Luteijn (pdf - 2126 kb)

68
Commissie Noodoverloopgebieden dhr. Ir. D. Luteijn, voorzitter (Voorzitter Raad van Toezicht Rabobank Nederland, oud Eerste Kamerlid VVD en oud waar- nemend Commissaris der Koningin in Zuid-Holland) / dhr. Mr. E. M. d'Hondt, vice voorzitter (Oud burgemeester van Nijmegen en Voorzitter van vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten) / mw. Prof. Dr. J. P. Bahlmann (Hoogleraar Bedrijfseconomie en Organisatiewetenschappen Universiteit Utrecht, directeur Strategie Rabobank Groep) / dhr. Dr. Ir. G. Blom (Oud DG Rijkswaterstaat en voorzitter Raad Vastgoed Rijksoverheid) / dhr. J. Van Dijk (Oud Gedeputeerde Groningen (o.a. water, natuur en plattelandsbeleid) en voormalig vice voorzitter van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw) / dhr. Dr. J.C.M. Hovers (Oud voorzitter Raad van Bestuur Oce N.V) / dhr. Prof. Dr. C. Veerman (Oud voorzitter Raad van Bestuur Wageningen Universiteit en Research-centrum)

Transcript of Luteijn (pdf - 2126 kb)

Page 1: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Commissie Noodoverloopgebiedendhr. Ir. D. Luteijn, voorzitter (VoorzitterRaad van Toezicht Rabobank Nederland,oud Eerste Kamerlid VVD en oud waar-nemend Commissaris der Koningin inZuid-Holland) / dhr. Mr. E. M. d'Hondt,vice voorzitter (Oud burgemeester vanNijmegen en Voorzitter van verenigingvan Samenwerkende NederlandseUniversiteiten) / mw. Prof. Dr. J. P.Bahlmann (Hoogleraar Bedrijfseconomieen OrganisatiewetenschappenUniversiteit Utrecht, directeur StrategieRabobank Groep) / dhr. Dr. Ir. G. Blom(Oud DG Rijkswaterstaat en voorzitterRaad Vastgoed Rijksoverheid) / dhr. J.Van Dijk (Oud Gedeputeerde Groningen(o.a. water, natuur en plattelandsbeleid)en voormalig vice voorzitter van deCommissie Waterbeheer 21e eeuw) /dhr. Dr. J.C.M. Hovers (Oud voorzitterRaad van Bestuur Oce N.V) / dhr. Prof.Dr. C. Veerman (Oud voorzitter Raad vanBestuur Wageningen Universiteit enResearch-centrum)

Page 2: Luteijn (pdf - 2126 kb)
Page 3: Luteijn (pdf - 2126 kb)

INHOUD

Voorwoord 5

1 Opdracht 7

2 Advies

2.1 nut en noodzaak van noodoverloop 11

2.2 selectie van gebieden 17

2.3 inrichting en gebruik 24

2.4 sturing en regie 27

2.5 schadevergoeding 28

2.6 gevolgen voor de bewoners van een noodoverloopgebied 29

2.7 stappenplan 31

3 Toelichting

3.1 nut en noodzaak van noodoverloop 35

3.2 selectie van gebieden 45

3.3 inrichting en gebruik 51

3.4 sturing en regie 53

3.5 schadevergoeding 55

3.6 gevolgen voor de bewoners van een noodoverloopgebied 56

3.7 stappenplan 59

Begrippenlijst 62

Literatuurlijst 64

Bronvermelding illustraties 66

Colofon

Page 4: Luteijn (pdf - 2126 kb)
Page 5: Luteijn (pdf - 2126 kb)

5

VOORWOORD

Voor u ligt het eindrapport van de Commissie Noodoverloop-

gebieden. Het is geschreven op basis van een veelheid van studies en

onderzoeken, waarvan een aantal in opdracht van de Commissie is

uitgevoerd. De meest relevante studies zijn in bijlagen opgenomen,

zodat het rapport zelf zich op de kernpunten kan concentreren.

De Commissie concludeert dat noodoverloopgebieden een nuttig,

aanvullend instrumentarium kunnen vormen om de stroomgebieden

van Rijn en Maas op de langere termijn te beschermen tegen de

gevolgen van overstromingen. Essentieel is dat er voor de geselec-

teerde gebieden zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt. De kans dat

we de airbag van de noodoverloopgebieden moeten inschakelen mag

dan klein zijn, dat neemt niet weg dat het ook morgen nodig kan zijn.

Bovendien hebben de bewoners en bestuurders van de geselecteerde

regio’s recht op duidelijkheid en speelt de besluitvorming over

structurele maatregelen – waaronder de retentiegebieden – een rol.

De Commissie vindt dat de discussie over noodoverloopgebieden

alleen zuiver te voeren is in de context van een samenhangend veilig-

heidsbeleid voor het hele rivierengebied. Bovendien is de Commissie

vanaf het begin doordrongen geweest van het besef dat niet alleen

zakelijk-economische belangen de discussie konden en mochten

bepalen. Sociaal-maatschappelijke aspecten en veiligheid – inclusief

de daarmee verbonden emoties – hebben in de overwegingen en het

onderzoek dan ook steeds een belangrijke rol gespeeld.

De Commissie heeft tijdens de voorbereidingen voor dit rapport

met vertegenwoordigers uit verschillende maatschappelijke sectoren,

deskundigen, bestuurders en andere betrokkenen uit het rivieren-

gebied van gedachten gewisseld. Hun kennis en ervaring, gedragen

door een grote betrokkenheid, zijn voor de Commissie van groot nut

geweest. Mede op basis van hun inzichten hoopt de Commissie een

bijdrage te hebben geleverd aan het besluitvormingsproces dat tot

doel heeft het rivierengebied beter te beschermen tegen over-

stromingsgevaar.

David Luteijn, voorzitter van de Commissie Noodoverloopgebieden

Al is je auto feilloos door de APK gerolden al ben je een bekwaam bestuurder,een ongeluk is nooit helemaal uit tesluiten. Daarom doe je een veiligheids-gordel om en heb je een airbag die deklap kan opvangen. Een noodoverloop-gebied is heel goed te vergelijken metzo’n airbag. Ook een overstroming isniet uit te sluiten, ook al zijn de dijkennog zo goed op orde. De buffer van eennoodoverloopgebied kan in zo’n nood-situatie de gevolgen beperken.

Page 6: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Kanonnen langs de Maasoever bij

Grave waarschuwden vroeger de regio

dat het eerste Maaswater over de overlaat

stroomde: de ‘Beers’ kwam er dan aan.

Page 7: Luteijn (pdf - 2126 kb)

7

1 OPDRACHT

Dijken horen al eeuwen lang bij het Nederlandse landschap.

Maar ook dijkdoorbraken en overstromingen horen bij onze

geschiedenis. Onze voorouders wisten dat en waren erop voorbereid.

Kwam de nood aan de man, dan lieten zij het water overlopen in

gebieden waar het het minste kwaad kon. Een bekend voorbeeld is

de Beersche Overlaat in Brabant.

De afgelopen decennia zijn deze airbags stuk voor stuk verloren

gegaan. De technische mogelijkheden groeiden, dijken werden

hoger, een groeiende bevolking had behoefte aan ruimte en ... de

laatste overstromingsramp gleed langzaam weg uit het geheugen.

Maar in 1995 werd Nederland met de neus op de feiten gedrukt;

250.000 mensen waren gedwongen om huis en haard te verlaten

omdat een overstroming dreigde. De vraag is dan ook of we er niet

verstandig aan doen om deze airbags in ere te herstellen. Om een

antwoord te krijgen op deze vraag heeft het kabinet de Commissie

Noodoverloopgebieden ingesteld.

De Commissie Noodoverloopgebieden of Commissie Luteijn heeft

als opdracht onafhankelijk advies uit te brengen over ‘gecontroleerd

overstromen’, als middel om in extreme situaties de gevolgen van

een overstroming langs Rijn en Maas te verkleinen. Zij geeft advies

aan de staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat en van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De commissie adviseert over:

(i) aanvaardbaarheid van gecontroleerd overstromen;

(ii) gebieden die als noodoverloopgebieden kunnen worden

ingezet;

(iii) directe en indirecte gevolgen van aanwijzing en mogelijk

gebruik van noodoverloopgebieden voor mens en goed,

inclusief de noodzakelijke verzachtende en compenserende

maatregelen;

(iv) ruimtelijke ordening en eventuele inrichtingsmaatregelen in

noodoverloopgebieden;

(v) sturing en regie bij zowel aanwijzing als feitelijke inzet van een

noodoverloopgebied;

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuwstelde in 2000 vast dat het water-systeem in Nederland niet op orde is.Als we niets doen loopt onder invloedvan klimaatverandering en bodem-daling de veiligheid terug.Tegelijkertijd groeit het aantal inwonersdat beschermd moet worden en nemende economische belangen toe. In haarreactie – de nota “Anders omgaan metwater” – volgt de regering drie sporen:1. een voortvarende uitvoering van

maatregelen om de nieuwe maatge-vende afvoeren binnen de veilig-heidsnormen te kunnen afvoeren;

2. rekening houden met klimaat-veranderingen door nu al ruimte tereserveren om in de toekomst noghogere afvoeren veilig doorNederland te kunnen leiden;

3. altijd voorbereid zijn op een over-stroming, omdat het toch een keermis kan gaan. De regering heeft eenonafhankelijke commissie, ondervoorzitterschap van de heer Luteijn,gevraagd om over dit laatste onder-werp te adviseren.

Page 8: Luteijn (pdf - 2126 kb)

NEDERLAND

Delta Plan Grote Rivieren(nagenoeg geheel afgerond in 2001)• Op sterkte brengen van de waterkeringen Rijntakken 15.000m3/s en Maas 3650 m3/s

NEDERLAND

5-jaarlijkse toetsing van de primaire waterkeringenToetsing (gereed eind 2002)• Herstelprogramma

NEDERLAND

Veiligheid Nederland in kaart• Berekening overstromingskansen en gevolgen van alle dijkringen

RIVIERENGEBIED

NoodoverloopgebiedenCommissie Noodoverloopgebieden (gereed eind mei)• Wat te doen bij rampsituaties, bovenmaatgevende afvoer?

Rijn Maas

Verkenning Spankrachtstudie Integrale Verkenning Maas• lange termijn • lange termijn

(medio 2002 gereed) (eind 2002 gereed)• 18.000 m3/s (4.600 m3/s Maas) • 4.600 m3/s (18.000 m3/s Rijn)• 60 cm zeespiegelstijging • 60 cm zeespiegelstijging

Planstudie Planologische kernbeslissing Planologische kernbeslissingRuimte voor de Rivier Ruimte voor de Rivier• Korte termijn • Bedijkte Maas vanaf Lith

(PKB deel 1 gereed 2004) • Korte termijn • Maatregelen 16.000m3/s voor 2015 (PKB deel 1 korte termijn)• Reserveringen lange termijn • Maatregelen 3.800 m3/s voor 2015

18.000 m3/s • Reserveringen lange termijn4.600 m3/s

Realisatie Lopende projecten Maaswerken• NURG • Onbedijkte Maas (gereed 2015)• IRMA • Maatregelen 3.800 m3/s

• NUGR• IRMA

Het advies van de Commissie Noodoverloopgebieden hangt samen met andere trajecten voor bescherming tegenoverstromingen. Deltaplan Grote Rivieren, Ruimte voor de Rivier, Spankracht en Integrale Verkenning Maasbeogen het voldoen aan de veiligheidsnorm met behulp van structurele maatregelen. Het advies overnoodoverloopgebieden concentreert zich op maatregelen in geval van dreigende overstromingen waarbijstructurele maatregelen al volledig zijn benut.

Page 9: Luteijn (pdf - 2126 kb)

9

(vi) organisatie van de ontruiming tot en met droogmaking en

heringebruikname van een noodoverloopgebied;

(vii) bestuurlijk-juridische vervolgstappen die op maatschappelijk

en politiek draagvlak kunnen rekenen.

De Commissie beperkt zich in haar advies tot het stroomgebied van

de Rijn en de Maas. Bestaande veiligheidsnormen stelt zij niet ter

discussie; uitgangspunt is de normering zoals die in de wet is vast-

gelegd.

Page 10: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Als in Nederland een overstroming dreigt, is

in het hele stroomgebied al sprake van een

uitzonderlijke situatie. Het heeft dan zo lang en

zo veel geregend dat zowel de hoofdstroom als

het regionale systeem boordevol zitten.

Keulen staat al onder water, overal in Nederland

is sprake van forse wateroverlast.

Page 11: Luteijn (pdf - 2126 kb)

11

2 ADVIES

Ondanks stevige dijken en ruimte voor de rivier is een overstromings-

ramp in Nederland niet helemaal uit te sluiten; het blijft een natuur-

verschijnsel dat moeilijk voorspelbaar is. Als het zover dreigt te komen,

treden rampenplannen in werking die de gevolgen van de ramp

beperken.

De inzet van noodoverloopgebieden kan helpen om slachtoffers en

schade te beperken. Als het rivierwater er gecontroleerd wordt inge-

laten, stijgt de waterstand stroomafwaarts niet verder en zorgen de

dijken voor de vereiste veiligheid. Een grootscheepse evacuatie en

een overstroming op een onvoorspelbare plaats met mogelijk slacht-

offers en veel schade, zijn hiermee grotendeels te voorkomen.

Nadat de Commissie had onderzocht of noodoverloopgebieden

nuttig en noodzakelijk zijn, heeft zij in kaart gebracht welke gebieden

het meest geschikt zijn voor noodoverloop langs Rijn en Maas.

Vervolgens heeft de Commissie aspecten onder de loep genomen die

met aanwijzing van noodoverloopgebieden samenhangen: inrichting

en gebruik, sturing en regie, schadevergoeding en de gevolgen voor

de bewoners van een noodoverloopgebied. Tot slot heeft de

Commissie de acties op een rij gezet die nodig zijn om te komen tot

aanwijzing en inzet van noodoverloopgebieden.

De Commissie gaat er in haar advies vanuit dat de dijken en de

daarin aanwezige kunstwerken te allen tijde aan de wettelijke veilig-

heidsnormen voldoen. Eventuele aanwijzing van noodoverloop-

gebieden mag nooit een alternatief zijn voor onderhoud, structurele

beschermingsmaatregelen of de aanpak van zwakke schakels in de

dijkring.

2.1 Nut en noodzaak van noodoverloop

Bescherming tegen overstromingen

De maatgevende afvoer voor de Rijntakken en de bedijkte Maas is

een afvoer die gemiddeld eens per 1250 jaar voorkomt. De Wet op

de Waterkering schrijft voor dat de dijken langs de Rijntakken en de

Page 12: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Verschillende veiligheidsnormen in hetrivierengebied.

Potentiële schade van een aantal dijk-ringen bij een ongecontroleerde over-stroming. Dijkringnummers staanvoor:16 Alblasserwaard en deVijfheerenlanden, 36 Land vanHeusden/ de Maaskant, 41 Land vanMaas en Waal, 42 Ooij en Millingen,43 Betuwe, Tieler- en Culemborger-waard, 47 Arnhemse- en Velperbroek,48 Rijn en IJssel.

nummer dijkringgebied

1/10.000 per jaar

1/4000 per jaar

1/2000 per jaar

1/1250 per jaar

1/500 per jaar

hoge gronden

Page 13: Luteijn (pdf - 2126 kb)

13

Maas de maatgevende afvoer veilig moeten kunnen keren. Ook kunst-

werken zoals sluisdeuren en uitwateringssluizen, moeten voldoen aan

de veiligheidsnorm. De waterschappen toetsen iedere vijf jaar of de

dijken nog op orde zijn. Als dat niet het geval is, worden maatregelen

genomen om de dijken te versterken of de waterstanden te verlagen.

