Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de...

13
Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus, voorzitter, prof. dr. H. B. Dorgelo, prof. dr. C. Koningsberger, prof. dr. ir. J. G. Niesten, prof. dr. J. J. Seidel, prof. ir. C. de Beer, mr. A. J. Vleer, leden. Redactie-$ecretariaat: N.J.J.Mol, Insulindelaan 2, Ei ndhoven, tel. 68000, toestel 410. pag. De eerste maal "Inleiding tot de wijsbegeerte W aan de technische hogeschool Eindhoven 3 Het propaedeutisch onderwijs in de wiskunde aan de technische hogeschool te Eindhoven 4 Propaedeutische ervaring 6 De gebouwen voor de technische hogeschool te Eindhoven 8 Journaal 9 Benoemingen 11 Personalia 14 Derde laargang Hummer 2 April 1959

Transcript of Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de...

Page 1: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven

Inhoud

Redactie.commi ssle:

prof. dr. K. Posthumus, voorzitter, prof. dr. H. B. Dorgelo, prof. dr. C. Koningsberger, prof. dr. ir. J. G. Niesten, prof. dr. J. J. Seidel, prof. ir. C. de Beer, mr. A. J. Vleer, leden.

Redactie-$ecretariaat:

N.J.J.Mol, Insulindelaan 2, Ei ndhoven, tel. 68000, toestel 410.

pag.

De eerste maal "Inleiding tot de wijsbegeerte W aan de technische hogeschool Eindhoven 3

Het propaedeutisch onderwijs in de wiskunde aan de technische hogeschool te Eindhoven 4

Propaedeutische ervaring 6

De gebouwen voor de technische hogeschool te Eindhoven 8

Journaal 9

Benoemingen 11

Personalia 14

Derde laargang

Hummer 2

April 1959

Page 2: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

·De eerste maal "Inleiding tot de wijsbegeerte" aan de T.H.E.

Inleiding

Wie zich laat inschrijven als student aan de Tech­nische Hogeschool te Eindhoven, begint aan de studie voor ingenieur zo, als zij in het programma van deze hogeschool is vermeld. Oat program heeft een eigen karakter. De student wordt in zijn voortgaande studie begeleid - vanwege de hogeschool zelve - door z.g. niet-technische vakken. Men zou ze de wetenschappen over de mens kunnen noemen, wanneer men aan de natuurwetenschappelijke techniek de wetenschappen over de natuur toewijst. Tot deze wetenschappen over de mens behoren in de eerste plaatsdie wetenschap­pen, die in het geldende program onder de term "bedrijfskunde" zijn verzameld, n.lo de economie, organisatieleer, sociaal recht, bedrijfssociologie en bedrijfspsychologie. In het kader van de technische hogeschool boort ook de wijsbegeerte daartoe. Oat is slechts ten dele juist. Vanouds behoort tot de eigen aard van het wijsgerig vragen, van de beoefening der wijsbegeerte, o.m. dat zij naar de eenheid der weten­schappen zoekt, dat zij vraagt over aile wetenschap­pen en dus niet zonder meer een van hen is. De wijsbegeerte blijft daar echter niet bij: zij vraagt verder en wijder, naar het eigene van het menselijk bestaan, naar de mens als natuurlijk-gegeven wezen en tegelijk als cultuurscheppend, zichzelf ontvouwend wezen. En doorvragend ontdekt de wijsbegeerte­bedrijvende mens, dat hij niet louter als toeschouwer zichzelf en de ander ondervragen kan, maar zichzelf in zijn vragen betrokken weel: de v~aag naar de zin van mijn menselijk bestaan. Wanneer wij zover door­vragen, stoten wij op 's mensen levensbeschouwelijk standpunt en de verantwoording daarvan. Dan zijn wij bij godsdienst en levensbeschouwing aangeland, het niet meer wijs gerige. N adenken daarover leert ons zien, dat er enerzijds geen scherpe scheidslijnen lopen tussen wijsbegeerte en levensbeschouwing; ieder die wijsbegeerte beoefent, brengt zijn levens­beschouwelijke keuze in, meer of minder duidelijk naargelang het onderdeel van de wijsbegeerte, dat hij beoefent. Maaranderzijds, dat het wijsgerig gesprek tussen de mensen niet vooraf al zinloos is door het uiteenlopen der levensbeschouwingen. Wijsgerig vragen is een vragen met eigen karakter, dat aile beminnaars van de wijsheid kan verenigen, mits zij de tegelijk daarin aanwezige verschillen in levensbeschouwing weten te respecteren. Deze korte toelichting over het wijsgerig den ken heb ik ter inleiding gegeven, omdat de student aan de technische hogeschool in zijn eerste jaar de boven­genoemde begeleiding door niet-technische vakken vindt in de vorm van een cursus "Inleiding tot de

wijsbegeerte" en omdat de bovengegeven toel ichting lets zegt over de opvatting, die de docent daarin aan de technische hogeschool heeft over zijn taak. Er hoort nog een tweede toelichting bij. De zojuist aangekomen student kan nauwelijks worden ingeleid in de wijsbegeerte als koningin der wetenschappen, een oude benaming, die natuurlijk met een korreltje zout moet worden genomen. Want de eerstejaars student maakt pas kennis met de beoefening van een of enkele wetenschappen zelve. In zijn vooropleiding heeft hij v()oral kennis genomen van haar resultaten en opvattingen; aan de beoefening zelve kwam hij niet toe. Daarom lijkt de voornaamste taak, om de student te helpen datgene te ontdekken - in de letterlijke zin; hij heeft het nog veelal onontdekt, onbewust bij zich -wat bewust moet worden om wijsgerig te leren vragen. Daarop heeft de docent zich dus ingesteld en de actieve belangstelling en medewerking der studenten heeft hem bevestigd in zijn opvatting.

Over stof en vorm

Ais uitgangspunt van de voorgestelde gedachtengang diende de omschrijving van de cursus, zo als zij in de gids 1957-1958 vermeld staat: "wijsgerig culturele beschouwingen over techniek en samenleving, mede ter voorbereiding van de colleges over maatschappij­wetenschappen". In een aaneensluitende reeks colleges werden de meest belangrijke begrippen naar voren gehaald en toegelicht. Deze omvatten: 1. weten en wetenschap, natuurwetenschappen en

menswetenschappen, e.d. 2.1llaken; technisch maken en bijvoorbeeld aesthe­

tisch of juridisch maken; techniek en cultuur. 3. de mens als enkel ing en als gemeenschapslid;

positief denken en normatief denken; hoe liggen de verhoudingen tussen enkeling en samenzijn.

4. de student, zijn opleiding in de gekozen vak­wetenschap, zijn voorbereiding op het latere beroep en de zelfvorming van zijn persoon; de rol van studeren en de rol van het studentenleven daarin.

Nadat de deelnemers hun voorkeur voor de bespreking ervan hadden gegeven in de volgorde 3,1,2,4 werden zij achtereenvolgens geconfronteerd met de logische de metaphysische en de existentiele component in ons denken en weten. De gevolgde gedachtegang liep dus uit op het actuele wijsgerig vragen, dat met de cultuursituatie van deze tijd is verbonden, in zover uitgegaan wordt van de tegenstelling tussen mens en ding en gezocht wordt 3

Page 3: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

4

naar de menselijke bestaanswijze, die past bij de maatschappij van de technisch·machtige mensheid. Wat de vorm aangaat, werd de nadruk gelegd op het gesprek tussen docent en deelnemers. Na de inleiden· de voordrachten werden de deelnemers verzocht zichzelf in groepen in te delen en zowel een gespreks. leider als een rapporteur uit hun midden aan te wijzen. Van de beschikbare twee uur nam de docent het eerste half uur in beslag, zowel om verslag te doen van de rapporten van de vorige maal als om de nieuwe vragen te stellen, die erop aansluiten. De gespreks­groepen kregen daarna gedurende een uur de tijd om in een hen ter beschikking gestelde ruimte zich over de vragen te beraden en het groepsantwoord te formu­leren. Daarna kwamen allen weer samen in de college­zaal, waar mondeling en schriftelijk de antwoorden werden gegeven. Nu en dan werden de gespreks· colleges doorbroken met een voordracht-college, teneinde de afgelegde weg te overzien en de af te leggen weg alvast te schetsen. Bovendien werd apart overlegd met de gespreksleiders. De laatste samenkomst werd besteed aan de beant­woording door de deelnemers afzonderlijk van een rij voorgelegde vragen, die hen uitnodigden hun ervarin­gen te beschrijven en hun mening te geven. Oat had zowel betrekking op de voorgestelde stof en de gehanteerde vorm als op het algemene verioop.

