Luteijn (pdf - 2126 kb)
Transcript of Luteijn (pdf - 2126 kb)
Commissie Noodoverloopgebiedendhr. Ir. D. Luteijn, voorzitter (VoorzitterRaad van Toezicht Rabobank Nederland,oud Eerste Kamerlid VVD en oud waar-nemend Commissaris der Koningin inZuid-Holland) / dhr. Mr. E. M. d'Hondt,vice voorzitter (Oud burgemeester vanNijmegen en Voorzitter van verenigingvan Samenwerkende NederlandseUniversiteiten) / mw. Prof. Dr. J. P.Bahlmann (Hoogleraar Bedrijfseconomieen OrganisatiewetenschappenUniversiteit Utrecht, directeur StrategieRabobank Groep) / dhr. Dr. Ir. G. Blom(Oud DG Rijkswaterstaat en voorzitterRaad Vastgoed Rijksoverheid) / dhr. J.Van Dijk (Oud Gedeputeerde Groningen(o.a. water, natuur en plattelandsbeleid)en voormalig vice voorzitter van deCommissie Waterbeheer 21e eeuw) /dhr. Dr. J.C.M. Hovers (Oud voorzitterRaad van Bestuur Oce N.V) / dhr. Prof.Dr. C. Veerman (Oud voorzitter Raad vanBestuur Wageningen Universiteit enResearch-centrum)
INHOUD
Voorwoord 5
1 Opdracht 7
2 Advies
2.1 nut en noodzaak van noodoverloop 11
2.2 selectie van gebieden 17
2.3 inrichting en gebruik 24
2.4 sturing en regie 27
2.5 schadevergoeding 28
2.6 gevolgen voor de bewoners van een noodoverloopgebied 29
2.7 stappenplan 31
3 Toelichting
3.1 nut en noodzaak van noodoverloop 35
3.2 selectie van gebieden 45
3.3 inrichting en gebruik 51
3.4 sturing en regie 53
3.5 schadevergoeding 55
3.6 gevolgen voor de bewoners van een noodoverloopgebied 56
3.7 stappenplan 59
Begrippenlijst 62
Literatuurlijst 64
Bronvermelding illustraties 66
Colofon
5
VOORWOORD
Voor u ligt het eindrapport van de Commissie Noodoverloop-
gebieden. Het is geschreven op basis van een veelheid van studies en
onderzoeken, waarvan een aantal in opdracht van de Commissie is
uitgevoerd. De meest relevante studies zijn in bijlagen opgenomen,
zodat het rapport zelf zich op de kernpunten kan concentreren.
De Commissie concludeert dat noodoverloopgebieden een nuttig,
aanvullend instrumentarium kunnen vormen om de stroomgebieden
van Rijn en Maas op de langere termijn te beschermen tegen de
gevolgen van overstromingen. Essentieel is dat er voor de geselec-
teerde gebieden zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt. De kans dat
we de airbag van de noodoverloopgebieden moeten inschakelen mag
dan klein zijn, dat neemt niet weg dat het ook morgen nodig kan zijn.
Bovendien hebben de bewoners en bestuurders van de geselecteerde
regio’s recht op duidelijkheid en speelt de besluitvorming over
structurele maatregelen – waaronder de retentiegebieden – een rol.
De Commissie vindt dat de discussie over noodoverloopgebieden
alleen zuiver te voeren is in de context van een samenhangend veilig-
heidsbeleid voor het hele rivierengebied. Bovendien is de Commissie
vanaf het begin doordrongen geweest van het besef dat niet alleen
zakelijk-economische belangen de discussie konden en mochten
bepalen. Sociaal-maatschappelijke aspecten en veiligheid – inclusief
de daarmee verbonden emoties – hebben in de overwegingen en het
onderzoek dan ook steeds een belangrijke rol gespeeld.
De Commissie heeft tijdens de voorbereidingen voor dit rapport
met vertegenwoordigers uit verschillende maatschappelijke sectoren,
deskundigen, bestuurders en andere betrokkenen uit het rivieren-
gebied van gedachten gewisseld. Hun kennis en ervaring, gedragen
door een grote betrokkenheid, zijn voor de Commissie van groot nut
geweest. Mede op basis van hun inzichten hoopt de Commissie een
bijdrage te hebben geleverd aan het besluitvormingsproces dat tot
doel heeft het rivierengebied beter te beschermen tegen over-
stromingsgevaar.
David Luteijn, voorzitter van de Commissie Noodoverloopgebieden
Al is je auto feilloos door de APK gerolden al ben je een bekwaam bestuurder,een ongeluk is nooit helemaal uit tesluiten. Daarom doe je een veiligheids-gordel om en heb je een airbag die deklap kan opvangen. Een noodoverloop-gebied is heel goed te vergelijken metzo’n airbag. Ook een overstroming isniet uit te sluiten, ook al zijn de dijkennog zo goed op orde. De buffer van eennoodoverloopgebied kan in zo’n nood-situatie de gevolgen beperken.
Kanonnen langs de Maasoever bij
Grave waarschuwden vroeger de regio
dat het eerste Maaswater over de overlaat
stroomde: de ‘Beers’ kwam er dan aan.
7
1 OPDRACHT
Dijken horen al eeuwen lang bij het Nederlandse landschap.
Maar ook dijkdoorbraken en overstromingen horen bij onze
geschiedenis. Onze voorouders wisten dat en waren erop voorbereid.
Kwam de nood aan de man, dan lieten zij het water overlopen in
gebieden waar het het minste kwaad kon. Een bekend voorbeeld is
de Beersche Overlaat in Brabant.
De afgelopen decennia zijn deze airbags stuk voor stuk verloren
gegaan. De technische mogelijkheden groeiden, dijken werden
hoger, een groeiende bevolking had behoefte aan ruimte en ... de
laatste overstromingsramp gleed langzaam weg uit het geheugen.
Maar in 1995 werd Nederland met de neus op de feiten gedrukt;
250.000 mensen waren gedwongen om huis en haard te verlaten
omdat een overstroming dreigde. De vraag is dan ook of we er niet
verstandig aan doen om deze airbags in ere te herstellen. Om een
antwoord te krijgen op deze vraag heeft het kabinet de Commissie
Noodoverloopgebieden ingesteld.
De Commissie Noodoverloopgebieden of Commissie Luteijn heeft
als opdracht onafhankelijk advies uit te brengen over ‘gecontroleerd
overstromen’, als middel om in extreme situaties de gevolgen van
een overstroming langs Rijn en Maas te verkleinen. Zij geeft advies
aan de staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat en van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De commissie adviseert over:
(i) aanvaardbaarheid van gecontroleerd overstromen;
(ii) gebieden die als noodoverloopgebieden kunnen worden
ingezet;
(iii) directe en indirecte gevolgen van aanwijzing en mogelijk
gebruik van noodoverloopgebieden voor mens en goed,
inclusief de noodzakelijke verzachtende en compenserende
maatregelen;
(iv) ruimtelijke ordening en eventuele inrichtingsmaatregelen in
noodoverloopgebieden;
(v) sturing en regie bij zowel aanwijzing als feitelijke inzet van een
noodoverloopgebied;
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuwstelde in 2000 vast dat het water-systeem in Nederland niet op orde is.Als we niets doen loopt onder invloedvan klimaatverandering en bodem-daling de veiligheid terug.Tegelijkertijd groeit het aantal inwonersdat beschermd moet worden en nemende economische belangen toe. In haarreactie – de nota “Anders omgaan metwater” – volgt de regering drie sporen:1. een voortvarende uitvoering van
maatregelen om de nieuwe maatge-vende afvoeren binnen de veilig-heidsnormen te kunnen afvoeren;
2. rekening houden met klimaat-veranderingen door nu al ruimte tereserveren om in de toekomst noghogere afvoeren veilig doorNederland te kunnen leiden;
3. altijd voorbereid zijn op een over-stroming, omdat het toch een keermis kan gaan. De regering heeft eenonafhankelijke commissie, ondervoorzitterschap van de heer Luteijn,gevraagd om over dit laatste onder-werp te adviseren.
NEDERLAND
Delta Plan Grote Rivieren(nagenoeg geheel afgerond in 2001)• Op sterkte brengen van de waterkeringen Rijntakken 15.000m3/s en Maas 3650 m3/s
NEDERLAND
5-jaarlijkse toetsing van de primaire waterkeringenToetsing (gereed eind 2002)• Herstelprogramma
NEDERLAND
Veiligheid Nederland in kaart• Berekening overstromingskansen en gevolgen van alle dijkringen
RIVIERENGEBIED
NoodoverloopgebiedenCommissie Noodoverloopgebieden (gereed eind mei)• Wat te doen bij rampsituaties, bovenmaatgevende afvoer?
Rijn Maas
Verkenning Spankrachtstudie Integrale Verkenning Maas• lange termijn • lange termijn
(medio 2002 gereed) (eind 2002 gereed)• 18.000 m3/s (4.600 m3/s Maas) • 4.600 m3/s (18.000 m3/s Rijn)• 60 cm zeespiegelstijging • 60 cm zeespiegelstijging
Planstudie Planologische kernbeslissing Planologische kernbeslissingRuimte voor de Rivier Ruimte voor de Rivier• Korte termijn • Bedijkte Maas vanaf Lith
(PKB deel 1 gereed 2004) • Korte termijn • Maatregelen 16.000m3/s voor 2015 (PKB deel 1 korte termijn)• Reserveringen lange termijn • Maatregelen 3.800 m3/s voor 2015
18.000 m3/s • Reserveringen lange termijn4.600 m3/s
Realisatie Lopende projecten Maaswerken• NURG • Onbedijkte Maas (gereed 2015)• IRMA • Maatregelen 3.800 m3/s
• NUGR• IRMA
Het advies van de Commissie Noodoverloopgebieden hangt samen met andere trajecten voor bescherming tegenoverstromingen. Deltaplan Grote Rivieren, Ruimte voor de Rivier, Spankracht en Integrale Verkenning Maasbeogen het voldoen aan de veiligheidsnorm met behulp van structurele maatregelen. Het advies overnoodoverloopgebieden concentreert zich op maatregelen in geval van dreigende overstromingen waarbijstructurele maatregelen al volledig zijn benut.
9
(vi) organisatie van de ontruiming tot en met droogmaking en
heringebruikname van een noodoverloopgebied;
(vii) bestuurlijk-juridische vervolgstappen die op maatschappelijk
en politiek draagvlak kunnen rekenen.
De Commissie beperkt zich in haar advies tot het stroomgebied van
de Rijn en de Maas. Bestaande veiligheidsnormen stelt zij niet ter
discussie; uitgangspunt is de normering zoals die in de wet is vast-
gelegd.
Als in Nederland een overstroming dreigt, is
in het hele stroomgebied al sprake van een
uitzonderlijke situatie. Het heeft dan zo lang en
zo veel geregend dat zowel de hoofdstroom als
het regionale systeem boordevol zitten.
Keulen staat al onder water, overal in Nederland
is sprake van forse wateroverlast.
11
2 ADVIES
Ondanks stevige dijken en ruimte voor de rivier is een overstromings-
ramp in Nederland niet helemaal uit te sluiten; het blijft een natuur-
verschijnsel dat moeilijk voorspelbaar is. Als het zover dreigt te komen,
treden rampenplannen in werking die de gevolgen van de ramp
beperken.
De inzet van noodoverloopgebieden kan helpen om slachtoffers en
schade te beperken. Als het rivierwater er gecontroleerd wordt inge-
laten, stijgt de waterstand stroomafwaarts niet verder en zorgen de
dijken voor de vereiste veiligheid. Een grootscheepse evacuatie en
een overstroming op een onvoorspelbare plaats met mogelijk slacht-
offers en veel schade, zijn hiermee grotendeels te voorkomen.
Nadat de Commissie had onderzocht of noodoverloopgebieden
nuttig en noodzakelijk zijn, heeft zij in kaart gebracht welke gebieden
het meest geschikt zijn voor noodoverloop langs Rijn en Maas.
Vervolgens heeft de Commissie aspecten onder de loep genomen die
met aanwijzing van noodoverloopgebieden samenhangen: inrichting
en gebruik, sturing en regie, schadevergoeding en de gevolgen voor
de bewoners van een noodoverloopgebied. Tot slot heeft de
Commissie de acties op een rij gezet die nodig zijn om te komen tot
aanwijzing en inzet van noodoverloopgebieden.
De Commissie gaat er in haar advies vanuit dat de dijken en de
daarin aanwezige kunstwerken te allen tijde aan de wettelijke veilig-
heidsnormen voldoen. Eventuele aanwijzing van noodoverloop-
gebieden mag nooit een alternatief zijn voor onderhoud, structurele
beschermingsmaatregelen of de aanpak van zwakke schakels in de
dijkring.
2.1 Nut en noodzaak van noodoverloop
Bescherming tegen overstromingen
De maatgevende afvoer voor de Rijntakken en de bedijkte Maas is
een afvoer die gemiddeld eens per 1250 jaar voorkomt. De Wet op
de Waterkering schrijft voor dat de dijken langs de Rijntakken en de
Verschillende veiligheidsnormen in hetrivierengebied.
Potentiële schade van een aantal dijk-ringen bij een ongecontroleerde over-stroming. Dijkringnummers staanvoor:16 Alblasserwaard en deVijfheerenlanden, 36 Land vanHeusden/ de Maaskant, 41 Land vanMaas en Waal, 42 Ooij en Millingen,43 Betuwe, Tieler- en Culemborger-waard, 47 Arnhemse- en Velperbroek,48 Rijn en IJssel.
nummer dijkringgebied
1/10.000 per jaar
1/4000 per jaar
1/2000 per jaar
1/1250 per jaar
1/500 per jaar
hoge gronden
13
Maas de maatgevende afvoer veilig moeten kunnen keren. Ook kunst-
werken zoals sluisdeuren en uitwateringssluizen, moeten voldoen aan
de veiligheidsnorm. De waterschappen toetsen iedere vijf jaar of de
dijken nog op orde zijn. Als dat niet het geval is, worden maatregelen
genomen om de dijken te versterken of de waterstanden te verlagen.
De gevolgen van een toename van de maatgevende afvoeren zijn
alleen op te vangen als landen in de stroomgebieden samenwerken.
De Rijnoeverstaten hebben afspraken gemaakt over verlaging van de
waterstanden in het Actieplan Hoogwater. Nordrhein-Westfalen heeft
in dat kader plannen gemaakt voor zeven dijkverleggingen en vier
retentiegebieden. Ook in Nederland zijn rivierverruimende maat-
regelen genomen die binnen deze afspraken passen. Ook voor de
Maas is het belang van internationale samenwerking in een actieplan
vertaald, dat binnenkort een concrete uitwerking zal krijgen.
Een overstroming is niet uit te sluiten
De kans dat gebieden langs de rivieren in Nederland overstromen is
klein, maar niet helemaal uit te sluiten. Hoe goed we ons ook bescher-
men tegen hoogwater, het kan toch een keer misgaan. De natuur
houdt zich nu eenmaal niet altijd aan normen en rekenmodellen.
