Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

155
Maatschappelijke participatie van mensen met een psychische handicap Een onderzoek onder gebruikers van ongebonden schilvoorzieningen Dr. Dick Oudenampsen Drs. Marjan de Gruijter Januari 2005

Transcript of Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

Page 1: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

Maatschappelijke participatie vanmensen met een psychischehandicap

Een onderzoek onder gebruikers vanongebonden schilvoorzieningen

Dr. Dick OudenampsenDrs. Marjan de Gruijter

Januari 2005

Page 2: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...
Page 3: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

3

Inhoud

1 Aanleiding en probleemstelling onderzoek 51.1 Inleiding 51.2 Doelstelling en vraagstelling 7

2 De maatschappelijke positie van mensen met een psychischehandicap 9

2.1 Inleiding 92.2 De maatschappelijke positie van mensen met een psychische

handicap 92.3 Onderzoek naar maatschappelijke positie van mensen met een

psychische handicap 112.4 De vermaatschappelijking van de zorg en de rol van de gemeenten 122.4.1 Gevolgen invoering WMO 142.4.2 Werk en inkomen 162.4.3 De wet Gelijke behandeling 172.4.4 Conclusies 19

3 Lfos-voorzieningen en hun gebruikers 213.1 Inleiding 213.2 De bezochte voorzieningen en hun gebruikers 223.3 (Belemmeringen bij het) gebruik van algemene voorzieningen 233.4 Betekenis van de ongebonden schilvoorziening voor de gebruikers 273.5 Leidt deelname aan (de activiteiten van) een ongebonden

schilvoorziening tot (meer) maatschappelijke participatie? 28

4 Op zoek naar ‘goede praktijken’ van toegankelijkheid van(algemene) voorzieningen voor (ex-)ggz-cliënten 33

4.1 Inleiding 334.2 De selectie en analyse van de good practices 344.3 Goede praktijken 364.3.1 Korte typering van goede praktijken 364.3.2 Doel en doelgroep van de praktijken 414.4 Inhoud van de praktijken 434.4.1 Werk en reïntegratieprojecten 434.4.2 Leerprojecten 454.4.3 Recreatie en sociale contacten 46

Page 4: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

4

4.4.4 Lotgenotencontact en ondersteuning 464.5 Werkprincipes van de praktijken en methodieken 474.5.1 Werkprincipes 474.5.2 Methodieken 484.6 Conclusies 524.6.1 Algemene conclusies 54

5 De expertbijeenkomsten over werk en inkomen, welzijn, enervaringsdeskundigen 59

5.1 Inleiding 595.2 Werk en integratie 605.3 Welzijn 625.4 Ervaringsdeskundigen 635.5 De Slotbijeenkomst van de drie expertgroepen 65

6 Slotconclusies en aanbevelingen 756.1 Inleiding 756.2 Gewijzigde beleidscontext 766.3 Lfos voorzieningen en hun gebruikers 776.4 Goede praktijken van toegankelijkheid van algemene voorzieningen

voor mensen met een psychische handicap 796.5 Conclusies en aanbevelingen 82

Geraadpleegde literatuur 87

Bijlage 1 Overzicht van bestudeerde 'good practices' 91

Bijlage 2 Begeleidingscommissie onderzoek toegankelijkheidalgemene voorzieningen voor (ex)ggz-cliënten 151

Bijlage 3 Deelnemers expertcommissies 153

Page 5: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

5

Verwey-

Jonker

Instituut

1 Aanleiding en probleemstellingonderzoek

1.1 Inleiding

In deze publicatie doen wij verslag van een onderzoek dat inopdracht van de Landelijke Federatie van ongebonden schilvoor-zieningen is uitgevoerd naar de toegankelijkheid van algemenevoorzieningen voor mensen met een psychische handicap. DeLandelijke Federatie van Ongebonden schilvoorzieningen (Lfos)is een koepel van 45 organisaties, initiatieven en platforms dieontstaan zijn in de nasleep van de antipsychiatrie beweging. Dezeongebonden schilvoorzieningen zijn in de loop van de jarenuitgegroeid tot een veelkleurig palet van veelsoortige activiteitenvan cliënten en betrokkenen die op zoek zijn naar alternatievenvoor het reguliere ggz-aanbod. Deze initiatieven spelen zichvooral af op het terrein van opvang, informatievoorziening,arbeidsrehabilitatie, zelfhulp, begeleid wonen, werkprojecten,dagactiviteiten, vriendendiensten en inloophuizen. De Lfoskaartte in het midden van de negentiger jaren bij de Inspectie aandat niet-ggz voorzieningen voor mensen met een verleden in depsychiatrie niet of nauwelijks toegankelijk waren. Daarbij werdmet name geduid op gemeentelijke diensten en voorzieningen dieuit algemene middelen betaald worden en waar dus ook mensenmet een psychische handicap aan meebetalen. De IGZ adviseerdeVWS in 1996 om de Lfos uit te nodigen een landelijk project teontwikkelen, gericht op de voorwaarden die noodzakelijk zijn

Page 6: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

6

voor de toegang tot domeinen buiten de ggz voor (ex-)patiënten.Dat leidde in 1999 tot een verzoek van Lfos aan het Verwey-Jonker Instituut om een onderzoek uit te voeren naar detoegankelijkheid van algemene voorzieningen op het terrein vanwelzijn, werk en inkomen voor mensen met een psychischehandicap. In 2003 werd het VSB fonds bereid gevonden om hetonderzoek te financieren. In de tussentijd had de actualiteit vande vermaatschappelijking de geringe toegankelijkheid vanwelzijn, werk, en inkomen voor mensen met een handicap bovenaan de politieke agenda geplaatst. Dit resulteerde in het rapportErbij horen van de Taskforce Vermaatschappelijking, in hetopnemen van de grond chronische ziekte of handicap alsonderdeel van de antidiscriminatie wetgeving, in de ontwikkelingvan reïntegratiepraktijken die zich specifiek richten op mensenmet psychische problemen en in de voorbereiding van deinvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Daarmeeis de context waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd drastischveranderd.

AanleidingNederland beschikt over een groot scala aan algemene voorzie-ningen, variërend van A(rbeidsbureaus) tot Z(wembaden).Uitgangspunt bij deze algemene voorzieningen is dat deze inbeginsel voor iedereen toegankelijk zijn. Een ander uitgangspuntis dat zeer specifieke behoeften van burgers kunnen nopen tot eencategoriaal aanbod. Zo hangt het categoriale aanbod rechtstreekssamen met de zeer specifieke behoeften van (ex-)ggz-cliënten.ggz-instellingen voelen zich echter soms genoodzaakt om eencategoriaal aanbod te scheppen omdat er sprake lijkt te zijn vanonvoldoende toegankelijkheid van algemene voorzieningen voor(ex-)ggz-cliënten.Gebruikers kiezen meestal bewust en gemotiveerd voor deongebonden schilvoorzieningen. Ook de ongebonden schilvoor-zieningen lopen steeds weer aan tegen de discrepantie tussen debehoefte van (ex-)ggz-cliënten aan maatschappelijke integratie ende wens om gebruik te maken van algemene voorzieningenenerzijds en het daadwerkelijke gebruik anderzijds. In principezouden algemene voorzieningen zich present moeten stellen voor(ex-)ggz-cliënten, maar in de praktijk is de drempel te hoog voordeze specifieke doelgroep. Dit betekent dat deze mensen feitelijkeen aanbod onthouden wordt waaraan zij behoefte hebben.Daarom is het noodzakelijk om te kijken welke veranderingen

Page 7: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

7

noodzakelijk zijn om domeinen buiten de ggz toegankelijk temaken voor mensen met een psychiatrisch verleden die geenondersteuning krijgen vanuit de ggz.

1.2 Doelstelling en vraagstelling

Doel van het onderzoek is om na te gaan hoe algemene voorzie-ningen toegankelijker kunnen worden voor mensen met eenpsychiatrische achtergrond. Het onderzoek richt zich vooral opmensen met een psychische handicap die weinig of geen gebruikmaken van ondersteuning vanuit ggz-instellingen bij demaatschappelijke reïntegratie, en die gebruikmaken van deongebonden schilvoorzieningen. De ongebonden schilvoorzie-ningen bieden dienstverlening voor deze kwetsbare groep. In hetonderzoek wordt nagegaan welke functie deze voorzieningenkunnen vervullen voor het vergroten van de toegankelijkheid vande algemene voorzieningen voor mensen met een psychischehandicap.

Uit deze doelstelling is de volgende vraagstelling ontwikkeld:1. Wat zijn de belemmerende dan wel bevorderende factoren bij

de toegankelijkheid van algemene voorzieningen op hetterreinen van ‘welzijn’ en ‘werk & inkomen’ voor deelnemersaan ongebonden schilvoorzieningen?

2. Hoe kan de maatschappelijke participatie van mensen meteen psychische handicap op het terrein van werk & inkomenen welzijn bevorderd worden?

3. Wat is daarbij de rol van ongebonden schilvoorzieningen?

Page 8: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...
Page 9: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

9

Verwey-

Jonker

Instituut

2 De maatschappelijke positie vanmensen met een psychischehandicap

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van recent onderzoek eeninzicht gegeven in de maatschappelijke positie van mensen meteen psychische handicap. Daarnaast worden een aantal ontwik-kelingen in de beleidscontext beschreven die naar verwachtinghierop grote invloed zullen hebben. Daarmee doelen wij in hetbijzonder op de op handen zijnde Wet MaatschappelijkeOndersteuning (WMO), de invoering van de WWB (Wet werk enbijstand) en de Wet Gelijke Behandeling van mensen met eenchronische ziekte of handicap.

2.2 De maatschappelijke positie van mensen met eenpsychische handicap

Nederland kent naar schatting minimaal 72.000 personen meternstige en langdurende psychische stoornissen. Daarvan zijn er48.000 langdurend en tamelijk continu in begeleiding bij de ggz.De overige 24.000 hebben geen duidelijke hulpverleningsrelatiemet de ggz (Michon, 2003). Deze gegevens zijn in de jarennegentig verzameld. Recente gegevens ontbreken. Aannemelijk is

Page 10: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

10

dat deze aantallen inmiddels aanzienlijk zijn gestegen. Volgensde Volksgezondheid Toekomstverkenningen is een forse toenamevan het aantal mensen met depressies en angststoornissen teverwachten.Binnen de vermaatschappelijking van de ggz is er steeds meeraandacht vanuit de ggz’ en, meer recentelijk, vanuit gemeentenvoor het begeleiden van de psychiatrische patiënten terug naar demaatschappij en de arbeidsmarkt, door jobcoaching, arbeidsreha-bilitatieprojecten en trajectbegeleiding (Van Erp en Weeghel,2000; Michon & Weeghel, 1999; Maaskant, 1999; Hoof, F. van,2004). Meer dan de helft van de mensen met een psychischehandicap wil op termijn weer een betaalde baan. De ondersteu-ningsbehoeften van mensen met een psychische handicap zijn inkaart gebracht in de monitorrapportage vermaatschappelijking(Hoof, F. van, 2004). De ondersteuningsbehoeften hebben vooralbetrekking op herstelgerichte zorg, steun bij het omgaan met dehandicap en de gevolgen daarvan en hulp bij pogingen totpersoonlij, sociaal en maatschappelijk herstel.Wat betreft inkomen zijn mensen met een psychiatrischeachtergrond vaak langdurig afhankelijk van een uitkeringwaardoor de financiële mogelijkheden om deel te nemen aan dealgemene voorzieningen zeer beperkt is. Ondersteuning vanmensen met een psychiatrische achtergrond in de samenleving bijwonen, werk en dagactiviteiten van mensen met een psychiatri-sche achtergrond blijkt een belangrijke voorwaarde te zijn om deterugkeer naar de maatschappij te bevorderen. Maar tegelijkertijdblijkt dat een aantal factoren van belang zijn die de toegankelijk-heid van de voorzieningen kunnen bevorderen: trajecten hebbenmeer kans van slagen als de doelen aansluiten bij de wensen enmogelijkheden van de cliënt, wachttijden moeten niet te lang zijn,en de toelatingsprocedure niet te ingewikkeld.Daarnaast blijkt voorlichting belangrijk te zijn. In de praktijkervaren (ex-)ggz-cliënten veelal onbegrip, wantrouwen ofweerstand als zij gebruik willen maken van de algemenevoorzieningen. Iedereen kent het principe van ‘niet in mijnachtertuin’. Burgers zijn tolerant als het maar niet gaat om deeigen buurman of buurvrouw, meestal uit angst voor overlast. Deevaring met een aantal projecten leert dat de weerstand vanbetrokkenen zoals woningbouwverenigingen afneemt entolerantie toeneemt als er (mogelijkheid tot) contact is met dereguliere geestelijke gezondheidszorg.

Page 11: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

11

2.3 Onderzoek naar maatschappelijke positie van mensenmet een psychische handicap

Michon et al (2003) hebben onderzoek gedaan naar de maat-schappelijke positie van ggz-cliënten met ernstige en langdurigepsychische stoornissen. Op basis van de beschikbare gegevens isslechts een beperkt beeld te schetsen van de maatschappelijkepositie van de gehele groep van ggz-cliënten met ernstige enlangdurige stoornissen. De onderzoekers hebben in zes regio’s(Den Haag, Utrecht, Zeist, Woerden, Eindhoven e.o., West-Groningen) gegevens kunnen achterhalen.

WerkVan de cliënten van casemanagement en RIBW-en had bijna 17%enige vorm van betaald werk (regulier of gesubsidieerd).Ongeveer 43% heeft wel arbeidsmatige werkzaamheden, maarheeft geen betaald werk. Bijna de helft van de cliënten heeft geenarbeidsmatige werkzaamheden. De cliënten die gebruik makenvan het zorgaanbod van poliklinieken of MFE’en hebben vakerenige vorm van betaald werk (33%). Het percentage cliënten datgeen arbeidsmatige werkzaamheden heeft is ook lager (33%).Deze gegevens corresponderen in grote lijnen met resultaten vaneerder onderzoek.

De leefsituatieDe cliënten van casemanagement en poliklinieken wonen vaakzelfstandig alleen (55% en 42%) of wonen met een partner eneventuele kinderen (18% en 35%). Sommige cliënten wonen bijouders of familie (13% en 15%). Een kleine groep is dak ofthuisloos (cliënten van casemanagement 4% en bij cliënten vanpoliklinieken en MFE’en 0,2%). Er is echter een grote variatietussen de regio’s zowel ten aanzien van het percentage cliëntendat dak of thuisloos is als ten aanzien van deelname aan arbeid.De onderzoekers concluderen dat door de beperking tot ggz-cliënten er weinig overlap is met de dak- en thuislozen die vaakaangewezen zijn op bemoeizorg en niet in deze gegevensvoorkomen. Het is waarschijnlijk dat de maatschappelijke positievan deze groep cliënten slechter is. De gegevens van Michoncorresponderen in grote lijnen met gegevens uit eerder onderzoek(Michon, 2003).

Page 12: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

12

Kwaliteit van levenDe onderzoekers concluderen uit de bestaande literatuur datmensen met langdurige en ernstige psychische stoornissen in hetalgemeen een lagere kwaliteit van leven kennen dan de rest vande bevolking. Gevoelens van onvrede zijn er vooral op het terreinvan psychisch welbevinden en de financiële situatie (Michone.a.,2003). Uit onderzoek van Kwekkeboom (1999) en Baars (1994)blijkt dat mensen met psychische stoornissen weinig socialecontacten onderhouden. De meeste contacten beperken zich totde partner, eventuele kinderen en familieleden. Onvervuldebehoeften zijn er vooral op het terrein van het onderhouden vansociale contacten, intimiteit en seksualiteit en bij het vinden vandagelijkse bezigheden. Daarnaast is er behoefte aan hulp bij hetaanleren van interpersoonlijke vaardigheden en bij het psychischeen sociale functioneren.

2.4 De vermaatschappelijking van de zorg en de rol van degemeenten

Als gevolg van extramuralisering en veranderende wensen vanpatiënten raken de ggz-sector, de andere zorgsectoren, maat-schappelijke organisaties en gemeenten op het terrein van wonen,arbeid, educatie en participatie steeds meer met elkaar verbondenen op elkaar aangewezen. Voor de realisering van de wensen ophet terrein van wonen, werk, vrijwilligerswerk, inkomen,recreatie en sport zijn mensen met een psychiatrisch verledensteeds meer op de door de gemeente gesubsidieerde voorzienin-gen en de woningbouwverenigingen aangewezen. Dit proces vanvermaatschappelijking wordt door de landelijke overheidgestimuleerd, onder meer door de in voorbereiding zijnde WetMaatschappelijke ondersteuning. Via deze wet wil de overheidstimuleren dat mensen die dat kunnen zelf oplossingen zoeken inde eigen sociale omgeving voor problemen die zich voordoen.Daarnaast moeten gemeenten zorgen voor een samenhangendstelsel van ondersteuning voor hun inwoners. In dit ondersteu-ningsaanbod gaan de voorzieningen die geregeld zijn in de Wetvoorzieningen gehandicapten, de Welzijnswet en delen van deAWBZ op. De AWBZ concentreert zich op zware chronische encontinue zorg die grote financiële risico’s voor individuen metzich meebrengen. De op ondersteuning gerichte aanspraken(huishoudelijke zorg, ondersteunende en activerende begelei-ding) voor mensen die niet voor verblijf zijn geïndiceerd worden

Page 13: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

13

onderdeel van de WMO. De gemeenten krijgen de vrijheid omzelf de vorm waarin deze voorzieningen worden gegoten tebepalen, maar zijn wel verplicht om burgers erbij te betrekken ente informeren. In de WMO wordt geregeld op welke terreinen degemeente beleid moet voeren, hoe de financiering geregeldwordt, wie bij de totstandkoming van het beleid betrokkenmoeten worden en hoe de prestaties zichtbaar gemaakt moetenworden. Zo komen er definities van 'prestatievelden' metvoorzieningen waar gemeenten resultaten op moeten boeken. Eenvan die velden bestaat uit 'algemene voorzieningen op het terreinvan maatschappelijke participatie en ondersteuning'.

Het kabinet hanteert in de beleidsnota een aantal uitgangspunten.Zo wil het kabinet dat mensen met een handicap zich zo veelmogelijk verantwoordelijk (kunnen) gedragen. Mensen met eenhandicap moeten gestimuleerd worden om het leven in eigenhand te nemen en te houden, zodat ze zich kunnen ontplooien ensociale relaties kunnen aangaan in een fysieke leefomgeving waardit mogelijk is. Ook wil het kabinet de solidariteit met dezwaksten in de samenleving handhaven, onder andere door hetheffen van betaalbare premies en het inzetten van collectievemiddelen. Goede zorg moet er zijn voor mensen die het echtnodig hebben vanwege hun beperkingen, stoornissen ofproblemen. En tot slot moet er minder bureaucratie komen dooreen eenvoudiger indicatiestelling en minder administratievelasten.

De gemeenten staan vanaf 2006 door deze veranderingen vooreen omvangrijke uitbreiding van hun takenpakket. Dit wordtversterkt doordat de groep inwoners die de voorzieningen nodighebben steeds groter wordt. Steeds meer ouderen, chronischzieken, gehandicapten en psychiatrische patiënten wonenzelfstandig, maar hebben hier wel enige vorm van ondersteuningbij nodig.De gemeenten zijn zich aan het voorbereiden op de komendetaakuitbreiding. Ze zijn sinds kort al verplicht tot het voeren vaneen integraal beleid op het gebied van wonen, zorg en welzijnvoor gehandicapten en chronisch zieken. De gemeenten dienendit jaarlijks in een gezondheidsnota vast te leggen.

In het gemeentelijk beleid ten aanzien van kwetsbare groepenburgers is de meeste ervaring opgedaan met ouderen en demaatschappelijke opvang. Mensen met een psychische handicap

Page 14: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

14

zijn voor hen relatief nieuw. De sociale diensten hebben de laatstejaren vanwege de invoering van de Wet werk en bijstand vooralinitiatieven genomen waarbij sociale activering van langdurigewerklozen voorop stond (categorie 4, waaronder veel mensen meteen psychische handicap). In dit beleid werd nauwelijks rekeninggehouden met psychische handicaps. Vanuit de gemeentelijkeafdelingen welzijn en zorg is in het verlengde van de WVG eenbeleid gevoerd waarbij ondersteuning en facilitering vanindividuele voorzieningen voorop stonden.

2.4.1 Gevolgen invoering WMODe gemeenten in Nederland staan voor de grote uitdaging omorganisaties in de welzijnssector nauwer te laten samenwerkenmet zorginstellingen. Deze samenwerking kan een positieveinvloed hebben op het ontstaan van een goed sluitende keten vanzorg en ondersteuning voormensen met een psychische handicap.Ook kan een betere samenwerking leiden tot meer transparantie.Het is voor mensen met een psychische handicap nu vaak nietduidelijk tot wie zij zich moeten richten voor allerlei ondersteu-nende voorzieningen. Er zijn echter niet alleen positieveverwachtingen.De invoering van de WMO biedt wellicht mogelijkheden voor hetbeïnvloeden van de prioriteitstelling op lokaal niveau wat betreftde zorg- en hulpverlening aan mensen met een psychischehandicap. De gemeentelijke regie maakt het beïnvloeden van hetbeleid door middel van lobby trajecten mogelijk.

Er zijn echter ook grote risico's:• Het is nog onduidelijk onder welke voorwaarden een

gemeente de nieuwe taken moet uitvoeren. Het gaat bijvoor-beeld financieel om de overheveling van een bedrag van drietot vier miljard van de huidige AWBZ-gelden, maar de ge-meenten vrezen dat zij extra taken krijgen, zonder voldoendemiddelen.

• Meer inwoners zullen meer dan voorheen een beroep doenop het aanbod van gemeentelijke voorzieningen. Veel ge-meenten ontberen echter nog een samenhangend beleid tenaanzien van mensen met complexe problemen. Algemenevoorzieningen, zoals arbeidsbemiddeling, sociaal-cultureelwerk en sociale zekerheid zijn nog onvoldoende ingesteld opde diversiteit aan vragen van mensen (met beperkingen opallerlei vlak).

Page 15: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

15

• De rechten van cliënten worden veel beperkter dan deaanspraken in de AWBZ zijn. In de AWBZ hebben cliëntennu nog aanspraken die afdwingbaar zijn. In de WMO is degemeente verplicht een collectief aanbod te doen voor degehele groep zorgvragers / gehandicapten. Het gaat metname om een verschuiving van het 'recht op' het gebruik vaneen voorziening naar de 'afhankelijkheid van' de lokale poli-tieke prioriteitsstelling. Als gemeenten zelf invulling kunnengeven aan de wet, kan per lokale situatie verschillen welkberoep inwoners kunnen doen op functies waar zij nu via deAWBZ recht op hebben.

• De verkleining van het AWBZ-pakket kan bij gebrek aanafstemming leiden tot nieuwe schotten, tussen de (gemeente-lijke) dienstverlening en de zorgverlening, die vanuit deAWBZ gefinancierd blijft worden.

• De cliëntgestuurde projecten en veel Lfos projecten zijn tot nutoe gefinancierd uit de zorgvernieuwingsgelden (=AWBZ).Deze projecten zullen in de toekomst aangewezen zijn op degemeente als financier. De meeste gemeenten weten weinigvan mensen met een psychische handicap en hebben deneiging om vanuit hun langere ervaring met de maatschap-pelijke opvang een beleid te formuleren, waar het overlast-perspectief dominant is.

Van Hoof (2003) concludeert in een recente studie dat de centralegedachte achter de WMO, de ontwikkeling van een samenhan-gend, lokaal ingebed maatschappelijk ondersteuningsaanbodvoor mensen met beperkingen, goed aansluit bij de prioriteiten enwensen die op dit moment leven. Een overheveling vanvoorzieningen uit de AWBZ brengt echter grote risico’s met zichmee voor het voorzieningenniveau voor mensen met ernstigepsychische handicaps. Als belangrijke voorwaarden voor dieoverheveling noemt hij onder meer:• Rechtszekerheid voor mensen met ernstige psychische

handicaps met betrekking tot voorzieningen die zij nodighebben om deel te nemen aan de samenleving.

• Een krachtige en uitnodigende visie van lokale overheden opmensen met ernstige psychische handicaps.

• Een goede toerusting, kwantitatief en kwalitatief, vangemeenten voor het tot stand brengen en de sturing van eenmaatschappelijk ondersteuningsaanbod voor mensen meternstige psychische handicaps.

Page 16: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

16

2.4.2 Werk en inkomenEen andere belangrijke ontwikkeling voor de positie van ex-psychiatrische patiënten is de toegenomen verantwoordelijkheidvan de gemeenten voor werk en inkomen als gevolg van deinvoering van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeentekrijgt twee belangrijke verantwoordelijkheden:1. het garanderen van een bestaansminimum voor mensen die

niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien;2. het creëren van mogelijkheden voor de deelname van

bijstandsgerechtigden aan betaalde arbeid.

De gemeenten hebben wel een aantal richtlijnen en beperkingenmeegekregen die de beleidsvrijheid enigszins inperken. Hetnormbedrag voor de bijstandsuitkering blijft hetzelfde 50% vanhet minimumloon. Daarbovenop Kan een gemeente tot eenbepaalde hoogte toeslagen geven, maar voor een inkomensbeleiddoor gemeenten ontbreekt nu de basis. Het kabinet heeft decategoriale bijstand afgeschaft. Een andere inperking gaat over devoorwaarden rond reïntegratie en arbeidsprojecten. Gemeentenhebben de beschikking over één ongedifferentieerd, vrijbesteedbaar en regelvrij reïntegratiebudget. Ook op de middelenvoor de reïntegratietrajecten is gekort. Daarbij moeten degemeenten wel meedoen aan 'marktwerking' . Ze moeten dereïntegratietrajecten verplicht aanbesteden aan private bedrijven.Onder het motto 'werk boven bijstand' van het Kabinet Balkenen-de zijn de plichten van bijstandgerechtigden verder aangescherpt.Met de invoering van de Wet werk en bijstand heeft het kabineteen einde gemaakt aan de huidige vorm van gesubsidieerdearbeid: de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) en hetBesluit in- en doorstroombanen (ID-besluit). Iedere bijstandsge-rechtigde heeft nu een arbeidsplicht. Daarnaast is het begrip'passende arbeid' verruimd. Het gaat nu om 'algemeen geaccep-teerde arbeid' of 'gangbare arbeid'.

Eerste ervaringen met de WWBDe nadruk die de WWB legt op werk boven inkomen blijkt metde huidige verminderde economische groei moeilijk te realiseren.Al in het jaar 2003 is de uitstroom van uitkeringsgerechtigden invergelijking met 2002 verminderd (Tweede Voortgangsrapporta-ge Agenda voor de Toekomst).Verschillende maatschappelijke organisaties, zoals de vakbondenen kerkelijke en humanistische organisaties, spreken de vrees uit

Page 17: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

17

dat de nieuwe wet vooral veel ongelijkheid met zich meebrengt.De beleidsvrijheid zal zich uiten in verschillende lokale uitvoe-ringsregels met gevolgen voor verschillen in de positie vanbijstandsgerechtigden. Als tweede gevaar zien de maat-schappelijke organisaties dat gemeenten zullen proberen zo minmogelijk uitkeringen te verstrekken, waardoor het vangnet in desociale zekerheid verdwijnt. En een derde belangrijk punt gaatover de angst dat gemeenten zich bij reïntegratie en arbeidspro-jecten zullen richten op de meest kansrijke groep bijstandsge-rechtigden. Ze vrezen dat juist de groepen met een grote afstandtot de arbeidsmarkt zoals mensen met een psychische handicapniet meer in aanmerking komen. De gemeenten hebben namelijkfinancieel belang bij het verkleinen van het aantal bijstandsge-rechtigden.Volgens het kabinet Balkenende moeten alle groepen die onderde verantwoordelijkheid voor reïntegratie door de gemeentevallen ook ondersteund worden bij het vinden van betaald werk.Volgens het kabinet is dit mogelijk doordat gemeenten ruimeremogelijkheden krijgen om voor groepen met meer complexeproblematiek passende voorzieningen te organiseren, bijvoor-beeld in samenwerking met de afdelingen Educatie, Zorg ofWelzijn. Ook moet in de gemeentelijke verordening omschrevenzijn hoe een gemeente een evenredige benadering van doelgroe-pen wil vormgeven.

Werkenden met een psychische handicapVoor werkenden met een psychische handicap of die te makenkrijgen met uitval door een psychiatrische aandoening is dewerkgever, samen met de werknemer, verantwoordelijk. DeUWV vergoedt de voorziening Jobcoaching voor werkenden.Deze voorziening kan zeker bijdragen aan het kunnen handhavenin werk door mensen met een psychische handicap.Verder is UWV verantwoordelijk voor mensen met een arbeids-ongeschiktheidsuitkering, WAO en Wajong. Tot slot kent degemeente een verantwoordelijkheid in het kader van de WSW.Psychisch gehandicapten kunnen hier ook baat bij hebben, metname ook het Begeleid Werken in de WSW.

2.4.3 De wet Gelijke behandelingSinds 1 december 2003 geldt de Wet gelijke behandeling op grondvan handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ). Dankzij dezewet kunnen mensen met een handicap of chronische ziekte, dievinden dat zij worden gediscrimineerd, juridische stappen

Page 18: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

18

ondernemen om gelijke behandeling af te dwingen. Iedereen diete maken heeft met ’werk’, zoals werkgevers, uitzendbureaus envakbonden, moet rekening houden met de WGBH/CZ. Ook hetberoepsonderwijs moet voor iedereen toegankelijk zijn. Dat geldtniet alleen voor het volgen van de lessen, maar ook voor stagelopen en examen doen. Iedereen die beroepsonderwijs aanbiedt,moet zich hieraan houden.Werknemers kunnen van hun werkgever aanpassingen vragenom te kunnen functioneren op het werk. Er mag bij werving enselectie geen onderscheid gemaakt worden op grond vanhandicap of chronische ziekte.

Taskforce Handicap & SamenlevingIn 2004 heeft het ministerie van VWS een Taskforce ingesteld dieals taak heeft mensen bewust te maken van de drempels waarmensen met een beperking overal op stuiten. De Taskforce wil insamenwerking met lokale platforms van gehandicaptenempowerment van mensen met een handicap stimuleren enmaatschappelijke debatten stimuleren tussen gehandicapten enniet-gehandicapten om de beeldvorming over mensen met eenhandicap te stimuleren.

Commissie Werkend perspectiefDoor het ministerie van sociale zaken en het ministerie van VWSis in 2003 de Commissie Werkend Perspectief ingesteld om zoveel mogelijk mensen, die anders door een arbeidshandicap ofdoor gezondheidsklachten niet (meer) zouden kunnen werken,aan het werk te krijgen en te houden. Een onderdeel van dewerkzaamheden van de commissie is het terugdringen vanverzuim om psychische redenen. De leidraad ‘Aanpak verzuimom psychische redenen’ is bedoeld om verzuim om psychischeredenen te voorkomen en voor werknemer en werkgeverhanteerbaar te maken. De leidraad wordt middels opleiding,training en proefprojecten geïmplementeerd. De commissie heeftook onderzoek laten uitvoeren naar de beeldvorming vanwerknemers met psychische problemen onder leidinggevendenen bedrijfsartsen. Daaruit blijkt dat werknemers met psychischeproblemen de indruk hebben dat zij niet serieus worden genomendoor leidinggevenden en bedrijfsartsen. Werknemers metpsychische klachten komen in de beeldvorming van professionalshet minst gunstig uit de bus. In reactie hierop heeft de artsenor-ganisatie KNMG een samenwerkingsrichtlijn ‘Psychische

Page 19: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

19

klachten en arbeid’ geformuleerd. Doel is dat artsen ziekewerknemers beter begeleiden en hen stimuleren meer eigenverantwoordelijkheid te nemen. Daarnaast wordt een campagnegeorganiseerd onder artsen om de beeldvorming over mensenmet psychische klachten te stimuleren.

2.4.4 ConclusiesDe positie van mensen met een psychische handicap is intoenemende mate een gemeentelijke verantwoordelijkheid. DeLfos voorzieningen zijn tot nu toe vooral gefinancierd vanuit dezorgvernieuwingsgelden en zullen in de nabije toekomst alsgevolg van de invoering van de WMO vooral aangewezen zijn opde gemeenten. De gemeenten worden mede onder invloed van deinvoering van de WMO verantwoordelijk voor het bevorderenvan de maatschappelijke participatie van mensen met eenpsychische handicap. Terwijl tot voor kort vooral het zorgper-spectief voorop stond, waarin ggz-voorzieningen een centrale rolvervulde, ligt nu meer de nadruk op ‘meedoen’. Andere vooralgemeentelijke instanties, werkgevers en welzijnsorganisatiesmoeten een antwoord vinden op de behoefte van mensen met eenpsychische handicap om werk te vinden en deel te nemen aanmaatschappelijke activiteiten. Daarnaast is er ook een toenemen-de druk op mensen met een psychische handicap vanuit socialediensten om te reïntegreren en werk te verrichten.

Werd in de jaren negentig nog de nadruk gelegd op de ‘ontoe-gankelijkheid van’ voorzieningen voor groepen gehandicapteburgers, nu is de nadruk verschoven naar participatie vangehandicapten de samenleving als geheel. Dat geeft een brederperspectief aan onderzoek, waarvan wij in deze publicatie verslagdoen. Immers het antwoord op de vraag of een 'algemene'voorziening toegankelijk is voor mensen met een heden ofverleden in de psychiatrie geeft nog geen inzicht in de behoeften,wensen en mogelijkheden van mensen om deel te nemen aan demaatschappij Dit terwijl ‘deelnemen aan sociale en maatschappe-lijke verbanden’, ‘meedoen’ of ‘erbij horen’ door (ex-)ggz-cliëntenwordt geformuleerd als diepgeworteld verlangen en behoefte. Ditwordt ook weerspiegeld in de term 'vermaatschappelijking':iemand gaat vanuit een positie buiten het gewone maatschappe-lijke verkeer (weer) deelnemen aan het sociale leven (Baart, 2002).Maar ook 'vermaatschappelijking' kan gemakkelijk eenzijdigworden opgevat. In dat geval moeten (ex)- cliënten van de ggzgaan participeren aan de maatschappij, zonder dat expliciet

Page 20: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

20

wordt geformuleerd onder welke voorwaarden dat zou kunnen,en wie hiervoor verantwoordelijk is.

Een te zware nadruk op toegankelijkheid kan leiden tot eeneenzijdige claim van 'de maatschappij' op (ex-)ggz-cliënten: ‘Nuwe de toegang hebben geregeld, móet je meedoen’. Veel van de'normale' eisen die aan werknemers of vrijwilligers gesteldworden, blijken echter voor veel mensen met een psychischehandicap een brug te ver. Een dergelijke eenzijdige oproep totvermaatschappelijking van (ex-)ggz-cliënten kan zo wederomleiden tot uitsluiting en teleurstelling: ‘Wij willen graag meedoen,maar we worden niet geaccepteerd’.Achtergrond van dit streven naar vermaatschappelijking is hetfeit dat de cliëntenbeweging in de ggz, veel professionals en deoverheid de laatste jaren het streven naar volwaardig burger-schap omarmd hebben. Met dit verschil dat de overheid gaandeweg steeds meer nadruk heeft gelegd op de plichten van deburger, de eisen die aan de burger gesteld worden, terwijl decliëntenbeweging en veel professionals juist de nadruk leggen oprechten.Hoe het ook zij, mensen met een psychiatrisch verleden willen alsnormale burgers door het leven gaan en deelnemen aan desamenleving, en niet meer belemmerd worden door beelden van'anders zijn' en afhankelijkheid. Dit streven naar meedoen envolwaardig burgerschap belemmert het zicht op het feit dat erwel degelijk sprake is van handicaps die het leven als volwaardigburger in de weg kunnen staan. Het belemmert ook het inzicht inde mogelijkheden om professionals in te zetten om ruimte tecreëren voor mensen met een psychische handicap en hen testimuleren een stap verder te zetten dan zij gewend waren.De vraag is of er een begaanbare tussenweg is tussen deoptimisten van de vermaatschappelijking of het ‘meedoen’,waarin weinig erkenning is voor de handicaps waar mensen meteen psychiatrisch verleden mee worstelen en de afscherming enbescherming die zij vinden bij veel ggz-voorzieningen.

Page 21: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

21

Verwey-

Jonker

Instituut

3 Lfos-voorzieningen en hungebruikers

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan de ongebonden schilvoorzieningen en hungebruikers centraal. Wat is de betekenis van deze voorzieningenvoor de gebruikers? En, van welke algemene voorzieningenmaken deze cliënten gebruik en ervaren zij hierbij belemmerin-gen? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zijn gesprekkengevoerd bij een zevental ongebonden schilvoorzieningen (ziebijlage 2) en vijf groepsgesprekken georganiseerd met deelnemersvan ongebonden schilvoorzieningen (zie bijlage 3). In dithoofdstuk wordt over de bevindingen van deze (groeps)-gesprekken gerapporteerd. In paragraaf 3.2. wordt een kortoverzicht gegeven van de bezochte voorzieningen en hungebruikers. In paragraaf 3.3 wordt besproken van welkealgemene voorzieningen de geïnterviewden gebruik maken enwelke belemmeringen zij hierbij ervaren. In paragraaf 3.4 wordtingegaan op de betekenis van de ongebonden schilvoorzieningvoor de gebruikers. In paragraaf 3.5 tenslotte wordt een aanzetgegeven tot de beantwoording van de vraag of en hoe deelnameaan (de activiteiten van) een ongebonden schilvoorziening kanleiden tot (meer) maatschappelijke participatie van (ex-)ggz -cliënten.