Over aantalfen en de interpretatie ervan

In totaalheeft 70% van de potentiele deelnemers -niet aan een werkkring gebonden studenten - kortere of langere tijd meegedaan. Het bezoek aan de inlei­den de voordracht·colleges daalde snel naar ongeveeJ de he 1ft, maar het steeg weer toen de gesprekscolleges begonnen, naar plm. 70% van de aanvankelijke deelnemers. Men zou hier kunnen denken aan een zo gespannen verwachting op de in uitzicht gestelde gespreksgroepen, dat het inleidende luisteren een te zware opgave bleek. Het aantal gespreksgroepen was aanvankelijk negen, na de kerstvakantie zeven en na pasen vijf. De geschiedenis van de gespreksgroepen bleek ver uiteen te lopen. Sommige groepen haalden het einde zonder grote teruggang in ledental, anderen schrompelden in, terwijl er ook waren, die in korte tijd snel terugliepen. De ervaring heeft ook geleerd, dat het samenvoegen

van te kleine gespreksgroepen zelden leidt tot het vormen van een nieuwe, die zich weet te hand haven. Men kan het intermensel ijke niet louter quantitatief behandelen. Van een belangrijke terugloop na het eerste semester en de tentamenperiode kan n iet worden gesproken; circa 20% van de aanvankelijke deelnemers heeft tot het eind volgehouden. De gevens over de samenstell ing der deelnemers ti jdens de cursus - naar afdeling, leeftijd en voor­opleiding - zijn eenmalig en zij laten geen conclusies toe. Wei kan gezegd worden dat verhoudingen der verschillende levensbeschouwingen zich nagenoeg handhaafden van het begin tot het einde. U it de antwoorden op de enquiHe kan worden vermeld dat men zonder uitzondering de gespreksmethode gunstig beoordeelt en voortzetting daarvan aanbeveelt. Meer­malen wordt opgemerkt dat het samen zoeken naar een antwoord op voorgelegde vragen elkaar beter doet kennen en tot vriendschapsbanden voert. In het algemeen is het onderscheid tussen natuur· wetenschap en menswetenschap wei verhelderd, meer dan dat tussen wetenschap en wijsbegeerte.

Nabeschouwing

De docent kan niet anders zeggen, dan dat voor de Inleiding tot de Wijsbegeerte een zeer duidelijke belangstelling bestond. Deze toonde zich daadwerke­lijk in de actieve deelname aan het groepsgesprek en ook in de bereidheid van vel en om als gespreks­leider of als rappmteur op te treden. In d it laatste spreekt trouwens ook de bereidheid van velen om persoonlijk een beperking in het wijsgerig denken over het gestelde thema te aanvaarden teneinde de groep van dienst te zijn. Bovend ien moet worden opgemerkt, dat de opdracht aan de docent en de door hem gekozen· vorm het karakter dragen van een experiment. Noch wat stof noch wat vorm aangaat kan worden uitgegaan van een gebruike­lijke, bevredigende vorm. De ervaringen van het eerste jaar technische · hogeschool Eindhoven • voor wat betreft de wijsbegeerte • stemmen tot vreugdevolle dankbaarheid. Oat is tegel ijk het beste vertrekpunt bij het zoeken naar verbeteringen.

F.Ph.A. Tellegen.

Het propaedeutisc:h onderwiis in de wiskunde aan de Tec:hnisc:he Hogesc:hool te Eindhoven

Vier mijlpalen kent de studie aan de technische hoge­school te Eindhoven, gerepresenteerd door het propae­deutisch, het kandidaats, het eerste en het tweede dee I van het ingenieursexamen. In de huidige cursus . , waarln voor het eerst de weg tussen P en K proef-ondervindel ijk wordt onderzocht, concentreren de Voor de opleiding verantwoordelijke instanties zich niet

aileen op de gedetailleerde voorbereiding van de beide laatste perioden, doch evenzeer op een revisie van de thans voor de tweede maal betreden eerste etappe. Het is goed dat daarbij de gedachten, die de oorspron­ke I ijke opzet bege Ie idden, n iet worden vergeten. E en confronteren van deze gedachten met de thans verkre­gen ervaring, al betreft die slechts een korte periode,

Page 4: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

lijkt ook op zichzelf van belang. Hieronder zal daarom de gang van zaken bij een onderdeel van het onderwijs gedurende het eerste studiejaar, dat van de wiskunde, worden uiteengezeL Oroog en moeilijk, ziedaar de vooroordelen die de wiskunde omhangen. Vooroordelen zijn onjuist, zeker. maar zij hebben soms een uit psychologische gronden verklaarbare oorzaak. Een yak, waarvan het directe nut niet wordt ingezien en waarvan voldoende bestu­dering door middel van incidentele arbeid slechts voor de zeer begaafden is weggelegd, verliest snel zijn aantrekkelijkheid en wordt tot rijstebrijberg, waar men doorheen moet teneinde het de rug toe te mogen keren, Soms komt later - als het te laat is - de bekering, maar meestal blijft de volgegetene propa­gandist voor de qualificaties van de wiskunde, waar­mee deze alinea begon.

Droog en moeilijk, oordelen, waarvan de objectiviteit betrekkelijk is. Het hangt er maar vanaf, in welke mate de beoordelaar begrip heeft van de wiskunde en haar relaties tot de andere door hem te bestuderen wetenschappen. De docent, die weet hoezeer vooroor­delen hem bij zijn taak kunnen tegenwerken, moet trachten dit begrip te wekken. De toekomstige ingenieur zal minder gedachten aan droogheid hebben, wanneer hij in talrijke voorbeelden de wiskunde in verband ziet gebracht met zijn eigen vak. Maar een cursus w aar i n voo rbeel den de essen ti e u i tmaken is on samen­hangend en loopt gevaar dat zijn onderdelen zelf verdrogen. Belangrijker is dan ook de juist aan een jong instituut bestaande mogelijkheid om de wiskunde af te stemmen op andere vakken en omgekeerd de inschakeling van de wiskundige hulpmiddelen in die vakken in verband te brengen met het wiskundeonder­wijs. Het is voor de uiteindelijke samen~telling van het studieprogramma wiskunde een gelukklge omstan­digheid geweest dat zulk een intensief contact met enkele -grote afnemers" inderdaad heeft plaats­gevonden. Ais voorbeeld noemen wij het contact met de afdeling der elektrotechniek, waar ten voordele van het totale leerplan bepaalde vakken vraeg in de s'tudie hun plaats konden vinden, omdat de wiskundige voorkennis te Eindhoven een jaar eerder wordt ge­bracht dan elders.

H ier komt meteen de vraag naar voren of zulk een vervroegde behandeling het onderwijs d~n niet zwa~r­der doet zijn. De gedachte van een nlet deskundlg krantenbericht van omstreeks een jaar geleden, dat hier in een jaar kan waar elders twee jar~n voor nodig zijn, laten wij nu tnaar buiten ~eschouwlOg. De vraag zelf voert ons van de droogheld naar de moel­I ijkheid.