Vanuit Duitsland en België kunnen afvoergolven binnenkomen die
groter zijn of langer duren dan de afvoer die wij als “maatgevend”
beschouwen. Maar ook bij lagere afvoergolven kan het misgaan, als
“bovenmaatgevende” waterstanden optreden. De waterstroom kan
zich anders over de Rijntakken verdelen dan berekeningen hebben
uitgewezen, waardoor één van de Rijntakken overbelast raakt.
Bovendien kan de rivier zich onder extreme omstandigheden anders
gedragen dan verwacht; grote zandduinen op de rivierbodem bij-
voorbeeld zouden de waterstand kunnen opstuwen. Maatregelen in
Duitsland en België kunnen onze omstandigheden wel verbeteren,
maar deze onzekerheden niet geheel uitbannen.
De kans is klein, de gevolgen zijn groot
De kans op een overstroming in het rivierengebied mag dan klein
zijn, de gevolgen zijn dat niet. De Internationale Commissie voor
de Bescherming van de Rijn heeft letterlijk in kaart gebracht welke
gebieden gevaar lopen, hoeveel mensen in deze gebieden wonen
en hoe hoog de schade kan oplopen. De atlas laat zien dat ruim drie-
kwart van de aanwezige economische objecten, die daadwerkelijk
beschadigd kunnen worden, zich in Nederland bevindt. Dat de
potentiële schade in Nederland zo hoog is, komt doordat het water
in diepe polders meters hoog kan komen te staan en het landgebruik
kapitaalintensief is. De gebieden die in Nederland kunnen overstro-
men zijn bovendien grotendeels dichtbevolkt.
Mogelijke oorzaken van overstomingen en manieren om de schade te beperken
Oorzaak Gevolg Schade beperken door
Bovenmatige afvoer komt Nederland Water op de IJssel en Maas dreigt het • noodoverloopbinnen* water over de dijken te overstromen • waterverdeling zo sturen dat een
onvermijdelijke overstroming optreedtlangs de Rijntak waar de schade het kleinst is ***
Bodemruwheid blijkt onder extreme Waterstanden stuwen (lokaal) op, water • noodoverloop omstandigheden groter dan verwacht dreigt over de dijken te stromen
Afvoerverdeling over Rijntakken Op één of twee Rijntakken dreigt het • waterverdeling corrigeren ***
werkt onder extreme omstandigheden water over de dijken te stromen • noodoverloopanders dan verwacht
Benedenmaatgevende afvoergolf Dijken raken overbelast en doorweekt • waterverdeling zo sturen dat een houdt lang aan ** en dreigen te bezwijken onvermijdelijke overstroming optreedt
langs de Rijntak waar het het minst kwaad kan ***
• lokale en tijdelijke versterking van de dijk (zandzakken, onderwaterberm)
Storm in combinatie met hoog water Door golfloop dreigt het water over de • lokale en tijdelijke versterking vandijken te stromen de dijk (zandzakken, onderwaterberm)
• noodoverloop
Zijrivieren van de IJssel en de Maas Water op de IJssel en Maas dreigt over • waterberging langs zijrivierenvoeren onder maatgevende omstandig- de dijken te stromenheden meer water aan dan berekend
Storm in combinatie met grote rivier- Rivierwater kan door hoge waterstand • rivierwater afleiden naar grote afvoer in benedenrivierengebied op zee of IJsselmeer niet wegstromen Deltawaterenof IJsseldelta en stuwt op • voor IJsseldelta nader te onderzoeken
IJsdammen in de rivier Water achter de ijsdammen stuwt op, • noodoverloopdijken dreigen te overstromen • afvoerverdeling zo sturen dat de
betreffende Rijntak ontlast wordt ***
• dijkring achter ijsdam evacueren
Dijk of kunstwerk dreigt te bezwijken lokale dijkdoorbraak dreigt of kunstwerk • lokale en tijdelijke versterking vanbezwijkt de dijk (zandzakken, onderwaterberm)
• dijkring evacueren• compartimenteringswal in dijkring
opwerpen
Onvoorziene calamiteit Acute dijkdoorbraak en overstroming • mensen redden• met alle beschikbare middelen
voorkomen dat de overstroming zich uitbreidt naar aangrenzende dijkringen
* bovenmaatgevende afvoergolf: afvoergolf die hoger is dan waar de dijken op berekend zijn.** benedenmaatgevende afvoergolf: afvoergolf die lager is dan waar de dijken op berekend zijn.*** sturen van de afvoerverdeling is op dit moment niet mogelijk.
15
Noodzaak van een overstromingsrampenstrategie
De Commissie adviseert om een samenhangend pakket van maat-
regelen te ontwikkelen voor overstromingssituaties, een strategie
vergelijkbaar met een rampbestrijdingsplan. Dat pakket moet
aangeven wat er onder verschillende omstandigheden moet gebeuren
om de kans op slachtoffers en de omvang van de schade te beperken.
De voortdurend veranderende omstandigheden en de groei van
onze kennis van rivieren en klimaat maken het noodzakelijk om de
onzekerheden regelmatig te toetsen en te checken of de strategie
nog voldoet (zie tabel hiernaast).
Nut en noodzaak van noodoverloop
Door de inzet van een noodoverloopgebied langs de Rijn of de Maas
kan de waterstand benedenstrooms voldoende worden verlaagd om
het overstromingsgevaar af te wenden (20-70 cm). Voorwaarde is wel
dat de locatie van het noodoverloopgebied goed is gekozen en dat
adequate constructies zijn aangebracht die in korte tijd veel water
naar het gebied kunnen afvoeren.
Als de afvoer vanuit Duitsland of België groter is dan de maatgevende
afvoer, kan een daartoe aangewezen en ingericht noodoverloopgebied
de gevolgen beperken. Bij een gecontroleerde overstroming is niet
alleen de kans op slachtoffers kleiner dan bij een ongecontroleerde
overstroming op een onvoorspelbare plaats, ook de (im)materiële
schade en maatschappelijke ontwrichting zullen aanzienlijk geringer
zijn. Bij een ongecontroleerde overstroming kan de schade immers
oplopen tot enkele tientallen miljarden euro.
Worden er geen noodoverloopgebieden aangewezen, dan is de
kans aanwezig dat de overheid er bij een dreigende overstromings-
ramp toch voor kiest een gebied bewust te laten overstromen, om
kwetsbare gebieden te ontzien. Het is beter om die keuze te maken
in rustiger tijden. De bevolking is er dan op voorbereid, gemeenten
kunnen hun rampenplannen erop aanpassen en de overheid kan
maatregelen nemen om de schade te beperken en de effectiviteit
en veiligheid te vergroten.
Op grond van bovenstaande overwegingen, vindt de Commissie de
aanwijzing en inrichting van noodoverloopgebieden – als onderdeel
van een overstromingsrampenstrategie – nuttig én noodzakelijk.
Daarnaast adviseert de Commissie om voor de Rijn te onderzoeken
wat de mogelijkheden zijn om de afvoerverdeling onder extreme
omstandigheden te reguleren en om voor Maas en IJssel na te gaan
wat de mogelijkheden zijn om de afvoer van de zijrivieren in het
regionale systeem te bergen. De combinatie van noodoverloop-
gebieden en deze aanvullende maatregelen, biedt de mogelijkheid
OnzekerhedenFebruari 2002 had de Maas tweemaalte maken met een hoge afvoer. Bij Borgharen was de eerste afvoergolfde hoogste en grootste. Bij Lith was hetjuist de tweede afvoergolf die tot dehoogste waterstanden leidde. Het ver-schil heeft waarschijnlijk te maken metde vorm van de afvoergolf en de lokalemorfologische omstandigheden.Overigens werd in beide gevallen demaatgevende afvoer niet overschreden.
Poolse Leger steekt dijk doorWarschau, 1 augustus 2001: Het Poolseleger heeft in het oosten van het landbij Kazomierz een dijk van de Wisladoorgestoken om het overvloedigewater af te voeren. De hoop is dat dedijken stroomafwaarts zo beter kunnenworden beschermd. De vloedgolf trektnu langzaam naar het noorden.
In de Poolse hoofdstad Warschau heefthet hoge water alleen de kades langsde Wisla overspoeld. De verwachting isdat in Noord-Polen de overlast mindergroot zal zijn dan in het zuiden, omdathet wassende water daar meer kantenop kan.
De Europese Commissie heeft 15 miljoen euro (fl. 33 miljoen) beschikbaargesteld om de ergste nood te lenigen.
Consequenties van een overstromingin Duitsland. Ook voor Nederlandsgrondgebied zal dit gevolgen hebben.
Structurele veiligheidsmaatregelen inen langs de Rijn bovenstrooms vanLobith.
17
om de gevolgen van overstromingen onder uiteenlopende
omstandigheden te beperken.
Alternatieven voor het benedenrivierengebied, de IJsseldelta
en de grensgebieden
Noodoverloopgebieden zijn effectief in het deel van het rivieren-
gebied waar de rivierafvoer de waterstand bepaalt.
Dit traject loopt vanaf de Duitse grens tot aan Kampen (IJssel),
Krimpen aan de Lek (Nederrijn-Lek), Werkendam (Waal) en vanaf
de Belgische grens tot Keizersveer (Maas).
In het benedenrivierengebied en de IJsseldelta zijn de dijken
berekend op de combinatie van een hoge rivierafvoer en stormvloed.
Bovenstrooms gelegen noodoverloopgebieden zijn in deze
omstandigheden niet effectief. Voor het benedenrivierengebied
lijkt de beste oplossing het afleiden van rivierwater naar de grote
deltawateren (Volkerak-Zoommeer, Grevelingen en Oosterschelde).
Wat oplossingen voor de IJsseldelta kunnen zijn, moet nader onder-
zoek uitwijzen.
Ook voor de grensgebieden is een aparte aanpak nodig. Als de
Rijn in Nordrhein-Westfalen overstroomt, zal de waterstand in de
Nederlandse Rijn sterk dalen. Maar ook dan blijft Nederland niet
geheel gespaard. Een overstroming op de linkeroever kan binnen-
dijks tot Nijmegen doorgaan, langs de rechteroever zal het Rijnwater
via Doesburg naar de IJssel stromen. Omgekeerd zal bij een over-
stroming aan de Nederlandse kant van de grens Duits grondgebied
onderlopen. Om de gevolgen van een eventuele overstroming te
beperken, wil Nordrhein-Westfalen dijkringen compartimenteren.
De Commissie vindt het van groot belang dat Nederland en
Nordrhein-Westfalen een gezamenlijke hoogwaterstrategie ontwik-
kelen, voor zowel structurele maatregelen als rampsituaties. Voor de
Maas zouden België en Nederland hetzelfde moeten doen.
SamenvattingDe Commissie vindt een rampenbestrijdingsstrategie voor een dreigende over-stromingsramp noodzakelijk. De aanwijzing van noodoverloopgebieden langs de grote rivieren als onderdeel van die strategie acht zij nuttig én noodzakelijk.Noodoverloopgebieden zijn echter géén alternatief voor onderhoud en structurelemaatregelen. De Commissie adviseert om nader te onderzoeken welke maatregelende gevolgen van een overstromingsramp in het benedenrivierengebied en deIJsseldelta kunnen verkleinen. Voor de aanpak van overstromingsproblemen nabijde Nederlandse grens is een gezamenlijke strategie met respectievelijk de deelstaatNordrhein-Westfalen en België nodig
2.2 Selectie van gebieden
De Commissie heeft zich bij haar zoektocht naar geschikte nood-
overloopgebieden beperkt tot Nederlands grondgebied. In België is
nauwelijks ruimte, omdat de Maas er door een smal dal stroomt.
Potentiële noodoverloopgebieden voor de Rijn en de Maas (gebieden dievoldoen aan de gestelde veiligheid eneffectiviteit) (zie ook tabel hieronder).
Kenmerken van potentiële noodoverloopgebieden
Potentiële Bergingscapaciteit * Schade in het gebied * Investeringskostennoodoverloopgebieden (miljoen m3) (miljoen euro) (miljoen euro)
RijnRijnstrangen 90 50 225Duivense Broek 60/65 50/125 175/150Ooijpolder 115/130 120/650 300/225Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 600/250Betuwe-Oost 250/290 325/1800 425/400Betuwe-West 230/290 650/1250 575/475
MaasJulianakanaal bij Born 30/40 30/650 200/175Beersche Overlaat 365/375 500/900 725/425Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 625/200
* De variatie in vermelde getallen is terug te voeren op de mate van bescherming van de woonkernen.Het linkergetal betreft de variant met beschermende maatregelen, het rechtergetal zonder beschermende maatregelen In Rijnstrangen zijn geen beschermingsmaatregelen voorzien.
19
Nordrhein-Westfalen biedt in theorie wel ruimte. Uit overleg met
bestuurders van deze Duitse deelstaat, is gebleken dat noodoverloop
daar onvoldoende draagvlak heeft. De Commissie adviseert om te
zoeken naar een optimale samenhang tussen noodoverloopgebieden
in Nederland en compartimentering van dijkringen in Nordrhein-
Westfalen.
Potentiële noodoverloopgebieden
Voorop staat dat noodoverloopgebieden veilig en effectief moeten
zijn. Gebieden met een grote bevolkingsdichtheid zijn daarom op
voorhand uitgesloten, net als gebieden die ver benedenstrooms
liggen. Des te verder stroomopwaarts, des te groter de effectiviteit.
Noodoverloopgebieden die bovenstrooms van de splitsingspunten
in de Rijn liggen, hebben het voordeel dat zij de waterstand op alle
drie de Rijntakken substantieel kunnen verlagen.
Zes gebieden langs de Rijn en drie gebieden langs de Maas zijn
door de zeef van veiligheid en effectiviteit gekomen (zie kaart).
Het zijn zonder uitzondering gebieden die binnen een halve dag zijn
te evacueren en die bovenstrooms in de bedijkte delen van Rijn en
Maas liggen. Uitzondering hierop vormt het gebied langs het
Julianakanaal bij Born, dat langs het onbedijkte deel van de Maas
ligt. Het Land van Maas en Waal, Betuwe-Oost en Betuwe-West liggen
weliswaar benedenstrooms van de splitsingspunten van de Rijn, maar
de commissie is ervan uitgegaan dat het water via een bovenstrooms
gelegen inlaatconstructie naar deze gebieden toegevoerd zal worden.
Om het Land van Maas en Waal ook effect te laten hebben op de
Nederrijn-Lek en de IJssel is op het splitsingspunt bij de Panner-
densche Kop een regelwerk nodig, dat het water nauwkeurig over
de riviertakken kan verdelen.
Onderlinge vergelijking van potentiële noodoverloopgebieden
De potentiële noodoverloopgebieden zijn vergeleken aan de hand
van vier criteria. Ook de gevolgen voor de landbouw en de recreatie
zijn onderzocht. Er is gebleken dat deze gevolgen niet bepalend zijn
voor de voorkeursvolgorde. De vier criteria zijn:
• sociaal-maatschappelijke aspecten, zoals aantasting van de
leefomgeving en omvang van de bevolking.
• aanwezigheid van objecten die bij overstroming een risico voor
de omgeving vormen, zoals een chemische fabriek.
• economische effecten, met name economische schade als gevolg
van inundatie van het gebied.
• gevolgen voor landschap, natuur en cultuurhistorie.
De vier criteria zijn onderverdeeld in circa dertig subcriteria.