Page 22: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

22

3.2 De bezochte voorzieningen en hun gebruikers

De Landelijke federatie van ongebonden schilvoorzieningen heeft45 leden (stichtingen en verenigingen –voor een overzicht, ziebijlage 1). Ongebonden schilvoorzieningen zijn voorzieningen dieals het ware een schil om de ggz vormen. Ze variëren van eeninloophuis tot een kunstenaarscollectief en van begeleid wonentot een maatjesproject. Ongebonden schilvoorzieningen laten zichinspireren door het gedachtegoed van de cliëntenbeweging in deggz, zijn soms door mensen met een psychische handicapopgericht of in stand gehouden (in het laatste geval spreekt menvan een consumerrun organisatie). Ongebonden schilvoorzienin-gen trachten mensen met een psychische handicap bij te staan diezich maatschappelijk willen handhaven en de daarvoor benodig-de vaardigheden willen ontwikkelen.Het Verwey-Jonker Instituut heeft 7 van deze ongebondenschilvoorzieningen bezocht in de periode december 2003 tot enmet april 2004.• Stichting de Corridor te Rotterdam (opvanghuis psychiatrie/

dienstverlening)• Inloophuis Psychiatrie te Leiden (inloophuis en dienstverle-

ning)• Stichting Wegwijs te Utrecht (inloophuis en dienstverlening)• Noenes Have te Haaren (woonhuis)• Museumtechnische Werken te Groningen (arbeidsrehabilita-

tie)• Roer in Handen te Amsterdam (vakantie/recreatie)• Stichting Incentive te Schiedam (recreatie, (dag)activiteiten)

Bij 5 van deze voorzieningen (vetgedrukt) is een groepsgesprekmet gebruikers georganiseerd. In totaal hebben 33 gebruikers aande groepsgesprekken deelgenomen, 11 vrouwen en 22 mannen.Van deze 33 geïnterviewden wonen er 24 zelfstandig, 3 begeleiden 5 in het woonhuis Noenes Haven te Haaren. Eén van degeïnterviewden is dakloos.Geen van de geïnterviewden heeft betaald werk. Een van degeïnterviewden zat ten tijde van het groepsgesprek in eensollicitatieronde voor een betaalde baan van 16 uur in de week. 23

Page 23: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

23

van de geïnterviewden gaven aan vrijwilligerswerk te verrichten1.De grote meerderheid van hen voert vrijwilligerswerk uit in ofrondom de ggz.

3.3 (Belemmeringen bij het) gebruik van algemenevoorzieningen

In de groepsgesprekken is gesproken over het gebruik vanalgemene voorzieningen op het terrein van wonen, werk &inkomen en welzijn. Hieronder gaan we per terrein na of en vanwelke voorzieningen de geïnterviewden gebruikmaken en welkebelemmeringen hierbij ervaren worden.

WonenDe meeste geïnterviewde zijn tevreden over hun huidigewoonsituatie. De personen die zelfstandig wonen hebben voorhet overgrote deel een huurwoning van de woningcorporatie. Eenaantal deelnemers huurt particulier, of heeft een koopwoning.Een aantal deelnemers rapporteert problemen bij het verkrijgen enhouden van de woning. Wat betreft het krijgen van een woning: demeesten hebben via de reguliere kanalen (met bijbehorendeprocedures en wachttijden) een woning verkregen en zij hierovertevreden. Als men uit een begeleid wonen situatie kwam, heeftmen meestal hulp (en een urgentieverklaring) gekregen bij hetzoeken naar een woning. Hierover is men zeer tevreden. Eenenkeling moest heel lang op de toewijzing van een huis wachten,terwijl hij op basis van zijn ziekte graag een urgentieverklaringhad gekregen.Meer problemen worden gerapporteerd bij het behouden van dewoning tijdens een opname, hoewel dit in de meeste gevallengoed is afgelopen. De geïnterviewden geven aan dat hetbelangrijk is dat tijdens er tijdens de opname een zaakwaarnemeris, die de huur blijft overmaken en de post verzorgt. Dit kan eenfamilielid zijn, maar ook een professional, bijvoorbeeld via deinstelling, of via het maatschappelijk werk. De geïnterviewdendie hebben meegemaakt dat hun opname problemen gaf, ofdreigde te geven bij het behouden van hun woning, zeggen bij

1 Dit hoge aantal wordt beïnvloed door de 8 deelnemers aan het groepsgesprek bij St.

Incentive in Schiedam. De deelnemers aan dit gesprek waren allen gebruikers én

vrijwilliger van deze ongebonden voorziening.

Page 24: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

24

een eventuele opname in de toekomst beter voorbereid te zijn: zijhebben iemand gemachtigd om bij afwezigheid (financiële)beslissingen voor hen te nemen.De voorziening Noenes Have te Haaren neemt een aparte positiein: het is een kleinschalig woonhuis, waar de bewoners meestallangdurig verblijven. Drie van de vijf deelnemers aan hetgroepsgesprek woont meer dan 10 jaar in Noenes Have. Eenbewoner woont er sinds twee jaar en een bewoner woont er eenhalf jaar. Een van de bewoners is op zoek naar zelfstandigewoonruimte via een woningbouwcorporatie. Hij wacht tot eengeschikte woning beschikbaar komt en beslist dan of hij zich goedgenoeg voelt om Noenes Have te verlaten. Overigens heeft hij alafspraken gemaakt: als hij Noenes Have verlaat, zal hij bij hethuis betrokken blijven als vrijwilliger, om voldoende structuur inzijn nieuwe leven te houden.

Werk en inkomenZoals hierboven reeds is opgemerkt, heeft geen van de geïnter-viewden een betaalde baan. Men heeft een WAO (of Wajong)uitkering, of zit in de bijstand. De (her)keuringen die in het kadervan de WAO/Wajonguitkeringen plaatsvinden, zijn een bron vangrote onrust; als de betrokkenen (gedeeltelijk) wordt ‘goedge-keurd’, heeft men toch het idee dat men geen betaalde arbeid zoukunnen verrichten, of dat men geen geschikte betrekking zoukunnen vinden. Eén geïnterviewde zit op dit moment in eenreïntegratietraject, maar zij heeft grote twijfels of zij een baan aanzou kunnen. De angst om betaalde arbeid ‘niet aan te kunnen’ isbij veel van de geïnterviewden een belangrijke reden om geenwerk te zoeken. Arbeid wordt door veel geïnterviewden geduidals ‘stressvol’, ‘druk’, en leidend tot een ‘enorme papierenrompslomp’. Enkele geïnterviewden hebben ervaring met hetwerken in een sociale werkplaats, maar ook hier kan de drukvanwege de hoge productienormen, te hoog zijn.Sommigen hebben een arbeidsverleden, dat meestal is geëindigdbij de eerste opname, of doordat men door ziekte niet goed meerkon functioneren. Enkele geïnterviewden zeggen te zijnweggepest, nadat men op het werk in de gaten kreeg dat er ietsaan de hand was. Ook medicatie wordt genoemd als belemme-ring bij het hebben van een betaalde baan. Door de medicijnenben je suf, of kom je pas later op de dag goed op gang.Doordat het overgrote deel van de geïnterviewden niet op zoek isnaar werk, hebben zij nauwelijks ervaringen met het arbeidsbu-

Page 25: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

25

reau. Degene die wel te maken heeft gehad met het CWI, zegt‘van het kastje naar de muur’ te zijn gestuurd. De medewerkerszijn volgens sommige geïnterviewden niet deskundig als het gaatom cliënten met een heden of verleden in de psychiatrie. Kortgezegd: de meeste geïnterviewden staan zo ver van de arbeids-markt, dat nauwelijks gebruik wordt gemaakt van voorzieningenals het arbeidsbureau, uitzendbureaus of reïntegratiebedrijven.De wijdverbreide arbeidsongeschiktheid en werkloosheid bij degeïnterviewden hebben vanzelfsprekend tot gevolg dat huninkomenspositie niet rooskleurig is. Een krappe beurs wordt danook vaak genoemd als een van de belemmeringen bij hetdeelnemen aan sportieve en recreatieve activiteiten (zie hieron-der).

23 van de 33 geïnterviewden doen vrijwilligerswerk. Degeïnterviewden gebruiken de term ‘vrijwilligerswerk’ voor eenheel scala aan activiteiten, die naar aard en intensiteit sterkvariëren. De meesten doen vrijwilligerswerk in een ggz-setting:activiteiten (mee) organiseren in DagActiviteitenCentra, lid zijnvan de cliëntenraad van de instelling, koffie schenken in hetinloophuis, etc. Sommige deelnemers hebben aan deze activitei-ten letterlijk een dagtaak, anderen zijn op meer incidentele basisbetrokken bij activiteiten. Belangrijk lijkt dat het vrijwilligerswerkkan worden uitgevoerd in een setting waarin andere mensenbegrip hebben voor het ziektebeeld van de vrijwilliger. In die zinmoet, zo stelt men, vrijwilligerswerk niet teveel op een regulierebaan gaan lijken, waarin dit begrip volgens de geïnterviewdenontbreekt. Overigens hebben een aantal geïnterviewden juistbewust gekozen voor vrijwilligerswerk dat niets met de ggz temaken heeft. Zo is een van hen KNVB-scheidsrechter bij hetjeugdvoetbal en een ander is actief in de kerk. Een aantalgeïnterviewden hebben ervaring met de vrijwilligerscentrale inhun woonplaats. Degenen die gebruik hebben gemaakt van dezevoorziening zijn hierover tevreden.

WelzijnIn de groepsgesprekken zijn diverse voorzieningen op het terreinvan welzijn aan de orde gekomen, zoals voorzieningen dieondersteunen bij het op orde brengen en houden van deleefsituatie, voorzieningen op het terrein van sport en recreatie envoorzieningen in de buurt.

Page 26: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

26

Veel geïnterviewden hebben ooit te maken gehad met hetmaatschappelijk werk. De ervaringen hiermee zijn divers:sommigen voelden zich een nummer en gaven aan dat er weinigaandacht was voor hun specifieke situatie of problemen. Anderenzijn juist zeer tevreden. Eerder is aan de orde geweest dat er vaak(financiële) problemen ontstaan tijdens een opname. Een aantalgeïnterviewden heeft naar tevredenheid gebruik gemaakt van eenzaakwaarnemer via het maatschappelijk werk en schuldbemid-deling. Eén deelnemer kreeg hulp van het maatschappelijk werkbij het zoeken naar een woning. Een ander werd door hetmaatschappelijk werk toegeleid naar de mogelijkheid om warmte eten in de seniorenflat bij hem in de buurt. De mate vantevredenheid lijkt groter als het maatschappelijk werk begelei-ding ‘op maat’ heeft geboden. De meerderheid van de geïnter-viewden doet aan een of meer sporten. De meesten van henbeoefenen hun sport(en) in het ggz-circuit. Zo zijn er badminton,volleybal en zwemavonden via de DagActiviteitenCentra ensportclubs/clubjes van instellingen, zoals het voetbalteam vanAltrecht in Utrecht. Een aantal geïnterviewden sport zelfstandig,bijvoorbeeld zwemmen, maar geen van de geïnterviewden is lidvan een sportvereniging. De geïnterviewden die niet sporten,voeren hiervoor financiële belemmeringen en lichamelijkeklachten als reden aan.In de groepsgesprekken bleek voorts dat ook niemand lid wasvan een andersoortige club of vereniging. Activiteiten, zoals eencomputercursus, een dagje uit, knutselen, etc. blijken veelal metandere (ex-)ggz-cliënten te worden ondernomen. Het onderne-men van activiteiten met andere (ex-)ggz-cliënten is de bestaans-reden voor een van de bezochte voorzieningen, StichtingIncentive te Schiedam.De meeste geïnterviewden gaan wel eens op vakantie. Dit varieertvan georganiseerde dagtrips, op vakantie met familieleden, toteen vakantie met Stichting Roer in Handen. Slechts een enkelinggaat helemaal zelfstandig op vakantie: meereizen met familiele-den, of meegaan met een groep (met andere (ex-)ggz-cliënten)krijgt van de meeste geïnterviewden de voorkeur.Voorzieningen in de buurt, zoals buurthuizen en de bibliotheek,worden door een enkeling bezocht. Ook met betrekking tot dezevoorzieningen worden financiële belemmeringen gemeld, maarde belangrijkste reden om geen gebruik te maken van voorzie-ningen in de sportieve en recreatieve sfeer is het feit dat men zegtzich er niet prettig te kunnen voelen, of het gevoel te heeft nietwelkom te zijn. Veel geïnterviewden hebben ervaringen in het

Page 27: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

27

verleden met deelname aan activiteiten in groepsverband buitenhet ggz-circuit. Hoewel een enkeling aangeeft nooit iets verve-lends te hebben meegemaakt, geeft de meerderheid aan dat menzich dermate niet thuis, niet welkom of opgelaten voelde datdeelname een nare ervaring was, die men niet wenst te herhalen.Ook personen die deze negatieve ervaring niet zelf hebbenmeegemaakt staan zeer aarzelend tegenover deelname aansportieve of recreatieve activiteiten in de ‘normale wereld’. Dezeaarzeling wordt ook ingegeven door de onvoorspelbaarheid vanhet eigen ziektebeeld: men heeft hierdoor het gevoel geenwaardevol lid van een club te kunnen zijn.De geïnterviewden maken overigens zelden melding van (anderedan financiële) formele belemmeringen om lid te zijn, of deel tenemen aan een club/activiteiten.

3.4 Betekenis van de ongebonden schilvoorziening voorde gebruikers

De ongebonden schilvoorzieningen worden gekenmerkt doordatzij kleinschalig zijn, vooral werken met vrijwilligers en cliëntge-stuurd zijn. Er is geen behandelingsaanbod, wel een ondersteu-ningsaanbod.De geïnterviewde gebruikers van ongebonden schilvoorzieningenlaten zich desgevraagd zeer tevreden uit over de voorziening. Detevredenheid betreft soms de feitelijke voorziening (een dakboven je hoofd, een activiteit om te ondernemen, of informatie),maar veel vaker spreken de gebruikers over de sociale contactenmet medegebruikers en coördinatoren van de ongebondenschilvoorziening. Veelgebruikte termen om dit uit te drukkenzijn: thuis voelen, begrip, gezelligheid, bescherming, jezelf zijn,erbij horen, rustig, hulp, zelfvertrouwen, acceptatie, een band metelkaar hebben, vrij zijn.Voor veel van de geïnterviewden vormen de sociale contacten diemen via de ongebonden schilvoorziening onderhoudt een grootdeel van hun sociale netwerk. In (vrijwilligers)werk, dagbeste-ding, sport, recreatie en vrije tijd hebben de geïnterviewden dusvooral contacten met andere (ex-)ggz-cliënten, en (professionals)van (ongebonden) voorzieningen. De zelfstandig wonendengeven aan dat zij in hun directe woonomgeving/buurt weinigsociale contacten hebben.

Page 28: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

28

3.5 Leidt deelname aan (de activiteiten van) eenongebonden schilvoorziening tot (meer) maatschappe-lijke participatie?

Hierboven zijn de geïnterviewde gebruikers van ongebondenschilvoorzieningen getypeerd als personen met een ggz-heden ofverleden die vooral gebruik maken van voorzieningen van enrondom de ggz en die vooral contacten hebben met anderen in enrondom de ggz. De ongebonden schilvoorzieningen stellenzichzelf tot doel om (ex-)ggz-cliënten bij te staan die zichmaatschappelijk willen handhaven. Ze functioneren dus alsonderdeel van maatschappelijke steunsystemen. Sommigevoorzieningen hebben zichzelf expliciet tot doel gesteld om demaatschappelijke participatie van (ex-)ggz-cliënten te bevorderen.Een voorbeeld is Stichting Incentive. De naam is bij de oprichtinggekozen, omdat men een voorziening wilde zijn, die de deelne-mers stimuleert (een incentive geeft) om weer deel te gaan nemenaan de maatschappij (inclusief voorzieningen) na een moeilijkeperiode. Uit een gesprek met de coördinatoren en oprichters vandeze consumerrun voorziening blijkt zeven jaar na de oprichtingdat dit oorspronkelijke doel niet volledig gerealiseerd wordt. Hetidee dat Incentive zou fungeren als een tijdelijke toevluchtshavenen toeleider naar deelname aan reguliere maatschappelijkeverbanden en contacten is niet bewaarheid. Incentive is eenpermanente schilvoorziening geworden, die in het leven van dedeelnemers een belangrijke en moeilijk te vervangen rol inneemt.Ook de andere bezochte schilvoorzieningen vervullen voor hungebruikers redelijk permanente of constante rol, die, in de ogenvan de gebruikers, niet door andere voorzieningen of contactenkan worden vervangen.

Page 29: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

29

Bijlage 1: Indeling Lfos-leden naar soort voorziening

Lfos lid /voorziening

wegloop-huis/opvang-huispsychi-atrie

bege-leidwonen,amb.woon-bege-leiding.

cliën-ten-plat-form

inloop-huis

arbeids-rehabi-litatie-project

vrienden-dienst

Infor-matie-winkel

platform zelf-hulp-organi-saties

(dag)activiteiten(cen-trum)

Aanzet te DenBosch

X

Borderline teUtrecht

X

Bureau begeleidwonen te Tilburg

X

Centrum PS teAmsterdam

X

Cliëntenbelangen-bureau teDordrecht

X

CliënteninitiatievenDeventer e.o.

X

CliëntenplatformZwolle

X X

Corridor Beheer teRotterdam

X

CorridorDienstverlening teRotterdam

X X

Door en Voor teOss

X

DTV te Haarlem XDiepwatercollectiefte Amsterdam

X

Effe bij Moeder ante Amsterdam

X

EX 6 te Den Bosch XHorizon teMaastricht

X

Incentive teSchiedam

X

Page 30: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

30

Lfos lid /voorziening

wegloop-huis/opvang-huispsychi-atrie

bege-leidwonen,amb.woon-bege-leiding.

cliën-ten-plat-form

inloop-huis

arbeids-rehabi-litatie-project

vrienden-dienst

Infor-matie-winkel

platform zelf-hulp-organi-saties

(dag)activiteiten(cen-trum)

Inloophuis CVGOte Groenlo

X

Inloophuispsychiatrie teLeiden

X

IPC te Amsterdam XISP/Vriendendienstte Haarlem

X X

Kees TrimbosProjecten teUtrecht

X

Lilith te Tilburg XMuseumtechnischewerken Groningen

X

Netwerk teAmsterdam

X

NieuweWerkvormen teAmsterdam

X

Noenes Have teHaaren

X

Nuts te Nijmegen XOnder één dak teMaassluis

X

Op Weg teRotterdam

X

Opstap teAmsterdam

X

Platformgebruikers GGZ teAlmere

X

Platform GGZ teAmsterdam

X

Page 31: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

31

Lfos lid /voorziening

wegloop-huis/opvang-huispsychi-atrie

bege-leidwonen,amb.woon-bege-leiding.

cliën-ten-plat-form

inloop-huis

arbeids-rehabi-litatie-project

vrienden-dienst

Infor-matie-winkel

platform zelf-hulp-organi-saties

(dag)activiteiten(cen-trum)

Psychianders teAmsterdam

X

Roer in handen teAmsterdam

X

Ruggesteun te DenBosch

X

Saks adm. kantoorRotterdam

X

Streetlife teDordrechtUitvoeringProjecten GGz teAssen

X

Uitweg te Zwolle XVluchthaven DenHaag

X

Vriendendienstente Amsterdam

X

WegloophuisAmsterdam

X

WegloophuisUtrecht

X

Wegwijs te Utrecht X X XZOZ te Leiden X

Page 32: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...
Page 33: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

33

Verwey-

Jonker

Instituut

4 Op zoek naar ‘goede praktijken’van toegankelijkheid van (alge-mene) voorzieningen voor (ex-)ggz-cliënten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van deelproject twee vanhet onderzoek ‘Toegankelijkheid algemene voorzieningen voor(ex-)ggz-cliënten’. Doel van deelproject 2 is na te gaan welkeinitiatieven er in de praktijk ontwikkeld worden die mensen meteen psychiatrische achtergrond in staat stellen gebruik te makenvan (algemene) voorzieningen op het terrein van ‘welzijn’ en‘werk & inkomen’.De vragen die in dit hoofdstuk zullen worden beantwoord,luiden:• Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren ten

aanzien van de toegankelijkheid en welke middelen zijn erdoor de (algemene) voorzieningen ingezet om dit te realise-ren?

• Zijn hieruit voorwaarden te destilleren ter bevordering vande toegankelijkheid van algemene voorzieningen voor men-sen met een psychiatrisch verleden?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden zijn een aantal ‘goodpractices’ geselecteerd. Door deze goede praktijken systematisch

Page 34: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

34

tegen het licht te houden, wordt inzicht verkregen in die factorendie de toegankelijkheid van (algemene) voorzieningen vergroten.De opbouw van het hoofdstuk is als volgt. Als eerste wordtingegaan op de selectie van de good practices. Vervolgens wordende good practices systematisch besproken aan de hand van eencriterialijst. Aan de orde komen achtereenvolgens doel-groep/doelstelling, vorm en inhoud van de praktijk, werkprinci-pes en evaluatie van de praktijk. Aan het einde van dit hoofdstuktenslotte worden een aantal conclusies getrokken ten aanzien vande voorwaarden die de toegankelijkheid van algemene voorzie-ningen kunnen bevorderen.

4.2 De selectie en analyse van de good practices

In de onderzoeksopzet is voorgesteld om in totaal 12 goodpractices onder de loep te leggen. Omdat initiatieven die tot doelhebben de toegankelijkheid van voorzieningen voor (ex-)ggz-cliënten te vergroten vanuit verschillende invalshoeken kunnenworden ontwikkeld, is gekozen voor het selecteren van 4praktijken van ongebonden schilvoorzieningen, 4 ggz/consumer-run projecten en 4 projecten van ‘buiten’ de ggz. Op deze manierwordt in onze analyse de diversiteit van de ontwikkeldeinitiatieven vertaald.Om goede praktijken te kunnen selecteren is allereerst een globaalinzicht nodig in de (veelheid van) praktijken. In dit deelproject ishiervoor gebruik gemaakt van (grijze) literatuur, reeds bestaandeinventarisaties (bijvoorbeeld die van regioconsult:http://www.regioconsult.nl) en van de kennis en netwerken vande leden van de begeleidingscommissie. Dit alles heeft geresul-teerd in een overzicht van lopende initiatieven.Vervolgens is een lijst met globale criteria2 opgesteld waaraan dete selecteren praktijken zouden kunnen voldoen. Deze criteriahebben ten eerste betrekking op de doelgroep en doelstelling vande praktijken en op wat momenteel reeds bekend is over bij (ex-)ggz-cliënten gebleken behoeften. De keuze van deze eerste setvan criteria hangt dus nauw samen met het doel van hetonderhavige project.

2 De geformuleerde criteria gaan uit van een ideale, of eigenlijk ‘best practice’. De

meeste praktijken zullen (lang) niet aan alle criteria voldoen. De criteria zijn dan ook

bedoeld als leidraad bij het kiezen en het beschrijven van de good practices.

Page 35: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

35

Ten tweede gaat het om methodische- en effectiviteitscriteria,zoals die in de literatuur over (kwaliteitsverbetering op hetgebied van) maatschappelijke participatie/reïntegratie van (ex-)ggz-cliënten worden aangetroffen. Aan deze criteria wordt, metname die van effectiviteit, slechts in zeldzame gevallen voldaan.Om deze reden hanteerden we de betreffende criteria eerder alsrichtlijnen; ook activiteiten die ‘veelbelovend’ zijn kwamen inaanmerking voor selectie (zie ook Van Dijke et al., 1999), NIZW(2001, 2004). Daarbij hebben die activiteiten voorrang, die zo veelmogelijk aan de criteria voldoen.Een derde categorie van selectiecriteria heeft betrekking op dediversiteit in het aanbod: het was de bedoeling een divers scalaaan praktijken nader te beschrijven, om zodoende de kwestie vanmaatschappelijke participatie breed te kunnen benaderen (enbijvoorbeeld niet te versmallen tot wat reeds gangbaar is).Aan de hand van deze criteria is een selectie gemaakt. Dit heeftgeresulteerd in de volgende 12 good practices:

1. Brouwerij De Prael te Amsterdam2. Stichting De Wegwijs te Utrecht3. Inloophuis Psychiatrie te Leiden4. Stichting Roer in Handen te Amsterdam5. Vriendschap op maat project te Almere6. Daat Drenthe7. ROC Zadkine te Rotterdam8. Divisie Specials KLIQ te Venlo9. Kwartiermaken10. De Klussenbus te Eindhoven11. Stichting Incentive te Schiedam12. Wesselinggroep/Equal te Veenendaal

Deze praktijken zijn vervolgens beschreven aan de hand van debovengenoemde criteria. De informatie voor de beschrijvingen isachterhaald door middel van interviews met medewerkers(coördinatoren) van het betreffende initiatief, en door interviewsmet gebruikers van de geboden voorziening. Daarnaast is gebruikgemaakt van schriftelijk materiaal (projectbeschrijvingen,(jaar)verslagen, etc.) en informatie op het internet. De integralebeschrijvingen van de praktijken vindt u in bijlage 5. Het projectvan de Wesseling groep is uiteindelijk afgevallen omdat bij naderonderzoek bleek dat het betreffende project (’t Mun) zich nietricht op mensen met een psychische handicap.

Page 36: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

36

4.3 Goede praktijken

In deze paragraaf worden de good practices systematischbesproken aan de hand van een aantal thema’s. Aan de ordekomen achtereenvolgens doelgroep/doelstelling, vorm en inhoudvan de praktijk, werkprincipes en evaluatie van de praktijk.

4.3.1 Korte typering van goede praktijkenDe Brouwerij De Prael is een sociale firma waar werkplekkenworden geboden aan mensen met een langdurige psychiatrischeen/of psychosociale problematiek. De meeste werknemers van debrouwerij zijn vrijwilligers, met wie afspraken zijn gemaakt overde werktijden en de begeleiding. Er zijn verschillende werkzaam-heden bij De Prael. In de brouwerij kan men de brouwerassisteren met werkzaamheden als graan malen, bierflessenafvullen, het schoonhouden van bierketels en brouwruimte. In dekantine wordt de lunch verzorgd (de vrijwilligers krijgen eengratis lunch naast hun onkostenvergoeding), wordt koffie en theegezet. Tevens moeten de kantine en de bar worden schoongehou-den. Er zijn ook administratieve werkzaamheden zoals hetbeantwoorden van de telefoon, de postverzorging, etc. Ten slottezijn er bestelwerkzaamheden te verrichten: het bijhouden vanvoorraden in het magazijn en het afleveren van bestellingen metde bestelbus. De begeleiders verdelen elke ochtend en middag dewerkzaamheden over de aanwezige werknemers.

KLIQ heeft een reïntegratiedienst (de divisie Specials, voorheenPassage) opgezet die mensen met een psychische of andersoortigehandicap begeleid naar en op het werk. KLIQ biedt cliënten dieop enigerlei wijze met psychische problemen worstelen eenzodanige structuur en begeleiding aan met het doel om tot eenplaatsing te komen op een betaalde arbeidsplek en om dezearbeidsplek te behouden jobcoaching aanbiedt. Deze doelstellingwordt bij 30 tot 35% van de cliënten gehaald. De opdrachtgeversmet name de UWV en de Gemeente willen eigenlijk dat ditpercentage 50% wordt, maar in de praktijk is dat onhaalbaar.KLIQ werkt in opdracht van UWV, gemeentes en de laatste tijdook bedrijven (in verband met de wet poortwachter). De cliëntendie door de afdeling van Specials van KLIQ worden begeleid zijngeselecteerd door de opdrachtgevers. De begeleiding naar werkvindt plaats in drie fasen: de fase intake en trajectplan, de fasediagnose en oriëntatie en de fase (proef) plaatsing.

Page 37: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

37

Daat Drenthe bestaat uit een aantal projecten verspreid over deprovincie Drenthe, zoals: regionale dagactiviteitencentra,inloophuizen, sociale firma's arbeidsrehabilitatiecentra entrajectbegeleiding. Daarnaast is er een aantal samenwerkingsver-banden gericht op het aanbieden van werkervaringplekken enarbeidsrehabilitatie, onder meer voor de horeca (stichting DeHofstede), arbeidsintegratie (AMPAZ) en een boerderijproject(Orvelte).Bij DAAT-Drenthe nemen op jaarbasis gemiddeld ca. 230 mensendeel aan de zogenaamde ‘voorschakeltrajecten arbeidsintegratie’.De gemiddelde duur van een AR traject bedraagt 14 tot 18maanden. Sommigen zijn binnen een aantal maanden algeholpen, anderen doen er 2 á 3 jaar over.De werkzaamheden zijn zeer divers: bijvoorbeeld administratievewerkzaamheden, tekstverwerking, grafisch werk, machinalehoutbewerking, metaal- en plaatbewerking, fietsenreparatie,receptie, bos en tuinonderhoud. Het zijn stuk voor stuk regulierebedrijfjes die deel uitmaken van DAAT-Drenthe en daarmee vande GGZ Drenthe. De bedrijven werken marktconform. Bij alleactiviteiten zijn deelnemers betrokken. Ca. 60% van de totalekosten wordt gefinancierd uit de AWBZ, de andere 40% moet uitde markt komen. Het werk dat de deelnemers uitvoeren is eenmiddel om de deelnemers te trainen en rehabiliteren en niet hetdoel op zich.

De Klussenbus is een arbeids-, trainings- en activeringstrajectvoor mensen uit de maatschappelijke opvang en mensen met eenpsychiatrische achtergrond. De vrijwilligers van de KlussenBusverrichten schilderwerkzaamheden, kleine onderhoudswerk-zaamheden, tuinonderhoud en eventueel kleine technischereparaties. De activiteiten van de Klussenbus hebben eenontspannend, educatief en arbeidsmatig karakter. Het projecthelpt de doelgroep bij het structureren van de dag doormiddelvan het bieden van een zinvolle dagbesteding. Onder begeleidingvan een professionals wordt men gestimuleerd om actief deel tenemen aan het maatschappelijk leven. Het aantal mensen datwerkzaam is bij de KlussenBus kan per maand verschillen.Gemiddeld zijn de deelnemers tussen een halfjaar en een jaaractief als vrijwilliger bij de KlussenBus, maar er zijn er ook dieeen oriënterende periode van een aantal weken doorlopen.De KlussenBus werkt hoofdzakelijk voor hulpverleningsinstellin-gen. Alleen deze instellingen kunnen zich aanmelden vooruitvoering door de KlussenBus. Het is daarbij van belang dat de

Page 38: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

38

klussen ten goede moeten komen aan de mensen die gebruikmaken van de maatschappelijke opvang en mensen met eenpsychiatrische achtergrond.

ROC Zadkine heeft een project Begeleid Leren. Het projectBegeleid Leren is gericht op het ontwikkelen en implementerenvan vormen van ondersteuning en begeleiding voor deelnemersof (aspirant) deelnemers van het ROC die bij het leren en hetvolgen van een opleiding worden belemmerd door psychiatrischeproblematiek. Het ROC werkt daarbij samen met de stichtingRehabilitatie ’92 en BAVO RNO groep.. Het project is opgezet ommensen tussen zeventien en 45 jaar met een psychiatrischeachtergrond te begeleiden bij het kiezen, voorbereiden enbehouden van een passende opleiding. Het programma BegeleidLeren bestaat uit een toeleidingscursus (Impuls), een individueelkeuzetraject naar een opleiding en individuele begeleiding tijdensde studie. Deze individuele begeleidingstrajecten zijn nu ingebedin het Zadkine Service Centrum en vormen daar een onderdeelvan de specialisatie Studie en Handicap. Bij intake wordendeelnemers erop gewezen dat deze mogelijkheid bestaat.

Stichting Incentive organiseert recreatieve, sportieve, informatie-ve en educatieve activiteiten voor mensen met psychische enpsychosociale problemen in de stadsregio Rotterdam en biedt heneen netwerk. Het is een consumer-run organisatie die geheelgedragen wordt door vrijwilligers. De activiteiten van StichtingIncentive zijn een aanvullende voorziening. Er zijn vooralactiviteiten in het weekend en in de avond. Een greep uit deactiviteiten, die kunnen worden gekarakteriseerd als recreatief,educatief, sportief en informatief: Bioscoopbezoek, wandelen,stedentrips, ontmoetingsavonden, uit eten, bowlen, modelspoor-baangroep, museumbezoek, midgetgolf, fietsen, etc. Als eenactiviteit aanslaat, wordt deze vaak opnieuw georganiseerd. Alser weinig animo is, verdwijnt de activiteit en worden er weernieuwe activiteiten ontwikkeld. De activiteiten zijn laagdrempeligen behelzen geen hulpverlening. Stichting Incentive wil met haaractiviteiten vooral het ‘gezonde’ deel van mensen aanspreken.Wel kan de Stichting indien nodig doorverwijzen naar de veleinstellingen in de regio Rijnmond, met wie zij contacten heeft.

Kwartiermaken wordt in meerdere settings ingezet, maar isvooral gericht is op het openbreken van voorzieningen c.q. ruimtemaken voor (ex) psychiatrische patiënten door zowel de (ex)

Page 39: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

39

psychiatrische patiënten te ondersteunen als het creëren vanbegrip voor het ‘anders zijn’ van deze groep bij cultureleinstellingen, sociaal-culturele centra, vrijwilligerswerk engemeentelijke diensten. Kwartiermaken gaat over het werken aaneen gastvrij onthaal in buurtcentra en vrijwilligerswerk.Kwartiermaken werkt aan genuanceerde beeldvorming overanders zijn, werkt aan betrokkenheid zowel bij uiteenlopendeprofessionals als bij burgers. Kwartiermaken werkt dus naar tweekanten. Als instrumenten zijn daarvoor ingezet:• Creëren van overleg tussen ggz-aanbieders, lokale overheden

en belangrijke lokale partijen (welzijnswerk, lokale partijen,culturele instellingen) over hoe mensen met een ggz-verledentoegang krijgen tot voor hen belangrijke voorzieningen.

• Het aanstellen van een functionaris gastvrijheid voorwelzijnsorganisaties.

• Vriendendiensten.• Een koffietafel waarin omgaan met woningcorporatie,

welzijnswerk en armoedeproblematiek werd besproken.• Multiloogbijeenkomsten.In verschillende steden zijn door cliëntenorganisaties en door(welzijns)instellingen initiatieven genomen om kwartiermaken inde praktijk te brengen, waaronder Zoetermeer, Haarlem,Apeldoorn, Deventer en Amsterdam.

Roer in Handen is een stichting die vaarvakanties organiseertvoor mensen met een psychiatrisch heden of verleden. DeStichting bestaat sinds 1996. De vakanties duren 5 of 7 dagen. Erwordt gevaren op het IJsselmeer, de Waddenzee en de FrieseMeren. De deelnemers kunnen zich individueel of als groepaanmelden. Er worden ongeveer 12 reizen per jaar gehouden.De reizen zijn gewoon vakantie, en geen therapie. Achterliggendegedachte is dat ook mensen met een psychiatrisch heden ofverleden behoefte hebben aan / baat hebben bij ‘afstand nemenvan het alledaagse’. Op het schip is begeleiding aanwezig. Dedeelnemers geven van tevoren zelf aan welke vorm vanbegeleiding zij wensen of nodig hebben. In principe is allesbespreekbaar. Leidend werkprincipe van de Stichting is datdeelnemers volstrekt serieus worden genomen en wordenaangesproken op de dingen die ze wél kunnen. Iedereen diedeelneemt, vervult taken in het reilen en zeilen van het schipgedurende de vakantie.

Page 40: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

40

De Wegwijs te Utrecht heeft twee kerndiensten: informatiever-strekking en inloop voor (ex-)psychiatrische cliënten. DeWegwijswinkel heeft twee kerndiensten: informatieverstrekkingen de inloop. Daarnaast worden kerst- en paasmaaltijdengeorganiseerd en themabijeenkomsten. De winkel heeft 14medewerkers. Vier van hen hebben een betaalde baan en 10 zijnals vrijwilliger betrokken. Niet alle medewerkers hebben ervaringin de psychiatrie. Zij worden ‘bondgenoten’ genoemd. De mensenmet ervaring zijn echter in de meerderheid.De inloopcentrum is drie middagen per week open van 13.00 –16.00 uur. Mensen met een achtergrond als (ex-)cliënt in de ggzkunnen er terecht voor informatie over de ggz, voor sociaal-juridische dienstverlening, voor individuele gesprekken metmedewerkers van de stichting en voor lotgenotencontact; zeontmoeten elkaar voor een praatje, een spelletje of gewoongezelligheid. De sociaal-juridische dienstverlening wordt op allewerkdagen aangeboden. De Wegwijswinkel organiseert tevensgespreksbijeenkomsten voor lotgenoten op thema.

'Vriendschap op maat project'. Het project brengt een vrijwilligeren iemand die een maatje zoekt ((ex)ggz-cliënten), bij elkaar. Hetgaat om het opbouwen van ‘gewoon’ sociaal contact. Het projectbiedt de mogelijkheid aan (ex)ggz-cliënten en ander betrokkenenom hun ervaringsdeskundigheid in te zetten voor lotgenoten. Eenvrijwilliger verbindt zich voor minstens een jaar aan het projectVriendschap op Maat en heeft wekelijks contact met zijn maatje.Het project wordt ondersteund door ZGB-Flevoland. Op ditmoment loop het project in Almere en Lelystad, in Emmeloord ishet project in ontwikkeling.

