Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om...

17
Ludwig Wittgenstein H. Fuser Wittgenstein is een van de meest raadselachtige figuren uit de geschie- denis van de filosofie. Speciaal de Logisch-filosofische verhandeling of Tractatus is na zijn dood een onuitputtelijke bron voor interpretatie geworden. Dit werk werd al in 1918 voltooid, maar nog steeds stelt het commentatoren voor problemen. Zelden is zo'n mengeling van logi- sche, ontologische, taalfilosofische, wetenschapsfilosofische, antifilo- sofische en mysticistische opmerkingen in een werk verenigd. Geen wonder dat commentatoren het spoor bijster raakten en zich dan maar liever beperkten tot een onderdeeltje van de verhandeling. Zo is het mogelijk gebleken artikelen to schrijven die als titel een nummer van een alinea van de Tractatus dragen. Daarbij hebben sommige auteurs formele methoden niet geschuwd, ook al bestonden die in de tijd van Wittgenstein nog niet eens. Plaatsing van Wittgenstein in het kader van filosofie rond de eeuw- wende van 1900 levert een aantrekkelijke vraagstelling op: is het mo- gelijk de ideeen van Wittgensteins merkwaardige boek in verband to brengen met verschillende stromingen die bij de overgang van de ne- gentiende op de twintigste eeuw opgang deden? In hoeverre sloot Wittgenstein aan bij filosofen die uitdrukkelijk een filosofische ver- nieuwing voorstonden, zoals Husserl en Russell? De vraag door wie Wittgenstein tijdens het schrijven van de Tractatus zou kunnen zijn beinvloed houdt historici al geruime tijd bezig. Veel aandacht is al besteed aan het werk van Hertz; betrekkelijk nieuw is de ontdekking dat enkele stellingen van de Tractatus zo sterk lijken op passages in de Popular-wissenschaftliche Vorlesungen van Mach, dat men bijna van plagiaat zou spreken. Het is bij denkers die als 'hoogst origineel' to boek staan soms buiten- gewoon lastig om er achter to komen in hoeverre zij inderdaad oor- 45

Transcript of Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om...

Page 1: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

Ludwig WittgensteinH. Fuser

Wittgenstein is een van de meest raadselachtige figuren uit de geschie-denis van de filosofie. Speciaal de Logisch-filosofische verhandeling ofTractatus is na zijn dood een onuitputtelijke bron voor interpretatiegeworden. Dit werk werd al in 1918 voltooid, maar nog steeds stelt hetcommentatoren voor problemen. Zelden is zo'n mengeling van logi-sche, ontologische, taalfilosofische, wetenschapsfilosofische, antifilo-sofische en mysticistische opmerkingen in een werk verenigd. Geenwonder dat commentatoren het spoor bijster raakten en zich dan maarliever beperkten tot een onderdeeltje van de verhandeling. Zo is hetmogelijk gebleken artikelen to schrijven die als titel een nummer vaneen alinea van de Tractatus dragen. Daarbij hebben sommige auteursformele methoden niet geschuwd, ook al bestonden die in de tijd vanWittgenstein nog niet eens.

Plaatsing van Wittgenstein in het kader van filosofie rond de eeuw-wende van 1900 levert een aantrekkelijke vraagstelling op: is het mo-gelijk de ideeen van Wittgensteins merkwaardige boek in verband tobrengen met verschillende stromingen die bij de overgang van de ne-gentiende op de twintigste eeuw opgang deden? In hoeverre slootWittgenstein aan bij filosofen die uitdrukkelijk een filosofische ver-nieuwing voorstonden, zoals Husserl en Russell?

De vraag door wie Wittgenstein tijdens het schrijven van de Tractatuszou kunnen zijn beinvloed houdt historici al geruime tijd bezig. Veelaandacht is al besteed aan het werk van Hertz; betrekkelijk nieuw is deontdekking dat enkele stellingen van de Tractatus zo sterk lijken oppassages in de Popular-wissenschaftliche Vorlesungen van Mach, datmen bijna van plagiaat zou spreken.