Omdat die (sub)criteria zo verschillend van aard zijn, zijn ze moeilijk
met elkaar te vergelijken. Om toch tot een afweging te komen, is een
Mogelijke combinaties van Bergingscapaciteit noodoverloopgebieden * (miljoen m3)
Ooijpolder incl. dijkverhogingenRijnstrangen incl. dijkverhogingen 330/365
Land van Maas en Waal 275/350
OoijpolderRijnstrangenDuivense Broek 265/285
OoijpolderLand van Maas en Waal ** 205/220
OoijpolderRijnstrangen 205/220
RijnstrangenLand van Maas en Waal ** 180
Ooijpol incl. dijkverhogingen 185
* Bij alle combinaties wordt uitgegaan van volledige omdijking van het gebied. De toevoeging incl. dijkverhoging duidt op extra hoge dijken om meer water te kunnen bergen.
** Alleen het oostelijke deel van Land van Maas en Waal wordt ingezet, de bergingscapaciteit bedraagt dan ca. 90 miljoen m3.
Rijnstrangen (NL)Duivense Broek (met)Ooij en Millingen (met)Duivense Broek (zonder)Land van Maas en Waal (met)Ooij en Millingen (zonder)Betuwe-Oost (met)Betuwe-West (met)Land van Maas en Waal (zonder)Betuwe Oost (zonder)Betuwe-West (zonder)
Overall voorkeursvolgorde gebieden langs de Rijntakken
Born-Julianakanaal (met)Born-Julianakanaal (zonder)Beersche Overlaat (met)Land van Maas en Waal (met)Beersche Overlaat (zonder)Land van Maas en Waal (zonder)
Overall voorkeursvolgorde gebieden langs de Maas
Voorkeursvolgorde sociaal-maatschappelijke aspecten
voorkeur laag voorkeur hoog
voorkeur laag voorkeur hoog
21
multicriteria-analyse toegepast, die een transparant en consistent
totaalbeeld mogelijk maakte. De Commissie vindt dat de sociaal-
maatschappelijke aspecten daarbij het zwaarst moeten wegen.
Hun aandeel bepaalt voor 40% de voorkeursvolgorde. De andere
criteria - risicovolle objecten; gevolgen voor landschap, natuur en
cultuurhistorie en economische effecten – dragen ieder 20% bij.
Een gevoeligheidsanalyse, waarin de gewichten werden gevarieerd,
toont aan dat deze voorkeursvolgorde robuust is.
Uit de analyse blijkt dat Betuwe-Oost en Betuwe-West op vrijwel alle
criteria laag scoren. De Commissie vindt deze twee gebieden daarom
in tweede instantie alsnog ongeschikt voor noodoverloop.
Keuze van noodoverloopgebieden voor de Rijn
Hoe meer noodoverloop beschikbaar is, hoe meer water gecontroleerd
geborgen kan worden en hoe groter de range van rampsituaties is
waarin noodoverloop de gevolgen kan beperken. Anderzijds is het
wenselijk om het aantal gebieden beperkt te houden, vanuit sociaal-
maatschappelijk perspectief, het ruimtebeslag en de kosten. Bij de
keuze van noodoverloopgebieden heeft de Commissie gezocht naar
balans tussen deze overwegingen.
Als de structurele beschermingsmaatregelen in Nordrhein-Westfalen
rond 2015 klaar zijn, kan bij de grens ongeveer 18.000 m3/s water
Nederland binnenkomen, terwijl de Nederlandse Rijntakken slechts
16.000 m3/s veilig kunnen afvoeren. Er kan dus maximaal circa
2000 m3/s “teveel” water Nederland binnenkomen. Afhankelijk van
de duur van een hoogwatergolf komt dat neer op een hoeveelheid
water van ongeveer 300 à 400 miljoen m3. Opvang van die totale
hoeveelheid in noodoverloopgebieden vraagt een aanzienlijk ruimte-
beslag.
Als het klimaat verandert en de maatgevende afvoer toeneemt, zal
Nederland structurele maatregelen treffen zodat de grotere hoe-
veelheid water veilig afgevoerd kan worden en weer voldaan wordt
aan de veiligheidsnorm. Als in Duitsland maatregelen worden geno-
men die de maximale afvoer van ongeveer 18.000 m3 per seconde
niet verder vergroten, neemt het teveel aan water, dat in Nederland
moet worden geborgen, af. De Commissie acht het daarom verant-
woord om noodoverloopgebieden aan te wijzen die 200 tot 250 mil-
joen kubieke meter water kunnen bergen. De noodoverloop moet
dan wel grotendeels bovenstrooms van de splitsingspunten liggen.
Dat maakt het mogelijk om een groot aantal denkbare extreme
afvoeren gecontroleerd op te vangen, zowel op korte als op lange
termijn. Het restrisico in het rivierengebied neemt daardoor
substantieel af en komt in dezelfde orde van grootte te liggen als in
22
andere, vergelijkbare delen van Nederland. De overstromingsrampen-
strategie zal in beeld moeten brengen welke handelingen in
aanvulling op de inzet van noodoverloopgebieden mogelijk zijn voor
nog extremere situaties.
De Commissie is van mening dat het volume bij voorkeur in meer dan
één gebied gevonden moet worden. Dat maakt het mogelijk om
flexibeler te reageren en niet altijd het totale areaal noodoverloop in
te zetten. Anderzijds is de Commissie voorstander van beperking van
het aantal noodoverloopgebieden. Een beperkt aantal gebieden
drukt de kosten van aanwijzing en inrichting en laat meer keuzeruimte
over voor toekomstige structurele maatregelen.
Verschillende combinaties van noodoverloopgebieden zijn mogelijk
(zie tabel pagina 20). De marge in het bergingsvolume is te verklaren
uit de omvang van de beschermende maatregelen, zoals de omdij-
king van woonkernen. Hoe meer maatregelen, des te kleiner het ber-
gingsvolume en des te hoger de kosten. Tegelijkertijd zal naarmate er
meer beschermende maatregelen worden getroffen de schade kleiner
zijn. In bovenstaande combinaties kan die schade variëren van 175
miljoen euro tot 1500 miljoen euro. Investeringskosten en schade
moeten afgezet worden tegen de schade van een ongecontroleerde
overstroming, die kan oplopen tot 40 miljard euro.
Bij de keuze van de noodoverloopgebieden spelen verschillende
aanvullende overwegingen een rol:
• Het effect van Rijnstrangen, de Ooijpolder en Duivense Broek
strekt zich over de grootste rivierlengte uit doordat deze gebieden
het verst bovenstrooms liggen.
• In Rijnstrangen en de Ooijpolder wonen weinig mensen en is de
schade bij inzet als noodoverloopgebied kleiner dan in de andere
gebieden.
• Bij inzet van het Land van Maas en Waal is over een relatief grote
afstand verhoging van de rivierdijken nodig om overstromingen
bovenstrooms te voorkomen.
• Het Land van Maas en Waal kan alleen effect hebben op alle
Rijntakken als de verdeling van de afvoer over de Rijntakken
gereguleerd kan worden: er moet extra water naar de Waal dat in
het Land van Maas en Waal gecontroleerd geborgen wordt.
Dit levert extra onzekerheden op.
• Bij een keuze voor een combinatie met Duivense Broek zal vanaf
Rijnstrangen een toevoerkanaal moeten worden gerealiseerd.
Er dient rekening mee te worden gehouden dat het kanaal
bestaande (spoorweg en A12) en geplande (Betuwelijn en A15)
infrastructuur zal kruisen.
• Rijnstrangen en de Ooijpolder bieden perspectieven voor samen-
werking met Duitsland. De gebieden kunnen aansluiting krijgen bij
23
compartimenteringen in Nordrhein-Westfalen of aan de andere
kant van de grens doorlopen. In dat laatste geval kan het bergings-
volume substantieel toenemen, op dit moment is daar in
Nordrhein- Westfalen overigens geen draagvlak voor.
Alles overwegende adviseert de Commissie om voor de Rijn Rijn-
strangen en de Ooijpolder als noodoverloopgebied aan te wijzen en
in te richten voor een volume van ruim 200 miljoen m3. Als in de toe-
komst een groter bergingsvolume nodig blijkt te zijn, dan kunnen
dijken om deze gebieden verhoogd worden. Inzet van Rijnstrangen en
Ooijpolder zal de kans op een ongecontroleerde overstromingsramp
sterk verkleinen in het traject van Lobith tot Werkendam (Waal),
Krimpen aan de Lek (Lek) en Kampen (IJssel). Deze noodoverloop-
gebieden zullen de kans op slachtoffers verkleinen en de schade sterk
reduceren, tot circa 175 miljoen euro. De Commissie adviseert om
te onderzoeken hoe de inrichting en inzet van deze noodoverloop-
gebieden het beste kan worden afgestemd op maatregelen in
Nordrhein-Westfalen.
De Commissie realiseert zich dat zowel Rijnstrangen als Ooijpolder
ook in beeld zijn als retentiegebied. Zij is echter van oordeel dat inzet
als noodoverloopgebied prioriteit heeft, retentie is immers op korte
termijn niet aan de orde.
Voor het geval Rijnstrangen niet beschikbaar is, adviseert de
Commissie om als alternatief het oostelijke deel van het Land van
Maas en Waal aan te wijzen. Als de Ooijpolder niet beschikbaar zou
kunnen komen, adviseert de Commissie om Duivense Broek aan te
wijzen. De combinatie Rijnstrangen en de Ooijpolder heeft echter
de voorkeur.
Keuze van noodoverloopgebieden voor de Maas
Ook voor de Maas zoekt de Commissie naar een zo groot mogelijk
effect. Aan de andere kant van de balans staat echter het ruimte-
beslag. Hoe geringer dat ruimtebeslag, des te kleiner de gevolgen
voor de maatschappij, de ruimtelijke inrichting en des te lager de
kosten.
De hoeveelheid neerslag in het stroomgebied van de Maas bepaalt
hoeveel water bij Eijsden ons land binnenkomt. Dat is naar schatting
maximaal 4600 m3/s, terwijl de Maas slechts 3800 m3/s veilig kan
afvoeren. Het overschot van ongeveer 800 m3/s komt, afhankelijk van
de duur van een hoogwatergolf, neer op een volume van 200 tot
300 miljoen m3. Dit volume is met nog grotere onzekerheden omgeven
dan dat voor de Rijn; het onbedijkte Maasdal in België kan in theorie
een onbeperkte hoeveelheid water afvoeren. De Commissie is van
mening dat berging van het totale volume niet direct voor de hand
24
ligt, vanwege het grote ruimtebeslag. Toch adviseert zij om nood-
overloop te zoeken voor tenminste 100 tot 150 miljoen m3. Hiermee is
het mogelijk een groot aantal denkbare extreme afvoeren gecontro-
leerd op te vangen, zowel op korte als op lange termijn. Het restrisico
langs de bedijkte Maas neemt daardoor substantieel af en komt in
dezelfde orde van grootte te liggen als in andere, vergelijkbare delen
van Nederland.
De Commissie is van mening dat deze hoeveelheid water in één
noodoverloopgebied geborgen moet kunnen worden. Bij haar keuze
heeft de Commissie zich ook door de volgende overwegingen laten
leiden:
• Born ligt meer dan 100 kilometer bovenstrooms van de onbedijkte
Maas. Dat maakt inzet van het gebied lastig. Daarnaast is Born te
klein om het volledige, benodigde volume te bergen.
• Zou de Maas op dit moment te veel water afvoeren, dan stroomt
Maaswater uit de onbedijkte Maas binnendijks de Beersche
Overlaat in met kans op grote schade bij onder meer Den Bosch.
Bij aanwijzing van het Land van Maas en Waal zijn kostbare maat-
regelen nodig om te voorkomen dat het water alsnog de Beersche
Overlaat instroomt.
• De Beersche Overlaat kan een veel grotere hoeveelheid water
bergen dan nodig is. Dat betekent dat de rest van de dijkring in
de toekomst voor retentie ingezet zou kunnen worden. Dit kan
een zeer efficiënte combinatie zijn.
De Commissie adviseert dan ook om het bovenstroomse deel van de
Beersche Overlaat, met een volume van tenminste 100 tot 150 miljoen
kubieke meter, als noodoverloopgebied voor de Maas aan te wijzen.
Hiermee is de kans op een ongecontroleerde overstromingsramp
sterk te verkleinen in het traject van Boxmeer tot Keizersveer.
Inzet van dit noodoverloopgebied zal de kans op slachtoffers ver-
kleinen en de schade sterk reduceren, van maximaal 15 miljard euro
tot 500 miljoen euro. De Commissie adviseert om te verkennen of
het gebied bij Born als structurele beschermingsmaatregel voor het
onbedijkte deel van de Maas kan worden ingezet.
SamenvattingDe Commissie adviseert om voor de Rijn noodoverloopgebieden aan te wijzen met eencapaciteit van 200 à 250 miljoen m3 en 100 à 150 miljoen m3 voor de Maas. Voor de Rijnis een combinatie van Rijnstrangen en de Ooijpolder de beste oplossing, voor de Maashet bovenstroomse deel van de Beersche Overlaat. De Commissie adviseert om dezegebieden zo snel mogelijk geschikt te maken.
2.3 Inrichting en gebruik
Om ervoor te zorgen dat de hoogwatergolf niet vroegtijdig een
overstroming veroorzaakt, is het nodig de dijken stroomopwaarts
25
van het noodoverloopgebied te verhogen.De eenvoudigste manier
om het water een noodoverloopgebied in te laten stromen is om de
dijk van het noodoverloopgebied lager te maken dan de aangrenzende
dijken. Het water stroomt dan vanzelf het gebied in. Nadeel is dat het
precieze moment en de waterstand in het gebied niet te regelen zijn,
waardoor het bijvoorbeeld niet mogelijk is om hoger gelegen
bebouwing buiten bereik van het water te houden. Met een inlaat-
constructie kan dat wel.
Om te voorkomen dat ook aangrenzende polders onderlopen, is het
nodig dat de noodoverloopgebieden aan alle kanten omgeven zijn
door dijken. In de praktijk zal dat vaak neerkomen op verhoging van
oude dijken. De hoogte van de dijken is bepalend voor de hoeveel-
heid water die het gebied kan bergen.
Als het gevaar is geweken, is het zaak om het noodoverloopgebied
weer droog te maken. Dat kan door het water onder vrij verval naar
de rivier te laten stromen. Maar een uitlaat alleen is niet voldoende;
om het gebied helemaal droog te maken zullen ook pompen nodig
zijn. Hoe korter het gebied onder water staat, des te geringer zal de
schade zijn.
Moeten bebouwingskernen omdijkt worden? Bewoners zullen zich
veiliger voelen en het op prijs stellen dat de schade aan hun persoon-
lijke eigendommen beperkt blijft. Daar staat tegenover dat omdijking
het landschap ingrijpend verandert, kostbaar is én de effectiviteit
vermindert. De Commissie adviseert om de grotere woonkernen in de
Ooijpolder en de Beersche Overlaat te omdijken. Het Rijk zal met de
bewoners en lokale en regionale overheden moeten zoeken naar even-
wichtige en breed gedragen oplossingen. Overigens is veiligheid ook
zonder omdijking van woonkernen een basisvoorwaarde; goede vlucht-
wegen en een goed evacuatieplan moeten daar garant voor staan.