Het is niet te ontkennen dat er studenten zijn wie het yak of althans zekere gedeelten daarvan, of althans zek~re gedachten die daaraan ten grondslag liggen, niet direct aanwaait. Maar het is onjuist te veronder­ste II en dat de student, die een voldoe~de aan I eg heeft, die de studie op niet al te domme wlJze aanpakt

en die geacht kan worden een redelijk ingenieur te worden, de wiskunde als een struikelblok zou moeten zien. Trouwens, de ervaringen van de laatste tien jaren bij het technisch hoger onderwijs wijzen niet in deze richting. N iettemin dient de dosering van de stof met zorg te geschieden. Te Eindhoven is de vol­gende proef genomen. De totale in twee jaar te ver­werken stof wordt niet in zijn logische volgorde be­handeld, maar in twee ronden, waarbij gedurende het aerste jaar in een algemeen expose een breed veld van direct bruikbare technieken en algemene gedachten wordt aangegeven, terwijl theoretische verdieping en verdere uitbouw hun plaats vinden in het tweede jaar. Hierdoor kon worden voldaan aan de hierboven aange­duide behoeften van andere vakken aan onderdelen, die in het logische geheel achteraan zouden moe ten komen. Bovendien leek de voorge-stelde verdeling in overeenstemming te zijn met de bedoel ing van de ver­schillende examens. Het is thans, nog te vroeg om te kunnen beoordelen of de proef geslaagd is, daar gegevens over het tweede j aar van de stud ie nog ont­breken. Bij de propaedeutische examens bleek echter reeds goede overeenstemming te bestaan tussen de resultaten van de wiskunde en van gelijkgerichte vakken.

Een belangrijk onderdeel van het wiskunde-onderwijs wordt gevormd door de oefeningen. Het vooroorlogse standpunt, dat de verwerking van de op het veelal massale college voorgedragen stof een zaak is van de student zelf, is vervangen door begrip voor de verant­woordelijkheid in deze van 'het instituut van hoger onderwijs. In graepen van 30 studenten wordt thans gelegenheid geboden om onder leiding van en ~~ persoonlijk contact met leden van de wetenschappellJ­ke staf hiaten in de vooropleiding aan te vullen en de nodige vaardigheid te verkrijgen in het oplossen van vraagstukken. Hier wordt de collegestof niet aileen verwerkt maar ook gericht op het speciale vakgebied der betr~ffende afdel ing. Voor eerstejaarsstudenten hebben de oefeningen mede ten doel het vormen van een brug van de sterk geleide studie van het middel­baar onderwijs naar de zelfstandige studie bij het hoger onderwijs. Teneinde de eigen activiteit van de student te prikkelen, werd een gedeelte van de oefe­ningen besteed aan het onder deskundige leiding schriftelijk uitvoeren van taken, waardoor oP,onschool­se wijze confrontatie met eigen vorderlngen kon plaatsvinden. De bereikte resultaten wegen zeker op tegen het vele werk dat met de samenstell ing en de correctie der taken samenhangt.

Het onderwijs in de beschrijvende meetkunde werd aangepast aan de plaats, die dit onderd'eel i~ de technische studie inneemt. Theorle en practlsche oefening wisselen elkaar tweewekel ij,ks af en ~aast beoordeling van onder leidingvervaardlgde tekenlngen worden geen andere gegevens, zoal s examens, ten.1a­mens e.d. nodig geacht om te komen tot de overtulglng dat voldoende kennis werd opgedaan. De plaats, die 5

Page 5: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

6

in de rooster aan de meetkunde is toegedacht, is thans aanzienlijk geringer dan vroeger het geval was. Hoewel het college wiskunde, dat zowel de meetktinde als de analyse omvat, slechts voor een vierde gedeelte ge­wijd is aan de meetkunde, kan toch niet worden ge­steld, dat de invloed van de voor het technisch onderwijs zo bel angrijke meetkundige gedachten tanende is. Immers men tracht de nadruk te leggen op de steeds duidelijker wordende tendens tot samen­groeiing der verschillende onderdelen der wiskunde, terwijl men bij de analyse speciale aandacht heeft voor meetkundige illustratie en toepassing.

De bij massacolleges in de wiskunde behorende ten­tamens worden in de regel schriftelijk afgenomen en .Iopen dan het gevaar na verloop van tijd niet meer als goede test te dienen, omdat de aandacht van de kandidaten minder op de grote lijn dan op de uitwer­king van bepaalde veelgevraagde vraagstukken wordt gericht. De beide aan het eind van elk der semesters geeiste schriftelijke tentamens worden te Eindhoven gecompleteerd door een monde ling tentamen over de gehele stof, waarvoor slechts vrijstell ing wordt ver­leend aan hen, die bij de oefeningen ruim voldoende

Propaedeutische ervaring

Toen mij verzocht werd mijn ervaringen met het pro­paedeutisch onderwijs in tindhoven kort samen Ie vatten, was mijn eerste indruk, dat de vraag well icht onder het hoofd "praematuur" zou zijn onder te bren­gen. Ervaring immers impliceert een beoordeling vCln het resultaat in het licht van bepaalde verwachtingen. En daarvoor is de tijd nog geenszins rijp. Van de eerste groep studenten is de propaedeuse nog niet afgesloten: er is immers nog een vrij groot percentage ingeschrevenen van 1957, dat noch het propaedeutisch examen heeftafgelegd, noch de studie he eft opgegeven; van de tweede groep is de propaedeutisch cursus pas halverwege. Uit het navolgende zal dan ook blijken, dat een eerste beoordeling van de propaedeuse ener bepaalde jaarklasse slechts na afloop van een aantal jaren mogelijk zal zijn. Oit temeer, daar de maat voor een gunstig verloop wordt geleverd door het bewijs, dal het voorafgaande al dan niet een goede basis vormde voor hetgeen erop volgde. Afgezien van enkele detai Ipunten, waaromtrent inderdaad iets positiefs kan worden gezegd, zou ik de vraagstelling dan ook liever vanuit een andere gezichtshoek willen benade­ren.

Bij de opstelling van het leerprogramma heeft aan de propaedeuse te Eindhoven een bepaalde idee ten grondslag gelegen.ln schematische weergave zou men haar doelstelling kunnen kenschetsen als tweeledig. het bijbrengen van kennis en de selectie van studenten doelstellingen, welke beide samenhangen met de aa~

resultaten hebben behaald, ziJlks op voordracht van de betreffende groeps lei der.

Wanneer aanleg en belangstelling redelijk zijn, hang! het welslagen van de studie bij de wiskundige pro­paedeuse, waar een uitvoerige syllabus het volgen van de colleges vergemakkelijkt, nog slechts af van een ding: of de student in staat is tot geregeld stu­deren. Teneinde tijdig te kunnen herinneren aan deze noodzakelijke voorwaarde voor succesvolle studie, wordt op onschadelijke maar niettemin duidelijke wijze halverwege elk semester een proeftentamen gehouden, waarvan het resultaat slechts zekere faciliteiten bij het daaraanvolgende echte tentamen kan geven, doch niet nadelig voor de student kan wer­ken.

Indel ing, in passing, aanpassing, stof, college, syllabus, oefening, taak en tentamen, zij zijn gericht op animerende en heldere benadering van de wiskunde en op overwinning van gevoelens van droogheid en moeilijkheid.

J. J. Seidel.

de stichting van de technische hogeschool voorafge­gane discussies over de verkorting van de studieduur en de verhoging van het studierendement. Oaarbij heeft een belangrijke rol gespeeld, dat het voor de betrokkenen en voor de technische hogeschool van veel belang is, hen, die zich Wten onrechte" lieten inschrijven, tijdig hun dwaalweg te doen inzien. Hiermede is voor hen een wezenlijk stuk levensbelang gemoeid. Het begrip: studierendement is intussen maar al te vaak dermate simplistisch gebruikt, dan dat ik zou durven verdergaan, zander hetgeen ik daarmede bedoel en igermate nader aan te duiden. In econamisch opzicht is het begrip rendement verbonden met de begrippen betaalde prijs enerzijds en met het aantal, de kwaliteit en de opbrengst der verkregen en afgeleverde producten anderzijds. In het meest gehan­teerde maatgetal: gemiddelde studieduur der geslaagde kandidaten komen deze begrippen in haar totaliteit onvoldoende tot uitdrukking, nademaal de studieduur der niet-geslaagde kandidaten buiten het statistische beeld komt te vallen. Laat men voor een moment het moeilijk meetbare begrip kwaliteit buiten beschouwing, dan ware er nag altijd een betere maat, n.l. het totale aantal student-jaren per geslaagde student.