Het is bij denkers die als 'hoogst origineel' to boek staan soms buiten-gewoon lastig om er achter to komen in hoeverre zij inderdaad oor-

45

Page 2: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

spronkelijk zijn en in hoeverre zij conclusies van anderen verwerken.Het schoolvoorbeeld was tot voor kort de Duitse logicus Frege, wiens'formidabele prestaties' Wittgenstein expliciet erkende. Freges ver-nieuwing van de logica lijkt in 1879 helemaal uit het niets to zijnvoortgekomen. Niettemin is uit recent onderzoek gebleken dat Fregewel degelijk voortging op werk van anderen. Door systematisch deliteratuur na to gaan die Frege in zijn boek over de grondslagen van derekenkunde van 1884 noemt, kunnen opvallende overeenkomsten wor-den vastgesteld tussen delen van zijn eerste logische werk van 1879 enfragmenten van andere auteurs, waaronder Gauss en Herbart. Het bij-zondere van Frege blijkt dan uit de briljante wijze waarop hij zoge-zegd de verschillende puzzelstukjes van anderen tot een coherente ennieuwe logische theorie weet to combineren.

De vraag is of zoiets ook bij Wittgenstein het geval zou kunnen zijn -ofschoon de coherentie van zijn nieuwe theorie misschien meer in zijngedachten bestond en het juist de veelheid van verschillende invloedenis die de Tractatus zo problematisch maakt. De moeilijkheid is echterdat Wittgenstein anders dan Frege opzettelijk geen of nagenoeg geenbronnen aangeeft:

In hoeverre mijn inspanningen met die van andere fdosofen[!] samen-vallen, ga ik niet beoordelen. Nee, wat ik hier heb geschreven, maaktin detail[!] helemaal geen aanspraak op nieuwheid; en daarom geef ikook geen bronnen aan, omdat het mij koud laat of datgene wat ikgedacht heb, voor mij al door een ander is gedacht.

Toch noemt Wittgenstein in de Tractatus nog wel enkele namen vanauteurs: Frege, Hertz, Mauthner, Russell en Whitehead. Hiervan lijktde antifilosoof Mauthner echter al meteen of to vallen. Want aan debekende stelling dat "alle filosofie taalkritiek is" voegt Wittgensteintoe: "Weliswaar niet in de zin van Mauthner" (4.0031). Dus MauthnersBeitrage zu einer Kritik der Sprache of diens Worterbuch der Philoso-phie stond Wittgenstein niet zozeer als voorbeeld voor ogen - wat nietwil zeggen dat hij die werken nooit ingekeken zou hebben. Wel kanworden aangenomen dat Wittgenstein, net zoals Weininger, Mauthnermaar een platte geest (Flachkopf) vond.

Ook anders dan bij Frege en een gelukkige bijkomstigheid is wel datvan Wittgensteins vroege dagboeken nog iets bewaard is gebleven, omprecies to zijn een uit de periode tussen 22 augustus 1914 en 22 juni

46

IT W

Page 3: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

1915, en een uit de periode tussen 15 april 1916 en 10 januari 1917.Deze laten voor een deel zien hoe Wittgensteins denkbeelden zich indie tijd ontwikkeld hebben en ook hoe hij nog in een schijnbaar ver-gevorderd stadium de moed bijna opgeeft.

Helaas helpen deze aantekeningen niet echt als het er om gaat andereinspiratiebronnen to vinden. Met een duidelijke uitzondering: in detweede helft van 1916 leest of herleest Wittgenstein kennelijkSchopenhauer, want hij citeert bijna letterlijk uit Die Welt als Willeand Vorstellung. lets daarvan keert terug in de Tractatus, met name inhet volgende fragment (5.63): "Ik ben mijn wereld. (De microkosmos)".De oorspronkelijke passage luidt in Wittgensteins aantekeningen(12.10.1916): "Het is waar: de mens is de microkosmos. Ik ben mijnwereld". Schopenhauer had geschreven: "Ieder is dus (...) de hele we-reld zelf, de microkosmos".

Hier toont zich het raadsel Wittgenstein al in optima forma: hoe kaneen volgeling van Frege, de grootste logicus na Aristoteles, instemmenmet een holist als Schopenhauer? Was Wittgenstein zo schizofreen dathij zich nu eens logicus, dan weer mysticus voelde?