De gevolgen van een toename van de maatgevende afvoeren zijn

alleen op te vangen als landen in de stroomgebieden samenwerken.

De Rijnoeverstaten hebben afspraken gemaakt over verlaging van de

waterstanden in het Actieplan Hoogwater. Nordrhein-Westfalen heeft

in dat kader plannen gemaakt voor zeven dijkverleggingen en vier

retentiegebieden. Ook in Nederland zijn rivierverruimende maat-

regelen genomen die binnen deze afspraken passen. Ook voor de

Maas is het belang van internationale samenwerking in een actieplan

vertaald, dat binnenkort een concrete uitwerking zal krijgen.

Een overstroming is niet uit te sluiten

De kans dat gebieden langs de rivieren in Nederland overstromen is

klein, maar niet helemaal uit te sluiten. Hoe goed we ons ook bescher-

men tegen hoogwater, het kan toch een keer misgaan. De natuur

houdt zich nu eenmaal niet altijd aan normen en rekenmodellen.

Vanuit Duitsland en België kunnen afvoergolven binnenkomen die

groter zijn of langer duren dan de afvoer die wij als “maatgevend”

beschouwen. Maar ook bij lagere afvoergolven kan het misgaan, als

“bovenmaatgevende” waterstanden optreden. De waterstroom kan

zich anders over de Rijntakken verdelen dan berekeningen hebben

uitgewezen, waardoor één van de Rijntakken overbelast raakt.

Bovendien kan de rivier zich onder extreme omstandigheden anders

gedragen dan verwacht; grote zandduinen op de rivierbodem bij-

voorbeeld zouden de waterstand kunnen opstuwen. Maatregelen in

Duitsland en België kunnen onze omstandigheden wel verbeteren,

maar deze onzekerheden niet geheel uitbannen.

De kans is klein, de gevolgen zijn groot

De kans op een overstroming in het rivierengebied mag dan klein

zijn, de gevolgen zijn dat niet. De Internationale Commissie voor

de Bescherming van de Rijn heeft letterlijk in kaart gebracht welke

gebieden gevaar lopen, hoeveel mensen in deze gebieden wonen

en hoe hoog de schade kan oplopen. De atlas laat zien dat ruim drie-

kwart van de aanwezige economische objecten, die daadwerkelijk

beschadigd kunnen worden, zich in Nederland bevindt. Dat de

potentiële schade in Nederland zo hoog is, komt doordat het water

in diepe polders meters hoog kan komen te staan en het landgebruik

kapitaalintensief is. De gebieden die in Nederland kunnen overstro-

men zijn bovendien grotendeels dichtbevolkt.

Page 14: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Mogelijke oorzaken van overstomingen en manieren om de schade te beperken

Oorzaak Gevolg Schade beperken door

Bovenmatige afvoer komt Nederland Water op de IJssel en Maas dreigt het • noodoverloopbinnen* water over de dijken te overstromen • waterverdeling zo sturen dat een

onvermijdelijke overstroming optreedtlangs de Rijntak waar de schade het kleinst is ***

Bodemruwheid blijkt onder extreme Waterstanden stuwen (lokaal) op, water • noodoverloop omstandigheden groter dan verwacht dreigt over de dijken te stromen

Afvoerverdeling over Rijntakken Op één of twee Rijntakken dreigt het • waterverdeling corrigeren ***

werkt onder extreme omstandigheden water over de dijken te stromen • noodoverloopanders dan verwacht

Benedenmaatgevende afvoergolf Dijken raken overbelast en doorweekt • waterverdeling zo sturen dat een houdt lang aan ** en dreigen te bezwijken onvermijdelijke overstroming optreedt

langs de Rijntak waar het het minst kwaad kan ***

• lokale en tijdelijke versterking van de dijk (zandzakken, onderwaterberm)

Storm in combinatie met hoog water Door golfloop dreigt het water over de • lokale en tijdelijke versterking vandijken te stromen de dijk (zandzakken, onderwaterberm)

• noodoverloop

Zijrivieren van de IJssel en de Maas Water op de IJssel en Maas dreigt over • waterberging langs zijrivierenvoeren onder maatgevende omstandig- de dijken te stromenheden meer water aan dan berekend

Storm in combinatie met grote rivier- Rivierwater kan door hoge waterstand • rivierwater afleiden naar grote afvoer in benedenrivierengebied op zee of IJsselmeer niet wegstromen Deltawaterenof IJsseldelta en stuwt op • voor IJsseldelta nader te onderzoeken

IJsdammen in de rivier Water achter de ijsdammen stuwt op, • noodoverloopdijken dreigen te overstromen • afvoerverdeling zo sturen dat de

betreffende Rijntak ontlast wordt ***

• dijkring achter ijsdam evacueren

Dijk of kunstwerk dreigt te bezwijken lokale dijkdoorbraak dreigt of kunstwerk • lokale en tijdelijke versterking vanbezwijkt de dijk (zandzakken, onderwaterberm)

• dijkring evacueren• compartimenteringswal in dijkring

opwerpen

Onvoorziene calamiteit Acute dijkdoorbraak en overstroming • mensen redden• met alle beschikbare middelen

voorkomen dat de overstroming zich uitbreidt naar aangrenzende dijkringen

* bovenmaatgevende afvoergolf: afvoergolf die hoger is dan waar de dijken op berekend zijn.** benedenmaatgevende afvoergolf: afvoergolf die lager is dan waar de dijken op berekend zijn.*** sturen van de afvoerverdeling is op dit moment niet mogelijk.

Page 15: Luteijn (pdf - 2126 kb)

15

Noodzaak van een overstromingsrampenstrategie

De Commissie adviseert om een samenhangend pakket van maat-

regelen te ontwikkelen voor overstromingssituaties, een strategie

vergelijkbaar met een rampbestrijdingsplan. Dat pakket moet

aangeven wat er onder verschillende omstandigheden moet gebeuren

om de kans op slachtoffers en de omvang van de schade te beperken.

De voortdurend veranderende omstandigheden en de groei van

onze kennis van rivieren en klimaat maken het noodzakelijk om de

onzekerheden regelmatig te toetsen en te checken of de strategie

nog voldoet (zie tabel hiernaast).

Nut en noodzaak van noodoverloop

Door de inzet van een noodoverloopgebied langs de Rijn of de Maas

kan de waterstand benedenstrooms voldoende worden verlaagd om

het overstromingsgevaar af te wenden (20-70 cm). Voorwaarde is wel

dat de locatie van het noodoverloopgebied goed is gekozen en dat

adequate constructies zijn aangebracht die in korte tijd veel water

naar het gebied kunnen afvoeren.

Als de afvoer vanuit Duitsland of België groter is dan de maatgevende

afvoer, kan een daartoe aangewezen en ingericht noodoverloopgebied

de gevolgen beperken. Bij een gecontroleerde overstroming is niet

alleen de kans op slachtoffers kleiner dan bij een ongecontroleerde

overstroming op een onvoorspelbare plaats, ook de (im)materiële

schade en maatschappelijke ontwrichting zullen aanzienlijk geringer

zijn. Bij een ongecontroleerde overstroming kan de schade immers

oplopen tot enkele tientallen miljarden euro.

Worden er geen noodoverloopgebieden aangewezen, dan is de

kans aanwezig dat de overheid er bij een dreigende overstromings-

ramp toch voor kiest een gebied bewust te laten overstromen, om

kwetsbare gebieden te ontzien. Het is beter om die keuze te maken

in rustiger tijden. De bevolking is er dan op voorbereid, gemeenten

kunnen hun rampenplannen erop aanpassen en de overheid kan

maatregelen nemen om de schade te beperken en de effectiviteit

en veiligheid te vergroten.

Op grond van bovenstaande overwegingen, vindt de Commissie de

aanwijzing en inrichting van noodoverloopgebieden – als onderdeel

van een overstromingsrampenstrategie – nuttig én noodzakelijk.

Daarnaast adviseert de Commissie om voor de Rijn te onderzoeken

wat de mogelijkheden zijn om de afvoerverdeling onder extreme

omstandigheden te reguleren en om voor Maas en IJssel na te gaan

wat de mogelijkheden zijn om de afvoer van de zijrivieren in het

regionale systeem te bergen. De combinatie van noodoverloop-

gebieden en deze aanvullende maatregelen, biedt de mogelijkheid

OnzekerhedenFebruari 2002 had de Maas tweemaalte maken met een hoge afvoer. Bij Borgharen was de eerste afvoergolfde hoogste en grootste. Bij Lith was hetjuist de tweede afvoergolf die tot dehoogste waterstanden leidde. Het ver-schil heeft waarschijnlijk te maken metde vorm van de afvoergolf en de lokalemorfologische omstandigheden.Overigens werd in beide gevallen demaatgevende afvoer niet overschreden.

Poolse Leger steekt dijk doorWarschau, 1 augustus 2001: Het Poolseleger heeft in het oosten van het landbij Kazomierz een dijk van de Wisladoorgestoken om het overvloedigewater af te voeren. De hoop is dat dedijken stroomafwaarts zo beter kunnenworden beschermd. De vloedgolf trektnu langzaam naar het noorden.

In de Poolse hoofdstad Warschau heefthet hoge water alleen de kades langsde Wisla overspoeld. De verwachting isdat in Noord-Polen de overlast mindergroot zal zijn dan in het zuiden, omdathet wassende water daar meer kantenop kan.

De Europese Commissie heeft 15 miljoen euro (fl. 33 miljoen) beschikbaargesteld om de ergste nood te lenigen.

Page 16: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Consequenties van een overstromingin Duitsland. Ook voor Nederlandsgrondgebied zal dit gevolgen hebben.

Structurele veiligheidsmaatregelen inen langs de Rijn bovenstrooms vanLobith.

Page 17: Luteijn (pdf - 2126 kb)

17

om de gevolgen van overstromingen onder uiteenlopende

omstandigheden te beperken.

Alternatieven voor het benedenrivierengebied, de IJsseldelta

en de grensgebieden

Noodoverloopgebieden zijn effectief in het deel van het rivieren-

gebied waar de rivierafvoer de waterstand bepaalt.

Dit traject loopt vanaf de Duitse grens tot aan Kampen (IJssel),

Krimpen aan de Lek (Nederrijn-Lek), Werkendam (Waal) en vanaf

de Belgische grens tot Keizersveer (Maas).

In het benedenrivierengebied en de IJsseldelta zijn de dijken

berekend op de combinatie van een hoge rivierafvoer en stormvloed.

Bovenstrooms gelegen noodoverloopgebieden zijn in deze

omstandigheden niet effectief. Voor het benedenrivierengebied

lijkt de beste oplossing het afleiden van rivierwater naar de grote

deltawateren (Volkerak-Zoommeer, Grevelingen en Oosterschelde).

Wat oplossingen voor de IJsseldelta kunnen zijn, moet nader onder-

zoek uitwijzen.

Ook voor de grensgebieden is een aparte aanpak nodig. Als de

Rijn in Nordrhein-Westfalen overstroomt, zal de waterstand in de

Nederlandse Rijn sterk dalen. Maar ook dan blijft Nederland niet

geheel gespaard. Een overstroming op de linkeroever kan binnen-

dijks tot Nijmegen doorgaan, langs de rechteroever zal het Rijnwater

via Doesburg naar de IJssel stromen. Omgekeerd zal bij een over-

stroming aan de Nederlandse kant van de grens Duits grondgebied

onderlopen. Om de gevolgen van een eventuele overstroming te

beperken, wil Nordrhein-Westfalen dijkringen compartimenteren.

De Commissie vindt het van groot belang dat Nederland en

Nordrhein-Westfalen een gezamenlijke hoogwaterstrategie ontwik-

kelen, voor zowel structurele maatregelen als rampsituaties. Voor de

Maas zouden België en Nederland hetzelfde moeten doen.

SamenvattingDe Commissie vindt een rampenbestrijdingsstrategie voor een dreigende over-stromingsramp noodzakelijk. De aanwijzing van noodoverloopgebieden langs de grote rivieren als onderdeel van die strategie acht zij nuttig én noodzakelijk.Noodoverloopgebieden zijn echter géén alternatief voor onderhoud en structurelemaatregelen. De Commissie adviseert om nader te onderzoeken welke maatregelende gevolgen van een overstromingsramp in het benedenrivierengebied en deIJsseldelta kunnen verkleinen. Voor de aanpak van overstromingsproblemen nabijde Nederlandse grens is een gezamenlijke strategie met respectievelijk de deelstaatNordrhein-Westfalen en België nodig

2.2 Selectie van gebieden

De Commissie heeft zich bij haar zoektocht naar geschikte nood-

overloopgebieden beperkt tot Nederlands grondgebied. In België is

nauwelijks ruimte, omdat de Maas er door een smal dal stroomt.

Page 18: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Potentiële noodoverloopgebieden voor de Rijn en de Maas (gebieden dievoldoen aan de gestelde veiligheid eneffectiviteit) (zie ook tabel hieronder).

Kenmerken van potentiële noodoverloopgebieden

Potentiële Bergingscapaciteit * Schade in het gebied * Investeringskostennoodoverloopgebieden (miljoen m3) (miljoen euro) (miljoen euro)

RijnRijnstrangen 90 50 225Duivense Broek 60/65 50/125 175/150Ooijpolder 115/130 120/650 300/225Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 600/250Betuwe-Oost 250/290 325/1800 425/400Betuwe-West 230/290 650/1250 575/475

MaasJulianakanaal bij Born 30/40 30/650 200/175Beersche Overlaat 365/375 500/900 725/425Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 625/200

* De variatie in vermelde getallen is terug te voeren op de mate van bescherming van de woonkernen.Het linkergetal betreft de variant met beschermende maatregelen, het rechtergetal zonder beschermende maatregelen In Rijnstrangen zijn geen beschermingsmaatregelen voorzien.

Page 19: Luteijn (pdf - 2126 kb)

19

Nordrhein-Westfalen biedt in theorie wel ruimte. Uit overleg met

bestuurders van deze Duitse deelstaat, is gebleken dat noodoverloop

daar onvoldoende draagvlak heeft. De Commissie adviseert om te

zoeken naar een optimale samenhang tussen noodoverloopgebieden

in Nederland en compartimentering van dijkringen in Nordrhein-

Westfalen.

Potentiële noodoverloopgebieden

Voorop staat dat noodoverloopgebieden veilig en effectief moeten

zijn. Gebieden met een grote bevolkingsdichtheid zijn daarom op

voorhand uitgesloten, net als gebieden die ver benedenstrooms

liggen. Des te verder stroomopwaarts, des te groter de effectiviteit.

Noodoverloopgebieden die bovenstrooms van de splitsingspunten

in de Rijn liggen, hebben het voordeel dat zij de waterstand op alle

drie de Rijntakken substantieel kunnen verlagen.

Zes gebieden langs de Rijn en drie gebieden langs de Maas zijn

door de zeef van veiligheid en effectiviteit gekomen (zie kaart).

Het zijn zonder uitzondering gebieden die binnen een halve dag zijn

te evacueren en die bovenstrooms in de bedijkte delen van Rijn en

Maas liggen. Uitzondering hierop vormt het gebied langs het

Julianakanaal bij Born, dat langs het onbedijkte deel van de Maas

ligt. Het Land van Maas en Waal, Betuwe-Oost en Betuwe-West liggen

weliswaar benedenstrooms van de splitsingspunten van de Rijn, maar

de commissie is ervan uitgegaan dat het water via een bovenstrooms

gelegen inlaatconstructie naar deze gebieden toegevoerd zal worden.

Om het Land van Maas en Waal ook effect te laten hebben op de

Nederrijn-Lek en de IJssel is op het splitsingspunt bij de Panner-

densche Kop een regelwerk nodig, dat het water nauwkeurig over

de riviertakken kan verdelen.