Overigens moge met enige dadruk worden gesteld, dat het hoger onderwijs, behalve in de vorm van de aflevering van ges I aagde studenten, aan het ontwi k­kelingspeil in de gemeenschap zeer zeker de facto ook een bijdrage levert in de vorm van de algemene

Page 6: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

blikverruiming van hen, die als Wgesjeesde" studen· ten zijn instituten verlaten. Oat de maatschappelijke geestelijke instelling in Nederland voor de merites van deze functie van het hoger onderwijs in het alge· meen weinig gevoel pleegt te bezitten, doet in prin· cipe aan dit feit niets at. Voor het gebruik van het begrip studierendement is het intussen in zoverre van van betekenis, dat het goed zou zijn, dit rendement niet aileen te beschouwen in termen van geslaagde kandidaten.

Wanneer de doelstell ing van het hoger onderwijs is een zo groot mogel ijk aantal abiturienten van zo hoog mogeliJke kwaliteit af te leveren in een zo gering mogelijk aantal studiejaren, dan zou uit dit econo· misch beginsel de gevolgde methode moeten worden afgeleid. En inderdaad is dit mede een der achter· gronden van de ~weeledige doelstell ing der propaedeuse, zoals deze hlerboven werd geschetst. Anderzijds wordt de methode bepaald door het gedoceerde onder· werp zelf. Wanneer als voorbeelden worden genomen de drie voor aile studierichtingen gemeenschappelijke propaedeuse·onderwerpen: de fi losofi e, de wi skunde en de natuurkunde, dan blijkt duidelijk, hoe de aard van het yak, de gebezigde onderwijsmethode beinvloedt. Bij de colleges in de filosofie, over welk yak geen verplicht examen wordt afgenomen, werd groot succes geboekt door een methode, waarbij enkele inleidende colleges afgewisseld werden met de verwerking van het gebodene in discussiegroepen. De maatstaf voor het succes is hier te zien als de mate van enthousias· me, uit eigen vrije wil door de studenten opgebracht. De wiskundige van zijn kant ziet zich geplaatst voor de taakde hulpwetenschappen in zodanige vorm op te dienen, dat de noodzakelijke kennis ervan voor de student vlot verteerbaar is, niettegenstaande de zware concentratie, waartoe en studiebekorting en reciproci· teitsrelaties met andere vakken hem nopen. De in· structies, die zijn colleges begeleiden, leggen de student een strakke discipline op. Sfeer en entourage contrasteren hier dan ook sterk met het wijsgerige Qnderwijs ... De eigen opzet en uitwerking van het propaedeutisch onderwijs in de wiskunde vormt aldus een wezen lijke factor in de snellere voortgang van het onderwijs door meer concentratie in de opleiding. De taak van de natuurkundige, die dichter dan die van de wijsgeer en de mathematicus gelegen is bij de wetenschappelijke fundamenten van de ingenieurs­wetenschappen in meer engere tin, kan als een twee­ledige worden beschouwd. In de eerste plaats als het losweken der studenten uit het schoolse denken van het middelbaar onderwijs; in de tweede plaats als het voorbereiden van de student op de discipline van de natuurwetenschappelijke denkwijze en op de in­ventiviteit nodig bij de technische wetenschappen.

Wanneer de fysicus, van wiens hand dit artikel is, hier iets nader mag ingaan op de methode, waartoe deze taakstell ing hem gevoerd heeft, dan ziet hij haar voornamelijk als een voortdurend leggen van de accen·

ten op denkwijzen en aanpakmethoden, waarbij het gekozen voorbeeld en zelfs tot zekere hoogte de be­handel de stot van secundair belang lijken. Aandacht kan dan worden geschonken vooral aan die illustraties die de stof kunnen verlevendigen, waarbij hier e~ daar kan worden belicht hoe overeenkomstige ge, zichtspunten ook buiten het eigenlijke terrein der natuurkunde en zelts buiten dat der techniek bruikbaar zijn. Door het verstrekken van een collegedictaat met illustratieve opgaven wordt tevens de noodzaak tot het maken van aantekenlngen tijdens de colleges vermeden. Deze werkwijze geeft de docent de gele. genheid tot het verwi jzen naar boeken en tot het extra belichten van een aantal mark ante punten uit de stof, hetgeen hem vrijwaart van de routine, waartoe het in een gelijkmatig tempo -afdraaien" van de com· plete stof zou leiden. Tevens wordt ervoor gezorgd, dat de student het college verlaat met de nodige onopgeloste problemen, die de nieuwsgierigheid prikkelen.

In feite is derhalve de student gedurende de propae­de use geconfronteerd geweest met wei zeer uiteen­lopende onderwijsmethodieken. En terecht zou thans de vraag gesteld kunnen worden, of deze praktijk moet leiden tot de gevolgtrekking, dat haar ernstige bezwa· ren aankleven, dat zij voordelen had, of dat bepaalde modificaties zouden moeten worden aangebracht.

Mijn persoonlijke indruk is, dat de totaliteit van het onderwijs, zoals dit in feite is gegeven, een groat aantal mensen met sneltreinvaart een belangrijke stap heeft vooruitgebracht in de voorbereiding op hetgeen hun tijdens het verdere verloop hunner studie nog te wachten staat. Om een vergelijking te trekken met de bouwnijverheid: men kan op amerikaanse wijze te werk gaan en aldus ruim aandacht besteden aan de voorbereiding, waardoor de bouwtijd in engere zin wordt bekort; men kan ook op europese wijze werken met een kortere voorbereidingstijd en een dienover· eenkom sti ge veri enging van de ei gen I ijke bouwtij d, waaraan de voorbereidingdan nog gedeeltelijk parallel 100pL Zeer schematisch weergegeven is het streven de fundamentele, of voorbereidingsfase in meer ge, concentreerde vorm voor de basiswetenschappen hoofdzakelijk in de propaedeuse, en voor de technische vakken voornamelijk in de voor·kandidaatsopleiding onder te brengen. De praktijk zal moeten uitwijzen, in hoeverre deze scheiding van "werkvoorbereiding" en "werk·, in deze opzet verdisconteerd, al dan niet zal resulteren in een kortere totale realiseringstijd en/of in een betere kwalitei\'

Gaarne zou ik nag eens nader ingaan op de positieve taak, di e de selectie heeft. Het heeft mij altijd gel trappeerd, dat de correlatie tussen eindexamen h.b.s. en studieresultaten zo sterk is. Zonder mij te baseren op enig statistisch gegeven en derhalve voornamelijk intuitief, heb ik de indruk gekregen, dat de correlatie tussen deze cijfers en de intelligentie aanmerkelijk geringer is. Deze indruk laat slechts een conclusie 7

Page 7: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

8

toe, namelijk, dat het plezier en de vreugde in het werk, alsook de wilskracht en de ijver eveneens wezenlijke factoren vormen, welke tot goede resulta­ten bijdragen. Oit legt aan de propaedeuse tevens de taak op de student vroegtijdig te plaatsen voor het probleem, of zijn gerichtheid op het gekozen studie­doel hem voldoende stimulans is om de zwarigheden van de propaedeuse te boven te komen. l1et wi I mij voorkomen, dat ons gezamenlijk propaedeutisch onder­wijs in dit opzicht de toets van de kritiek wei kan doorstaan, hetgeen niet wegneemt, dat op vele detail­punten wijzigingen en modificaties wenselijk bleken. Hoezeer het echter wenselijk is ernaar te streven, dat zij, die qua intelligentie, habitus, orientatie, en dergelijke meer geschikt zijn voor andere toekomstige activiteiten dan die van de ingenieur, hierop zo vroeg mogelijk attent worden gemaakt, hun mag zeker niet de kwalificatie ·onbruikbaar- worden toegevoegd.