Wittgensteins brieven munten evenmin als Freges correspondentie uitdoor verwijzingen. De eerder genoemde Mach is een van de weinigeuitzonderingen: Wittgenstein schrijft aan Russell in januari 1913 datdeze in zo'n verschrikkelijke stijl schrijft dat hij er bijna misselijk vanwordt. Helaas is er uit die periode geen dagboek meer over. Wel lijktWittgenstein in een notitie van 12 oktober 1916 terug to denken aanMachs opmerkingen over het 6enrichtingskarakter van de tijd (dieEinsinnigkeit der Zeit); misschien reflecteerde hij toen over eerdergemaakte aantekeningen naar aanleiding van Machs Popular-wissen-schaftliche Vorlesungen.

Tenslotte zijn er nog de veelgeciteerde opmerkingen die Wittgensteinlater maakte - als hij zegt to zijn beinvloed door Boltzmann, Hertz,Schopenhauer, Frege, Russell, Kraus, Loos, Weininger, Spengler enSraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van deTractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten beschouwing wordengelaten. Van de anderen inspireerden Boltzmann en Hertz kennelijkWittgenstein op het gebied van de filosofie van de natuurwetenschap-pen, Schopenhauer op het gebied van de ethiek, Frege en Russell op

47

Page 4: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

het gebied van de logica en de filosofie van de wiskunde, Kraus enLoos op het gebied van taal, kunst en cultuur. Maar Weininger?

Hier blijkt weer het raadsel Wittgenstein: hoe kan een leerling vanRussell, voorstander van een wetenschappelijke aanpak op alle gebie-den, bewonderaar zijn van een warhoofd dat zich to buiten ging aanongegronde generalisaties? Stilstaan bi j de kwestie Weininger maakthet mogelijk om alvast een beweging van rond de eeuwwende wat na-der toe to lichten: het mysticisme waar Wittgenstein ook niet on-gevoelig voor was. Eerder werd de vraag gesteld of Wittgenstein zichnu eens logicus, dan weer mysticus voelde. Maar zou het niet zo zijndat Wittgenstein van zichzelf juist dacht dat hij "de problemen in es-sentie definitief had opgelost, omdat hij er naar zijn mening in ge-slaagd was logicisme en mysticisme, logica en mystiek op een coheren-te manier to verenigen?

Het is nauwelijks mogelijk het over de eeuwwende of althans over hetbegin van de twintigste eeuw to hebben, zonder aandacht to bestedenaan Weiningers Geschlecht and Charakter. Het verscheen in mei 1903en had in twee jaar tijd al zeven drukken; vervolgens werd het bijnaelk jaar herdrukt. In hedendaagse ogen onbegrijpelijk - wat een ver-schrikkelijk boek - maar wel tekenend voor die tijd. Was Wittgensteinvoornamelijk geimponeerd door Weininger vanwege diens preoccupatiemet sexualiteit en was hij hem dankbaar voor zijn conclusie dat homo-sexualiteit geen 'anomalie' is? Of betekende Weiningers boek meervoor hem, bijvoorbeeld omdat dit hem al in zijn jeugd de diepte vanlevensproblemen liet zien?

Het is mogelijk dat Wittgensteins kennis van de filosofie aanvankelijkbuitengewoon beperkt was en dat hij er pas door Weininger toe werdgebracht filosofen zoals Schopenhauer to lezen. Want Weiningerhechtte veel waarde aan diens ideeen; met name het idee van "de zielvan de mens als de microkosmos" wordt ook door hem uitgebuit. Daar-bij komt dat Weininger de neiging heeft om enkele van zulke ideeentot principe to verheffen, een aanpak die door Wittgenstein als ama-teurfilosoof gretig werd overgenomen. Bijvoorbeeld in 6.45:

De aanschouwing (Die Anschauung) van de wereld sub specie aetemiis haar aanschouwing als-begrensd-geheel. Het gevoel van de wereldals begrensd geheel is het mystieke (das Mystische).