Omdat noodoverloop maar heel zelden ingezet zal worden – iemand
van honderd heeft een kans van ongeveer 8% dat hij of zij dat heeft
meegemaakt – is wijziging van het planologische regime niet nodig.
Ontwikkelingen die passen binnen de huidige streek- en bestem-
mingsplannen kunnen gewoon doorgang vinden. Bij ingrijpende ont-
wikkelingen zoals een woonwijk of industrieterrein en bij wijziging van
streek- en bestemmingsplannen is het aan de regionale en lokale
bestuurders om te toetsen of de inzet als noodoverloopgebied niet
wordt belemmerd (watertoets).
SamenvattingDe Commissie adviseert om noodoverloopgebieden te voorzien van een inlaat- en een uitlaatconstructie. De Commissie is van mening dat de grotere woonkernen in deOoijpolder en de Beersche Overlaat omdijkt moeten worden. In Rijnstrangen zijn geengrote woonkernen aanwezig en is omdijking niet aan de orde. Wijziging van het plano-logische regime in de noodoverloopgebieden is niet nodig.
Impressie van het landschappelijkeeffect van een beschermende kaderond een willekeurige woonkern.
27
2.4 Sturing en regie
De Commissie is van mening dat de aanwijzing van noodoverloop-
gebieden en de procedure voor de inzet in twee aparte besluiten
thuishoren. In beide gevallen is het de Rijksoverheid die moet
beslissen. Argumenten hiervoor zijn:
• Dat het bij een overstroming gaat om een ramp met een
gemeente-, provincie-, en mogelijk zelfs landsgrensoverschrijdend
karakter;
• Dat de Rijksoverheid verantwoordelijk is voor schadevergoeding;
• Dat de belangen gemoeid met de aanwijzing en ingebruikstelling
van een noodoverloopgebied bovenregionaal zijn.
De Commissie is van mening dat voor de aanwijzing van noodover-
loopgebieden een ruimtelijk instrument de beste keuze is. In het
aanwijzingsbesluit moet het Rijk ook andere aspecten vastleggen,
zoals de precieze begrenzing, de benodigde voorzieningen en de
ruimtelijke doorwerking tot op het niveau van bestemmingsplannen.
De Wet op de ruimtelijke ordening – ook na de wijziging van de rijks-
projectenprocedure en de voorgenomen fundamentele herziening
van de wet – is hier een geschikt instrument voor. De mogelijkheden
voor inspraak en beroep waarborgen de betrokkenheid van de bevol-
king. De Commissie dringt aan op een korte procedure zodat de
gebieden snel beschikbaar zijn en de bewoners niet langer dan nood-
zakelijk in onzekerheid verkeren.
Bij inzet van noodoverloopgebieden moet glashelder zijn wie voor
welke besluiten of acties verantwoordelijk is. De Commissie onder-
scheidt de volgende stappen bij inzet van een noodoverloopgebied:
1 Het Rijk besluit dat inzet noodzakelijk is (minister van Verkeer &
Waterstaat) en de ontruiming gestart moet worden (minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Ook het moment van
opening van de inlaat na de ontruiming is een beslissing van het
Rijk (minister van Verkeer & Waterstaat).
2 De gemeentelijke overheden voeren in regionaal verband de
ontruiming uit en sluiten daarbij zoveel mogelijk aan bij de
bestaande structuur van de rampenbestrijding.
3 De beheerder van de waterkeringen of het Rijk voert de inundatie
uit.
4 Het Rijk besluit over het herstel van het gebied en coördineert de
terugkeer van bevolking.
5 De gemeenten voeren in regionaal verband het besluit tot herstel
van het gebied en terugkeer van de bevolking uit.
De Commissie is van mening dat het Rijk onvoldoende mogelijkheden
heeft om de benodigde acties van lagere overheden te kunnen
afdwingen. Noch de waterstaatswetgeving, noch de Wet rampen
28
en zware ongevallen biedt een expliciete grondslag voor dergelijke
bevoegdheden. Een aparte wet zal die leemte moeten vullen.
De Commissie adviseert om de gang van zaken van ontruiming tot
en met nazorg nader uit te werken in noodoverloopplannen. Het is
aan de gemeentebesturen om deze plannen in regionaal verband op
te stellen. Eindverantwoordelijk is de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. In de wet moet worden vastgelegd dat
noodoverloopplannen regelmatig geactualiseerd en geoefend dienen
te worden.
SamenvattingDe rijksoverheid is verantwoordelijk voor de aanwijzing én de inzet van noodoverloop-gebieden omdat de gevolgen van deze besluiten regio-overschrijdend zijn. Om inzetvan noodoverloopgebieden in noodsituaties mogelijk te maken, is een aparte wetnodig.
2.5 Schadevergoeding
Schade kan ontstaan na aanwijzing van het gebied en na overstroming.
De Commissie adviseert om de vergoeding voor aanwijzingsschade
te koppelen aan het aanwijzingsbesluit en overstromingsschade pas
te vergoeden na inzet van het noodoverloopgebied. Op het moment
van de aanwijzing, moet bekend zijn welke regelingen van toepassing
zijn, hoe ze functioneren en hoe hoog de vergoeding zal zijn.
Bij aanwijzing als noodoverloopgebied kan schade ontstaan doordat
de bedrijfsvoering moet worden aangepast. De Commissie acht dit
niet meer dan theorie omdat de inzet van het noodoverloopgebied
maar heel zelden nodig is. Reëel zijn waardedalingen van eigendom-
men en nadelen als gevolg van inrichtingsmaatregelen. Voor de ver-
goeding van deze schadeposten voldoen de bestaande planschade-
regelingen. De Commissie adviseert om de planschaderegeling
voortvarend en adequaat toe te passen. Het Rijk moet dit voorafgaand
aan de aanwijzing toezeggen, uit oogpunt van zorgvuldigheid en
omwille van het draagvlak.
De Commissie vindt dat alle materiele schade door inundatie – die
vooral afhankelijk is van inrichtingsmaatregelen, zoals omdijking van
woonkernen – volledig vergoed moet worden, inclusief vervolgschade
en omzetderving. Dat geldt ook voor goederen die na de aanwijzing
in het gebied zijn gekomen en de planologische toetsing hebben
doorstaan. Omdat volledige schadevergoeding onvoldoende is
geregeld, adviseert de Commissie hiervoor een aparte wettelijke
regeling in het leven te roepen.
Als vanaf het begin duidelijk aan wordt gegeven dat schade als gevolg
van inundatie volledig zal worden vergoed, zal de waardedaling van
29
goederen door de aanwijzing lager uitvallen. Eigenaren die na het
aanwijzingsbesluit eigendommen in het noodoverloopgebied
verwerven, komen niet in aanmerking voor planschadevergoeding.
Als er waardedaling is opgetreden, dan is die tenslotte al verrekend
in de koopprijs.
Voor een “medewerkingsvergoeding” voor grondeigenaren is naar
de mening van de Commissie geen aanleiding. Natuurlijk is er sprake
van een gedoog- en medewerkingsplicht, maar de gevolgen daarvan
worden via de genoemde schadevergoedingsregelingen al vergoed.
Wel adviseert de Commissie om te verkennen of in samenhang met de
inrichtingsmaatregelen de mogelijkheden voor landbouw, recreatie
en natuur verbeterd kunnen worden.
SamenvattingDe Commissie vindt het essentieel dat vóór de aanwijzing van noodoverloopgebiedenduidelijk is op welke wijze het Rijk de mogelijke schade zal vergoeden. De vergoedingvan planschade als gevolg van aanwijzing als noodoverloopgebied is voldoende inde wet geregeld. Volledige vergoeding van schade door inundatie is onvoldoendegeregeld, hier is een aparte regeling voor nodig.
2.6 Gevolgen voor de bewoners van noodoverloopgebieden
De Commissie beseft dat de mogelijkheid van een bewuste inundatie
belastend is voor de bewoners van noodoverloopgebieden.Wat
betekent het om in een noodoverloopgebied te wonen of te werken?
Mogelijkheden voor inspraak, bezwaar en schadevergoeding
Als het kabinet besluit het advies van de Commissie over te nemen,
zal zij de noodoverloopgebieden aanwijzen volgens de procedure
van een Rijksprojectbesluit, waarin ook de inrichtingsmaatregelen
en het planologische regime zijn opgenomen. Het voorlopig besluit
wordt voorgelegd aan de burgers die - via de wettelijk verplichte
inspraakmogelijkheden – hun mening kenbaar kunnen maken.
Het kabinet zal de inspraakreacties vervolgens meewegen bij het
definitieve besluit, dat weer openstaat voor beroep. Het is mogelijk
dat bewoners en eigenaren van onroerende goederen al tijdens de
aanwijzingsprocedure schade ondervinden. Zodra de aanwijzing een
feit is, kunnen zij de schade die door de aanwijzing is ontstaan
– daling van de waarde – claimen.
Veranderingen in de gebruiksmogelijkheden
Het aanwijzingsbesluit zal aangeven welke ontwikkelingen mogelijk
zijn en welke niet. Omdat een noodoverloopgebied maar heel zelden
ingezet zal worden, zullen grote wijzigingen in het gebruik niet nodig
zijn. De Commissie gaat ervan uit dat ontwikkelingen die passen
binnen de bestaande streek- en bestemmingsplannen gewoon kunnen
doorgaan; een nieuwe schuur bij een bestaande boerderij of een
30
verandering van de bedrijfsvoering zullen niet op bezwaren stuiten.
Worden streekplannen gewijzigd, dan moeten de bestuurders toetsen
of er geen conflict optreedt met de functie als noodoverloopgebied.
Een grote nieuwe woonwijk of een nieuw industriegebied zullen die
toets niet zo gemakkelijk doorstaan.
Verandering in het landschap
Als de noodoverloopgebieden definitief zijn aangewezen, dan zullen
ze geschikt gemaakt worden voor gebruik. Er zullen in- en uitlaat-
werken en zonodig extra evacuatievoorzieningen worden aangebracht.
Na overleg met de bewoners en op basis van een milieu-effect-
rapportage (MER) zal de overheid besluiten of er ook beschermende
maatregelen voor woonkernen moeten komen. Eventuele omdijking
van woonkernen zal het meest ingrijpend zijn voor het landschap en
waarschijnlijk tijdens de aanleg de meeste overlast veroorzaken.
Hoewel de aanwijzing als noodoverloopgebied geen grote beper-
kingen zal opleggen aan het huidige gebruik, kan het voor lokale
bestuurders aanleiding zijn om functies die zich goed laten combineren
met overloop te stimuleren en het blijvend open en groene karakter
uit te buiten.
Voorbereiding op evacuatie
Als inzet aan de orde is, hebben de bewoners minimaal een dag de
tijd om zichzelf, het vee en hun eigendommen in veiligheid te
brengen. De ervaring van 1995 is dat de meeste bewoners dit snel en
efficiënt regelen. Voorwaarde is wel dat bewoners weten hoe hoog
het water op verschillende locaties komt te staan, hoeveel tijd er is
om het gebied te verlaten en welke wegen ze daarvoor kunnen
gebruiken. De overheid moet zich vooral richten op hulp aan mensen
die zich niet zelf kunnen redden, zoals ouderen, zieken of gehandi-
capten. Maar ook voor anderen moet de overheid opvangadressen
achter de hand hebben, hoewel de meeste mensen zelf zullen zorgen
voor tijdelijk onderdak bij familie of kennissen en voor stalling voor
het vee. Om een evacuatie goed te laten verlopen, is het nodig dat
bewoners “in tijden van vrede” regelmatig worden geïnformeerd
over de rampenbestrijding. Bovendien zullen ook mensen die zich
over tien of twintig jaar in het gebied vestigen, op de hoogte moeten
zijn van het feit dat zij in een noodoverloopgebied wonen.
Gevolgen van daadwerkelijke inzet
Na ontruiming zal het water in het gebied gelaten worden.
Afhankelijk van de hoogteligging zal het anderhalf tot vier meter
hoog komen te staan, behalve natuurlijk in de omdijkte gebieden.
Is de hoogwatergolf voorbij en het overstromingsgevaar geweken,
dan zal het gebied onder vrij verval weer leegstromen. Maar om al
het water eruit te krijgen zullen ook pompen moeten worden ingezet.
Als het gebied na ongeveer drie tot zes weken droog is, kunnen de
31
bewoners terugkeren en kan het herstel beginnen. De huizen zullen
schoon gemaakt moeten worden, omdat met het rivierwater zand en
slib heeft meegenomen. Het zal nodig zijn eventuele beschadigingen
aan gebouwen te herstellen.
Dreigende overstroming, de inzet van het noodoverloopgebied
en het herstel zal een moeilijke periode zijn voor de bewoners en de
bestuurders. De Commissie vindt dat het Rijk alle zakelijke en mate-
riële schade volledig moet vergoeden. Ook moet rekening worden
gehouden met angstgevoelens en spanningen die nazorg vragen.
2.7 Stappenplan
Als het Rijk het advies van de Commissie overneemt en besluit om
noodoverloopgebieden aan te wijzen, moeten verschillende stappen
doorlopen worden:
Nieuwe wet
Voorwaarde voor de invoering van noodoverloop is een nieuwe wet.
Die wet zal een aantal aspecten, die bestaande wetgeving niet of
onvoldoende dekt, moeten regelen: de bevoegdheden voor aan-
wijzing, inrichting en ingebruikstelling van noodoverloopgebieden,
het opstellen van noodoverloopplannen en de volledige schadever-
goeding bij inundatie.
Aanwijzingsbesluit en inrichtingsmaatregelen
Voor de aanwijzing is een ruimtelijk besluit op nationaal niveau nodig.
In de visie van de Commissie is dit een een Rijksprojectbesluit ex Wet
op de Ruimtelijke Ordening. Als het aanwijzingsbesluit is vastgesteld,
kan de inrichting van start gaan.
Noodoverloopplannen
Na de aanwijzing moeten de gemeentebesturen gecoördineerd
noodoverloopplannen opstellen. De plannen moeten zoveel moge-
lijk aansluiten bij de Wet rampen en zware ongevallen.
Een noodoverloopplan bevat in ieder geval een beschrijving van de
volgende deelprocessen:
• voorbereiding
• ontruiming
• inundatie
• overbrugging
• terugkeer
• de-inundatie (leeglopen en droogmalen van gebied)
• herstel en herbewoning
• nazorg, inclusief schadeafhandeling
* Afhankelijk van de plaats waar de overstroming optreedt.** Inclusief bewoners van omdijkte woonkernen*** Voor Rijn en Maas samen
Te evacueren mensen Schade bij Investeringskosten(aantal mensen) overstroming
(miljard euro) (miljard euro)
Zonder noodoverloop *** 500.000 55 * 0Met inzet voorgesteldenoodoverloopgebieden *** 35.000 ** 0,7 1,25
33
Kosten en baten
Met de planschadevergoeding en de inrichtingsmaatregelen – zoals
in- en uitlaatconstructies en omdijking van woonkernen – zijn grote
bedragen gemoeid. De Commissie schat de totale investeringskosten
op ongeveer 1,25 miljard euro. Daar staat tegenover dat bij een
gecontroleerde overstroming minder mensen huis en haard hoeven
te verlaten, de maatschappelijke ontwrichting kleiner is en de over-
stromingsschade aanzienlijk lager zal zijn. De besparingen overtreffen
met andere woorden ruimschoots de kosten.