Op een punt is de ervaring wei zeer duidelijk.Zij, die aan het einde van het eerste semester de tentamen­mogelijkheden ten volle hadden benut, bleken prak­tisch zonder uitzondering succes te hebben bij het propaedeutisch examen. Zij, die aan het einde van het eerste semester slechts een gering aantal der tentami na hadden behaald, zakten vrijwel zonder ui t­zondering verder af. Ais oorzaak van dit verschijnsel zou men verschillende factoren kunnen zien: aanpas­singsmoei lijkheden, onderschatting van het examen, waardoor men de tentamens "wei gelooW, vrees voor het tentamen, als gevolg waarvan men meent nlet ·klaar- te zijn en de tijd tussen tentamen en examen nog eens extra wil benutten om met het examen de grote slag te slaan. Wat hiervan zii, ik heb de stel­lige indruk, dateen zeker gebrek aan discipline tijdens de normale collegeperioden als een der voornaamste oorzaken moet worden beschouwd. De voortgang van colleges, oefeningen en practica vordert een verwer­kingstempo, waaraan men zich al dan niet aan kan passen. Men mag zeggen, dat in de praktijk de studi e van aile studenten hierbij iets ten achter loopt. Wan­neer echter het tempo van het gebodene niet meer als maat voor de eigen werkzaamheid wordt gevoeld en de achterstand door extra inspanning niet meer is in te lopen, ontstaat een situatie, waarin de student zich op eigen kracht en door eigen discipline een nieuw tempo moet stell en en handhaven, wat voor velen en

juist voor de ·zwakkeren· een grote extra-moeilijkheid betekent. D it te meer, waar bij toenemende achterstand het rendement yan colleges, oefeningen en practica snel daalt, zodat een soort van lawinefenomeen ont­staat. Wanneer de eerstgenoemde factoren van het hier geconstateerde verschijnsel de enige oorzaken zouden zijn, dan zou bij aanwezigheid van een sterke discipline in het ongunstigste geval een achterstand van een semester ontstaan, hetgeen .bij een kleine groep dan ook het geval is. Oat een grotere groep de facto een achterstand van een jaar oploopt, berust op het niet tijdig stellen dan wei handhaven van een eigen studiediscipline. In hoeverre hier de helpende hand geboden zou kunnen worden, ware een verdere studi e waa rd.

Een bijzondere omstandigheid vormde overigens wei de uitzonderlijke situatie, waarin de studenten te Eindhoven gedurende het eerste jaar hebben verkeerd. De groep als geheel heeft naast haar studie een stuk van de opbouw ener studentenmaatschappij moeten opleveren. Een ongewoon groot percentage der stu­denten heeft zich daarvoor verdienstel ijk gemaakt, doch mede hierdoor ontwikkelden zij zich tot een mate van rijpheid, die bij eerstejaars studenten gemeenlijk niet wordt aangetroffen. Vallen dan ook de statistische cijfers der propaedeuse voor deze groep als gevolg van de verdubbeling hunner werkzaamheden well icht enigermate ongunstig uit, naar de mening van schrijver dezes kan met zekerheid worden gesteld, dat zij hiervan nauwelijks vertraging in hun studie zullen behoeven te verwachten, omdat zij meer hebben 'opge­stoken dan anders het geval zou zijn geweest.

Niettemin: gemeten aan de nuchtere maat van het percentage der geslaagden hebben zij het studierende­ment, als men dit zou willen opvatten in term en van het percentage der geslaagden voor het P-examen, be­perkt. Bezien echter over de totaliteit van hun studie heb ik sterk de indruk dat zij het rendement aanzien­lijk hebben verhoogd. De door hen geleverde presta­ties, welke lang niet gering waren, droegen immers evenzeer bij - in geconcentreerde vorm - tot versnelde vorming van ware academici.

P. v.d. Leeden.

o. gebouwen voor d. Technilche Hogeschool t. Eindhoven

September 1959 nadert met een sneltreinvaart en de afbouw van de hallen, het ketelhuis en het trafo­station moet in zo'n ijltempo gebeuren, dat de tijd­schema's voor deze gebouwen angstwekkend veel op spoorboekjes gaan I ijken. Gelukkig is de mist opgetrokken, de temperatuur weer boven het vriespunt en naar we hopen, de winter achter

de rug; de wintertijd geeft gewoonlijk de bouw de gro otste vertragin g. B ij de ni euwbouw van het T. H.-complex wa ren e r enkele voorzorgsmaatregelen genomen zodat de achter­stand tengevolge van onwerkbaar vriezend weer zo klein mogelijk is gehouden.

Page 8: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

De hal voor elektrotechniek was half de­cember glas- en waterdicht gekomen zodat dit ge­bouw de mi nste vo rstvoorzi en i ngen behoefde; een grote oliekachel werd midden in de ruimte geplaatst en hiermede konden we de winter afwachten. Wanneer we nu in deze hal komen, zien we dat de plafonds bijna klaar, de binnenmuren gemetseld zijn, de tegelvloer van de hal gelegd, en van de technische installatie de afwerking nabij is. Te verwachten is, dat deze hal begin mei voor de eerste keer opgeleverd kan worden.

Rond de h a I v 0 0 r we r k t u i g b 0 u w k u n d e was het niet mogelijk voor 1 januari 1959 de beglazing aan te brengen, zodat een andere oplossing gezocht moest worden. In plaats van glas is toen rond de zuidelijke helft van de W-hal plastic aangebracht en met behulp van een zestal stralingsverhitters is het gelukt om de ruimte binnen het plastic vorstvrij te houden. De afbouw van deze hal is goed gevorderd. In de kruip­ruimte liggen nu honderden meters buis voor de werk­tuigbouwkundige-, en lange kabelgoten voor de elek­trische installaties; iii de hal zelf is gewerkt aan de toiletgroepen, de tussenvloeren, de plafonds en de tegelvloeren. Maar terwijl binnen de werkzaamheden vorderden, werd buiten hard gewerkt aan de curtain­wall, zodat nu het plastic reeds weer verdwenen en glas er voor in de plaats gekomen is. Verwacht mag worden dat in dete hal begin juli met de inhuizing begonnen kan worden.

Aan de hal voor chemische technologie is met man en macht gewerkt om het betonwerk klaar te krijgen voor de vorst inviel. Gelukkig heeft koning

Journaal

Inaugure/e rede prof. ir. C. de Beer

Op 20 januari 1959 hield prof. ir. C. de Beer, gewoon hoogliHaar in de mechanische technologie, naar aan­leiding van zijn ambtsaanvaarding een rede, getiteld: ·Ingenieur en vakman in de metaalbewerking".

Propaedeutische examens

Op 23 januari 1959 slaagden voor het propaedeutisch examen in de afdel ing der werktuigbouwkunde: W.H.n. Adriaens, Weert; M.H. Cuypers, Eindhoven; G.M.M. van de Elsen, Eindhoven; F. Roos, Eindhoven; E.M. Schmidt, Beek en Donk; F.G. van Thiel, Helmond; J. Verhagen, Sittard. In de afdeling der elektrotechnief< slaagden: Th.J. Bannenberg, Waalre; W. van den Berg, U Ivenhout; F.A.P. Blom, Boxtel; J. Dijk, Groningen; H.W. van Hecke Hengelo' Th.J. van de Hurk, Eindhoven; , ,

winter gewacht, want 5 dagen nadat het dak van deze hal gestort was, moesten de arbeiders met vorstverlet naar huis. Tijdens de vorst echter kon toen doorge­werkt worden. aan het plaatsen van de stalen profielen voor de curtain-walls.

De bouw van de hal voor physische techno­log i e heeft door de wintergrote vertraging gekregen; het werk was juist in een stadium dat het toepassen van vorstvoorzieningen zeer kostbaar werd. Zolang de temperatuu r onder nul geweest is, hebben we aan dit gebouw de werkzaamheden moeten staken.

Aan het ketelhuis is, zonder speciale voorzie­ningen te nemen, verder gewerkt aan de afbouw van het staalskelet; het metselen van de schoorsteen echter heeft ook enkele weken sti I geJegen.

Aan het trafo-station, waarvan de bouw begin januari begonnen is en eind maart moet eindigen i.v.m. de elektriciteits-voorziening van het terrein, moest natuurlijk doorgewerkt worden. Over de onderbouw van het gehele gebouwtje is, toen het begon te vrie­zen, een tent gebouwd. De aannemer heeft onder die tent zo hard gewerkt,dat hij op het tijdschema niet is achter geraakt. '

Tenslotte dienen we nog te vermelden dat op de ver­sthillende bureau's het werk, dank zij de centrale verwarming normaal voortgang yond. Het houden van de aanbestedingen van het glaslaboratorium, de af­bouw van de technologische hallen en de installa­ties voor de C.T.-hal zijn onder anderen hiervoor een bewijs.