48

Page 5: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

Weininger had geschreven dat Weltanschauung niet de grote synthese isdie iemand van achter zijn bureau, to midden van een grote biblio-theek, tot stand brengt; Weltanschauung is iets wat beleefd wordt en alsgeheel toch helder en ondubbelzinnig kan zijn. Wel komt zo'nWeltanschauung in de zin van "aanschouwing van de wereld als geheel"met name tot stand bij mensen die iets betekenen (bedeutendeMenschen) zoals filosofen en kunstenaars, kortom genieen. Hij schrijftdan ook: "de mens die lets betekent heeft de hele wereld in zich, hetgenie is de vitale microkosmos".

Wittgenstein 'objectiveert' deze gedachte zogezegd door niet over spe-ciale mensen to spreken, maar over een bijzondere beschouwingswijze:sub specie aeternitatis, in het licht der eeuwigheid. Wittgensteinkennersverwijzen hier altijd naar Schopenhauer die op zijn beurt Spinoza ci-teert. Het denkbeeld van een bijzondere beschouwingswijze is niet ietsvreemds voor de tijd omstreeks 1900 waarin aan kunst en kunstenaarsin hedendaagse ogen zo'n 'overschatte waardering' wordt toegekend.Ook door Wittgenstein, zoals blijkt uit zijn aantekeningen uit septem-ber-oktober 1916, met name die van 7 oktober 1916:

Het kunstwerk is het object sub specie aetemitatis gezien; en het goe-de leven is de wereld sub specie aeternitatis gezien. Dit is het verband(der Zusammenhang) tussen kunst en ethiek.

Wat dat betreft was Wittgenstein een kind van zijn tijd: rond de eeuw-wisseling bestond er bij sommige, zo niet bij veel algemeen ontwik-kelde mensen, die allemaal Schopenhauer lazen, een grote belangstel-ling voor "leven, kunst en mystiek". Zij hebben het gevoel dat zij zichmoeten "verhef fen boven het aardsch gedoe" en dat daartoe kunst eenmogelijkheid biedt. Aanwijzingen daarvoor worden in de mystiek ge-vonden: Jacob Bohme, Meister Eckart en de Bhagavad-Gita wordengretig gelezen.

Wetenschap wordt door deze neo-mystici met argwaan bekeken: we-tenschappelijke werkwijzen zouden wijsheid in de weg staan. Russellnoemde dit de negatieve kant van het mysticisme. Een sprekend voor-beeld hiervan levert een Nederlands auteur, als hij schrijft:

Der tegenwoordige wetenschap echter is niets heilig; is eenmaal eeninvloed geconstateerd, dan moet hij worden onderzocht, en gebrachtbinnen oude, intellectuele cathegorieen, en beantwoord moeten daar-

49

Page 6: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

over de vragen: "hoe oud?" - "hoe ver?" - "hoe groot?" - "hoe sterk?"en "hoe duur?".

Maar wiens gevoel nog treden kan buiten de dressuur van publiekeverstandhouding en wiens fijnere waarneming is gekweekt en geeerden niet als 'niet ter zake' opzij geschoven, die zal vast vertrouwen opzijn droomgezichten en voorgevoelens, zonder to willen begrijpen; diezal de hem gegeven teekenen buiten zijn hoofd om verstaan, en diezal ieders karakter lezen uit zijn aangezicht, of lichter en direkter uitzijn handen, waar geen maskers van comedie en behaagzucht of torukken vallen; voor hem staan de meest beroemde en geleerde man-nen, met zelfgenoegzaamheid op hun gelaat, door dwazen toegejuicht,bewonderd en op een troon gehouden - naakt ontdaan van die gloriedaar, na een blik op hun handen. En de handigsten rhetor of philo-soof, waartegen hij geen woord kan zeggen, zijn handen zullen hemontmaskeren.

Maar niet voor wie de Physiognomiek van Lavater of de Chiromantievan Papuss heeft bestudeerd, of ook maar eenige intellectuele attentiein zijn intuitieve aanschouwing heeft gemengd.

Dit krasse staaltje van anti -intellectualisme is afkomstig van L.E.J.Brouwer, die kennelijk ook zijn Weininger kende. Deze had geschre-ven dat ieder mens nu eenmaal onafhankelijk van ervaring fysiono-miek bedrijft. Alleen hield de schrijver van Geschlecht and Charakterhet niet voor onmogelijk tot een wetenschappelijk systeem hiervoor tokomen.