Inloophuis Psychiatrie te Leiden is een ontmoetingsplaats(‘huiskamer’) voor (ex-)psychiatrische patiënten, die zes avondenper week en in het weekend open is, wanneer andere voorzienin-gen (vaak) gesloten zijn. Elke avond van dinsdag tot en metzaterdag is het Inloophuis in het centrum van Leiden geopendvan 19:30 tot 22:30 uur. Bezoeker drinken een kopje koffie, makeneen praatje en soms worden gezelschapsspelletjes gespeeld.Daarnaast zijn er bijzondere avonden. Dit kunnen thema-avonden zijn, waarbij een deskundige wordt uitgenodigd om ietste vertellen over een terrein waar de bezoekers in geïnteresseerdzijn. Er zijn ook feestelijke bijeenkomsten met muziek, waargedanst kan worden en er is bijna ieder jaar een barbecue. Opzondag is het Inloophuis vanaf 16:00 uur open (tot 19:00 uur).

Page 41: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

41

Sinds 1999 is ook een informatiewinkel gestart: ggz-informatiepunt. Dit informatiepunt draait op vrijwilligers diegeworven zijn uit de doelgroep. Er wordt informatie gegevenover de ggz, ook over ziektebeelden en algemene informatie. Deinformatie over algemene voorzieningen gaat over maatschappe-lijk werk, huisvesting, huisarts, bibliotheek en het CWI. Doel vande informatiewinkel is het verschaffen van informatie enadviseren. Voor de vrijwilligers is de informatiewinkel een eerstestap om weer te gaan denken aan werk. Meestal leidt deze eerstestap naar andere vrijwilligersactiviteiten en voor een enkelingnaar werk.

4.3.2 Doel en doelgroep van de praktijkenBij 11 van de 12 goede praktijken vormen (ex-)ggz-cliënten dedoelgroep. Bij de meeste praktijken zijn zowel mensen diezichzelf zouden kwalificeren als ‘persoon met een psychiatrischverleden’ als personen met een psychiatrisch heden welkom.Achterliggende gedachte bij alle praktijken is dat deze doelgroep(extra) ondersteuning nodig heeft. In een aantal praktijken, zoalsbij ROC Zadkine, Daat Drenthe en KLIQ speelt de deskundig-heidsbevordering van de medewerkers/begeleiders daarnaasteen belangrijke rol. Bij Kwartiermaken wordt deze ‘doelgroep’expliciet benoemd. Deze praktijk richt zich naast (ex-)ggz-cliëntenvooral op professionals, vrijwilligers én de omliggende maat-schappij om ruimte te creëren voor ex-ggz-cliënten.Het centraal stellen van de (ex-)ggz-cliënt lijkt echter een crucialesuccesfactor: het gaat om hén. Toch zijn er ook andere belangen inhet geding, zoals bijvoorbeeld blijkt bij KLIQ: er moeten bepaaldeslagingspercentages worden gerealiseerd. Daarmee wordenandere partijen – in dit geval de gemeente – ook doelgroep van depraktijk. Ook bij Brouwerij De Prael speelt iets dergelijks: het iseen sociale firma, maar er moet ook een bepaalde hoeveelheidbier worden gebrouwen. Er zijn immers afnemers die hieropzitten te wachten!

Wat betreft de doelstellingen van de praktijken kan wordenopgemerkt dat deze goeddeels in drieën uiteenvallen. Er zijnpraktijken die zich expliciet richten op toeleiding naar eenreguliere maatschappelijke voorziening, zoals opleiding of werk.KLIQ, ROC Zadkine en Daat Drenthe zijn hier voorbeelden van.KLIQ richt zich met name op reguliere arbeid, de WesselingGroep op (gesubsidieerde) arbeid en ROC Zadkine evenals DaatDrenthe op het aanleren en trainen van vaardigheden. Dan zijn er

Page 42: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

42

praktijken die zich richten op de (ex-)ggz-cliënt en zijn/haardagelijks leven. Het kan dan gaan om het scheppen van eenmogelijkheid om op vakantie te gaan of te recreëren een zinvolledagbesteding te hebben, lotgenotencontact te organiseren, etc.Voorbeelden van deze tweede categorie praktijken zijn hetcoachingstraject van de ZGB, De Wegwijs, Inloophuis Psychiatrie,Stichting Incentive en Roer in Handen. De laatste categoriepraktijken heeft een ‘gemengde’ doelstelling: Men wil enerzijdstoeleiden naar externe maatschappelijke verbanden, zoals(vrijwilligers)werk. Anderzijds wil men ook een ‘veilige plek’bieden aan de cliënten. Cliënten die niet worden ‘toegeleid’ naariets anders, maar gebruik blijven maken van de praktijk zijn ookvan harte welkom. Bij bijvoorbeeld Brouwerij De Prael is dit hetgeval: er werken (ex-)ggz-cliënten die na verloop van tijduitstromen naar (reguliere) arbeid, of een arbeidscontract bij debrouwerij zelf krijgen aangeboden. Anderen werken jarenlang alsvrijwilliger en hebben geen ambitie of krijgen het niet voor elkaarom door te stromen. Andere voorbeelden van praktijken waarintoeleiding naar vrijwilligers(werk) wordt nagestreefd, maarzonder strikt gedefinieerd einddoel, zijn Kwartiermaken en deWesselinggroep.De praktijken die expliciet op toeleiding zijn gericht, zijn hetmeest uitsluitend. Zij hebben weliswaar (ex-)ggz-cliënten alsdoelgroep, maar een bepaald segment daarbinnen, namelijk diepersonen die in aanmerking willen/kunnen komen voor(arbeids)reïntegratie. Dit is mede afhankelijk van de situatie op dearbeidsmarkt. De praktijken die zich meer intern richten op deleefwereld van de (ex-)ggz-cliënt staan in principe voor iedereenopen. In deze praktijken bestaan echter weinig verban-den/relaties met de ‘buitenwereld’, zodat ze – ondanks hunbelangrijke intrinsieke functie – maatschappelijke participatiekunnen belemmeren.Praktijken die ‘vanuit een veilige situatie toeleiden naar…’ alshun doelstelling hebben geformuleerd, zijn over het algemeentoegankelijk voor een brede doelgroep van (ex-)ggz-cliënten, diein veel gevallen ondersteuning op maat krijgen. Praktijken metdeze doelstelling kampen echter vaak met andere problemen, diesucces in de weg kunnen staan, zoals niet-structurele financiering.

Page 43: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

43

4.4 Inhoud van de praktijken

In deze paragraaf is een onderscheid gemaakt naar typepraktijken. Er zijn praktijken wiens core business bestaat uit hetcreëren van mogelijkheden voor (vrijwilligers)werk. In anderepraktijken staat reactivering, reïntegratie of leren centraal.Tenslotte zijn er praktijken gericht op het bevorderen van dedeelname aan welzijnsactiviteiten, recreatie en sociale contactenen lotgenotencontact/ondersteuning. Bij al deze praktijken isgekeken naar gehanteerde methodieken en de effectiviteit vandeze praktijken (indien informatie beschikbaar).

4.4.1 Werk en reïntegratieprojectenDe Prael biedt werkervaringsplaatsen aan voor psychischgehandicapten. De Wesseling groep ondersteunt, door middelvan job coaches, en faciliteert cliëntgestuurde initiatieven, waarbijhet in de praktijk gaat om een vorm van gesubsidieerde arbeid.KLIQ heeft een reïntegratiedienst die zich specifiek richt oppsychisch gehandicapten, waarbij het doel is mensen uiteindelijkop een betaalde werkplek te krijgen. Daat Drenthe bemiddelt nietnaar een betaalde werkplek maar maak cliënten 'bemiddelings-rijp’ door deelnemers te ondersteunen en te begeleiden richtingherstel, behoud en uitbreiding van de (arbeids)vaardigheden. Bijal deze praktijken is de doelstelling de cliënten op een betaaldwerkplek, een gesubsidieerde werkplek of een werkervaringsplekte krijgen. In de meeste gevallen gaat het om projectmatigewerkzaamheden, die na verloop van enkele maanden of enkelejaren aflopen. De projectmatige opzet leidt ertoe dat voor slechtseen klein deel van de groep na afloop van de subsidie of hetproject er sprake is van betaalde arbeid. Dat neemt niet weg datvoor een grote groep cliënten een toename van arbeidsvaardig-heden het resultaat zal zijn.

Naast projectleiders spelen ook andere professionals eenbelangrijke rol: job coaches, begeleiders, job hunters (KLIQ)trajectbegeleiders (Daat Drenthe) en werkbegeleiders. Naarmatede begeleiding een meer professioneel karakter draagt, zoals bijDaat Drenthe en KLIQ neemt het aantal en soort professionals diebij de werkervaringsprojecten en trajectbegeleiding betrokken zijntoe. De professionaliteit bij Daat Drenthe is nauw verbonden metde methodiek van de Individuele Rehabilitatiebenadering. BijKLIQ staat de toeleiding naar betaald werk centraal, wat ook eenandere soort professionaliteit omvat.

Page 44: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

44

Hoewel een vergelijking tussen de beschreven praktijken moeilijkte maken is, kunnen wel enkele algemene conclusies getrokkenworden. De beschreven praktijken zijn vooral succesvol in hetaanleveren van arbeidsvaardigheden, het bieden van eendagstructuur en het versterken van het gevoel van eigenwaarde.Het uiteindelijke doel het aanbieden van een betaalde werkpleklijkt voor de meeste cliënten te ambitieus. Uitzondering hierbij isde afdeling Specials van KLIQ die voor eenderde van de bij haaraangemelde cliënten een betaalde werkplek vindt. Dat blijkt eenintensief traject waarbij het aankomt op maatwerk naar tweekanten: het zoeken van een geschikte werkplek waar dedeelnemer zich min of meer op zijn plaats voelt en het ‘verleiden’van de werkgever door gesprekken en het inzetten van instru-menten als proefplaatsing en job coaches. Veel cliënten vallen afen worden terugverwezen naar GGZ en verslavingszorg endagbestedingsprojecten. Maar ook bij KLIQ blijken de ambitiesvan de opdrachtgevers (gemeenten, bedrijven) hoger te liggen(50%) dan in de praktijk te realiseren is (30 a 35%). Omdatreïntegratie tegenwoordig een geprivatiseerde dienstverlening is,werkt KLIQ via aanbestedingen in opdracht van UWV, gemeen-tes en de laatste tijd ook bedrijven (in verband met de wetpoortwachter).

Dat neemt niet weg dat voor veel cliënten de werkervaringsplaat-sen, vormen van gesubsidieerde arbeid en training van arbeids-vaardigheden zeer belangrijk zijn om hun leven weer op orde tebrengen. Dat geldt met name voor cliënten met een grote afstandtot de arbeidsmarkt, waar Daat Drenthe en de andere initiatievendie vanuit de GGZ zijn ontstaan (De Prael, Wesseling groep) zichop richten.

Een ander opvallend gegeven is dat bij de beschreven projecteneen duidelijke tendens zichtbaar is om van categoriale voorzie-ning voor ex ggz-cliënten te evolueren naar algemene voorzie-ning voor reïntegratie en bemiddeling voor mensen met eenhandicap. De doelgroep is meestal gemengd samengesteld(verschillende vormen van handicap) en de in deze projectenwerkzame professionals geven ook aan dat de ervaring in deGGZ voor hen belangrijk is, maar dat men nu geheel anders tenopzichte van de deelnemers staat dan voorheen in de GGZhulpverlening.

Page 45: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

45

4.4.2 LeerprojectenIs bij de werk- en reïntegratiebedrijven scholing een middel omeen arbeidsplaats in zicht te krijgen, bij de leerprojecten staat dedeelname aan het onderwijs en de belemmeringen die mensenmet psychiatrische problemen daarbij ondervinden, centraal. HetROC Zadkine is het meest uitgesproken voorbeeld van eensuccesvolle samenwerking tussen de GGZ en het onderwijs. Hetproject begeleid leren is een van de voorbeelden van een goedbeschreven en geëvalueerde praktijk die aantoonbaar resultatenbereikt bij het begeleiden van mensen met een GGZ achtergrondbij scholing voor een werkplek. Zowel de toeleidende cursus(67%) als de opleiding tot Begeleider GGZ zijn relatief succesvol,zowel qua uitstroom (67% toeleidende cursus) als de kans op eenbetaalde baan na afronding van de opleiding tot begeleider GGZ(60%).De cliënten zijn oorspronkelijk vooral verwezen vanuit de GGZmaar later zijn er ook verwijzingen vanuit andere professionals,familie of op eigen initiatief. De uitvoering vindt plaats doorprofessionals die worden bijgeschoold in de methodiek vanBegeleid Leren, gebaseerd op de Individuele RehabilitatieBenadering. Professionals zijn afkomstig uit de GGZ en uit hetonderwijs. Naarmate het Begeleid Leren project langer is gaandraaien is het meer geïntegreerd geraakt in het lesprogrammavan het ROC en de afdeling Studie en Handicap van het ROC.Daarnaast is er een netwerk opgebouwd met gemeentelijkeinstanties en wordt nauw samengewerkt met andere onderwijsin-stanties (Albeda College en Erasmus Universiteit).ROC Zadkine is op dit moment een van de weinig goeddraaiende initiatieven om de samenwerking tussen GGZ enonderwijs structureel gestalte te geven. Er zijn in andere regio’s(Nijmegen, Utrecht, Den Bosch, Deventer en Den Haag) welinitiatieven genomen maar het is nog teveel een kwestie vanvallen en opstaan, waarbij het gebrek aan structurele financieringhet grootste knelpunt is. De praktijk is met name gericht op hetvergoten van vaardigheden van cliënten en het ondersteunen vancliënten met psychische problemen bij het aanleren van dezevaardigheden. De drempel lijkt minder hoog dan bij de projectendie direct gericht zijn op bemiddeling naar werk, maar ook hierzijn forse barrières te overwinnen (studiefinancieringsproblemenen uitkeringsproblemen).

Page 46: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

46

4.4.3 Recreatie en sociale contactenOp het terrein van recreatie en sociale contacten zijn veelinitiatieven ontwikkelt om mensen met een psychiatrischehandicap te laten deelnemen aan het maatschappelijk leven. Inhet kader van dit onderzoek zijn de projecten van de StichtingIncentive, Roer in handen en Kwartiermaken en de Klussenbusonder de loep genomen.De meeste initiatieven zijn gericht op het organiseren vanactiviteiten die soms op het terrein van vrijwilligerswerk liggen ofeen arbeidsmatig karakter hebben (Klussenbus, Kwartiermaken).Het doel hiervan is echter niet primair het aanleren van arbeids-vaardigheden of toeleiding naar werk, maar het bieden van eenzinvolle dagbesteding. De andere genoemde activiteiten hebbeneen puur ontspannend karakter (Roer in handen, Incentive,Vriendschap op maat project), waarbij aangetekend moet wordendat de vrijwilligers die werkzaam zijn voor het Vriendschap opmaat project meestal ex-ggz-cliënten zijn. De activiteiten zijnsoms gericht op het vergroten van het sociale netwerk van dedeelnemers (Kwartiermaken, Incentive), waarbij Kwartiermakenzich vooral richt op de deelname aan het reguliere vrijwilligers-werk en welzijnswerk, terwijl Incentive zelf activiteiten organi-seert voor mensen met psychische en psychosociale problemen.Bij de Klussenbus, Roer in handen en Kwartiermaken spelenprofessionals een belangrijke rol in de begeleiding en aansturing.Incentive wordt geheel gedragen door vrijwilligers, bij deKlussenbus en het Vriendschap op maat project is de coördinatiein handen van een professional.. Als werkprincipe staat bijKwartiermaken en de Klussenbus empowerment voorop, waarbijKwartiermaken haar eigen methodiek heeft ontwikkeld en getest.De andere projecten hebben een minder ambitieuze doelstelling.Deelnemers zijn geworven via de GGZ instellingen, via folder-materiaal en internet of via mond op mond reclame. Degenoemde activiteiten hebben tot doel om tot een duurzaamaanbod te komen. In de meeste gevallen lukt dat, maar soms gaatdat met vallen en opstaan gaat. Door de modernisering van deAWBZ kan er geen beroep meer worden gedaan op zorgver-nieuwingsgelden. Kwartiermaken heeft een grote vluchtgenomen en heeft onder meer door het kwartiermakersfestivaleen landelijke bekendheid en uitstraling gekregen.

4.4.4 Lotgenotencontact en ondersteuningNaast methodieken om maatschappelijke participatie tebevorderen zijn ook initiatieven genomen om de ondersteuning

Page 47: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

47

en ontmoeting van mensen met een psychische handicap tebevorderen. Deze initiatieven creëren daarmee vluchtheuvelswaar ervaringen kunnen worden uitgewisseld en steun wordtondervonden, buiten de officiële GGZ instellingen. In dit kaderzijn de activiteiten van de Stichting De Wegwijs in Utrecht en hetInloophuis Psychiatrie in Lieden. Mensen met een achtergrond als(ex-)cliënt in de GGZ kunnen er terecht voor informatie over deGGZ, voor sociaal-juridische dienstverlening (de wegwijs), voorindividuele gesprekken met medewerkers van de stichting envoor lotgenotencontact; ze ontmoeten elkaar voor een praatje, eenspelletje of gewoon gezelligheid. De activiteiten draaien vooral opde inzet van vrijwilligers die bij de Wegwijs merendeels ervaringhebben in de psychiatrie. Daarnaast zijn vier betaalde klachten inde Wegwijs werkzaam, die ook een psychiatrisch verledenhebben. In het Inloophuis draait de informatie winkel opvrijwilligers met een psychiatrisch verleden, terwijl het inloop-huis op andere vrijwilligers draait.

4.5 Werkprincipes van de praktijken en methodieken

4.5.1 WerkprincipesIn de meeste van de 12 geselecteerde goede praktijken is sprakevan een of meerdere expliciet benoemde werkprincipes, zoals‘aansluiten bij behoefte’, ‘empowerment’ of ‘reïntegratie’. Dewerkprincipes zijn overwegend gericht op de cliënt. De praktij-ken van Kwartiermaken en KLIQ richten zich ook op het sensitiefmaken van de maatschappelijke omgeving van de cliënt. Deandere praktijken richten zich uitsluitend op de ex ggz-cliënt.Twee van de beschreven projecten (ROC-Zadkine en ‘Vriend-schap op maat project’ ) benutten de ervaringskennis die decliënten in de psychiatrie hebben opgedaan in het kader van hetopleidingstraject en vrijwilligerswerk.De Wesseling groep (‘t Mun) heeft het empowerment principevertaalt in ondersteuning van consumerrun activiteiten.Empowerment houdt volgens de Wesseling groep in dat degenendie belang hebben bij de implementatie activiteiten ook deelmoeten hebben aan de besluitvorming. Verschillende manierenvan ‘empowerment training’ moeten het vertrouwen, demotivatie, het zelfvertrouwen en de onderhandelingsvaardighe-den van achtergestelde groepen verbeteren, zodat zij ook zelfkunnen werken aan de verbetering van hun arbeidsmarktpositie.

Page 48: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

48

De deelnemers worden op basis van vrijwillige participatie enaanmelding betrokken bij de concrete opzet van de consumerrunbedrijven. De deelnemers bepalen de aard van de uit te voereneconomische activiteit, de wijze van implementatie, de trainings-behoefte, de juridische vorm van het op te zetten bedrijf, de wijzewaarop binnen het bedrijf besluiten genomen worden en debehoefte aan type en wijze van ondersteuning vanuit het project.De deelnemers zijn dus de feitelijke eigenaren van het initiatief.Consumerrun betekent vrij vertaald cliënt zelfsturing. Individuelepersonen of groepen van personen die een consumerrun bedrijfwensen op te zetten, vragen hiervoor advies en ondersteuningaan het project. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding,de uitvoering, het beleid en het management zal in handenblijven van de deelnemers zelf.Deze werkprincipes blijken in de praktijk toch minder makkelijkte hanteren. Bij de forellenkwekerij in Appeltern (’t Mun) bleek debedrijfsleider toch stevig de touwtjes in handen te hebben enblijkt hij terug te schrikken voor het in dienst nemen van mensenmet een psychische handicap, vanwege de intensieve begeleidingdie noodzakelijk is.

4.5.2 MethodiekenAan een aantal praktijken ligt een duidelijk omschreven engedefinieerde methodiek ten grondslag. De meest genoemdemethodiek is de Individuele rehabilitatiebenadering (IRB) die inmeerdere praktijken in verschillende varianten wordt gehanteerd(Daat Drenthe, Begeleid Leren). Een voorbeeld hiervan is DaatDrenthe. Werkbegeleiders en de trajectbegeleiders zijn geschooldin deze methode, overeenkomstig hun taken en verantwoorde-lijkheden. Werkbegeleiders trainen en begeleiden deelnemers opde werkvloer. Trajectbegeleiders zijn verantwoordelijk voor demethodische ontwikkeling en afstemming naar de verwijzers. DeIRB-methode biedt een uitvoering stappenplan. Voor elkedeelnemer bekijkt men welke stappen nodig zijn. Per individuwordt een apart traject uitgezet afhankelijk van het gewenstebegin- of eindpunt. Het leveren van maatwerk staat centraal. Dedeelnemer heeft de regie en bepaald het tempo.Een trajectbegeleider coacht aan de hand van de methodiekge-sprekken met de deelnemer. Deze heeft daarnaast voortgangsge-sprekken met zijn werkbegeleider, in het bijzijn van de trajectbe-geleider. In deze gesprekken evalueren de deelnemers met debegeleiders het arbeidsfunctioneren. De evaluatie resulteert innieuwe of het bijstellen van werkafspraken en werkdoelen.

Page 49: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

49

Centraal in de werkwijze staat het zoveel mogelijk betrekken vande deelnemer zelf bij het arbeidsonderzoek. Als het kan wordtaan de deelnemer zelf gevraagd om geformuleerde werkdoelenen vorderingen bij te houden. Is bijvoorbeeld met een deelnemerafgesproken dat hij beter op tijd moet komen, dan gaat hij zelfbijhouden of dat lukt.Bij ROC Zadkine wordt als methodiek gebruik gemaakt vanBegeleid leren in combinatie met de Individuele Rehabilitatie-methode. De methodiek van begeleid leren is ontwikkeld in deVerenigde Staten (Center for Psychiatric Rehablilitation) en is inNederland geïntroduceerd door Lies Korevaar en MarianneBassant van ROC Zadkine. De methodiek onderscheidt drie fasen:het kiezen, verkrijgen en behouden. Het kiezen omvat met namehet beoordelen of iemand toe is aan een opleiding en het stellenvan een opleidingsdoel. Het verkrijgen omvat het inventariserenen eventueel leren van persoonlijke studie vaardigheden ensociaal-emotionele vaardigheden. Daarnaast valt hieronder hulpbij praktische zaken als aanmelding bij een opleiding, studiefi-nanciering en uitkering. Met behouden wordt vooral gedoeld opontwikkelen van vaardigheden en het mobiliseren van persoon-lijke hulpbronnen.

Ook in diverse andere praktijken zijn cliënten/deelnemersbetrokken bij de vormgeving/uitvoering van de praktijk. Ditgeldt bijvoorbeeld voor de Stichting Incentive, waarin eendeelnemersraad en ervaringsdeskundige vrijwilligers hetactiviteitenprogramma samenstellen. Niettemin zijn de meestepraktijken – ook als de aanleiding voor het ontwikkelen van debetreffende praktijk gelegen was in behoeften/wensen van (ex-)ggz-cliënten – opdoen ingericht. De praktijk is ontwikkeld, demethodiek is vastgesteld en de cliënten/deelnemers zijn (vaakheel tevreden) afnemers van de diensten die de praktijk biedt.

Bij KLIQ worden verschillende soorten expertise ingezet. Naastde begeleider (consultant) is er een job hunter die probeert eenwerkgever te interesseren. De cliënt moet de werkgevers zelfbenaderen. De organizer houdt de regie over het gehele traject.Deze informeert de cliënt en de werkgever over wet- enregelgeving, beoordeelt of de functie passend is (verhoudingbelasting en belastbaarheid) adviseert over in te zetten reïntegra-tie-instrumenten en zet zonodig een job consultant in. Daarnaasthanteert KLIQ elementen van supported employment (jobcoaching).Onderdeel van de methodiek is dat, waar nodig, in afstemming

Page 50: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

50

met de GGZ wordt samengewerkt zodat een integrale ondersteu-ning van de cliënt mogelijk is. De job consultant (job coach) heeftde mogelijkheid om het eerste jaar 15% van de arbeidscontractu-ren ingezet te worden. Na een jaar wordt dat percentage lager.Dit wordt deels ook bepaald door het soort uitkering die de cliëntheeft. De ervaringen met de inzet van Job coaches zijn heelgunstig. Je ontlast de consultant en waarborgt de continuïteit vande inzet van de cliënt. Het heeft vooral tot gevolg dat deomgeving de cliënt veel beter gaat begrijpen. Na verloop van tijdblijkt er minder behoefte te zijn aan een job coach.De methodieken kunnen onder invloed van de verzakelijkinganders uitpakken. Een voorbeeld is de reïntegratiemethodiek vanKLIQ. De aanbesteding heeft tot gevolg gehad dat de toeganke-lijkheid onder druk is komen te staan. Voorheen genoot KLIQmet Passage een grote bekendheid. Omdat prijs een belangrijkgunningscriterium is en de opdrachtgever deze doelgroep mengtmet andere doelgroepen is aanpak verzakelijkt en de specifiekvoor deze doelgroep ontwikkelde methodiek ‘kaler’ geworden. Jemoet bepaalde slagingspercentages halen binnen bepaalde tijd entegen minder uren begeleiding. Dat betekent dat je naar de cliënttoe je zakelijk moet opstellen. De KLIQ medewerker is daar zelfook in veranderd. Je bent geen SPV’er, je moet niet met hetziektebeeld meegaan. Ook is de GGZ aan het veranderen, zijkiezen er soms voor als reïntegratiebedrijf te ontwikkelenwaardoor samenwerking wordt bemoeilijkt.

Het project Kwartiermaken is vooral als methode uitgewerkt inZoetermeer, met de methodieken bijzondere bemiddeling. Dewerkwijze is als volgt: De functionaris voert intake gesprekkenmet de deelnemer en probeert de wensen en mogelijkhedenboven tafel te krijgen. Daarnaast legt zij contact met vrijwilligers-organisaties, buurthuizen en andere organisaties waar dedeelnemer geplaatst kan worden. Binnen deze organisaties wordtdan een gastvrouw/gastheer gezocht met als doel een veiligesfeer voor de deelnemer te creëren en een goede begeleiding tebewerkstelligen. Maatwerk dus, voor zowel de deelnemer als deorganisatie. Gedurende 3 maanden vindt er een intensievebegeleiding plaats. De deelnemer draait eerst een proefdag, daneen proefmaand en naar aanleiding hiervan vindt een evaluatieplaats. We noemen het project geslaagd als na 3 maanden dedeelnemer/vrijwilliger zijn plek heeft gevonden. De plaatsingenvariëren. Een groot deel van de deelnemers is doorgestroomdnaar vrijwilligerswerk, hierbij kun je denken aan administratief

Page 51: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

51

werk of buurthuis- en kinderwerk. Daarnaast is een aantaldeelnemers doorgestroomd naar cursussen. De effecten van hetproject bijzondere bemiddeling zijn positief. Zo leert de deelne-mer maatschappelijke codes te herkennen en er steeds beter meeomgaan. Daardoor krijgt hij ook meer zelfvertrouwen. Heelbelangrijk voor de deelnemer is de uitbreiding van zijn socialecontacten. De deelnemer gaat steeds meer z’n vaardigheden encompetenties herkennen en krijgt de ruimte er mee te experi-menteren.De hoge eisen die het vrijwilligerswerk aan de vrijwilligers stelt iseen probleem. Vrijwilligers moeten steeds meer ‘productie’leveren. Iets dat voor deelnemers soms een afschrikwekkendeuitwerking heeft. Bemiddeling leidt vooralsnog niet meteen toteen ‘win-win’ situatie. De vrijwilliger is niet altijd zo productiefals de gemiddelde vrijwilliger.

De methodieken die bij de Prael gehanteerd worden komen opeen pioniersbasis tot stand. Ze zijn nauwelijks beschreven en zijnvooral gebaseerd op kennis die de werkbegeleiders hebben metde doelgroep vanuit hun ervaring als GGZ hulpverlener. Datgeldt in grote lijnen ook voor de andere projecten zoals, destichting Roer in Handen, de stichting Wegwijs, InloophuisPsychiatrie, de Klussenbus, het Vriendschap op maat project ende stichting Incentive.

De hier beschreven methodieken zijn meestal nog in ontwikke-ling. Enkele praktijken zijn zodanig beschreven dat de methodiekoverdraagbaar is naar andere situaties. Dat geld met name voorDaat Drenthe, Begeleid leren, Kwartiermaken en KLIQ. Trainin-gen zijn aanwezig op het terrein van de IRB benadering. Voor hetoverigen is wel sprake van interne scholing en training voormedewerkers. De beschreven methodes zijn veelal ontwikkeld ineen andere context (b.v. de IRB benadering en het begeleidzelfstandig leren) en is vervolgens aangepast aan de problematiekvan de maatschappelijke positie van ex-psychiatrische patiënten.

Evaluatie van de praktijkenDe hier beschreven praktijken zijn niet systematische geëvalu-eerd. Uitzondering hierop is het project Begeleid Leren dat in hetproject stadium (2001) is geëvalueerd door het Trimbos Instituut.De evaluatie leidt tot de conclusie dat het aantal drop outs bijROC Zadkine in verhouding tot andere Begeleid Leren projecten

Page 52: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

52

relatief laag is. Aan de hand van de evaluatie is de conclusiegetrokken dat er meer variatie moet komen in de didactischewerkvormen. Daarnaast blijken de problemen met de studiefi-nanciering en de medewerking van uitkerende instanties eenhardnekkig probleem.Bij andere projecten wordt op beperkte schaal gewerkt mettevredenheidsonderzoek (Incentive) en interne evaluatie (KLIQ)maar van meer systematische (externe) evaluaties is geen sprake.Dat heeft ook te maken met de nog kwetsbare positie en beperkteinbedding van veel projecten.De financiering van verschillende projecten die hier beschrevenzijn is kwetsbaar. Dat heeft te maken met afhankelijkheid vansubsidiestromen die langzamerhand opdrogen (zorgvernieu-wing) en met de overgang van AWBZ gelden naar andere metname gemeentelijke beleidskaders. Daarmee worden een deel vande beschreven projecten afhankelijk van de waarde die op lokaalof provinciaal niveau aan de maatschappelijke participatie van exggz-cliënten wordt gehecht. Kwetsbaar zijn het merendeel vandeze projecten ook omdat deze nog in sterke mate ingebed zijn inde GGZ en er minder betrokkenheid is van andere sectoren. Eenvoorbeeld is het ROC Zadkine die nog sterk aangewezen is opsteun vanuit de GGZ en nog te weinig erkenning ondervindt bijandere onderwijsinstellingen en uitkeringsinstanties. Daardoorheeft het project te weinig uitstraling en is te kwetsbaar. ROCZadkine bepleit dan ook een gemeentelijk initiatief Studie enHandicap waarin onderwijs, GGZ en de uitkerende instanties metelkaar samenwerken.

4.6 Conclusies

In deze paragraaf worden enkele conclusies getrokken metbetrekking tot de aangetroffen praktijken en enkele algemeneconclusies. De praktijken die zijn geïnventariseerd bewegen zichop de terreinen werk en vrijwilligerswerk, reactivering enreïntegratieprojecten, leerprojecten, recreatie en sociale contactenen lotgenotencontact en ondersteuning.

Conclusies ten aanzien van doel en doelgroepDe onderzochte praktijken zijn vooral gericht op ex-psychiatrische patiënten. In enkele gevallen behoren ookprofessionals (Kwartiermaken), werkgevers (KLIQ) en beleids-

Page 53: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

53

makers (kwartiermaken) tot de doelgroep. Daarmee wordterkend dat de verbetering van de maatschappelijke participatievan (ex-)psychiatrische patiënten niet alleen afhankelijk is van‘empowerment’ en investeren in competenties van ex-psychiatrische patiënten, maar ook in de beeldvorming bij demensen in de omgevingen waarin ze willen participeren. Tochworden de hier beschreven praktijken in brede zin gekenmerktdoor het feit dat ze twee richtingen op werken. Ze proberenmensen met een psychische handicap een stap verder te brengenen tegelijkertijd de omgeving waarin ze moeten functioneren(werk, school, sociaal cultureel werk en vrijwilligerswerk)gastvrijer te maken door begrip te kweken en inzicht te bieden inhun onbenutte kwaliteiten.

Conclusies ten aanzien van de inhoud van de praktijkenDe helft van de onderzochte praktijken richt zich op het gebruiken versterken van onbenutte arbeidsvaardigheden. De hierbeschreven praktijken zijn op een bescheiden manier succesvol. Inmeerdere projecten wordt melding gemaakt van de groteverwachtingen van de initiatiefnemers maar ook van definanciers c.q. opdrachtgevers ten aanzien van het (weer) werkenvan psychiatrische patiënten. Deze verwachtingen zijn niet altijdgebaseerd op een reëel inzicht in de beperkingen die het werkenmet een psychische handicap met zich meebrengen. De successenzijn bescheiden en liggen vooral op het vlak van het weeraanleren van arbeidsvaardigheden en het plezier dat mensendaarbij ervaren ook al wordt het hoogste doel (een betaalde baan)niet bereikt. Daar waar de verwachtingen het hoogst zijn(Wesseling groep, Daat Drenthe, KLIQ) zien we ook het grootsteaantal afvallers.De praktijken die zich richten op het deelnemen aan maatschap-pelijke activiteiten zijn het meest toegankelijk voor een bredegroep. Deze praktijken hebben tijd nodig om hun werkwijze teontwikkelen en worden daarin belemmerd door een voortdurendgevecht om financieel het hoofd boven water te houden. Zijhebben vooral ook tijd nodig om anderen (niet-GGZ-instellingen)te overtuigen van nut en noodzaak van de aanpak en van het feitdat de successen voorlopig bescheiden zullen blijven.

Conclusies ten aanzien van de werkprincipes en methodiekenMensen met een psychische handicap verschillen sterk in hunmogelijkheden en beperkingen. Daarom is maatwerk geboden en

Page 54: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

54

lijken standaardaanpakken niet te werken. Enkele professionalsconstateren dat er in het begin met een vrij grote groep hoogop-geleide mensen met een psychische handicaps de eerste successenzijn gevierd en die vrij snel hun plek hebben gevonden. Nuworden deze professionals geconfronteerd met mensen die veelmoeilijker te plaatsen zijn en regelmatig terugvallen. Dat betekentin de praktijk dat het werken met streefcijfers, zoals bij reïntegra-tieprojecten het geval is weinig productief lijkt. Doelstellingenzullen in dat geval aangepast moeten worden aan de mogelijkhe-den van de mensen waar het hier omgaat.De professionals die in de praktijken werkzaam zijn, hebben vaakwel banden met de psychiatrie, waren er werkzaam of zijn ex-cliënt. Ze hebben in deze praktijken echter een andere werkwijzemoeten ontwikkelen, van een hulpverlenersrol of een lotgenoten-rol naar een meer zakelijke en begeleidende rol. Bij ROC Zadkineen DAAT Drenthe is daarbij vooral gebruik gemaakt van deIndividuele Rehabilitatie Benadering, waarbij men uiteindelijkeen eigen aanpak heeft ontwikkeld. De benadering van KLIQheeft ook veel verwantschap met de Individuele Rehabilitatiebe-nadering van DAAT Drenthe. Bij Kwartiermaken zijn nieuwemethodieken van cliëntondersteuning en begeleiding ontwikkeldzoals een gastvrijheidsfunctionaris.

Conclusies ten aanzien van de evaluatie van de praktijkenDe praktijken die hier zijn ontwikkeld zijn op een enkeleuitzondering na (ROC Zadkine) niet systematisch geëvalueerd. Erzijn wel evaluatie-instrumenten ingezet (Incentive, KLIQ) zoalstevredenheidsonderzoek. Methodiekontwikkeling heeft in vierprojecten een belangrijke plaats maar bij de andere projecten staatdeze nog in de kinderschoenen. Datzelfde geldt voor kwaliteits-bevordering, dat door de financiële kwetsbaarheid en beperkteinbedding van de meeste projecten nog geen plaats heeftgekregen. Wat gemist wordt zijn vormen van intervisie enuitwisseling van ervaringen tussen professionals over degenoemde werkwijzen.

4.6.1 Algemene conclusiesDe aangetroffen praktijken overziend dringt de conclusie zich opdat de vermaatschappelijking van de GGZ weer met beide benenop de grond staat. Grofweg zouden we de eerste jaren waarin hetdebat over vermaatschappelijking woedde, de negentiger jaren,als het tijdperk van de grote verwachtingen kunnen kenschetsen.

Page 55: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

55

De beschreven praktijken laten zien dat het idealisme enoptimisme in de meeste gevallen hebben plaatsgemaakt voor eenmeer realistische aanpak, waarbij het idealisme een goedevoedingsbron is voor stug doorzetten. Opmerkelijk dat in dezepraktijken mensen vanuit verschillende achtergronden werkzaamzijn die werkwijzen ontwikkelen die veel overeenkomstenvertonen.

De beschreven praktijken hebben allemaal hun (kleinere)succesverhalen en verhalen over moeizame overleving. Debeschrijvingen geven een goed beeld van succes- en faalfactorenbij het bevorderen van de maatschappelijke participatie vanmensen met een psychische handicap.

Terugkerend naar de vraagstelling aan het begin van hethoofdstuk• Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren ten

aanzien van de toegankelijkheid en welke middelen zijn erdoor de (algemene) voorzieningen ingezet om dit te realise-ren?

• Zijn hieruit voorwaarden te destilleren ter bevordering vande toegankelijkheid van algemene voorzieningen voor men-sen met een psychiatrisch verleden?

