
uitsluiting België – Vlaanderen
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 13|58
Hoewel de armoede in ons land grotendeels gelijk bleef door de jaren heen,
nam de kinderarmoede significant toe. Het aandeel kinderen in kansarme
gezinnen (indicator van Kind & Gezin) toont aan dat het aantal kinderen en
jongeren dat in Vlaanderen in armoede leeft, almaar groter wordt (van 6 % in
2001 naar 11,2% in 2013, zie figuur 2).
In ‘het kind in Vlaanderen ‘ analyseert Kind en gezin de armoedecijfers van
2010. Ze berekenden dat 11,3% van de jonge kinderen leeft in een gezin met
een verhoogd armoederisico. Dit risico is ongelijk verdeeld. Bijna een kwart
(23,1%) van de kinderen in een eenoudergezin, 75,4% van de kinderen in een
gezin zonder arbeidsparticipatie en 58,1% van de kinderen met een moeder die geboren is in een land van buiten
de EU, kent een verhoogd armoederisico.
Bij kinderen met een moeder afkomstig
uit een ander EU-land is dit 8% en bij
kinderen met een moeder van Belgische
herkomst gaat het om 8,9%.
Om kinderarmoede in de provincie in
beeld te brengen hanteren we een
samengestelde indicator6. Dan blijkt dat
Antwerpen (259), Mechelen (192), Boom
(167) en Turnhout (139) ‘koplopers’ zijn
in de provincie wat betreft
kinderarmoede. Kinderarmoede is dus
hoofdzakelijk een stedelijk fenomeen.
Willebroek (128), Borsbeek (113),
Zwijndrecht (106), Lier (104), Hemiksem
(103) en Niel (102) zijn de overige gemeenten die hoger scoren dan
Vlaanderen.
Risicogroepen: Bepaalde doelgroepen worden geconfronteerd met een
(veel) hoger armoederisico: vrouwen, 65-plussers, alleenstaanden,
eenoudergezinnen, personen die niet werken, werkloze gezinnen,
huurders, laaggeschoolden en personen van vreemde afkomst. Deze
risicogroepen worden vaak ook geconfronteerd met schuldoverlast.
Mensen van niet-Europese herkomst met de Belgische nationaliteit (45
procent) en zonder de Belgische nationaliteit (66 procent), hebben het
grootste risico gedepriveerd te zijn op meerdere dimensies. Eén op drie
jongens en één op vier meisjes van buitenlandse herkomst verlaten het
secundair onderwijs zonder diploma. Participatie aan hoger onderwijs is
laag (5 procent), maar neemt toe ondanks een zeer hoge uitval.
Aandachtsgebieden: Het dichtbebouwde stedelijk gebied (voornamelijk de
19de eeuwse gordel rond de steden) wordt het sterkst met armoede
geconfronteerd. Het afgelegen platteland komt op de tweede plaats, vóór
het overige stedelijke gebied. Ouderen, in het bijzonder oudere
alleenstaanden, eenoudergezinnen, werklozen en vrouwen ondervinden
meer moeilijkheden op het afgelegen platteland dan gemiddeld. Omdat
6 We voegen vier indicatoren samen:
het aantal geboorten in kansarme gezinnen.
het aandeel 0 tot 19-jarigen dat in aanmerking komt (als titularis of ten laste) voor de voorkeurregeling met de ziekteverzekering,
het aantal kinderen dat opgroeit in een eenoudergezin.
de onderwijs kansen-indicator en de
Figuur 2: Aandeel kinderen in kansarme
gezinnen – bron: kind en gezin
Figuur 3: Bevolkingsgroepen onder de
armoededrempel – 2012 - Vrind
Mol
Geel
AntwerpenLille
Brecht
Ravels
Lier
Balen
Malle
Retie
HoogstratenEssen
Kasterlee
Ranst
Wuustwezel
Herselt
Nijlen
Mechelen
Putte
Turnhout
Westerlo
Kalmthout
Bornem
Puurs
Arendonk
Laakdal
Beerse
Zoersel
Herentals
Schilde
Olen
Heist-op-den-Berg
Merksplas
Rijkevorsel
Kapellen
Dessel
Duffel
Meerhout
Schoten
Zandhoven
Brasschaat
Berlaar
Kontich
Rumst
Vorselaar
Bonheiden
Willebroek
Stabroek
Boechout
Herenthout
Sint-Katelijne-Waver
Lint
Niel
Boom
Schelle
Oud-Turnhout
Grobbendonk
Hulshout
Zwijndrecht
Sint-Amands
Vosselaar
Hove
Aartselaar
Mortsel
Edegem
Wommelgem
Wijnegem
Hemiksem
Borsbeek
Baarle-Hertog
< 50 (p30)
50 ... < 60 (p50)
60 ... < 70 (p67)
76 ... < 78 (p75)
78 ... < 100 (p85)
100 ... < 133 (p95)
> 133
Synthese kinderen en armoede
Antwerpen 259Mechelen 192Boom 167Turnhout 139
index 100 voor Vlaanderen
Na de bovengrens van elke klasse
is vermeld hoeveel procent van deVLAAMSE gemeenten lager scoren.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 14|58
armoede op het platteland een eigen profiel heeft, en mensen in armoede er met specifieke problemen worden
geconfronteerd, kan plattelandsarmoede niet enkel met een generiek armoedebeleid worden aangepakt. Het feit
dat op het platteland vooral ouderen door armoede worden getroffen en dat deze vaak gezondheidsklachten
hebben, toont de noodzaak van bereikbaarheid van zorg aan.
Om een beeld te krijgen van plattelandsarmoede in de provincie groeperen we variabelen zoals het aandeel
landbouwers, ouderen, slechte woningen, slechte bereikbaarheid en onvoldoende faciliteiten. De gemeenten
Mol, Ravels, Merksplas, Rijkevorsel, Hoogstraten, Wuustwezel, Beerse, Brecht en Essen scoren hoog volgens die
indicatoren.
MAATSCHAPPELIJKE TRENDS GEVEN DE SAMENLEVING WAARIN WE OPEREREN 1.2.VORM
Individualisering en meritocratie: De individuele beslissingsvrijheid beschouwen we als een verworvenheid van
de 20ste eeuw. Ieder individu heeft de opdracht en de verantwoordelijkheid om zichzelf te ontplooien en zichzelf
te realiseren. Beperkende banden zijn te vermijden. Het meritocratisch model van de samenleving benadrukt dat
als we genoeg ons best doen en genoeg verdienen, we alles kunnen bereiken. En aangezien succes nu een keuze
is geworden, geldt dat ook voor mislukking. Tegenwoordig gaat dus alle aandacht naar het individu, we worden
zelf verantwoordelijk voor wat ons overkomt, het ideaal van de maakbare samenleving werd ingeruild voor dat
van het maakbare individu.
Wijzigende leef- en gezinsvormen: De stabiliteit van partnerrelaties en van gezinnen is sinds de jaren ‘70 in ons
land sterk afgenomen. Partners gaan vaak na een korte of langere tijd uit elkaar en gaan soms nieuws
partnerrelaties aan. Bij twee op de drie echtscheidingen zijn kinderen betrokken en ongeveer een kwart van de
kinderen heeft een ouderlijke (echt)scheiding meegemaakt. De volwassenen en kinderen zijn daarbij rechtstreeks
betrokken, maar ook grootouders, kleinkinderen, andere familieleden en vrienden worden daarmee
geconfronteerd. Een (echt)scheiding beïnvloedt niet enkel individuen en gezinnen, maar ook buurten en wijken,
scholen en bedrijven, godsdiensten en waardesystemen.