Onderlinge vergelijking van potentiële noodoverloopgebieden

De potentiële noodoverloopgebieden zijn vergeleken aan de hand

van vier criteria. Ook de gevolgen voor de landbouw en de recreatie

zijn onderzocht. Er is gebleken dat deze gevolgen niet bepalend zijn

voor de voorkeursvolgorde. De vier criteria zijn:

• sociaal-maatschappelijke aspecten, zoals aantasting van de

leefomgeving en omvang van de bevolking.

• aanwezigheid van objecten die bij overstroming een risico voor

de omgeving vormen, zoals een chemische fabriek.

• economische effecten, met name economische schade als gevolg

van inundatie van het gebied.

• gevolgen voor landschap, natuur en cultuurhistorie.

De vier criteria zijn onderverdeeld in circa dertig subcriteria.

Omdat die (sub)criteria zo verschillend van aard zijn, zijn ze moeilijk

met elkaar te vergelijken. Om toch tot een afweging te komen, is een

Page 20: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Mogelijke combinaties van Bergingscapaciteit noodoverloopgebieden * (miljoen m3)

Ooijpolder incl. dijkverhogingenRijnstrangen incl. dijkverhogingen 330/365

Land van Maas en Waal 275/350

OoijpolderRijnstrangenDuivense Broek 265/285

OoijpolderLand van Maas en Waal ** 205/220

OoijpolderRijnstrangen 205/220

RijnstrangenLand van Maas en Waal ** 180

Ooijpol incl. dijkverhogingen 185

* Bij alle combinaties wordt uitgegaan van volledige omdijking van het gebied. De toevoeging incl. dijkverhoging duidt op extra hoge dijken om meer water te kunnen bergen.

** Alleen het oostelijke deel van Land van Maas en Waal wordt ingezet, de bergingscapaciteit bedraagt dan ca. 90 miljoen m3.

Rijnstrangen (NL)Duivense Broek (met)Ooij en Millingen (met)Duivense Broek (zonder)Land van Maas en Waal (met)Ooij en Millingen (zonder)Betuwe-Oost (met)Betuwe-West (met)Land van Maas en Waal (zonder)Betuwe Oost (zonder)Betuwe-West (zonder)

Overall voorkeursvolgorde gebieden langs de Rijntakken

Born-Julianakanaal (met)Born-Julianakanaal (zonder)Beersche Overlaat (met)Land van Maas en Waal (met)Beersche Overlaat (zonder)Land van Maas en Waal (zonder)

Overall voorkeursvolgorde gebieden langs de Maas

Voorkeursvolgorde sociaal-maatschappelijke aspecten

voorkeur laag voorkeur hoog

voorkeur laag voorkeur hoog

Page 21: Luteijn (pdf - 2126 kb)

21

multicriteria-analyse toegepast, die een transparant en consistent

totaalbeeld mogelijk maakte. De Commissie vindt dat de sociaal-

maatschappelijke aspecten daarbij het zwaarst moeten wegen.

Hun aandeel bepaalt voor 40% de voorkeursvolgorde. De andere

criteria - risicovolle objecten; gevolgen voor landschap, natuur en

cultuurhistorie en economische effecten – dragen ieder 20% bij.

Een gevoeligheidsanalyse, waarin de gewichten werden gevarieerd,

toont aan dat deze voorkeursvolgorde robuust is.

Uit de analyse blijkt dat Betuwe-Oost en Betuwe-West op vrijwel alle

criteria laag scoren. De Commissie vindt deze twee gebieden daarom

in tweede instantie alsnog ongeschikt voor noodoverloop.

Keuze van noodoverloopgebieden voor de Rijn

Hoe meer noodoverloop beschikbaar is, hoe meer water gecontroleerd

geborgen kan worden en hoe groter de range van rampsituaties is

waarin noodoverloop de gevolgen kan beperken. Anderzijds is het

wenselijk om het aantal gebieden beperkt te houden, vanuit sociaal-

maatschappelijk perspectief, het ruimtebeslag en de kosten. Bij de

keuze van noodoverloopgebieden heeft de Commissie gezocht naar

balans tussen deze overwegingen.

Als de structurele beschermingsmaatregelen in Nordrhein-Westfalen

rond 2015 klaar zijn, kan bij de grens ongeveer 18.000 m3/s water

Nederland binnenkomen, terwijl de Nederlandse Rijntakken slechts

16.000 m3/s veilig kunnen afvoeren. Er kan dus maximaal circa

2000 m3/s “teveel” water Nederland binnenkomen. Afhankelijk van

de duur van een hoogwatergolf komt dat neer op een hoeveelheid

water van ongeveer 300 à 400 miljoen m3. Opvang van die totale

hoeveelheid in noodoverloopgebieden vraagt een aanzienlijk ruimte-

beslag.

Als het klimaat verandert en de maatgevende afvoer toeneemt, zal

Nederland structurele maatregelen treffen zodat de grotere hoe-

veelheid water veilig afgevoerd kan worden en weer voldaan wordt

aan de veiligheidsnorm. Als in Duitsland maatregelen worden geno-

men die de maximale afvoer van ongeveer 18.000 m3 per seconde

niet verder vergroten, neemt het teveel aan water, dat in Nederland

moet worden geborgen, af. De Commissie acht het daarom verant-

woord om noodoverloopgebieden aan te wijzen die 200 tot 250 mil-

joen kubieke meter water kunnen bergen. De noodoverloop moet

dan wel grotendeels bovenstrooms van de splitsingspunten liggen.

Dat maakt het mogelijk om een groot aantal denkbare extreme

afvoeren gecontroleerd op te vangen, zowel op korte als op lange

termijn. Het restrisico in het rivierengebied neemt daardoor

substantieel af en komt in dezelfde orde van grootte te liggen als in

Page 22: Luteijn (pdf - 2126 kb)

22

andere, vergelijkbare delen van Nederland. De overstromingsrampen-

strategie zal in beeld moeten brengen welke handelingen in

aanvulling op de inzet van noodoverloopgebieden mogelijk zijn voor

nog extremere situaties.

De Commissie is van mening dat het volume bij voorkeur in meer dan

één gebied gevonden moet worden. Dat maakt het mogelijk om

flexibeler te reageren en niet altijd het totale areaal noodoverloop in

te zetten. Anderzijds is de Commissie voorstander van beperking van

het aantal noodoverloopgebieden. Een beperkt aantal gebieden

drukt de kosten van aanwijzing en inrichting en laat meer keuzeruimte

over voor toekomstige structurele maatregelen.

Verschillende combinaties van noodoverloopgebieden zijn mogelijk

(zie tabel pagina 20). De marge in het bergingsvolume is te verklaren

uit de omvang van de beschermende maatregelen, zoals de omdij-

king van woonkernen. Hoe meer maatregelen, des te kleiner het ber-

gingsvolume en des te hoger de kosten. Tegelijkertijd zal naarmate er

meer beschermende maatregelen worden getroffen de schade kleiner

zijn. In bovenstaande combinaties kan die schade variëren van 175

miljoen euro tot 1500 miljoen euro. Investeringskosten en schade

moeten afgezet worden tegen de schade van een ongecontroleerde

overstroming, die kan oplopen tot 40 miljard euro.

Bij de keuze van de noodoverloopgebieden spelen verschillende

aanvullende overwegingen een rol:

• Het effect van Rijnstrangen, de Ooijpolder en Duivense Broek

strekt zich over de grootste rivierlengte uit doordat deze gebieden

het verst bovenstrooms liggen.

• In Rijnstrangen en de Ooijpolder wonen weinig mensen en is de

schade bij inzet als noodoverloopgebied kleiner dan in de andere

gebieden.

• Bij inzet van het Land van Maas en Waal is over een relatief grote

afstand verhoging van de rivierdijken nodig om overstromingen

bovenstrooms te voorkomen.

• Het Land van Maas en Waal kan alleen effect hebben op alle

Rijntakken als de verdeling van de afvoer over de Rijntakken

gereguleerd kan worden: er moet extra water naar de Waal dat in

het Land van Maas en Waal gecontroleerd geborgen wordt.

Dit levert extra onzekerheden op.

• Bij een keuze voor een combinatie met Duivense Broek zal vanaf

Rijnstrangen een toevoerkanaal moeten worden gerealiseerd.

Er dient rekening mee te worden gehouden dat het kanaal

bestaande (spoorweg en A12) en geplande (Betuwelijn en A15)

infrastructuur zal kruisen.

• Rijnstrangen en de Ooijpolder bieden perspectieven voor samen-

werking met Duitsland. De gebieden kunnen aansluiting krijgen bij

Page 23: Luteijn (pdf - 2126 kb)

23

compartimenteringen in Nordrhein-Westfalen of aan de andere

kant van de grens doorlopen. In dat laatste geval kan het bergings-

volume substantieel toenemen, op dit moment is daar in

Nordrhein- Westfalen overigens geen draagvlak voor.

Alles overwegende adviseert de Commissie om voor de Rijn Rijn-

strangen en de Ooijpolder als noodoverloopgebied aan te wijzen en

in te richten voor een volume van ruim 200 miljoen m3. Als in de toe-

komst een groter bergingsvolume nodig blijkt te zijn, dan kunnen

dijken om deze gebieden verhoogd worden. Inzet van Rijnstrangen en

Ooijpolder zal de kans op een ongecontroleerde overstromingsramp

sterk verkleinen in het traject van Lobith tot Werkendam (Waal),

Krimpen aan de Lek (Lek) en Kampen (IJssel). Deze noodoverloop-

gebieden zullen de kans op slachtoffers verkleinen en de schade sterk

reduceren, tot circa 175 miljoen euro. De Commissie adviseert om

te onderzoeken hoe de inrichting en inzet van deze noodoverloop-

gebieden het beste kan worden afgestemd op maatregelen in

Nordrhein-Westfalen.

De Commissie realiseert zich dat zowel Rijnstrangen als Ooijpolder

ook in beeld zijn als retentiegebied. Zij is echter van oordeel dat inzet

als noodoverloopgebied prioriteit heeft, retentie is immers op korte

termijn niet aan de orde.

Voor het geval Rijnstrangen niet beschikbaar is, adviseert de

Commissie om als alternatief het oostelijke deel van het Land van

Maas en Waal aan te wijzen. Als de Ooijpolder niet beschikbaar zou

kunnen komen, adviseert de Commissie om Duivense Broek aan te

wijzen. De combinatie Rijnstrangen en de Ooijpolder heeft echter

de voorkeur.

Keuze van noodoverloopgebieden voor de Maas

Ook voor de Maas zoekt de Commissie naar een zo groot mogelijk

effect. Aan de andere kant van de balans staat echter het ruimte-

beslag. Hoe geringer dat ruimtebeslag, des te kleiner de gevolgen

voor de maatschappij, de ruimtelijke inrichting en des te lager de

kosten.

De hoeveelheid neerslag in het stroomgebied van de Maas bepaalt

hoeveel water bij Eijsden ons land binnenkomt. Dat is naar schatting

maximaal 4600 m3/s, terwijl de Maas slechts 3800 m3/s veilig kan

afvoeren. Het overschot van ongeveer 800 m3/s komt, afhankelijk van

de duur van een hoogwatergolf, neer op een volume van 200 tot

300 miljoen m3. Dit volume is met nog grotere onzekerheden omgeven

dan dat voor de Rijn; het onbedijkte Maasdal in België kan in theorie

een onbeperkte hoeveelheid water afvoeren. De Commissie is van

mening dat berging van het totale volume niet direct voor de hand

Page 24: Luteijn (pdf - 2126 kb)

24

ligt, vanwege het grote ruimtebeslag. Toch adviseert zij om nood-

overloop te zoeken voor tenminste 100 tot 150 miljoen m3. Hiermee is

het mogelijk een groot aantal denkbare extreme afvoeren gecontro-

leerd op te vangen, zowel op korte als op lange termijn. Het restrisico

langs de bedijkte Maas neemt daardoor substantieel af en komt in

dezelfde orde van grootte te liggen als in andere, vergelijkbare delen

van Nederland.

De Commissie is van mening dat deze hoeveelheid water in één

noodoverloopgebied geborgen moet kunnen worden. Bij haar keuze

heeft de Commissie zich ook door de volgende overwegingen laten

leiden:

• Born ligt meer dan 100 kilometer bovenstrooms van de onbedijkte

Maas. Dat maakt inzet van het gebied lastig. Daarnaast is Born te

klein om het volledige, benodigde volume te bergen.

• Zou de Maas op dit moment te veel water afvoeren, dan stroomt

Maaswater uit de onbedijkte Maas binnendijks de Beersche

Overlaat in met kans op grote schade bij onder meer Den Bosch.

Bij aanwijzing van het Land van Maas en Waal zijn kostbare maat-

regelen nodig om te voorkomen dat het water alsnog de Beersche

Overlaat instroomt.

• De Beersche Overlaat kan een veel grotere hoeveelheid water

bergen dan nodig is. Dat betekent dat de rest van de dijkring in

de toekomst voor retentie ingezet zou kunnen worden. Dit kan

een zeer efficiënte combinatie zijn.

De Commissie adviseert dan ook om het bovenstroomse deel van de

Beersche Overlaat, met een volume van tenminste 100 tot 150 miljoen

kubieke meter, als noodoverloopgebied voor de Maas aan te wijzen.

Hiermee is de kans op een ongecontroleerde overstromingsramp

sterk te verkleinen in het traject van Boxmeer tot Keizersveer.

Inzet van dit noodoverloopgebied zal de kans op slachtoffers ver-

kleinen en de schade sterk reduceren, van maximaal 15 miljard euro

tot 500 miljoen euro. De Commissie adviseert om te verkennen of

het gebied bij Born als structurele beschermingsmaatregel voor het

onbedijkte deel van de Maas kan worden ingezet.

SamenvattingDe Commissie adviseert om voor de Rijn noodoverloopgebieden aan te wijzen met eencapaciteit van 200 à 250 miljoen m3 en 100 à 150 miljoen m3 voor de Maas. Voor de Rijnis een combinatie van Rijnstrangen en de Ooijpolder de beste oplossing, voor de Maashet bovenstroomse deel van de Beersche Overlaat. De Commissie adviseert om dezegebieden zo snel mogelijk geschikt te maken.

2.3 Inrichting en gebruik

Om ervoor te zorgen dat de hoogwatergolf niet vroegtijdig een

overstroming veroorzaakt, is het nodig de dijken stroomopwaarts

Page 25: Luteijn (pdf - 2126 kb)

25

van het noodoverloopgebied te verhogen.De eenvoudigste manier

om het water een noodoverloopgebied in te laten stromen is om de

dijk van het noodoverloopgebied lager te maken dan de aangrenzende

dijken. Het water stroomt dan vanzelf het gebied in. Nadeel is dat het

precieze moment en de waterstand in het gebied niet te regelen zijn,

waardoor het bijvoorbeeld niet mogelijk is om hoger gelegen

bebouwing buiten bereik van het water te houden. Met een inlaat-

constructie kan dat wel.

Om te voorkomen dat ook aangrenzende polders onderlopen, is het

nodig dat de noodoverloopgebieden aan alle kanten omgeven zijn

door dijken. In de praktijk zal dat vaak neerkomen op verhoging van

oude dijken. De hoogte van de dijken is bepalend voor de hoeveel-

heid water die het gebied kan bergen.

Als het gevaar is geweken, is het zaak om het noodoverloopgebied

weer droog te maken. Dat kan door het water onder vrij verval naar

de rivier te laten stromen. Maar een uitlaat alleen is niet voldoende;

om het gebied helemaal droog te maken zullen ook pompen nodig

zijn. Hoe korter het gebied onder water staat, des te geringer zal de

schade zijn.

