MAAIKE FLOOR WO · Tijdens het eerste jaar na de be-vrijding lag he t aant al inbrak en en...

1
© Concentra - GVA Metropool Stad, 07 september 2019 , blz. 12 “Voor ons was de bevrijding bitter” Dit weekend wordt herdacht en gevierd dat de Duitse bezetter 75 jaar geleden uit Antwerpen werd verdreven. Maar ook na die datum begon voor de Antwerpse joden een heel moeilijke tijd. “Ze waren meestal hun huis en hun inboedel kwijt. En het besef dat familie en vrienden nooit zouden terugkeren uit de kampen, drong maar langzaam door”, zegt Veerle Vanden Daelen, adjunct-directeur en conservator van Kazerne Dossin in Mechelen. WOII MAAIKE FLOOR WOII “Voor ons was de Joodse onderduikers en overlevenden van kampen gingen ook na september 1944 loodzware periode tegemoet Als Norbert Vos (78) oude beel- den terugziet van de bevrijding in Antwerpen, heeft hij het moeilijk. “Zo uitbundig en gelukkig dat de mensen eruitzagen... Ik voelde mij helemaal niet zo. Iedereen heeft de bevrijding anders be- leefd. Voor ons was het vooral bitter.” Tussen 1942 en 1945 zat de klei- ne Norbert met zijn mama onder- gedoken bij een gezin in Kortrijk. Op 3 september 1942 was vader Abraham Obstfeld aangehouden op de trein tussen Antwerpen en Brussel. “Ik was toen 1 jaar, te klein om dat te beseffen, maar tij- dens de oorlog sprak ik wel over mijn papa. Ik moest geduld heb- ben, zeiden ze. Hij zou wel terug- komen.” Als jongetje van 3,5 jaar ging Norbert met zijn mama naar Ant- werpen-Centraal om de mannen die terugkeerden uit de kampen op te wachten. “Steeds hoopten we dat mijn vader erbij was. Het was ondertussen al bijna acht maanden na de bevrijding, de kampen zijn pas in 1945 bevrijd. We dachten dat iedereen wel zou terugkeren. Mijn grootouders bij- voorbeeld werden opgepakt tij- dens de razzia van 28 augustus 1942 in Antwerpen. Ze werden naar de speelplaats van de school in de Grote Hondstraat gebracht. Mijn moeder, die in Brussel woon- de en niet op de lijst van de politie stond, was die nacht toevallig bij haar ouders. Ze deed zich voor als huishoudhulp, smeerde boter- hammen en maakte hun koffers. Na hun vertrek ging ze met jassen zonder jodenster naar de speel- plaats, om hen zo te kunnen laten vluchten. Mijn grootouders waag- den het niet, ze zeiden: wij zullen wel gaan werken. Bij aankomst in Birkenau zijn ze meteen ver- moord.” De mannen die in 1945 terug- kwamen uit de kampen spraken amper. De gruwel die ze hadden gezien en meegemaakt zouden de mensen in Antwerpen toch moei- lijk kunnen vatten. Norbert en zijn mama namen altijd een foto van Abraham mee naar het station, in de hoop dat iemand nieuws over hem had. “Er kwamen steeds min- der treinen. Mijn vader keerde niet terug, het voelde alsof hij me in de steek had gelaten.” Nog maar 33 kilo Wie wel terugkwam was Emile Wie wel terugkwam was Emile Vos, een neef van Norberts moe- der. “Hij stond op een dag voor de deur, op zoek naar familie. Hij had Auschwitz overleefd, woog amper 33 kilo en is bij ons geble- ven om aan te sterken. Later is hij met mijn moeder hertrouwd en heeft hij mij geadopteerd. Dat was heel moeilijk voor mij. Als kind denk je: waarom heeft hij het wel overleefd en mijn vader niet?” Emile Vos droeg zelf ook een groot trauma met zich mee. Toen hij met zijn vrouw en drie kinde- ren werd gedeporteerd, werden de mannen gescheiden van de vrouwen en kinderen. “Hij had niet eens afscheid kunnen nemen. Hij dacht dat ze later herenigd zouden worden, maar toen hij op een dag aan een andere man in het kamp vroeg of die wist waar de vrouwen en kinderen waren ondergebracht, wees die naar de zwarte rook die uit een schoor- steen kwam en zei: dat is je fami- lie. Dat was een enorme klap.” Van adoptievader Emile hoorde Norbert de verschrikkelijke verha- len over Auschwitz. Hoe de zieke mensen – levend nog – als dieren op elkaar gestapeld werden op platte karren en zo naar de gaska- mers werden gebracht. Hoe ze de varkens wegduwden van hun trog om zelf wat