Ook Wittgenstein hield zich met dit snort zaken bezig, zoals blijkt uitzijn aantekeningen van 15 oktober 1916:

Een opvatting: zoals ik uit mijn fysionomie tot mijn geest (karakter,wil) kan concluderen, zo kan ik dat ook uit de fysionomie van elk dingtot de geest (wil) ddarvan.

Kan ik echter uit mijn fysionomie tot mijn geest concluderen (schlies-sen)? Is dit verband niet zuiver empirisch?

Toch is het bijzondere van Wittgenstein dat hij niet echt voor de nega-tieve kant van het mysticisme kiest. Hij komt tot een Weltanschauungwaarin zowel 'discursieve' wetenschap als intuitieve 'openbaring' (in

50

Page 7: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

niet-religieuze zin) een plaats hebben. Zijn beroemde brief van 19augustus 1919 aan Russell licht al een tip je van de sluier op:

Ik ben bang dat je mijn voornaamste opvatting niet echt door hebt; dehele kwestie van de logische uitspraken is hier alleen maar een uit-vloeisel van. Het voornaamste punt is de theorie over wat uitgedrukt(gezegd) kan worden door uitspraken - d.w.z. door taal - (en, wat ophetzelfde neerkomt, wat gedacht kan worden) en wat niet kan wordenuitgedrukt door uitspraken, maar alleen maar getoond (gezeigt) kanworden. Dat is volgens mij het kardinale probleem van de filosofie.

Met andere woorden: wetenschap houdt zich bezig met alles wat ge-zegd kan worden, maar er zijn ook zaken die niet gezegd kunnen wor-den, maar wel getoond kunnen worden (6.522).

Met het onderscheid tussen wat gezegd kan worden en wat getoondkan worden, lijkt een duidelijke vooruitgang geboekt op diegenen diealleen maar opmerken dat sommige dingen wel en andere dingen nietgezegd kunnen worden. Wat dat betreft is het voorwoord van deTractatus en de laatste stelling (7) - "Waarvan men niet spreken kan,daarover moet men zwijgen" - lichtelijk misleidend. Onzegbaarheid(ineffability) is, om met William James to spreken, alleen maar eennegatief kenmerk.

Het merkwaardige is dat Wittgenstein aan zijn positieve karakterise-ringen van het mystieke komt bi j zijn onderzoekingen naar de grond-slagen van de logica. Vandaar zijn uiteindelijke gevoel dat hij logicaen mystiek kan verenigen. Hoe dit plaatsvond is echter geen kwestievan filosofie van de logica alleen. Het is waar dat Wittgenstein zichaanvankelijk als leerling van Russell hoofdzakelijk met de grondslagenvan de logica bezighield; ook dat hij kritiek had op de wijze waaropRussell bijvoorbeeld de logische versie van zijn paradox van "de verza-meling van alle verzamelingen die zichzelf niet als element bevatten" inPrincipia mathematica meende to kunnen oplossen. Maar men zouWittgenstein onrecht aandoen door hem alleen als logicus to zien. Ookandere gebieden die omstreeks 1900 een vernieuwing ondergaan wor-den door hem betreden. Misschien is het niet al to gewaagd om to stel-len dat het uitzonderlijke van Wittgensteins Tractatus is dat daarinzoveel terreinen worden bestreken. Sterker nog: de auteur kon vanmening zijn dat hij de problemen van de filosofie in essentie definitiefhad opgelost, doordat hij de voornaamste nieuwe theorieen en be-

51

Page 8: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

schouwingen van de eeuwwende vanuit een hoger standpunt tot eencoherent geheel wist to verenigen. In dat geval kan aan Wittgensteinmeer recht worden gedaan door de Tractatus to beschouwen als eenpoging om zes richtingen to combineren:

(1) realiteitstheorie (Husserl, Russell);(2) taaltheorie (Frege, Husserl);(3) logische theorie (Frege, Russell);(4) wetenschapsbeschouwing (Hertz);(5) filosofiebeschouwing (Boltzmann);(6) levensbeschouwing en mystiek (Schopenhauer).