P .G. van Genuchten, Tilburg; J.A. de I(euninck, Cad­zand; H.C.A. Lembeck, Eindhoven; L.F. Mendes de Leon, Maastricht; G.P. Schulle'r, Beek bij Nijmegen; J.A.A. van der Wulp, Riethoven. In de afdeling der scheikundige technologie slaagden op 30 januari 1959 voor het propaedeuti sch exam en: J.J. Honig, Eindhoven; O. Renaud" Eindhoven; M.J.J. Theunissen, Herten; H.G.W.M. Wouters van den Oudenwyer, Eist (O.B.); J.B. Wijffels, Eindhoven.

Societeit "Ilium" verbouwd

Op maandag, 26 januari 1959 is de verbouwde socie­teit van het Eindhovens Studenten Corps feestelijk heropend. Deze societeit, gevestigd in het pand Parklaan 62 te Eindhoven, heeft een ingrijpende verandering onder­gaan, doordat de bestaande zaal is uitgebreid met een gedeelte van de gang en de vroegere senaatskamer. 9

Page 9: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

10

Bovendien heeft het Corps de beschikking gekregen over de zo Ider van het pand, welke, na het aanbrengen van de nodige voorzieningen, thans in de behoefle aan een leeszaal voorziet. Door de verbouwing is de capaciteit van de societeils­ruimte bijna verdubbeld zodat deze voorlopige oplos­sing van het ruimteprobleem voor de tijd van ongeveer 2M! jaar voldoende zal zijn. Wanneer in 1961 het Eind­hovens Studenten Corps ongeveer 750 leden zal tel­len, hoopt men, dat het njeuw op te richten gebouw van de Eindhovense Studenten Gemeenschap gereed zal zijn. De pi annen voor dit nieuwe gebouw zijn reeds in een vergevorderd stadium. De bouwcommi ssie van het Eindhovens Studenten Corps en een nieuwgevormde bouw-advies-commi ssie, waarin o.m. zilting hebben de heren mr. Kelder, drs. a Campo, ir. Jansen en twee senatoren beraden zich, mede aan de hand van een maquette van Pierre Cuypers, over de definiti eve vorm ervan. Het streven is het gebouw te plaatsen aan de westzijde van de Veldmaarschalk Montgomerylaan, waar in het stadsplan nog ruimte is, of aan het loe­komstige Noordplein. Over de financieririg worden onderhandelingen gevoerd met twee brouwerijen. Bouw en inrichting zul/en in eerSle instantie een bedrag van plm. fl. 1.150.000.- vergen, exclusief de grond­prij s.

Bezoek Konink/ijke Mi/itoire Akademie.

Op 27 j anua ri 1959 brachl de Co mm an dant van de Koninklijke Militaire Akademie Ie Breda in gezel­schap van een aantal officieren en docenten 'Ian dit opleidingsinstituut een vriendschappelijk bezoek aan de technische hogeschool.

Inaugure/e rede prof. dr. M. J. Steen/and

Op 3 februari 1959 werd door prof. dr. M.J. Steen land naar aan leiding van de aanvaarding van zijn ambt als gewoon hoogleraar in de algemene natuurkunde een rede gehouden onder de titel: "In hel domein der milligraden".

T.H.- Berichten

Op 4 februari 1959 verscheen de eerste aflevering van een intern periodiek, dat, vooralsnog bij wijze van proef, voortaan iedere week onder de naam "T.H.-8e­richten" in de hal van de technische hogeschool wordt gedeponeerd ter mededeming door eenieder, studenlen en personeel, die er belangstel/ing voor heeft. Hel blad verschijnt des woensdags en bevat berichten omtrent allerlei, wat er in de daaropvolgende week in

en rond de technische hogeschool te doen is: mede­delingen van de technische hogeschool zelve, van de Eindhovense studentengemeenschap, van de geeste­I ijke verzorgers" van de Sti chting Studentenvoo rzi e­ningen Eindhoven enzovoort. Van zijn ontstaan af geniet het blad een levendige belangstelling.

Herbenoeming rector magnificus

Op 9 februari 1959 heeft de rector magnificus zijn 65ste verjaardag gevierd. De ambtelijke loopbaan pleegt bij het bereiken van deze leeftijd te worden afgesloten door een eervol ontslag onder toekenn ing van pensioen, met dankbetuiging voor de diensten, in de functie aan den lande bewezen. Professor Dorgelo is echter bij Koninklijk besluit van 28 januari 1959 voor het tijdvak van 1 september 1959 tot 1 september 1962 wederom tot recior magnificus benoemd. De hogeschoolgemeenschap verheugt zich over deze her­benoeming en houdt zich ervan overtuigd, dat zijn leiding, met wijsheid en beminnelijkheid gegeven, de technische hogeschool ook in de komende ambls­periode tot voordeel zal zijn.

BezDek von de Rood der Gemeente Eindhoven

Op dinsdag, 10 februari 1959, mocht de technische hogeschool Eindhoven de Raad der gemeente Eindhoven binnen haar poorten begroelen. Na ontvangsl van het college door de curatoren ir. Th.P. Tromp en drs. A.H.M. Wijffels, de secretaris van de technische hoge­school, de rector magnificus, de secretaris van de senaat en de voorzitters van de afdelingen begaf het gezelschap zich naar de leeszaal van de bibliotheek, waar de curator ir. Th.P.Tromp een uiteenzetting gaf van de veranderingen, welke als gevolg van de on­verwacht grote toeloop van studenten in de bouwplan­nen zijn opgetreden en welke in grote lijnen een ver­snell ing van het bouwtempo en een uitbreiding van het aantal der op te richten gebouwen omvatten. Een zorgvuldig onderzoek, of met name dit versnelde bouwtempo niet zou lei den tot een verstoring van het evenwicht op de arbeidsmarkt in de utiliteitsbouw, leidde tot geruststellende resultaten. Een onvermijde­lijk en aanzienlijk tekort aan college- en instructie­zalen zal door een noodvoorziening in de vorm van een tijdelijke in gebrui kneming van de gebouwen van het Gymnasium Augustinianum kunnen worden opge­vangen. Met betrekking tot het wetenschappelijk onderzoek memoreerde spreker de oprichting van het Instituut voor Perceptie Onderzoek, waarin de samen­werking met de industrie, in casu met de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, een eerste gestalte heeft gekregen. De in itiiile voorzieningen ten behoeve van de studenten op het gebied van de huisvesting, de voeding, de sport en de gezondheidszorg, in samenwer­king met de technische hogeschool door de E ind­hovense burgerij getroffen, stemden spreker tot grote

Page 10: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

dankbaarheid. In het vertrouwen op de ideele instem­ming van de Raad der gemeente met de aldus ont­wikkelde plannen, sprak spreker de hoop uit, dat de cordiale samenwerking ·met de gemeente Eindhoven, welke tot dusverre zo vruchtbaar is gebleken, zou worden geconti nueerd. De architect van de technische hogeschool, ir. S.J. van Embden b.i., gat vervolgens een uiteenzetting omtrent de gewijzigde bouwplannen, waarin hij in het bijzonder de terreineconomie bel ichtte. Het gezelschap maakte na de lunch tenslotte een rondgang over het bouwterrein.

Inougure/e rede prof. ir. J. G. Siotboom

Met een rede, getiteld: "Het minimum", aanvaardde op 17 februari 1959 prof. ir. J.G. Siotboom zijn ambt van gewoon hoogleraar in de stromingsleer.

Inougure/e rede prof. ire A. Horowitz

Op 3 maart 1959 sprak prof. ir. A. Horowitz ter gele­genheid van de aanvaarding van zijn ambt als gewoon

Benoemingen

hoogleraar in de leer der mechanismen een rede uit onder de titel: "De kunst van het uitvinden en de inge'lieur".

Bezoek von prof. J. F.J. Dippy oon de technische

hogeschool

Op 12, 13 en 14 maart 1959 bracht prof. J.F.J. Dippy, hoogleraar aan het Chelsey College of Science and Technology te Londen in het department of chemistry een bezoek aan de Eindhovense technische hogeschool. Dit bezoek vormde een onderdeel van een orientatie­reis van prof. Dippy langs een aantal Europese instituten voor technisch hoger onderwijs. Te Eindho­ven was prof. Dippy de gast van de afdeling der scheikundige technologie, waar hij zich liet voor­I ichten omtrent het leerprogramma van · de techni sche hogeschool en de opzet van de bouwplannen.