varkensvoer te kun- nen eten toen ze na de herfst van 1944 door de Duitsers gedwongen werden om dodenmarsen af te leggen naar andere kampen in nazi-Duitsland. Hoe Emile zich verstopte tussen de doden omdat hij uitgemergeld en uitgeput was. “Mijn adoptievader was sterven- de aan het eind van de oorlog. Na de bevrijding was zijn gezond- heidstoestand zo slecht dat hij eerst nog twee maanden in Bu- chenwald is gebleven om aan te sterken. Erna is hij door de Ameri- kanen met een ambulance naar Nederland gebracht om in de Phi- lipsfabriek in Eindhoven op krach- ten te komen. Pas daarna was hij sterk genoeg om de reis naar Ant- werpen te kunnen maken.” Geen huis en geen spullen “Het appartement waar ze vroe- “Het appartement waar ze vroe- ger woonden, was ondertussen bewoond door een ander gezin. Alle inboedel was verdwenen. Bij de buurman stond alleen nog het fietsje van zijn oudste zoon. Hij had het appartement kunnen te- rugvragen, maar het was te pijn- lijk om opnieuw in te trekken in het huis waar hij met zijn vrouw en kinderen gewoond had. Hij heeft ook nooit meer naar de foto van zijn gezin kunnen kijken.” Veerle Vanden Daelen, adjunct- algemeen directeur en conserva- tor van Kazerne Dossin in Meche- len, heeft onderzoek gedaan naar de periode na de bevrijding in Antwerpen. “Heel veel joden trof- fen andere bewoners aan in hun huizen. Soms hadden de Duitsers alles weggehaald, om alle sporen van joodse bewoning te wissen. Soms hadden vroegere buren spullen in bewaring gekregen en weigerden ze die terug te geven. Bij thuiskomst werden heel wat gezinnen geconfronteerd met hun vroegere buren die gecollabo- reerd hadden en familieleden hadden verraden. Tegelijk zijn er verhalen van collaborateurs die hun joodse buren op tijd hadden gewaarschuwd zodat ze konden onderduiken. Door de proces- verbalen die kort na de oorlog werden opgemaakt, toen de slachtoffers zelf aangifte kwamen doen, staan de schrijnende verha- len zwart op wit.” De Antwerpse procureur des Ko- nings vaardigde meteen na de be- vrijding een besluit uit dat ervoor moest zorgen dat de joden zo snel mogelijk weer in hun huizen kon- den trekken. De hoofdcommissa- ris van de politie vroeg de wijk- politie op 8 september 1944 om daar bij te helpen. Maar amper twee dagen later besliste de Britse militaire overheid dat de huizen waar de Duitse militairen hadden gezeten, vaak huizen van joodse inwoners, nu ingenomen zouden worden door Engelse militairen. Veerle Vanden Daelen: “De mees- te joodse vluchtelingen trokken naar het opvangcentrum van het CVJB (Comité ter Verdediging van de Joodse Belangen) in de Lange Leemstraat, waar slaapzalen waren ingericht. Daar kregen ze ook wat eten, drinken en kleding, als dat er al was.” Tijdens het eerste jaar na de be- vrijding lag het aantal inbraken en plunderingen enorm hoog, zeker tijdens de periode van de V-bom- men. Tussen 13 oktober 1944 en 29 maart 1945 lag Antwerpen haast dagelijks onder vuur van de vergeldingswapens van de Duit- sers. “Behalve de bommen, het te- kort aan voedsel en het feit dat veel onderduikers hun huis en spullen kwijt waren, zaten veel jo- den in onzekerheid over het lot van familie en vrienden, hadden ze trauma’s van de kampen en het onderduiken en leefden ze met schuldgevoelens dat zij het wel overleefd hadden”, vertelt Vanden Daelen. Norbert Vos maakte dat ook mee. “Mijn adoptievader kon de plaats van mijn vader niet innemen en ik de plaats van zijn oudste zoon niet. We hebben ons best gedaan en ik heb veel aan hem te danken, maar ik kreeg het woord ‘papa’ niet over mijn lippen. En hij heeft het verlies van zijn gezin nooit kunnen verwerken.” In 1947 ging Norbert naar het eerste leerjaar van de Tachkemo- ni-school. “Het grootste deel van de klas was wees of had minstens een van de ouders verloren. Ik was verliefd op Margriet, die in het weeshuis verbleef. Na school moesten de wezen netjes in een rij gaan staan om naar huis te mar- cheren. Op een dag waren ze