Vermaatschappelijking: De vermaatschappelijking van de zorg beoogt de integratie van de zorg in de
samenleving en gaat bij voorkeur samen met een grotere autonomie van de zorgvrager. De
vermaatschappelijking van de zorg plaatst de zorg in de context van de betrokkene, in de versterking van het
netwerk, de versterking van de zelfredzaamheid om met anderen samen te leven. Het concept van de
vermaatschappelijking sluit aan bij de toenemende vraag van burgers om het eigen leven zoveel mogelijk naar
eigen inzicht in te richten, ook en vooral als men afhankelijk is van de zorg van anderen. De burger wordt
verondersteld meer zorgverantwoordelijkheden op te nemen voor zichzelf en voor anderen. In de eerste plaats
moet hij voor zichzelf zorgen en bij problemen een beroep doen op zijn familie, buurt en pas als dit alles
onvoldoende blijkt, aanvullend op professionele hulp. Vertrouwen op zelforganisatie vergroot de ongelijkheid
tussen groepen met-, en groepen zonder zelf-organiserend vermogen.
Sociale bescherming minder collectief en meer restrictief: Een job verschaft mensen een inkomen. Werk is dus
een belangrijke hefboom om mensen te laten participeren aan en te integreren in de samenleving. Vandaar dat
de overheid veel belang hecht aan de activering van werkzoekenden tot de arbeidsmarkt. Het gaat daarbij om
een evenwicht tussen financiële prikkels aan de ene kant en begeleiding en opvolging aan de andere kant. Vanaf
de jaren ’80 komt de sociale bescherming onder druk te staan en verandert ook de visie hierop. Niet de sociale
bescherming, maar de economische kost van uitkeringen wordt benadrukt. Bij de toekenning van het leefloon
gelden er strengere voorwaarden in het kader van de activering. Bij de toegang en de toekenning van
vervangingsuitkeringen worden de uitkeringsvoorwaarden beperkt en wordt de toegang bemoeilijkt. Die
strengere voorwaarden verzwakken het principe van solidaire verzekering.
Digitalisering van de samenleving: Het internet en de mobiele communicatietechnologieën veranderen niet
alleen het economische leven maar ook het alledaagse leven van iedereen. Naast het ‘echte’ ontmoeten en het
elkaar fysiek ontmoeten en aanraken ontstaan er heel andere sociale relaties. We leven nu even intens in
virtuele netwerken als in de vroegere, oude vertrouwde sociale gemeenschappen. De nieuwe informatie en
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 15|58
communicatietechnologie (ICT) geldt tegenwoordig als een standaard wanneer we ons informeren,
communiceren, sociale contacten leggen, werken, administratieve handelingen verrichten en ons ontspannen.
Een nieuwe tweedeling dreigt tussen wie op de elektronische snelweg zit en anderen die zich moeten beperken
tot secundaire wegen.
Verstedelijking en duale steden: Alhoewel de meeste inwoners van België het anders aanvoelen, woont
driekwart van de Belgen in een stedelijke context. Vlaanderen lijkt almaar meer op een grootstedelijk gebied in
een proces van een toenemende verstedelijking. Steden worden in de globalisering van de economie en de
wereld almaar belangrijker, aldus professor Corijn. Ze maken deel uit van de nieuwe economische wereldorde,
die steunt op een herschikking van de arbeidsmarkt. In die arbeidsdeling verschuift de productieve manuele
arbeid geleidelijk naar lageloonlanden. De industriële werkgelegenheid daalt ten voordele van de tertiaire
diensten en almaar meer de quartaire zorgsector. De mondialisering speelt zich vooral af in de steden en in de
grootstedelijke gebieden. Als steden een plaats willen krijgen in een nieuwe zeer competitieve wereldorde, dan
moeten ze hun economie heroriënteren. Dergelijke ontwikkelingen leiden evenwel ook tot uitsluiting van
bevolkingsgroepen en scheppen een onderklasse en een grijze en informele economie.
Verkleuring en superdiversiteit: De demografische en sociologische samenstelling van de bevolking is in alle
grote stedelijke gebieden bijzonder complex geworden. Superdiversiteit valt als fenomeen moeilijk te ontkennen.
De overgrote meerderheid van mensen die aankloppen bij de OCMW’s in Brussel of Antwerpen hebben een
‘andere’ etnische achtergrond. Maar ook in de centrumsteden als Leuven, Mechelen, Oostende, Lokeren, Sint-
Niklaas of Genk steeg de etnisch-culturele diversiteit van mensen met financiële problemen sterk. Er is een
aanzienlijke variatie merkbaar tussen de steden in de graad en het type van verkleuring. Bovendien is de
verkleuring niet even groot in alle leeftijdssegmenten van de bevolking en verschilt ook enigszins tussen mannen
en vrouwen. Ook de samenstelling van die bevolkingsgroep van vreemde afkomst veranderde. Het idee dat ieder
mens lid is van één cultuur, één taal spreekt en tot één gemeenschap behoort, is achterhaald. Migranten zijn
bovendien niet per definitie mensen die ergens blijven, maar zijn mobiel. Ze leven in netwerken eerder dan in
traditioneel gedefinieerde gemeenschappen en maken daarbij gebruik van het internet en de mobiele
communicatietechnologie.
Vergrijzing: België staat op wereldniveau geboekstaafd als het 10de oudste land. In 2010 maakten de 60-plussers
22,99 procent uit van de totale Belgische bevolking. Vlaanderen heeft de hoogste vergrijzingsgraad en is daarmee
de oudste regio van het land. De vergrijzingsgraad zal zich de komende jaren in Vlaanderen nog doorzetten en
stelt ernstige uitdagingen voor het beleid.
Huisvesting is daarbij de eerste zorg. Uit de ouderenbehoeftenonderzoeken blijkt immers dat ongeveer 40
procent van de woningen ernstig onaangepast is op het moment dat ouderen zorgbehoeftig zijn. Een
toekomstgericht ouderenbeleid moet prioriteit geven aan de herinrichting en de toegankelijkheid van de
publieke ruimte, zodat mensen gebruik kunnen maken van de voetpaden, kruispunten veilig kunnen oversteken
en zich zonder hindernissen naar de buurtwinkel, het postkantoor, de bank of naar de markt kunnen begeven.
Naast de aantrekkelijke woonomgeving zijn ook de sociale contacten en de sociale verbinding tussen mensen van
kapitaal belang.
POLITIEKE TRENDS BEÏNVLOEDEN DE RUIMTE VOOR PARTICIPATIE 1.3.
Legitimiteit van de politiek staat onder druk: De democratie lijdt aan een vermoeidheidssyndroom en de
antipolitiek triomfeert, aldus professor Deschouwer. Politieke partijen worstelen met een tanende legitimiteit.
Verschillende oorzaken worden aangehaald:
• De link tussen de samenleving en de partijen loopt mank.
• Nationale staten worden op verschillende vlakken uitvoerders van beslissingen genomen door een hoger
beleidsniveau.
• Tegenover die centralisering op Europees niveau staat de tendens tot decentralisering naar de lokale
besturen.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 16|58
• Luc Huyse brengt het massaal afhaken van de kiezers in verband met de gevolgen van de bankencrisis. De
financiële crisis, veroorzaakt door de banken, werd afgewenteld op de belastingbetaler. De burger heeft
geen vertrouwen meer dat de overheid die crisis het hoofd kan bieden en heeft daarbij het geloof in de
politiek verloren.