Moeten bebouwingskernen omdijkt worden? Bewoners zullen zich

veiliger voelen en het op prijs stellen dat de schade aan hun persoon-

lijke eigendommen beperkt blijft. Daar staat tegenover dat omdijking

het landschap ingrijpend verandert, kostbaar is én de effectiviteit

vermindert. De Commissie adviseert om de grotere woonkernen in de

Ooijpolder en de Beersche Overlaat te omdijken. Het Rijk zal met de

bewoners en lokale en regionale overheden moeten zoeken naar even-

wichtige en breed gedragen oplossingen. Overigens is veiligheid ook

zonder omdijking van woonkernen een basisvoorwaarde; goede vlucht-

wegen en een goed evacuatieplan moeten daar garant voor staan.

Omdat noodoverloop maar heel zelden ingezet zal worden – iemand

van honderd heeft een kans van ongeveer 8% dat hij of zij dat heeft

meegemaakt – is wijziging van het planologische regime niet nodig.

Ontwikkelingen die passen binnen de huidige streek- en bestem-

mingsplannen kunnen gewoon doorgang vinden. Bij ingrijpende ont-

wikkelingen zoals een woonwijk of industrieterrein en bij wijziging van

streek- en bestemmingsplannen is het aan de regionale en lokale

bestuurders om te toetsen of de inzet als noodoverloopgebied niet

wordt belemmerd (watertoets).

SamenvattingDe Commissie adviseert om noodoverloopgebieden te voorzien van een inlaat- en een uitlaatconstructie. De Commissie is van mening dat de grotere woonkernen in deOoijpolder en de Beersche Overlaat omdijkt moeten worden. In Rijnstrangen zijn geengrote woonkernen aanwezig en is omdijking niet aan de orde. Wijziging van het plano-logische regime in de noodoverloopgebieden is niet nodig.

Page 26: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Impressie van het landschappelijkeeffect van een beschermende kaderond een willekeurige woonkern.

Page 27: Luteijn (pdf - 2126 kb)

27

2.4 Sturing en regie

De Commissie is van mening dat de aanwijzing van noodoverloop-

gebieden en de procedure voor de inzet in twee aparte besluiten

thuishoren. In beide gevallen is het de Rijksoverheid die moet

beslissen. Argumenten hiervoor zijn:

• Dat het bij een overstroming gaat om een ramp met een

gemeente-, provincie-, en mogelijk zelfs landsgrensoverschrijdend

karakter;

• Dat de Rijksoverheid verantwoordelijk is voor schadevergoeding;

• Dat de belangen gemoeid met de aanwijzing en ingebruikstelling

van een noodoverloopgebied bovenregionaal zijn.

De Commissie is van mening dat voor de aanwijzing van noodover-

loopgebieden een ruimtelijk instrument de beste keuze is. In het

aanwijzingsbesluit moet het Rijk ook andere aspecten vastleggen,

zoals de precieze begrenzing, de benodigde voorzieningen en de

ruimtelijke doorwerking tot op het niveau van bestemmingsplannen.

De Wet op de ruimtelijke ordening – ook na de wijziging van de rijks-

projectenprocedure en de voorgenomen fundamentele herziening

van de wet – is hier een geschikt instrument voor. De mogelijkheden

voor inspraak en beroep waarborgen de betrokkenheid van de bevol-

king. De Commissie dringt aan op een korte procedure zodat de

gebieden snel beschikbaar zijn en de bewoners niet langer dan nood-

zakelijk in onzekerheid verkeren.

Bij inzet van noodoverloopgebieden moet glashelder zijn wie voor

welke besluiten of acties verantwoordelijk is. De Commissie onder-

scheidt de volgende stappen bij inzet van een noodoverloopgebied:

1 Het Rijk besluit dat inzet noodzakelijk is (minister van Verkeer &

Waterstaat) en de ontruiming gestart moet worden (minister van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Ook het moment van

opening van de inlaat na de ontruiming is een beslissing van het

Rijk (minister van Verkeer & Waterstaat).

2 De gemeentelijke overheden voeren in regionaal verband de

ontruiming uit en sluiten daarbij zoveel mogelijk aan bij de

bestaande structuur van de rampenbestrijding.

3 De beheerder van de waterkeringen of het Rijk voert de inundatie

uit.

4 Het Rijk besluit over het herstel van het gebied en coördineert de

terugkeer van bevolking.

5 De gemeenten voeren in regionaal verband het besluit tot herstel

van het gebied en terugkeer van de bevolking uit.

De Commissie is van mening dat het Rijk onvoldoende mogelijkheden

heeft om de benodigde acties van lagere overheden te kunnen

afdwingen. Noch de waterstaatswetgeving, noch de Wet rampen

Page 28: Luteijn (pdf - 2126 kb)

28

en zware ongevallen biedt een expliciete grondslag voor dergelijke

bevoegdheden. Een aparte wet zal die leemte moeten vullen.

De Commissie adviseert om de gang van zaken van ontruiming tot

en met nazorg nader uit te werken in noodoverloopplannen. Het is

aan de gemeentebesturen om deze plannen in regionaal verband op

te stellen. Eindverantwoordelijk is de minister van Binnenlandse

Zaken en Koninkrijksrelaties. In de wet moet worden vastgelegd dat

noodoverloopplannen regelmatig geactualiseerd en geoefend dienen

te worden.

SamenvattingDe rijksoverheid is verantwoordelijk voor de aanwijzing én de inzet van noodoverloop-gebieden omdat de gevolgen van deze besluiten regio-overschrijdend zijn. Om inzetvan noodoverloopgebieden in noodsituaties mogelijk te maken, is een aparte wetnodig.

2.5 Schadevergoeding

Schade kan ontstaan na aanwijzing van het gebied en na overstroming.

De Commissie adviseert om de vergoeding voor aanwijzingsschade

te koppelen aan het aanwijzingsbesluit en overstromingsschade pas

te vergoeden na inzet van het noodoverloopgebied. Op het moment

van de aanwijzing, moet bekend zijn welke regelingen van toepassing

zijn, hoe ze functioneren en hoe hoog de vergoeding zal zijn.

Bij aanwijzing als noodoverloopgebied kan schade ontstaan doordat

de bedrijfsvoering moet worden aangepast. De Commissie acht dit

niet meer dan theorie omdat de inzet van het noodoverloopgebied

maar heel zelden nodig is. Reëel zijn waardedalingen van eigendom-

men en nadelen als gevolg van inrichtingsmaatregelen. Voor de ver-

goeding van deze schadeposten voldoen de bestaande planschade-

regelingen. De Commissie adviseert om de planschaderegeling

voortvarend en adequaat toe te passen. Het Rijk moet dit voorafgaand

aan de aanwijzing toezeggen, uit oogpunt van zorgvuldigheid en

omwille van het draagvlak.

De Commissie vindt dat alle materiele schade door inundatie – die

vooral afhankelijk is van inrichtingsmaatregelen, zoals omdijking van

woonkernen – volledig vergoed moet worden, inclusief vervolgschade

en omzetderving. Dat geldt ook voor goederen die na de aanwijzing

in het gebied zijn gekomen en de planologische toetsing hebben

doorstaan. Omdat volledige schadevergoeding onvoldoende is

geregeld, adviseert de Commissie hiervoor een aparte wettelijke

regeling in het leven te roepen.

Als vanaf het begin duidelijk aan wordt gegeven dat schade als gevolg

van inundatie volledig zal worden vergoed, zal de waardedaling van

Page 29: Luteijn (pdf - 2126 kb)

29

goederen door de aanwijzing lager uitvallen. Eigenaren die na het

aanwijzingsbesluit eigendommen in het noodoverloopgebied

verwerven, komen niet in aanmerking voor planschadevergoeding.

Als er waardedaling is opgetreden, dan is die tenslotte al verrekend

in de koopprijs.

Voor een “medewerkingsvergoeding” voor grondeigenaren is naar

de mening van de Commissie geen aanleiding. Natuurlijk is er sprake

van een gedoog- en medewerkingsplicht, maar de gevolgen daarvan

worden via de genoemde schadevergoedingsregelingen al vergoed.

Wel adviseert de Commissie om te verkennen of in samenhang met de

inrichtingsmaatregelen de mogelijkheden voor landbouw, recreatie

en natuur verbeterd kunnen worden.

SamenvattingDe Commissie vindt het essentieel dat vóór de aanwijzing van noodoverloopgebiedenduidelijk is op welke wijze het Rijk de mogelijke schade zal vergoeden. De vergoedingvan planschade als gevolg van aanwijzing als noodoverloopgebied is voldoende inde wet geregeld. Volledige vergoeding van schade door inundatie is onvoldoendegeregeld, hier is een aparte regeling voor nodig.

2.6 Gevolgen voor de bewoners van noodoverloopgebieden

De Commissie beseft dat de mogelijkheid van een bewuste inundatie

belastend is voor de bewoners van noodoverloopgebieden.Wat

betekent het om in een noodoverloopgebied te wonen of te werken?

Mogelijkheden voor inspraak, bezwaar en schadevergoeding

Als het kabinet besluit het advies van de Commissie over te nemen,

zal zij de noodoverloopgebieden aanwijzen volgens de procedure

van een Rijksprojectbesluit, waarin ook de inrichtingsmaatregelen

en het planologische regime zijn opgenomen. Het voorlopig besluit

wordt voorgelegd aan de burgers die - via de wettelijk verplichte

inspraakmogelijkheden – hun mening kenbaar kunnen maken.

Het kabinet zal de inspraakreacties vervolgens meewegen bij het

definitieve besluit, dat weer openstaat voor beroep. Het is mogelijk

dat bewoners en eigenaren van onroerende goederen al tijdens de

aanwijzingsprocedure schade ondervinden. Zodra de aanwijzing een

feit is, kunnen zij de schade die door de aanwijzing is ontstaan

– daling van de waarde – claimen.

Veranderingen in de gebruiksmogelijkheden

Het aanwijzingsbesluit zal aangeven welke ontwikkelingen mogelijk

zijn en welke niet. Omdat een noodoverloopgebied maar heel zelden

ingezet zal worden, zullen grote wijzigingen in het gebruik niet nodig

zijn. De Commissie gaat ervan uit dat ontwikkelingen die passen

binnen de bestaande streek- en bestemmingsplannen gewoon kunnen

doorgaan; een nieuwe schuur bij een bestaande boerderij of een

Page 30: Luteijn (pdf - 2126 kb)

30

verandering van de bedrijfsvoering zullen niet op bezwaren stuiten.

Worden streekplannen gewijzigd, dan moeten de bestuurders toetsen

of er geen conflict optreedt met de functie als noodoverloopgebied.

Een grote nieuwe woonwijk of een nieuw industriegebied zullen die

toets niet zo gemakkelijk doorstaan.

Verandering in het landschap

Als de noodoverloopgebieden definitief zijn aangewezen, dan zullen

ze geschikt gemaakt worden voor gebruik. Er zullen in- en uitlaat-

werken en zonodig extra evacuatievoorzieningen worden aangebracht.

Na overleg met de bewoners en op basis van een milieu-effect-

rapportage (MER) zal de overheid besluiten of er ook beschermende

maatregelen voor woonkernen moeten komen. Eventuele omdijking

van woonkernen zal het meest ingrijpend zijn voor het landschap en

waarschijnlijk tijdens de aanleg de meeste overlast veroorzaken.

Hoewel de aanwijzing als noodoverloopgebied geen grote beper-

kingen zal opleggen aan het huidige gebruik, kan het voor lokale

bestuurders aanleiding zijn om functies die zich goed laten combineren

met overloop te stimuleren en het blijvend open en groene karakter

uit te buiten.

Voorbereiding op evacuatie

Als inzet aan de orde is, hebben de bewoners minimaal een dag de

tijd om zichzelf, het vee en hun eigendommen in veiligheid te

brengen. De ervaring van 1995 is dat de meeste bewoners dit snel en

efficiënt regelen. Voorwaarde is wel dat bewoners weten hoe hoog

het water op verschillende locaties komt te staan, hoeveel tijd er is

om het gebied te verlaten en welke wegen ze daarvoor kunnen

gebruiken. De overheid moet zich vooral richten op hulp aan mensen

die zich niet zelf kunnen redden, zoals ouderen, zieken of gehandi-

capten. Maar ook voor anderen moet de overheid opvangadressen

achter de hand hebben, hoewel de meeste mensen zelf zullen zorgen

voor tijdelijk onderdak bij familie of kennissen en voor stalling voor

het vee. Om een evacuatie goed te laten verlopen, is het nodig dat

bewoners “in tijden van vrede” regelmatig worden geïnformeerd

over de rampenbestrijding. Bovendien zullen ook mensen die zich

over tien of twintig jaar in het gebied vestigen, op de hoogte moeten

zijn van het feit dat zij in een noodoverloopgebied wonen.

Gevolgen van daadwerkelijke inzet

Na ontruiming zal het water in het gebied gelaten worden.

Afhankelijk van de hoogteligging zal het anderhalf tot vier meter

hoog komen te staan, behalve natuurlijk in de omdijkte gebieden.

Is de hoogwatergolf voorbij en het overstromingsgevaar geweken,

dan zal het gebied onder vrij verval weer leegstromen. Maar om al

het water eruit te krijgen zullen ook pompen moeten worden ingezet.

Als het gebied na ongeveer drie tot zes weken droog is, kunnen de

Page 31: Luteijn (pdf - 2126 kb)

31

bewoners terugkeren en kan het herstel beginnen. De huizen zullen

schoon gemaakt moeten worden, omdat met het rivierwater zand en

slib heeft meegenomen. Het zal nodig zijn eventuele beschadigingen

aan gebouwen te herstellen.

Dreigende overstroming, de inzet van het noodoverloopgebied

en het herstel zal een moeilijke periode zijn voor de bewoners en de

bestuurders. De Commissie vindt dat het Rijk alle zakelijke en mate-

riële schade volledig moet vergoeden. Ook moet rekening worden

gehouden met angstgevoelens en spanningen die nazorg vragen.

2.7 Stappenplan

Als het Rijk het advies van de Commissie overneemt en besluit om

noodoverloopgebieden aan te wijzen, moeten verschillende stappen

doorlopen worden:

Nieuwe wet

Voorwaarde voor de invoering van noodoverloop is een nieuwe wet.

Die wet zal een aantal aspecten, die bestaande wetgeving niet of

onvoldoende dekt, moeten regelen: de bevoegdheden voor aan-

wijzing, inrichting en ingebruikstelling van noodoverloopgebieden,

het opstellen van noodoverloopplannen en de volledige schadever-

goeding bij inundatie.

Aanwijzingsbesluit en inrichtingsmaatregelen

Voor de aanwijzing is een ruimtelijk besluit op nationaal niveau nodig.

In de visie van de Commissie is dit een een Rijksprojectbesluit ex Wet

op de Ruimtelijke Ordening. Als het aanwijzingsbesluit is vastgesteld,

kan de inrichting van start gaan.

Noodoverloopplannen

Na de aanwijzing moeten de gemeentebesturen gecoördineerd

noodoverloopplannen opstellen. De plannen moeten zoveel moge-

lijk aansluiten bij de Wet rampen en zware ongevallen.