alle- maal vertrokken. Ze waren naar Israël gebracht.” “Het sociale leven kwam maar langzaam weer op gang. Pas na een paar jaar werd er opnieuw ge- trouwd en werden er weer bar mitswa’s georganiseerd voor jood- se jongens van 13. Mijn moeder is hertrouwd met Emile Vos, maar dat heeft ook jaren geduurd om- dat er eerst een officiële overlij- densakte van mijn vader moest zijn.” Amper 5% kwam terug Pas vanaf april 1945 drong door Pas vanaf april 1945 drong door hoeveel joden door de Duitsers vermoord waren. In februari 1945 schatte de Belgische hoog- commissaris van repatriëring dat er nog 26.000 joden naar ons land gerepatrieerd moesten wor- den. Toen de eerste overlevenden terugkwamen en ondertussen de eerste krantenartikels waren ver- schenen over gaskamers en mas- sagraven, werd duidelijk dat de meesten nooit meer zouden te- rugkeren. Amper 1.397 mensen van de meer dan 25.800 die via de Dossinkazerne in Mechelen naar de kampen werden getrans- porteerd, konden ontsnappen aan de dood. “Ik denk nog elke dag aan mijn vader”, vertelt Norbert Vos. “Emi- le Vos heeft mijn vader nog ge- zien in Auschwitz. Hij had Emile zijn gamel nog uitgeleend, om soep te kunnen halen. Emile had een heel sterk gestel en een enor- me levensdrang. Mijn vader was te erg verzwakt. Hij heeft ge- vraagd om verzorgd te worden omdat hij zo zwak was, al wist hij waarschijnlijk dat dat zijn dood zou worden. Hij heeft het opge- geven.” Verspreid over zijn huis staan de foto’s van zijn ouders, zijn adop- tievader, zijn onderduikouders en de rest van de familie. “Zo zijn ze altijd bij mij. Ik vind het belangrijk om deze verhalen te blijven vertel- len. Als we niet over onze dierba- ren spreken, dan maken we hen voor de tweede keer dood.” Veerle Vanden Daelen Kazerne Dossin ‘‘Bij thuiskomst werden heel wat gezinnen geconfronteerd met hun vroegere buren die gecollaboreerd hadden en familieleden hadden verraden.’’ FOTO VM Regina Sluszny kreeg er tijdens de oorlog ouders bij, haar man Georges verloor zijn hele gezin “Op school hield ik “Op school hield ik mijn mond. Ik was de enige die mijn familie nog had” Tijdens de oorlog werd Regina Sluszny (79) in Hemiksem opgevangen door een kinderloos echtpaar met een kruideniers- winkel. Het werden haar tweede ouders. Toen Antwerpen drie jaar later bevrijd werd, was ze helemaal vervreemd van haar eigen ouders. “Er stond een onbekende magere vrouw met een heel witte huid voor de deur die haar armen naar mij uitstrekte. Dat was mijn moeder.” In de woonkamer staan de foto’s van haar eigen ouders naast de foto’s van haar oorlogsouders Charel Jacobs en Anna Van Dijck. “Ik heb nooit zulke lieve mensen ontmoet. Ze kenden mij totaal niet, maar ze hebben zich over mij ontfermd alsof ik hun eigen kind was.” Het gezin Sluszny zat in 1942 ondergedoken bij mevrouw Pol- dine, die in Hemiksem een café en pension had. Omdat de 2,5-jarige Regina blond haar had, mocht zij beneden komen en buiten spelen op de koer. “Ik had honger en kroop door een gat in de muur, waar een bak- je kattenvoer stond. Buurvrouw Anna had mij gezien en liet me binnen om te komen eten. Toen iemand ons gezin verraden had en we moesten vluchten, hadden mijn ouders hun handen vol met LEES VERDER OP BLZ. 14 Regina Sluszny Joodse overlevende ‘‘Er waren zo weinig joodse kinderen in Antwerpen dat we met drie leer- jaren in één klas zaten.’’ De plundering van kantoren en huizen van Duitsers en collabora- teurs. FOTO'S KAZERNE DOSSIN - FONDS KENIS, MATHEUSSEN-DOCX Norbert Vos: “Ik vind het belangrijk om deze verhalen te blijven vertellen.” FOTO VICTORIANO MORENO De ouders van Norbert Vos. Vader Abraham Obstfeld kwam nooit terug uit Auschwitz. FOTO RR Emile Vos met zijn gezin, dat de oorlog niet overleefde. FOTO KAZERNE DOSSIN - FONDS VOS Norbert met Kerstmis 1947. FOTO RR Emile Vos na zijn terugkomst uit Auschwitz. FOTO KAZERNE DOSSIN - FONDS VOS De kleine Regina op de arm bij een Canadese soldaat bij de bevrijding van Antwerpen. FOTO RR