Nieuw publiek management: Professor De Rynck schetst een fundamentele verschuiving in de verhoudingen
tussen de overheid, het non-profit middenveld, de private persoonlijke sfeer en de profitsector. Aan de basis ligt
de opvatting dat de omvang, de invloed en regelgeving van de publieke sector in het maatschappelijke leven
sterk moet verminderen ten voordele van de marktsturing en van een grotere individuele autonomie voor
burgers, die hun eigen keuzes moeten kunnen maken binnen hun eigen levenstraject.
Ruimte voor participatie: Na de staatshervorming is de ruimte voor lokale democratie in Vlaanderen/België nog
eens ingeperkt, aldus De Rynck: centrale overheden sturen hun diensten sterk aan. De bestuurlijke context (en
complexiteit) is niet gunstig voor het scheppen van een klimaat voor en van burgerinitiatief noch voor
participatieve praktijken. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende soorten praktijken:
• Gemeentebesturen reageren veel alerter op spontane signalen vanuit de burgers. Zo is de dienstverlening op
buurtniveau veel klantgerichter en participatief tot stand gekomen.
• In steden en gemeenten zijn vaak vernieuwende participatieve praktijken te vinden op een kleinschalig
niveau en vooral in dienstverlening met publiekswerking.
• Dit ligt anders bij projecten binnen grote fysieke ingrepen met een grootschalig karakter. Zodra het om
ruimtelijke ordening en complexe dossiers met belangentegenstellingen gaat, worden politici over het
algemeen zeer kritisch over het model van actief burgerschap.
• Wat de rol van de adviesraden betreft, voorziet de Vlaamse overheid inspraak door middel van een
adviesraad voor de volgende vijf sectoren: ontwikkelingssamenwerking, jeugd, sport, cultuur en flankerend
onderwijsbeleid. Voor andere domeinen valt bij de lokale besturen de druk weg om de lokale adviesraden op
te richten of te behouden.
Maatschappelijke middenveld in transitie: Met de ontzuiling verloren traditionele middenveldorganisaties
terrein. Tegelijk verbrokkelde ook de samenhang binnen elke zuil. De organisaties stellen zich nu ook autonomer
op ten opzichte van de (bevriende) politieke partijen. Opvallend is dat jongeren zich niet willen binden, en dus
veel minder gemakkelijk lid worden van traditionele organisaties, zoals vakbonden en andere
middenveldorganisaties. Het gevolg is dat klassieke verenigingen eroderen en kampen met vergrijzing. Tegelijk
duiken nieuwe spelers op in het middenveld tussen het individu en de staat. Die nieuwe organisaties bouwen
nieuwe netwerken van organisaties op.
Mensen zonder wettig verblijf: Als gevolg van liberalisering en privatisering krijgt een grote groep mensen geen
toegang meer tot basisvoorzieningen. Een grote groep mensen zonder wettig verblijf is bovendien onzichtbaar en
voor de overheid onbestaande, laat staan dat ze kunnen participeren aan die lokale samenleving.
COLLECTIEVE ECONOMIE ALS ANTWOORD OP DE CRISIS VAN DE 1.4.WELVAARTSTAAT?
Economische trends: Het midden van de vorige eeuw staat gekend als de periode waarin de welvaartsstaat vorm
kreeg. De herverdelende rol van de overheid – die deels gefinancierd werd met belastingen, deels met het
opbouwen van een overheidsschuld – leidde tot een verhoging van de koopkracht van de bevolking. De
consumptie(-multiplicator) leidde tot een periode van grote economische groei met massaproductie. De
welvaartsstaat zorgde voor het terugdringen van de armoedecijfers, het verhogen van het inkomen en het laag
houden van de inkomensverschillen.
Maar in het afgelopen decennium kwam de welvaartstaat steeds meer onder druk. Dit is onder andere een
gevolg van het verminderen van de solidariteitsgedachte (willen we wel bijdragen voor die (hoe langer hoe
aanwijsbaardere) groep die het nodig heeft (o.a. omwille van individualisme)?), de grenzen aan de groei (onder
ander door geloof in neoliberalisme en wegvallen geloof in Keynesianisme), de aanwezigheid van ecologisch
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 17|58
risico en de globalisering. Door de afbouw van de welvaartstaat kregen de armen in Europa het moeilijker, de
middenklasse stagneerde en de rijken werden rijker.
Dit is duidelijk merkbaar in het Euro Pact Plus: In maart 2011 ondertekenden alle lidstaten op vier na het Euro
Pact Plus waarin ze hun intenties verklaarden om de loonkosten aan te passen, de arbeidsparticipatie te
verhogen, vervroegde pensionering in te perken en fiscaal beleid te coördineren Volgens Holslag is Europa
verenigd in economisch conservatisme, terwijl dit Europa op de lange termijn juist zou kunnen verdelen en
verzwakken. Bij gebrek aan een strategie om de Europese samenlevingen naar een hoger niveau te tillen en
vanuit de welvaartsstaat een ontwikkeling naar iets beters en duurzamer te bewerkstelligen, verlagen de kleine
bezuinigingen de levensstandaard.
Herontdekking van het collectieve: Waar het brede maatschappelijke middenveld zich lange tijd heeft verenigd
in actie- en drukkingsgroepen om invloed uit te oefenen op de overheid, zien we nu overal nieuwe
samenwerkingsverbanden ontstaan tussen mensen en groepen die veel meer zelf hun lot in handen proberen te
nemen. Na ongeveer twee eeuwen van individualistisch gedachtengoed, lijken burgers zich meer bewust te
worden van de oplossingen die zij voor zichzelf en voor elkaar kunnen creëren. Het is volgens Dirk Barrez tijd om
te (her)ontdekken hoe voordelig het is voor samenlevingen en sociale bewegingen als ze zelf beschikken over
een economische poot. Het is noodzakelijk oog te krijgen voor de kracht van het coöperatief ondernemen dat
niet alleen financiële winst centraal stelt, maar die winst benut om doelstellingen zoals zinvol werk, de creatie
van welvaart, ecologische duurzaamheid, welzijn en solidariteit te verwezenlijken. Het middenveld waaronder
ook de sector Samenlevingsopbouw kan, aldus Wim Van Opstal, zelf een actieve rol opnemen in de economische
ruimte.
SOCIAAL ECONOMISCHE GRONDRECHTEN ONDER DRUK 1.5.
Recht op Arbeid 1.5.1.
De voorbije jaren was er sprake van een toenemende polarisatie op de arbeidsmarkt. Het aandeel werkrijke
gezinnen (waar alle leden op actieve leeftijd een betaalde baan hebben) nam tussen 1994 en 2010 significant
toe, terwijl werk-arme gezinnen (waarvan slechts een klein aandeel van het arbeidspotentieel wordt ingezet) in
veel mindere mate deel hadden in de tewerkstellingsgroei. Jongeren, ouderen, laaggeschoolden en niet-EU-
burgers bekleden een ongunstige arbeidsmarktpositie. Jongeren (< 25 jaar) vertegenwoordigen 18,4% van de
werkzoekenden in Vlaanderen (2013). Vijftigplussers vormen de tweede grootste groep met een aandeel van iets
meer dan een vijfde (23,5%). Maar ook personen met een niet-Europese nationaliteit (39,1%) en personen met
een arbeidshandicap (37,8%) lieten een lagere werkzaamheidsgraad optekenen. Vooral laaggeschoolde mannen
zagen hun positie achteruitgaan, als gevolg van de de-industrialisering. Sommige van deze groepen blijven in de
werkloosheid gevangen. Ze stoten
op allerlei drempels zoals de
toegankelijkheid van de VDAB en
andere initiatieven om de
arbeidsmarktpositie van
kansengroepen te verbeteren. Het
activeringsbeleid wordt meer
sanctionerend.