Uit de bestudering van de ‘good practices’ zijn een aantalbevorderende en belemmerende factoren aan te wijzen. Bevorde-ren van toegankelijkheid vatten wij hier op als factoren die demaatschappelijke participatie van ex-psychiatrische patiëntenbevorderen dan wel belemmeren:

1. Voor het bevorderen van maatschappelijke participatie is eengedegen kennis van de doelgroep (door een geschiedenis alshulpverlener of cliënt in de GGZ) en een netwerk met allerleiinstanties noodzakelijk.

2. Een bevorderende factor is daarnaast de verdere uitwerkingen verspreiding van methodieken die in verschillende pro-jecten worden ontwikkeld die steun bieden voor professio-nals. Daarnaast blijft het werken met psychiatrische patiëntenmaatwerk. Op het moment dat het niet klikt met de professi-onal of met andere deelnemers, lijkt de kans op succes nihil.

3. In de meeste beschreven projecten is een veilige en ver-trouwde omgeving essentieel voor een goed resultaat.

Page 56: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

56

4. Voor de deelnemers zijn de beschreven praktijken ook losvan de vraag of ze het beoogde resultaat opleveren belang-rijk. Ook deelnemers die bijvoorbeeld in het project BegeleidLeren afhaakten, waren positief over het project. Dat heeft temaken met de ruimte die ze krijgen om zich te ontplooien.

Er zijn ook enkele belemmerende factoren aangewezen. Dezehebben vooral te maken met de wijze waarop middelen wordeningezet om participatie te bevorderen.

1. De bestudeerde projecten blijken zeer kwetsbaar te zijn doorgebrek aan een goede inbedding en projectfinanciering. Deprojecten zijn vaak erg afhankelijk van de inzet van enkeleindividuen. Vaak is men nog financieel (deels) afhankelijkvan GGZ instellingen (De Prael, de Klussenbus, ROC Zadki-ne). Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn het aanhakenbij een grotere organisatie of het ontwikkelen van samenwer-kingsrelaties buiten de GGZ.

2. Zeker als er hoge eisen gesteld worden aan mensen zoals inreïntegratietrajecten en begeleid leren zijn goede randvoor-waarden essentieel. Voor de deelnemers aan het BegeleidLeren traject is de studiefinanciering slecht geregeld en ditleidt tot uitval.

3. De projecten die zijn bestudeerd timmeren weinig aan deweg. Er is in het algemeen weinig ruimte voor PR en ook dekennisuitwisseling tussen professionals is gebrekkig.

4. Een belemmerende factor die vooral te maken heeft met degestelde doelen is de grote verwachtingen die er bij gemeen-ten en landelijke beleidsmakers zijn ten aanzien van betaaldwerk. De afstand tussen de arbeidsmarkt en de mensen meteen psychiatrische handicap lijkt groter te zijn geworden. Desituatie op de arbeidsmarkt is veranderd en het is moeilijkerom werk te vinden. Door aan hoge normen vast te houdenzijn de doelen voor professionals en deelnemers te hooggegrepen. De reïntegratiemarkt met aanbestedingen heefthier ook geen gunstig effect op gehad.

5. De irreële verwachtingen hebben hun oorzaak in gebrekkigekennis van betrokken partijen, zoals onderwijs, UWV engemeenten, over leven met een psychische handicap. UWVen lokale overheden hebben in sommige gevallen een teoptimistische kijk op de mogelijkheden van reïntegratie vanmensen met een psychische handicap en zijn geneigd teweinig rekening te houden met de handicaps van deze groep.

Page 57: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

57

Er is zowel sprake van een tekort aan kennis van doelgroepals teveel de nadruk op schadelastbeperking, terwijl partici-patiedoelstelling onvoldoende gewicht heeft.

.

Page 58: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...
Page 59: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

59

Verwey-

Jonker

Instituut

5 De expertbijeenkomsten overwerk en inkomen, welzijn, enervaringsdeskundigen

5.1 Inleiding

In het derde deel van dit onderzoek hebben drie expertgroepenzich, naar aanleiding van de voorlopige resultaten van hetonderzoek onder de succesvolle praktijken, gebogen over devraag welke concrete voorstellen kunnen worden gedaan om demaatschappelijke participatie van ex-psychiatrische patiënten tebevorderen. De eerste expertgroep is samengesteld uit experts ophet terrein van werk en inkomen. De tweede expertgroep issamengesteld uit experts op het terrein van zorg en welzijn. Dederde expertgroep is samengesteld uit (ex-)cliënten. In totaalhebben 22 experts deelgenomen aan de bijeenkomsten.

De drie expertgroepen hebben zich gebogen over de volgendevragen:

1. Herkent u zich in de samenvatting van de resultaten van hetonderzoek? Wat is uw commentaar? Wat mist u?

2. Wat is nodig om de maatschappelijke participatie van (ex-)psychiatrische patiënten te bevorderen op de volgendeterreinen:• werk, vrijwilligerswerk en inkomen (waaronder reïnte-

gratie en sociale activering);

Page 60: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

60

• leer- en onderwijstrajecten;• recreatie en sociale contacten.De expertgroep op het terrein van werk en inkomen zal zichmet name richten op de eerste twee terreinen, maar kan ookvoorstellen doen op recreatie en sociale contacten. De expertop Zorg en welzijn zal zich vooral richten op recreatie ensociale contacten maar kan ook voorstellen doen op de ande-re twee terreinen.

3. Moet het aanbod op lokaal of regionaal niveau zich specifiekrichten op ex-psychiatrische patiënten of is een algemeenaanbod of methodiek wenselijk die voor alle ‘sociaal kwets-bare burgers’ bedoeld is? Kortom, welk aanbod moet catego-raal zijn en welk aanbod kan algemeen zijn?

4. Op welke wijze kunnen voorzieningen op het terrein vanlotgenotencontact en ondersteuning bijdragen aan maat-schappelijke participatie?

5.2 Werk en integratie

De deelnemers herkennen zich in de paradox die in het onder-zoek geschetst wordt: alle betrokkenen zijn er van overtuigd dater toch ‘meer zou moeten kunnen’ voor deze doelgroep, maar totnu toe lukt dit niet goed. De deelnemers missen in de rapportagehet perspectief van werkgevers, als het gaat om het aan het werkkrijgen van mensen met een psychische handicap.

De volgende thema’s zijn in de expertbijeenkomst besproken.

• De behoefte van de mensen met een psychische handicapkomt onvoldoende voor het voetlicht. Dit heeft te maken methet feit dat deze cliënten terughoudend zijn in het geven vaninformatie die zijn kansen op werk kan verminderen. Vaakwordt ervan uitgegaan dat de cliënt heel goed weet wat hijwil of kan. Dat is vaak niet het geval. Aan de andere kant zijner bij de sociale diensten van gemeenten consulenten werk-zaam die onvoldoende ingevoerd zijn in de GGZ om de juistevragen te stellen.

• Er wordt vooral geïnvesteerd in de psychisch gehandicaptenmet de beste kansen. De gemeenten hanteren onder invloedvan wet- en regelgeving schadebeperkingsmechanismen

Page 61: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

61

waardoor zo min mogelijk geïnvesteerd wordt in risicoge-vallen.

• Dat komt ook doordat men vooral naar de handicap kijkt enniet naar wat mensen wel kunnen. Dit heeft tot gevolg dateen grote groep (50% of meer) van de cliënten afvalt, waar-voor geen redelijk alternatief wordt geboden. Aan deze cli-enten zou de mogelijkheid moeten worden geboden omleertrajecten te volgen (begeleid leren) op verschillende ni-veaus, en andere mogelijkheden om te participeren in desamenleving.

• De ondersteuning aan mensen met een psychische handicapdie aan leertrajecten deelnemen is niet goed geregeld. Voorsommige groepen jongeren met een psychische handicap,met name tussen de 18 en 26 jaar, betekent dit dat zij aan hunlot worden overgelaten.

• De samenwerking tussen de GGZ en de reïntegratiebedrijvenlaat te wensen over. De concurrentie wie het beste weet watgoed is voor de cliënt heeft vaak tot gevolg dat mensen meteen psychische beperking tussen de wal en het schip vallen.

• In het reïntegratiebeleid wordt onvoldoende rekeninggehouden met het feit dat mensen met een psychische beper-king zo nu en dan een terugval doormaken. Door hier op teanticiperen en in een moeilijke periode intensievere begelei-ding mogelijk te maken, kan ondersteuning op maat plaats-vinden en blijft maatschappelijke participatie mogelijk.

• Gemeenten laten kansen liggen omdat zij onvoldoendekennis hebben van de doelgroep. Projecten op het terrein vanvermaatschappelijking en reïntegratie, zoals Begeleid Leren,komen niet overeen met de doelgroepen van het gemeentelijkbeleid. Mogelijkheden om mensen via de WSW begeleid telaten leren worden niet benut, omdat dit beleid uitbesteed isaan WSW-verbanden, die hier geen belang bij hebben.

• Mensen met een psychische beperking stuiten op een gebrekaan begrip in de omgeving waarin zij willen participeren. Eris onvoldoende acceptatie van de beperking, niet alleen doorde persoon zelf, maar ook door de omgeving, zoals werkge-

Page 62: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

62

vers en lokale overheden. Een publiekscampagne naar analo-gie van de campagne over mensen met een arbeidshandicap,zou mensen met een psychische beperking meer het gevoelkunnen geven dat ze erbij horen. Deze publiekscampagnezou zich specifiek kunnen richten op werkgevers en kamersvan koophandel. Lotgenotencontactgroepen kunnen in dezecampagne een actieve rol vervullen door het verhalen vanwerknemers met een psychische handicap voor het voetlichtte brengen.

Cliëntgestuurde projecten en Lfos projecten bieden belangrijkeaanwijzingen in welk werkklimaat mensen met een psychischebeperking gedijen. Kleinschaligheid, veel aandacht voor sfeer,flexibiliteit, veiligheid en de afwezigheid van een schaamte-cultuur zijn belangrijke waarden in het personeelsbeleid.

5.3 Welzijn

Ook de deelnemers aan de expertmeeting over welzijn herkendenzich in de resultaten van het onderzoek. Zij hebben behoefte aaneen verdere aanscherping van de resultaten van het onderzoek,warbij de vraag wat de Lfos voorzieningen daaraan kunnenbijdragen meer centraal mag staan. De volgende thema’s kwamenaan de orde:

• Medewerkers van welzijnsinstellingen zouden meer gebruikmoeten maken van methodieken als Kwartiermaken en mul-tiloog bijeenkomsten om daadwerkelijk gastvrij en uitnodi-gend te zijn naar de doelgroep van psychisch gehandicapten.

• Bevorderen van maatschappelijke participatie van mensenmet een psychische handicap is voor kleine welzijnsorgani-saties een moeilijke opgave, omdat er weinig ruimte is omspecifiek in te zoemen op één doelgroep.

• Maatregelen om maatschappelijke participatie te bevorderendienen altijd een combinatie te zijn van een goed ingebeddevoorziening, een vorm van continue ondersteuning, en hetbevorderen van de gastvrijheid en toegankelijkheid voorpsychisch gehandicapten bij (welzijns) instellingen en werk-gevers.

Page 63: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

63

• Voorzieningen voor opvang en ondersteuning, zoals demeeste Lfos voorzieningen, zijn een belangrijke voorwaardevoor maatschappelijke participatie. De specifieke kenmerkenvan Lfos voorzieningen: kleinschaligheid, een eigen werkwij-ze en eigen regie van de cliënten, zijn daarin essentieel.

5.4 Ervaringsdeskundigen

De ervaringsdeskundigen benadrukken op de expertmeeting debeklemde positie waarin mensen met een psychische handicapverkeren. Cliënten hebben weinig zelfvertrouwen en hebbengrote moeite om hun plek in de maatschappij te vinden. Aan deandere kant is er ook weinig acceptabel vanuit de maatschappij.Er zijn veel vooroordelen over mensen met een psychischehandicap. Dit wordt versterkt door het gegroeide gevoel vanonveiligheid en gebrek aan tolerantie voor afwijkend gedrag. Devolgende thema’s zijn besproken.

• Cliëntgestuurde projecten en Lfos voorzieningen zijn vaakaangewezen op fondsen en regelingen (met name de zorg-vernieuwingsgelden) die verdwijnen bij de invoering van deWet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze projecten envoorzieningen zijn dan veelal aangewezen op subsidies uitde gemeentelijke kas. Omdat de doelgroep van mensen meteen psychische handicap bij veel gemeenten nog vrij onbe-kend is, vreest men voor de financiële gevolgen in de nabijetoekomst. Lfos en cliënt gestuurde projecten moeten zichmeer laten zien en aantonen dat deze voorzieningen onmis-baar zijn voor de maatschappelijke participatie van mensenmet een psychische handicap.

• De groep van mensen met een psychische handicap is zeerdivers. Sommigen (mensen met een persoonlijkheidsstoor-nis) voelen zich niet thuis bij een dagactiviteitencentrum. Eris behoefte aan meer diversiteit in opvangvoorzieningen enlotgenotencontacten. Lfos voorzieningen als de stichtingIncentive kunnen daarin een belangrijke rol vervullen.

• Als het gaat om beeldvorming over mensen met eenpsychische handicap is onderwijs een belangrijke sector.Jonge kinderen blijken al heel snel een negatief beeld te heb-

Page 64: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

64

ben van mensen met een psychische handicap. Daarnaastblijkt dat ook in beroepsopleidingen er weinig kennis vanmensen met een psychische handicap.

• Mensen met een psychische handicap hebben niet alleenbehoefte aan werk maar ook aan ontspanning. Dat is tot nutoe in het beleid van landelijke en lokale overheden onder-belicht gebleven. Er is een enorme drempel tot deelname aanalgemene welzijnsvoorzieningen. Men voelt zich snel bui-tengesloten. Cliëntgestuurde projecten en Lfos voorzienin-gen (Incentive) hebben verschillende methoden ontwikkeldom deze drempel te slijten:- Organiseren van activiteiten voor de doelgroep waar ook

anderen welkom zijn. (Voorbeeld Diepwatercollectief).Dit kan goed werken mits mensen met een psychischehandicap zich welkom blijven voelen.

- Onder leiding van trekker gaan groepjes cliënten eropuit, bezoeken musea, of andere interessante activiteiten.Later spreken cliënten onderling af om samen een acti-viteit of museum te bezoeken.

- Soms kunnen activiteiten die onder een algemene noe-mer worden georganiseerd (inloopavond) ook voormensen met een psychische handicap een goede gele-genheid zijn om anderen te ontmoeten.

Belangrijk is dat er een herkenbaar verband of club aanmensen ook een bepaalde identiteit verschaft (deelne-mers aan cursussen van het Diepwatercollectief: ik benkunstenaar). Het is minder gewenst dat algemene instel-lingen activiteiten organiseren die speciaal voor mensenmet een psychische handicap zijn bedoeld. Dat leidt ge-makkelijk tot een bevestiging van isolatie en stigmatise-ring.

• De Lfos dient zich meer dan voorheen tot Brancheorganisatiete ontwikkelen van initiatieven die buiten de GGZ tot standzijn gekomen om steun te geven aan mensen met een psychi-sche handicap die zich in de maatschappij willen handhaven.De Lfos zou de lobby naar gemeenten en andere mogelijkefinanciers moeten ondersteunen, de uitwisseling van kennisen praktijken onder de leden bevorderen, en stimuleren datcliëntgestuurde initiatieven zich aansluiten bij de Lfos. Daar-

Page 65: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

65

naast zou de Lfos een belangrijke rol kunnen spelen bij het totstand komen van een publiekscampagne om de beeldvor-ming van mensen met een psychische handicap te bevorde-ren.

5.5 De Slotbijeenkomst van de drie expertgroepen

Aan de deelnemers is een verslag toegestuurd van de expertbij-eenkomsten in de eerste ronde en een Aanzet tot discussie overbelemmeringen en voorstellen. De deelnemers aan de slotbijeen-komst zijn gevraagd om de voorstellen die aangedragen zijnvanuit de verschillende perspectieven met elkaar te verbinden entoe te werken naar concrete aanbevelingen. De onderzoeksvragenzijn daarbij richtinggevend:• Hoe kan de maatschappelijke participatie van mensen met een

psychische handicap op het terrein van werk & inkomen en welzijnbevorderd worden?

• Wat is daarbij de rol van ongebonden schilvoorzieningen?

Als eerste komt de volgende stelling in discussie:

1. Er wordt vooral geïnvesteerd in psychisch gehandicaptenmet de beste kansen op de arbeidsmarkt. De gemeentenhanteren onder invloed van wet- en regelgeving schadebe-perkingsmechanismen waardoor zo min mogelijk geïnves-teerd wordt in risicogevallen. Dit heeft tot gevolg dat eengrote groep (50% of meer) van de cliënten afvalt, waarvoorgeen redelijk alternatief wordt geboden.

Voorstel:Aan cliënten die weinig kans krijgen om door te stromen zou demogelijkheid moeten worden geboden om leertrajecten te volgen(begeleid leren) op verschillende niveaus, en andere mogelijkhe-den om te participeren in de samenleving. Zorg dat de onder-steuning aan mensen met een psychische handicap die aanleertrajecten deelnemen goed is geregeld.

Als eerste wordt door de deelnemers geconstateerd dat deaanwezigheid van voorzieningen waar mensen met eenpsychische handicap zich thuis voelen en ervaringen kunnen

Page 66: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

66

uitwisselen een basisvoorwaarde zijn voor maatschappelijkeparticipatie. Een dag heeft 24 uur. Er is meer nodig dan werk enleren. Het is echter een illusie dat je dit je deze plaatsen voorontmoeting en opvang van bovenaf kunt organiseren. De krachtvan de Lfos voorzieningen is juist dat zij ontstaan zijn vanuit debehoeften van mensen met een psychische handicap zelf en doorhun kleinschaligheid en cliëntgerichtheid ondersteuning op maatkunnen bieden.

Geconstateerd wordt dat niet alleen de gemeenten schadebeper-kingsmechanismen hanteren, ook andere partijen doen dit. In hetthema komt onvoldoende tot uiting dat alle partijen moetenaccepteren dat ondersteuning aan mensen met een psychischehandicap slechts ten dele kan worden inverdiend (doordat meninkomen ontvangt uit werk in plaats van een uitkering). Veelmeer zou gekeken moeten worden naar het maatschappelijkerendement van het deelnemen van deze doelgroep aan hetmaatschappelijk leven, door gesubsidieerde arbeid of vrijwilli-gerswerk. Op die manier kunnen mensen beter worden aange-sproken op wat ze wel kunnen in plaats van aangesproken teworden op beperkingen.

2. In het reïntegratiebeleid wordt onvoldoende rekeninggehouden met het feit dat mensen met een psychische beper-king zo nu en dan een terugval doormaken. Mensen die‘tijdelijk’ uitvallen komen vaak niet terug, want vormen eente groot risico voor werkgevers. Voor sommige groepenjongeren met een psychische handicap betekent dit dat zij aanhun lot worden overgelaten.

Voorstellen:Door hier op te anticiperen en in een moeilijke periode intensie-vere begeleiding mogelijk te maken, kan ondersteuning op maatplaatsvinden en blijft maatschappelijke participatie mogelijk. Zeteen geoormerkt gehandicaptenbudget (rugzakje) in, waaropmensen in de vorm van een loonsuppletie of een intensieverebegeleiding een beroep kunnen doen. Mogelijkheden om mensenvia de WSW begeleid te laten werken, kunnen beter wordenbenut. Dit beleid is nu vaak uitbesteed aan WSW verbanden, diehier geen belang bij hebben. Gemeenten zouden meer oog moetenkrijgen voor de mogelijkheden die de onderwijssector biedt ommensen met een psychische handicap een stap verder te brengen.

Page 67: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

67

In de discussie wordt er ingehaakt op de laatste regel van hetvoorstel. De commissie Werkend perspectief (zie hoofdstuk 2)heeft een psychische leidraad ontwikkelt voor het bestrijden envoorkomen van verzuim om psychische gronden. Een dergelijkeleidraad zou ontwikkeld moeten worden voor gemeenten gerichtop mensen met een psychische handicap die willen reïntegreren.Doel van de leidraad is om de (Sociale Dienst van) gemeentenbeter in staat te stellen goede keuzes te maken als het gaat om hetsoort trajecten en mogelijkheden die zij mensen met eenpsychische beperking kunnen aanbieden. Vanzelfsprekendmoeten cliënten worden betrokken bij het ontwikkelen van deleidraad.

Een andere expert gaat in op het idee van het rugzakje. Zijbenadrukt dat dit rugzakje altijd gekoppeld moet zijn aan eendoel, niet aan een diagnose. Andere experts onderschrijven dit,maar tegelijkertijd wordt geconstateerd dat er een spanning zal(blijven) bestaan tussen enerzijds de trend naar individualiseringvan ondersteuning (bijvoorbeeld PGB, maar ook het rugzakje-idee) en anderzijds het denken in collectieven, zoals in de WMOgebeurt. Toch kun je ook binnen collectieve regelingen heelpositieve dingen bereiken zijn voor de doelgroep. Een voorbeeldis het stepping stone programma in Engeland, waar mensen dekans krijgen om zich te ontwikkelen in een richting die zij zelfzien zitten én daarbij nuttige en praktische vaardigheden opdoen.Aan de andere kant ‘De vijandige wereld blijft’. Daarom zul je ermet dergelijke maatregelen alleen nooit komen. Je moet juist ookleidinggevenden van bedrijven, personeelschefs, etc. aan sprekenen hen uit te nodigen voor een gesprek (bijvoorbeeld via eenMultiloog bijeenkomst). Doel hiervan is om deze mensen gevoeligte maken voor de problematiek van mensen met een psychischebeperking. Het gaat om méér dan kennisoverdracht: niet alleeninformeren, maar actieve en persoonlijke betrokkenheid staatcentraal. Dit is een intensief proces, maar zeker de moeite van deinvestering waard voor alle partijen. Anderen ondersteunen datHet is goed als ook bijvoorbeeld de werkgever, of de omgevingvan mensen met en psychische beperking wordt aangesproken!

Page 68: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

68

3. De behoefte van mensen met een psychische handicap komtonvoldoende voor het voetlicht. Cliënten zijn terughoudendin het geven van informatie, omdat zij vrezen dat daarmee dekansen op werk verminderen. De kans op uitval na verloopvan tijd is echter hoog als de werkgever onvoldoende infor-matie heeft over de handicap en hier onvoldoende rekeningmee kan houden. Ook wordt vaak aangenomen dat de cliëntheel goed weet wat hij wil of kan. Dit wordt versterkt door degebrekkige samenwerking tussen de reïntegratiesector en deGGZ.

Voorstel:Geen concrete voorstellen gedaan.

In alle expertbijeenkomsten is geconstateerd dat een veilige ensteunende omgeving voor mensen met een psychische handicapvan groot belang is bij het inschatten en beoordelen van hunbehoeften en wensen. Er is geconstateerd dat er een groot gebrekis aan zelfvertrouwen bij mensen met een psychische handicap,maar ook aan overschatting van mogelijkheden. Het is belangrijkis om te kijken naar de voorwaarden waaronder deze steunendeomgeving gecreëerd kan worden. Hier is meer voor nodig danalleen ‘aandacht’. De ‘context’ moet werkelijk ontvankelijkworden voor behoeften van mensen met een psychischehandicap.Mogelijk kan dit het beste worden gerealiseerd in de omgevingwaarin de cliënt zijn behoeften wil realiseren, bijvoorbeeld dooron the job learning. Dus: knelpunten aanpakken waar hetplaatsvindt. Anderen zijn het hiermee eens maar benadrukkendat de groep mensen met een psychische beperking zeer divers is.Daarom moeten maatregelen ook altijd ‘op maat’ zijn. Er wordteen voorbeeld aangehaald van een presentatie van een groepervaringsdeskundigen bij de SPW-opleiding van het ROCZadkine. Voor deze presentatie zijn ook mensen uitgenodigd vande ‘gewone’ SPW-opleiding. Dat bleek een groot succes.Belangrijk hierbij is dat de ervaringsdeskundigen veel steun aanelkaar hadden en dat de omgeving hiervoor ontvankelijk isgemaakt.

Page 69: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

69

Waarmee ook rekening moet worden gehouden is dat reïntegratieniet als een lineair proces verloopt. Ook als mensen (vrijwilli-gers)werk hebben gevonden, dan blijven zij het soms op prijsstellen om contact te houden met ‘oude’ (lotgenoten(netwerken)of ondersteuning. Er blijven dus allerlei combinatie bestaan(functioneren als ‘normale’ burger én behoefte aan lotgenoten-contact). De Lfos kan zich realiseren dat zij sowieso een belangrij-ke functie kan hebben in het leven van kwetsbare mensen ook alszij maatschappelijk participeren.Een ervaringsdeskundige brengt naar voren dat als je als persoonmet een psychische beperking maatschappelijk wilt participeren,je moet beginnen in je eigen omgeving ondersteuning te krijgen.

4. Mensen met een psychische beperking stuiten op een gebrekaan begrip in de omgeving waarin zij willen participeren. Eris onvoldoende acceptatie van de beperking, niet alleen doorde persoon zelf, maar ook door de omgeving, zoals werkge-vers en lokale overheden.

Voorstel:Een publiekscampagne naar analogie van de campagne overmensen met een arbeidshandicap, zou mensen met een psychi-sche beperking meer het gevoel kunnen geven dat ze erbij horen.Deze publiekscampagne zou zich specifiek kunnen richten opwerkgevers en kamers van koophandel. Lotgenotencontactgroe-pen kunnen in deze campagne een actieve rol vervullen doorverhalen van werknemers met een psychische handicap voor hetvoetlicht te brengen.Als het gaat om beeldvorming over mensen met een psychischehandicap is onderwijs een belangrijke sector. Jonge kinderenblijken al heel snel een negatief beeld te hebben van mensen meteen psychische handicap.

Dit thema is in de slotbijeenkomst niet verder uitgewerkt.

Page 70: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

70

5. Grote welzijnsorganisaties en gemeenten nemen onvoldoen-de kennis van goede praktijken gericht op bevordering vanmaatschappelijke participatie van mensen met een psychi-sche handicap, zoals Kwartiermaken en Multiloog. Ook dekennis die is opgebouwd door Lfos voorzieningen en zelf-hulpgroepen wordt weinig gebruikt.

Voorstel:Vernieuwende methodieken op het terrein van het bevorderenvan maatschappelijke participatie van mensen met een psychi-sche handicap zouden op de professionele opleidingen eenbelangrijke plaats moeten innemen. Daarnaast dient kennis overdeze methodieken aanwezig te zijn in lokale zorgnetwerken.

Hierbij wordt opgemerkt dat hiervoor nodig is dat er voorwaardenworden gecreëerd waaronder Multiloog en/of Kwartiermakenkunnen worden ingezet. Multiloog oogt eenvoudig, maar is hetniet. Het is en blijft lastig om bijvoorbeeld hulpverleners zover tekrijgen dat zij over persoonlijke ervaringen willen praten. Eenindividuele benadering van mensen, gecombineerd met mond totmond reclame werkt het beste. In dit kader kan ook de rehabilita-tiebenadering genoemd worden. Ook deze wil uitgaan van gelijkemachtsverhoudingen tussen cliënten en professional.De deelnemers zijn het er over eens dat het van belang is om erniet alleen voor te zorgen dat er kennis aanwezig is bij professio-nals over (vernieuwende) methodieken, maar ook dat ervoldoende bereidheid ontstaat om op basis van gelijkwaardigheidmet elkaar te spreken.

Page 71: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

71

6. Mensen met een psychische handicap hebben niet alleenbehoefte aan werk maar ook aan ontspanning. Dat is tot nutoe in het beleid van landelijke en lokale overheden onderbe-licht gebleven. Er is een enorme drempel tot deelname aanalgemene welzijnsvoorzieningen (buurt en clubhuizen, sporten recreatie). Men voelt zich snel buitengesloten en er kunnenook financiële redenen zijn om niet deel te nemen. Het isechter ook ongewenst dat algemene instellingen activiteitenorganiseren die speciaal voor mensen met een psychischehandicap zijn bedoeld. Dat leidt gemakkelijk tot een bevesti-ging van isolatie en stigmatisering.

Voorstellen:Cliëntgestuurde projecten en Lfos voorzieningen (Incentive)hebben verschillende methoden ontwikkeld om deze drempel teslijten:• Organiseren van activiteiten voor de doelgroep waar ook

anderen welkom zijn. (Voorbeeld Diepwatercollectief.) Ditkan goed werken mits mensen met een psychische handicapzich ook welkom blijven voelen.

• Onder leiding van trekker gaan groepjes cliënten erop uit,bezoeken musea, of andere interessante activiteiten. Laterspreken cliënten onderling af om samen een activiteit ofmuseum te bezoeken (Stichting Incentive).

• Soms kunnen activiteiten die onder een algemene noemerworden georganiseerd (inloopavonden) ook voor mensenmet een psychische handicap een goede gelegenheid zijn omanderen te ontmoeten (Incentive, platform Almere).

Hieraan moet worden toegevoegd dat good practices bij de Lfosmeer verspreid en uitgewisseld worden. Een van de aanwezigenvoorspelt dat in de toekomst club en buurthuizen steeds meerzullen verdwijnen. Als mensen willen ontspannen en recreërenzullen zij zich aan moeten sluiten bij privé-clubs of andereverbanden. Hij pleit er daarom voor dat consumerrun-activiteitenhier oog voor hebben en ‘de boer op gaan’. Je zou je kunnenvoorstellen dat samenwerkende cliëntgestuurde projecten oplokaal niveau nauwer met elkaar gaan samenwerken bij hetbieden van onderlinge hulp en ondersteuning van mensen met

Page 72: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

72

een psychische handicap, waarbij faciliteiten, zoals een gebouw,gezamenlijk beheerd worden.Andere experts onderschrijven dit. Je zou als Lfos voorzieningmoeten aansluiten/aanhaken bij voorzieningen die reedsgefinancierd worden. Het Informatie Steunpunt (ISP) in Haarlemis bijvoorbeeld medeondertekenaar van het OGGZ convenant.Hierdoor kunnen zij aanspraak maken op middelen. Kortom, hetISP gaat in de uitvoering zitten. Voor sommige Lfos-voorzieningenzou dit ook een goede oplossing kunnen zijn, voor het financieeloverleven. Vanuit het perspectief van de gemeente kan eenongebonden schilvoorzieningen een aantrekkelijk alternatief zijnvoor de duurdere algemene welzijnsvoorzieningen. Dezeinschatting kan niet bij iedereen rekenen op veel vertrouwen. Hetis niet waarschijnlijk is dat gemeenten op deze manier tegencliëntgestuurde projecten aankijken. Je kunt verwachten dat metde invoering van de WMO de cliëntgestuurde projecten nog meerin de kou zullen komen te staan. De vertegenwoordiger van hetISP beaamt dat er een aantal jaar van massage en overleg nodig isvoordat de gemeente openstaat voor dergelijke plannen.

Page 73: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

73

7. Voorzieningen voor opvang en ondersteuning, zoals demeeste Lfos voorzieningen, zijn een belangrijke voorwaardevoor maatschappelijke participatie, vanwege de veiligheid enbeschutting die ze bieden voor mensen met een psychischehandicap. De specifieke kenmerken van Lfos voorzieningen:kleinschaligheid, een eigen werkwijze en eigen regie van decliënten, zijn daarin essentieel. Er is voor deze voorzieningeneen spanning tussen de noodzaak om te overleven en gebruikte maken van verschillende subsidiestromen aan de ene kanten het behoud van kleinschaligheid en eigen regie van cliën-ten aan de andere kant.

Voorstel:De behoeften van mensen met een psychische handicap dient hetuitgangspunt te zijn. Er is vooral behoefte aan meer diversiteitaan voorzieningen op het terrein van opvang, lotgenotencontac-ten en maatschappelijke participatie, met behoud van kleinscha-ligheid en eigen regie van cliënten. Niet iedereen voelt zich thuisin een dagactiviteitencentrum (bijvoorbeeld mensen met eenpersoonlijkheidsstoornis). Belangrijk hierbij is dat een herkenbaarverband of club aan mensen ook een bepaalde identiteit verschaft(deelnemers aan cursussen van het Diepwatercollectief: ik benkunstenaar).

Voorgesteld wordt een aanbeveling op te nemen die ervoor pleitdat Lfos-voorzieningen niet door de invoering van de WMOtussen wal en schip komen te vallen. Er zou een overgangsrege-ling moeten komen voor cliëntgestuurde projecten en Lfosvoorzieningen die voor mensen met een psychische handicap eenaanbod willen bieden, zodat ze in ieder geval kunnen overlevenna de invoering van de WMO.

Page 74: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

74

8. Cliëntgestuurde projecten en Lfos voorzieningen zijn vaakaangewezen op fondsen en regelingen (met name de zorg-vernieuwingsgelden) die verdwijnen bij de invoering van deWet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze projecten envoorzieningen zijn voor de toekomst vooral aangewezen opsubsidies uit de gemeentelijke kas. Omdat de doelgroep vanmensen met een psychische handicap bij veel gemeenten nogvrij onbekend is, vreest men voor de financiële gevolgen inde nabije toekomst.

Voorstellen:Lfos en cliënt gestuurde projecten moeten zich meer laten zien enaantonen dat deze voorzieningen onmisbaar zijn voor demaatschappelijke participatie van mensen met een psychischehandicap. De Lfos zou meer aan de weg moeten timmeren met dekennis die bij haar leden aanwezig is over het bevorderen vanmaatschappelijke participatie, met name richting gemeenten. DeLfos dient zich meer dan voorheen tot Brancheorganisatie teontwikkelen van initiatieven die buiten de GGZ tot stand zijngekomen om steun te geven aan mensen met een psychischehandicap die zich in de maatschappij willen handhaven. De Lfoszou de lobby naar gemeenten en andere mogelijke financiersmoeten ondersteunen, de uitwisseling van kennis en praktijkenonder de leden bevorderen, en stimuleren dat cliëntgestuurdeinitiatieven zich aansluiten bij de Lfos. Daarnaast zou de Lfos eenbelangrijke rol kunnen spelen bij het tot stand komen van eenpubliekscampagne om de positieve beeldvorming van mensenmet een psychische handicap te bevorderen.

Als aanvulling stellen de deelnemers aan de slotbijeenkomst dathet belangrijk is dat de Lfos vooral de inhoudelijke betekenis van deprojecten zichtbaar maakt. Hierdoor kan aangetoond worden datde Lfos voorzieningen een basisvoorziening vormen voor mensenmet een psychische handicap als alternatief voor een GGZaanbod. Voor gemeenten betekent dit dat de Lfos voorzieningeneen belangrijke partij kan zijn bij het ontwikkelen en –verderuitbouwen van een ondersteuningsaanbod ten behoeve van ex-psychiatrische patiënten.

Page 75: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

75

Verwey-

Jonker

Instituut

6 Slotconclusies en aan-bevelingen

6.1 Inleiding

In opdracht van de Landelijke Federatie van OngebondenSchilvoorzieningen (Lfos) heeft het Verwey-jonker Instituut eenonderzoek uitgevoerd naar de toegankelijkheid van algemenevoorzieningen voor mensen met een psychische handicap. Metalgemene voorzieningen wordt gedoeld op voorzieningen die inprincipe voor iedereen toegankelijk zouden moeten zijn en ookvanuit de algemene middelen (grotendeels) gefinancierd worden.Het onderzoek richt zich specifiek op die mensen met eenpsychische handicap die op de Lfos voorzieningen aangewezenzijn. 3Gebruikers kiezen meestal bewust en gemotiveerd voordeze voorzieningen. Ook de ongebonden schilvoorzieningenlopen echter steeds weer aan tegen de discrepantie tussen debehoefte van mensen met een psychische handicap aan maat-schappelijke participatie en de mogelijkheden die daarvoorgeboden worden. In principe zouden algemene voorzieningen

3 Door de in paragraaf 6.2 gememoreerde wijzigingen in de beleidscontext kan geen

strikte onderscheid meer gemaakt worden tussen mensen idee gebruik maken van

GGZ- voorzieningen en mensen die gebruik maken van het aanbod van ongebonden

schilvoorzieningen. Daar in dit onderzoek alleen gesproken is met deelnemers aan

ongebonden schilvoorzieningen kunnen echter geen uitspraken worden gedaan over

mensen met een psychische handicap in het algemeen.

Page 76: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

76

toegankelijk moeten zijn voor mensen met een psychischehandicap, maar in de praktijk is de drempel te hoog voor dezespecifieke doelgroep. Dit betekent dat deze mensen feitelijk eenaanbod onthouden wordt waaraan zij behoefte hebben. Daaromis het noodzakelijk om te kijken welke veranderingen noodzake-lijk zijn om domeinen buiten de GGZ toegankelijk te maken voormensen met een psychiatrisch verleden die echter geen onder-steuning willen vanuit de GGZ.In het onderzoek is tevens nagegaan welke functie de ongebon-den schilvoorzieningen kunnen vervullen ten aanzien van hetvergroten van de toegankelijkheid van de algemene voorzienin-gen voor mensen met een psychiatrische verleden.De volgende vraagstellingen staan daarbij centraal:

1. Wat zijn de belemmerende dan wel bevorderende factoren bijde toegankelijkheid van algemene voorzieningen op hetterreinen van ‘welzijn’ en ‘werk & inkomen’ voor (deelne-mers aan ongebonden schilvoorzieningen?

2. Welke maatregelen dienen genomen te worden om detoegang tot deze domeinen buiten de GGZ voor (ex-)cliëntente vergroten en welke functie kunnen de ongebonden schil-voorzieningen hierin vervullen?