Transcript of MAAIKE FLOOR WO · Tijdens het eerste jaar na de be-vrijding lag he t aant al inbrak en en...

Page 1: MAAIKE FLOOR WO · Tijdens het eerste jaar na de be-vrijding lag he t aant al inbrak en en plunderingen enorm hoog, zeker tijdens de periode van de V-bom-men. Tussen 13 oktober 1944

© Concentra - GVA Metropool Stad, 07 september 2019 , blz. 12

“Voor ons was de bevrijding bitter”

WDit weekend wordt herdacht en gevierd dat de Duitse bezetter 75 jaar geleden uit Antwerpen werd verdreven. Maar ook na die datum begon voor de Antwerpse joden een heel moeilijke tijd. “Ze waren meestal hun huis en hun inboedel kwijt. En het besef dat familie en vrienden nooit zouden terugkeren uit de kampen, drong maar langzaam door”, zegt Veerle Vanden Daelen, adjunct-directeur en conservator van Kazerne Dossin in Mechelen.

WOIIMAAIKE FLOOR

WOIIWOII“Voor ons was de Joodse onderduikers en overlevenden van kampen gingen ook na september 1944 loodzware periode tegemoet

Als Norbert Vos (78) oude beel-den terugziet van de bevrijding in Antwerpen, heeft hij het moeilijk. “Zo uitbundig en gelukkig dat de mensen eruitzagen... Ik voelde mij helemaal niet zo. Iedereen heeft de bevrijding anders be-leefd. Voor ons was het vooral bitter.”

Tussen 1942 en 1945 zat de klei-ne Norbert met zijn mama onder-gedoken bij een gezin in Kortrijk.Op 3 september 1942 was vaderAbraham Obstfeld aangehoudenop de trein tussen Antwerpen enBrussel. “Ik was toen 1 jaar, teklein om dat te beseffen, maar tij-dens de oorlog sprak ik wel overmijn papa. Ik moest geduld heb-ben, zeiden ze. Hij zou wel terug-komen.”