Inougure/e rede prof. dr. D. A. de Vries

Prof. dr. O.A. de Vries, gewoon hoogleraar in de algemene natuurkunde, sprak op 17 maart 1959 naar aanleiding van zijn ambtsaanvaarding een rede uit onder de titel: "Vuur, Lucht, Water, Aarde".

Bij Koninklijk besluit van 21 november 1958, nr. 15, is benoemd: met ingang van 1 januari 1959 tot gewoon hoogleraar in de atdeling der werktuigbouwkunde,om onderwijs te geven in de warmtetechniek en reactorbouw, dr. M. -Bogaardt.

Prof. dr. Maarten Bogaardt werd op 2 apri I 1922 te Batavia geborl!n en bezocht te 's Gravenhage het gymn~sium, waar hii in 1941 eindexamen deed. Hij studeerde vervolgens in de wis- en natuurkunde aan de Rijksunlversiteit te Groningen. No onderbreking van deze studie van 1942 tot 1945 als gevolg van ~et studentenverzet, legde hii in 1949 het doctoraal examen in de wis- en natuurkunde met scheikunde of. Zijn promotie vond plaats in 1953 aan de Rijksuniver­siteit te Utrecht op een disseratie, getiteld: ·Calcula­tion of Range/ Energy Relations, especially in Photo­grafic Emuls ions". Pro motor was Prof. dr. J.M. W. Mi I atz.

Intussen had hij van 1949 tot 1950 zijn studies voort­gezet aan het College de France te Parijs en was onder leiding van Prof. Joliot practiS"ch werkzaam geweest in het nucleaire centrum te C~atillon. Na vervolgens gedurende een jaar in dienst van de Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie op het gebied van de kernenergie werkzaam te zijn geweest, vertrok hii in 1951 naar Kjeller (Noorwegen), waar hij als eerste Nederlander, in dienst van het Noors-Neder­lands instituut "J.E.N.E.R ." deelnam aan de afwer·

king van de reactor JEEP. In 1955 verliet hij Noor. wegen, werkte enige maanden in het nucleoire centrum te Saclay bi; Parijs, vervolgens bij de stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie te Utrecht om in augustus van dot jaar in dienst te treden van de Bataafse Petroleum Maatschappij te 's Gravenhage, waar hij de opleiding volgde tot chemical engineer.

In 1957 werd hij door de B.P.M. gedetacheerd bij het Reactor Centrum Nederland, waar hem de organisatie en de leiding van de afdeling Reactorbeoordeling en • ontwerp werden toevertrouwd. Per 1 januari 1959 werd Prof. Bogaardt benoemd tot gewoon hoogleraar in de Werktuigbouwkunde en Reactorbouw aan de Technische Hogeschool te Eindhoven. Tevens blijft hij als advi­seur verbonden aan het Reactor Centrum Nederland.

Diverse publicaties van de hand van Prof. Bogaardt verschenen in verschillende tijdschriften op natuur· wetenschappelijk gebied, terwijl hij tevens de auteur is van het boek "Kernenergie, een inleiding tot de reactorkunde" en van het populair-wetenschappelijk boekje, getiteld: "Zo zijn onze atomen". 11

Page 11: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

12

Bij Koninklijk besluit van 31 december 1958, nr. 25, is benoemd: met ingang van J januari 1959 tot gewoon hoogleraar in de afdeling der elektrotechniek, om onderwijs te geven in

de meet- en regeltechniek, dr. C. E. Mulders.

Prof. dr. Corne lis Emilius Mulders, geboren te Koewacht in Zeeuw s V laanderen op 1 dece mber 1914, bezocht no genoten lager onderwijs de H.B.S. te Rot­terdam, waor hij eindexamen deed in 1931. Vervolgens aanvaardde hij de studie in de wis- en natuurkunde oan de rijksuniversiteit te Leiden, in welke foculteit hij in 1937 zijn doctorool examen aflegde in de rich­ting natuurkunde en scheikunde. In 1950 promoveerde hi j aon de technische hogeschool te Delft tot doctor in de technische wetenschappen op een proefschrift, getiteld: ·Ultrasone nagalm-metingen in vloeistoffen". Promotor wos prof. dr. R. Kronig. No het vervullen von zijn militaire dienstplicht trod

hij in 1938 in dienst von het Laboratorium voor Phy­sische Strijdmiddelen, vanwaar hij in 19470verging naar het Centraal Laboratorium von de P.T.T. 015 leider von het Natuurkundig Laboratorium. In deze functie bleef hij werkzaam tot zijn benoeming tot hoogleraor aan de technische hogeschool Eindhoven. Prof. Mu Iders wa 5 vi ce-voorz i tter von het Genoot­schap von Ingen ieurs der P. T. T. en is secretaris von het Nederlands Radiogenootschap. Von zijn hand verscheen een aontal artikelen en laboratoriumver­slagen in verschillende notuurwetenschappelijke tijd­schriften.

Bij Koninklijk besluit van 28 januari 1959, nr.36, is benoemd: met ingang van 1 september 1959 tot gewoon hoogleraar in de afdeling der algemene wetenschappen, om onderwijs te geven in de economi e, dr. J. Wemelsfelder. Bij hetzelfde besluit is aan dr. J. Wemelsfelder opdracht verleend om gedurende het tijdvak van 1 februari tot en met 31 augustus 1959 in de afdeling der algemene wetenschappen onderwijs te geven in de economie met de be­pal ing, dat hij gedurende die tijd de bevoegdheid tot het afnemen van examens zal bezitten.

Prof. dr. Jozies Weme/sfelder werd op 25 juli 1922 te Terschelling geboren. Hij bezochl de H.B.S. te Dordrecht en studeerde vanaf 1939 aan de Nederlandse Economische Hoge­school te Rotterdam, waar hij zijn studie no een on­derbreking von enige jaren tengevolge von de oorlog in 1946 beeindigde.ln de periode 1946/1947 studeerde hii filll~llfi@ ggn g@ Universiteit von Leuven, daartoe in stoat gesteld door een fellowship von de Belgische Regering. In 1950 promoveerde hij tot doctor in de Economische Wetenschappen aan de Nederlandse Economische Hoge­school. In 1947 trod hij in dienst bij het .~inisterie von Economische Zaken aan welk Departement hij tot zijn benoeming tot hoogleraar in de economie von het

bedrijfsleven aan de Technische Hogeschool te Eindhoven verbonden bleef, laotstelijk in de functie von Chef von de Hoofdafdeling Integratie en Structu­rele Vraagstukken.

Intussen verleende de Harvard Universiteit hem in 1952 een stipendium en de Rood von Europo in 1954 een research-fellowship, waardoor speciale studies mogelijk werden gemaakt, terwi;1 hij in 1956 in op­dracht von het Centre Europeen de 10 Culture in Geneve een studie schreef over het probleem lion de Harmonisetie von de economische politiek in Europa. Behalve enige boeken, ten dele in samenwerking met vakgenoten, schreef prof. Wemelsfelder ortikelen op economisch gebied voor binnen- en buitenlandse vak­ti;dschriften. In 1952 verscheen von zijn hond een bunde I ged ichten.

Bij Konink!ijk besluit van 6 februari 1959, nr. 83, is benoemd: voor het tijdvak van 1 juli 1959 tot en met 31 augustus 1962 tot buitengewoon hoogleraar in de afdeling der werk­tuigbouwkunde, om onderwijs te geven in de warmtetechnische constructies van het stoombedrijf, ir. H. Lameris.