6.2 Gewijzigde beleidscontext

Als eerste is in hoofdstuk 2 een beeld gegeven van de snellewijzigingen in de beleidscontext die zich de laatste anderhalf jaar,toen het onderzoek van start ging, hebben voorgedaan. Devermaatschappelijking in de zorg krijgt in wet- en regelgeving,zoals de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), concreet gestalte. Dit betekent in de praktijk dat mensenmet een psychische handicap voor meer dan in het verledenaangewezen zijn op de gemeenten en de door hen ingekochtediensten, om maatschappelijk te participeren. Onder invloed vande discussie over vermaatschappelijking en de nieuwe verant-woordelijkheden van de gemeenten op het terrein van werk eninkomen en welzijn, is de nadruk verschoven van toegankelijk-heid van voorzieningen voor mensen met een psychischehandicap naar het stimuleren van ‘meedoen’ van mensen met eenpsychische handicap. Daarbij gaat het om ‘inclusief beleid’: hetslechten van praktische drempels om maatschappelijk teparticiperen, maar ook om het bestrijden van negatieve beeld-

Page 77: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

77

vorming (Wet Gelijke Behandeling) en het stimuleren van mensenmet een psychische handicap door reïntegratieprojecten endeelname aan (gesubsidieerde) arbeidsprojecten (Wet werk enbijstand). In hoofdstuk 2 wordt deze bredere benaderingonderschreven maar ook gewaarschuwd voor valkuilen.Tegenover het zorgperspectief krijgt nu een burgerschapsper-spectief overmatige nadruk. Het zorgperspectief dat in de GGZvoorzieningen centraal staat, kan ertoe kan leiden dat mensenmet een psychische handicap afgeschermd worden van demaatschappij en onvoldoende gestimuleerd worden ommaatschappelijk te participeren. Vanuit de gemeenten en desociale diensten lijkt er eerder sprake te zijn van een burger-schapsperspectief. Het benadrukken van het als volwaardigburger participeren in de maatschappij kan het zicht beperken opde belemmeringen die een psychische handicap met zichmeebrengen.De invoering van de WMO biedt voor mensen met een psychi-sche handicap kansen en risico’s. Kansen liggen er met name ophet terrein van goed sluitende keten van zorg en ondersteuningop lokaal niveau. Risico’s liggen er met name op het terrein vaneen gebrek aan samenhangend beleid en kennis ten aanzien vanmensen met complexe problemen. Voor de meeste Lfos voorzie-ningen betekent het dat zij moeten concurreren met andere lokalevoorzieningen en hun bestaansrecht moeten bewijzen. Definanciering vanuit de AWBZ /zorgvernieuwingsgelden staatvoor de meeste voorzieningen op de tocht.

6.3 Lfos voorzieningen en hun gebruikers

In de eerste fase van het onderzoek zijn 7 ongebonden schilvoor-zieningen bezocht, waaronder opvangvoorzieningen, voorzienin-gen op het terrein van informatie en voorlichting, vriendendien-sten, recreatie, maatschappelijke activiteiten en arbeidsrehabilita-tie. In 5 van deze voorzieningen zijn gesprekken gevoerd met dedeelnemers. In totaal namen 33 gebruikers aan deze gesprekkendeel. De gespreksthema’s waren wonen, welzijn enwerk/inkomen

De meeste deelnemers wonen zelfstandig, drie deelnemers nemendeel aan een begeleid wonen projecten en 5 deelnemers wonen ineen opvanghuis. Op één (dakloze) gebruiker na zijn de deelne-mers tevreden over hun woonsituatie. Problemen kunnen er

Page 78: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

78

ontstaan bij opname. Er moet dan geregeld worden dat eenzaakwaarnemer de huur overmaakt en de post verzorgt.De deelnemers hebben geen van allen een betaalde baan. Menheeft een WAO/Wajong uitkering of zit in de bijstand. De nieuweherkeuringen en reïntegratie-activiteiten in het kader van de Wetwerk en bijstand zorgen voor veel onrust bij de deelnemers. Deangst om een betaalde arbeid niet aan te kunnen (stress) is groot.Nog groter is de angst voor de papieren rompslomp, die hiermeegepaard kan gaan. Enkele deelnemers hebben ervaringen met hetCWI en menen dat de medewerkers niet deskundig zijn als hetgaat om cliënten met een psychiatrische handicap. Veel deelne-mers doen vrijwilligerswerk. Dit omvat aan scala aan activiteiten,vaak gelieerd aan GGZ instellingen (dagactiviteitencentra,inloophuis, cliëntenraad). Belangrijk in dit vrijwilligerswerk is datdit gebeurt in een setting waarin begrip is voor de handicap.Sommigen kiezen bewust voor een activiteit buiten de GGZ.Voor de meeste deelnemers is het maatschappelijk werk debelangrijkste welzijnsvoorziening. Zij maken hiervan gebruik omde financiële problemen de baas te worden, een woning te zoekenen informatie te krijgen over diensten in de buurt. De deelnemersnemen wel deel aan sportactiviteiten. De meesten beoefenen desportactiviteiten binnen het ggz-circuit. Ook andere activiteiten,zoals hobby’s blijken meestal met andere ggz-cliënten te wordenondernomen. Dat geldt ook voor vakantie. De reden dat men nietdeelneemt aan algemene welzijnsactiviteiten is dat men zichbuitengesloten voelt. Ook financiële belemmeringen spelen eenrol.

De ongebonden schilvoorzieningen zijn voor de deelnemersbijzonder waardevol. Belangrijk is daarbij de mogelijkheden vansociale contacten met medegebruikers, vrijwilligers en beroeps-krachten. Men voelt zich in deze omgeving veilig en geaccep-teerd. In de praktijk vormen de sociale contacten in de ongebon-den schilvoorziening een groot deel van hun sociale netwerk.De meeste ongebonden schilvoorzieningen zien het als hunbelangrijkste taak om opvang en een beschermde omgeving tebieden waar mensen onderlinge contacten kunnen opbouwen.Daarin slagen zij zeer goed. Het stimuleren van maatschappelijkeparticipatie is door sommige Lfos voorzieningen ook als doelgesteld. Dat blijkt in de praktijk lastig te zijn. Een voorbeeld is deStichting Incentive die deelnemers stimuleert om activiteiten inde reguliere maatschappij te ondernemen In de praktijk blijkt deStichting geen tijdelijke toevluchtshaven te zijn als opstap voor

Page 79: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

79

deelname aan reguliere voorzieningen. Incentive is een perma-nente voorziening die voor de deelnemers een onvervangbare rolinneemt in het dagelijks leven.

6.4 Goede praktijken van toegankelijkheid vanalgemene voorzieningen voor mensen met eenpsychische handicap

In het tweede deel van het onderzoek zijn de onderzoekers opzoek gegaan naar goede praktijken van toegankelijkheid vanalgemene voorzieningen. Omdat initiatieven die tot doel hebbende toegankelijkheid van voorzieningen voor (ex-)ggz-cliënten tevergroten vanuit verschillende invalshoeken kunnen wordenontwikkeld, is gekozen voor het selecteren van 4 praktijken vanongebonden schilvoorzieningen, 4 GGZ/consumerrun-projectenen 4 projecten van ‘buiten’ de GGZ. Op deze manier wordt inonze analyse de diversiteit van de ontwikkelde initiatievenvertaald. Er is gekeken naar praktijken die bij de Lfos, bij ggz-Nederland, bij Regio consult Nederland bekend zijn of en ingrijze literatuur worden genoemd. De praktijken zijn geselecteerdaan de hand van enkele globale criteria met betrekking tot dedoelgroep, doelstelling van praktijken en behoeften van mensenmet een psychische handicap. In beperkte mate is er gekeken naarmethodiek en effectiviteit. De selectie moet niet opgevat wordenals een aanwijzing dat andere praktijken niet interessant zijn ofniet effectief zijn. Het gaat om de volgende projecten:

1. Brouwerij De Prael te Amsterdam2. Coachingstraject Zorggebruikersbundeling te Almere3. Daat Drenthe4. De Klussenbus te Eindhoven5. Stichting De Wegwijs te Utrecht6. Incentive te Schiedam7. Inloophuis Psychiatrie te Leiden8. Vestiging reïntegratiebedrijf KLIQ te Venlo9. Kwartiermaken10. ROC Zadkine te Rotterdam11. Stichting Roer in Handen te Amsterdam12. Wesselinggroep/Equal te Veenendaal

Deze 12 praktijken zijn in hoofdstuk 4 (kort) en in de bijlage(uitgebreid) beschreven aan de hand van een aantal onderwer-

Page 80: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

80

pen, zoals doelstelling/ doelgroep, methodiek etc. De beschrij-ving van de praktijken geeft inzicht in de mogelijkheden om eenintegraal ondersteuningsaanbod voor mensen met een psychischehandicap te ontwikkelen, voor mensen die niet afhankelijk(willen) zijn van de GGZ.De beschreven praktijken hebben allemaal hun kleine succesver-halen en verhalen over moeizame overleving. In het algemeenkan worden geconcludeerd dat maatschappelijke participatie vanmensen met een psychische handicap meer dan in het verledenop de maatschappelijke agenda is gekomen en dat de deelnemersaan de projecten veelal zeer positief zijn over de mogelijkhedendie worden aangebonden. Daarnaast blijkt het behalen vansuccessen op dit terrein vaak een kwestie van lange adem. Debeschrijvingen geven een goed beeld van succes- en faalfactorenbij het bevorderen van de maatschappelijke participatie vanmensen met een psychische handicap.

Uit de bestudering van de ‘good practices’ zijn een aantalbevorderende en belemmerende factoren aan te wijzen. Factorendie de maatschappelijke participatie van ex-psychiatrischepatiënten bevorderen zijn:

1. Voor het bevorderen van maatschappelijke participatie is eengedegen kennis van de doelgroep (door een geschiedenis alshulpverlener of cliënt in de GGZ) en een netwerk met allerleiinstanties noodzakelijk.

2. Een bevorderende factor is daarnaast de verdere uitwerkingen verspreiding van methodieken die in verschillende pro-jecten worden ontwikkeld die steun bieden voor professio-nals. Daarnaast blijft het werken met psychiatrische patiëntenmaatwerk. Op het moment dat het niet klikt met de professi-onal of met andere deelnemers, lijkt de kans op succes nihil.

3. In de meeste beschreven projecten is een veilige en ver-trouwde omgeving essentieel voor een goed resultaat.

4. Voor de deelnemers zijn de beschreven praktijken ook losvan de vraag of ze het beoogde resultaat opleveren belang-rijk. Dat heeft te maken met de ruimte die ze krijgen om zichte ontplooien.

Er zijn ook enkele belemmerende factoren aangewezen. Dezehebben vooral te maken met de wijze waarop middelenworden ingezet om participatie te bevorderen.

Page 81: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

81

1. De bestudeerde projecten blijken zeer kwetsbaar te zijn doorgebrek aan een goede inbedding en projectfinanciering. Deprojecten zijn vaak erg afhankelijk van de inzet van enkeleindividuen. Vaak is men nog financieel (deels) afhankelijkvan GGZ instellingen (De Prael, de Klussenbus, ROC Zadki-ne). Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn het aanhakenbij een grotere organisatie of het ontwikkelen van samenwer-kingsrelaties buiten de GGZ.

2. Zeker als er hoge eisen gesteld worden aan mensen zoals inreïntegratietrajecten en begeleid leren zijn goede randvoor-waarden essentieel. Voor de deelnemers aan het BegeleidLeren traject van ROC Zadkine is de studiefinanciering slechtgeregeld en dit leidt tot uitval.

3. De projecten die zijn bestudeerd timmeren weinig aan deweg. Er is in het algemeen weinig ruimte voor PR en ook dekennisuitwisseling tussen professionals is gebrekkig.

4. Een belemmerende factor die vooral te maken heeft met degestelde doelen is de grote verwachtingen die er bij gemeen-ten en landelijke beleidsmakers zijn ten aanzien van betaaldwerk. De afstand tussen de arbeidsmarkt en de mensen meteen psychiatrische handicap lijkt groter te zijn geworden. Desituatie op de arbeidsmarkt is veranderd en het is moeilijkerom werk te vinden. Door aan hoge normen vast te houdenzijn de doelen voor professionals en deelnemers te hooggegrepen. De reïntegratiemarkt met aanbestedingen heefthier ook geen gunstig effect op gehad.

5. De irreële verwachtingen hebben hun oorzaak in gebrekkigekennis van betrokken partijen, zoals onderwijs, UWV engemeenten, over leven met een psychische handicap. UWVen lokale overheden hebben in sommige gevallen een teoptimistische kijk op de mogelijkheden van reïntegratie vanmensen met een psychische handicap en zijn geneigd teweinig rekening te houden met de handicaps van deze groep.Er is zowel sprake van een tekort aan kennis van doelgroepals teveel de nadruk op schadelastbeperking, terwijl partici-patiedoelstelling onvoldoende gewicht heeft.

In deel 3 van het onderzoek zijn aan een 25 tal experts op hetterrein van werk/inkomen, welzijn en ervaringsdeskundigen deresultaten van het onderzoek tot nu toe voorgelegd en hetverzoek om enkele concrete voorstellen te formuleren op deverschillende terreinen. Van de verschillende bijeenkomsten is inhoofdstuk 5 verslag gedaan.

Page 82: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

82

6.5 Conclusies en aanbevelingen

De onderzoekers komen op basis van de expertbijeenkomsten totde volgende conclusies en aanbevelingen.Richtinggevend daarbij waren de onderzoeksvragen:

• Wat zijn belemmerende dan wel bevorderende factoren bij detoegankelijkheid van algemene voorzieningen op het terrein van‘welzijn’, ‘werk en inkomen’ voor deelnemers aan ongebondenschilvoorzieningen?

• Hoe kan de maatschappelijke participatie van mensen met eenpsychische handicap op het terrein van werk & inkomen en welzijnbevorderd worden?

• Wat is daarbij de rol van ongebonden schilvoorzieningen?

Belemmerende en bevorderende factoren bij de toegankelijkheidvan algemene voorzieningenDe belangrijkste factor die de toegankelijkheid van welzijnsvoor-zieningen belemmert is het gegeven dat mensen met eenpsychische handicap zich buitengesloten voelen in het regulierewelzijnsaanbod. Mensen met een psychische handicap hebbenniet alleen behoefte aan werk maar ook aan ontspanning. Er iseen enorme drempel tot deelname aan algemene welzijnsvoor-zieningen (buurt en clubhuizen, sport en recreatie). Men voeltzich snel buitengesloten en er kunnen ook financiële redenen zijnom niet deel te nemen. Er is onvoldoende acceptatie van depsychische handicap bij beroepskrachten en bij andere deelne-mers. Aan de andere kant hebben mensen met een psychischehandicap geen reëel beeld van de eigen mogelijkheden. Er issprake van gebrek aan zelfvertrouwen. Men voelt zich vertrouwden geaccepteerd in de omgeving van anderen mensen met eenpsychische handicap. Deelname aan sport en recreatieactiviteitenvindt plaats in groepsverband in gezelschap van en gesteunddoor mede-lotgenoten.Op het terrein van werk en inkomen is er een grote kloof tussende behoefte van mensen met een psychische handicap om aangecombineerde werk- en leertrajecten deel te nemen en de eisendie in deze trajecten aan hen gesteld worden. Onder invloed vanwet en regelgeving (WWB, afbouwen gesubsidieerde arbeid)worden schadebeperkingsmechanismen gehanteerd die mensenmet een psychische handicap ernstig duperen. Een grootpercentage (50% of meer) van mensen met een psychische

Page 83: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

83

beperking die een reïntegratietraject ingaan vallen af en henwordt ook geen redelijk alternatief geboden. Er wordt daarbijdoor de lokale en landelijke overheid onvoldoende gekeken naarhet maatschappelijke rendement van het deelnemen van dezedoelgroep aan het maatschappelijk leven, door gesubsidieerdearbeid of vrijwilligerswerk.Mensen met een psychische beperking stuiten op een gebrek aanbegrip in de omgeving waarin zij willen participeren. Er isonvoldoende acceptatie van de beperking, niet alleen door depersoon zelf, maar ook door de omgeving, zoals werkgevers enlokale overheden. In het reïntegratiebeleid wordt onvoldoenderekening gehouden met het feit dat mensen met een psychischebeperking zo nu en dan een terugval doormaken. Mensen die‘tijdelijk’ kunnen uitvallen krijgen weinig kans, want vormen eente groot risico voor werkgevers. Vooral voor jongeren met eenpsychische handicap, die net op de arbeidsmarkt verschijnenbetekent dit dat zij aan hun lot worden overgelaten.Een belemmerende factor is de kwetsbaarheid van de meesteongebonden schilvoorzieningen. Tot nu toe zijn deze initiatievenovereind gehouden dankzij zorgvernieuwingsgelden enbijdragen uit de gemeentelijke kas. Nu de zorgvernieuwingsgel-den verdwijnen is de toekomst van veel van deze voorzieningenongewis.

Hoe kan de maatschappelijke participatie bevorderd worden?Voor de bevordering van maatschappelijke participatie vanmensen met een psychische handicap is een tweezijdige aanpaknoodzakelijk. Aan de ene kant dient er door middel vanondersteuning en opleiding geïnvesteerd te worden in detoename van kansen en het zelfvertrouwen van mensen met eenpsychische handicap. Anderzijds is het noodzakelijk de omgevingwaarin zij gaan functioneren hiervoor ontvankelijk te maken enbegrip te kweken voor de specifieke beperkingen. Er zijn in ditkader methodieken ontwikkeld om maatschappelijke participatievan mensen met een psychische handicap te bevorderen, zoals deRehabilitatiebenadering, Kwartiermaken en Multiloog. Deze zijntot nu toe onvoldoende bekend bij gemeentelijke diensten enwelzijnswerk. Ook de kennis die is opgebouwd door Lfosvoorzieningen en zelfhulpgroepen wordt weinig gebruikt.

De rol van ongebonden schilvoorzieningenAan de ene kant zijn er de eisen van de maatschappij die iedereburger oproept tot meedoen, maar feitelijk onvoldoende aandacht

Page 84: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

84

heeft voor de diverse mogelijkheden, wensen en behoeften van demensen met een psychische handicap. Aan de andere kant is er degedesillusioneerde (ex-)cliënt van de GGZ, die constateert dat ergeen plaats lijkt te zijn voor zijn of haar specifieke mogelijkheden,behoeften en wensen en daarin zonder steun van buitenaf inberust. Dit heeft tot gevolg dat ondersteuningsstructuren, zoalsde ongebonden schilvoorzieningen een zwaardere taak krijgendan zij feitelijk ambiëren Niet alleen bieden zij een ’steuntje in derug’, ’lotgenotencontact’ of ’praktische steun en informatie bijreïntegratie’; de ondersteuningsstructuren zijn vaak de enigemaatschappelijke structuren waarin men participeert. Vanvermaatschappelijking is dan geen sprake. Het is eerder zo datmen - bij gebrek aan een plek in de 'gewone' maatschappij - eenminimaatschappij creëert waar (ex-)ggz-cliënten op een be-schermde en veilige manier kunnen leven.Daar waar mensen met een psychische handicap maatschappelijkparticiperen blijkt onderlinge steun essentieel te zijn. Deongebonden schilvoorzieningen zijn voor de deelnemersbijzonder waardevol. Men voelt zich in deze omgeving veilig engeaccepteerd. De kracht van deze voorzieningen is dat zijontstaan zijn vanuit de behoeften van mensen met een psychischehandicap zelf en door hun kleinschaligheid en cliëntgerichtheidondersteuning op maat kunnen bieden. Deze voorzieningenvormen een soort thuisbasis waar men steun aan elkaar heeft enwaar men op terug kan vallen als men (vrijwilligers)werkgevonden heeft. Een belangrijke kanttekening daarbij is dat eroog moet zijn voor de diversiteit van de behoeften doelgroep.Niet iedereen voelt zich thuis in een dagactiviteitencentrum ofeen opvangcentrum. Voor gemeenten kunnen de ongebondenschilvoorzieningen een belangrijke partij zijn bij het ontwikkelenen verder uitbouwen van een ondersteuningsaanbod ten behoevevan ex-psychiatrische patiënten.

In de toekomst zullen door de wijziging van de AWBZ en deinvoering van de WMO deze voorzieningen aangewezen zijn opfinanciering door de gemeente of ondersteuning vanuit hetalgemene welzijnswerk. Er is vooral behoefte aan faciliteiten enbeperkte financiële ondersteuning waar een diversiteit aanactiviteiten op het terrein van ontmoeting, lotgenotencontact,cursussen, vaardigheidstrainingen en initiatieven voor maat-schappelijke participatie kunnen ontstaan.

Page 85: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

85

Aanbevelingen:

Ten aanzien van de functie van ongebonden schilvoorzieningen.1. Ongebonden schilvoorzieningen en cliëntgestuurde projecten

hebben een belangrijke functie voor de maatschappelijkeparticipatie van mensen met een psychische handicap. Doorhun kleinschaligheid en zwakke financiële positie zijn zijechter ook kwetsbaar nu de belangrijkste financieringsbron(AWBZ) verdwijnt. Daarnaast weten gemeenten, waar ze inde toekomst op aangewezen zijn, vaak weinig van dezevoorzieningen. Gemeenten dienen zich bij de ontwikkelingvan een keten zorg-welzijn-wonen voldoende rekenschap tegeven dat mensen met een psychische handicap specialeondersteuning nodig hebben om gebruik te kunnen makenvan algemene welzijnsvoorzieningen. En dat er voorzienin-gen, zoals de ongebonden schilvoorzieningen bestaan diehierin een functie kunnen vervullen.

2. De ongebonden schilvoorzieningen beschikken overwaardevolle kennis over het bevorderen van maatschappelij-ke participatie, die vooral voor gemeenten en welzijnsorgani-saties van belang is. Deze kennis dient beter benut te worden.Daarnaast dient er meer geïnvesteerd te worden in de bevor-dering van de uitwisseling van kennis en praktijken onder deongebonden schilvoorzieningen.

Ten aanzien van de toegang tot algemene voorzieningen3. Vernieuwende methodieken op het terrein van het bevorde-

ren van maatschappelijke participatie van mensen met eenpsychische handicap zouden op HBO de opleidingen voor desociale beroepen en bij- en nascholing van sociale professio-nals een belangrijke plaats moeten innemen. Daarnaast dientkennis over deze methodieken aanwezig te zijn in lokalezorgnetwerken. Essentieel is ook dat er ruimte komt om dezemethodieken verder te ontwikkelen, zodat deze voor speci-fieke doelgroepen kan worden ingezet.

4. In de publiekscampagnes ten behoeve van de verbetering vande positie van mensen met een handicap (onder meer door deTaskforce Handicap en Samenleving) zou meer aandachtdienen te komen voor de positie van mensen met een psychi-sche beperking om hen zo meer het gevoel geven dat ze erbijhoren. Deze publiekscampagne zou zich specifiek kunnenrichten op leidinggevenden, onderwijs, welzijnsorganisaties

Page 86: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

86

en werkgevers. Lotgenotencontactgroepen kunnen in dezecampagne een actieve rol vervullen door verhalen van werk-nemers met een psychische handicap voor het voetlicht tebrengen.

Ten aanzien van reïntegratie van mensen met een psychische handicap5. De Commissie werkend perspectief heeft een leidraad

ontwikkeld voor de aanpak en de preventie van ziektever-zuim op psychische gronden. Er is behoefte aan een soortge-lijke leidraad ten behoeve van de mensen die werk zoeken.Gemeenten, CWI, reïntegratiebedrijven en behandelaarskunnen hun samenwerking verbeteren vanuit een gezamen-lijk en op kennis gebaseerde leidraad.

6. Door in het reïntegratiebeleid te anticiperen op een mogelijketerugval en in een moeilijke periode intensievere begeleiding(coaching, leertrajecten) mogelijk te maken, kan ondersteu-ning op maat plaatsvinden en blijft maatschappelijke partici-patie mogelijk. Zet een geoormerkt gehandicaptenbudget(rugzakje) in, waarop mensen in de vorm van een loonsup-pletie of een intensievere begeleiding een beroep kunnendoen. Mogelijkheden om mensen via de WSW begeleid telaten werken, kunnen beter worden benut. Dit beleid is nuvaak uitbesteed aan WSW verbanden, die hier geen belang bijhebben.

Page 87: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

87

Verwey-

Jonker

Instituut

Geraadpleegde literatuur

Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid (2001) LeidraadAanpak verzuim om psychische redenen. Commissie Psychischearbeidsongeschiktheid.

Davelaar, M., Nederland, T., Wentink, M. & Woerds, S. ter (2004)Aan de slag in de rafelrand: naar een versterking van de infrastructuurvoor activering en arbeidsintegratie van daklozen en verslaafden.Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Erp, N. van & Weeghel, J. van (2000). Jobcoaching. Nieuwearbeidsmogelijkheden voor mensen met psychische beperkingen.Utrecht: Trimbos Instituut.

Haaster, H.P.M. & Vesseur, J. (2002). Door cliënten gestuurd: eenonderzoek naar cliëntgestuurde projecten in Nederland. Amsterdam:IGPB.

Hoof, F. van, Geelen, K, Rooyen, S. van, & Weeghel, J. van (2004)Meedoen. Maatschappelijke ondersteuning van mensen met psychischehandicaps. Trimbos Instituut.

Hoof, F. van (2003) Lokale dienstverlening aan mensen met ernstigepsychische handicaps. Utrecht: Trimbos Instituut.

Inspectie voor de Gezondheidszorg (1996) Advies Schilvoorzienin-gen. Rijswijk: IGZ.

Page 88: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

88

Kal, D. (2001) Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen meteen psychiatrische achtergrond. Boom Amsterdam.

Kal, D. & Vesseur, J. (2003) ‘dat het gewoon is dat we er zijn’. Eenappél op het sociaal-cultureel werk door mensen met eenverstandelijke beperking. Amsterdam: IGPB/Stichting Prisma.

Kwekkeboom M.H. (2001) Zo gewoon mogelijk; een onderzoek naardraagvlak en draagkracht voor de vermaatschappelijking in de geestelijkegezondheidszorg. Den Haag: SCP.

Kwekkeboom, R. (2004) De waarde van vermaatschappelijking.In: Maandblad Geestelijke Volksgezondheid. 2004,6,pp. 500-509.

Maaskant, J. (1999). Zo gek nog niet. Trajectbegeleiding door deRotterdamse sociale dienst en vier instellingen uit de geestelijkegezondheidszorg. Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Rotterdam:Gemeente Rotterdam.

Michon, H., Erp, N. van, Giesen, F. & Kroon, H. (2003) Hetmonitoren van vermaatschappelijking. Utrecht: Trimbos instituut.

Michon, H. & Weeghel, J. van (1999). Schatten van mogelijkheden,richtlijnen voor het inschatten van arbeidsmogelijkheden van(ex)psychiatrische cliënten. Utrecht: Trimbos-Instituut.

Michon, H., Ketelaars, D., Smit, F., & Weeghel, J. van (1996).Sociale werkvoorziening en psychiatrie. De toegankelijkheid van desociale voorzieningen voor mensen met een psychiatrische achtergrond.Utrecht: NcGv.

Ministerie van VWS (2004) Op weg naar een bestendig stelsel voorlangdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. Den Haag:Ministerie van VWS.

Nederland, T. (2003) De Wet werk en Bijstand: Beleidsontwikkelingenrond arbeids- en activeringsprojecten voor daklozen en verslaafden.Interne notitie Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Schene, A.H. & Henselmans, H.W.J. (1999). Rehabilitatie.Themanummer Maandblad Geestelijke volksgezondheid, nr. 7/8.

Page 89: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

89

Vesseur, J. & H.P.M. Haaster, H.P.M. (2000). Een beste dagDagbesteding: onderzoek van de werkgroep cliëntenpanel naardagbesteding in de Regio Kennemerland, Amstelland en de Meerlanden.Amsterdam: IGPB.

Weeghel, J. van (1995). Herstelwerkzaamheden. Arbeidsrehabilitatievan psychiatrische patiënten. Utrecht: SWP.

Tabak , L. (1998) Ik woon hier zo gek nog niet. Zelfstandig wonen voormensen met een psychiatrische achtergrond. Rotterdam: SEV.

Page 90: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...
Page 91: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

91

Verwey-

Jonker

Instituut

Bijlage 1

Overzicht van bestudeerde 'good practices'

1. Brouwerij de Prael te Amsterdam

Brouwerij de Prael te Amsterdam is in het voorjaar van 2002 vanstart gegaan. Het is een sociale firma waar werkplekken wordengeboden aan mensen met een langdurige psychiatrische en/ofpsychosociale problematiek.

Wat is de doelgroep van de praktijk?De doelgroep van De Prael zijn mensen met een langdurigepsychiatrische en/of psychosociale problematiek. De meestewerknemers van De Prael wonen zelfstandig, of hebbenwoonbegeleiding. Er zijn ook werknemers die in beschermendewoonvormen of in een instelling wonen. Er is ook een daklozewerknemer.

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Ja, de doelgroep wordt bereikt. De Brouwerij is twee jaaroperationeel. In de brouwerij werken nu ongeveer 35 personen inverschillende werksoorten. Er zijn twee personen die via deWerkvoorziening Regio Amsterdam werkzaam zijn (gesubsidi-eerde arbeidsplaatsen). Daarnaast zijn er ongeveer zevenvrijwilligers-met-sociale-activeringstraject (een begeleidwerktraject op vrijwillige basis dat tot doel heeft om de deelne-mer te laten doorstromen naar interne of externe gesubsidieerdearbeid of regulier betaalde arbeid). Ook zijn er plaatsen voorsociale activering in brede zin. Hieraan nemen ongeveer 20

Page 92: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

92

mensen deel. Daarnaast is er de mogelijkheid voor vrijwilligers-inloop (in groepsverband, bijvoorbeeld via DAC’s of individu-eel).Hieraan nemen ongeveer 7 mensen deel4.De omvang van ongeveer 35 personen is voldoende voor dehoeveelheid werk die op dit moment wordt uitgevoerd. Welwordt nagedacht over mogelijkheden voor uitbreiding van dewerkzaamheden. In dat geval zouden ook meer mensen bij DePrael kunnen komen werken.Toen De Prael startte, is een ronde gemaakt langs allerlei DAC’som werken bij De Prael onder de aandacht te brengen. Sindsdienis dat niet meer nodig geweest. Mensen worden verwezen viabijvoorbeeld De Walborg (GGZ BuitenAmstel), of nemen zelfcontact op met De Prael. Er is een folder met informatie over DePrael, die een kopje ‘Werken bij De Prael’ bevat.

Wat is de doelstelling van de praktijk?De doelstelling van de bierbrouwerij is tweeledig: het bieden vanwerkplekken op maat voor mensen met een langdurige psychia-trische of psychosociale problematiek en het brouwen van bier.De bierbrouwerij is in het voorjaar van 2002 van start gegaan. Detwee begeleiders Arno en Fer hebben het idee voor een bierbrou-werij eind jaren negentig ontwikkeld. Arno en Fer kennen elkaarbijna 10 jaar. Beiden waren al veel jaren werkzaam in depsychiatrie. Arno werkte bij De Walborg (GGZ BuitenAmstel)waar uit onderzoek bleek dat de cliënten vooral behoefte haddenaan arbeid/dagbesteding. Fer merkte in zijn werk dat resocialisa-tie van cliënten vaak ophield nadat een woning was gevonden.Kortom, beiden constateerden vanuit hun werk, dat er behoeftewas aan plekken waar mensen met een psychiatrische ofpsychosociale problematiek konden werken. Hieruit ontstond hetidee om een sociale firma op te richten. Er is gekeken naar diverse‘bedrijfstakken’, zoals een drukkerij, houtbewerking, fietsenma-kerij, etc., maar deze hadden ‘geen smoel’. Uiteindelijk kwammen op het idee om een bierbrouwerij (een hobby van de tweeheren) te beginnen. De directie van de Walborg was enthousiast.Arno heeft vervolgens in samenwerking met De Omslag, het ideevoor een brouwerij uitgewerkt. Ook Fer werkte hieraan mee.Toen het balletje echt ging rollen, heeft hij gesolliciteerd op eenbaan als ‘pionier’. In 2001 zijn de voorbereidingen voor het fysiekopzetten van de brouwerij in het pand aan de Helikopterstraat

4 In deze tekst worden allen die werkzaam zijn bij de Prael – op wat voor manier dan

ook – aangeduid als ‘werknemers’.

Page 93: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

93

gestart. Diverse sponsors, zoals de GGZ BuitenAmstel, VSBFonds, Stichting Katholieke Noden (SKAN) en de Startfoundationondersteunden dit financieel.

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?De meeste werknemers van de brouwerij zijn vrijwilligers, metwie afspraken zijn gemaakt over de werktijden en de begeleiding.Er zijn verschillende werkzaamheden bij De Prael. In debrouwerij kan men de brouwer assisteren met werkzaamhedenals graan malen, bierflessen afvullen, het schoonhouden vanbierketels en brouwruimte. In de kantine wordt de lunchverzorgd (de vrijwilligers krijgen een gratis lunch naast hunonkostenvergoeding), wordt koffie en thee gezet. Tevens moetende kantine en de bar worden schoongehouden. Er zijn ookadministratieve werkzaamheden zoals het beantwoorden van detelefoon, de postverzorging, en dergelijke. Tenslotte zijn erbestelwerkzaamheden te verrichten: het bijhouden van voorradenin het magazijn en het afleveren van bestellingen met debestelbus. De begeleiders Arno en Fer verdelen elke ochtend enmiddag de werkzaamheden over de aanwezige werknemers.Naast persoonlijke begeleiding is er elk kwartaal werkoverlegmet elke werknemer. De begeleiders treden hierbij op alsbetrokken werkgevers; zeker niet als hulpverleners. Als zichproblemen voordoen, dan hebben de begeleiders natuurlijk eenluisterend oor, maar zij zullen de betreffende persoon doorver-wijzen naar zijn hulpverlener(s) en zoveel mogelijk proberen niet‘op de stoel van de hulpverlener’ te gaan zitten.Fer en Arno zijn de enige professionals (uit de psychiatrie) die bijDe Prael betrokken zijn. Met z’n tweeën kunnen ze de taken goedverdelen, maar het is wel een kwetsbare situatie. Er zijnverschillende ideeën voor uitbreiding, bijvoorbeeld vanactiviteiten (zelf etiketten drukken, kratten maken, cateringverzorgen, proeflokaal opzetten, etc.). Deze uitbreiding zalgepaard moeten gaan met uitbreiding van financiële middelen.Zoals gezegd zijn er verschillende invullingen van de werkplek-ken mogelijk: gesubsidieerde arbeidsplekken (betaald), socialeactiveringstrajecten en inlooptrajecten. Voor mensen met eengesubsidieerde plekken mensen met een sociaal activeringstrajectwordt nagegaan of doorstroom naar (gesubsidieerde) arbeid(extern of bij De Prael) tot de mogelijkheden behoort. Toch is DePrael geen grote toeleider naar gesubsidieerde of reguliere arbeid:bij de meeste werknemers is het doel van de werkzaamhedenvooral de secondaire aspecten van regelmatig werken. Hier moet

Page 94: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

94

men denken aan dagstructuur, sociale contacten, arbeidstraining,gevoel van eigenwaarde, etc.De Prael wordt gefinancierd door de GGZ BuitenAmstel endiverse sponsors (fondsen, etc.). De afgelopen drie jaar heeft deGGZ BuitenAmstel de brouwerij ondersteund. Er is geen directereden om aan te nemen dat deze steun zal stoppen, maar menkan niet te ver vooruit kijken.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?Hoewel brouwerij De Prael zich niet expliciet op deze wijzeprofileert, zou gezegd kunnen worden dat men ‘vraaggericht’werkt: er wordt geprobeerd zoveel mogelijk aan te sluiten bij debehoeften van de werknemers. Dit blijkt uit het feit dat er almogelijkheden zijn voor werken als vrijwilliger voor 1 uur perweek. Daarnaast zijn er diverse werkzaamheden die verrichtmoeten worden. Bij de verdeling van de werkzaamheden kanworden aangesloten bij de voorkeuren van de werknemers.Vanwege het belang van de nauwkeurige navolging van brouw-en schoonmaak procedures is de leiderschapsstijl van debegeleiders redelijk directief: iemand moet verantwoordelijk zijnvoor het correct en nauwkeurig volgen van het brouwproces.Daarnaast is men verantwoordelijk voor de veiligheid van dewerknemers.De werkwijze van De Prael is niet geëxpliciteerd maar ontwik-keld in de praktijk. De werknemers zijn hier tot nu toe niet echtbij betrokken geweest. In de werkbesprekingen wordt natuurlijkwel met de werknemers van gedachte gewisseld over hoe zakenbeter kunnen.

Is de praktijk geëvalueerd?Er is nog geen (wetenschappelijk) onderzoek gedaan naar dewerkwijze of de opbrengsten van De Prael. Wel voert Bureau DeOmslag, dat De Prael heeft ondersteund bij de ontwikkeling enimplementatie hun werkgelegenheidsproject, momenteel eenSROI onderzoek uit. SROI staat voor Social Return on Investment.Dit is een investeringsanalyse waarmee zowel de sociale alseconomische opbrengsten van een firma op een bedrijfskundigemanier in beeld worden gebracht. De methodiek vindt veelgehoor in de Verenigde Staten en is ook in Nederland van startgegaan. Doel van SROI is het zichtbaar maken van de (toekomsti-ge) waarde van investeringen in sociale initiatieven. Door hetontwikkelen van bepaalde meetinstrumenten worden maat-schappelijke investeringen in economische én sociale zin

Page 95: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

95

gemeten. De methodiek is met name interessant voor investeer-ders en managers in sociaal-maatschappelijke activiteiten.De Prael is onderdeel van deze analyse. Er zijn op dit momentnog geen uitkomsten bekend.

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Voorafgaand aan de start van De Prael is behoefteonderzoekverricht in samenwerking met bureau De Omslag. Hieruit bleekdat behoefte is aan meer werkplekken voor mensen met eenpsychiatrische en/of psychosociale problematiek, en dat eenbierbrouwerij een aansprekend bedrijf is, waar men graag wilwerken.