Om to beginnen was Wittgenstein wellicht al vroeg geinteresseerd in de(laatste) drie genoemde vormen van 'wereldbeschouwing'. Dit moetvoor hem een probleem geweest zijn: hoe kan men een hertziaansemodelopvatting over wetenschap en een boltzmanniaanse anti-metafy-sische instelling verenigen met een mystiekgericht gevoel? Zou hetbijzondere van Wittgenstein niet zijn dat hij dit probleem dacht tokunnen oplossen door de (eerste) drie genoemde theorieen, dus eenrealiteitstheorie, een taaltheorie en een logische theorie gezamenlijk toontwikkelen? Hoe dan ook, Wittgenstein bracht iets nieuws; denkersvoor hem kwamen hoogstens toe aan een combinatie van twee van dezetheorieen; daarbij kwam dat Wittgenstein geen van de pogingen vanmet name Frege, Husserl en Russell bevredigend kon vinden: van eenechte integratie was bi j hen geen sprake.

Er is nu al een filosoof genoemd waar nergens door Wittgenstein inzijn vroege werk naar wordt verwezen: Husserl. Dit is de eerste auteurdie aan Wittgenstein context of discovery wordt toegevoegd; de tweedeis Couturat - ook deze gaf een aantal overwegingen waar Wittgensteinvan gebruik zou kunnen hebben gemaakt. Het ligt zelfs voor de handom met de laatste to beginnen omdat Couturat ook vanuit de logicabegonnen is en zich expliciet bewust was van het verband tussen logicaen taaltheorie. Betoogd zal worden dat het punt waar Couturat stopt,precies het punt is waar Wittgenstein op inspringt.

Couturat was een Franse wiskundige en Leibniz-kenner die vooralbekend werd door zijn boek over de grondslagen van de wiskunde - inde lijn van Russell - dat ook in het Duits werd vertaald. Dit werkwerd niet in het minst bekend door een appendix over Kants filosofievan de wiskunde. Het zou wet heel vreemd zijn als Wittgenstein dit

52

Page 9: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

boek niet tenminste had ingezien. Bovendien zijn er enkele opvallendeterminologische overeenkomsten tussen beide denkers. Zowel Couturatals Wittgenstein spreken over logische methode en wiskundige methode.Kants probleem van de symmetrische figuren die wet congruent zijn,maar niet met elkaar tot dekking zouden kunnen worden gebracht,wordt vanzelfsprekend door Couturat uitgebreid behandeld; hierbijwijst hij ook op de aanwezigheid van dit probleem in een eendimen-sionale ruimte en Wittgenstein hoefde dit alleen maar over to nemen(zie 6.3611). Alleen zou Wittgenstein hier ook direkt bij Mach hebbenkunnen aangeknoopt.

Couturat onderscheidde ook zuivere meetkunde, als een apriorischewetenschap, van toegepaste meetkunde als een empirische weten-schap - niets nieuws natuurlijk, maar hij noemde de zuivere meet-kunde 'het logische deel' van de toegepaste meetkunde en dit komtdicht bij Wittgensteins opvattingen over wereldbeschrijvingen doormiddel van mechanica. Alleen weet Wittgenstein - wellicht dankzijzijn bestudering van Hertz - een voor hem bevredigende formuleringto vinden door vorm en inhoud van wereldbeschrijvingen to onder-scheiden (vergelijk 6.32, 6.33, 6.34 en 6.36).

Zoals gezegd was Couturat ook geinteresseerd in taal, maar die in-teresse komt in een andere publikatie naar voren: zijn bijdrage overlogica in het eerste deel van de bekende Encyclopadie der philoso-phischen Wissenschaften van 1912. Het gedeelte dat over eigenlijkelogica gaat, bevat at heel wat aanknopingspunten voor Wittgensteinsopvattingen over een logisch symbolisme, maar dat is geen verrassingals men in aanmerking neemt dat Couturat in de lijn van Frege enRussell to werk gaat. Alleen in de laatste paragraaf, 'Logica en taal'(Die Logik and die Sprache), geeft Couturat een uitgebreide be-schouwing over de meerduidigheid van natuurlijke (d.w.z. historische)talen, met de eis van eenduidigheid voor een kunsttaal die logisch enhelder is. Wittgenstein laat zich in die zin uit als hij onderscheid maakttussen de omgangstaal en een 'tekentaal' (Zeichensprache) die aan delogische syntaxis gehoorzaamt (3.322 - 3.325).