Een noodoverloopplan bevat in ieder geval een beschrijving van de

volgende deelprocessen:

• voorbereiding

• ontruiming

• inundatie

• overbrugging

• terugkeer

• de-inundatie (leeglopen en droogmalen van gebied)

• herstel en herbewoning

• nazorg, inclusief schadeafhandeling

Page 32: Luteijn (pdf - 2126 kb)

* Afhankelijk van de plaats waar de overstroming optreedt.** Inclusief bewoners van omdijkte woonkernen*** Voor Rijn en Maas samen

Te evacueren mensen Schade bij Investeringskosten(aantal mensen) overstroming

(miljard euro) (miljard euro)

Zonder noodoverloop *** 500.000 55 * 0Met inzet voorgesteldenoodoverloopgebieden *** 35.000 ** 0,7 1,25

Page 33: Luteijn (pdf - 2126 kb)

33

Kosten en baten

Met de planschadevergoeding en de inrichtingsmaatregelen – zoals

in- en uitlaatconstructies en omdijking van woonkernen – zijn grote

bedragen gemoeid. De Commissie schat de totale investeringskosten

op ongeveer 1,25 miljard euro. Daar staat tegenover dat bij een

gecontroleerde overstroming minder mensen huis en haard hoeven

te verlaten, de maatschappelijke ontwrichting kleiner is en de over-

stromingsschade aanzienlijk lager zal zijn. De besparingen overtreffen

met andere woorden ruimschoots de kosten.

Communicatie

De Commissie is van mening dat het rijk snel duidelijkheid moet

geven over het al dan niet aanwijzen van noodoverloopgebieden.

Mocht ze daartoe overgaan, dan moet het rijk dat in een kabinets-

besluit vastleggen.

De rijksoverheid en de betreffende provincie, waterschappen en

gemeenten moeten de bewoners van het rivierengebied goed

informeren over het risico op een overstroming en de noodzaak van

noodoverloop. Dit is een lastige boodschap: enerzijds gaat het om

een heel kleine kans, en anderzijds om heel grote gevolgen.

De Commissie vindt dat de bewoners van de noodoverloopgebieden

recht hebben op gedetailleerde informatie over de gevolgen van een

gecontroleerde inundatie. Inzicht in de waterdiepte in verschillende

delen van het noodoverloopgebied bijvoorbeeld is noodzakelijk

om te kunnen beoordelen welk deel van hun huis of land ze moeten

ontruimen. Het rijk moet bovendien inzicht geven in de schade-

regelingen.

De gemeenten moeten de bewoners goed informeren over de rampen-

bestrijding. Ze moeten weten via welke wegen zij het gebied kunnen

verlaten, hoe ze hun vee kunnen evacueren en waar ze hun spullen in

veiligheid kunnen brengen. Verder moeten gemeenten ervoor zorgen

dat het gebied herkenbaar blijft als noodoverloopgebied zonder dat

dit afschrikt.

SamenvattingDe Commissie adviseert om de benodigde voorzieningen voor aanwijzing, ingebruik-stelling en schadevergoeding zo snel mogelijk in een aparte wet vast te leggen. Om de periode van onzekerheid voor de betrokken regio’s zo kort mogelijk te houden,is het van belang dat deze wet snel tot stand komt. Ook is het nodig veel aandacht tegeven aan de communicatie met alle betrokkenen in de noodoverloopgebieden.

Page 34: Luteijn (pdf - 2126 kb)

In 1995 werd het rivierengebied - na een lange

periode van relatieve onbezorgdheid - opgeschrikt

door een hoogwatergolf op de Rijn. Ongeveer

250.000 mensen werden voor een kleine week

geëvacueerd.

Page 35: Luteijn (pdf - 2126 kb)

35

3 TOELICHTING BIJ ADVIES

3.1 Nut en noodzaak

Mogelijke oorzaken van een overstroming in het rivierengebied

Dijken overstromen niet alleen als de maatgevende afvoeren, waarop

de dijken ontworpen zijn, worden overschreden. Het kan ook gebeuren

bij lagere afvoeren omdat de berekening van de maatgevende hoog-

waterstanden omgeven is met verschillende onzekerheden (Silva,

2001):

• Maatgevende afvoer. De onzekerheidsmarge van maatgevende

afvoer is groot; voor de Rijn ligt die tussen 13.000 m3/s tot 18.500

m3/s. Ter illustratie: een extra afvoer van 1000 m3/s bij Lobith leidt

op de Rijntakken tot 20 à 30 cm hogere waterstanden.

• Golfvorm. De maatgevende golfvorm wordt, net zoals de maat-

gevende afvoer, uit historische gegevens afgeleid. Het resultaat is

een gemiddelde afvoergolf met een ‘mooie’ sinusvorm. In de

praktijk komen echter ook afgeplatte, scherpe en tweetoppige

golven voor. De golfvorm is niet alleen van belang voor de hoog-

waterstanden – hoe stomper, des te hoger – maar ook voor de

verdeling van de afvoer over de Rijntakken.

• Afvoerverdeling over de Rijntakken. De hoogwaterstanden op

de Rijntakken en de afvoerverdeling bij de splitsingspunten zijn

onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een kleine verandering in

de verdeling kan forse effecten hebben op de waterstand in de

verschillende Rijntakken. De verdeling onder maatgevende

omstandigheden wordt voor een belangrijk deel bepaald door

de vorm en stromingsweerstand van zomerbed en uiterwaarden,

maar ook de golfvorm is van invloed. Omdat een maatgevende

afvoer in het recente verleden niet is opgetreden, is het niet

mogelijk de modeluitkomsten te controleren aan de hand van

metingen.

• Bodemligging en stromingsweerstand van zomerbed en

uiterwaarden. De maatgevende afvoer is berekend op basis van

aannames over de stromingsweerstand bij deze afvoer. Daarmee is

waarschijnlijk een onzekerheid van enkele decimeters ingebouwd.

Page 36: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Bij een overstroming in Duitsland kanhet rivierwater binnendijks overNederlands grondgebied gaan tot hetde Rijn of IJssel weer bereikt.

Page 37: Luteijn (pdf - 2126 kb)

37

• Zijdelingse toestroming via beken en kanalen. Zijdelingse toe-

stroming speelt vooral een rol langs de IJssel en de Maas. In 1995

was bijna 10% van de IJsselafvoer afkomstig van beken en kanalen,

wat benedenstrooms ongeveer 15 cm hogere waterstanden

opleverde. Voor de Maas kan de zijdelingse toestroom tot 20%

van de afvoer oplopen.

• IJsgang of ijsdammen. In het verleden zijn overstromingen

ontstaan door ijsdammen. Normalisatiewerken en lozingen van

koel- en afvalwater hebben de kans daarop echter sterk doen

dalen.

Hoeveel water kan Nederland bereiken?

Als er meer water Nederland binnenkomt dan waar de dijken langs

Maas en Rijn op zijn berekend, dan overstromen ze. Maar, kán er wel

zoveel water komen?

Maas

Als in 2015 naar verwachting de Maaswerken zijn uitgevoerd, zal de

maatgevende afvoer van 3800 m3/s kunnen worden verwerkt, het was

3650 m3/s. Bij extreem veel neerslag in de Ardennen kan de maatge-

vende afvoer overschreden worden. De afvoer bij Eijsden kan in theo-

rie ongeveer 4600 m3/s bedragen (bron RIZA et al, inprep).

Rijn

Is de afvoer in Duitsland groter dan 14.500 m3/s, dan overstromen

momenteel de dijken in Nordrhein-Westfalen. Dat levert beneden-

strooms zo’n grote daling van de waterstand op, dat de afvoer bij de

Nederlandse grens niet groter zal zijn dan 15.000 m3/s, waarop de

Nederlandse dijken zijn berekend. Toch kan zelfs bij een afvoer kleiner

dan 15.000 m3/s de afvoer op één van de Rijntakken groter worden

dan maatgevend, als de afvoerverdeling over de Rijntakken afwijkt

van de theoretische berekeningen.

Overigens blijft bij een overstroming in Nordrhein-Westfalen

Nederland niet zonder meer gespaard: het water kan binnendijks via

Kleef tot in de Ooijpolder stromen of via Doesburg naar de IJssel.

Compartimentering van Duitse polders zou de gevolgen voor

Nederland kunnen beperken (Ministerium für Umwelt, Raumordnung

und Landwirtschaft des Landes Nordrhein-Westfalen, 2000).

Als in 2015 de geplande dijkversterkingen, dijkverleggingen en

retentiegebieden gereed zijn, kan tussen de waterkeringen in

Nordrhein-Westfalen maximaal ongeveer 18.000 m3/s worden af-

gevoerd (Silva en Dijkman, 2000; Silva, Klijn en Dijkman, 2000).

Het Nederlandse systeem is dan naar verwachting berekend op een

maatgevende afvoer van 16.000 m3/s. Vanaf dat moment zal een

overstroming dus eerder in Nederland optreden dan in Nordrhein-

Westfalen.

Page 38: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Kaartblad van de Rijnatlas van deInternationale Commissie terBescherming van de Rijn. De ICBRheeft in de atlas het effect van onge-controleerde overstromingen in beeldgebracht.

Page 39: Luteijn (pdf - 2126 kb)

39

In de verdere toekomst kan de maatgevende afvoer door klimaat-

veranderingen toenemen. Bovenstrooms van Mainz beperken over-

stromingen de afvoer vanuit de Oberrhein (Silva en Dijkman, 2000).

Voor Nederland is het daarom vooral van belang hoeveel water de

benedenstrooms van Mainz gelegen Duitse zijrivieren zullen afvoeren

en met welke maatregelen Nordrhein-Westfalen daarop zal reageren.

Retentieachtige maatregelen reduceren de afvoer naar Nederland,

dijkverleggingen en uiterwaardverlaging maken juist een grotere

afvoer mogelijk. Op dit moment houdt men in Nordrhein-Westfalen

geen rekening met klimaatveranderingen.

Internationale samenwerking

De hoogwaterproblematiek speelt niet alleen in het Nederlandse

rivierengebied. Ook andere landen in het stroomgebied van de Rijn

en de Maas hebben in 1993 en 1995 met wateroverlast te kampen

gehad. Naar aanleiding daarvan hebben de verantwoordelijke

ministers hoogwateractieplannen opgesteld met als doel mensen

en goederen beter te beschermen en tevens het ecosysteem te

verbeteren. Kern van de actieplannen is dat de verschillende landen

hun acties afstemmen.

Actieplan Hoogwater Rijn en Actieplan Hoogwater Maas

Het Actieplan Hoogwater voor de Rijn en dat voor de Maas zijn in

1998 vastgesteld. De eerste tijdens de Rijnministersconferentie,

de tweede door de Werkgroep Hoogwater Maas (WHM).

Doelstellingen van beide plannen zijn (ICBR, 1998; WHM, 1998):

1 vermindering van de schaderisico’s van overstromingen,

2 vermindering van hoogwaterstanden,

3 vergroting van het hoogwaterbewustzijn en

4 verbetering van het waarschuwingssysteem voor hoogwater.

In het Actieplan Hoogwater Rijn zijn de afspraken geconcretiseerd

in kwantitatieve doelstellingen – voor 2020 en met tussendoelen voor

2000 en 2005. Voor de Maas moet deze kwantificering nog plaats-

vinden.

In 2002 heeft de ICBR een atlas uitgebracht waarin is aangegeven

welke gebieden langs de Rijn door een overstroming getroffen

kunnen worden. De kaarten geven ook weer hoe diep het water kan

komen te staan en hoe groot de schade kan zijn – het is overigens

uitgesloten dat alle gebieden tegelijkertijd overstromen. Doel van

de atlas is de bevolking en de overheden ervan bewust te maken dat

er altijd een kleine kans op een overstroming bestaat, ook al zijn de

waterkeringen op orde (ICBR, 2002).

Page 40: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Het gebied rondom Arnhem in 1830 en 2000 (pagina 42)Door stedelijke uitbreiding is de ruimtevoor de rivier substantieel afgenomen.Tegelijkertijd zijn de investeringenachter de dijk toegenomen.Tijdens grote afvoeren wordt het waterbij stedelijke knelpunten opgestuwdwaardoor overstroming dreigt.

Page 41: Luteijn (pdf - 2126 kb)

41

Effecten van maatregelen in Duitsland

Kunnen maatregelen in Duitsland het overstromingsgevaar in

Nederland verkleinen?

• De Bodensee biedt de mogelijkheid om tijdelijk veel water van

de Hochrhein te bergen. Omdat hoogwaters op Hoch-, Mittel-

en Niederrhein in de regel niet samenvallen, zal deze maatregel

zelden effect hebben op extreme hoogwaterstanden in

Nederland. Bovendien vereist een effectieve inzet van de

Bodensee een voorspellingstermijn van minstens 5 dagen en is

de politieke haalbaarheid gering. Retentie in de Bodensee is

daarom voorlopig geen optie.

• Het retentievolume langs de zuidelijke Oberrhein zal in de periode

tot 2015 oplopen van 80 miljoen m3 naar bijna 290 miljoen m3.

Het effect op de waterstand zal tot ver benedenstrooms merkbaar

zijn: ter hoogte van Lobith ongeveer 25 cm. Bij voor Nederland

maatgevende afvoeren hebben de (geplande) retentiemaat-

regelen echter geen meerwaarde, omdat er dan reeds over-

stromingen langs de noordelijke Oberrhein plaatsvinden.

• De Mittelrhein stroomt door een smal dal waar niet of nauwelijks

ruimte voor retentiemaatregelen aanwezig is.

• Voor Nederland hebben retentiemaatregelen langs de

Niederrhein het meeste effect. Nordrhein-Westfalen heeft

plannen – waarvan de uitvoering al is gestart – om in de periode

tot 2015 op elf locaties de dijken landinwaarts te verleggen. Als dit

gepaard gaat met de inrichting als retentiegebied (met een totaal

volume van orde 175 miljoen m3) mag worden uitgegaan van een

verlaging van de waterstand bij Lobith. Retentiegebieden lijken op

vier locaties een reële optie. Bovendien worden verlagingen van

de waterstand bereikt onafhankelijk van de genese van de afvoer-

golf in het stroomgebied.

Onder bovenmaatgevende omstandigheden in Nederland leiden

maatregelen bovenstrooms van Lobith niet of nauwelijks tot een

reductie van de afvoer en vormen dus geen alternatief voor nood-

overloop in Nederland. Het beste wat Duitsland voor Nederland kan

doen is garanderen dat langs de Niederrhein maximaal 18.000 m3/s

kan worden afgevoerd. Maatregelen anders dan retentie, zoals het

verhogen van dijken of het tijdelijk plaatsen van zandzakken leiden

benedenstrooms tot hogere waterstanden (Silva en Dijkman, 2000).

Page 42: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Hoofdcriteria Criteria Sub-criteria Sub-sub criteria

Risico’s Kans op andere calamiteiten aantal risicovolle objecten

Lokale sociaal-maatschappelijke aspecten Gevolgen van aanwijzing en inrichting lokale economische effectenomvang getroffen populatieaantasting leefomgeving

Gevolgen van daadwerkelijke inzet omvang getroffen populatiegemiddelde inundatiedieptetijdsduur evacuatiezelfredzaamheid bevolkingomvang individuele schade

Landschap, natuur en cultuurhistorie Landschap en Gevolgen van aanwijzing en inrichting archeologiecultuurhistorie aardkundige waarden

cultuurhistorische waardenlandschappelijke waardenmonumenten

Gevolgen van daadwerkelijke inzet archeologieaardkundige waardencultuurhistorische waardenlandschappelijke waardenmonumenten

Natuur Gevolgen van aanwijzing en inrichting actuele waardepotentiële waardeabiotische randvoorwaardenruimtelijke samenhangaansluiting bij beleidsdoelen

Gevolgen van daadwerkelijke inzet actuele waardepotentiële waardeabiotische randvoorwaardenruimtelijke samenhangaansluiting bij beleidsdoelen

Economische gevolgen Gevolgen van daadwerkelijke inzet Totale economische gevolgen bijdaadwerkelijke inzet

Recreatie Gevolgen van aanwijzing en inrichting Effect op arealen/bestaandaanbod

Gevolgen van daadwerkelijke inzet Effect op arealen/bestaandaanbodRecreatieve belevingskwaliteitEconomische effectenAansluiting bij beleid

Landbouw Gevolgen van daadwerkelijke inzet Totaal aantal bedrijvenTotaal NGEEvacuatiekosten vee

Bij de onderlinge afweging van de potentiële noodoverloopgebieden is bovenstaande criteriahiërarchie gebruikt. (Resources Analysis 2002)

Page 43: Luteijn (pdf - 2126 kb)

43

Effect van maatregelen in België en Frankrijk

Kunnen maatregelen in België en Frankrijk het overstromingsgevaar

langs de Maas in Nederland verkleinen?