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?De begeleiders worden betaald door de GGZ BuitenAmstel enhierdoor in de gelegenheid gesteld De Prael en de werknemersdraaiende te houden. De begeleiders hebben contacten met GGZinstellingen in de regio, en met andere (sociale) firma’s.

Zijn er nog bijzonderheden over de praktijk te vermelden die nog nietaan de orde zijn gekomen?De Prael is een bedrijf met vele facetten. De begeleiders moetencontacten onderhouden in de ‘sociale wereld’ (andere socialefirma’s, subsidie verstrekkers, de GGZ, etc.), de bierwereld(verkooppunten, grondstoffenleveranciers, etc.) en in debedrijfswereld (bedrijfsvoering, administratie, etc.). Dit is eenzware taak. Er is enige ondersteuning van bijvoorbeeld Bureau deOmslag, maar Arno en Fer zouden graag een aantal takenoverdragen aan de werknemers. Dit betekent echter meerbegeleiding, en daarvoor is meer (financiële en personele)capaciteit nodig.De in de brouwerij vervaardigde speciaalbieren zijn allemaalvernoemd naar bekende Hollandse volkszangers en zangeressen.Drie bieren worden het hele jaar door gebrouwen: Johnny (pils),Mary (triple) en Heintje (tarwebier). Er zijn ook vier seizoensbie-ren: André (Lentebok), Nelis (herfstbier), Willy en Willeke(winterbieren).

Page 96: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

96

Kort gesprek met enkele werknemers van Brouwerij De Praelte Amsterdam

Op vrijdag 2 juli heeft Marjan de Gruijter van het Verwey-JonkerInstituut een kort gesprek gehad met drie van de werknemersvan Brouwerij De Prael, Karin, Ron en Bart. Hieronder staatwelke onderwerpen aan de orde zijn geweest en wat dewerknemers haar hebben verteld.

Ron is ongeveer vanaf de start van de brouwerij betrokken, zo’ntwee en een half jaar geleden. Hij is begonnen als vrijwilliger enop een gegeven moment benaderd door de WRA (Werkvoorzie-ning Regio Amsterdam) met de vraag of hij een gesubsidieerdebaan bij De Prael zou zien zitten. Sindsdien werkt hij 5 dagen inde week en verricht hij allerlei werkzaamheden in de brouwerij,maar ook daarbuiten. Zo brengt hij bijvoorbeeld ook bestellingnaar klanten.Karin werkt 4 dagen per week bij de brouwerij. Zij is vrijwilliger.Bij De Prael zit zij op de administratie/boekhouding. Karin werktal twee jaar bij de brouwerij.Bart is ongeveer 1 jaar bij De Prael actief. Hij werkt twee dagenper week als vrijwilliger, in de bouwerij. Volgens Ron begint hij alaardig een ‘all rounder’ te worden. Zowel Karin als Bart zijn viadoorverwijzing bij De Prael terechtgekomen: via trajectbegelei-ding, en via de behandelaar.Er is een sollicitatieprocedure, maar een hele eenvoudige: je komteens een keertje op de brouwerij kijken en hebt dan een gesprekmet Arno en/of Fer. Het is dus heel laagdrempelig.Als werknemer bij De Prael is er begeleiding beschikbaar doordatFer en Arno getraind zijn om om te gaan met mensen uit depsychiatrie. Dit is belangrijk en het is een geruststellend idee. Erzijn ook gesprekken tussen Arno/Fer en werknemers, om tekijken of alles goed gaat, etc. Dit is niet zo vaak, maar gelukkigkun je tussendoor ook altijd ben hen terecht. Wel merken dewerknemers dat Arno en Fer het heel druk hebben, maar dat isniet gek: de brouwerij is zo gegroeid: er zijn nu veel meerwerknemers en er wordt ook veel meer bier gebrouwen!

Een dag op Brouwerij De Prael begint als volgt: tussen 09:15-09:30druppelen de werknemers binnen en drinken een kopje koffie

Page 97: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

97

met elkaar. Als het tijd is om te gaan werken, verdelen Arno enFer de taken. Zij zeggen dat wat je die dag gaat doen. Dit kan zijn:ketels schoonmaken, bier afvullen, de ingrediënten voor het biergereed maken, etc. Eigenlijk alles wat bij brouwen komt kijken.Daarnaast zijn er ook altijd klussen te doen in de kantine. En opde administratie. Tussen de middag wordt er samen gegeten.Sommigen werken een halve dag (ochtend of middag), maaranderen de hele dag.

Ron, Karin en Bart hebben het naar hun zin bij de brouwerij. Opdit moment zouden ze niet iets anders willen doen! Werken bijDe Prael is ook een dagbesteding, een manier om ritme in je levente houden. Je ontmoet er bovendien mensen en zo raak je nietgemakkelijk geïsoleerd. Ron vertelt dat het bij hem ook zobegonnen is: voordat hij bij De Prael kwam, had hij niets te doenen aanvankelijk was hij ook te ziek om te werken. Daarnaontdekte hij dat werkgevers hem niet wilden aannemen. ‘Ik zat ineen flat, totaal buiten de maatschappij’. Sinds hij bij De Praelwerkt is dit erg veranderd. Nu werkt hij met tevredenheid 5dagen in de week bij de brouwerijl. ‘Ik werk en ik word er voorbetaald. Het geeft voldoening dat je werkt voor je geld’.Bart kwam ook bij De Prael met het idee: ‘Eens kijken hoe hetdaar is’. Hij is vooral gebaat bij een beter ritme en dagbesteding.Daarnaast vindt hij het leuk om nieuwe dingen te leren envaardigheden op te doen. Uiteindelijk zou hij graag doorstromennaar administratief werk.Ook Karin is tevreden: de werkzaamheden zijn leuk, en De Praelis ook een leuke, fijne plek om te werken. Ron beaamt dit: ‘hetlijkt wel een beetje een familie hier’. Het fijne is volgens hem dater voor allerlei soorten wensen plaats is. Sommige mensen willenalleen dagbesteding, en dat is heel goed mogelijk hier. Anderenwillen doorstromen naar werk. Het is ook fijn om mensen in debrouwerij te hebben die goed functioneren, want die heb je ooknodig. Als de Prael zelfstandig draait zouden deze mensen echt indienst genomen kunnen worden.Een ander positief aspect van De Prael is volgens de werknemersde werkdruk: die is hier niet hoog. Uit ervaring weten zij dat inhet normale bedrijfsleven dit vaak wel het geval is. Je hebtdaarom de ruimte om af te tasten wat je kan, en daarna een plante maken.Tenslotte: bier is een leuk product. Het is leuk om in eenbrouwerij te werken. Je kunt er een hoop leren over het brouwen!

Page 98: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

98

2. Stichting Wegwijs te Utrecht

Stichting Wegwijs te Utrecht heeft twee kerndiensten: informatie-verstrekking en inloop voor (ex-)psychiatrische cliënten.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): interview met coördinator, groepsin-

terview met zes gebruikers van devoorziening

• Literatuur /Schriftelijk materiaal:

Klijn, A. (2001). De WegwijswinkelUtrecht. Inloop en informatie voor endoor (ex-)psychiatrische cliënten.Vooral een veilige plek….. In:Roosenschoon, B. & E. Nagy (red.)Ongebonden schilvoorzieningen.Cliëntgerichte alternatieven voor deGGZ. Amsterdam: Uitgeverij SWP

• Overig: foldermateriaal

Wat is de doelgroep van de praktijk?De doelgroep van Wegwijs wordt gevormd door (ex-)psychiatrische cliënten in Utrecht (en omgeving). Daarnaastnemen soms instanties naar Wegwijs om op de hoogte te rakenvan het werk van Wegwijs en met vragen of Wegwijs iets kanbetekenen voor mensen die net een opname achter de rughebben.

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Ja, sinds 1997 is het aantal contacten (met de doelgroep) gegroeidvan 166 per jaar naar 1225 in 1999. De contacten betreffen zowelde inloop als de informatiefunctie. Sinds de verhuizing in 1997naar een winkelpandje op de hoek in de binnenstad van Utrechtis de Wegwijs steeds beter te vinden. Sinds 2000 wordt deinformatievoorziening actief gepromoot: er zijn folders, dieverspreid worden.

Wat is de doelstelling van de praktijk?De doelstelling van de stichting is te voorkomen dat (ex-)psychiatrisch cliënten in een sociaal isolement en/of in het dak-en thuislozencircuit terechtkomen. Hierbij staat de consumer-run

Page 99: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

99

gedachte hoog in het vaandel: voor en door (ex-)psychiatrischecliënten, waarbij klant en medewerkers even belangrijk zijn.

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?De Wegwijswinkel heeft twee kerndiensten: informatieverstrek-king en de inloop. Daarnaast worden kerst- en paasmaaltijdengeorganiseerd en themabijeenkomsten. De winkel heeft 14medewerkers. Vier van hen hebben een betaalde baan en 10 zijnals vrijwilliger betrokken. Niet alle medewerkers hebben ervaringin de psychiatrie. Zij worden ‘bondgenoten’ genoemd. De mensenmet ervaring zijn echter in de meerderheid.De inloopcentrum is drie middagen per week open van 13.00 –16.00 uur. Mensen met een achtergrond als (ex-)cliënt in de GGZkunnen er terecht voor informatie over de GGZ, voor sociaal-juridische dienstverlening, voor individuele gesprekken metmedewerkers van de stichting en voor lotgenotencontact; zeontmoeten elkaar voor een praatje, een spelletje of gewoongezelligheid. De sociaal-juridische dienstverlening wordt op allewerkdagen aangeboden. De Wegwijswinkel organiseert tevensgespreksbijeenkomsten voor lotgenoten op thema.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?Iedereen met een goed idee mag dit in principe binnen DeWegwijs proberen te realiseren. Zo is er een schoonmaakcursusgeeft, en is er een Onderlinge Steungroep Zelfbeschadiging. Ookis er een Vriendendienst, een maatjesproject dat mensen bij elkaarbrengt. Tenslotte is er een kunstgroep.Bij de Wegwijs wordt gewerkt met het begrip ervaringsdeskun-digheid. Het begrip wordt echter wel breder opgevat dan‘vroeger’ het geval was. Toen betekende ervaringsdeskundigheideen langdurige opname in een psychiatrische instelling. Nu vindtmen het belangrijk dat mensen voldoende afstand hebbengenomen tot hun problematiek en kennis nemen van ervaringenvan anderen. Een ander werkprincipe is de ongebondenheid tenopzichte van de GGZ

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Hieronder wordt een deel van het groepsgesprek weergegeven,dat met een zestal deelnemers van de inloop is georganiseerd(d.d. 29 januari 2004):

Page 100: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

100

• Wat betekent Stichting Wegwijs voor jou?Stichting Wegwijs betekent veel voor de deelnemers aan hetgesprek. Enkele citaten:‘Ik kom hier voor de gezelligheid, de koffie, de raad en onder-steuning. Je kunt hier terecht met alles. Ze geven raad enoplossingen voor als er problemen zijn met schulden bijvoor-beeld. Ik kom hier al vijf jaar’.‘Dan kom je ook eens buiten want een kroeg vind ik helemaal nietprettig’.‘De sociale contacten vind ik belangrijk en dat je zo iemand kuntvragen als je een probleem hebt.’‘De gezelligheid. Ik bezoek ook de bingodagen, het is hier echtgezellig met iedereen’‘Als ik niet hoef te werken bij de inloop dan kom ik hier niet,maar ik werk de afgelopen anderhalf jaar drie dagen in de weekdus ik ben er best vaak. Prettig om mensen te kunnen helpen’.‘Ik bezoek de inloopmiddagen wanneer ik daar zin in heb. Ik komhier al bijna drie jaar zo’n twee keer per week. Prima hulp, nubijvoorbeeld met mijn PGB. Ze kunnen je bij veel dingen helpen’.

• Heb je dankzij Stichting Wegwijs meer zelfvertrouwengekregen?

Dit komt in het gesprek wel naar voren. Men voelt zich opzijn/haar gemak, serieus genomen en geholpen bij StichtingWegwijs.

Page 101: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

101

3. Inloophuis Psychiatrie te Leiden

Het Inloophuis Psychiatrie te Leiden is een ontmoetingsplaats(‘huiskamer’) voor (ex-)psychiatrische patiënten, die zes avondenper week en in het weekend open is, wanneer andere voorzienin-gen (vaak) gesloten zijn.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): (Groeps)Interview(s): interview met

coördinator, groepsinterview met zes‘inlopers’

• Literatuur /Schriftelijk materiaal:

Literatuur / Schriftelijk materiaal:HulskHet Inloophuis: een tweede huis. Deontwikkeling van een huiskamerpro-ject in het centrum van Leiden. In:Roosenschoon, B. & E. Nagy (red.)Ongebonden schilvoorzieningen.Cliëntgerichte alternatieven voor deGGZ. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

• Overig: -

Wat is de doelgroep van de praktijk?De doelgroep wordt gevormd door (ex-)psychiatrische patiënten,die elkaar in een gezellige, behandelvrije, maar ondersteunendeomgeving willen ontmoeten.

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Ja. De laatste twee jaar is het bezoekersaantal ongeveer 15 a 35personen per avond (totaal worden er ongeveer 150 mensenbereikt) en dat is ook wel het maximale aantal dat het Inloophuiskan bergen.Een tijd lang werd de deur ook geopend voor dak- en thuislozen,die vaak ook kampen met psychiatrische problematiek, maar datbleek niet te werken. De vaste bezoekers voelden zich niet meerthuis er was af en toe sprake van agressie, vaak in combinatie metalcohol- of druggebruik, waardoor een gevoel van onveiligheidontstond.

Page 102: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

102

Wat is de doelstelling van de praktijk?Doelstelling is voor (ex-)psychiatrische patiënten een behandel-vrije en ondersteunende gezellige ontmoetingsplaats bieden,waar de behoeften van de gebruikers centraal staan.

Het Inloophuis is ontstaan vanuit een antipsychiatrisch initiatiefen uitgegroeid tot een professionele vrijwilligersorganisatie. HetInloophuis wil in de toekomst meer en meer uitgroeien tot eenconsumerrun organisatie, met een grote betrokkenheid van debezoekers.

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?Elke avond van dinsdag tot en met zaterdag is het Inloophuis inhet centrum van Leiden geopend van 19:30 tot 22:30 uur.Bezoeker drinken een kopje koffie, maken een praatje en somsworden gezelschapsspelletjes gespeeld. Daarnaast zijn erbijzondere avonden. Dit kunnen thema-avonden zijn, waarbij eendeskundige wordt uitgenodigd om iets te vertellen over eenterrein waar de inlopers in geïnteresseerd zijn. Er zijn ookfeestelijke bijeenkomsten met muziek, waar gedanst kan wordenen er is bijna ieder jaar een barbecue. Op zondag is het Inloophuisvanaf 16:00 uur open (tot 19:00 uur).

Vanaf de oprichting steunt het Inloophuis op de inzet vanvrijwilligers. Zij draaien bardiensten, en zorg op die manier dat er’s avonds en in het weekend een plek is in de stad waar deinlopers terecht kunnen. Er zijn ongeveer 15 vrijwilligers. Hunbetrokkenheid is groot: zij ‘werken’ er dikwijls jaren. Een deel vande vrijwilligers komt uit de studentenwereld, daarnaast is er ookeen aantal betrokken mannen en vrouwen die dit werk naast hunbaan doen. Voorts is er een parttime coördinator (betaalde kracht)die de activiteiten coördineert, de werving en selectie van devrijwilligers regelt, administratieve werkzaamheden uitvoert enverantwoording aflegt aan het bestuur van het Inloophuis.Daarnaast is de coördinator het aanspreekpunt voor inlopers envrijwilligers

Sinds 1999 is ook een informatiewinkel gestart: ggz-informatiepunt. Dit informatiepunt draait op vrijwilligers diegeworven zijn uit de doelgroep. Er wordt informatie gegevenover de GGZ, ook over ziektebeelden en algemene informatie. Deinformatie over algemene voorzieningen gaat over maatschappe-lijk werk, huisvesting, huisarts, bibliotheek en het CWI. Doel van

Page 103: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

103

de informatiewinkel is het verschaffen van informatie enadviseren. Voor de vrijwilligers is de informatiewinkel een eerstestap om weer te gaan denken aan werk. De eerste drempel is hetaangaan van sociale contacten. Het stigma dat men anders is enminder dient dan overwonnen te worden. Meestal leidt dezeeerste stap naar andere vrijwilligersactiviteiten en voor eenenkeling naar werk.Het inloophuis heeft lang gedraaid op subsidie van de gemeenteLeiden. Nu wordt ook gebruik gemaakt van zorgvernieuwings-gelden, maar ook andere fondsen zijn aangeboord.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?Het Inloophuis is onafhankelijk van de GGZ. Dit belangrijk voorde beleving van de deelnemers: de bejegening door de vrijwilli-gers is ‘normaler’ dan door de hulpverleners met wie zij overdagvaak te maken hebben (bijvoorbeeld in het DagAcitviteitenCen-trum). De deelnemers komen voor de gezelligheid, voor debesteding van hun vrije tijd. Het werkprincipe is dus vooral hetondersteunen van de sociale netwerken en informele steunsyste-men van de deelnemers.

De betrokkenheid van de deelnemers van het Inloophuis is delaatste jaren groter geworden. Tot op een aantal jaar geledenregelden en organiseerden de vrijwilligers alle zaken voor de‘inlopers’. Langzamerhand worden de inlopers meer bij dedagelijkse gang van zaken betrokken; zij draaien bardiensten enbedenken en organiseren bijzondere avonden, bijvoorbeeld eenquizavond. Een en ander wordt besproken tijdens de inlopers-vergadering. De bedoeling is dat de inlopers hun inloophuis zoveel mogelijk zelf gaan draaien (meer consumerrun). Zij willendat graag, maar zij zijn er ook van overtuigd dat zij niet zonder devrijwilligers kunnen. Zoals een van hen het verwoordde: ‘Wijgebruiken allemaal medicijnen en hebben allemaal onzeinzinkingen. Dan kun je even niet op ons rekenen en dan moet ertoch altijd iemand zijn om dat op te vangen’.

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Hieronder wordt een deel van het groepsgesprek weergegeven,dat met een zestal deelnemers van het inloophuis is georgani-seerd (d.d. 29 januari 2004):

Page 104: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

104

• Wat betekent het inloophuis voor jou?Zes deelnemers aan het gesprek bezoeken het inloophuisregelmatig. Het inloophuis betekent veel voor hen. De meestenoemen het ‘een familie’, of ‘een tweede huis’.Hieronder volgen enkele citaten, waarin de ‘inlopers’ debetekenis van het inloophuis voor henzelf verwoorden:‘Als ik het probleem van een ander hoor, dan vergeet ik mijneigen problemen’.‘Ik heb geen kinderen, maar dit [inloophuis] is mijn kindje’.‘Het is niet te verwoorden; het is een gevoel. Je hebt met allemensen een band’.‘Je voelt je………. Het is je eigen, je bent vrij. Je kan laten zien hoeje bent’.‘Niemand heeft hier een hekel aan me. Ik voel me hier vrij’.‘Je wordt gewoon geaccepteerd’.‘Het inloophuis is een samenspel’.

• Wat betekent het ggz-informatiepunt voor je.Een deelnemer is ervaringsdeskundige bij het ggz-informatiepunt. Hij geeft aan dat hij blij is dat hij met zijnervaring iets nuttigs kan doen voor mensen die hulp zoeken.

Page 105: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

105

5. Het Roer in Handen te Amsterdam

Het Roer in Handen is een Stichting die vaarvakanties organiseertvoor mensen met een psychiatrisch heden of verleden. Destichting bestaat sinds 1996.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): Interview met coördinator• Literatuur /

Schriftelijk materiaal:Huizen, H. van (2002). Journaal 1997-2002.Vaarvakanties voor mensen met eenpsychiatrisch heden of verleden.Amsterdam: Stichting Het Roer inHanden.Zwitser, P. (2001).Het roer in handen.Zeilvakanties voor mensen met eenpsychiatrisch heden of verleden. In:Roosenschoon, B. & E. Nagy (red.)Ongebonden schilvoorzieningen.Cliëntgerichte alternatieven voor deGGZ. Amsterdam: Uitgeverij SWP

• Overig: http://www.roerinhanden.nl

Wat is de doelgroep van de praktijk?De vaarvakanties op (de Groninger Tjalk) de Confiance zijnspeciaal voor mensen die:• zelfstandig wonen• in familie- of gezinsverband wonen• regelmatig dagactiveitencentra bezoeken• verblijven in een vorm van beschermd wonen• wonen in een psychiatrische instelling.In feite dus voor iedereen met een psychiatrisch heden ofverleden. In principe zijn er geen redenen, waarom iemand nietmee zou kunnen op de reizen van de Confiance. Bij de inschrij-vingsformulieren zit een vragenlijst, waarop eventuele specialewensen en/of problemen kunnen worden aangegeven. Alshieruit zou blijken dat er zich mogelijk problemen zoudenkunnen voordoen, wordt hierover overlegd en vrijwel altijd is erdan wel een oplossing te vinden. Bij problemen moet niet alleenworden gedacht aan gedragsproblemen, maar bijvoorbeeld ookaan lichamelijke beperkingen zoals immobiliteit.

Page 106: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

106

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Ja. Cliënten worden geworven door veel contacten te onderhou-den met patiëntenverenigingen, familieverenigingen en ggz-instellingen en door regelmatig op beurzen te staan. Bovendienheeft de Stichting een website: http://www.roerinhanden.nlElk voorjaar wordt het nieuwe seizoensprogramma bekendgemaakt. Dit gebeurt op verschillende manieren. Het programmawordt verstuurd naar een eigen netwerk van potentiële en ex-deelnemers, maar ook naar psychiatrische instellingen envaktijdschriften. Ook wordt wel voorlichting gegeven op DAC’s.

Wat is de doelstelling van de praktijk?Hoofddoelstelling van Stichting Het Roer in Handen is hetorganiseren van vakanties voor mensen met een psychiatrischheden of verleden. In eerste instantie richt de Stichting zich op hetorganiseren van vaarvakanties. Deze vaarvakanties betreffenreizen op een zeilschip dat vaart in het gebied van het IJsselmeer,Waddenzee, Friese meren en Markermeer. De Stichting organi-seert in principe de gehele vakantie, van voorbereiding totafstappen en de jaarlijkse reünie In 1999 kon de Stichting eeneigen schip verwerven.In het verlengde van deze hoofddoelstelling wil de Stichting eenbijdrage leveren aan de rehabilitatie en positieve beeldvormingvan mensen met een psychiatrische handicap. Daarnaast biedt deStichting mogelijkheid tot gebruikmaking van de faciliteiten aananderen, bijvoorbeeld instellingen of groepen.De achterliggende doelstelling van Het Roer in Handen is, om dewens van mensen met een psychiatrische achtergrond om opvakantie te gaan, te realiseren. Er werden eerder wel vakantiesgeorganiseerd voor deze doelgroep, maar dan altijd vanuit dehulpverlening. De mensen die niet behoren tot de eigen cliëntenof instelling, zijn aangewezen op het reguliere reisaanbod.

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?De vakanties duren 5 of 7 dagen. Er wordt gevaren op hetIJsselmeer, de Waddenzee en de Friese Meren. De deelnemerskunnen zich individueel of als groep aanmelden. Er wordenongeveer 12 reizen per jaar gehouden.De reizen zijn gewoon vakantie, en geen therapie. Achterliggendegedachte is dat ook mensen met een psychiatrisch heden ofverleden behoefte hebben aan / baat hebben bij ‘afstand nemenvan het alledaagse’.

Page 107: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

107

De vakanties zijn bedoeld voor mensen met een psychiatrischehandicap die wonen in een psychiatrische instelling, verblijven ineen vorm van beschermd wonen, dagactiviteitencentra bezoeken,of in familie- of gezinsverband wonen. Ook mensen die inbehandeling zijn (geweest) bij RIAGG of een vrijgevestigdetherapeut kunnen deelnemen.Het blijkt dat er zich in de praktijk een natuurlijke selectie heeftontwikkeld in de deelname. De mensen die zelf de Stichtingbenaderen blijken over het algemeen goed in staat om mee tegaan. Voor sommige deelnemers geldt dat hun omgeving twijfeltover de haalbaarheid. In die gevallen ontstaat er meestal contacttussen de stichting en de hulpverleners of familie. Voordeel is dater dialoog ontstaat. Meestal blijkt dat de reis wel degelijk haalbaaris. De Stichting probeert zo weinig mogelijk voorwaarden testellen aan de deelnemers, maar er zijn enkele regels. Zo stelt deStichting als voorwaarde dat er (indien van toepassing) sprake isvan consistent medicijngebruik. Ook mag er geen drugs ofalcohol worden gebruikt tijdens de reis.Op het schip is begeleiding aanwezig. De deelnemers geven vante voren zelf aan welke vorm van begeleiding zij wensen/nodighebben. In principe is alles bespreekbaar.Leidend werkprincipe van de Stichting is dat deelnemersvolstrekt serieus worden genomen en worden aangesproken opde dingen die ze wél kunnen. Iedereen die deelneemt, vervulttaken in het reilen en zeilen van het schip gedurende de vakantie.De vaarvakanties van de Stichting worden gefinancierd uitsubsidies (van fondsen, particulieren en uit de Zorgvernieu-wingsgelden) en uit de financiële bijdragen van de deelnemers.Voor deelnemers is de reissom (€62 per dag inclusief eten, koffieen thee) vaak moeilijk op te brengen. Vaak wordt er dan doorfamilie geld bijgelegd, soms betalen de ouders de hele reis. Voormensen met een minimumuitkering bestaat er de mogelijkheid toteenderde van het reisgeld terug te krijgen bij het Lichthoeve-fonds.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?De Stichting draagt de volgende visie uit: ‘Wat gezond is voorgewone mensen, is ook gezond voor ‘zieke’ mensen’. Onderdeelvan deze visie is het aanspreken van het gezonde deel vaniemand. Niemand bestaat alléén uit problemen. Het zeilen vaneen groot zeilschip is een echt vak. Maar binnen dat grote geheelzijn er tal van deeltaken te doen. Deelnemers ontdekken vaak datze meer kunnen dan ze dachten, juist door ze als ‘gewone’

Page 108: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

108

mensen te benaderen en het ‘gezonde’ deel aan te spreken. Eenzeilreis leent zich hier uitstekend voor, omdat de deelnemers opeen vanzelfsprekende manier volledig uit hun vaste patroonworden gehaald; andere omgeving, andere begeleiding, anderegroepssamenstelling, enz. Hoewel voor deze totale veranderingvan te voren veel huiver bestond bij veel werkers in de psychia-trie, blijkt dit in de praktijk goed te werken. De naam ‘Roer inHanden’ weerspiegelt deze visie.

Is de praktijk geëvalueerdVoorafgaand aan de start van het initiatief heeft de initiatiefne-mer een oriënterend onderzoek uitgevoerd naar slagingskansenvan zijn idee. Toen bleek dat er geen vakantieaanbod voor dezedoelgroep bestond met open inschrijving. Juist in de moderneontwikkelingen op het gebied van rehabilitatie bleek dat eenlacune te zijn.Er is wel onderzoek gedaan naar de ervaringen van de begelei-ders. De meeste vrijwilligers zien de reis met de deelnemers alsontspanning, voor sommigen is het zelfs de invulling vanvakantietijd. Hun voornaamste motivatie is het gevoel nuttig tekunnen zijn op een leuke manier.

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Ja. Dit blijkt uit het aantal deelnemers, en uit het aantal deelne-mers dat daarna opnieuw met Roer in Handen op vakantie wil.

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?Per reis gaan er naast de projectleider, die ook begeleidende takenheeft, één of twee vrijwilligers mee die voor de begeleiding vande deelnemers zorgen. De vrijwilligers worden gekozen op grondvan een aantal kenmerken: levenservaring, enige kennis en begripvan mensen met psychiatrische problemen, initiatief kunnennemen en het hebben van kwaliteiten die de projectleider ofandere begeleiders aanvullen. De begeleiders stellen zich niet opals hulpverlener of therapeut.

Zijn er nog bijzonderheden over de praktijk te vermelden die nog nietaan de orde zijn gekomen?Omdat het schip waarmee gevaren wordt eigendom is van deStichting, is de Stichting ook verantwoordelijk voor het onder-houd. ’s Zomers wordt gevaren, maar van ongeveer 1 oktober tot1 april is er tijd voor onderhoud. Het onderhoud van het schip

Page 109: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

109

wordt grotendeels in eigen beheer uitgevoerd. Hiervoor is eenvoormalige deelnemer aan de vaarvakanties aangetrokken, die nuin feite medewerker van de Stichting is. Er wordt gewerkt aan deverwezenlijking van een arbeidsrehabilitatieproject voor mensenuit de doelgroep. Bij dit project zullen de deelnemers centraalstaan, en niet het onderhoud van het schip. Het onderhoud vanhet schip is een middel om de deelnemers te helpen zelfvertrou-wen te krijgen, aan een dagritme te laten wennen, enzovoort.

Page 110: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

110

5. Vriendschap op maat project

Coachingsproject 'Zinvolle Tijdsbesteding' gaat in de praktijkdoor het leven als 'Vriendschap op maat project'. Het projectbrengt een vrijwilliger en iemand die een maatje zoekt ((ex-)ggz-cliënten), bij elkaar. Het gaat om het opbouwen van ‘gewoon’sociaal contact. Een vrijwilliger verbindt zich voor minstens eenjaar aan het project Vriendschap op Maat en heeft wekelijkscontact met zijn maatje. Het project wordt ondersteund doorZGB-Flevoland. Op dit moment loop het project in Almere enLelystad, in Emmeloord is het project in ontwikkeling.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): Eltje van Otterloo (consulent GGZ

provincie Flevoland)Roos van de Berg (vrijwilliger enervaringsdeskundig, voorzitter GGZen verwanten )

• Literatuur /Schriftelijk materiaal:

Versterking positie ggz-cliënten in deregio II, regioplanGGZ 2003- 2004, juli 2003

• Overig: http://www. www.zgb-flevoland.nl

Wat is de doelgroep van de praktijk?De doelgroep bestaat uit (ex-)ggz-cliënten die bijvoorbeeld naopname of dagbehandeling willen werken aan het opbouwen vaneen zinvolle tijdsbesteding en uit (ex-)ggz-gebruikers die hunervaringsdeskundigheid en hun expertise in een bepaaldetijdsbesteding ter beschikking willen stellen om logenoten tecoachen.

Wat is de doelstelling van de praktijk?Het algemene doel van dit project is het bevorderen vanintegratie van (ex-)ggz-cliënten in de maatschappij met betrek-king tot het brede terrein van tijdsbesteding. Het specifieke doelis het experimenteel in gang zetten van een coachingsproject om(ex-)ggz-cliënten op weg te helpen naar een zinvolle tijdsbeste-ding en verdere mogelijkheden te bieden voor de voortgangdaarvan.

Page 111: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

111

De vrijwilliger vervult een brugfunctie voor de cliënt naarorganisaties, instituties en activiteiten in de samenleving.Hopelijk lijdt dit ertoe dat de cliënt aan meer dingen in desamenleving kan deelnemen dan anders. Roos 'Ik vind het vanbelang dat ggz-cliënten op de hoogte zijn van het bestaan van ditproject. Het telefoonnummer van het project moet als het warenaast de telefoon liggen, zodat ze kunnen bellen als ze het nodighebben.'

Deelname aan dit project kan het functioneren van de (ex-)ggz-cliënten in de maatschappij bevorderen en daardoor een hogerekwaliteit van leven geven. Dit kan helpen voorkomen dat mensenna opname in een psychiatrische kliniek of na dagbehandeling ineen gat vallen. Tegelijkertijd biedt dit project de mogelijkheid aan(ex-)ggz-cliënten en ander betrokkenen om hun ervaringsdes-kundigheid in te zetten voor lotgenoten. Door ook niet ggz-cliënten als coach toe te laten komt er nog een extra accent op devermaatschappelijking te liggen. Ook is er een duidelijk belangvoor de naasten van de (ex-)ggz-cliënten: deze zullen meer ontlastworden als het met de (ex-)ggz-cliënt beter gaat.

Het onderwerp van het project sluit goed aan bij reeds lopendeprojecten van de ggz-sector 'Vraagsturing AWBZ' en 'Vermaat-schappelijking van de zorg'. Bij de uitvoering van het laatstgenoemde project worden reeds knelpunten gesignaleerd bij deintegratie in de maatschappij van mensen met een psychiatrischeproblematiekHet coachingsproject 'Zinvolle Tijdsbesteding' geeft de ZGB-Flevoland de mogelijkheid om deze knelpunten aan te pakken.Dit project kan een extra impuls kunnen geven aan de vermaat-schappelijking.

Daarnaast biedt het coachingsproject de mogelijkheid voorinbreng door leden van de ZGB-sector 'Cliënten GGZ en hunverwanten' en zal zeker een goede impuls kunnen geven aan desamenwerking tussen de ZGB Flevoland en de aangeslotenorganisaties.

Kunt u vertellen hoe het project tot stand is gekomen?Coachingsproject is vraaggestuurd ontstaan. Van Otterloo 'Er wassubsidie toegekend aan het versterken van de positie ggz-cliëntenin regio II. Wij hebben toen de subsidie mogelijkheid in hetsectoroverleg gebracht. Vervolgens zijn de deelnemers in mei

Page 112: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

112

2003 gaan brainstormen. Uit deze brainstorm is voortel van eencoachingsproject gekomen. Centraal stond het voorkomen vanterugval van cliënten die na opname thuiskomen. Een dergelijkeproject zou een van de middelen kunnen zij om een terugval tevoorkomen.'

Toen de projectsubsidie binnen was bleek dat er al een dergelijkproject in Almere liep. Van Otterloo: 'Dat project liep goed, erwaren 20 á 23 koppels. Ik ben daar op bezoek geweest en wasonder de indruk. We hebben toen besloten om het in Lelystad enEmmeloord op te starten.' In overleg met de Vrijwilligerscentrale,de initiatiefnemer van het project in Almere, hebben beideorganisaties besloten de krachten te bundelen. De naam is danook veranderd van Coachingsproject naar 'Vriendschap op maatproject'. Dit is volgens van Otterloo geen probleem: 'het gaatuiteindelijk om de inhoud.' Het Vriendschap op maat project kenteen bredere doelgroep dan het oorspronkelijke coachingsproject,dit project richt zich namelijk ook op chronisch zieke. Het'Vriendschap op maat project' kent ook een landelijk platformgenaamd 'Vriendendiensten Nederlands'

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?Begin september 2004 is de scholing van de vrijwilligers van startgegaan. De scholing wordt gegeven door de coördinator van hetVriendschap op Maat project uit Almere.

Een van de nadelen van de organisatie van het project is dat er,naar de mening van ZGB Flevoland, teveel vanuit het perspectiefvan de aanbieders wordt beredeneerd. Otterloo: 'Wij werkenzoveel mogelijk vanuit het cliëntperspectief. Als we kijken hoe deVrijwilligercentrale omgaat met bepaalde zaken, dan vinden wijdat van onze kant gezien veel te veel opgelegd.' Ze geeft eenvoorbeeld. Voor de koppeling - tussen vrijwilliger en ggz-cliënt -heeft de coördinator een intakegesprek bij de ggz-cliënt thuis. Hetfeit dat dit gesprek bij de ggz-cliënt thuis plaatsvindt is volgensde geïnterviewde een voorbeeld van het niet goed kunnenverplaatsen in de GGZ problematiek. Van Otterloo 'Voor eencliënt is dit vaak lastig. Ze zitten veelal in een moeilijke situatie,het huis is niet goed opgeruimd, bepaalde algemene voorzienin-gen ontbreken of zijn kapot.' Beide medewerkers zijn het erovereens dat deze opzet belemmerend werkt voor ggz-cliënten. Op ditmoment staat in het voorwaarde beschreven dan de vrijwilligerbij de cliënt thuis moet kunnen komen. Otterloo: 'Als de

Page 113: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

113

deelnemer het moeilijk vindt om iemand thuis te ontvangen, dankunnen de koppels ergens anders afspreken, bij de Albert Heijnbijvoorbeeld. Naarmate de vertrouwensband groeit bestaat altijdde mogelijkheid om thuis af te spreken. Dit is onderdeel van eenontwikkelingsproces.'Een ander minpunt binnen de aanpak van het project is demaximale duur van de koppels. Op dit moment staat beschrevendat koppels op zijn langst één jaar aan elkaar verbonden zijn. Dereden van deze termijn is om de vrijwilliger in bescherming tenemen, 'het mag niet te close worden'. Vanuit het perspectief vande cliënt is het termijn minder gunstig. Roos 'Verwacht wordt dater naar een jaar gewisseld wordt van 'maatje', maar wij zijn ervanovertuigd dat je dat lang niet in alle gevallen moet doen.Sommige ggz-cliënten hebben wel een jaar nodig om een persoonte laten vertrouwen. Is er eerst heel veel geïnvesteerd om eenrelatie op te bouwen en na een jaar stap je op.'

In Emmeloord wil de ZGB-Flevoland het project wat revolutio-nairder op zetten dan in Lelystad en Almere. 'Het zou interessantzijn na een jaar te kijken wat de verschillen zijn tussen deprojecten in de verschillende steden.', aldus van Otterloo.

De voorkeur gaat uit naar vrijwilligers met ervaringsdeskundig-heid en of mensen met affiniteit met de problematiek. Vanuit deVrijwilligerscentrale zijn er wel eisen gesteld aan de kwaliteit vande vrijwilligers. Roos 'Je moet vriendelijk en aardig zijn enzo,maar dat is en blijft heel moeilijk om te testen. Vandaag kaniemand vrolijk zijn, maar morgen weer heel anders.' Devrijwilligers krijgen een scholing aangeboden. In oktober 2004zullen de eerste koppelingen plaatsvinden.