Voorts kent Couturat aan talen een 'innerlijke Logica' toe en daarmeelijkt hij vooruit to lopen op Wittgensteins opvattingen over de taal-logica (Sprachlogik) van de omgangstaal. Alleen komt Couturat niet zoerg ver; natuurlijk wijst hij op het voorkomen van samengestelde uit-drukkingen zoals Wittgenstein dat doet aan de hand van het woord

53

Page 10: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

'ambulo' (4.032), maar hij mist Wittgensteins voornaamste stelling opdit punt:

Een uitspraak (Satz) is slechts in zoverre een beeld van een situatie(Sachlage) als zij logisch geleed (geglieden) is.

Couturat had namelijk geen realiteitstheorie. Wel geeft het idee vaninterpretatie van formele axiomasystemen van zgn. "elementaire zin-nen" in de werkelijkheid hem grote problemen:

Wie garandeert ons bovenal dat de werkelijkheid met de logica over-eenkomt - daaraan conform is - en dat de bestaande entiteiten dewetten van de logica niet heimelijk schenden?Men ziet, dat de logische methode die door wiskundigen geregeldwordt toegepast, serieuze metafysische problemen geeft of onverhooptwakker roept.

Tot zover Couturat. Diens Engelse collega Russell had echter wel eenaanzet gegeven tot een realiteitstheorie en iets daarvan was zelfs inPrincipia mathematica terechtgekomen:

Het universum bestaat uit objecten die verschillende eigenschappenhebben en in verschillende relaties staan. Sommige van de objectendie in het universum voorkomen zijn complex. Wanneer een objectcomplex is, bestaat het nit onderling gerelateerde delen. Laten we eencomplex object beschouwen dat samengesteld is uit twee delen a en bdie met elkaar in de relatie R staan. Neem aan dat het complex 'a-in-de-relatie R-met-b' waargenomen kan worden; wanneer het wordtwaargenomen, wordt het waargenomen als een object. Neem aan dataandachtige beschouwing laat zien dat het complex is; we oordelendan dat a en b in de relatie R staan. Zo'n oordeel dat afgeleid is uitwaarneming op grond van uitsluitend aandachtige beschouwing, kaneen 'waarnemingsoordeel' worden genoemd.

Maar nadere uitwerking van deze gedachtengang bleek problematisch:

In feite kunnen we waarheid met betrekking tot zulke oordelendefinieren als bestaande uit het feit dat er een complex is dat over-eenkomt met (corresponding to) de discursieve gedachte gevormd doorhet oordeel. Dat wil zeggen, wanneer we oordelen 'a heeft de relatieR tot b', dan heet ons oordeel waar als er een complex 'a-in-de-rela-tie-R-met-b' is, en onwaar als dit niet het geval is.

54

Page 11: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

Het probleem met deze definitie is volgens Wittgenstein dat elke on-zinnige uitspraak onwaar wordt; hierdoor zou de ontkenning van eenonzinnige bewering waar moeten zijn, hoewel er geen complex meecorrespondeert. (Wittgensteins voorbeelden zijn: 'Plato Socrates' en 'deeigenschap niet groen to zijn, is niet groen'.) Dit kan uiteindelijk eenreden voor Wittgenstein zijn geweest om niet met een theorie overzinnen to beginnen, maar met een theorie over de realiteit. En zo be-gint dan ook de Tractatus met "De wereld is alles, wat het geval is,en - contra Russell - "De wereld is de totaliteit van feiten, niet vandingen". Aanvankelijk moet Wittgenstein gedacht hebben dat hij meteen logische syntaxis zou moeten beginnen, maar een aspect van zijntheorie maakte dat uiteindelijk niet mogelijk. Hij werd gedwongen omhet 'corresponderen', waar Russell het over had, op to vatten als hethebben van dezelfde 'logische vorm' van zowel een beschrijvende zinals het beschreven complex. Om dit mogelijk to maken vatte hij be-schrijvende zinnen zelf (ook) op als feiten, zodat hij tenslotte met fei-ten moest beginnen. Daarbij moest hij, om Russells probleem to kun-nen oplossen, zoiets als 'mogelijke feiten' onderkennen.