Vooral in de verstedelijkte
gebieden vinden we een hogere
werkloosheidsgraad: Antwerpen
stad, Mechelen, Boom, Turnhout
scoren het hoogst. Wanneer we de
groep beperken tot diegenen die
langer dan één jaar werkloos zijn,
komen naast de steden ook een
Mol3
Geel2,55
Antwerpen6,86
Lille
2,3
Brecht2,48
Ravels
2,3
Balen2,73
Lier3,31
Malle
1,84
Retie2,5
Hoogstraten2,32
Essen
2,64
Kasterlee2,26
Ranst1,63
Wuustwezel
2,08
Herselt
3,09
Nijlen2,38
Mechelen
3,65
Putte
1,92
Turnhout4,67
Westerlo3,09
Kalmthout2,11
Bornem1,96
Puurs
1,68
Arendonk2,65
Laakdal2,47
Beerse2,45
Zoersel1,9
Herentals3,26
Schilde
2,13
Olen2,7
Heist-op-den-Berg2,43
Merksplas2,74
Rijkevorsel2,18
Kapellen
2,59
Dessel2,3
Duffel
2,3
Meerhout
2,47
Schoten3,12
Zandhoven2,11
Brasschaat2,39
Berlaar2,28
Kontich1,91
Vorselaar3,27
Bonheiden1,74
Boechout2,15
Herenthout
2,85
Sint-Katelijne-Waver
1,75
Rumst1,83
Oud-Turnhout2,29
Willebroek3,51
Stabroek2,81
Grobbendonk2,74
Hulshout
3,48
Zwijndrecht2,73
Lint1,75
Boom4,08
Sint-Amands1,87
Niel2,87
Vosselaar2,21
Hove2,29
Aartselaar1,91
Mortsel
2,89
Schelle
1,79
Edegem2,37
Wommelgem
2,1
Wijnegem2,28
Hemiksem2,5
Borsbeek
3,31
Baarle-Hertog2,98
Niet werkende werkzoekenden duur >1 jaar, in procent van beroepsbevolking (werkloosheidsgraad) (juni 2012)
1,63 - 1,80
1,83 - 2,20
2,21 - 2,41
2,43 - 2,60
2,64 - 2,82
2,85 - 4,00
4,08 - 5,00
6,86
Mediaan provincie Antwerpen: 2,41
Vlaanderen: 2,82
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 18|58
aantal andere gemeenten in het vizier: Lier, Willebroek, Niel, Schoten, Mortsel, Borsbeek, Vorselaar, Herentals,
Herenthout, Westerlo, Hulshout, Herselt en Mol.
Recht op Wonen 1.5.2.
Vlaanderen is een regio met zeer veel eigenaars. In 2009 was 75,6 % van de Vlamingen eigenaar van de woning
die ze bewoonden, waarvan 34,5% zonder afbetaling. Dit percentage is de laatste decennia steeds toegenomen.
De overheid heeft in ons land het privé woningbezit altijd gepromoot en fiscaal ondersteund (woonbonus) als
een vorm van pensioensparen. Sociaal huren is altijd stiefmoederlijk behandeld geweest. Sociale huisvesting is
goed voor amper 7 % van de totale woningmarkt (t.o.v. 17% in Frankrijk en 32% in Nederland). Wie in ons land
huurt op de private markt, is vaker slechter af dan in de ons omringende landen. Het krimpende aanbod,
gecombineerd met een grote vraag, zorgt ervoor dat kandidaat-huurders steeds moeilijker een geschikte woning
vinden. Die zoektocht is vooral moeilijk voor kandidaat-huurders met een zwak sociaaleconomisch profiel. De
betaalbaarheid is één aspect, maar ook uitsluiting speelt ook een rol (Vlaamse Woonraad, 2011). Wie huurt, ziet
dit veelal als een tijdelijke situatie, of is hiertoe gedwongen door zijn precaire financiële situatie.
Volgens Vlaams onderzoek kan 71% van de eigendomswoningen als ‘goed’ worden beschouwd, tegenover 46%
van de private huurwoningen en 56% van de sociale huurwoningen (Vlaamse Woonraad, 2011).
In de provincie Antwerpen steeg van het aandeel eigenaars 59,6% in 1981 tot 74 % in 2005. Het aandeel sociale
huurders bleef min of meer stabiel. Meer dan 30.000 inwoners uit de provincie Antwerpen staan ingeschreven
op de wachtlijst van de sociale huisvesting. Net als in de rest van België is dit aantal stijgend. Het aantal en
aandeel (t.o.v. het aantal huishoudens) wachtenden is zeer ongelijk verdeeld over de gemeenten van de
provincie. Turnhout en Mechelen scoren het hoogst met respectievelijk 2.110 (6,61% van de huishoudens) en
1232 personen op de wachtlijst (6,03 %).
Recht op Water en Energie 1.5.3.
Water en energiekosten nemen een aanzienlijke hap uit het huishoudbudget van kwetsbare doelgroepen. De
betaling en leveringsgarantie van nutsvoorzieningen baart heel wat gezinnen dan ook kopzorgen. Water is in
zeven jaar tijd 71 procent duurder geworden. En verwacht wordt dat de prijs de komende vier jaar elk jaar met
25 procent zal stijgen. Mensen die van water worden afgesloten – in 2013 waren dat 5.000 gezinnen - belanden
in nog meer problemen.
Ook de levering van elektriciteit en aardgas zorgt voor moeilijkheden. Zo kregen 109.220 gezinnen een
betaalplan bij de leverancier. Dat is een toename t.o.v. de vorige jaren. Is dat omdat meer gezinnen een
betaalplan nodig hebben of omdat de leveranciers soepeler zijn in het toestaan ervan? 44% van de
betaalplannen wordt echter niet correct nageleefd. In 2012 was dat nog 36%. In 2013 werden 49.596 gezinnen
gedropt voor elektriciteit bij de commerciële leverancier omdat ze hun factuur niet correct betaalden, voor gas
waren dat 37.448 gezinnen. Op 1 augustus 2014 waren 77.178 gezinnen voor elektriciteit klant bij de
netbeheerder, voor aardgas waren er dat
56.568. Wie ook bij de netbeheerder de
rekening niet kan betalen, krijgt een
budgetmeter. Op 31 december 2013 zijn er
42.891 budgetmeters voor elektriciteit
actief en 11.259 naakte budgetmeters. Het
aantal actieve budgetmeters voor aardgas
bedraagt 27.554.
Hoge energiefacturen zijn bij kwetsbare
gezinnen erg vaak gelinkt aan hun
woonsituatie. Zeker voor de huurders op de
private huurmarkt is de situatie schrijnend.
47% van de private huurwoningen is van
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 19|58
ontoereikende kwaliteit, tegenover 44% bij sociale huur en 33% bij eigendomswoningen (Grote Woononderzoek
2013). De impact op hun energiefactuur staat buiten kijf.
Op 1 januari 2013 waren er in de provincie Antwerpen 13.044 ingeschakelde budgetmeters actief of (1,14%
huishoudelijke elektriciteit afnemers). In Antwerpen (2,81), Boom (2,77), Willebroek (2,71), Turnhout (2,45),
Hemiksem (2,05), Mechelen (2,05) en Niel (2,01) hebben meer dan 2 % van de huishoudelijke elektriciteit
afnemers een budgetmeter. In Vosselaar, Zoersel, Hove en Merksplas heeft minder dan 0.5 % van de
huishoudelijke elektriciteit afnemers een actieve budgetmeter.
Recht op Maatschappelijke dienstverlening 1.5.4.