De koppeling:De coördinator heeft eerst een gesprek bij de cliënt in huis. Naaraanleiding van dit gesprek probeert hij de cliënt te matchen meteen vrijwilliger die volgens de coördinator goed bij de cliënt past.Vervolgens vindt er een kennismakingsgesprek plaats tussen decliënt en de vrijwilliger in aanwezigheid van de coördinator. Nade koppeling vindt er na drie maanden een evaluatiegesprekplaats. In de eerste drie maanden ontmoeten de cliënt en devrijwilliger elkaar ongeveer één keer per week. Als na de eerstedrie maanden blijkt dat het niet klinkt, dan kan er ontkoppeldworden.De vrijwilligers komen voornamelijk uit Lelystad en Dronten.

Page 114: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

114

31 december 2004 loopt de subsidie af. De Vrijwilligerscentraleneemt het project over.

Volgend jaar moet het project draaien in Lelystad en Emmeloord.Voor kerst 2004 behoren de vrijwilligers aan de deelnemersgekoppeld zijn. In Almere draait al een dergelijk project 'anderszou ook hier het project van start zijn gegaan'.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?Het project werkt niet volgens een specifieke methodiek. Devrijwilligers krijgen wel een vrij uitgebreide training, wordengecoacht door professionals en daarnaast is er een maandelijksegroepsbijeenkomst voor het uitwisselen van ervaringen.

Is de praktijk geëvalueerdDe praktijk is niet geëvalueerd daarvoor loopt het project nog tekort. Wel zijn er succescriteria oftewel te verwachten resultatengeformuleerd. Een verwacht resultaat is dat het project drempel-verlagend werkt voor (ex-)ggz-cliënten wat betreft deelname aandiverse tijdsbestedingenmogelijkheden, dus: meer deelname vandeze mensen aan maatschappelijke activiteiten. Ook zal het deterugval verminderen van (ex-)ggz-cliënten na opname ofdagbehandeling door en betere kwaliteit van leven. Een derde teverwachten resultaat heeft betrekking op het bevredigendegebruik van ervaringsdeskundigheid en vaardigheid door decoaches. Andere te behalen resultaten zijn meer institutioneel vanaart. Zo wil met dat er een handboek komt, het project envoorbeeldfunctie krijgt voor andere regio's en ggz-cliënten, hetproject presenteren in o.a. psychiatrische klinieken en aandacht inde media en publicatie in de vakliteratuur.

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Er is zeker vraag naar, is de overtuiging van de beide medewer-kers. Tijdens de eerste trainingsbijeenkomst worden 8 vrijwilli-gers geschoold tot maatje. Er staat een tweede wervingscampagneen scholing gepland voor eind 2004. Van Otterloo: 'Alle vrijwilli-gers kunnen namelijk nu al worden gekoppeld aan cliënten.Terwijl we nog steeds aanvragen krijgen van de kant van decliënten.' De vraag overstijgt het aanbod.

Page 115: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

115

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?Alle vrijwilligers worden verplicht om deel te nemen aan eenspecifiek voor het 'Vriendschap op maat project' ontwikkeldecursus. Na afronding van de cursus en het in ontvangst nemenvan een certificaat worden de vrijwilligers gekoppeld aan eencliënt. De vrijwilligers krijgen ondersteuning van een professio-nal. Maandelijks vindt er een groepsbijeenkomst plaats waarinhet uitwisselen van ervaringen centraal staat.

Page 116: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

116

6. DAAT-Drenthe

DAAT-Drenthe, integraal deel uitmakend van de GGZ Drenthe,bestaat uit een aantal projecten verspreid over de provincieDrenthe, zoals: regionale dagactiviteitencentra, arbeidsrehabilita-tiecentra (waaronder een aantal MKB bedrijven) trajectbegelei-ding. Daarnaast is er een aantal samenwerkingsverbanden gerichtop het aanbieden van werkervaringsplekken, onder meer voor dehoreca (stichting De Hofstede te Assen) en arbeidsintegratie (meteen aantal gemeenten).DAAT-Drenthe draagt op methodische wijze zorg voor het'bemiddelingsrijp maken van de individuele cliënt (van de Lindte.a. 2002). De methodische werkwijze van DAAT-Drenthe isuitgewerkt bij onder meer het AR centrum Plan-Support te Assen.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): Andries Dijkstra, projectmanager

DAAT/GGZ Drenthe• Literatuur /

Schriftelijk materiaal:Meer, D. van der. & Louis Polstra(1999). Doelbewust aan het werk. Eenonderzoek naar Plan Support.Rijksuniversiteit Groningen,Groningen.Lindt, S. van de, Michon, H. & HansKroon (2002). Met het oog op succes.Tien innovatieve rehabilitatieprojectenvoor arbeid, dagbesteding en scholing.SWP, Amsterdam.

• Overig: www.daat-drenthe.nl

Wat is de doelgroep van de praktijk?DAAT-Drenthe heeft als missie, de deelnemer te ondersteunen ente begeleiden richting herstel, behoud en uitbreiding van de(arbeids)vaardigheden, zodat de deelnemer naar eigen tevreden-heid en met succes kan functioneren in een door hem/haargekozen omgeving (bijvoorbeeld een arbeidsmatige organisatie ofeen project op het gebied van sociale activering).

DAAT-Drenthe is toegankelijk voor hen die een contact hebben(gehad) met de geestelijke gezondheidszorg en voor mensen bijwie psychosociale problematiek de reden is, dat zij genoemde

Page 117: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

117

missie niet alleen en op eigen kracht kunnen bereiken. DAAT-Drenthe richt zich op mensen met een grote afstand tot dearbeidsmarkt, verwezen vanuit de ggz en RIBW Drenthe, dan welvoor mensen die een andere bron van financiering (REA, IRO, etcetera) meebrengen.

DAAT-Drenthe kent binnen de doelgroep de volgende functies:deelnemers in werkprojecten, deelnemers in arbeidsrehabilitatie-trajecten, deelnemers van regionale dagactiviteitencentra eninloophuizen (RIBW), vrijwilligers.

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?De categorie die direct verwezen worden vanuit een behandel-traject wordt volgens de projectmanager DAAT-Drenthe, AndriesDijkstra goed bereikt. De deelnemers die via gemeentelijke socialediensten en reïntegratiebedrijven binnen komen is volgens hemeen acquisitie vorm die nog verder kan worden ontwikkeld.Sociale diensten doen steeds vaker een beroep op DAAT-Drenthe.De sociale dienst organiseert dan zelf de benodigde financiering(activeringsgelden, ESF/Equal, etc.)Bepaalde groepen die wel bekend zijn bij de sociale dienst blijvenvoor DAAT-Drenthe moeilijk te bereiken. Dit is een aandachts-punt voor de toekomst. 'Maar de sociale dienst zou ons zeker nogadequater kunnen benaderen en meer mensen naar ons kunnendoorverwijzen', zo zegt Andries Dijkstra.

Bij DAAT-Drenthe nemen op jaarbasis gemiddeld ca. 230 mensendeel aan de zogenaamde ‘voorschakeltrajecten arbeidsintegratie’.Daarnaast staat gemiddeld eenzelfde aantal ingeschreven bij éénvan de dagactiviteitencentra voor ondersteunende en activerendebegeleiding. De heer Dijkstra: 'Dit zijn zonder uitzonderingallemaal mensen die te kampen hebben met een vrij stevigepsychiatrische problematiek. De gemiddelde duur van een ARtraject bedraagt 14 tot 18 maanden. Sommigen zijn binnen eenaantal maanden al geholpen, anderen doen er 2 á 3 jaar over.'

Wat is de doelstelling van de praktijk?DAAT-Drenthe heeft als missie, de deelnemer te ondersteunen ente begeleiden richting herstel, behoud en uitbreiding van de(arbeid)svaardigheden, zodat de deelnemer naar eigen tevreden-heid en met succes kan functioneren in een door hem / haargekozen omgeving (b.v. een arbeidsmatige organisatie of eenproject op het gebied van sociale activering).

Page 118: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

118

Om deze doelstelling te bereiken wordt, waar mogelijk, nauwsamengewerkt met andere (reguliere) maatschappelijkeorganisaties op het gebied van dagbesteding, scholing en arbeid.'Wij maken deelnemers bemiddelingsrijp. We trainen en werkennet zolang totdat ze een hard arbeidsprofiel hebben.', aldus deheer Dijkstra.

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?Om de doelstelling zoals hierboven beschreven te realiseren heeftDAAT-Drenthe binnen haar muren verschillende bedrijvengevestigd.Zo bieden arbeidsrehabilitatiecentra en een drietal MKB’sonderdak aan verschillende bedrijven; zoals machinale houtbe-werking, saunabouw, meubelstoffering, grafische afdeling(drukkerij + binderij), lijstenmakerij, tuinwinkel, fietsenwinkelsen reparatie en administratie (algemeen + financieel).Dit concept is in ruim 10 jaar tijd uitgegroeid tot een provincie-breed beschikbaar netwerk, met vestigingen in Hoogeveen,Emmen en Assen. De dagactiviteitencentra kunnen tevens dienenals een opstap naar arbeidsrehabilitatie. Soms stromen deelne-mers uit het arbeidsrehabilitatietraject door naar dagactiviteiten-centra.

Daat-Drenthe biedt de volgende werkzaamheden:• Administratie/secretariaat• Automatisering/tekstverwerking• Grafisch totaalpakket (ontwerpen/drukken/afwerken)• Boekbinden/kartonnage• Kantine/magazijn werkzaamheden• Machinale houtbewerking• Metaal- en plaatbewerking (constructie- en machinebank-

werk)• Fietsenreparatie• Receptie/telefoondienst• Civiel/technisch onderhoud• Acquisitie• Bos- en tuinonderhoud• Bloemisterij- en kwekerijwerkzaamheden• Winkelwerkzaamheden• Inlijstwerkzaamheden

Page 119: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

119

Andries Dijkstra: 'Het zijn stuk voor stuk reguliere bedrijfjeswelke deel uitmaken van DAAT-Drenthe en daarmee van deGGZ Drenthe. We werken marktconform. Bij alle activiteiten zijndeelnemers betrokken. Ca. 60% van de totale kosten wordtgefinancierd uit de AWBZ, de andere 40% ‘moet uit de marktkomen’.Grofweg kun je stellen dat de begeleidings- en coachingskostenvoor de deelnemers via de AWBZ worden betaald, de overigekosten komen uit economische opbrengsten van de bedrijven.Dijkstra benadrukt dat het werk dat de deelnemers uitvoeren eenmiddel is om de deelnemers te trainen en rehabiliteren en niet hetdoel op zich!' Bijvoorbeeld, met de boekbinderij in Hoogeveengaan we stoppen. De concurrentie is moordend. Economischgezien is het niet lucratief om daarmee door te gaan. We stoppendaarom met de boekbinderij en gaan de meubelstoffeerderij, waarwel veel vraag naar is, uitbreiden’.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?Er wordt gewerkt volgens de Individuele Rehabilitatie Benade-ring (IRB). De IRB-methode biedt een uitvoering stappenplan.Samen met de deelnemer wordt bekeken welke stappen nodigzijn. Per individu wordt een traject uitgezet afhankelijk van hetgewenste begin- of einddoel. Het leveren van individueelmaatwerk staat dan ook centraal. 'Mensen blijven werken én lerenbinnen onze bedrijven zolang er een persoonlijke ontwikkelingaantoonbaar is. Mensen bepalen zelf hun tempo, belangrijk is dater vooruitgang geboekt kan worden, legt de heer Dijkstra uit.

Een trajectbegeleider coacht de deelnemer aan de hand van demethodiekgesprekken. Daarnaast vinden er regelmatig (1 maalper 4 à 6 weken) voortgangsgesprekken plaats met de deelnemer,de werk- en trajectbegeleider. In deze gesprekken evalueren dedeelnemers met de begeleiders hun arbeidsfunctioneren. Deevaluatie resulteert in nieuwe of het bijstellen van werkafsprakenen werkdoelen.

Middels de IRB kijken we naar de mogelijkheden van deindividuele deelnemer. Dijkstra legt uit: 'Er wordt vaak gezochtnaar praktische oplossingen. Bijvoorbeeld als iemand moeiteheeft om op tijd wakker te worden. Methodisch zeggen we dandat hij een hulpbron moet zoeken. Misschien heeft hij eenbuurman die om 7 uur wakker wordt en die de moeite wil nemenom bij hem aan te bellen. Het gaat om praktische oplossingen

Page 120: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

120

voor alledaagse problemen. We zijn vaak gewend om ingewik-keld te formuleren, iemand moet bijvoorbeeld sociale vaardighe-den leren.Maar wat is dat nu, wat moet hij nu precies leren? Het moet gaanom praktische en concrete acties. En het doel moet realistischzijn.'Naderhand worden de deelnemers gecoacht om te werken aan despecifieke eisen van zijn of haar gewenste toekomstige werkom-geving. Ze moeten 'een hard arbeidsprofiel krijgen': ook op lastigemomenten moeten ze kunnen gaan functioneren binnen normalearbeidsomstandigheden. 'Wij leren mensen om (weer) werknemerte worden’.

De deelnemers kunnen middels AWBZ financiering gebruikmaken van een arbeidsrehabilitatietraject, als vervolg op eenbehandeltraject. In principe kan dit ook middels het zogenaamdePGB (persoonsgebonden budget)Deze financiering garandeert een duurzaam rehabilitatieprocesen vergoedt de uitgaven van de inzet van middelen (begeleidingen overheadkosten). Mensen die niet via een ggz-instellingworden verwezen zijn aangewezen op financiering via de WREAof financiering vanuit de gemeentelijke sociale diensten.

Een terugkomend probleem is dat aspirant deelnemers wantrou-wend kunnen staan ten opzichte van werk in het algemeen en/ofde samenwerking of ondersteuning van instellingen. Dezemensen hebben eerst vaak specifieke hulpverlening nodig, decategorie van de zogenaamde ‘zorgmijders’. De heer Dijkstra:'Met deze groep doen we in eerste instantie nog niks richtingarbeid. Deze groep krijgt eerst trajectbegeleiding. DAAT-Drenthebegeleidt en helpt deze mensen naar specifieke hulpverlening.Aansluitend kan daarna een traject arbeidsrehabilitatie volgen.'

Gevraagd naar de succesformule van DAAT-Drenthe geeft deheer Dijkstra het volgende antwoord: 'Voor ons is helder dat ditde combinatie is van een individueel methodisch stappenplan(IRB) in een bedrijfsmatig georganiseerde ‘lerende omgeving’. Diecombinatie is aantoonbaar succesvol! De resultaten spreken voorzich: wij plaatsen i.s.m. met de reïntegratiebedrijven ongeveer 40tot 50 procent van de deelnemers (terug) in ongesubsidieerdbetaald werk of een (beroeps)opleiding welke daar op termijn toekan leiden. En dan heb je het over mensen met forse psychiatri-sche beperkingen of zo men wil handicaps'. Het meest opmerke-

Page 121: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

121

lijke aan DAAT-Drenthe is volgens hem ook de ver doorgevoerdebedrijfsmatige opzet en het daarin marktconform kunnen werkenén leren.

Is de praktijk geëvalueerdDAAT-Drenthe werkt regelmatig samen met het Rob GielOnderzoekcentrum. Dit is een samenwerkingsverband tussen destichtingen GGZ Groningen, GGZ Friesland en GGZ Drenthe, ende Rijksuniversiteit Groningen.Het Rob Giel Onderzoekscentrum is op dit moment bezig met eenonderzoek om de lange termijneffecten van het aanbod arbeids-rehabilitatie te kennen. Het gaat daarbij om deelnemers die van1998 t/m 2001 zijn uitgestroomd naar regulier betaald werk ofeen (vak)opleiding. Dit onderzoek vindt tevens plaats in hetkader kwaliteitstoetsing. Centrale onderzoeksvragen zijn ondermeer: hoeveel mensen zijn aan het werk geholpen? Werken dedeelnemers daar nog steeds? Zo ja, hoe vergaat het ze nu, zo nee,waar werken ze nu wel of niet? Welke factoren waren vaninvloed op het behouden of verliezen van hun baan, etc. Welkelessen kunnen we eruit trekken.Eind van dit jaar moeten de eerste resultaten bekend worden.Volgend jaar zomer moet het onderzoek zijn afgerond. 'Eendergelijk onderzoek is nog nooit gedaan in Nederland.'

DAAT-Drenthe maakt ieder jaar een effectmeting, hoeveelmensen zijn er dit jaar doorgestroomd naar regulier werk,opleiding, etc. Per jaar nemen er tussen de 200 en de 250deelnemers deel aan een arbeidsrehabilitatietraject. Gemiddeldstroomt daarvan 50% uit naar een vorm van betaalde ofvrijwillige arbeid of scholing. In het jaar 2003 waren dat 113deelnemers.

1999 2000 2001 2002 2003In traject gegaan 108 125 126 126 183Ingeschreven 1 januari 250 247 172 187 121Uitgeschreven 111 111 102 101 113Aantal deelnemers watgeheel/deels AR-traject volgde

247 261 198 212 191

Het ‘instroomprofiel’ is hierbij ook van belang. Je kunt wel veelmensen weten te plaatsen op een baan, zo legt de heer Dijkstrauit, maar als je het instroomprofiel niet kent is het resultaat

Page 122: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

122

moeilijk te kwalificeren. Is iemand kort of langdurig in behande-ling geweest, heeft hij wel of geen opleiding gevolgd, heeftiemand een arbeidsverleden, over welke vaardigheden beschikthij, etc.'De uitstroomcijfers van reïntegratiebureaus zeggen me daaromook niets, als er geen duidelijke instroomprofielen wordenbeschreven.We vatten het instroomprofiel van de deelnemers in 2003 kortsamen: circa 85% van de deelnemers had, recent of in hetverleden, een behandel- of begeleidingscontact met een ggz-instelling. Van 22% is het opleidingsniveau onbekend of heeftalleen basisonderwijs genoten, 39,5% heeft een VMBO diploma,31,5 %, een MBO / HVO opleiding afgerond en slecht 5,5 % heefteen HBO, VWO of WO achtergrond. De helft heeft werkervaringin de profit sector, de andere helft heeft nooit gewerkt of is actiefgeweest binnen de non-profit sector of heeft vrijwilligerswerkgedaan. Meer dan 60% heeft een WAO of WAJONG uitkering. Bijcirca 40%van de deelnemers is er in behoorlijke mate sprake vaneen sociaal isolement en/of het hebben van problemen bij dezelfredzaamheid in het dagelijks leven (persoonlijke hygiëne,gezondheid, financiën, sociale omgang met partner, familie envrienden).

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?Iedere trajectbegeleider (1.00 fte) begeleidt gemiddeld ca. 35 à 40deelnemers bij een traject arbeidsrehabilitatie. DAAT-Drenthezou maximaal ca. 300 deelnemers kunnen plaatsen. Factorenwelke dit beïnvloeden zijn:A. Het aantal werkbegeleiders (deze vacatures zijn lastiger in tevullen dan die voor trajectbegeleiders, vind maar eens eenmedewerker die én goed is in zijn/haar vakgebied én ook feelingheeft met de doelgroep).B. De hoeveelheid werk (er moet voldoende geacquireerdworden, voldoende opdrachten binnen worden gehaald).

DAAT-Drenthe beschikt zelf over een bevoegd docent IRB (viaStichting Rehab ’92 te Rotterdam) Hij verzorgt de (bij)scholingenvoor zowel traject- als werkbegeleiders.De trajectbegeleiders (met een afgeronde en relevante HBOopleiding) moeten alle modules IRB volgen.De werkbegeleiders (met een afgeronde vaktechnisch relevanteMBO opleiding) moeten zich daarnaast bekwamen in het

Page 123: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

123

begeleiden (het kunnen toepassen van onderdelen uit demethodiek) én moeten (gaan) beschikken over ondernemers-vaardigheden.

Zijn er nog bijzonderheden over de praktijk te vermelden die nog nietaan de orde zijn gekomen?Voor de toekomst is het van belang om kritisch te blijven kijkennaar de eigen ontwikkelingen inzake het toepassen van demethodiek én de daarbij passende werkwijzen en attitude. Hetblijft een kwetsbare groep mensen waar DAAT-Drenthe meewerkt. Er is geen tijd om genoegzaam achterover te leunen.Een belangrijk aandachtspunt, maar ook van zorg, voor de heerDijkstra is om het aanbod arbeidsrehabilitatie (voorschakeltrajec-ten arbeidsintegratie) voor zowel ggz-cliënten als anderen,blijvend en adequaat gefinancierd te krijgen (binnen de kadersvan modernisering AWBZ en ontwikkelingen rondom de WMO)

Page 124: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

124

7. Begeleid leren ROC Zadkine

Het project Begeleid Leren is gericht op het ontwikkelen enimplementeren van vormen van ondersteuning en begeleidingvoor (aspirant) deelnemers van het ROC die bij het leren en hetvolgen van een opleiding worden belemmerd door psychiatrischeproblematiek.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): Marianne Bassant en leerlingen

Wat is de doelgroep van de praktijk?Doelgroep zijn primair mensen met een psychiatrische achter-grond die een opleiding willen volgen bij ROC. Daarnaast richthet project zich ook op leerlingen van de ROC die met psychischeproblemen worstelen en daardoor belemmerd worden in hunschoolloopbaan. Daarvoor de inzet van begeleiders natuurlijkessentieel . Zij zijn de kwartiermakers die de kansen van deleerlingen kunnen vergroten. Daarnaast hebben we ook nog vaakte maken met de familie

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Vorig jaar zijn 56 deelnemers individueel begeleid. Er zijn noggeen mensen klaar met hun opleiding. In het algemeen gaat hetom een groep die zeer gemotiveerd is om de eigen ervaringsken-nis te benutten voor een toekomstige werkplek. (BGE opleiding)De beroepsopleiding voor mensen met ervaringsdeskundigheid(onderdeel van Zadkine) is tot nu toe een groot succes. Per cursusdoen 20 tot 23 leerlingen mee. Ze krijgen na afronding eenregulier diploma waarmee ze in de ggz aan het werk kunnen. Totnu toe vindt 60% betaald werk

Wat is de doelstelling van de praktijk?De definitie van begeleid leren is studenten met psychiatrischebeperkingen helpen bij het bereiken van hun leerdoelen door departiciperen in een reguliere opleiding, met de begeleiding dienodig en gewenst is, zodat men met succes en tevredenheid kanfunctioneren in de onderwijsomgeving van eigen keuze met zomin mogelijk professionele hulp

Page 125: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

125

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?PraktijkenHet project bestaat uit een toeleidingscursus (Impuls), eenindividueel begeleidingstraject naar een opleiding en eenindividuele begeleiding tijdens de studie. Het project is ingebedin het Service centrum van het Zadkine. Bij intake wordenstudenten erop gewezen dat deze mogelijkheid bestaat. Inoorsprong is het project opgezet vanuit de ggz (BAVO/RNO) omcliënten de mogelijkheid te bieden via een leertraject de kansenop de arbeidsmarkt te vergroten. In de loop van het project is hetmeer integraal onderdeel van het ROC geworden waarbij ookleerlingen die met studieproblemen als gevolg van psychiatrischeproblemen worstelen begeleid en ondersteund worden. Daarbijspeelt ook een rol dat in Rotterdam in de omliggende wijken eenvrij hoog percentage psychiatrische problematiek onder dejongeren is geconstateerd (20% volgens een GGD onderzoek uit1999).De gemeente is geen partij in het project maar subsidieert wel eenregionaal meldpunt schooluitval, waar een begeleider uit betaaldwordt.De toeleidingscursus (impuls) duurt van januari tot mei en isbedoeld voor mensen die nog niet precies weten wat vooropleiding ze willen gaan volgen en als voorbereiding op hetopnieuw naar school gaan. Ook is het voor studenten dievanwege hun problematiek zijn vastgelopen en daardoor zijngaan twijfelen aan hun studiekeus. Oorspronkelijk werd vooraldoor de ggz (Bavo ) verwezen maar nu komen de externeverwijzingen duidelijk op gang (zelf, op advies van medeleerlin-gen, huisarts, familie, Riagg, schoolmaatschappelijk werk, MEE,Basisberaad). Soms hebben de deelnemers een hoger opleidings-niveau dan bij het ROC past. Dat draagt wel bij aan een succesvolopleidingstraject. Uiteindelijk leidt dat er soms toe dat mensen nade ROC opleiding doorgaan met een HBO opleiding.Deelnemers krijgen een van de projectmedewerkers als mentor.Deelnemers hebben de keuze tussen een individueel of eengroepstraject. Als zij voorbereid willen worden voor de deelnameaan de opleiding (Impuls project). De deelnemers die individueelgesteund willen worden krijgen maximaal 10 uur gesprekvoordat een keuze wordt gemaakt. Als mensen uiteindelijk nietvoor een opleiding op Zadkine kiezen krijgen ze ondersteuningom begeleiding bij een andere school of bij de Bavo te zoeken. Eris een groei van het aantal deelnemers. De begeleiders hebben een

Page 126: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

126

brede achtergrond en zijn ondergebracht bij Studie en Handicap.De begeleiders zijn niet sectorgebonden..De toeleidingscursus heeft geen structurele financiering. Dedeelnemers betalen 200 euro zelf en het uitgangspunt is definanciële drempel zo laag mogelijk te houden.Aansluitend kunnen leerlingen die een opleiding kiezen bij hetROC Zadkine een beroep doen op het steunpunt begeleid leren.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?De begeleiders worden geschoold in de Individuele Rehabilitatie-benadering door de Stichting Rehabilitatie 92 in samenwerkingmet de Erasmus Universiteit en de Maaskringgroep. De definitievan begeleid leren is studenten met psychiatrische beperkingenhelpen bij het bereiken van hun leerdoelen door de participerenin een reguliere opleiding, met de begeleiding die nodig engewenst is, zodat men met succes en tevredenheid kan functione-ren in de onderwijsomgeving van eigen keuze met zo minmogelijk professionele hulp

Is de praktijk geëvalueerdEr is weinig zicht op de uitval ook omdat de administratie bijROC Zadkine op dit moment gereorganiseerd wordt. Tijdens deevaluatie van het project in 2001 bleken er 67% van de deelnemersde cursus af te ronden. In vergelijking met andere rehabilitatie-projecten is het resultaat redelijk tot goed. Een belangrijkknelpunt is de financiering van de opleiding en de toestemmingvan uitkerende instanties. Vaak komt de toestemming daarvoorzo laat dat de studenten in de financiële problemen komen. In deprojectfase is het project geëvalueerd door het Trimbos Instituut.Daaruit bleek dat van de 13 personen die begeleid werden er vierinstroomden via de Impuls cursus, vier zijn verwezen door ggz-hulpverleners, twee verwezen via ROC Zadkine en een persoonvia een reïntegratiebedrijf, een persoon via Begeleiding Leerwegen Arbeidsintegratie Gehandicapten en een persoon via informelekanalen. Van de 13 deelnemers zijn er drie uitgestroomd, eenwegens opname, een vanwege een negatief advies en praktischeproblemen, een persoon is een opleiding buiten Zadkine gaanvolgen en wordt begeleid vanuit de ggz. De deelnemers die bij deevaluatie zijn geïnterviewd zijn zeer te spreken over de begelei-ding. Ze verwachten van de begeleider vooral informatie, adviesen emotionele ondersteuning.

Page 127: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

127

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?De samenwerking tussen de ggz en Onderwijs is moeizaam ennog te veel afhankelijk van de inzet van enkele individuen. Er zijnin andere regio’s (Nijmegen, Utrecht, Den Bosch, Deventer enDen Haag) wel initiatieven genomen maar het is nog teveel eenkwestie van vallen en opstaan, waarbij het gebrek aan structurelefinanciering het grootste knelpunt is.

SuccesfactorenEen belangrijke constatering is dat educatieve activiteiten ook losvan de vraag of het werk oplevert belangrijke herstelmogelijkhe-den bieden (zie ook ervaringen in V.S.)Belangrijk is ook een goed klimaat waar deelnemers zich veilig envertrouwd voelen.Daarnaast is de goede inbedding in de onderwijsorganisatie vanlevensbelang. Daardoor is er voldoende ruimte om aan docenteninformatie te geven over de ggz problematiek. Ook de samen-werkingsrelaties buiten de school zijn heel belangrijk. Kortom jemoet een goede structuur neerzetten met veel commitment vande school en externe partijen om een dergelijk project te latenslagen.Ook de mensen die afgehaakt zijn, zijn positief. Dat heeft vooralte maken met de ruimte die ze krijgen om zich te ontplooien, debejegening door docenten en de zorgvuldigheid waarmee zebegeleid worden.. Wat je van ze hoort is dat ze in het reguliereonderwijs meer een nummer zijn.

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?De begeleiders worden geschoold in de Individuele Rehabilitatie-benadering door de Stichting Rehabilitatie 92 in samenwerkingmet de Erasmus Universiteit en de Maaskringgroep.Een knelpunt is de intervisie die nog niet gerealiseerd is. Datheeft ook te maken met kleine aanstellingen, waardoor hetmoeilijk is om er tijd voor te vinden.Er is een goede samenwerking opgebouwd met het AlbedaCollege, die zich specialiseert in begeleiding van (lichamelijk)gehandicapte leerlingen. Zij maken gebruik van de Expertise vanhet steunpunt voor hun leerlingen. Andersom zetten zij hunexpertise in voor leerlingen van Zadkine.

Page 128: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

128

Zijn er nog bijzonderheden over de praktijk te vermelden die nog nietaan de orde zijn gekomen?FaalfactorenDe (studie)financiering van de deelnemers is slecht geregeld. Desamenwerking met uitkerende instanties laat te wensen over.De financiering van het project blijft kwetsbaar. Zolang anderepartijen niet deelnemen wordt het meer een ROC Zadkineverhaal. Dat is aan de ene kant positief. Aan de andere kant kanhet project ook een bredere uitstraling hebben en het is nu ook tekwetsbaar. Eigenlijk zou er op stedelijk niveau een soort initiatiefStudie en Handicap gerealiseerd moeten worden waarinonderwijs, ggz en de uitkerende instanties met elkaar samenwer-ken.Ook de pr voor het project en het werven van deelnemers gebeurtte weinig georganiseerd. Er zijn wel folders en mailing, maar er iseigenlijk te weinig tijd voor..De ggz is te beschermend voor ggz-cliënten. Dat levert veel stressop als cliënten weer in de maatschappij moeten functioneren.Er is te weinig ruimte voor IntervisieDe samenwerking tussen de ggz en Onderwijs is moeizaam ennog te veel afhankelijk van de inzet van enkele individuen. Er zijnin andere regio’s (Nijmegen, Utrecht, Den Bosch, Deventer enDen Haag) wel initiatieven genomen maar het is nog teveel eenkwestie van vallen en opstaan, waarbij het gebrek aan structurelefinanciering het grootste knelpunt is.

SuccesfactorenEen belangrijke constatering is dat educatieve activiteiten ook losvan de vraag of het werk oplevert belangrijke herstelmogelijkhe-den bieden (zie ook ervaringen in V.S.)Belangrijk is ook een goed klimaat waar deelnemers zich veilig envertrouwd voelen.Daarnaast is de goede inbedding in de onderwijsorganisatie vanlevensbelang. Daardoor is er voldoende ruimte om aan docenteninformatie te geven over de ggz-problematiek. Ook de samen-werkingsrelaties buiten de school zijn heel belangrijk. Kortom jemoet een goede structuur neerzetten met veel commitment vande school en externe partijen om een dergelijk project te latenslagen.Ook de mensen die afgehaakt zijn, zijn positief. Dat heeft vooralte maken met de ruimte die ze krijgen om zich te ontplooien, debejegening door docenten en de zorgvuldigheid waarmee ze

Page 129: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

129

begeleid worden.. Wat je van ze hoort is dat ze in het reguliereonderwijs meer een nummer zijn.

Page 130: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

130

7. Divisie Specials van KLIQ

De divisie Specials van KLIQ heeft tot doel cliënten die openigerlei wijze met psychische problemen worstelen een zodanigestructuur en begeleiding te bieden dat het mogelijk is tot eenplaatsing te komen op een betaalde arbeidsplek.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): organizer en cliënt

Wat is de doelgroep van de praktijk?Het is een vrij kwetsbare doelgroep, waarbij het er om gaat eenwerkplek te vinden die heel goed bij hem of haar past. Passendzijn houdt ook in dat er met zo veel rust en zelfvertrouwengewerkt wordt dat verstoringen minder hard aankomen. Dat kanbetekenen dat de cliënt ver onder haar of zijn opleidingsniveauaan het werk komt.KLIQ werkt in opdracht van UWV, gemeentes en de laatste tijdook bedrijven (in verband met de wet poortwachter). In hetlaatste voorbeeld gaat het om mensen die niet meer in het eigenbedrijf tewerk gesteld kunnen worden. De cliënten die door deafdeling van Specials van KLIQ worden begeleid zijn geselecteerddoor de opdrachtgevers. In de praktijk komt het weinig voor datmensen die direct uit een intramurale setting komen bij KLIQaangemeld worden. Eerst wordt hen de gelegenheid gegeven ommeer structuur in hun leven aan te brengen. Van de cliënten diebij KLIQ aangemeld zijn, worden 10 tot 15% terugverwezen naarde ggz of verslavingszorg. De cliënten die anderszins niet in staatzijn om het traject succesvol af te ronden krijgen een alternatieftraject aangeboden waarbij zij door middel van dagbestedinggedurende drie maanden meer structuur in hun leven kunnenopbouwen. Vervolgens krijgen deze cliënten, afhankelijk van watde opdrachtgever beslist een tweede kanstraject. Ook is er nog hetIRO traject waarbij cliënten zelf kunnen bepalen wie hen naarwerk begeleidt. (met name voor mensen met een REA status).

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?De doelstelling (zie boven) wordt bij 30 tot 35% van de cliëntengehaald. De opdrachtgevers met name de UWV en de Gemeentewillen eigenlijk dat dit percentage 50% wordt, maar in de praktijkis dat onhaalbaar. Daarbij speelt ook dat de cliënten die instromen

Page 131: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

131

moeilijker te plaatsen zijn dan vroeger. De meer makkelijkecliënten die er vroeger bij zaten hebben blijkbaar een anderetraject ontwikkeld. De opdrachtgever evalueert of de doelengehaald zijn. Daarnaast beoordeelt KLIQ of de financiële doelenworden gehaald.

Wat is de doelstelling van de praktijk?Doelstelling van de afdeling Specials van KLIQ is om cliënten dieop enigerlei wijze met psychische problemen worstelen eenzodanige structuur en begeleiding te bieden dat het mogelijk istot een plaatsing te komen op een betaalde arbeidsplek.

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?PraktijkenDe reïntegratiediensten voor de doelgroep psychisch gehandi-capten omvat drie fasen. In de fase intake en trajectplan vindt deintake plaats waarbij duidelijk moet worden wat de arbeidsmo-gelijkheden zijn van de kandidaat , of reïntegratie haalbaar is enwelke inzet van middelen daarvoor nodig is. Daarnaast wordtinformatie gegeven over de werkwijze en de relatie tot deopdrachtgever. Ook wordt er een trajectplan opgesteld die doorde kandidaat onderschreven wordt. Als reïntegratie niet haalbaaris, dan komt er een advies over een alternatief traject.Bij de Fase Diagnose en oriëntatie krijgt de cliënt zicht op zijnkwaliteiten en beperkingen en leert deze accepteren. Hij krijgt degelegenheid om zich een beeld te vormen van soorten arbeid enfuncties die binnen bereik liggen. Snuffelstages kunnen hierbijhelpen. De cliënt krijgt daardoor ook de mogelijkheid om tewennen aan meer structuur in zijn leven . Bovendien krijgt hijzicht op concrete scholings- en beroepsmogelijkheden. Hij kandeelnemen aan verschillende oriëntatie- en activeringscursussen.Locatie:In principe komen mensen op kantoor langs. Als cliënten buitenVenlo wonen, waar het openbaar vervoer slecht is spreekt hijregelmatig bij hen thuis af. Dat geeft weliswaar veel extrainformatie over cliënten maar kan anderzijds ook het beeldvertroebelen. Daarnaast zijn er veel contacten telefonisch en per e-mail.In 25% van de gevallen wordt er gebruik gemaakt van eenstageplaats, een werkervaringsproject of een proefplaatsing incombinatie met scholing. Een proefplaatsing houdt in dat decliënt gedurende 2 of hooguit 3 maanden bij een werkgever dekans krijgt om zich te bewijzen. De proefplaatsing kost de

Page 132: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

132

werkgever niets. Tevoren worden enkele leerdoelen vastgestelden deze worden ook geëvalueerd met de leerling.De scholingsmogelijkheden zijn op dit moment beperkter danvroeger. Het is niet meer mogelijk om de opleidingskosten apartin rekening te brengen. Nu worden ze binnen het projectgefinancierd. Nu zijn de opleidingen kortdurend.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?De methodiek wordt steeds zakelijker. Je moet bepaaldeslagingspercentages halen en dat betekent dat je naar de cliënt toeje zakelijk moet opstellen. Piet Dupont is daar zelf ook inveranderd. Je bent geen SPV’er, je moet niet met het ziektebeeldmeegaan.Er worden verschillende soorten expertise ingezet. Naast debegeleider (consultant) is er een job hunter die probeert eenwerkgever te interesseren. De cliënt moet de werkgevers zelfbenaderen. De organizer (in dit geval Piet) houdt de regie overhet gehele traject. Deze informeert de cliënt en de werkgever overwet- en regelgeving, beoordeelt of de functie passend is(verhouding belasting en belastbaarheid) adviseert over in tezetten reïntegratie-instrumenten en zet zonodig een job consul-tant in. De job consultant (job coach) heeft de mogelijkheid om heteerste jaar 15% van de arbeidscontracturen ingezet te worden. Naeen jaar wordt dat percentage lager. Dit wordt deels ook bepaalddoor het soort uitkering die de cliënt heeft. Bij WAJONG is hetvrij makkelijk, bij een WAO uitkering moet je meer moeite doen.De ervaringen met de inzet van Job coaches zijn heel gunstig. Jeontlast de consultant en waarborgt de continuïteit van de inzetvan de cliënt. Het heeft vooral tot gevolg dat de omgeving decliënt veel beter gaat begrijpen. Na verloop van tijd blijkt erminder behoefte te zijn aan een job coach.Succesfactoren:

Is de praktijk geëvalueerdEr zijn interne evaluaties.