Prof. ir. H. Lomeris, geboren te Amsterdam op 16 sep­tember 1901, volgde no genoten loger onderwijs en drie jaren onderricht aon de H.B.S. de middelbare technische school, waar hij in 1920 eindexamen deed. No alsnog in 1921 het eindexomen von de H.B.S. te hebben behoald, aanlloordde hi; de studie aan de Technische Hogeschool te Delft, waar hi; in 1925 zi;n ingenieursdiploma behaalde. Gedurende een semester studeerde hij bovendien aan d" Eidge­nossische Technische Hochschule in Zurich. In 1926 trod hi; in dienst bij de N. V. Koninkli;ke Machinefabriek Gebr. Stork & Co. te Hengelo. Von 1930 tot 1933 verrichtte hi; onderzoek en advieswerk op het gebied van het stoombedrijf en was roadgevend ingenieur v~~r enige centrales der openbare nuts-

bedri;ven. In 1933 trod hi; in dienst von het Twents Centroalstation voor E lectrische Stroomlevering te Hengelo, waor hi; oanvonkelijk werkzaam was als bedrijfsingenieur en geleideli;k promoveerde tot adjunct-directeur von de samengevoegde bedrijven von Usselcentrole en Twents Centroalstation. Von 1951 of is hij werkzaom bij de N.V. Werkspoor te Amsterdam in de funclie von hoofdingenieur-procu­ratiehouder voor de afdelingen ketels, sloom- en gos­turbines. Von de hand von prof. Lomeris verschenen in ver­schillende technische tijdschriften publicoties op het terre i n, dot hem thans a I s leerapdra cht is t08-gewe·zen.

Bij Koninklijk besluit van 24 januari 1959, nr.13, is aan ir. H. Grabowski opdracht verleend om gedurende het tijdvak van 1 januari tot 31 december 1959 in de afdeling der werktuigbouwkunde aan de technische hogeschool te Eindhoven onderwijs te geven in de technische mechanica, met bepaling, dat hij gedurende die tijd bevoegd­heid tot het afnemen van examens zal bezitten.

Page 12: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

Bij onderscheidene besluiten van curatoren zijn benoemd aan de technische hogeschool te Eindhoven:

Afdeling der .algemene wetenschappen.

16 september , december 1 december 1 december 1 december 1 januari 1 januari 1 januari

16 januari 1 februari 1 februar i

15 februari 1 maart 1 maart 1 maart 1 maart 1 apri I

1958 1958 1958 1958 1958 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959

J.H. Leemreis tot student-assistent. A.P.J. Wiinands tot amanuensis. Drs. T. Viilbrief tot wetonschappelijk ambtenaar. Ir. G. Dekker tot wetenschappelijk ambtenaar. C.H. Massen tot laborant. Ir. A.J. Burggraaf tot wetenschappelijk ambtenaar. Mei. J .. W.M.B. Oer/emans tot typiste A: Mei. E. Kooiman tot stel)o-typiste A. R. B. Voorhoeve tot ama nuensi s. Drs. A.J. Geurts tot wetenschoppelijk ombtenaar. J. Th.J. Spock tot technisch hoofdambtenaar. K.J. Brinkmann tot student-assistent. W.P. van den Akker tot technisch ambtenaar. C.Fr. Kerremans tot amanuensis. A.J.N. van Vliet tot laboratoriumbediende C. G. Siiberden tot technicus B. J. T. Heesse/s tot technisch ambtenaar.

Afde/ing der werktuigbouwkunde•

september 1958 Ir. P.E.A. van Nieuwland tot wetenschappelijk ambtenaar Ie klasse. november 1958 P. C. van Broekhoven tot technisch hoofdambtenaar. december 1958 A.H. van Nieuwenhuizen tot bediende F.

23 december 1958 Drs. E.A. Diiksman tot wetenschappelijk ambtenaar. 15 januari 1959 H.H. Everhard tot techn i sc h ambtenaar.

1 februari 1959 Mei. E.A.H.M. Gel/ssen totsteno-typiste A. 15 februari 1959 Mei. D.I.W. Croughs tot stena-typiste A.

1 maart 1959 S.D. Zorge tot technisch hoofdambtenaar Ie klasse. 1 maart 1959 M.C.P. vqn Alphen tot technicus B.

16 maart 1959 W. Gerritsen tot constructeur. 1 mei 1959 H. G. L. ter Hofstede tot technicus A.

Afdeling der elketrotechniek.

1 november 1 januari 5 januari 1 februari 1 februari 1 maart 1 maart 9 maart

23 mQart 1 apri I

1958 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959

Ir. J.A. Schot tot wetenschappeliik ambtenaar. Ir. J.A.W. Faatz tot wetenschappelijk amblenaar. A.G.C. van Stratum tot amanuensis. I r. D. _ G/as tot wetenscha ppe Ii jk ambtenaar 1 e kla sse. E.B. van der Werf lot technisch ambtenaar. J.G.H. van derWie/en tot instrumentmaker D. Mei. H. A.M. Karteweg tot steno-typi ste. W.G.c. van Tuyl tot technicus C. L.A. Wagemakers tot amanuensis. Mei. M.G. V. Blomious tot steno-typiste A.

Ade/ing der scheikundige technologie.

januari januari januari januari

15 februari 1 maart 1 maart 4 maart 1 apr iI 1 ju I i

1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959

Dr. J.J.A. B/ekklngh tot wetenschappelijk hoofdambtenaar A. Mei. Th.P.H.M.E. Schellens lot typiste A. Mei. J.A. Varkevisser tot typiste. J.W. Houtzager tot magazljnknecht B. Mei. M.A.A. Hermans tot steno-typiste A. C. Biidevier tot laboratoriumbediende B. Drs. Fr.H.A. Rummens tot wetenschappel i jk amblenaar. Mei. dra. W.H.M. Visscher tot wetenschappeliik ambtenaar. A. Kranenburg tot analist. Drs. H.J. van der Beek tot wetenschappe I i jk ambtanaar.

Centrale technische dienst.

26 november 1 januari 1 lanuari

1958 1959 1959

F.L.P. Hink tot jeugdige mannelilke arbeidskracht. Ch. Duval tot technicus A. H.J.P. Veldhuizen tot tekenaar B 2e klasse. 13

Page 13: Me d e deli n en van de Technische Hogeschool te Eindhoven€¦ · Me d e deli n g en van de Technische Hogeschool te Eindhoven Inhoud Redactie.commi ssle: prof. dr. K. Posthumus,

14

12 januari 26 januari

1 februari 1 februari 1 februar i

15 februari 1 maart

23 maart

B ibl iotheek.

26 januari 1 februari 1 februar i

P lanbureau.

19 november

Bouwbureau.

1 december 12 januari 15 februari

1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959 1959

1959 1959 1959

1958

1958 1959 1959

M.M. Thijssens tot machine-bankwerker. Th.M. van Houdt tot machine-bankwerker. P.M.M.M. Linders tol' bediende D. Mej. C. Schilperoort tot steno-typi ste. Mej. J.M. Lathouwers tot vrouwelijke ·kantaoTnulp. H. W.N. von Tuljl tot laborant. P.J. Jansen tot administratief ambtenaar A 2e klasse. L.H.M. Trlmbach tot technicus B.

Mr. J.P. von Twist tot wetenschappelijk ambtenaar. A.W.N. Jordans tot wetenschappelijk ambtenaa~. C. Moret tot bibliotheekbeambte.

Mej. H.M. A. Knoups tot typiste.

J.M. Berke/mans tot adjunct bouwkundig ambtenaar. J.P. Krijnsen tot opzichter C. Mej. C.J.M. T. Wijnhoven tot administratief ambtenaar C 3e klasse.

Centrale administratieve dienst.

1 januari 1 februari

15 februari 1 maart

1959 1959 1959 1959

E. Chr. Arends tot portier B. P.W. Kleingeldtot schrijver. P.J.H. von de Posch tot portier B. J.J. van Mil tot administratief ambtenaar C 1e klasse.

Centrale personee/sdienst.

17 december 1958 Mej. A.M. von de Putten tot typi ste.

Bureau Studentendecaan.

1 maart 1959 Mro R.G.R.M. Romme tot wetenschappelijk ambtenaar 1e klasse.

Bureau Senaat.

15 december 1958 Mej. M.H.W. Schlns tot steno-typiste A.

Personalia

Bij beschikking van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen van 18 februari 19SQ is benoemd tot lid van de examencommissie wiskunde m.o. 1958: prof. dr. W. Peremans, hoogleraar aan de technische hoge­school te Eindhoven.