Het recht op maatschappelijke dienstverlening garandeert aan burgers een leven in menselijke waardigheid. In
de praktijk blijkt dit een ontoereikend vangnet. Steeds meer mensen komen in onderbescherming terecht
(tijdelijk of permanent): ze slagen er niet in hun grondrechten te realiseren. In België wordt het percentage
rechthebbenden dat het wettelijk vastgelegde minimuminkomen niet realiseert geraamd op 65%. Algemeen
wordt geraamd dat bijna 15% van de Belgen permanent of tijdelijk in onderbescherming leeft.
Onderbescherming is dus een omvangrijk sociaal fenomeen en een maatschappelijk probleem. Niet-gebruik
drukt immers de ondoeltreffendheid van het sociale zekerheidsstelsel uit. Het maatschappelijk debat wordt
vandaag gekenmerkt door een overheersende aandacht voor uitkeringsfraude. Samenlevingsopbouw wil een
ander perspectief binnenbrengen en inzetten op de bestrijding van sociale onderbescherming.
Enkele oorzaken op een rij: het sociaal zekerheidsstelsel evolueert van een onvoorwaardelijk solidariteitsstelsel
naar een voorwaardelijk individueel verhaal. Ook de evolutie van een bovenlokale sociale zekerheid naar een
lokaal harmonieus en solidair samenleven als denkpatroon, speelt een rol. Verder is er een terugtrekkende
eerstelijnshulp- en dienstverlening en tegelijkertijd toenemende aandacht voor vermaatschappelijking van de
zorg met zijn kansen en bedreigingen. Tenslotte leiden huidige trends zoals digitalisering, technologisering en
juridisering tot toenemende dualisering.
Recht op Onderwijs 1.5.5.
In onze samenleving heeft onderwijs een socialiserende functie. De theorie is dat iedereen via onderwijs de kans
heeft om zijn plaats in te nemen in de maatschappij. Helaas blijkt uit onderzoek dat het Vlaamse onderwijs de
sociale ongelijkheid niet reduceert, maar eerder bevestigt. Kinderen die in armoede leven, zijn benadeeld door
de manier waarop de scholen vandaag werken. Schoolse vertraging komt meer voor bij kinderen van werkloze
ouders en bij kinderen van alleenstaande ouders.
Het GOK-decreet had tot doel corrigerend op
te treden en scholen te bewegen te werken
rond gelijke onderwijskansen. Scholen
vulden GOK echter erg instrumenteel in
(weinig oog voor context; caritas; didactische
bril: vertaling naar ‘leerachterstand’ en
‘remediëring’ als oplossing). De Vlaamse
overheid schept hoofdzakelijk
randvoorwaarden voor vrije schoolkeuze en
leerplichtgarantie. Het zwaartepunt komt
daardoor vnl. bij erg autonome
schoolbesturen te liggen.
De cijfers m.b.t. leerlingen in het lager
onderwijs of buitengewoon lager onderwijs
met schoolse vertraging spreken voor zich:
Mechelen (29.39%) scoort zeer hoog. Ook
Boom (23.35%), Niel (24.15%) , Hemiksem
leerlingen buitengewoon onderwijs of lager onderwijs met schoolse
vertraging (2004-2006) - Bron: Provant
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 20|58
(23.20%), Lier (23.50%), Borsbeek (23.13%) en Zwijndrecht (26.20%) hebben veel leerlingen wiens loopbaan al in
de lagere school vertraagd is. Willebroek (20.02%), Wommelgem (21.05%), Stabroek (20.90%) en Turnhout
(22.11%) doen het niet veel beter.
Wanneer we kijken naar het aantal werkzoekende jongvolwassenen met lage scholing scoren Boom, Hemiksem,
Niel, Willebroek, Mechelen, Turnhout en Borsbeek hoog (in dalende volgorde). Maar ook Lier, samen met
Mortsel, Herentals, Olen, Hulshout en Merksplas, scoren hoger dan het Vlaamse cijfer.
Recht op Gezondheid 1.5.6.
Onderzoek toont aan dat de socio-economische klasse waartoe mensen behoren bepalend is voor hun
gezondheid. Mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie hebben een kortere gezonde levensverwachting.
Een laaggeschoolde sterft gemiddeld 7,5 jaar vroeger dan een hooggeschoolde. In 2008 stelde 13,6 procent van
de huishoudens gezondheidszorg systematisch uit wegens financiële redenen. Onderzoek toont aan dat de
gezondheidsongelijkheid niet vermindert, maar toeneemt. Het gaat voornamelijk over sociale ongelijkheden die
niet te maken hebben met natuurlijke of biologische aanleg van een persoon, maar die worden veroorzaakt of in
stand gehouden door sociale processen, zoals armoede en sociale uitsluiting (Willems & Verlinde, 2011).
Zowel uit de praktijk als uit onderzoek blijkt dat maatschappelijk kwetsbare groepen meer
gezondheidsproblemen hebben, minder toegang tot de gezondheidszorg hebben, amper bereikt worden door
preventieve campagnes, minder mogelijkheden hebben om keuzes te maken die een gezonde levensstijl
bevorderen,...
Verschillende indicatoren van armoede blijken ook risicofactoren te zijn voor een slechte geestelijke gezondheid:
bv financiële problemen, werkloosheid, slechte huisvesting, ...
Naast de kwetsbaarheid voor psychische problemen ervaren maatschappelijk kwetsbare groepen ook drempels
in de toegang tot de geschikte geestelijke gezondheidszorg: centra geestelijke gezondheidszorg hebben
wachtlijsten, consultaties bij privé-psychologen zijn onbetaalbaar daar de sociale zekerheid hier nog geen
terugbetaling voor voorziet.
Door de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg (artikel 107) wordt een deel van de
residentiële psychiatrische zorg afgebouwd om zo de zorg zoveel mogelijk binnen het vertrouwde sociale
netwerk van de zorgvrager organiseren. Dit in samenwerking met diensten op vlak van gezondheid, arbeid (bv.
sociale economie), huisvesting (bv sociale huisvesting), onderwijs, cultuur, welzijn, vrije tijd,...
Deze diensten zijn echter vaak niet uitgerust (kennis, draagkracht,...) in het ondersteunen van mensen met
ernstige en chronische psychiatrische problemen. Bovendien ontbreekt het aan nazorg en zijn er onvoldoende
ambulante alternatieven die aangepaste en kwaliteitsvolle zorg bieden aan deze groep mensen (die niet
noodzakelijk een vertrouwd sociaal netwerk heeft met voldoende draagkracht om hen te ondersteunen).
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 21|58
2. INTERNE ANALYSE – MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN VAN DE ORGANISATIE EN DE SECTOR.
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie maakt deel uit van de sector Samenlevingsopbouw. Een kleine sector
waar alsmaar meer gezocht wordt naar samenwerking en een duidelijk gemeenschappelijk verhaal. Daarom
benoemen we ook graag de mogelijkheden en beperkingen van de sector, tezamen met die van de organisatie.
Het in kaart brengen van deze gegevens gebeurde zowel op sector- als organisatieniveau via een participatief
proces. De oorspronkelijke analyse was veel uitgebreider. Enkel de sterkst aanwezige elementen werden hier
weerhouden.
MOGELIJKHEDEN 2.1.
Samen sterk
De wisselwerking met de sector wordt meteen gezien als een eerste troef: lokaal werk en sectorwerk versterken
elkaar. Bij het werken aan lokale problemen, botsen we vaak op Vlaamse thema’s. Door ons op Vlaams niveau als
sector te verzamelen, kunnen we daaraan werken. Het zijn de lokaal verworven inzichten die ons daarbij voeden.