Communicatie
De Commissie is van mening dat het rijk snel duidelijkheid moet
geven over het al dan niet aanwijzen van noodoverloopgebieden.
Mocht ze daartoe overgaan, dan moet het rijk dat in een kabinets-
besluit vastleggen.
De rijksoverheid en de betreffende provincie, waterschappen en
gemeenten moeten de bewoners van het rivierengebied goed
informeren over het risico op een overstroming en de noodzaak van
noodoverloop. Dit is een lastige boodschap: enerzijds gaat het om
een heel kleine kans, en anderzijds om heel grote gevolgen.
De Commissie vindt dat de bewoners van de noodoverloopgebieden
recht hebben op gedetailleerde informatie over de gevolgen van een
gecontroleerde inundatie. Inzicht in de waterdiepte in verschillende
delen van het noodoverloopgebied bijvoorbeeld is noodzakelijk
om te kunnen beoordelen welk deel van hun huis of land ze moeten
ontruimen. Het rijk moet bovendien inzicht geven in de schade-
regelingen.
De gemeenten moeten de bewoners goed informeren over de rampen-
bestrijding. Ze moeten weten via welke wegen zij het gebied kunnen
verlaten, hoe ze hun vee kunnen evacueren en waar ze hun spullen in
veiligheid kunnen brengen. Verder moeten gemeenten ervoor zorgen
dat het gebied herkenbaar blijft als noodoverloopgebied zonder dat
dit afschrikt.
SamenvattingDe Commissie adviseert om de benodigde voorzieningen voor aanwijzing, ingebruik-stelling en schadevergoeding zo snel mogelijk in een aparte wet vast te leggen. Om de periode van onzekerheid voor de betrokken regio’s zo kort mogelijk te houden,is het van belang dat deze wet snel tot stand komt. Ook is het nodig veel aandacht tegeven aan de communicatie met alle betrokkenen in de noodoverloopgebieden.
In 1995 werd het rivierengebied - na een lange
periode van relatieve onbezorgdheid - opgeschrikt
door een hoogwatergolf op de Rijn. Ongeveer
250.000 mensen werden voor een kleine week
geëvacueerd.
35
3 TOELICHTING BIJ ADVIES
3.1 Nut en noodzaak
Mogelijke oorzaken van een overstroming in het rivierengebied
Dijken overstromen niet alleen als de maatgevende afvoeren, waarop
de dijken ontworpen zijn, worden overschreden. Het kan ook gebeuren
bij lagere afvoeren omdat de berekening van de maatgevende hoog-
waterstanden omgeven is met verschillende onzekerheden (Silva,
2001):
• Maatgevende afvoer. De onzekerheidsmarge van maatgevende
afvoer is groot; voor de Rijn ligt die tussen 13.000 m3/s tot 18.500
m3/s. Ter illustratie: een extra afvoer van 1000 m3/s bij Lobith leidt
op de Rijntakken tot 20 à 30 cm hogere waterstanden.
• Golfvorm. De maatgevende golfvorm wordt, net zoals de maat-
gevende afvoer, uit historische gegevens afgeleid. Het resultaat is
een gemiddelde afvoergolf met een ‘mooie’ sinusvorm. In de
praktijk komen echter ook afgeplatte, scherpe en tweetoppige
golven voor. De golfvorm is niet alleen van belang voor de hoog-
waterstanden – hoe stomper, des te hoger – maar ook voor de
verdeling van de afvoer over de Rijntakken.
• Afvoerverdeling over de Rijntakken. De hoogwaterstanden op
de Rijntakken en de afvoerverdeling bij de splitsingspunten zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een kleine verandering in
de verdeling kan forse effecten hebben op de waterstand in de
verschillende Rijntakken. De verdeling onder maatgevende
omstandigheden wordt voor een belangrijk deel bepaald door
de vorm en stromingsweerstand van zomerbed en uiterwaarden,
maar ook de golfvorm is van invloed. Omdat een maatgevende
afvoer in het recente verleden niet is opgetreden, is het niet
mogelijk de modeluitkomsten te controleren aan de hand van
metingen.
• Bodemligging en stromingsweerstand van zomerbed en
uiterwaarden. De maatgevende afvoer is berekend op basis van
aannames over de stromingsweerstand bij deze afvoer. Daarmee is
waarschijnlijk een onzekerheid van enkele decimeters ingebouwd.
Bij een overstroming in Duitsland kanhet rivierwater binnendijks overNederlands grondgebied gaan tot hetde Rijn of IJssel weer bereikt.
37
• Zijdelingse toestroming via beken en kanalen. Zijdelingse toe-
stroming speelt vooral een rol langs de IJssel en de Maas. In 1995
was bijna 10% van de IJsselafvoer afkomstig van beken en kanalen,
wat benedenstrooms ongeveer 15 cm hogere waterstanden
opleverde. Voor de Maas kan de zijdelingse toestroom tot 20%
van de afvoer oplopen.
• IJsgang of ijsdammen. In het verleden zijn overstromingen
ontstaan door ijsdammen. Normalisatiewerken en lozingen van
koel- en afvalwater hebben de kans daarop echter sterk doen
dalen.
Hoeveel water kan Nederland bereiken?
Als er meer water Nederland binnenkomt dan waar de dijken langs
Maas en Rijn op zijn berekend, dan overstromen ze. Maar, kán er wel
zoveel water komen?
Maas
Als in 2015 naar verwachting de Maaswerken zijn uitgevoerd, zal de
maatgevende afvoer van 3800 m3/s kunnen worden verwerkt, het was
3650 m3/s. Bij extreem veel neerslag in de Ardennen kan de maatge-
vende afvoer overschreden worden. De afvoer bij Eijsden kan in theo-
rie ongeveer 4600 m3/s bedragen (bron RIZA et al, inprep).
Rijn
Is de afvoer in Duitsland groter dan 14.500 m3/s, dan overstromen
momenteel de dijken in Nordrhein-Westfalen. Dat levert beneden-
strooms zo’n grote daling van de waterstand op, dat de afvoer bij de
Nederlandse grens niet groter zal zijn dan 15.000 m3/s, waarop de
Nederlandse dijken zijn berekend. Toch kan zelfs bij een afvoer kleiner
dan 15.000 m3/s de afvoer op één van de Rijntakken groter worden
dan maatgevend, als de afvoerverdeling over de Rijntakken afwijkt
van de theoretische berekeningen.
Overigens blijft bij een overstroming in Nordrhein-Westfalen
Nederland niet zonder meer gespaard: het water kan binnendijks via
Kleef tot in de Ooijpolder stromen of via Doesburg naar de IJssel.
Compartimentering van Duitse polders zou de gevolgen voor
Nederland kunnen beperken (Ministerium für Umwelt, Raumordnung
und Landwirtschaft des Landes Nordrhein-Westfalen, 2000).
Als in 2015 de geplande dijkversterkingen, dijkverleggingen en
retentiegebieden gereed zijn, kan tussen de waterkeringen in
Nordrhein-Westfalen maximaal ongeveer 18.000 m3/s worden af-
gevoerd (Silva en Dijkman, 2000; Silva, Klijn en Dijkman, 2000).
Het Nederlandse systeem is dan naar verwachting berekend op een
maatgevende afvoer van 16.000 m3/s. Vanaf dat moment zal een
overstroming dus eerder in Nederland optreden dan in Nordrhein-
Westfalen.
Kaartblad van de Rijnatlas van deInternationale Commissie terBescherming van de Rijn. De ICBRheeft in de atlas het effect van onge-controleerde overstromingen in beeldgebracht.
39
In de verdere toekomst kan de maatgevende afvoer door klimaat-
veranderingen toenemen. Bovenstrooms van Mainz beperken over-
stromingen de afvoer vanuit de Oberrhein (Silva en Dijkman, 2000).
Voor Nederland is het daarom vooral van belang hoeveel water de
benedenstrooms van Mainz gelegen Duitse zijrivieren zullen afvoeren
en met welke maatregelen Nordrhein-Westfalen daarop zal reageren.
Retentieachtige maatregelen reduceren de afvoer naar Nederland,
dijkverleggingen en uiterwaardverlaging maken juist een grotere
afvoer mogelijk. Op dit moment houdt men in Nordrhein-Westfalen
geen rekening met klimaatveranderingen.
Internationale samenwerking
De hoogwaterproblematiek speelt niet alleen in het Nederlandse
rivierengebied. Ook andere landen in het stroomgebied van de Rijn
en de Maas hebben in 1993 en 1995 met wateroverlast te kampen
gehad. Naar aanleiding daarvan hebben de verantwoordelijke
ministers hoogwateractieplannen opgesteld met als doel mensen
en goederen beter te beschermen en tevens het ecosysteem te
verbeteren. Kern van de actieplannen is dat de verschillende landen
hun acties afstemmen.
Actieplan Hoogwater Rijn en Actieplan Hoogwater Maas
Het Actieplan Hoogwater voor de Rijn en dat voor de Maas zijn in
1998 vastgesteld. De eerste tijdens de Rijnministersconferentie,
de tweede door de Werkgroep Hoogwater Maas (WHM).
Doelstellingen van beide plannen zijn (ICBR, 1998; WHM, 1998):
1 vermindering van de schaderisico’s van overstromingen,
2 vermindering van hoogwaterstanden,
3 vergroting van het hoogwaterbewustzijn en
4 verbetering van het waarschuwingssysteem voor hoogwater.
In het Actieplan Hoogwater Rijn zijn de afspraken geconcretiseerd
in kwantitatieve doelstellingen – voor 2020 en met tussendoelen voor
2000 en 2005. Voor de Maas moet deze kwantificering nog plaats-
vinden.
In 2002 heeft de ICBR een atlas uitgebracht waarin is aangegeven
welke gebieden langs de Rijn door een overstroming getroffen
kunnen worden. De kaarten geven ook weer hoe diep het water kan
komen te staan en hoe groot de schade kan zijn – het is overigens
uitgesloten dat alle gebieden tegelijkertijd overstromen. Doel van
de atlas is de bevolking en de overheden ervan bewust te maken dat
er altijd een kleine kans op een overstroming bestaat, ook al zijn de
waterkeringen op orde (ICBR, 2002).
Het gebied rondom Arnhem in 1830 en 2000 (pagina 42)Door stedelijke uitbreiding is de ruimtevoor de rivier substantieel afgenomen.Tegelijkertijd zijn de investeringenachter de dijk toegenomen.Tijdens grote afvoeren wordt het waterbij stedelijke knelpunten opgestuwdwaardoor overstroming dreigt.
41
Effecten van maatregelen in Duitsland
Kunnen maatregelen in Duitsland het overstromingsgevaar in
Nederland verkleinen?
• De Bodensee biedt de mogelijkheid om tijdelijk veel water van
de Hochrhein te bergen. Omdat hoogwaters op Hoch-, Mittel-
en Niederrhein in de regel niet samenvallen, zal deze maatregel
zelden effect hebben op extreme hoogwaterstanden in
Nederland. Bovendien vereist een effectieve inzet van de
Bodensee een voorspellingstermijn van minstens 5 dagen en is
de politieke haalbaarheid gering. Retentie in de Bodensee is
daarom voorlopig geen optie.
• Het retentievolume langs de zuidelijke Oberrhein zal in de periode
tot 2015 oplopen van 80 miljoen m3 naar bijna 290 miljoen m3.
Het effect op de waterstand zal tot ver benedenstrooms merkbaar
zijn: ter hoogte van Lobith ongeveer 25 cm. Bij voor Nederland
maatgevende afvoeren hebben de (geplande) retentiemaat-
regelen echter geen meerwaarde, omdat er dan reeds over-
stromingen langs de noordelijke Oberrhein plaatsvinden.
• De Mittelrhein stroomt door een smal dal waar niet of nauwelijks
ruimte voor retentiemaatregelen aanwezig is.
• Voor Nederland hebben retentiemaatregelen langs de
Niederrhein het meeste effect. Nordrhein-Westfalen heeft
plannen – waarvan de uitvoering al is gestart – om in de periode
tot 2015 op elf locaties de dijken landinwaarts te verleggen. Als dit
gepaard gaat met de inrichting als retentiegebied (met een totaal
volume van orde 175 miljoen m3) mag worden uitgegaan van een
verlaging van de waterstand bij Lobith. Retentiegebieden lijken op
vier locaties een reële optie. Bovendien worden verlagingen van
de waterstand bereikt onafhankelijk van de genese van de afvoer-
golf in het stroomgebied.
Onder bovenmaatgevende omstandigheden in Nederland leiden
maatregelen bovenstrooms van Lobith niet of nauwelijks tot een
reductie van de afvoer en vormen dus geen alternatief voor nood-
overloop in Nederland. Het beste wat Duitsland voor Nederland kan
doen is garanderen dat langs de Niederrhein maximaal 18.000 m3/s
kan worden afgevoerd. Maatregelen anders dan retentie, zoals het
verhogen van dijken of het tijdelijk plaatsen van zandzakken leiden
benedenstrooms tot hogere waterstanden (Silva en Dijkman, 2000).
Hoofdcriteria Criteria Sub-criteria Sub-sub criteria
Risico’s Kans op andere calamiteiten aantal risicovolle objecten
Lokale sociaal-maatschappelijke aspecten Gevolgen van aanwijzing en inrichting lokale economische effectenomvang getroffen populatieaantasting leefomgeving
Gevolgen van daadwerkelijke inzet omvang getroffen populatiegemiddelde inundatiedieptetijdsduur evacuatiezelfredzaamheid bevolkingomvang individuele schade
Landschap, natuur en cultuurhistorie Landschap en Gevolgen van aanwijzing en inrichting archeologiecultuurhistorie aardkundige waarden
cultuurhistorische waardenlandschappelijke waardenmonumenten
Gevolgen van daadwerkelijke inzet archeologieaardkundige waardencultuurhistorische waardenlandschappelijke waardenmonumenten
Natuur Gevolgen van aanwijzing en inrichting actuele waardepotentiële waardeabiotische randvoorwaardenruimtelijke samenhangaansluiting bij beleidsdoelen
Gevolgen van daadwerkelijke inzet actuele waardepotentiële waardeabiotische randvoorwaardenruimtelijke samenhangaansluiting bij beleidsdoelen
Economische gevolgen Gevolgen van daadwerkelijke inzet Totale economische gevolgen bijdaadwerkelijke inzet
Recreatie Gevolgen van aanwijzing en inrichting Effect op arealen/bestaandaanbod
Gevolgen van daadwerkelijke inzet Effect op arealen/bestaandaanbodRecreatieve belevingskwaliteitEconomische effectenAansluiting bij beleid
Landbouw Gevolgen van daadwerkelijke inzet Totaal aantal bedrijvenTotaal NGEEvacuatiekosten vee
Bij de onderlinge afweging van de potentiële noodoverloopgebieden is bovenstaande criteriahiërarchie gebruikt. (Resources Analysis 2002)
43
Effect van maatregelen in België en Frankrijk
Kunnen maatregelen in België en Frankrijk het overstromingsgevaar
langs de Maas in Nederland verkleinen?