Als jongetje van 3,5 jaar gingNorbert met zijn mama naar Ant-werpen-Centraal om de mannendie terugkeerden uit de kampenop te wachten. “Steeds hooptenwe dat mijn vader erbij was. Hetwas ondertussen al bijna achtmaanden na de bevrijding, dekampen zijn pas in 1945 bevrijd.We dachten dat iedereen wel zouterugkeren. Mijn grootouders bij-voorbeeld werden opgepakt tij-dens de razzia van 28 augustus1942 in Antwerpen. Ze werdennaar de speelplaats van de schoolin de Grote Hondstraat gebracht.Mijn moeder, die in Brussel woon-de en niet op de lijst van de politiestond, was die nacht toevallig bijhaar ouders. Ze deed zich voor alshuishoudhulp, smeerde boter-hammen en maakte hun koffers.Na hun vertrek ging ze met jassenzonder jodenster naar de speel-plaats, om hen zo te kunnen laten

vluchten. Mijn grootouders waag-den het niet, ze zeiden: wij zullenwel gaan werken. Bij aankomst inBirkenau zijn ze meteen ver-moord.”

De mannen die in 1945 terug-kwamen uit de kampen sprakenamper. De gruwel die ze haddengezien en meegemaakt zouden demensen in Antwerpen toch moei-lijk kunnen vatten. Norbert en zijnmama namen altijd een foto vanAbraham mee naar het station, inde hoop dat iemand nieuws overhem had. “Er kwamen steeds min-der treinen. Mijn vader keerdeniet terug, het voelde alsof hij mein de steek had gelaten.”

Nog maar 33 kiloWie wel terugkwam was Emile

Nog maar 33 kiloWie wel terugkwam was Emile

Vos, een neef van Norberts moe-der. “Hij stond op een dag voor dedeur, op zoek naar familie. Hijhad Auschwitz overleefd, woogamper 33 kilo en is bij ons geble-ven om aan te sterken. Later is hijmet mijn moeder hertrouwd enheeft hij mij geadopteerd. Datwas heel moeilijk voor mij. Alskind denk je: waarom heeft hijhet wel overleefd en mijn vaderniet?”

Emile Vos droeg zelf ook eengroot trauma met zich mee. Toenhij met zijn vrouw en drie kinde-ren werd gedeporteerd, werdende mannen gescheiden van devrouwen en kinderen. “Hij hadniet eens afscheid kunnen nemen.Hij dacht dat ze later herenigdzouden worden, maar toen hij opeen dag aan een andere man inhet kamp vroeg of die wist waarde vrouwen en kinderen warenondergebracht, wees die naar dezwarte rook die uit een schoor-steen kwam en zei: dat is je fami-lie. Dat was een enorme klap.”

Van adoptievader Emile hoordeNorbert de verschrikkelijke verha-len over Auschwitz. Hoe de ziekemensen – levend nog – als dierenop elkaar gestapeld werden opplatte karren en zo naar de gaska-mers werden gebracht. Hoe ze devarkens wegduwden van hun trogom zelf wat varkensvoer te kun-

nen eten toen ze na de herfst van1944 door de Duitsers gedwongenwerden om dodenmarsen af teleggen naar andere kampen innazi-Duitsland. Hoe Emile zichverstopte tussen de doden omdathij uitgemergeld en uitgeput was.

“Mijn adoptievader was sterven-de aan het eind van de oorlog. Nade bevrijding was zijn gezond-heidstoestand zo slecht dat hijeerst nog twee maanden in Bu-chenwald is gebleven om aan testerken. Erna is hij door de Ameri-kanen met een ambulance naarNederland gebracht om in de Phi-lipsfabriek in Eindhoven op krach-ten te komen. Pas daarna was hijsterk genoeg om de reis naar Ant-werpen te kunnen maken.”

Geen huis en geen spullen“Het appartement waar ze vroe-“Het appartement waar ze vroe-

ger woonden, was ondertussenbewoond door een ander gezin.Alle inboedel was verdwenen. Bijde buurman stond alleen nog hetfietsje van zijn oudste zoon. Hijhad het appartement kunnen te-rugvragen, maar het was te pijn-lijk om opnieuw in te trekken inhet huis waar hij met zijn vrouwen kinderen gewoond had. Hijheeft ook nooit meer naar de fotovan zijn gezin kunnen kijken.”