Beide niveaus kunnen dus niet zonder elkaar. De wens tot duidelijke krachtenbundeling / samenwerking en ook
de mogelijkheden hiertoe zijn aanwezig in de sector, op lokaal en bovenlokaal niveau (binnen instituten en
tussen instituten).
Breed
Samenlevingsopbouw heeft een brede oriëntatie: qua rolinvulling, aanpak, inhouden… De taken die we opnemen
kunnen heel divers zijn. Diegene die we vandaag het meest benadrukken zijn innovatie, sociale actie en
community building. Dat geeft ons brede mogelijkheden.
We hebben bovendien een brede kijk op de realiteit. We werken niet alleen in steden, maar ook in kleinere
gemeenten. Dat geeft ons een genuanceerd beeld van complexe realiteiten (werken met Mensen Zonder Wettig
Verblijf in Brussel, maar ook in Boom). Die ervaringen kunnen ons helpen om een gepaste vertaalslag te maken
op maat van kleine gemeenten.
Ook de invulling van onze opdracht kan heel breed zijn: het gebeurt telkens weer van onderuit, op basis van de
behoeften die we bij onze doelgroepen vaststellen. We denken daarbij niet statisch, vanuit bestaande structuren,
maar laten ons leiden door wat nodig is. Dat leidt er ook toe dat we ons tussen en over maatschappelijke
domeinen heen bewegen, de leemtes die daar zijn opvullen en bruggen slaan.
Samenlevingsopbouw investeert al jaren in het woon- en energiethema. Door een thema niet te snel los te laten,
vergroot het thema-specifieke netwerk en loopt het beleidswerk vlotter.
Met de mensen
Ons contact met de basis, onze sterke keuze voor eerstelijnswerk en de brede en integrale insteek die we daarbij
hanteren is een grote kracht. Als sector slagen we erin mensen te bereiken die anderen niet bereiken en groepen
samen te brengen van mensen die elkaar spontaan niet vinden. We doen dat vaak vindplaatsgericht. We gaan de
straat op, leggen huisbezoeken af. We gaan actief op zoek naar mensen. Daarin investeren is voor ons (van
oudsher) normaal. Basiswerking zien we immers als een troef om een duurzame, solidariserende relatie met de
doelgroep uit te bouwen en de vinger aan de maatschappelijke pols te houden.
De investeringen in basiswerk leveren ons dan ook een diepgaande kennis van en deskundigheid in de omgang
met de doelgroep op. Daardoor kunnen we een realistische inschatting maken van hun mogelijkheden en
beperkingen.
We nemen vervolgens de tijd om met de doelgroep een proces aan te gaan. Samen met hen complexe
problemen aanpakken vraagt ook veel tijd. We creëren bij mensen de ruimte om dingen in vraag te stellen,
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 22|58
bijvoorbeeld regelgeving, dat werkt ontschuldigend en tegelijkertijd activerend. We letten daarbij op niet door te
schieten in het ontschuldigen, de individuele schuld waar nodig ook te erkennen, zonder onze positie naast
maatschappelijk kwetsbare groepen te verlaten.
Een goede partner
Zoals reeds aangehaald kunnen opbouwwerkers heel wat rollen opnemen. Dat maakt ons tot een potentiële
waardenvolle partner van velen: we willen vaak dezelfde doelstelling bereiken, maar via een andere –
innoverende - manier van denken.
In die innovatie kiezen we ervoor om zelf te experimenteren en zelf uit te voeren. Vanuit een ‘gewoon doen en
uitproberen’ ontwikkelen we goede praktijkvoorbeelden die we vervolgens ook aan anderen kunnen aanreiken.
Realisaties uit de voorbije meerjarenplannen mogen dat bewijzen: we stonden aan de wieg van menig SVK, van
het sociaal restaurant Lier, van een nieuwe werkwijze van arbeidstrajectbegeleiding bij VDAB Mechelen... Dat
verschaft ons geloofwaardigheid.
Vanuit het experimenteren en de investeringen in basiswerk ontstaat sterk inhoudelijk personeel. Ze zijn sterk in
het omgaan met complexe problemen en kunnen deze kwaliteit inzetten zowel in gemeenten als in stedelijke
gebieden.
We doen dat steeds vanuit een collectieve insteek: welke problemen, drempels overstijgen het individuele en
hebben een structurele oorzaak? Dat politiek werk is al lang ons handelsmerk. We zijn er dan ook sterk in. Het
politiek bewustzijn in de sector neemt trouwens nog toe. Dat maakt ons tot een interessante
samenwerkingspartner voor organisaties uit het welzijnsveld die hun signaalfunctie willen versterken.
We zien onszelf eveneens als een sterke partner van lokale besturen. De (lokale) overheid is voor ons een
oplossingsactor. We vertrekken van de vraag om te praten en gaan graag met hen in dialoog om samen sterkere
oplossingen voor maatschappelijk kwetsbare groepen te ontwikkelen. De decretale subsidie van de Vlaamse
overheid zorgt in dat geval voor een autonome positie t.a.v. lokale besturen. Onze onderhandelingspositie
versterkt daardoor, zodat we de belangen van maatschappelijk kwetsbare groepen zo goed mogelijk kunnen
behartigen.
BEPERKINGEN 2.2.
We kiezen ervoor om onderstaande beperkingen van organisatie en/of sector te formuleren in positieve zin:
wanneer zouden deze beperkingen een kracht kunnen zijn?
Overtuigen door onze meerwaarde te verzilveren
De sector Samenlevingsopbouw kan zijn meerwaarde onvoldoende benoemen doordat het zich onvoldoende kan
onderscheiden van andere sectoren die ook projectmatig werken rond participatie en achterstelling. Het
zichtbaar maken van onze meerwaarde als provinciaal instituut is eveneens niet eenvoudig. Enerzijds werken we
soms vanuit een onzichtbare, faciliterende, lijmende rol. Anderzijds is het aantonen van resultaten ook niet
eenvoudig: het gaat om moeilijk meetbare langetermijneffecten van het ingrijpen op complexe problemen.
Bovendien vergeten we soms om hierover sterk (en onbescheiden) te communiceren. Nemen we wel voldoende
tijd om de resultaten die we boekten door te geven naar andere lokale besturen, om onze successen over
Vlaanderen uit te rollen?
De sector Samenlevingsopbouw investeert veel in het methodische waardoor de inhoudelijke uitgangspunten te
veel naar de achtergrond verdwijnen (te veel 'hoe' en te weinig 'wat' en 'waarom'). We hebben een sterke visie,
maar zonder heel concrete acties is ze onvoldoende overtuigend. We moeten absoluut bewaken dat we niet
verzanden in abstractie en altijd concrete acties aan methodische inzichten koppelen.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 23|58
Achterban mobiliseren
Het ontbreekt de sector Samenlevingsopbouw aan (politieke en maatschappelijke) achterban, waardoor er
weinig draagvlak is voor ons werk en we slechts beperkt maatschappelijke relevant zijn. Onze communicatie naar
de buitenwereld is onvoldoende. Onze meerwaarde en kracht onvoldoende gekend. Als sector zouden we ook
meer stelling moeten nemen in maatschappelijke debatten, o.a. met politieke standpunten en kort op de bal. Dat
zou ook bijdragen aan de geloofwaardigheid van de sector. Het zou onze zichtbaarheid vergroten en onze
bekendheid bij een breder publiek doen toenemen. Dat breder publiek is belangrijk, zij zijn onze achterban. Als
onze oplossingen door hen gedragen worden, kan dat voor een overheid overtuigend werken.