• In Frankrijk zijn maatregelen gepland die de Maasafvoer zullen
vertragen. Het betreft voornamelijk dwarsdijken die voor retentie
werking zorgen. Deze dijken hebben het grootste effect op de
waterstanden bij lagere afvoeren, bij maatgevende afvoeren zal
hun effect in Nederland nauwelijks merkbaar zijn.
• In België kan vooral het herstel van overstromingsgebieden langs
de zijrivieren of het vasthouden van water in de hogere delen van
de Ardennen een bijdrage leveren aan het verkleinen van de afvoer.
Naar verwachting zullen deze maatregelen, die overigens nog niet
gepland zijn, zeker niet toereikend zijn om het effect van klimaat-
veranderingen helemaal te compenseren.
In theorie kunnen maatregelen in Frankrijk en België de maatgevende
afvoer in Nederland beïnvloeden, maar de effecten van klimaat-
veranderingen zullen waarschijnlijk groter zijn. Ze vormen dan ook
geen sluitend alternatief voor structurele maatregelen en al helemaal
niet voor noodoverloop in Nederland.
Het verschil tussen noodoverloop en structurele maatregelen
De inzet van noodoverloopgebieden is aan de orde bij een afvoer die
groter is dan de afvoer waarop de dijken zijn berekend. De kans dat
iemand die honderd wordt dat meemaakt, bedraagt naar schatting 8%.
Dat lijkt weinig, maar deze situatie kan zich ook volgend jaar voordoen.
Structurele beschermingsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de
kans op een overstroming niet groter is dan in de wet is vastgelegd.
Mocht er toch een overstroming optreden dan dienen noodoverloop-
gebieden ervoor om de gevolgen binnen acceptabele grenzen
houden. Noodoverloopgebieden en maatregelen als rivierverruiming
en dijkversterking zijn dus niet uitwisselbaar. Door de dijken nog
hoger te maken, wordt de kans op een overstroming weliswaar kleiner,
maar nog steeds kán het een keer misgaan.
Een noodoverloopgebied heeft een fundamenteel ander doel dan een
retentiegebied. Net zoals dijkversterkingen en uiterwaardverlagingen
zijn retentiegebieden onderdeel van de structurele beschermings-
maatregelen. Een noodoverloopgebied wordt pas ingezet als de
afvoer zo groot is dat deze structurele maatregelen niet toereikend
zijn en de retentiegebieden volgelopen. De kans dat een retentie-
gebied moet worden ingezet is dus iets groter dan de kans dat een
noodoverloopgebied moet worden ingezet. Daarom kan een nood-
overloopgebied ook nooit gelijktijdig de functie van retentiegebied
hebben: de airbag zou al gebruikt zijn op het moment dat een ramp-
situatie ontstaat.
44
1a Rijnstrangen (NL)2b Duivense Broek (met)3b Ooij en Millingen (met)4b Betuwe-Oost (met)6b Land van Maas en Waal (met)2a Duivense Broek (zonder)3a Ooij en Millingen (zonder)5b Betuwe-West (met)5a Betuwe-West (zonder)6a Land van Maas en waal (zonder)4a Betuwe Oost (zonder)
0,3850,1750,1600,0620,0620,0570,0300,0300,0150,0130,011
Rijn
Voorkeursvolgorde criterium landelijk economische effecten
3b Born-Julianakanaal (met)2b Land van Maas en Waal (met)1b Beersche Overlaat (met)3a Born-Julianakanaal (zonder)1a Beersche Overlaat (zonder)2a Land van Maas en Waal (zonder)
0,8080,0730,0450,0330,0260,013
Maas
1a Rijnstrangen (NL)3b Ooij en Millingen (met)2b Duivense Broek (met)6b Land van Maas en Waal (met)2a Duivense Broek (zonder)4b Betuwe-Oost (met)3a Ooij en Millingen (zonder)5b Betuwe-West (met)4a Betuwe Oost (zonder)5a Betuwe-West (zonder)6a Land van Maas en waal (zonder)
0,2420,1920,1550,1070,0780,0750,0600,0450,0240,0160,007
Rijn
Voorkeursvolgorde risicovolle projecten
3b Born-Julianakanaal (met)1b Beersche Overlaat (met)3a Born-Julianakanaal (zonder)2b Land van Maas en Waal (met)1a Beersche Overlaat (zonder)2a Land van Maas en Waal (zonder)
0,5330,1780,1330,0890,0440,022
Maas
45
Benedenrivierengebied en IJsseldelta
De Commissie stelt vast dat noodoverloopgebieden in het
Benedenrivierengebied en de IJsseldelta geen effect hebben. Hier zijn
andere maatregelen nodig om de gevolgen van een overstroming op
te vangen.
Benedenrivierengebied
Helemaal in het westen van het benedenrivierengebied (van der
Linden, 2002) is het vooral de hoge stand van de zee die de waterstand
beïnvloedt. De Haringvlietdam en de stormvloedkeringen in de
Nieuwe Waterweg en het Hartelkanaal hebben die dreiging groten-
deels weggenomen. Oostelijker, in de omgeving van de Drechtsteden,
zijn het combinaties van zeewaterstand en rivierafvoer die de hoog-
waterstanden beïnvloeden. Houdt een storm op zee langer aan dan
de 29 uur die aangenomen wordt, dan moeten de stormvloedkeringen
langer gesloten blijven, en kan er geen rivierwater worden afgevoerd.
Voor die situatie zouden noodoverloopgebieden van een zeer grote
omvang nodig zijn, waarvoor op het land vermoedelijk geen plaats is.
Beter is het om grote watersystemen te benutten. Afleiding van het
rivierwater naar het Volkerak-Zoommeer en eventueel naar de
Grevelingen en de Oosterschelde, kan de maatgevende hoogwater-
standen in het zuidwestelijke deel van het benedenrivierengebied
aanzienlijk verlagen.
IJsseldelta
De situatie in de IJsseldelta - nabij Kampen – is vergelijkbaar.
Ook hier stuwen stormen het (IJsselmeer) water naar de monding
van de rivier en ook hier bieden noodoverloopgebieden geen uit-
komst. Het IJsselmeer kan zoveel water opstuwen dat een noodover-
loopgebied snel vol zou zijn (Slomp et al., 2001). Extra structurele
maatregelen, zoals dijkverhoging of verdieping van het rivierbed,
zijn geen alternatief; ze verkleinen de kans op een overstroming maar
vormen geen airbag. Nader onderzoek moet uitwijzen of voor de
IJsseldelta andere mogelijkheden bestaan om de gevolgen van een
overstroming te beperken.
3.2 Selectie van gebieden
Om potentiële noodoverloopgebieden onderling te kunnen ver-
gelijken en zo tot een keuze te komen, heeft de Commissie gebruik
gemaakt van een multicriteria-analyse (Resource Analysis, 2002).
Achtergronden van de multicriteria-analyse
Een multicriteria-analyse wordt gebruikt als ondersteuning bij
besluitvormingsprocessen waarbij grote hoeveelheden, complexe
en ongelijksoortige informatie een rol spelen. Met behulp van deze
46
1a Rijnstrangen (NL)2b Duivense Broek (met)3b Ooij en Millingen (met)2a Duivense Broek (zonder)3a Ooij en Millingen (zonder)5b Betuwe-West (met)6b Land van Maas en Waal (met)4b Betuwe-Oost (met)6a Land van Maas en Waal (zonder)4a Betuwe Oost (zonder)5a Betuwe-West (zonder)
0,1740,1670,1030,0880,0840,0830,0810,0730,0550,0470,044
Rijn
3b Born-Julianakanaal (met)3a Born-Julianakanaal (zonder)2b Land van Maas en Waal (met)1a Beersche Overlaat (zonder)1b Beersche Overlaat (met)2a Land van Maas en Waal (zonder)
0,3460,2480,1140,1070,1070,078
Maas
Voorkeursvolgorde sociaal-maatschappelijke aspecten
1a Rijnstrangen (NL)2a Duivense Broek (zonder)6a Land van Maas en Waal (zonder)4a Betuwe Oost (zonder)3a Ooij en Millingen (zonder)5a Betuwe-West (zonder)5b Betuwe-West (met)6b Land van Maas en Waal (met)2b Duivense Broek (met)4b Betuwe-Oost (met)3b Ooij en Millingen (met))
0,1980,1420,1080,0900,0830,0800,0770,0690,0650,0580,031
Rijn
3a Born-Julianakanaal (zonder)3b Born-Julianakanaal (met)2a Land van Maas en Waal (zonder)1a Beersche Overlaat (zonder)2b Land van Maas en Waal (met)1b Beersche Overlaat (met)
0,3300,2600,1420,1190,0890,061
Maas
Voorkeursvolgorde landschap, cultuur en natuur
47
analyse is het mogelijk voorkeuren tussen verschillende alternatieven
duidelijk te maken. Alle alternatieven worden beoordeeld op dezelfde
set criteria.
Een belangrijk voordeel van multicriteria-analyse is dat experts, die
niet betrokken zijn bij de besluitvorming, de gevolgen van de alter-
natieven voor de verschillende criteria kunnen beoordelen.
In een multicriteria-analyse moet een groot aantal subjectieve keuzes
gemaakt worden: de doelstellingen en de criteria, de gewichten die
de criteria hebben in de afweging en in zekere zin de beoordeling
van de bijdragen van de alternatieven aan het bereiken van de doel-
stellingen. De multicriteria-analyse structureert dit proces en maakt
het controleerbaar en herhaalbaar.
Beoordelingscriteria
In de multicriteria-analyse zijn criteria en sub-criteria gebruikt om
te toetsen in welke mate de verschillende gebieden geschikt zijn.
Er zijn daarom alleen criteria opgenomen die onderscheidend zijn in
de onderlinge vergelijking. Als een criterium niet in de beoordeling
wordt meegenomen, dan hoeft dat niet te betekenen dat het onbe-
langrijk is. Een voorbeeld is "effectiviteit van het gebied op de water-
standsverlaging". Dit criterium zit niet in het beoordelingskader,
omdat de minder effectieve gebieden al zijn eerder afgevallen.
De volgende criteria zijn gekozen om de gebieden onderling te
vergelijken:
• lokale sociaal-maatschappelijke aspecten
Deze bestaan uit: locale economische effecten, aantasting van
de leefomgeving, de omvang van de getroffen populatie, de
inundatiediepte, de duur van de evacuatie en de gemiddelde
schade aan woningen.
• risicovolle objecten
Hierbij gaat het om het aantal objecten dat bij overstroming tot
een calamiteit kan leiden. Voorbeelden zijn LPG-stations, riool-
waterzuiveringsinstallaties, hoofdaardgasleidingen en voormalige
vuilstortplaatsen.
• economische gevolgen
De economische gevolgen brengen de schade in beeld die
optreedt bij inzet van een noodoverloopgebied. Hieronder wordt
verstaan de schade aan infrastructuur, gemalen, zuiverings-
installaties en overig publiek goed, woningen, kapitaalgoederen,
bedrijfspanden, machines, apparaten en overige kapitaalgoederen.
Ook schade als gevolg van productieverlies en inkomstenderving
is inbegrepen.
Schets van de beschikbare ruimtevoor potentiële noodoverloop in deBeersche Overlaat langs de Maas.De Commissie adviseert slechts eendeel als zodanig in te richten en in tezetten. Het ligt daarbij voor de handhet meest bovenstroomse deel hier-voor in te richten.
49
• landschap, natuur en cultuurhistorie
Dit criterium brengt de gevolgen van aanwijzing en inrichting in
beeld voor de volgende aspecten: verandering in abiotische rand-
voorwaarden, effect op de ruimtelijke ecologische samenhang,
aansluiting op beleidsdoelen, gevolgen voor archeologische,
aardkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en
de gevolgen voor de aanwezige monumenten. Het betreft zowel
bestaande als potentiële waarden.
De toetsing betreft de gevolgen van de aanwijzing en inzet als nood-
overloopgebied. Bij bijvoorbeeld de waardering op het criterium
"landschap" gaat het er dus niet om te beoordelen of het gebied een
waardevol landschap heeft, maar of het landschap door aanwijzing of
inzet als noodoverloopgebied voor- of achteruit gaat en hoe belang-
rijk dat is.
Voorkeursvolgorde van gebieden per criterium
Op pagina 44 en 46 is de voorkeursvolgorde van de potentiële nood-
overloopgebieden voor de afzonderlijke criteria weergegeven. De
getallen geven een gestandaardiseerde score aan; hoe hoger de
score hoe hoger de voorkeur is voor het betreffende gebied. De
voorkeursvolgorde op basis van alle criteria samen is weergegeven in
paragraaf 2.2. In de analyse zijn per gebied steeds twee varianten
meegenomen, een variant met beschermingsmaatregelen en een
variant waarin niet of nauwelijks beschermingsmaatregelen aanwezig
zijn. In het gebied Rijnstrangen zijn geen beschermingsmaatregelen
voorzien.
Bergingscapaciteiten, schade en investeringskosten
Bij de keuze van gebieden zijn naast de resultaten van de multicriteria-
analyse de volgende kenmerken beschouwd: de bergingscapaciteit,
Kenmerken van potentiële noodoverloopgebieden
Potentiële Bergingscapaciteit Schade in het gebied * Investeringskostennoodoverloopgebieden (miljoen m3) (miljoen euro) (miljoen euro)
RijnRijnstrangen 90 50 225Duivense Broek 60/65 50/125 175/150Ooijpolder 115/130 120/650 300/225Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 600/250Betuwe-Oost 250/290 325/1800 425/400Betuwe-West 230/290 650/1250 575/475
MaasJulianakanaal bij Born 30/40 30/650 200/175Beersche Overlaat 365/375 500/900 725/ 425Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 625/200
* De variatie in vermelde getallen is terug te voeren op de mate van bescherming van de woonkernen.Het linkergetal betreffen de variant met beschermende maatregelen, het rechtergetal zonder beschermende maatregelen In Rijnstrangen zijn geen beschermingsmaatregelen voorzien.
Schets van potentiële noodoverloop-gebieden voor de Rijn: Rijnstrangen(rechtsboven) en Ooij en Millingen(linksonder)
51
de schade in het gebied bij inzet en de investeringskosten van de
potentiële noodoverloopgebieden. Deze kenmerken zijn per gebied
opgenomen in tabel Kenmerken van potentiële noodoverloopge-
bieden. Naast deze kenmerken hebben tevens andere overwegingen
een rol gespeeld bij de uiteindelijke keuze van de noodoverloop-
gebieden. Deze overwegingen zijn beschreven in paragraaf 2.2.
3.3 Inrichting en gebruik
De functie noodoverloop bepaalt slechts in beperkte mate het
landschap. Fysieke gebiedskenmerken, bestaand en nieuw beleid
op allerlei terrein en de ontwikkelingen in de omgeving zijn in sterke
mate mede bepalend. Wel zijn er diverse inrichtingsmaatregelen
nodig: in- en uitlaatwerken, omdijking van het noodoverloopgebied,
eventueel omdijking van woonkernen en verhogen van rivierdijken
vanaf de grens tot aan de inlaat. Dat die voorzieningen slechts
incidenteel gebruikt zullen worden, stelt bijzondere eisen aan de uit-
voering en het beheer. Eenvoudige, robuuste oplossingen zullen de
voorkeur hebben boven complexe, technische voorzieningen die veel
onderhoud vragen (Zanting et al., 2001; Heynert et al., 2001).