Veerle Vanden Daelen, adjunct-algemeen directeur en conserva-

tor van Kazerne Dossin in Meche-len, heeft onderzoek gedaan naarde periode na de bevrijding inAntwerpen. “Heel veel joden trof-fen andere bewoners aan in hunhuizen. Soms hadden de Duitsersalles weggehaald, om alle sporenvan joodse bewoning te wissen.Soms hadden vroegere burenspullen in bewaring gekregen enweigerden ze die terug te geven.Bij thuiskomst werden heel watgezinnen geconfronteerd met hunvroegere buren die gecollabo-reerd hadden en familieledenhadden verraden. Tegelijk zijn erverhalen van collaborateurs diehun joodse buren op tijd haddengewaarschuwd zodat ze kondenonderduiken. Door de proces-verbalen die kort na de oorlogwerden opgemaakt, toen deslachtoffers zelf aangifte kwamendoen, staan de schrijnende verha-len zwart op wit.”

De Antwerpse procureur des Ko-nings vaardigde meteen na de be-vrijding een besluit uit dat ervoormoest zorgen dat de joden zo snel

mogelijk weer in hun huizen kon-den trekken. De hoofdcommissa-ris van de politie vroeg de wijk-politie op 8 september 1944 omdaar bij te helpen. Maar ampertwee dagen later besliste de Britsemilitaire overheid dat de huizenwaar de Duitse militairen haddengezeten, vaak huizen van joodseinwoners, nu ingenomen zoudenworden door Engelse militairen.Veerle Vanden Daelen: “De mees-te joodse vluchtelingen trokkennaar het opvangcentrum van hetCVJB (Comité ter Verdediging vande Joodse Belangen) in de LangeLeemstraat, waar slaapzalenwaren ingericht. Daar kregen zeook wat eten, drinken en kleding,als dat er al was.”

Tijdens het eerste jaar na de be-vrijding lag het aantal inbraken enplunderingen enorm hoog, zekertijdens de periode van de V-bom-men. Tussen 13 oktober 1944 en29 maart 1945 lag Antwerpenhaast dagelijks onder vuur van devergeldingswapens van de Duit-sers. “Behalve de bommen, het te-kort aan voedsel en het feit datveel onderduikers hun huis enspullen kwijt waren, zaten veel jo-den in onzekerheid over het lotvan familie en vrienden, haddenze trauma’s van de kampen en hetonderduiken en leefden ze metschuldgevoelens dat zij het weloverleefd hadden”, vertelt VandenDaelen.

Norbert Vos maakte dat ook mee.“Mijn adoptievader kon de plaatsvan mijn vader niet innemen en ikde plaats van zijn oudste zoonniet. We hebben ons best gedaanen ik heb veel aan hem te danken,maar ik kreeg het woord ‘papa’niet over mijn lippen. En hij heefthet verlies van zijn gezin nooitkunnen verwerken.”

In 1947 ging Norbert naar heteerste leerjaar van de Tachkemo-ni-school. “Het grootste deel vande klas was wees of had minstenseen van de ouders verloren. Ik wasverliefd op Margriet, die in hetweeshuis verbleef. Na schoolmoesten de wezen netjes in een rijgaan staan om naar huis te mar-

cheren. Op een dag waren ze alle-maal vertrokken. Ze waren naarIsraël gebracht.”

“Het sociale leven kwam maarlangzaam weer op gang. Pas naeen paar jaar werd er opnieuw ge-trouwd en werden er weer barmitswa’s georganiseerd voor jood-se jongens van 13. Mijn moeder ishertrouwd met Emile Vos, maardat heeft ook jaren geduurd om-dat er eerst een officiële overlij-densakte van mijn vader moestzijn.”

Amper 5% kwam terugPas vanaf april 1945 drong doorPas vanaf april 1945 drong door

hoeveel joden door de Duitsersvermoord waren. In februari1945 schatte de Belgische hoog-commissaris van repatriëring dater nog 26.000 joden naar onsland gerepatrieerd moesten wor-den. Toen de eerste overlevendenterugkwamen en ondertussen deeerste krantenartikels waren ver-schenen over gaskamers en mas-sagraven, werd duidelijk dat demeesten nooit meer zouden te-rugkeren. Amper 1.397 mensenvan de meer dan 25.800 die viade Dossinkazerne in Mechelennaar de kampen werden getrans-porteerd, konden ontsnappenaan de dood.