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Interview cliënt:Hij heeft een aantal bemiddelaars meegemaakt, onder meer doorde reorganisatie van KLIQ in deze periode. De eerste personendie hem wilden bemiddelen werkten niet op een realistischemanier maar vanuit het boekje. Dat irriteerde hem. Bovendienwaren ze een stuk jonger dan hij. Hij had er genoeg van als een

Page 133: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

133

jojo heen en weer te worden geschoven van cursussen naarschrijven van sollicitatiebrieven. Hij had juist de ervaring bijsollicitaties dat hij eerder over gekwalificeerd was dan te weiniggekwalificeerd. Hij werd vaak daarom afgewezen omdat zevreesden hem snel kwijt te raken. Door zijn faalangst zag hij optegen werk waar hij goed voor geschoold was en presenteerde hijzichzelf te slecht. Met Piet Dupont klikte het. Die had eenrealistische benadering: wat wil je en wat is haalbaar. Je moet hetgevoel hebben dat je serieus wordt genomen en dat je vertrouwenkrijgt.

Het traject ging in kleine stapjes, eerst gesprekken, testen enkeuringen. Daarna het zoeken van een bedrijf waarbij er rekeningwordt gehouden met je beperkingen (faalangst). Het gaat er omeen bedrijf te zoeken waar je je direct op je gemak voelt, waar zetijd voor je maken. Dat je onder je niveau werkt vindt hij niet zobezwaarlijk, zolang de sfeer maar goed is. Hij heeft uiteindelijkeen administratieve baan gevonden in het bedrijf van zijn zuster.

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?De organizers, job hunters en consultants van KLIQ volgenregelmatig scholing. De praktijk ervaringen van KLIQ wordenook elders gebruikt omdat veel medewerkers bij KLIQ zijnweggegaan en voor zichzelf zijn begonnen. De arbeidsdeskundi-gen doen ook aan intercollegiale toetsing.

Zijn er nog bijzonderheden over de praktijk te vermelden die nog nietaan de orde zijn gekomen?Faalfactoren:• De mensen die aangemeld worden hebben een steeds grotere

afstand tot de arbeidsmarkt.• Mensen die nu aangemeld worden zitten vaak al vele jaren in

de WAO en hebben hun eigen leven daarop ingesteld. Datmaakt het moeilijk om een heel ander leven weer op te bou-wen.

• De situatie op de arbeidsmarkt is veranderd het is moeilijkergeworden om werk te vinden.

Bij de beroepen waar weinig opleidingseisen worden gesteld is deconcurrentie van werknemers uit andere (EEG) landen, zoalsPolen , toegenomen.Succesfactoren

Page 134: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

134

• KLIQ heeft een lange historie met een goed netwerk bij deggz, de CWI’s, de UWV’s en de gemeenten. Daardoor kun jesneller een koppeling maken waardoor een sluitende aanpaktot stand kan komen waarbij de stage goed aansluit op toe-komstige arbeidsmogelijkheden.

• De combinatie van de eigen methodiek met een zakelijkebenadering en de specifieke ggz-expertise van mensen die bijde afdeling werken.

Page 135: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

135

9. Kwartiermaken

Kwartiermaken heeft tot doel om ex-ggz-cliënten wegwijs temaken in de maatschappij en de maatschappij toegankelijker temaken voor ex-ggz-cliënten (‘het bevorderen van een maatschap-pelijk klimaat waarin (meer) mogelijkheden ontstaan voormensen met een psychiatrische achtergrond’). De praktijk vankwartiermaken is inmiddels ook toegepast in het kader van devermaatschappelijking van de zorg van (verstandelijk) gehandi-capten.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): Doortje Kal en Gerda Scholtens

(Reakt), groepsbijeenkomst Multiloogin Amsterdam Oost (9 aug. 2004)

Wat is de doelgroep van de praktijk?Doelgroep zijn primair mensen met een psychiatrische achter-grond. Kwartiermaken is echter ook gericht op professionals,gewone burgers en de overheid.

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Kwartiermaken is als benadering in 2002 en 2003 op heelverschillende manieren onder de aandacht gebracht vanprofessionals, overheden en in mindere mate gewone burgers.Het ontstaan van allerlei initiatieven (kwartiermakenfestival,multiloogbijeenkomsten, initiatieven in Haarlem en Amsterdam)tonen aan dat kwartiermaken school maakt op verschillendeplaatsen onder verschillende groepen, met name ex-ggz-cliënten,professionals, overheden en in mindere mate gewone burgers.

Wat is de doelstelling van de praktijk?In het boek Kwartiermaken, werken aan ruimte voor mensen meteen psychiatrische achtergrond (Ksl, 2001) verdedigt Kal destelling dat het streven naar integratie van ‘het andere’ spanningoproept. Herstel van het contact tussen het normale en hetanderszijnde (van mensen met een ggz-verleden) gaat gepaardmet frictie, ongemakkelijkheid, strijdigheid. In Kwartiermaak-projecten wordt die ongemakkelijkheid benoemd en wordtgeprobeerd nieuwe wegen te vinden ermee om te gaan.

Page 136: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

136

Kwartiermaken gaat over het werken aan een gastvrij onthaal inbuurtcentra en vrijwilligerswerk, kwartiermaken werkt aangenuanceerde beeldvorming over anders zijn, werkt aanbetrokkenheid zowel bij uiteenlopende professionals als bijburgers. Steeds speelt daarbij de vraag of misschien de gewonegang van zaken moet worden opengebroken of opgeschort, juistom een humane plaats te bieden aan de buiten-gewone ander.

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?PraktijkenKwartiermaken werkt dus naar twee kanten. Als instrumentenwerden daarvoor ingezet:• Creëren van overleg tussen ggz-aanbieders, lokale overheden

en belangrijke lokale partijen (welzijnswerk, lokale partijen,culturele instellingen) over hoe mensen met een ggz-verledentoegang krijgen tot voor hen belangrijke voorzieningen.

• Het aanstellen van een functionaris gastvrijheid• vriendendiensten,• een koffietafel waarin omgaan met woningcorporatie,

welzijnswerk en armoedeproblematiek werd besproken en• multiloogbijeenkomsten (waarover later).Kwartiermaken is vervolgens ook in andere steden en regio’sgeïntroduceerd, soms door preventiewerkers van ggz-instellingen, maar ook andere partijen zoals gemeenten en GGD’en bleken geïnteresseerd en namen actief deel. Doortje Kal enGerda Scholtens werkten van 1997 tot 2000 samen aan hetZoetermeerse project Kwartiermaken. Een belangrijk project datvanuit Zoetermeer werd opgezet is de aanstelling van eenfunctionaris gastvrijheid vanuit de Zoetermeerse welzijnsorgani-saties Bovos.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?In Zoetermeer is vorm gegeven aan het project bijzonderebemiddeling. Een functionaris gastvrijheid buigt zich enerzijdssamen met de cliënt / deelnemer over de vraag in welkeorganisatie men wil participeren, anderzijds organiseert zijmaatjes als ‘gastvrienden’ ter plaatse waar gastvrijheid gevraagdwordt. Waar de normale gang van zaken de toegang tot hetwelzijnswerk bleek te versperren, is door deze tussenstap aldusruimte gecreëerd voor de vreemde ander.Het doel van het project is het vergroten van de mogelijkhedenvan mensen met een psychiatrische ervaring, om in een passende

Page 137: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

137

omgeving deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten en vrijwilli-gerswerk in Zoetermeer. De werkwijze is als volgt: De functiona-ris voert intake gesprekken met de deelnemer en probeert dewensen en mogelijkheden boven tafel te krijgen. Daarnaast legt zijcontact met vrijwilligersorganisaties, buurthuizen en andereorganisaties waar de deelnemer geplaatst kan worden. Binnendeze organisaties wordt dan een gastvrouw/gastheer gezochtmet als doel een veilige sfeer voor de deelnemer te creëren en eengoede begeleiding te bewerkstelligen. Maatwerk dus, voor zowelde deelnemer als de organisatie. Gedurende 3 maanden vindt ereen intensieve begeleiding plaats. De deelnemer draait eerst eenproefdag, dan een proefmaand en naar aanleiding hiervan vindteen evaluatie plaats. We noemen het project geslaagd als na 3maanden de deelnemer/vrijwilliger zijn plek heeft gevonden.De plaatsingen variëren. Een groot deel van de deelnemers isdoorgestroomd naar vrijwilligerswerk, hierbij kun je denken aanadministratief werk of buurthuis- en kinderwerk. Daarnaast iseen aantal deelnemers doorgestroomd naar cursussen.De effecten van het project bijzondere bemiddeling zijn positief.Zo leert de deelnemer maatschappelijke codes te herkennen en ersteeds beter mee omgaan. Daardoor krijgt hij ook meer zelfver-trouwen. Heel belangrijk voor de deelnemer is de uitbreiding vanzijn sociale contacten. De deelnemer gaat steeds meer z’nvaardigheden en competenties herkennen en krijgt de ruimte ermee te experimenteren.Opmerkelijke ervaringen: Veel deelnemers twijfelen hoe zichzelfte introduceren in een organisatie: wat vertel ik wel en wat juistniet. Daarnaast is de professionalisering van het vrijwilligerswerkeen probleem. Vrijwilligers moeten steeds meer ‘productie’leveren. Iets dat voor deelnemers soms een afschrikwekkendeuitwerking heeft. Bemiddeling leidt vooralsnog niet meteen toteen ‘win-win’ situatie. De vrijwilliger is niet altijd zo productiefals de gemiddelde vrijwilliger.

Haarlem:Mensen met een psychiatrische achtergrond worden actiefbetrokken bij projecten op het gebied van muziek en dans (hetKwartiermakersfestival) of bij eetgroepen. ‘Kwartiermaken’ vindtin Haarlem al zo’n vier jaar plaats in een samenwerking tussenWelzijnswerk Centrum Zuid en Rodas, Het Keerpunt, dagactivi-teitencentrum voor ex-psychiatrische patiënten.Apeldoorn en Deventer

Page 138: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

138

• Onderzoek naar de mogelijkheden van de vrijetijdsmakelaarvoor ggz-cliënten

• Stimuleren van projecten Kwartiermaken rond vrijetijdsbesteding

• Vergroten toegankelijkheid club- en buurthuizen, verenigin-gen en kerken voor ggz-cliënten

Op 9 juni 2004 organiseerde De Omslag een expertise meetingKwartiermaken voor instellingen in de gehandicaptenzorg (VGzen GGZ), Welzijnsinstellingen en de Gemeente Amsterdam. Doelvan de meeting:• Het in kaart brengen van alle initiatieven op het gebied van

Kwartiermaken in Amsterdam.• Komen tot een gezamenlijk referentiekader rondom

Kwartiermaken, verduidelijking van het begrip.• Het maken van afspraken over de wijze waarop Kwartierma-

ken gezamenlijk en integraal zal worden vorm gegeven inAmsterdam

De multiloogbijeenkomsten hebben een aparte plaats binnen hetkwartiermaken en worden sinds 1997 georganiseerd in Zoeter-meer, Amsterdam, Woerden, Heerlen, Maastricht, Tilburg enZeist. . Multiloogbijeenkomsten zijn vooral bedoeld voor mensendie zelf ervaringen hebben met psychisch lijden en die naar deverhalen van anderen willen luisteren of hun eigen verhaal willenvertellen. Verder komen er mensen die dit lijden vanuit de naasteomgeving (bijvoorbeeld partner, ouder, vriend, buurman/vrouw,collega) kennen, of vanuit hun positie als hulpverlener. Ookmensen die vanuit andere rollen of posities met psychisch lijdenin aanraking komen zijn welkom zoals medewerkers in deeerstelijns gezondheidszorg (bijvoorbeeld huisartsen, maatschap-pelijk werkers), van welzijns- en dienstverleningsinstellingen,woningbouwverenigingen, politie (bijvoorbeeld wijkagenten),vakbonden of medewerkers van personeelsafdelingen

Is de praktijk geëvalueerdDe praktijk is wel uitvoerig becommentarieerd onder meer doorAndries Baart en Selma Sevenhuysen.

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Gezien de reacties en de vele initiatieven die zijn ontstaan voldoetde benadering aan een behoefte. Met name het werken aan twee

Page 139: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

139

kanten, het ondersteunen van de psychiatrische patiënt en hetadviseren van professional en burger, lijkt aan een behoefte tevoldoen.

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?Doortje Kal is momenteel stafmedewerker bij Actioma, Instituutvoor activering, innovatie en onderzoek te ‘s-Hertogenbosch. Zijgeeft daar invulling aan het Landelijk Steunpunt Kwartiermaken(LSK) heeft vanaf 2002 een groot aantal lezingen (50) overkwartiermaken verzorgd voor beroepsverenigingen, opleidingen,overheden cliëntenorganisaties en professionals. Daarnaast isonder haar vleugels het kwartiermakersfestival georganiseerd(2003) in Haarlem, met veel culturele activiteiten voor en door ex-psychiatrische patiënten, workshops, lezingen, discussieplatformsetc. Sinds januari 2004 heeft Reakt zich over het Steunpuntontfermd. Reakt – organisatie voor rehabilitatie, dagbesteding enarbeid in Midden Holland, Haagrand en Den Haag – wil hetLandelijk Steunpunt Kwartiermaken op de been houden en eennieuwe impuls geven. De hoofdactiviteit zal bestaan uit hetorganiseren van een landelijke manifestatie om de socialeintegratie en maatschappelijke participatie van mensen met eenpsychiatrische achtergrond politiek goed op de agenda te zetten –ook in het licht van de ontwikkelingen rond de aanstaande WetMaatschappelijke Ondersteuning.Gerda Scholtens werkt als stafmedewerker bij Reakt, eenzelfstandige organisatie voor dagbesteding, arbeid en kwartier-maken in de regio Haagrand en Midden Holland. Haar aan-dachtsgebied is de implementatie van kwartiermaken inmethodiek en netwerken van Reakt.

Page 140: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

140

10. De KlussenBus

De KlussenBus is een arbeids-, trainings- en activeringstrajectvoor mensen uit de maatschappelijke opvang en mensen met eenpsychiatrische achtergrond. De vrijwilligers van de KlussenBusverrichten schilderwerkzaamheden, kleine onderhoudswerk-zaamheden, tuinonderhoud en eventueel kleine technischereparaties.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): medewerkers de KlussenBus• Literatuur /

Schriftelijk materiaal:de KlussenBus

Wat is de doelgroep van de praktijk?De KlussenBus richt zich om mensen die gebruik maken vanmaatschappelijk opvang en mensen met een psychiatrischeachtergrond.

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Het aantal mensen dat werkzaam is bij de KlussenBus kan permaand verschillen. Gemiddeld zijn de deelnemers tussen eenhalfjaar en een jaar actief als vrijwilliger bij de KlussenBus, maarer zijn er ook die een oriënterende periode van een aantal wekendoorlopen. De oriënterende periode is bedoeld om mensenervaring op te laten doen met de KlussenBus, waarna ze eengedegen afweging kunnen maken of ze voor langere tijd vrijwilligwillen werken bij de KlussenBus.Het project de KlussenBus wordt door twee vaste medewerkersondersteund, namelijk één chauffeur en één begeleider.

Wat is de doelstelling van de praktijk?De KlussenBus is een arbeids-, trainings-, en activeringstrajectvoor mensen uit de maatschappelijke opvang en psychiatrischeachtergrond. De activiteiten van de Klussenbus hebben eenontspannend, educatief en arbeidsmatig karakter. Het projecthelpt de doelgroep bij het structureren van de dag doormiddelvan het bieden van een zinvolle dagbesteding. Onder begeleidingvan een professionals wordt men gestimuleerd om actief deel tenemen aan het maatschappelijk leven.

Page 141: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

141

Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijk schetsen?De vrijwilligers van de KlussenBus verrichten schilderwerk-zaamheden, kleine onderhoudswerkzaamheden, tuinonderhouden eventueel kleine technische reparaties. De praktijk is met nameinteressant voor mensen binnen de doelgroep die ervaring opwillen doen met het uitvoeren van diverse klussen en die graag ineen (klein) team werken.

De KlussenBus werkt hoofdzakelijk voor hulpverleningsinstellin-gen. Alleen deze instellingen kunnen zich aanmelden vooruitvoering door de KlussenBus. Het is daarbij van belang dat deklussen ten goede moeten komen aan de mensen die gebruikmaken van de maatschappelijke opvang en mensen met eenpsychiatrische achtergrond.

De vrijwilligers van de Bus werken op locatie. Dit kan eeninstelling zijn, maar ook een huis, tuin, of andere locatie deverbonden is aan de hulpverlenende instelling. De hoeveelheidwerk en het aantal keren dat er een beroep wordt gedaan op devrijwilligers is afhankelijk van de vraag de hulpverleningsinstel-lingen en de persoonlijke wens van de vrijwilliger. Er is geenduidelijk richtlijn of doelstelling benoemt.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?De KlussenBus werkt vraaggericht en streeft naar maatwerk. Deinvulling van de activiteiten gebeurt dan ook naar aanleiding vande vraag vanuit de doelgroep en op een wijze waarop zij daar zelfinvulling aan willen en kunnen geven.De cliënten die op de Klussenbus werkzaam zijn hebben eenintakegesprek gehad waarin ze aangeven wat hun wensen zijn enhun eventuele 'deskundigheid'. Hans Wildeboer 'Sommige doenalles, maar andere zijn meer specialist in bijvoorbeeld groenwerk,schilderwerk of houtwerk. Op basis van de interesses en dekwaliteiten van de cliënten wordt passend werk gevonden.'

Is de praktijk geëvalueerdDe Klussenbus zit nog in de pilot fase. Het project is nog nietgeëvalueerd, maar daar is wel noodzaak toe. Het project draaitnamelijk te goed. 'De Klussenbus kan de vraag niet aan.' zo zegtHans Wildeboer. Er is meer vraag naar de werkzaamheden vande bus dan capaciteit aan medewerkers. Eind september 2004moet duidelijk worden welke toekomst de Klussenbus te wachtenstaat. In het kader van het gehele heroriëntatietraject binnen

Page 142: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

142

stichting De Boei wordt o.a. het thema arbeid, waar de Klussen-bus onder valt, opnieuw vorm gegeven. Het idee is om deKlussenbus uit te breiden en een structureel karakter te geven. Opdit moment gaat het nog veel op ad hoc basis.

Voldoet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Uit de grote vraag naar de inzet van de Klussenbus bij verhuizin-gen, opknappen van woningen van ggz-patiënten, onderhoudenvan groenvoorzieningen etc cetera blijkt dat er aan de vraagzijdebehoefte is aan de Klussenbus. Zelfs zo sterk dat de aanbodkantde vraag niet aankan. Cliënten die in aanmerking komen omvrijwilliger te worden op de bus zijn zeer enthousiast en doen ditvol overgave. Omdat het project nog in een pilot fase zit is het opdit moment niet mogelijk om de begeleiding en de aansturing vande bus verder te professionaliseren en te vergroten. Dit behoortwel tot de doelstelling van Stichting de Boei.

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?De cliënten op de bus worden begeleid door medewerkers vanhet arbeidstraject 'decorbouw'. De begeleiders hebben ervaringmet het werken met mensen met een ggz-achtergrond en zijndeskundig op het gebied van houtbewerking, schilderwerk enb.v. groenonderhoud. 'De werkzaamheden die cliënten uitvoerenis geen specialistisch werk. Het gaat om basale dingen alsvloerbedekking uit een huis halen, dozen sjouwen, schilderwerken meer van dat soort dingen.', legt Hans Wildeboer ons uit.

Zijn er nog bijzonderheden over de praktijk te vermelden die nog nietaan de orde zijn gekomen?Het bijzondere aan de Klussenbus is dat het op locatie werkt.Hans Wildeboer: 'Het vindt overal plaats, het is een heel mobielgebeuren. In dat opzicht onderscheidt het zich sterk van andereprojecten die bij ons lopen.' Dit stelt bepaalde eisen aan decliënten. De bus doet een beroep op hun flexibiliteit (onregelma-tig rooster), aanpassingsvermogen (ieder situatie is anders),zorgvuldigheid (je bent te gast: dus geen rommel achterlaten, nikskapotmaken etc) en discipline. Dit laatste komt onder ander totuiting in het feit dat er gewerkt wordt binnen een team:gezamenlijk moet er een bepaalde klus worden geklaard. Hier iseen bepaalde teamspirit voor nodig. Met vertrekt gezamenlijkmet de bus naar de locaties toe: men moet dus op tijd aanwezigzijn. Hans Wildeboer 'De teams kunnen ook nog eens per keer

Page 143: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

143

verschillen. Dit is voor sommige cliënten ook lastig. Die zijngewend aan regelmaat en duidelijkheid. Dat zijn nu juist zakendie binnen dit project van te voren minder duidelijk zijn.'

Page 144: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

144

11. Stichting Incentive te Schiedam

Stichting Incentive is in 1997 opgericht. De stichting organiseertrecreatieve, sportieve, informatieve en educatieve activiteitenvoor mensen met psychische en psychosociale problemen in destadsregio Rotterdam en biedt hen een netwerk. Het is eenconsumerrun-organisatie die geheel gedragen wordt doorvrijwilligers.

Bronnen:• (Groeps)Interview(s): interview met oprichters en groepsin-

terview met acht vrijwilli-gers/gebruikers

• Literatuur /Schriftelijk materiaal:

foldermateriaal, jaarverslag

• Overig: verslag van deelnemersenquête

Wat is de doelgroep van de praktijk?De doelgroep bestaat uit mensen met psychische en psychosocialeklachten. De doelgroep is zeer breed en bestaat zowel uit mensendie zelfstandig wonen en leven, als uit mensen die nog in eenkliniek verblijven , maar al wel mogen deelnemen aan externeactiviteiten, en uit alle tussenvormen. ‘Stichting Incentive helpt jeop weg na een moeilijke periode’.

Bereikt de praktijk de doelgroep die het beoogt te bereiken?Stichting Incentive bereikt de doelgroep die men beoogt tebereiken. In 2003/2004 zijn er ongeveer 150 deelnemers. 50% vanhen komt uit Rotterdam, 40% uit de regio Nieuwe WaterwegNoord (Schiedam, Vlaardingen, Maassluis). 10% van de leden isafkomstig uit andere plaatsen. De deelnemers wonen zelfstandig(al dan niet met begeleiding), wonen beschermd (RIBW), ofverblijven in een kliniek. De achterliggende problematiek van dedeelnemers is zeer divers, maar bij Incentive mag iedereendeelnemen: er is geen indicatie voor nodig.De activiteiten van Incentive worden op diverse manieren onderde aandacht gebracht van de potentiële doelgroep: Bij deoprichting in 1997 is bij 30 instellingen in de regio’s NieuweWaterweg Noord en Rotterdam een folder verspreid. Daarnawordt gezorgd voor een ‘tweesporenbeleid: enerzijds vindt

Page 145: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

145

werving plaats door mond tot mond reclame, anderzijds wordtde publiciteit binnen bekende instellingen voortgezet. Dezewervingsmethoden worden tot op de dag van vandaag succesvoltoegepast. Daarnaast wordt gewerkt aan een eigen website.

Wat is de doelstelling van de praktijk?Incentive wil haar deelnemers een netwerk van activiteitenaanbieden, op recreatief, educatief, sportief en informatief gebied.Het gaat in de eerste plaats om het samen beleven van activitei-ten. Het is een aanvullende voorziening die met name in deweekenden en op de avonden werkt. Zij is laagdrempelig, maarbeslist geen vorm van hulpverlening.

Zoals gezegd is de stichting in 1997 opgericht door ervaringsdes-kundigen: Een van de initiatiefnemers werd in 1996 opgenomenin een kliniek voor verslavingszorg, waar hij erachter kwam datnazorg, niet alleen in de verslavingszorg, maar ook in depsychiatrie, niet altijd goed geregeld is. ‘Zodra mensen metpsychische of psychosociale klachten deze instellingen verlatenhebben, of het contact is ‘afgebouwd’, is de kans groot dat zij ineen diep gat vallen’. Incentive wil dit voorkomen en ‘mensen dieeen moeilijke periode achter de rug hebben’ een netwerk enactiviteiten bieden.De oprichters hadden de idee dat Incentive een tijdelijkevoorziening zou zijn, die maximaal 5 jaar zou bestaan. Doeldestijds was – zoals de naam Incentive suggereert – om menseneen incentive, of een steuntje in de rug te geven bij het (weer)gaan deelnemen aan reguliere netwerken en activiteiten. Nuconstateert men echter dat Incentive geen tijdelijke, maarconstante rol vervult in het leven van veel deelnemers, die niet(gemakkelijk) aansluiting vinden in reguliere netwer-ken/activiteiten. Naar aanleiding hiervan is de aanvankelijkedoelstelling van tijdelijkheid losgelaten.In 2003 heeft een enquête plaatsgevonden onder de deelnemersvan Incentive. De uitkomsten zijn later in dit verslag te lezen.Kunt u de vorm, inhoud en gang van zaken van de praktijkschetsen?De activiteiten van Stichting Incentive zijn een aanvullendevoorziening. Er zijn vooral activiteiten in het weekend en in deavond. Een greep uit de activiteiten, die kunnen wordengekarakteriseerd als recreatief, educatief, sportief en informatief:Bioscoopbezoek, wandelen, stedentrips, ontmoetingsavonden, uiteten, bowlen, modelspoorbaangroep, museumbezoek, midget-

Page 146: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

146

golf, fietsen, etc. Als een activiteit aanslaat, wordt deze vaakopnieuw georganiseerd. Als er weinig animo is, verdwijnt deactiviteit en worden er weer nieuwe activiteiten ontwikkeld. Eenvaste activiteit is de inloopfunctie: op zaterdag is er in Rotterdam-centrum de Incentive-inloopmiddag. De activiteiten zijnlaagdrempelig en behelzen geen hulpverlening. StichtingIncentive wil met haar activiteiten vooral het ‘gezonde’ deel vanmensen aanspreken. Wel kan de Stichting indien nodig doorver-wijzen naar de vele instellingen in de regio Rijnmond, met wie zijcontacten heeft.Er is een activiteitencommissie die bestaat uit twee bestuursledenen ongeveer 15 vrijwilligers. De activiteitencommissie komtmaandelijks bijeen en maakt de jaarlijkse activiteitenplanning,deelt de activiteiten in en evalueert de uitgevoerde activiteiten.Daarnaast verdeelt deze commissie onderling de werkzaamhe-den. Zo zijn er begeleiders bij bijvoorbeeld de stedentrips. Ookgaat men soms op ‘proefexcursie’ om na te gaan of de activiteitgeschikt zou zijn voor (de deelnemers van) Incentive.

Welke werkwijze of methodiek kenmerkt de praktijk?Zoals gezegd worden activiteiten gepland door de activiteiten-commissie die bestaat uit vrijwilligers, die zelf ook deelnemerszijn aan activiteiten van Incentive. Als activiteiten niet aanslaan,verdwijnen ze uit het programma. Omgekeerd: als een activiteitgoed loopt, wordt deze opnieuw georganiseerd. De doelgroep isdus direct en indirect betrokken bij de activiteiten.

Is de praktijk geëvalueerdIn 2003 is een enquête uitgezet bij de deelnemers van Incentive.53 mensen (35,5% van de benaderde personen) hebben deenquête geretourneerd.Uit de enquête blijkt dat de deelnemers over het algemeentevreden zijn over het aanbod van activiteiten. Door de deelne-mers wordt opgemerkt dat Stichting Incentive écht anders is: menlaat elkaar in de eigen waarde en er wordt niet naar je achter-grond gevraagd.De enquête bood de gelegenheid om wensen ten aanzien van deactiviteiten te formuleren. Genoemd werden onder andereactiviteiten door de week (naast die in het weekend) en zomer- enwinteractiviteiten in de buitenlucht. Ook was er vraag naarculturele activiteiten zoals het bezoeken van het theater of een(pop)concert.

Page 147: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

147

In de enquête is ook gevraagd naar redenen om niet deel tenemen aan een bepaalde activiteit. 22 (van de 53) mensen gavenaan dat een handicap, gezondheid en/of angst een reden is omniet deel te nemen. Naar aanleiding van deze uitkomst heeft deDeelnemersraad het Bestuur geadviseerd om aan dit punt meeraandacht te besteden.Naar aanleiding van de enquête heeft het Dagelijks Bestuur vanStichting Incentive 7 punten geformuleerd waarop Incentive zijnkwaliteit in de toekomst zou kunnen toetsten. Deze puntenvormen de input voor de volgende (jaarlijkse) enquête.

Voorziet de praktijk aan een behoefte? Waarop baseert u zich?Ook blijkens de uitkomst van de enquête voorziet de activiteiten/het netwerk van Incentive zeker in een behoefte. Hieronder wordteen deel van het groepsgesprek weergegeven, dat met een achttalvrijwilligers van Incentive is georganiseerd (d.d. 18 maart 2004):

• Wat betekent Stichting Incentive voor jou?Lid zijn van én vrijwilligerswerk doen bij Stichting Incentivebetekent erg veel voor de vrijwilligers. Enkele reacties: ‘Je doethet voor jezelf, het is leuk en zo heb je toch een plekje in demaatschappij waar je bij hoort. We worden vaak apart behandeldmaar we zíjn niet apart’, ‘Het is erg fijn dat we met alles eigenlijkterecht kunnen bij de initiatiefnemers’, ‘Bij Incentive kun je jezelfzijn, je wordt niet verplicht iets te doen én de mensen luisterennaar je. Dát is het verschil met bijvoorbeeld een buurthuis’, ‘Opzaterdag is er zoveel te doen: tekenen, schilderen, knutselen,houtbewerking, iedereen kan wel iets doen dat hij/zij leuk vindt’,‘Je krijgt toch een stempel als je drie keer opgenomen bentgeweest. Hier hebben we allemaal een verleden, we praten metelkaar en weten precies wat het is’, ‘De initiatiefnemer heeft zelfook ervaring, dat is toch anders dan bij een RIAGG bijvoorbeeld.Het gaat om menselijke feeling, daarom is het makkelijker omnaar hem toe te gaan, hij beoordeelt je niet meteen’, ‘Wij zijn actiefbezig zijn met elkaar en hebben veel voor elkaar over’.

• Heb je dankzij Stichting Incentive meer zelfvertrouwengekregen?

Alle vrijwilligers beantwoorden deze vraag bevestigend. Eenvrijwilliger verwoordt dit als volgt: ‘Ik heb tweeëneenhalf jaar inde WAO gezeten en vorig jaar ben ik voor een gedeelte goedge-keurd. Ik heb jaren in de bouw gewerkt en heb nu een versleten

Page 148: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

148

rug en versleten knieën. Mijn werk bij Incentive de laatste jarenvind ik zó leuk en ik heb er zoveel van geleerd dat ik net hebgesolliciteerd bij XXXX, voor een baan voor 16 uur per week. Ditheb ik geheel en al aan Incentive te danken. Niet alleen omdat ikdaardoor zoveel meer zelfvertrouwen heb gekregen, ook omdatik de mogelijkheid heb gehad om hier ervaring op te doen. Datkan ik nu op mij CV zetten’.Enkele andere reacties: ‘De drempel om naar een buurthuis tegaan is te groot, daarom zijn Incentive en andere schilvoorzienin-gen zo belangrijk’, ‘Het is erg leuk om iets over te brengen opandere mensen, de meesten denken: ‘Ik kan het niet’ maarontdekken dat ze wél veel kunnen’, ‘Je doet ook erg veel nieuwecontacten op, bent actief in allerlei netwerken, dat is ergbelangrijk’, ‘Het voelt hier toch als een opstapje, bijvoorbeelddoor de computercursussen, je kunt hier oefenen om later naarbuiten te treden’.

Belangrijke elementen bij Incentive zoals genoemd door devrijwilligers:• Het is belangrijk dat mensen zich thuis voelen bij de

instelling: ‘Wij vervullen de rol van gastheer, bieden eenluisterend oor als mensen willen praten én helpen hen ookmet andere problemen, zoals met het invullen van papieren’;

• ‘Door hulp te bieden op andere terreinen, bijvoorbeeld methet invullen van papieren, zijn we laagdrempelig’;

• Mensen helpen om naar andere ‘algemene’ instellingen zoalsmaatschappelijk werk of het RIAGG te gaan, hen duidelijkmaken dat die mensen er voor hén zijn en dat ze daar gebruikvan moeten maken: ‘Wij kunnen niet alles oplossen maar wekunnen wel de mensen de drempel over helpen’;

• Minder hoge kosten: ‘Het kost hier ook wel geld maar het zithier ver onder de kostprijs, mensen hoeven maar een kleinevergoeding te betalen’;

• Aanbod van activiteiten afstemmen op waar de mensen zelfbehoefte aan hebben;

• Begrip, ondersteuning, een veilige en vertrouwde omgeving;• Vergroten van het zelfvertrouwen en mogelijkheden bieden

om ervaring en kennis op te doen;• De rol van schilvoorzieningen als opstapje naar andere

instellingen toe.

Page 149: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

149

Wat wordt er gedaan om medewerkers / de organisatie in staat te stellende praktijk uit te voeren?De oprichters/coördinatoren worden meer en meer ondersteunddoor het bestuur en door vrijwilligers/deelnemers in dedeelnemersraad, de activiteitencommissie en door ad hoccommissies.Incentive is een voorziening die niet gemakkelijk vergelijkbaar ismet andere praktijken, vanwege het consumerrun karakter, hetgrote aantal deelnemers en de grote hoeveelheid activiteiten. Er isgeen sprake van uitwisseling met andere, soortgelijke organisa-ties.

Zijn er nog bijzonderheden over de praktijk te vermelden die nog nietaan de orde zijn gekomen?De subsidiering van Incentive is, en blijft een zorg. De Stichtingstreeft naar een meer structurele subsidie van de lokale overhe-den.

Page 150: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...
Page 151: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

151

Verwey-

Jonker

Instituut

Bijlage 2

Begeleidingscommissie onderzoek toegankelijkheidalgemene voorzieningen voor (ex-)ggz-cliënten

Liesbeth van EijndhovenGGZ Nederland

Branko HagenKLIQ

Jacques LaméLfos bestuurslid

Steven MakkinkRegioconsult

Joke RegouwVNG

Cees SmookLfos bestuurslid

Christiane VermuntMO groep

Inge van den ThillartLfos

Page 152: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...
Page 153: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

153

Verwey-

Jonker

Instituut

Bijlage 3

Experts bijeenkomst ervaringsdeskundigenDhr. J. Acampo (Stichting Cliënteninitiatieven te Nijmegen)Dhr. L. Burgersdijk (Platform Gebruikers GGZ te Almere)Dhr. C. Dinkla (Clïentenbelangenbureau De Hoofdzaak teAlkmaar)Mw. A. Gelderloos (Platform Gebruikers GGZ te Almere)Dhr. J. Jansen, (Clïentenbelangenbureau De Hoofdzaak teAlkmaar)Dhr. H. Klumpen (o.a. Bestuur Cliëntenbond in de GGZ)Dhr. C. Pieters (Diepwatercollectief te Amsterdam)Mw. M. de Ruiter (GGZ Platform te Utrecht)Dhr. S. Scholtens (GGZ Platform te Utrecht)Dhr. S. van Veen (Stichting Incentive te Schiedam)

Experts bijeenkomst werk en inkomenMw. M. Bassant (ROC Zadkine Rotterdam)Dhr. B. Dingerink (Stichting Nieuwe Werkvormen Amsterdam)Dhr. B. Hagen (KLIQ, Apeldoorn)Dhr. Frank van Hoof (Trimbos Instituut Utrecht)Dhr. H. Kuyper (Stichting Radar ZuthpenMw. T. Over (Roads Haarlem)Dhr. Marcel Schuur (Gemeente Arnhem, Dienst Inwonerszaken)

Experts bijeenkomst WelzijnDhr. A. Bergman, (Inloophuis Psychiatrie te Leiden)Mw. H. Boumans, (onafhankelijk lid Taskforce Vermaatschappe-lijking)Dhr. M. Luijcks, (ISP te Haarlem)Mw. G. Scholtens (Reakt te Gouda)Mw. J. Vesseur, (IGPB te Amsterdam)

Page 154: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

154

Page 155: Maatschappelijke participatie van mensen met een ...

155

Colofonopdrachtgever Landelijke Federatie van Ongebonden

Schilvoorzieningen (LFOS)financier VSB-fondsauteurs dr. D.Oudenampsen en drs. M. de

Gruijtermet medewerking van drs. N. Boonstrabegeleidingscommissie mw. L. van Eijndhoven, mw. J. Regouw,

mw. C. Vermunt, mw. I van den Thillarten de heren B. Hagen, C. Smook,J. Lamé, en S. Makkink.

omslag Korteweg Communicatie, Eindhovenbasisontwerp binnenwerk Gerda Mulder BNO, Oosterbeekopmaak Marian de Bondtuitgave Verwey-Jonker Instituut

De publicatieDe publicatie kan besteld worden via onze website:http://www.verwey-jonker.nl.Behalve via deze site kunt u producten bestellen door te mailennaar [email protected] of faxen naar 070-359 07 01,onder vermelding van de titel van de publicatie, uw naam,factuuradres en afleveradres.

ISBN 90-5830-167-2

© Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2005