Inlaatwerk
Mogelijke typen inlaatwerken zijn:
• Overlaat met vaste kruin. Met dit type kan het moment en de mate
van inundatie niet geregeld worden. Het water stroomt bij een
bepaalde waterstand over de overlaat het noodoverloopgebied in.
• Overlaat met beweegbare kruin. Deze relatief brede overlaat
maakt een gespreide instroming mogelijk. Voordeel van deze
overlaat is dat er weinig sediment mee komt. Nadeel is dat de
overlaat door de hoge ligging niet als uitlaatwerk kan worden
gebruikt.
• Inlaatwerk met schuiven. Deze relatief smalle inlaat heeft een
geconcentreerde instroming en uitstroming. Voordeel is dat deze
inlaat, waarvan de schuiven een deel van de waterkering vormen,
ook als uitlaatwerk dienst kan doen. Nadeel is dat er relatief veel
sediment het bekken wordt ingebracht.
• Harde drempel in het dijklichaam. Deze variant op de overlaat
met een beweegbare kruin is relatief goedkoop in aanleg en
onderhoud. Het belangrijkste nadeel is dat het niet mogelijk is
om de instroom te stoppen. Dit betekent dat meer water zal
worden ingelaten dan strikt noodzakelijk is.
De overlaat met beweegbare kruin en het inlaatwerk met schuiven
bieden de grootste flexibiliteit. Een harde drempel in het dijklichaam
is vooral interessant met het oog op beperking van de kosten voor
aanleg en onderhoud. De overlaat met vaste kruin biedt geen enkele
Effect van de inzet van twee gebieden(Rijnstrangen en Ooij en Millingen) opde waterstanden op de Rijntakken bijeen afvoergolf van 16.000 m3/s teLobith, berekend met behulp van eenhydraulisch model.
53
mogelijkheid om de inlaat te sturen en is daarom geen reële optie.
De inlaat ligt bij voorkeur zo ver mogelijk bovenstrooms langs de
rivier.
Uitlaatwerk
Als de hoogwatergolf voorbij is en het gevaar geweken, zal het water
weer uit het noodoverloopgebied moeten verdwijnen. Daarvoor zijn
verschillende mogelijkheden voorhanden, die ook in combinatie
kunnen worden benut: uitlaten via het inlaatwerk, constructie van
een uitlaatwerk en inzet van bestaande gemalen en noodpompen.
Uitlaten van water onder vrij verval, via het inlaatwerk en/of de
constructie van een nieuw uitlaatwerk, ligt het meest voor de hand.
Hiermee kan het water snel naar de rivier afgevoerd worden, afhanke-
lijk van de waterstand op de rivier. Het zal niet mogelijk zijn om het
noodoverloopgebied helemaal leeg te krijgen; er zal aanvullend
gepompt moeten worden.
Met alleen pompen zal het droogmalen van een noodoverloopgebied
enkele maanden in beslag nemen. Het installeren van tijdelijke pomp-
capaciteit zal hierbij nauwelijks uitkomst bieden gezien de grote hoe-
veelheden die moeten worden afgevoerd. Nieuwe gemalen bedoeld
voor het leegpompen van noodoverloopgebieden zijn vanuit econo-
misch perspectief onaantrekkelijk. Wat resteert is benutting van
bestaande gemaalcapaciteit.
Omdijking van de noodoverloopgebieden en woonkernen
Rond de noodoverloopgebieden moeten dijken liggen om te voor-
komen dat het water ook aangrenzende gebieden instroomt. In een
aantal gevallen zijn nog oude rivierdijken aanwezig die opgehoogd
en/of versterkt kunnen worden. Ook kan het wenselijk en kosteffectief
zijn om de grotere woonkernen in een noodoverloopgebied te om-
dijken zodat deze bij inzet droog blijven.
3.4 Sturing en regie
Besluit over de aanwijzing
De aanwijzing en de inrichting van de noodoverloopgebieden kunnen
door middel van een Rijksprojectbesluit hun beslag krijgen. Dit nieuwe
instrument in de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft de volgende
kenmerken (Driesprong, 2002):
• het bevat een beschrijving van het project en de wijze van
uitvoering;
• het bevat een beschrijving van de gevolgen van het project voor
betrokken belangen;
Door de Commissie geadviseerde stappen bij inzet van een noodoverloopgebied
Stap Aard van het besluit of de actie Verantwoordelijke/uitvoerder
1 Besluit dat inzet noodoverloopgebieden noodzakelijk is Minister van Verkeer & Waterstaat
2 Besluit over starten van de ontruiming van Minister van Binnenlandse Zaken ennoodverloopgebieden Koninkrijksrelaties
3 Uitvoering van de ontruiming Gemeente (volgens reguliere procedure rampen-bestrijding)
4 Besluit om inlaat open te zetten Minister van Verkeer en Waterstaat
5 Uitvoering inundatie Rijkswaterstaat of waterschap *
6 Besluit om de noodoverloopgebieden weer droog Minister van Verkeer en Waterstaatte maken
7 Uitvoering droogmaking Rijkswaterstaat of waterschap *
8 Besluit tot herstel en terugkeer van de bevolking Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
9 Uitvoering herstel en terugkeer van de bevolking Gemeente (volgens reguliere procedure rampen-bestrijding)
* Afhankelijk van de wijze waarop het beheer en onderhoud van de inlaatconstructie zijn georganiseerd.
55
• het is milieueffectrapportageplichtig;
• het kent een procedure waarbij een ieder bedenkingen kan
inbrengen tegen het voorgenomen besluit;
• het kent een procedure waarbij overleg is voorgeschreven met
besturen van waterschappen, gemeenten en provincies;
• het is vatbaar voor beroep (een ieder) bij de Afdeling bestuurs-
rechtspraak van de Raad van State;
• het heeft ruimtelijke doorwerking tot op het niveau van het
bestemmingsplan;
• de projectminister coördineert alle besluiten die nodig zijn voor
de uitvoering van het project (bijv.: vergunningen); hiertegen staat
beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State;
• het kent een onteigeningsgrondslag voor inrichtingsmaatregelen
(beroep voor belanghebbenden op onteigeningsrechter).
Besluit tot ingebruikstelling en ontruiming
Als inzet van de noodoverloopgebieden aan de orde is, moet glas-
helder zijn wie voor welke besluiten of acties verantwoordelijk is.
In deze situatie zijn de waterstanden zo hoog dat alle crisiscentra in
opperste staat van paraatheid zijn. Voor de besluiten op rijksniveau
staan de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties aan de lat. De uitvoering van de besluiten
kan vervolgens in de regio via de reguliere rampenbestrijding ver-
lopen. De Commissie onderscheidt verschillende stappen bij inzet
van een noodoverloopgebied (Bockholts en Ekkers 2002).
Zie tabel hiernaast.
3.5 Schadevergoeding
Bij de besluitvorming over de schadevergoeding zijn de volgende
overwegingen van belang (Driesprong, 2000; Schans et al., 2002):
• Ook vanuit de optiek van schadevergoeding is onderscheid tussen
het besluit over de aanwijzing en ingebruikstelling zeer wenselijk.
• Op het moment dat de aanwijzing plaatsvindt, moeten de belang-
hebbenden zicht hebben op de omvang en de wijze van schade-
vergoeding na inundatie. Als dit niet het geval is, dan kan dat bij
beroepsprocedures tegen het aanwijzingsbesluit problemen
opleveren.
• Het vooruitzicht op volledige schadevergoeding na inundatie
heeft een matigend effect op de hoogte van de schadevergoeding
ten gevolge van de aanwijzing.
• De Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen
biedt onvoldoende mogelijkheden om schade als gevolg van
inundatie volledig te garanderen. Een aparte wet is daarvoor
noodzakelijk.
56
• De schade die het gevolg is van de aanwijzing kan worden vergoed
via het spoor van de ruimtelijke ordening (planschade). Via die lijn
kunnen bijvoorbeeld waardedaling van onroerend goed en nade-
len van aanpassing van de bedrijfsvoering en van eventuele fysieke
inrichtingsmaatregelen voor vergoeding in aanmerking komen.
• Er is geen juridische reden of noodzaak om naast planschade en
inundatieschade over te gaan tot betaling van een "medewerkings-
vergoeding".
3.6 Gevolgen voor bewoners van noodoverloopgebieden
Hieronder zijn de belangrijkste kenmerken van de voorgestelde
noodoverloopgebieden beschreven en de mogelijke inrichtings-
maatregelen.
Rijnstrangen
In het gebied Rijnstrangen wonen ongeveer 450 mensen. Het gebied
ligt in de provincie Gelderland, valt onder het waterschap Rijn en
IJssel en omvat de gemeente Rijnwaarden. De Rijn heeft in het ver-
leden door dit gebied gestroomd. Dit is nog steeds goed te zien aan
de regelmatige afwisseling van oude strangen en oeverwallen.
Natuur- en cultuurlandschappen wisselen elkaar sterk af. Er zijn veel
bijzondere natuurwaarden te vinden, vooral moerassen, rietlanden en
droge en natte graslanden.
Landbouw beslaat het grootste deel van het gebied, een klein
gedeelte heeft een recreatieve functie. De graasveehouderij is de
belangrijkste sector. De veestapel bestaat uit ongeveer 700 melk-
koeien en 200 varkens. 15 Van de 32 bedrijven hebben een omvang
van meer dan 60 Nederlandse Grootte-Eenheden (kansrijke bedrijven
volgens het Landbouw Economisch Instituut). In het gebied staan
geen verzorgingscentra. De werkgelegenheid beperkt zich tot circa
55 voltijds arbeidsplaatsen.
De rivierdijken zullen tot aan de inlaat verhoogd moeten worden.
Ook de oude waterkeringen die rond het gebied liggen, moeten
verhoogd en versterkt worden, vooral langs het westelijke deel van
het gebied. De totale lengte van deze ringdijken bedraagt bijna 32 km,
die tenminste NAP + 16,50 m hoog moeten zijn. Bij de berekeningen
is uitgegaan van een inlaatconstructie in de noordelijke oever van de
Bovenrijn, net ten oosten van Spijk en vlakbij de Duitse grens.
De uitlaat kan een spuisluis zijn nabij het gemaal Kandia langs het
Pannerdens Kanaal. Het noodoverloopgebied heeft een oppervlak
van ruim 2300 hectare en kan 85 miljoen m3 water bergen. Bij inun-
datie zal de waterdiepte gemiddeld 3,7 meter zijn, maximaal zal het
water 5 tot 7 meter diep zijn.
57
Ooij en Millingen
In het gebied Ooij en Millingen wonen ongeveer 13.200 mensen,
waarvan 1440 buiten de grotere woonkernen. Het gebied ligt in de
provincie Gelderland en valt onder het Waterschap Rivierenland.
Het gebied omvat de gemeenten Ubbergen en Millingen aan de Rijn.
De Ooijpolder bestaat voornamelijk uit een kom met daarin het relatief
hoog gelegen rivierduin van Persingen. Aan de rivierkant ligt een
oeverwal van de Waal. De polder Millingen bestaat hoofdzakelijk uit
vlakke stroomruggen. De natuurwaarden in Ooij en Millingen zijn
bijzonder, vooral in de natte en droge schraallanden. De twee polders
worden gescheiden door een oude rivierarm.
Het gebied heeft circa 1.500 voltijds arbeidsplaatsen, met name in
de handel, horeca en de financiële en zakelijke dienstverlening.
Bijna 75 % van het oppervlak kent agrarisch gebruik. De graasvee-
houderij is de belangrijkste sector. De veestapel bestaat uit ongeveer
1700 melkkoeien, 7500 varkens, 25000 kippen en 60 kalveren.
41 Van de 88 bedrijven hebben een omvang van meer dan 60
Nederlandse Grootte-Eenheden (kansrijke bedrijven volgens inzichten
van het Landbouw Economisch Instituut). Er zijn in het gebied twee
bejaardencentra, in Beek en in Millingen.
De rivierdijken zullen tot aan de inlaat verhoogd moeten worden.
De 17,7 km aan oude waterkeringen zullen tot tenminste NAP +
15,40 m verhoogd moeten worden. De Querdamm op de grens met
Duitsland is hier onderdeel van. Voor de bescherming van de dorpen
Millingen, Leuth, Beek en Ooij is 26 km aan ringdijken nodig, inclusief
de eerdergenoemde Querdamm. In de berekeningen is uitgegaan
van een inlaatconstructie net ten westen van Millingen. Dit is onge-
veer 10 km benedenstrooms van de grens met Duitsland. De uitlaat
kan een spuisluis even oostelijk van de Waalbrug bij Nijmegen zijn.
Het noodoverloopgebied heeft een oppervlak van ruim 3300 hectare
en kan 130 miljoen m3 water bergen. Bij inundatie zal de waterdiepte
gemiddeld 4 meter zijn, maximaal zal het water 5 tot 7 meter diep
zijn.
Beersche Overlaat
De Commissie adviseert om een deel van de Beersche Overlaat als
noodoverloopgebied aan te wijzen, met een bergingsvolume van
tenminste 100 tot 150 miljoen m3. Welk deel dit moet zijn, moeten rijk
en regio in onderling overleg bepalen. Het ligt daarbij voor de hand
om in ieder geval het bovenstroomse compartiment aan te wijzen.
Onderstaande gegevens hebben betrekking op het onderzochte deel
van de Beersche Overlaat. Waarbij naast Den Bosch, Cuijk, Oss en
Grave ook de grotere woonkernen in het gebied zijn beschermd.
58
In dit deel wonen in totaal ongeveer 7700 mensen. Het gebied ligt in
de provincie Noord Brabant en valt onder het Waterschap de Maas-
kant. Het omvat de gemeenten Cuijk, Grave, Landerd, Ravenstein,
Oss, Lith en Maasdonk.
De Beersche Overlaat ligt ingeklemd tussen de dijken van de Maas in
het noorden en de hogere zandgronden en de Peelhorst in het zuiden.
Ter hoogte van Cuijk liggen terrasafzettingen met oude geulen van
een voormalig afwaterend rivierstelsel. Het oosten van het gebied
kent als gevolg van veel reliëf een kleinschalig landschap. Naar het
westen neemt de schaal van het landschap toe. Doordat het gebied in
vroeger tijden gebruikt werd als overlaat, zijn er weinig monumenten.
De Beersche Overlaat heeft vooral in het oostelijke, hoger gelegen
deel kwetsbare flora, waaronder veel soorten van de rode lijst. Er zijn
er in het gebied natte en droge schraallanden.
Het gebied heeft 3350 voltijds arbeidsplaatsen buiten de landbouw
en recreatie. Het grootste gedeelte van het gebied heeft een agra-
rische functie. De graasveehouderij is de belangrijkste sector, akker-
bouw is beperkt aanwezig. De veestapel (Meitellingen 2000) van de
hele regio (dus niet alleen de Beersche Overlaat) bestaat uit ongeveer
13.500 melkkoeien, ruim 200.000 varkens, 1.1 miljoen kippen en ruim
10.000 kalveren. Van de 830 bedrijven hebben circa 375 een omvang
van meer dan 60 Nederlandse Grootte-Eenheden (kansrijke bedrijven
volgens inzichten van het Landbouw Economisch Instituut). In het
gebied staan twee bejaardencentra.