“Ik denk nog elke dag aan mijnvader”, vertelt Norbert Vos. “Emi-le Vos heeft mijn vader nog ge-zien in Auschwitz. Hij had Emilezijn gamel nog uitgeleend, omsoep te kunnen halen. Emile hadeen heel sterk gestel en een enor-me levensdrang. Mijn vader waste erg verzwakt. Hij heeft ge-vraagd om verzorgd te wordenomdat hij zo zwak was, al wist hijwaarschijnlijk dat dat zijn doodzou worden. Hij heeft het opge-geven.”

Verspreid over zijn huis staan defoto’s van zijn ouders, zijn adop-tievader, zijn onderduikouders ende rest van de familie. “Zo zijn zealtijd bij mij. Ik vind het belangrijkom deze verhalen te blijven vertel-len. Als we niet over onze dierba-ren spreken, dan maken we henvoor de tweede keer dood.”

Veerle Vanden DaelenKazerne Dossin

‘‘Bij thuiskomstwerden heel

wat gezinnen geconfronteerd met hun vroegere buren die gecollaboreerd hadden en familieleden hadden verraden.’’

FOTO VM

WRegina Sluszny kreeg er tijdens de oorlog ouders bij, haar man Georges verloor zijn hele gezin

“Op school hield ik “Op school hield ik mijn mond. Ik was de enige die mijn familie nog had”

Tijdens de oorlog werd Regina Sluszny (79) in Hemiksem opgevangen door een kinderloos echtpaar met een kruideniers- winkel. Het werden haar tweede ouders. Toen Antwerpen drie jaar later bevrijd werd, was ze helemaal vervreemd van haar eigen ouders. “Er stond een onbekende magere vrouw met een heel witte huid voor de deur die haar armen naar mij uitstrekte. Dat was mijn moeder.”

In de woonkamer staan de foto’svan haar eigen ouders naast defoto’s van haar oorlogsoudersCharel Jacobs en Anna Van Dijck.“Ik heb nooit zulke lieve mensenontmoet. Ze kenden mij totaalniet, maar ze hebben zich over mijontfermd alsof ik hun eigen kindwas.”

Het gezin Sluszny zat in 1942ondergedoken bij mevrouw Pol-dine, die in Hemiksem een café enpension had. Omdat de 2,5-jarigeRegina blond haar had, mocht zijbeneden komen en buiten spelenop de koer.

“Ik had honger en kroop dooreen gat in de muur, waar een bak-je kattenvoer stond. BuurvrouwAnna had mij gezien en liet mebinnen om te komen eten. Toeniemand ons gezin verraden haden we moesten vluchten, haddenmijn ouders hun handen vol met

LEES VERDER OP BLZ. 14

Regina SlusznyJoodse overlevende

‘‘Er waren zo weinig joodse kinderen in Antwerpen dat we met drie leer- jaren in één klas zaten.’’

De plundering van kantoren en huizen van Duitsers en collabora-teurs. FOTO'S KAZERNE DOSSIN -

FONDS KENIS, MATHEUSSEN-DOCX

Norbert Vos: “Ik vind het belangrijk om deze verhalen te blijven vertellen.” FOTO VICTORIANO MORENO

De ouders van Norbert Vos. Vader Abraham Obstfeld kwam nooit terug uit Auschwitz. FOTO RR

Emile Vos met zijn gezin, dat de oorlog niet overleefde. FOTO KAZERNE DOSSIN - FONDS VOS

Norbert met Kerstmis 1947. FOTO RR

Emile Vos na zijn terugkomst uit Auschwitz. FOTO KAZERNE DOSSIN - FONDS VOS

De kleine Regina op de arm bij een Canadese soldaat bij de bevrijding van Antwerpen. FOTO RR