Sterk personeelsbeleid
Opbouwwerk is een complexe job die veel zelfstandigheid en volharding vraagt. Dat vraagt veel van werkers,
goede coaching is dan ook noodzakelijk. Regelmatig zien we mensen struikelen over de brede opdracht en
taaklast. (Startende) opbouwwerkers moeten daarom goed begeleid worden, hebben duidelijkheid nodig over
doelstellingen, planning en indicatoren. Solo-functies zouden vermeden moeten worden. In een tandem werken
is ideaal.
Verder moeten we oog hebben voor de diversiteit in het personeelsbestand. Een mix in klasse, geslacht en kleur
is wenselijk op alle niveaus.
Bouwen aan financiële slagkracht
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie heeft slechts beperkte financiële middelen. De smalle decretale basis
probeert ze aan te vullen met tijdelijke projectmiddelen. De voortdurende financiële onzekerheid die hieruit
volgt haalt veel kracht weg. Vanuit een optimistischer perspectief kan men anderzijds ook stellen dat het ons
scherp houdt: voortdurend bekijken we of de inzet van schaarse middelen nog strookt met de grootste noden en
wat er nog meer/anders nodig is.
Het antwoord op die brede vraag zorgt vaak voor veel variatie in thema’s. Daaruit volgt soms een versnippering
in kracht en inzet en een verlies aan duidelijkheid. Hoe kan bijvoorbeeld een opbouwwerker met meerdere
opdrachten nog goed werk leveren als je weet dat opbouwwerk werkt aan complexe problemen? Anderzijds
bieden we zo wel aanbod op veel domeinen. Dit is telkens opnieuw een evenwichtsoefening.
Eén ding staat vast: met dit personeelsbestand kunnen we niet gebiedsdekkend zijn. We kunnen wel meer
inzetten op opschaling en impactmeting en op die manier onze aanwezigheid in het gebied verruimen.
Op weg naar meer sector
De sector Samenlevingsopbouw miste een gezamenlijke strategische planning waardoor er te veel lokale
projecten en te weinig (Vlaamse) bovenbouw was. Met de opmaak van dit meerjarenplan is dit euvel grotendeels
verholpen. Een gezamenlijk doelstellingenkader en meerderen sectorale strategische acties vormen de perfecte
aanzet tot meer samenwerking. De komende jaren zullen we dit op het terrein moeten waar maken.
De sector is al te zeer geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd zodat veel noodzakelijke ruimte voor
innovatief werken en pionierschap verdwijnt. De sector profileert zich niet voldoende als sociaal laboratorium.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 24|58
3. ANALYSE VAN DE ANDERE ORGANISATIES IN DE OMGEVING VAN SAMENLEVINGSOPBOUW ANTWERPEN PROVINCIE
PRIMAIRE PARTNERS 3.1.
Primaire partners zijn voor ons Verenigingen waar armen het woord nemen, Welzijnsschakels, Centra Algemeen
Welzijnswerk en het Straathoekwerk. Ook OCMW’s en lokale besturen zijn voor ons zeer belangrijke
samenwerkingspartners en oplossingsactoren.
Basiswerkingen
In de provincie Antwerpen (zonder Antwerpen stad) zijn er 10 verenigingen waar armen het woord nemen die
het netwerk tegen armoede beschouwd als hun samenwerkingspartners: telkens één in Turnhout, Geel, Mol,
Heist-op-den-Berg, Herentals, Brecht, Lier en Puurs. In Mechelen zijn er twee verenigingen. Met acht van de tien
realiseren we een nauwe samenwerking. Enkel de relatie met Vierde Wereldwerking Mol vzw en Welzijnsschakel
Puurs is beperkt.
Er zijn ook 30 welzijnsschakels verspreid over de provincie (zonder Antwerpen stad). Op een totaal van 69
gemeentes betekent dat dat iets bijna dan 1 op 2 gemeentes een welzijnsschakel hebben. Sommige
welzijnsschakels hebben ook een erkenning als Vereniging waar armen het woord nemen. De samenwerking met
welzijnsschakels is beperkter.
Zowel verenigingen als welzijnsschakels vormen laagdrempelige ontmoetingsplaatsen voor kwetsbare groepen.
Dat maakt hen tot goede entingsplaatsen en partners voor onze projecten.
Andere mogelijke basiswerkingen - entingsplaatsen zijn:
• Sociale kruideniers die aangesloten is bij de vzw Sociale Kruideniers Vlaanderen vinden we in Brasschaat, Lier
en Mechelen.
• Sociale restaurants en voedselbanken
Algemeen welzijnswerk
In de provincie zijn 3 CAW’s actief, georganiseerd per zorgregio: CAW Antwerpen, CAW Kempen en CAW Boom-
Mechelen-Lier. De CAW’s organiseren zich meer en meer in enkele lokale onthaalpunten die toeleiden naar
allerhande begeleidingsdiensten, gecentraliseerd in steden (Mechelen, Turnhout en Antwerpen). Dat betekent
voor heel wat mensen een moeilijk te overbruggen afstand. Door CAW’s te betrekken in geïntegreerde
basisvoorzieningen kan deze afstand verkleind worden. Daar waar er steunpunten zijn willen we de afstand
verkleinen door kennismaking met mekaar.
In sommige CAW’s zien we de Nederlandse visie op wijkgerichte hulp- en dienstverlening binnen sluipen. Die
veronderstelt dat burgers in de eerste plaats voor zichzelf en voor elkaar moeten zorgen. Samenlevingsopbouw
bekijkt deze verregaande interpretatie van vermaatschappelijking van zorg erg kritisch. Voor ons gaat
vermaatschappelijking van zorg steeds samen met professionele omkadering. Ondertussen experimenteren
CAW’s ook met meer outreachende groepsgerichte activiteiten. In dit kader kunnen we hen ondersteunen met
onze expertise. Tenslotte kunnen we elkaar ook versterken in de signaalfunctie.
Met de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen beperkt de samenwerking zich tot het
wijkgezondheidscentrum in Lier.
Straathoekwerk
Er zijn slechts 4 steden/gemeentes met straathoekwerk: Lier, Mechelen, Turnhout en Boom. Daar waar
straathoekwerk aanwezig is, is het een goede partner. Straathoekwerkers bereiken erg veel mensen en vangen
op die manier veel individuele signalen op. Samenwerking is evident in toeleiding (naar onze projecten) en
collectiviseren van signalen, waar we politiek werk van maken.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 25|58
Andere
Naast deze algemene partners/voorzieningen zijn ook lokale werkingen van het OCMW (bijvoorbeeld OCMW
groepswerk, dienstencentra …) of de gemeente (bijvoorbeeld in het kader van kinderarmoede of wijkgerichte
werkingen) mogelijke partners. Wanneer we een lokaal project starten zullen die publieke diensten die met
maatschappelijk kwetsbare groepen werken, in beeld gebracht worden.
In de Kempen is welzijnszorg Kempen – een vereniging van 27 OCMW’s – een prioritaire partner die net als
Samenlevingsopbouw projecten opzet rond ‘welzijn en de gezondheid van de meest kwetsbare mens in de
samenleving’7
Voor samenwerking zowel als voor het bereiken van de doelgroep werken we ook samen met de
kringloopcentra.
Samenvattend:
Als we deze primaire partners/voorzieningen samen op een kaart plaatsen, blijkt daaruit dat bepaalde regio’s in
onze provincie erg weinig tot geen aanbod hebben: de Rupelstreek, de regio Bornem, Sint-Amands, Puurs, de
regio Berlaar, Nijlen, Grobbendonk, Herenthout, Vorselaar, de regio Lille, Vosselaar, Kasterlee, Retie, Arendonk,
Ravels, Oud-Turnhout en de regio Hulshout, Herselt, Laakdal, Meerhout.