• In Frankrijk zijn maatregelen gepland die de Maasafvoer zullen

vertragen. Het betreft voornamelijk dwarsdijken die voor retentie

werking zorgen. Deze dijken hebben het grootste effect op de

waterstanden bij lagere afvoeren, bij maatgevende afvoeren zal

hun effect in Nederland nauwelijks merkbaar zijn.

• In België kan vooral het herstel van overstromingsgebieden langs

de zijrivieren of het vasthouden van water in de hogere delen van

de Ardennen een bijdrage leveren aan het verkleinen van de afvoer.

Naar verwachting zullen deze maatregelen, die overigens nog niet

gepland zijn, zeker niet toereikend zijn om het effect van klimaat-

veranderingen helemaal te compenseren.

In theorie kunnen maatregelen in Frankrijk en België de maatgevende

afvoer in Nederland beïnvloeden, maar de effecten van klimaat-

veranderingen zullen waarschijnlijk groter zijn. Ze vormen dan ook

geen sluitend alternatief voor structurele maatregelen en al helemaal

niet voor noodoverloop in Nederland.

Het verschil tussen noodoverloop en structurele maatregelen

De inzet van noodoverloopgebieden is aan de orde bij een afvoer die

groter is dan de afvoer waarop de dijken zijn berekend. De kans dat

iemand die honderd wordt dat meemaakt, bedraagt naar schatting 8%.

Dat lijkt weinig, maar deze situatie kan zich ook volgend jaar voordoen.

Structurele beschermingsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat de

kans op een overstroming niet groter is dan in de wet is vastgelegd.

Mocht er toch een overstroming optreden dan dienen noodoverloop-

gebieden ervoor om de gevolgen binnen acceptabele grenzen

houden. Noodoverloopgebieden en maatregelen als rivierverruiming

en dijkversterking zijn dus niet uitwisselbaar. Door de dijken nog

hoger te maken, wordt de kans op een overstroming weliswaar kleiner,

maar nog steeds kán het een keer misgaan.

Een noodoverloopgebied heeft een fundamenteel ander doel dan een

retentiegebied. Net zoals dijkversterkingen en uiterwaardverlagingen

zijn retentiegebieden onderdeel van de structurele beschermings-

maatregelen. Een noodoverloopgebied wordt pas ingezet als de

afvoer zo groot is dat deze structurele maatregelen niet toereikend

zijn en de retentiegebieden volgelopen. De kans dat een retentie-

gebied moet worden ingezet is dus iets groter dan de kans dat een

noodoverloopgebied moet worden ingezet. Daarom kan een nood-

overloopgebied ook nooit gelijktijdig de functie van retentiegebied

hebben: de airbag zou al gebruikt zijn op het moment dat een ramp-

situatie ontstaat.

Page 44: Luteijn (pdf - 2126 kb)

44

1a Rijnstrangen (NL)2b Duivense Broek (met)3b Ooij en Millingen (met)4b Betuwe-Oost (met)6b Land van Maas en Waal (met)2a Duivense Broek (zonder)3a Ooij en Millingen (zonder)5b Betuwe-West (met)5a Betuwe-West (zonder)6a Land van Maas en waal (zonder)4a Betuwe Oost (zonder)

0,3850,1750,1600,0620,0620,0570,0300,0300,0150,0130,011

Rijn

Voorkeursvolgorde criterium landelijk economische effecten

3b Born-Julianakanaal (met)2b Land van Maas en Waal (met)1b Beersche Overlaat (met)3a Born-Julianakanaal (zonder)1a Beersche Overlaat (zonder)2a Land van Maas en Waal (zonder)

0,8080,0730,0450,0330,0260,013

Maas

1a Rijnstrangen (NL)3b Ooij en Millingen (met)2b Duivense Broek (met)6b Land van Maas en Waal (met)2a Duivense Broek (zonder)4b Betuwe-Oost (met)3a Ooij en Millingen (zonder)5b Betuwe-West (met)4a Betuwe Oost (zonder)5a Betuwe-West (zonder)6a Land van Maas en waal (zonder)

0,2420,1920,1550,1070,0780,0750,0600,0450,0240,0160,007

Rijn

Voorkeursvolgorde risicovolle projecten

3b Born-Julianakanaal (met)1b Beersche Overlaat (met)3a Born-Julianakanaal (zonder)2b Land van Maas en Waal (met)1a Beersche Overlaat (zonder)2a Land van Maas en Waal (zonder)

0,5330,1780,1330,0890,0440,022

Maas

Page 45: Luteijn (pdf - 2126 kb)

45

Benedenrivierengebied en IJsseldelta

De Commissie stelt vast dat noodoverloopgebieden in het

Benedenrivierengebied en de IJsseldelta geen effect hebben. Hier zijn

andere maatregelen nodig om de gevolgen van een overstroming op

te vangen.

Benedenrivierengebied

Helemaal in het westen van het benedenrivierengebied (van der

Linden, 2002) is het vooral de hoge stand van de zee die de waterstand

beïnvloedt. De Haringvlietdam en de stormvloedkeringen in de

Nieuwe Waterweg en het Hartelkanaal hebben die dreiging groten-

deels weggenomen. Oostelijker, in de omgeving van de Drechtsteden,

zijn het combinaties van zeewaterstand en rivierafvoer die de hoog-

waterstanden beïnvloeden. Houdt een storm op zee langer aan dan

de 29 uur die aangenomen wordt, dan moeten de stormvloedkeringen

langer gesloten blijven, en kan er geen rivierwater worden afgevoerd.

Voor die situatie zouden noodoverloopgebieden van een zeer grote

omvang nodig zijn, waarvoor op het land vermoedelijk geen plaats is.

Beter is het om grote watersystemen te benutten. Afleiding van het

rivierwater naar het Volkerak-Zoommeer en eventueel naar de

Grevelingen en de Oosterschelde, kan de maatgevende hoogwater-

standen in het zuidwestelijke deel van het benedenrivierengebied

aanzienlijk verlagen.

IJsseldelta

De situatie in de IJsseldelta - nabij Kampen – is vergelijkbaar.

Ook hier stuwen stormen het (IJsselmeer) water naar de monding

van de rivier en ook hier bieden noodoverloopgebieden geen uit-

komst. Het IJsselmeer kan zoveel water opstuwen dat een noodover-

loopgebied snel vol zou zijn (Slomp et al., 2001). Extra structurele

maatregelen, zoals dijkverhoging of verdieping van het rivierbed,

zijn geen alternatief; ze verkleinen de kans op een overstroming maar

vormen geen airbag. Nader onderzoek moet uitwijzen of voor de

IJsseldelta andere mogelijkheden bestaan om de gevolgen van een

overstroming te beperken.

3.2 Selectie van gebieden

Om potentiële noodoverloopgebieden onderling te kunnen ver-

gelijken en zo tot een keuze te komen, heeft de Commissie gebruik

gemaakt van een multicriteria-analyse (Resource Analysis, 2002).

Achtergronden van de multicriteria-analyse

Een multicriteria-analyse wordt gebruikt als ondersteuning bij

besluitvormingsprocessen waarbij grote hoeveelheden, complexe

en ongelijksoortige informatie een rol spelen. Met behulp van deze

Page 46: Luteijn (pdf - 2126 kb)

46

1a Rijnstrangen (NL)2b Duivense Broek (met)3b Ooij en Millingen (met)2a Duivense Broek (zonder)3a Ooij en Millingen (zonder)5b Betuwe-West (met)6b Land van Maas en Waal (met)4b Betuwe-Oost (met)6a Land van Maas en Waal (zonder)4a Betuwe Oost (zonder)5a Betuwe-West (zonder)

0,1740,1670,1030,0880,0840,0830,0810,0730,0550,0470,044

Rijn

3b Born-Julianakanaal (met)3a Born-Julianakanaal (zonder)2b Land van Maas en Waal (met)1a Beersche Overlaat (zonder)1b Beersche Overlaat (met)2a Land van Maas en Waal (zonder)

0,3460,2480,1140,1070,1070,078

Maas

Voorkeursvolgorde sociaal-maatschappelijke aspecten

1a Rijnstrangen (NL)2a Duivense Broek (zonder)6a Land van Maas en Waal (zonder)4a Betuwe Oost (zonder)3a Ooij en Millingen (zonder)5a Betuwe-West (zonder)5b Betuwe-West (met)6b Land van Maas en Waal (met)2b Duivense Broek (met)4b Betuwe-Oost (met)3b Ooij en Millingen (met))

0,1980,1420,1080,0900,0830,0800,0770,0690,0650,0580,031

Rijn

3a Born-Julianakanaal (zonder)3b Born-Julianakanaal (met)2a Land van Maas en Waal (zonder)1a Beersche Overlaat (zonder)2b Land van Maas en Waal (met)1b Beersche Overlaat (met)

0,3300,2600,1420,1190,0890,061

Maas

Voorkeursvolgorde landschap, cultuur en natuur

Page 47: Luteijn (pdf - 2126 kb)

47

analyse is het mogelijk voorkeuren tussen verschillende alternatieven

duidelijk te maken. Alle alternatieven worden beoordeeld op dezelfde

set criteria.

Een belangrijk voordeel van multicriteria-analyse is dat experts, die

niet betrokken zijn bij de besluitvorming, de gevolgen van de alter-

natieven voor de verschillende criteria kunnen beoordelen.

In een multicriteria-analyse moet een groot aantal subjectieve keuzes

gemaakt worden: de doelstellingen en de criteria, de gewichten die

de criteria hebben in de afweging en in zekere zin de beoordeling

van de bijdragen van de alternatieven aan het bereiken van de doel-

stellingen. De multicriteria-analyse structureert dit proces en maakt

het controleerbaar en herhaalbaar.

Beoordelingscriteria

In de multicriteria-analyse zijn criteria en sub-criteria gebruikt om

te toetsen in welke mate de verschillende gebieden geschikt zijn.

Er zijn daarom alleen criteria opgenomen die onderscheidend zijn in

de onderlinge vergelijking. Als een criterium niet in de beoordeling

wordt meegenomen, dan hoeft dat niet te betekenen dat het onbe-

langrijk is. Een voorbeeld is "effectiviteit van het gebied op de water-

standsverlaging". Dit criterium zit niet in het beoordelingskader,

omdat de minder effectieve gebieden al zijn eerder afgevallen.

De volgende criteria zijn gekozen om de gebieden onderling te

vergelijken:

• lokale sociaal-maatschappelijke aspecten

Deze bestaan uit: locale economische effecten, aantasting van

de leefomgeving, de omvang van de getroffen populatie, de

inundatiediepte, de duur van de evacuatie en de gemiddelde

schade aan woningen.

• risicovolle objecten

Hierbij gaat het om het aantal objecten dat bij overstroming tot

een calamiteit kan leiden. Voorbeelden zijn LPG-stations, riool-

waterzuiveringsinstallaties, hoofdaardgasleidingen en voormalige

vuilstortplaatsen.

• economische gevolgen

De economische gevolgen brengen de schade in beeld die

optreedt bij inzet van een noodoverloopgebied. Hieronder wordt

verstaan de schade aan infrastructuur, gemalen, zuiverings-

installaties en overig publiek goed, woningen, kapitaalgoederen,

bedrijfspanden, machines, apparaten en overige kapitaalgoederen.

Ook schade als gevolg van productieverlies en inkomstenderving

is inbegrepen.

Page 48: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Schets van de beschikbare ruimtevoor potentiële noodoverloop in deBeersche Overlaat langs de Maas.De Commissie adviseert slechts eendeel als zodanig in te richten en in tezetten. Het ligt daarbij voor de handhet meest bovenstroomse deel hier-voor in te richten.

Page 49: Luteijn (pdf - 2126 kb)

49

• landschap, natuur en cultuurhistorie

Dit criterium brengt de gevolgen van aanwijzing en inrichting in

beeld voor de volgende aspecten: verandering in abiotische rand-

voorwaarden, effect op de ruimtelijke ecologische samenhang,

aansluiting op beleidsdoelen, gevolgen voor archeologische,

aardkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en

de gevolgen voor de aanwezige monumenten. Het betreft zowel

bestaande als potentiële waarden.

De toetsing betreft de gevolgen van de aanwijzing en inzet als nood-

overloopgebied. Bij bijvoorbeeld de waardering op het criterium

"landschap" gaat het er dus niet om te beoordelen of het gebied een

waardevol landschap heeft, maar of het landschap door aanwijzing of

inzet als noodoverloopgebied voor- of achteruit gaat en hoe belang-

rijk dat is.

Voorkeursvolgorde van gebieden per criterium

Op pagina 44 en 46 is de voorkeursvolgorde van de potentiële nood-

overloopgebieden voor de afzonderlijke criteria weergegeven. De

getallen geven een gestandaardiseerde score aan; hoe hoger de

score hoe hoger de voorkeur is voor het betreffende gebied. De

voorkeursvolgorde op basis van alle criteria samen is weergegeven in

paragraaf 2.2. In de analyse zijn per gebied steeds twee varianten

meegenomen, een variant met beschermingsmaatregelen en een

variant waarin niet of nauwelijks beschermingsmaatregelen aanwezig

zijn. In het gebied Rijnstrangen zijn geen beschermingsmaatregelen

voorzien.

Bergingscapaciteiten, schade en investeringskosten

Bij de keuze van gebieden zijn naast de resultaten van de multicriteria-

analyse de volgende kenmerken beschouwd: de bergingscapaciteit,

Kenmerken van potentiële noodoverloopgebieden

Potentiële Bergingscapaciteit Schade in het gebied * Investeringskostennoodoverloopgebieden (miljoen m3) (miljoen euro) (miljoen euro)

RijnRijnstrangen 90 50 225Duivense Broek 60/65 50/125 175/150Ooijpolder 115/130 120/650 300/225Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 600/250Betuwe-Oost 250/290 325/1800 425/400Betuwe-West 230/290 650/1250 575/475

MaasJulianakanaal bij Born 30/40 30/650 200/175Beersche Overlaat 365/375 500/900 725/ 425Land van Maas en Waal 275/350 325/1475 625/200

* De variatie in vermelde getallen is terug te voeren op de mate van bescherming van de woonkernen.Het linkergetal betreffen de variant met beschermende maatregelen, het rechtergetal zonder beschermende maatregelen In Rijnstrangen zijn geen beschermingsmaatregelen voorzien.

Page 50: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Schets van potentiële noodoverloop-gebieden voor de Rijn: Rijnstrangen(rechtsboven) en Ooij en Millingen(linksonder)

Page 51: Luteijn (pdf - 2126 kb)

51

de schade in het gebied bij inzet en de investeringskosten van de

potentiële noodoverloopgebieden. Deze kenmerken zijn per gebied

opgenomen in tabel Kenmerken van potentiële noodoverloopge-

bieden. Naast deze kenmerken hebben tevens andere overwegingen

een rol gespeeld bij de uiteindelijke keuze van de noodoverloop-

gebieden. Deze overwegingen zijn beschreven in paragraaf 2.2.