Voor de inrichting van het potentiële noodoverloopgebied is aange-
nomen dat aan de zuidwestzijde van het gebied kades nodig zijn om
Den Bosch en Oss te beschermen. De kade kan vanaf Oss door-
getrokken worden naar het zuiden en aansluiten op de natuurlijke
hooggelegen gebieden. De snelweg A73 is een logische oostgrens.
Daarnaast zijn Grave en Cuijck woonkernen die voor bescherming in
aanmerking komen. Voor de inlaat zijn meerdere locaties mogelijk.
In de berekeningen is gekozen voor een inlaat via de Kraaijenbergse
plassen. Voordeel daarvan is dat een geleidelijke verdeling van het
water over het gebied mogelijk is. De uitlaat is zo ver mogelijk
benedenstrooms gepland. Het noodoverloopgebied heeft een
oppervlak van ruim 17.000 hectare en kan 375 miljoen m3 water
bergen. Bij inundatie zal de waterdiepte gemiddeld 1,7 meter zijn,
maximaal zal het water 4 tot 5 meter diep zijn.
59
3.7 Stappenplan
Bestuurlijk-juridische vervolgstappen
Om te komen tot de aanwijzing en ingebruikstelling van noodover-
loopgebieden zijn de volgende bestuurlijk-juridische vervolgstappen
nodig (Driesprong, 2002).
Een nieuwe wet
Ten eerste is het nodig om een wet te ontwerpen die diverse onder-
werpen rondom de aanwijzing en ingebruikstelling van noodover-
loopgebieden en de schadevergoeding regelt. Deze wet moet een
aanvulling zijn op bestaande wetten.
De wet zou het volgende kunnen regelen:
• Toekenning van de bevoegdheid tot aanwijzing als noodoverloop-
gebied (aansluiting bij Rijksprojectenprocedure). Eventueel kan
de wet vastleggen voor welke termijn zo’n aanwijzing geldt.
• De bevoegdheid voor de inrichting van het noodoverloopgebied
(aansluiting op de Rijksprojectenprocedure).
• De voorbereiding op eventuele ingebruikstelling. De wet zou
daarbij zo veel mogelijk aan moeten sluiten op de (gewijzigde)
Wet rampen en zware ongevallen. Denk daarbij aan de vaststelling
van de noodoverloopplannen, de actualisatieplicht en het houden
van oefeningen.
• De toekenning van de bevoegdheid tot ingebruikstelling van
noodoverloopgebieden:
- opdracht aan waterkeringbeheerder/inundatiewerkbeheerder,
- de opdracht aan burgemeester tot ontruiming/evacuatie, etc.
• Coördinatie herstel noodoverloopgebied.
• Volledige vergoeding van schade ten gevolge van inundatie.
Aanwijzingsbesluit inclusief inrichtingsmaatregelen
Totstandbrenging van een Rijksprojectbesluit exclusief Wet op de
Ruimtelijke Ordening. De aanwijzing en de inrichting van het gebied
kunnen door middel van zo’n Rijksprojectbesluit hun beslag krijgen.
Noodoverloopplannen
Ter voorbereiding op een inundatie dienen gemeentebesturen van
in noodoverloopgebieden gelegen gemeenten (gecoördineerd)
plannen vast te stellen. Tevens zal de verplichting moeten bestaan
om dergelijke plannen regelmatig te herzien en te oefenen. Bij de
nadere vormgeving van deze planverplichting verdient het aan-
beveling zoveel mogelijk aan te sluiten bij de voorgenomen wijziging
van de Wet rampen en zware ongevallen.
60
Kosten-baten afweging
De afweging van kosten en baten concentreert zich op de balans
tussen inrichtingskosten van een noodoverloopgebied en de te ver-
mijden schade. Lastig is dat de inrichtingskosten direct aan het begin
gemaakt moeten worden en dat de baten van een zeer geringe kans
op slachtoffers nauwelijks becijferd kunnen worden.
Inrichtingsmaatregelen die nodig zijn om een gebied geschikt te
maken voor noodoverloop zijn:
• In- en uitlaatconstructies;
• (verhoging van) dijken rondom het noodoverloopgebied;
• omdijking van bebouwde kernen;
• (eventuele) compartimentering in het noodoverloopgebied .
Projecten gericht op verhoging van de externe veiligheid – chloor-
treinen door stedelijk gebied, veiligheidsvoorschriften voor vuur-
werk – scoren op de balans van economische kosten en baten negatief.
Investeringen worden immers aan het begin van de periode gedaan,
de baten treden pas op lange termijn op en de kans op een calamiteit
is klein. De baten vallen derhalve relatief laag uit. Daar staat tegenover
dat de potentieel vermijdbare schade zeer omvangrijk is. Met de inzet
van een noodoverloopgebied kan 95% van de schade worden verme-
den, die zou zijn opgetreden bij een ongecontroleerde overstroming.
Het hoogst is de vermeden schade als inrichtingsmaatregelen geno-
men worden om bebouwde kernen te beschermen (Witte, 2002).
Communicatie
Bewoners en ondernemers zullen de aanwijzing tot noodoverloop-
gebied als belastend en bedreigend ervaren. Om het bedreigende
karakter te verkleinen, zijn de volgende aspecten van belang
(Slootweg en van Schooten, 2002):
• Betrokkenheid van de belanghebbenden bij de uitwerking van
maatregelen om de kans op schade en slachtoffers te reduceren,
vermindert het ervaren risico.
• Minimale ruimtelijke restricties op activiteiten binnen een nood-
overloopgebied; het permanente karakter van zulke restricties
heeft een negatieve invloed op de risicobeleving van mensen;
• Er is informatie nodig die is toegesneden op de behoeften en
mogelijkheden van verschillende groepen. Die informatie moet
concreet en feitelijk zijn: telefoonnummers, tot wie moet ik mij
richten, hoogte van de percelen, waterstanden.
• Een sluitende, bij aanwijzing van een noodoverloopgebied reeds
gegarandeerde schaderegeling is een vereiste. Hierover dient
vooraf duidelijkheid te bestaan; de schaderegeling zal alle de
schade van alle, direct getroffen, belangengroepen moeten
dekken (boeren, burgers, bedrijven). Ook dit moet duidelijk en
toegesneden op de diverse groepen worden gecommuniceerd.
61
• Er bestaat een groot wantrouwen jegens de overheid ten aanzien
van de inzet van een noodoverloopgebied. Betrouwbaarheid van
verantwoordelijke instanties draagt bij aan acceptatie. De overheid
moet garanderen dat aanwijzing van een noodoverloopgebied
niet zal leiden tot uitstel van andere noodzakelijk veiligheidsmaat-
regelen of het onderhoud daarvan.
• Gevolgen van fysieke ingrepen en inrichtingsmaatregelen hangen
onder meer af van de manier waarop ze in te passen zijn in de door
de bewoners beleefde en geformuleerde kernkwaliteiten van een
gebied. Directe betrokkenheid en inbreng vanuit bewoners bij de
uitwerking van inrichtingsmaatregelen is daarom belangrijk.
62
BEGRIPPENLIJST
Hieronder is ter verduidelijking een aantal begrippen uitgelegd die
in het advies worden gebruikt of die een rol hebben gespeeld bij de
werkzaamheden van de Commissie Noodoverloopgebieden.
Noodoverloopgebied
Gebied waar het water bij extreme rivierafvoer wordt opgevangen,
zodat een ongecontroleerde overstroming op een onvoorspelbare
tijd en plaats wordt voorkomen. Inzet van een noodoverloopgebied
zal slachtoffers voorkomen en de schade minimaliseren.
Retentiegebied
Veiligheidsmaatregel voor het voorkomen van overstroming bij een
maatgevende rivierafvoer, waarbij rivierwater tijdelijk wordt geborgen
in speciaal daarvoor ingerichte bekkens die deel uitmaken van het
riviersysteem.
Extreme rivierafvoer
Afvoer die hoger is dan de maatgevende afvoer.
Maatgevende rivierafvoer
Afvoer behorend bij de veiligheidsnorm die in de Wet op de water-
kering is aangegeven. Maatgevende afvoer is de rivierafvoer die een
rivier veilig kan verwerken.
Veiligheidsnorm
Wettelijke norm waaraan de primaire waterkeringen (o.a. dijken)
moeten voldoen ten aanzien van hoogwaterbescherming; de norm
wordt uitgedrukt in een kans op overschrijding van een waterstand.
Gecontroleerd overstromen
Middel om in bijna-rampsituaties, waarbij de rivierafvoer hoger is dan
de maatgevende afvoer (extreme afvoer), de gevolgen van overstro-
ming van gebieden (dijkringen) door de Rijn en de Maas te verkleinen.
Inrichtingsmaatregelen
Maatregelen (kunstwerken e.d.) die genomen moeten worden om een
gebied in te richten als noodoverloopgebied.
63
Inlaatconstructie/-werk
Kunstwerk waarmee water in het noodoverloopgebied gelaten wordt.
Regionale aanvaardbaarheid
De bereidheid van bewoners en gebruikers van een gebied om te
aanvaarden dat zij (moeten) bijdragen aan de oplossing van een
probleem dat een veel groter gebied en groter, ander deel van de
samenleving omvat.
Boven- en benedenstrooms
Deze begrippen hebben een bepaalde relativiteit. Ze hebben te
maken met de stroomrichting van het water. Bovenstrooms is stroom-
opwaarts, in de richting van de bron van de rivier. Benedenstrooms is
stroomafwaarts, in de richting van de monding van de rivier.
64
L ITERATUURLIJST
Bockholts P. en Ekkers J. Als de nood hoogwater is; Verkenning naar
de besluitvorming en de uitvoering van het in gebruik stellen
van noodoverloopgebieden (maart 2002).
Bockholts Bureau voor Beleidsontwikkeling en Ekkers Consultancy,
ref. nr. 02CLT037.
Driesprong, A. Schadevergoeding en bestuurlijk-juridische
vervolgstappen (2002). Nota V&W/DDJZ/AD/100402.
Heynert K.V., Dijkman J.P.M. en Klijn F. Waterstaatkundige inrichting
noodoverloopgebieden; een overzicht (2001). WL Delft
Hydraulics, rapport Q3155.
ICBR. Actieplan Hoogwater (maart 1998). Koblenz.
ICBR. Atlas van het overstromingsgevaar en mogelijke schade bij
extreem hoogwater van de Rijn (2001). ISBN 3-935324-43-X.
Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Standaardmethode Schade en
Slachtoffers als gevolg van overstromingen, publicatienummer
W-DWW-2001-028 (februari 2001).
Linden, A. van de, Nut en noodzaak van noodoverloopvoor-
zieningen voor en in het benedenrivierengebied (2002).
RIZA-werkdocument nr. 2002.096x.
Ministerium für Umwelt, Raumordnung und Landwirtschaft des
Landes Nordrhein-Westfalen. Potentielle Hochwasserschäden
am Rhein in NRW; kurzfassung der Forschungsstudie Hochwasser-
schädenspotentiale am Rhein in Nordrhein-Westfalen (2000).
Resource Analysis. Afwegen en prioriteren van potentiële nood-
overloopgebieden met behulp van multicriteria-analyse (2002).
Resource Analysis, rapport RA/02-536.
RIZA, WL/Delft Hydraulics en HKV-lijn in water. Quickscan maximale
watertoevoer Maas (conceptversie feb. 2002). RIZA-werkdocument.
Schans E. van der, Schueler B.J. Schadevergoeding in noodoverloop-
gebieden; Advies aan de Commissie Noodoverloopgebieden
(maart 2002). Houthoff Buruma.
Scholtes, J. Wie laat het in nood overstromen?; Besluitvorming en
informatievoorziening bij de ingebruikstelling van een noodover-
loopgebied (februari 2002). Afstudeeronderzoek TU Delft.
Silva, W. Hoogwaterbescherming langs de Rijntakken, onzekerheden
en omgaan met onzekerheden (2001). RIZA-Werkdocument nr.
2001.179X.
65
Silva W. en Dijkman J. Maatregelen in het stroomgebied van de Rijn,
een verkenning van mogelijkheden en effecten op hoogwater-
standen in Nederland (2000).
Silva W. Klijn F. en Dijkman J. Ruimte voor de Rijntakken; Wat het
onderzoek ons geleerd heeft (2000). RIZA nota 2000.026,
WL-rapport R3294, ISBN 9036953235.
Slomp R., Ytsma D. en Westphal R. Noodmaatregelen voor de
IJsseldelta (2001). RIZA werkdocument 2002.095x.
Slootweg R. en Schooten M. van. Sociaal-maatschappelijke aspecten
van noodoverloopgebieden; Literatuurstudie t.b.v. de Commissie
Noodoverloopgebieden (maart 2002). SevS beleidsadvies voor
natuur en leefomgeving.
Werkgroep Hoogwater Maas (WHR). Actieplan Hoogwater Maas (1998).
ISBN2-930148-18-7.
Witte E. Quick scan Kostenbatenanalyse noodoverloopgebieden Rijn
en Maas (2002). ECORYS-NEI.
WL/Delft Hydraulics. Bedreiging varianten noodoverloopgebieden
langs Rijntakken (2002-1). WL-rapport-Q3208.
WL/Delft Hydraulics. Effectiviteit van Noodoverloopgebieden,
berekeningen met het SOBEK Nationaal model (2002-2).
WL-rapport Q3116.
Zanting, H.A.,Veen P., Roest G., Hoek P., Boer M. de. Inrichting
noodoverloopgebieden; Advies aan de commissie Luteijn (2001).
Resource Analysis en Vista, rapport RA/01-499.
66
BRONVERMELDING ILLUSTRATIES
Resources Analysis, Vista, 2001: (pagina 26, 42)
Inrichting noodoverloopgebieden. Advies aan de commissie
Luteijn. Delft, Amsterdam
Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR)
(pagina 38)
Atlas van het overstromingsgevaar en mogelijke
schade bij extreem hoogwater van de Rijn. Koblenz
WL/Delft Hydraulics: (pagina 6, 10, 16, 34, 36, 40)
Beschrijving varianten noodoverloopgebieden langs Rijntakken.
Delft.
Grontmij: (pagina, 18, 48, 50)
Hochwasserschutzzcentrale: (pagina 10)
Provincie Gelderland: (pagina 16)
RIZA: (pagina 52)
Waterschap de Maaskant: (pagina 6)
”Van den Grave aff totter Diezen toe”. Oss.
Colofon
Projectsecretariaat CommissieNoodoverloopgebiedenPostbus 209062500 EX Den Haag
Voor reacties per [email protected] [email protected] [email protected]
Redactie Renske Postma en Van Sluis Consultants
ProductieVan Sluis Consultants
EindredactieCommissie Noodoverloopgebieden
Ontwerpka ontwerpers, Utrecht
DrukAnker Drukkers
Fotografie Zie Bronvermelding, p.66Onno Kummer, Utrecht (pagina 34)
Oplage2.000 exemplaren