7 www.welzijnszorgkempen.be
Mol
Geel
AntwerpenLille
Brecht
Ravels
Balen
Lier
Malle
Retie
HoogstratenEssen
Kasterlee
Ranst
Wuustwezel
Herselt
Nijlen
Mechelen Putte
Turnhout
Westerlo
Kalmthout
Bornem
Puurs
Arendonk
Laakdal
Beerse
Zoersel
Herentals
Schilde
Olen
Heist-op-den-Berg
Merksplas
Rijkevorsel
Kapellen
Dessel
Duffel
Meerhout
Schoten
Zandhoven
Brasschaat
BerlaarKontich
Vorselaar
Bonheiden
Boechout
Herenthout
Sint-Katelijne-Waver
Rumst
Oud-
Turnhout
Willebroek
Stabroek
Grobbendonk
Hulshout
Zwijndrecht
Lint
Boom
Sint-Amands
Vosselaar
Hove
Aartselaar
Mortsel
Schelle
Edegem
Wommelgem
Niel
Wijnegem
Hemiksem
Borsbeek
Baarle-Hertog
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 26|58
SECUNDAIRE PARTNERS VANUIT DE GRONDRECHTENBENADERING 3.2.
Vanuit de verschillende grondrechten tonen ook andere organisaties zich als natuurlijke potentiële partners. Het
gaat dan om secundaire partners: samenwerkingspartners met (gedeeltelijk) gelijkaardige doelstellingen. Soms
gaat het om lokale partners, soms om Vlaamse.
Onderstaand bloemschema laat de veelheid zien. De lijst is zeker niet exhaustief.
TERTIAIRE PARTNERS 3.3.
Ten slotte zien we nog een aantal partners die niet primair zijn en ook niet verbonden zijn met ons via een
specifiek grondrecht. We denken aan Universiteiten en Hogescholen (concreet bijvoorbeeld OASeS en Thomas
More), vorming plus, de dienst Welzijn van de provincie Antwerpen, het CGG.
Zij bieden heel wat voordelen voor onze organisatie: een sterk inhoudelijk netwerk, wetenschappelijke
onderbouwing, bijkomende financiële ondersteuning, tweedelijnshulpverlening voor onze doelgroep… Met elk
van bovenstaande tertiair partners zijn er(nauwere of lossere) banden.
CAW VWAHWN
Welzijnsschakels Samenlevingsopbouw
Straathoekwerk OCMW's
lokale besturen
Arbeid interimkantoren
VDAB Jeugdwelzijnswerk (bv
ROJM vzw) Zelforganisaties
Vzw Web Steunpunt Asiel en
Migratie Prisma
Centrum voor Basiseducatie
vakbonden ...
Maatschappelijke Dienstverlening
sociale kruideniers vzw Booms Welkom
WGC Buurtwerking Vormingplus
...
Gezondheid Wijkgezondheidscentra
Logo's lokale gezondheidsraden
FWGC CAW's OCMW
....
Wonen SHM SVK
vzw Samenhuizen Huurpunt
huurdersbond VIVAS
Vlaams Huurdersplatform ...
Energie/Water Gezinsbond
Komosie Welzijnszorg Ombudsman
Steunpunt Armoedebestrijding
Netwerk tegen armoede VVSG
UA Test aankoop Campina CV
private electrohandel ...
Onderwijs Huis van het kind
Kind en Gezin Scholen
Clb's Lokale overleplatforms
J@M vzw ...
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 27|58
STRATEGISCHE OPTIES BEPALEN DE RICHTING
Op basis van een brede verkenning en een evaluatie van het lopende meerjarenplan bepaalden we de opties die
uiteindelijk vertaald werden in de Strategische Planning:
De keuze voor meer sectorsamenwerking
Daar waar mogelijk willen we intensiever samenwerken met onze collega’s uit andere steden en provincies. Door
kennis te delen en door concrete samenwerking zal de effectiviteit van de projecten verhogen. Door mekaars
succesverhalen te verspreiden vergroten we de impact. Door inzichten te bundelen op thema’s waarvoor (ook)
Vlaamse / federale / Europese overheden bevoegd zijn kunnen we met breder inzicht die overheden benaderen.
De keuze om te werken rond specifieke doelgroepen
We kiezen ervoor om te blijven inzetten op het brede spectrum van mensen in armoede.
• In de Vereniging waar armen het woord nemen in Lier streven we naar een breed bereik van mensen in
armoede.
• In het vorige meerjarenplan maakten we de keuze voor Gekleurde Armoede. We willen waar dit nodig is
specifiek de keuze blijven maken voor deze groep, ook na de afronding van de projecten rond arbeidskansen
voor etnisch-culturele minderheden.
• We hebben extra oog voor kinderarmoede. Meer specifiek willen we inzetten op sociale mobiliteit van
kinderen met een armoederisico. Dit doen we onder andere door in te zetten op onderwijs.
De keuze om te blijven inzetten op onze sterktes
We kiezen met dit meerjarenplan niet voor een radicale omzwaai in de werking. We behouden de sterktes uit het
vorige meerjarenplan, zowel qua thema als qua doelgroep.
De keuze om te werken rond specifieke thema’s
We willen het komende meerjarenplan werken aan vijf thema’s:
• Wonen
• Energie
• Arbeid
• Onderwijs
• Maatschappelijke dienstverlening
Het thema gezondheid weerhielden we niet, ondanks de kansen die we zien om hierrond te werken. De te
geringe decretale subsidiëring laat een verder verbreding van thema’s niet toe. Werken rond gezondheid is enkel
mogelijk bij een uitbreiding van middelen.
De keuze voor verbreding van het werkingsgebied
Gedurende het voorbije meerjarenplan waren we vooral actief in de (centrum-)steden. De verbreding van het
werkterrein die we het laatste jaar van het meerjarenplan realiseerden willen we vasthouden. We opteren in het
nieuwe meerjarenplan voor:
• Een brede spreiding van de inzet over de provincie.
• Een verkennende inzet op het Antwerpse platteland.
-
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015 28|58
De keuze om te werken aan Samenleven in diversiteit
• Samenleven in diversiteit is een thema dat in alle strategische acties aan de orde zal zijn. We kijken naar de
diversiteit van achterstelling en van de mensen die de achterstelling ervaren. De superdiversiteit die onze
samenleving kenmerkt willen we terugvinden in onze aanpak, onze beleidsvoorstellen en ons doelpubliek.
• Daar waar nodig zullen we actief acties opzetten om discriminatie tegen te gaan.
De keuze om in te zetten op specifieke werksoorten
We willen een inzet realiseren op de drie prioritaire rollen van Samenlevingsopbouw. Binnen deze rollen maken
we vijf (methodische) keuzes die we verder zullen vertalen in de strategische acties:
• We zullen inzetten op zorgnetwerken. Vrijwilligers (uit de buurt) nemen een stuk ‘zorg’ over maatschappelijk
kwetsbare groepen op, zonder zich op het terrein van de professionele hulp te begeven.
• We zetten in op ontmoeting als vertrekpunt van een duurzame relatie met de doelgroep.
• Outreachend werken moet een verbreding van de doelgroep mogelijk maken.
• De keuze voor duurzame projecten: projecten die bouwen aan een duurzame samenleving, met respect voor
de omgeving en de generaties die volgen.
• Met campagnes en persacties willen we onze zichtbaarheid en ons draagvlak verhogen.
De sectorale keuze om in te zetten op Ieders stem telt
Verkiezingszondagen zijn hoogdagen voor onze democratie.
Ook voor maatschappelijk kwetsbare groepen staat er op die verkiezingszondagen heel wat op het spel. D