3.3 Inrichting en gebruik

De functie noodoverloop bepaalt slechts in beperkte mate het

landschap. Fysieke gebiedskenmerken, bestaand en nieuw beleid

op allerlei terrein en de ontwikkelingen in de omgeving zijn in sterke

mate mede bepalend. Wel zijn er diverse inrichtingsmaatregelen

nodig: in- en uitlaatwerken, omdijking van het noodoverloopgebied,

eventueel omdijking van woonkernen en verhogen van rivierdijken

vanaf de grens tot aan de inlaat. Dat die voorzieningen slechts

incidenteel gebruikt zullen worden, stelt bijzondere eisen aan de uit-

voering en het beheer. Eenvoudige, robuuste oplossingen zullen de

voorkeur hebben boven complexe, technische voorzieningen die veel

onderhoud vragen (Zanting et al., 2001; Heynert et al., 2001).

Inlaatwerk

Mogelijke typen inlaatwerken zijn:

• Overlaat met vaste kruin. Met dit type kan het moment en de mate

van inundatie niet geregeld worden. Het water stroomt bij een

bepaalde waterstand over de overlaat het noodoverloopgebied in.

• Overlaat met beweegbare kruin. Deze relatief brede overlaat

maakt een gespreide instroming mogelijk. Voordeel van deze

overlaat is dat er weinig sediment mee komt. Nadeel is dat de

overlaat door de hoge ligging niet als uitlaatwerk kan worden

gebruikt.

• Inlaatwerk met schuiven. Deze relatief smalle inlaat heeft een

geconcentreerde instroming en uitstroming. Voordeel is dat deze

inlaat, waarvan de schuiven een deel van de waterkering vormen,

ook als uitlaatwerk dienst kan doen. Nadeel is dat er relatief veel

sediment het bekken wordt ingebracht.

• Harde drempel in het dijklichaam. Deze variant op de overlaat

met een beweegbare kruin is relatief goedkoop in aanleg en

onderhoud. Het belangrijkste nadeel is dat het niet mogelijk is

om de instroom te stoppen. Dit betekent dat meer water zal

worden ingelaten dan strikt noodzakelijk is.

De overlaat met beweegbare kruin en het inlaatwerk met schuiven

bieden de grootste flexibiliteit. Een harde drempel in het dijklichaam

is vooral interessant met het oog op beperking van de kosten voor

aanleg en onderhoud. De overlaat met vaste kruin biedt geen enkele

Page 52: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Effect van de inzet van twee gebieden(Rijnstrangen en Ooij en Millingen) opde waterstanden op de Rijntakken bijeen afvoergolf van 16.000 m3/s teLobith, berekend met behulp van eenhydraulisch model.

Page 53: Luteijn (pdf - 2126 kb)

53

mogelijkheid om de inlaat te sturen en is daarom geen reële optie.

De inlaat ligt bij voorkeur zo ver mogelijk bovenstrooms langs de

rivier.

Uitlaatwerk

Als de hoogwatergolf voorbij is en het gevaar geweken, zal het water

weer uit het noodoverloopgebied moeten verdwijnen. Daarvoor zijn

verschillende mogelijkheden voorhanden, die ook in combinatie

kunnen worden benut: uitlaten via het inlaatwerk, constructie van

een uitlaatwerk en inzet van bestaande gemalen en noodpompen.

Uitlaten van water onder vrij verval, via het inlaatwerk en/of de

constructie van een nieuw uitlaatwerk, ligt het meest voor de hand.

Hiermee kan het water snel naar de rivier afgevoerd worden, afhanke-

lijk van de waterstand op de rivier. Het zal niet mogelijk zijn om het

noodoverloopgebied helemaal leeg te krijgen; er zal aanvullend

gepompt moeten worden.

Met alleen pompen zal het droogmalen van een noodoverloopgebied

enkele maanden in beslag nemen. Het installeren van tijdelijke pomp-

capaciteit zal hierbij nauwelijks uitkomst bieden gezien de grote hoe-

veelheden die moeten worden afgevoerd. Nieuwe gemalen bedoeld

voor het leegpompen van noodoverloopgebieden zijn vanuit econo-

misch perspectief onaantrekkelijk. Wat resteert is benutting van

bestaande gemaalcapaciteit.

Omdijking van de noodoverloopgebieden en woonkernen

Rond de noodoverloopgebieden moeten dijken liggen om te voor-

komen dat het water ook aangrenzende gebieden instroomt. In een

aantal gevallen zijn nog oude rivierdijken aanwezig die opgehoogd

en/of versterkt kunnen worden. Ook kan het wenselijk en kosteffectief

zijn om de grotere woonkernen in een noodoverloopgebied te om-

dijken zodat deze bij inzet droog blijven.

3.4 Sturing en regie

Besluit over de aanwijzing

De aanwijzing en de inrichting van de noodoverloopgebieden kunnen

door middel van een Rijksprojectbesluit hun beslag krijgen. Dit nieuwe

instrument in de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft de volgende

kenmerken (Driesprong, 2002):

• het bevat een beschrijving van het project en de wijze van

uitvoering;

• het bevat een beschrijving van de gevolgen van het project voor

betrokken belangen;

Page 54: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Door de Commissie geadviseerde stappen bij inzet van een noodoverloopgebied

Stap Aard van het besluit of de actie Verantwoordelijke/uitvoerder

1 Besluit dat inzet noodoverloopgebieden noodzakelijk is Minister van Verkeer & Waterstaat

2 Besluit over starten van de ontruiming van Minister van Binnenlandse Zaken ennoodverloopgebieden Koninkrijksrelaties

3 Uitvoering van de ontruiming Gemeente (volgens reguliere procedure rampen-bestrijding)

4 Besluit om inlaat open te zetten Minister van Verkeer en Waterstaat

5 Uitvoering inundatie Rijkswaterstaat of waterschap *

6 Besluit om de noodoverloopgebieden weer droog Minister van Verkeer en Waterstaatte maken

7 Uitvoering droogmaking Rijkswaterstaat of waterschap *

8 Besluit tot herstel en terugkeer van de bevolking Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

9 Uitvoering herstel en terugkeer van de bevolking Gemeente (volgens reguliere procedure rampen-bestrijding)

* Afhankelijk van de wijze waarop het beheer en onderhoud van de inlaatconstructie zijn georganiseerd.

Page 55: Luteijn (pdf - 2126 kb)

55

• het is milieueffectrapportageplichtig;

• het kent een procedure waarbij een ieder bedenkingen kan

inbrengen tegen het voorgenomen besluit;

• het kent een procedure waarbij overleg is voorgeschreven met

besturen van waterschappen, gemeenten en provincies;

• het is vatbaar voor beroep (een ieder) bij de Afdeling bestuurs-

rechtspraak van de Raad van State;

• het heeft ruimtelijke doorwerking tot op het niveau van het

bestemmingsplan;

• de projectminister coördineert alle besluiten die nodig zijn voor

de uitvoering van het project (bijv.: vergunningen); hiertegen staat

beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van

State;

• het kent een onteigeningsgrondslag voor inrichtingsmaatregelen

(beroep voor belanghebbenden op onteigeningsrechter).

Besluit tot ingebruikstelling en ontruiming

Als inzet van de noodoverloopgebieden aan de orde is, moet glas-

helder zijn wie voor welke besluiten of acties verantwoordelijk is.

In deze situatie zijn de waterstanden zo hoog dat alle crisiscentra in

opperste staat van paraatheid zijn. Voor de besluiten op rijksniveau

staan de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Binnenlandse

Zaken en Koninkrijksrelaties aan de lat. De uitvoering van de besluiten

kan vervolgens in de regio via de reguliere rampenbestrijding ver-

lopen. De Commissie onderscheidt verschillende stappen bij inzet

van een noodoverloopgebied (Bockholts en Ekkers 2002).

Zie tabel hiernaast.

3.5 Schadevergoeding

Bij de besluitvorming over de schadevergoeding zijn de volgende

overwegingen van belang (Driesprong, 2000; Schans et al., 2002):

• Ook vanuit de optiek van schadevergoeding is onderscheid tussen

het besluit over de aanwijzing en ingebruikstelling zeer wenselijk.

• Op het moment dat de aanwijzing plaatsvindt, moeten de belang-

hebbenden zicht hebben op de omvang en de wijze van schade-

vergoeding na inundatie. Als dit niet het geval is, dan kan dat bij

beroepsprocedures tegen het aanwijzingsbesluit problemen

opleveren.

• Het vooruitzicht op volledige schadevergoeding na inundatie

heeft een matigend effect op de hoogte van de schadevergoeding

ten gevolge van de aanwijzing.

• De Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen

biedt onvoldoende mogelijkheden om schade als gevolg van

inundatie volledig te garanderen. Een aparte wet is daarvoor

noodzakelijk.

Page 56: Luteijn (pdf - 2126 kb)

56

• De schade die het gevolg is van de aanwijzing kan worden vergoed

via het spoor van de ruimtelijke ordening (planschade). Via die lijn

kunnen bijvoorbeeld waardedaling van onroerend goed en nade-

len van aanpassing van de bedrijfsvoering en van eventuele fysieke

inrichtingsmaatregelen voor vergoeding in aanmerking komen.

• Er is geen juridische reden of noodzaak om naast planschade en

inundatieschade over te gaan tot betaling van een "medewerkings-

vergoeding".

3.6 Gevolgen voor bewoners van noodoverloopgebieden

Hieronder zijn de belangrijkste kenmerken van de voorgestelde

noodoverloopgebieden beschreven en de mogelijke inrichtings-

maatregelen.

Rijnstrangen

In het gebied Rijnstrangen wonen ongeveer 450 mensen. Het gebied

ligt in de provincie Gelderland, valt onder het waterschap Rijn en

IJssel en omvat de gemeente Rijnwaarden. De Rijn heeft in het ver-

leden door dit gebied gestroomd. Dit is nog steeds goed te zien aan

de regelmatige afwisseling van oude strangen en oeverwallen.

Natuur- en cultuurlandschappen wisselen elkaar sterk af. Er zijn veel

bijzondere natuurwaarden te vinden, vooral moerassen, rietlanden en

droge en natte graslanden.

Landbouw beslaat het grootste deel van het gebied, een klein

gedeelte heeft een recreatieve functie. De graasveehouderij is de

belangrijkste sector. De veestapel bestaat uit ongeveer 700 melk-

koeien en 200 varkens. 15 Van de 32 bedrijven hebben een omvang

van meer dan 60 Nederlandse Grootte-Eenheden (kansrijke bedrijven

volgens het Landbouw Economisch Instituut). In het gebied staan

geen verzorgingscentra. De werkgelegenheid beperkt zich tot circa

55 voltijds arbeidsplaatsen.

De rivierdijken zullen tot aan de inlaat verhoogd moeten worden.

Ook de oude waterkeringen die rond het gebied liggen, moeten

verhoogd en versterkt worden, vooral langs het westelijke deel van

het gebied. De totale lengte van deze ringdijken bedraagt bijna 32 km,

die tenminste NAP + 16,50 m hoog moeten zijn. Bij de berekeningen

is uitgegaan van een inlaatconstructie in de noordelijke oever van de

Bovenrijn, net ten oosten van Spijk en vlakbij de Duitse grens.

De uitlaat kan een spuisluis zijn nabij het gemaal Kandia langs het

Pannerdens Kanaal. Het noodoverloopgebied heeft een oppervlak

van ruim 2300 hectare en kan 85 miljoen m3 water bergen. Bij inun-

datie zal de waterdiepte gemiddeld 3,7 meter zijn, maximaal zal het

water 5 tot 7 meter diep zijn.

Page 57: Luteijn (pdf - 2126 kb)

57

Ooij en Millingen

In het gebied Ooij en Millingen wonen ongeveer 13.200 mensen,

waarvan 1440 buiten de grotere woonkernen. Het gebied ligt in de

provincie Gelderland en valt onder het Waterschap Rivierenland.

Het gebied omvat de gemeenten Ubbergen en Millingen aan de Rijn.

De Ooijpolder bestaat voornamelijk uit een kom met daarin het relatief

hoog gelegen rivierduin van Persingen. Aan de rivierkant ligt een

oeverwal van de Waal. De polder Millingen bestaat hoofdzakelijk uit

vlakke stroomruggen. De natuurwaarden in Ooij en Millingen zijn

bijzonder, vooral in de natte en droge schraallanden. De twee polders

worden gescheiden door een oude rivierarm.

Het gebied heeft circa 1.500 voltijds arbeidsplaatsen, met name in

de handel, horeca en de financiële en zakelijke dienstverlening.

Bijna 75 % van het oppervlak kent agrarisch gebruik. De graasvee-

houderij is de belangrijkste sector. De veestapel bestaat uit ongeveer

1700 melkkoeien, 7500 varkens, 25000 kippen en 60 kalveren.

41 Van de 88 bedrijven hebben een omvang van meer dan 60

Nederlandse Grootte-Eenheden (kansrijke bedrijven volgens inzichten

van het Landbouw Economisch Instituut). Er zijn in het gebied twee

bejaardencentra, in Beek en in Millingen.

De rivierdijken zullen tot aan de inlaat verhoogd moeten worden.

De 17,7 km aan oude waterkeringen zullen tot tenminste NAP +

15,40 m verhoogd moeten worden. De Querdamm op de grens met

Duitsland is hier onderdeel van. Voor de bescherming van de dorpen

Millingen, Leuth, Beek en Ooij is 26 km aan ringdijken nodig, inclusief

de eerdergenoemde Querdamm. In de berekeningen is uitgegaan

van een inlaatconstructie net ten westen van Millingen. Dit is onge-

veer 10 km benedenstrooms van de grens met Duitsland. De uitlaat

kan een spuisluis even oostelijk van de Waalbrug bij Nijmegen zijn.

Het noodoverloopgebied heeft een oppervlak van ruim 3300 hectare

en kan 130 miljoen m3 water bergen. Bij inundatie zal de waterdiepte

gemiddeld 4 meter zijn, maximaal zal het water 5 tot 7 meter diep

zijn.

Beersche Overlaat

De Commissie adviseert om een deel van de Beersche Overlaat als

noodoverloopgebied aan te wijzen, met een bergingsvolume van

tenminste 100 tot 150 miljoen m3. Welk deel dit moet zijn, moeten rijk

en regio in onderling overleg bepalen. Het ligt daarbij voor de hand

om in ieder geval het bovenstroomse compartiment aan te wijzen.

Onderstaande gegevens hebben betrekking op het onderzochte deel

van de Beersche Overlaat. Waarbij naast Den Bosch, Cuijk, Oss en

Grave ook de grotere woonkernen in het gebied zijn beschermd.

Page 58: Luteijn (pdf - 2126 kb)

58

In dit deel wonen in totaal ongeveer 7700 mensen. Het gebied ligt in

de provincie Noord Brabant en valt onder het Waterschap de Maas-

kant. Het omvat de gemeenten Cuijk, Grave, Landerd, Ravenstein,

Oss, Lith en Maasdonk.

De Beersche Overlaat ligt ingeklemd tussen de dijken van de Maas in

het noorden en de hogere zandgronden en de Peelhorst in het zuiden.

Ter hoogte van Cuijk liggen terrasafzettingen met oude geulen van

een voormalig afwaterend rivierstelsel. Het oosten van het gebied

kent als gevolg van veel reliëf een kleinschalig landschap. Naar het

westen neemt de schaal van het landschap toe. Doordat het gebied in

vroeger tijden gebruikt werd als overlaat, zijn er weinig monumenten.

De Beersche Overlaat heeft vooral in het oostelijke, hoger gelegen

deel kwetsbare flora, waaronder veel soorten van de rode lijst. Er zijn

er in het gebied natte en droge schraallanden.

Het gebied heeft 3350 voltijds arbeidsplaatsen buiten de landbouw

en recreatie. Het grootste gedeelte van het gebied heeft een agra-

rische functie. De graasveehouderij is de belangrijkste sector, akker-

bouw is beperkt aanwezig. De veestapel (Meitellingen 2000) van de

hele regio (dus niet alleen de Beersche Overlaat) bestaat uit ongeveer

13.500 melkkoeien, ruim 200.000 varkens, 1.1 miljoen kippen en ruim

10.000 kalveren. Van de 830 bedrijven hebben circa 375 een omvang

van meer dan 60 Nederlandse Grootte-Eenheden (kansrijke bedrijven

volgens inzichten van het Landbouw Economisch Instituut). In het

gebied staan twee bejaardencentra.

Voor de inrichting van het potentiële noodoverloopgebied is aange-

nomen dat aan de zuidwestzijde van het gebied kades nodig zijn om

Den Bosch en Oss te beschermen. De kade kan vanaf Oss door-

getrokken worden naar het zuiden en aansluiten op de natuurlijke

hooggelegen gebieden. De snelweg A73 is een logische oostgrens.

Daarnaast zijn Grave en Cuijck woonkernen die voor bescherming in

aanmerking komen. Voor de inlaat zijn meerdere locaties mogelijk.

In de berekeningen is gekozen voor een inlaat via de Kraaijenbergse

plassen. Voordeel daarvan is dat een geleidelijke verdeling van het

water over het gebied mogelijk is. De uitlaat is zo ver mogelijk

benedenstrooms gepland. Het noodoverloopgebied heeft een

oppervlak van ruim 17.000 hectare en kan 375 miljoen m3 water

bergen. Bij inundatie zal de waterdiepte gemiddeld 1,7 meter zijn,

maximaal zal het water 4 tot 5 meter diep zijn.

Page 59: Luteijn (pdf - 2126 kb)

59

3.7 Stappenplan

Bestuurlijk-juridische vervolgstappen

Om te komen tot de aanwijzing en ingebruikstelling van noodover-

loopgebieden zijn de volgende bestuurlijk-juridische vervolgstappen

nodig (Driesprong, 2002).

Een nieuwe wet

Ten eerste is het nodig om een wet te ontwerpen die diverse onder-

werpen rondom de aanwijzing en ingebruikstelling van noodover-

loopgebieden en de schadevergoeding regelt. Deze wet moet een

aanvulling zijn op bestaande wetten.

De wet zou het volgende kunnen regelen:

• Toekenning van de bevoegdheid tot aanwijzing als noodoverloop-

gebied (aansluiting bij Rijksprojectenprocedure). Eventueel kan

de wet vastleggen voor welke termijn zo’n aanwijzing geldt.

• De bevoegdheid voor de inrichting van het noodoverloopgebied

(aansluiting op de Rijksprojectenprocedure).

• De voorbereiding op eventuele ingebruikstelling. De wet zou

daarbij zo veel mogelijk aan moeten sluiten op de (gewijzigde)

Wet rampen en zware ongevallen. Denk daarbij aan de vaststelling

van de noodoverloopplannen, de actualisatieplicht en het houden

van oefeningen.

• De toekenning van de bevoegdheid tot ingebruikstelling van

noodoverloopgebieden:

- opdracht aan waterkeringbeheerder/inundatiewerkbeheerder,

- de opdracht aan burgemeester tot ontruiming/evacuatie, etc.

• Coördinatie herstel noodoverloopgebied.

• Volledige vergoeding van schade ten gevolge van inundatie.

Aanwijzingsbesluit inclusief inrichtingsmaatregelen

Totstandbrenging van een Rijksprojectbesluit exclusief Wet op de

Ruimtelijke Ordening. De aanwijzing en de inrichting van het gebied

kunnen door middel van zo’n Rijksprojectbesluit hun beslag krijgen.

Noodoverloopplannen

Ter voorbereiding op een inundatie dienen gemeentebesturen van

in noodoverloopgebieden gelegen gemeenten (gecoördineerd)

plannen vast te stellen. Tevens zal de verplichting moeten bestaan

om dergelijke plannen regelmatig te herzien en te oefenen. Bij de

nadere vormgeving van deze planverplichting verdient het aan-

beveling zoveel mogelijk aan te sluiten bij de voorgenomen wijziging

van de Wet rampen en zware ongevallen.

Page 60: Luteijn (pdf - 2126 kb)

60

Kosten-baten afweging

De afweging van kosten en baten concentreert zich op de balans

tussen inrichtingskosten van een noodoverloopgebied en de te ver-

mijden schade. Lastig is dat de inrichtingskosten direct aan het begin

gemaakt moeten worden en dat de baten van een zeer geringe kans

op slachtoffers nauwelijks becijferd kunnen worden.

Inrichtingsmaatregelen die nodig zijn om een gebied geschikt te

maken voor noodoverloop zijn:

• In- en uitlaatconstructies;

• (verhoging van) dijken rondom het noodoverloopgebied;

• omdijking van bebouwde kernen;

• (eventuele) compartimentering in het noodoverloopgebied .

Projecten gericht op verhoging van de externe veiligheid – chloor-

treinen door stedelijk gebied, veiligheidsvoorschriften voor vuur-

werk – scoren op de balans van economische kosten en baten negatief.

Investeringen worden immers aan het begin van de periode gedaan,

de baten treden pas op lange termijn op en de kans op een calamiteit

is klein. De baten vallen derhalve relatief laag uit. Daar staat tegenover

dat de potentieel vermijdbare schade zeer omvangrijk is. Met de inzet

van een noodoverloopgebied kan 95% van de schade worden verme-

den, die zou zijn opgetreden bij een ongecontroleerde overstroming.

Het hoogst is de vermeden schade als inrichtingsmaatregelen geno-

men worden om bebouwde kernen te beschermen (Witte, 2002).

Communicatie

Bewoners en ondernemers zullen de aanwijzing tot noodoverloop-

gebied als belastend en bedreigend ervaren. Om het bedreigende

karakter te verkleinen, zijn de volgende aspecten van belang

(Slootweg en van Schooten, 2002):

• Betrokkenheid van de belanghebbenden bij de uitwerking van

maatregelen om de kans op schade en slachtoffers te reduceren,

vermindert het ervaren risico.

• Minimale ruimtelijke restricties op activiteiten binnen een nood-

overloopgebied; het permanente karakter van zulke restricties

heeft een negatieve invloed op de risicobeleving van mensen;

• Er is informatie nodig die is toegesneden op de behoeften en

mogelijkheden van verschillende groepen. Die informatie moet

concreet en feitelijk zijn: telefoonnummers, tot wie moet ik mij

richten, hoogte van de percelen, waterstanden.

• Een sluitende, bij aanwijzing van een noodoverloopgebied reeds

gegarandeerde schaderegeling is een vereiste. Hierover dient

vooraf duidelijkheid te bestaan; de schaderegeling zal alle de

schade van alle, direct getroffen, belangengroepen moeten

dekken (boeren, burgers, bedrijven). Ook dit moet duidelijk en

toegesneden op de diverse groepen worden gecommuniceerd.

Page 61: Luteijn (pdf - 2126 kb)

61

• Er bestaat een groot wantrouwen jegens de overheid ten aanzien

van de inzet van een noodoverloopgebied. Betrouwbaarheid van

verantwoordelijke instanties draagt bij aan acceptatie. De overheid

moet garanderen dat aanwijzing van een noodoverloopgebied

niet zal leiden tot uitstel van andere noodzakelijk veiligheidsmaat-

regelen of het onderhoud daarvan.

• Gevolgen van fysieke ingrepen en inrichtingsmaatregelen hangen

onder meer af van de manier waarop ze in te passen zijn in de door

de bewoners beleefde en geformuleerde kernkwaliteiten van een

gebied. Directe betrokkenheid en inbreng vanuit bewoners bij de

uitwerking van inrichtingsmaatregelen is daarom belangrijk.

Page 62: Luteijn (pdf - 2126 kb)

62

BEGRIPPENLIJST

Hieronder is ter verduidelijking een aantal begrippen uitgelegd die

in het advies worden gebruikt of die een rol hebben gespeeld bij de

werkzaamheden van de Commissie Noodoverloopgebieden.

Noodoverloopgebied

Gebied waar het water bij extreme rivierafvoer wordt opgevangen,

zodat een ongecontroleerde overstroming op een onvoorspelbare

tijd en plaats wordt voorkomen. Inzet van een noodoverloopgebied

zal slachtoffers voorkomen en de schade minimaliseren.

Retentiegebied

Veiligheidsmaatregel voor het voorkomen van overstroming bij een

maatgevende rivierafvoer, waarbij rivierwater tijdelijk wordt geborgen

in speciaal daarvoor ingerichte bekkens die deel uitmaken van het

riviersysteem.

Extreme rivierafvoer

Afvoer die hoger is dan de maatgevende afvoer.

Maatgevende rivierafvoer

Afvoer behorend bij de veiligheidsnorm die in de Wet op de water-

kering is aangegeven. Maatgevende afvoer is de rivierafvoer die een

rivier veilig kan verwerken.

Veiligheidsnorm

Wettelijke norm waaraan de primaire waterkeringen (o.a. dijken)

moeten voldoen ten aanzien van hoogwaterbescherming; de norm

wordt uitgedrukt in een kans op overschrijding van een waterstand.

Gecontroleerd overstromen

Middel om in bijna-rampsituaties, waarbij de rivierafvoer hoger is dan

de maatgevende afvoer (extreme afvoer), de gevolgen van overstro-

ming van gebieden (dijkringen) door de Rijn en de Maas te verkleinen.

Inrichtingsmaatregelen

Maatregelen (kunstwerken e.d.) die genomen moeten worden om een

gebied in te richten als noodoverloopgebied.

Page 63: Luteijn (pdf - 2126 kb)

63

Inlaatconstructie/-werk

Kunstwerk waarmee water in het noodoverloopgebied gelaten wordt.

Regionale aanvaardbaarheid

De bereidheid van bewoners en gebruikers van een gebied om te

aanvaarden dat zij (moeten) bijdragen aan de oplossing van een

probleem dat een veel groter gebied en groter, ander deel van de

samenleving omvat.

Boven- en benedenstrooms

Deze begrippen hebben een bepaalde relativiteit. Ze hebben te

maken met de stroomrichting van het water. Bovenstrooms is stroom-

opwaarts, in de richting van de bron van de rivier. Benedenstrooms is

stroomafwaarts, in de richting van de monding van de rivier.

Page 64: Luteijn (pdf - 2126 kb)

64

L ITERATUURLIJST

Bockholts P. en Ekkers J. Als de nood hoogwater is; Verkenning naar

de besluitvorming en de uitvoering van het in gebruik stellen

van noodoverloopgebieden (maart 2002).

Bockholts Bureau voor Beleidsontwikkeling en Ekkers Consultancy,

ref. nr. 02CLT037.

Driesprong, A. Schadevergoeding en bestuurlijk-juridische

vervolgstappen (2002). Nota V&W/DDJZ/AD/100402.

Heynert K.V., Dijkman J.P.M. en Klijn F. Waterstaatkundige inrichting

noodoverloopgebieden; een overzicht (2001). WL Delft

Hydraulics, rapport Q3155.

ICBR. Actieplan Hoogwater (maart 1998). Koblenz.

ICBR. Atlas van het overstromingsgevaar en mogelijke schade bij

extreem hoogwater van de Rijn (2001). ISBN 3-935324-43-X.

Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Standaardmethode Schade en

Slachtoffers als gevolg van overstromingen, publicatienummer

W-DWW-2001-028 (februari 2001).

Linden, A. van de, Nut en noodzaak van noodoverloopvoor-

zieningen voor en in het benedenrivierengebied (2002).

RIZA-werkdocument nr. 2002.096x.

Ministerium für Umwelt, Raumordnung und Landwirtschaft des

Landes Nordrhein-Westfalen. Potentielle Hochwasserschäden

am Rhein in NRW; kurzfassung der Forschungsstudie Hochwasser-

schädenspotentiale am Rhein in Nordrhein-Westfalen (2000).

Resource Analysis. Afwegen en prioriteren van potentiële nood-

overloopgebieden met behulp van multicriteria-analyse (2002).

Resource Analysis, rapport RA/02-536.

RIZA, WL/Delft Hydraulics en HKV-lijn in water. Quickscan maximale

watertoevoer Maas (conceptversie feb. 2002). RIZA-werkdocument.

Schans E. van der, Schueler B.J. Schadevergoeding in noodoverloop-

gebieden; Advies aan de Commissie Noodoverloopgebieden

(maart 2002). Houthoff Buruma.

Scholtes, J. Wie laat het in nood overstromen?; Besluitvorming en

informatievoorziening bij de ingebruikstelling van een noodover-

loopgebied (februari 2002). Afstudeeronderzoek TU Delft.

Silva, W. Hoogwaterbescherming langs de Rijntakken, onzekerheden

en omgaan met onzekerheden (2001). RIZA-Werkdocument nr.

2001.179X.

Page 65: Luteijn (pdf - 2126 kb)

65

Silva W. en Dijkman J. Maatregelen in het stroomgebied van de Rijn,

een verkenning van mogelijkheden en effecten op hoogwater-

standen in Nederland (2000).

Silva W. Klijn F. en Dijkman J. Ruimte voor de Rijntakken; Wat het

onderzoek ons geleerd heeft (2000). RIZA nota 2000.026,

WL-rapport R3294, ISBN 9036953235.

Slomp R., Ytsma D. en Westphal R. Noodmaatregelen voor de

IJsseldelta (2001). RIZA werkdocument 2002.095x.

Slootweg R. en Schooten M. van. Sociaal-maatschappelijke aspecten

van noodoverloopgebieden; Literatuurstudie t.b.v. de Commissie

Noodoverloopgebieden (maart 2002). SevS beleidsadvies voor

natuur en leefomgeving.

Werkgroep Hoogwater Maas (WHR). Actieplan Hoogwater Maas (1998).

ISBN2-930148-18-7.

Witte E. Quick scan Kostenbatenanalyse noodoverloopgebieden Rijn

en Maas (2002). ECORYS-NEI.

WL/Delft Hydraulics. Bedreiging varianten noodoverloopgebieden

langs Rijntakken (2002-1). WL-rapport-Q3208.

WL/Delft Hydraulics. Effectiviteit van Noodoverloopgebieden,

berekeningen met het SOBEK Nationaal model (2002-2).

WL-rapport Q3116.

Zanting, H.A.,Veen P., Roest G., Hoek P., Boer M. de. Inrichting

noodoverloopgebieden; Advies aan de commissie Luteijn (2001).

Resource Analysis en Vista, rapport RA/01-499.

Page 66: Luteijn (pdf - 2126 kb)

66

BRONVERMELDING ILLUSTRATIES

Resources Analysis, Vista, 2001: (pagina 26, 42)

Inrichting noodoverloopgebieden. Advies aan de commissie

Luteijn. Delft, Amsterdam

Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR)

(pagina 38)

Atlas van het overstromingsgevaar en mogelijke

schade bij extreem hoogwater van de Rijn. Koblenz

WL/Delft Hydraulics: (pagina 6, 10, 16, 34, 36, 40)

Beschrijving varianten noodoverloopgebieden langs Rijntakken.

Delft.

Grontmij: (pagina, 18, 48, 50)

Hochwasserschutzzcentrale: (pagina 10)

Provincie Gelderland: (pagina 16)

RIZA: (pagina 52)

Waterschap de Maaskant: (pagina 6)

”Van den Grave aff totter Diezen toe”. Oss.

Page 67: Luteijn (pdf - 2126 kb)
Page 68: Luteijn (pdf - 2126 kb)

Colofon

Projectsecretariaat CommissieNoodoverloopgebiedenPostbus 209062500 EX Den Haag

Voor reacties per [email protected] [email protected] [email protected]

Redactie Renske Postma en Van Sluis Consultants

ProductieVan Sluis Consultants

EindredactieCommissie Noodoverloopgebieden

Ontwerpka ontwerpers, Utrecht

DrukAnker Drukkers

Fotografie Zie Bronvermelding, p.66Onno Kummer, Utrecht (pagina 34)

Oplage2.000 exemplaren