Hier was de keuze van een goede terminologie belangrijk. Couturathad dat niet gedaan toen hij schreef:

Een oordeel is bovenal de bevestiging van een feit; het is juist als hetfeit werkelijk is, en onjuist als het feit onwerkelijk is.

Het is begrijpelijk dat Wittgenstein deze terminologie niet overnam.Gelukkig was er een auteur die min of meer zelfstandig al een reali-teitstheorie had uitgedacht: Husserl, de andere auteur naast Couturatwaardoor de context of discovery van Wittgensteins Tractatus begrijpe-lijker wordt. Dit geldt met name voor de achtergrond van de stellingenvan de Tractatus die aan de zgn. beeldtheorie voorafgaan (met name decommentaren op 2.01).

Al stelling 2, 'Wat het geval is, een feit, is het bestaan van situaties'(Was der Fall ist, die Tatsache, ist das Bestehen von Sachverhalten),doet sterk denken aan Husserls formulering dat 'een feit' (die Tat-sache) 'de in zijnswijze gestelde situatie' (der in der Seinsweise ge-setzte Sachverhalt) is. Alleen worden 'situaties' (Sachverhalte) bijWittgenstein als 'simpele situaties' opgevat die beschreven kunnenworden zonder gebruikmaking van logische voegwoorden; het zijnpure verbindingen van ob jecten in de ruime zin van het woord - in-

55

1w

Page 12: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

clusief eigenschappen en relaties, maar exclusief logische betrekkin-gen. Want zoiets als'logische objecten' zijn er niet.

Wat dat betreft lijkt Wittgenstein dicht aan to sluiten bij Otto Selz, dieechter de voorkeur gaf aan de term 'Sachverhaltnis' boven 'Sachver-halt', juist om de nadruk to leggen op de verbinding van objecten.Meinong daarentegen achtte een term als 'Sachverhalt' niet zo geschiktomdat die niet zo gemakkelijk kan worden gebruikt voor situaties datiets niet het geval is. Maar dit kan juist de reden zijn waaromWittgenstein de term 'Sachverhalt' wel bruikbaar achtte.

(Aan de andere kant zijn feiten (Tatsachen) bij Wittgenstein nietnoodzakelijk eenvoudig of simpel; zij zijn to beschrijven met behulpvan meerdere zinnen voor situaties (Sachverhalte) of, anders gezegd,zij corresponderen met afbeeldingen die doorgaans complex zijn.)

Belangrijk is dat Wittgenstein van begin of aan zijn realiteitstheorie zoopzet dat hij een bijbehorende logische theorie kan ontwikkelen. Dit iseen duidelijk verschil met Husserl die in de eerste plaats geinteresseerdis in de relaties die mensen tot situaties hebben. Wittgenstein gaat hetdaarentegen primair om de relatie tussen uitspraken (Satze) en situa-ties. Hij neemt geen genoegen met de opvatting dat een uitspraak(Satz) net zo een situatie (be)noemt, als naamwoorden dingen, eigen-schappen of relaties aanduiden. De laatste opvatting is die van Husserl.Ook betrekt Wittgenstein pas in laatste instantie het subject in zijnbeschouwingen. Dus hij nam een opvallende vernieuwing in de filoso-fie van rond de eeuwwende van 1900 niet klakkeloos over.

De overeenkomsten van Husserl en Wittgenstein zijn niet alleen vanterminologische aard. Er kan een parallel worden gezien tussenHusserls leer van gehelen en delen en een uiterst belangrijk aspect vanWittgensteins realiteitstheorie - of moet men zeggen 'realistische logi-ca'? - dat al naar voren komt in de uitwerkingen van het eerste com-mentaar (2.01) op stelling 2 - "Een situatie is een verbinding van objec-ten (zaken, dingen)" (2.011):

Het is essentieel voor een ding dat het bestanddeel van een situatiekan zijn.

56

IT i

Page 13: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

Wellicht is bet voldoende om uit Husserls uiteenzetting een korte pas-sage to lichten; bet gaat hier om noties als 'zelfstandig' en 'onzelf-standig':

Ter vaststelling van bet begrip 'onzelfstandigheid' is bet al voldoendeto zeggen dat een onzelfstandig object dat wat bet is (d.w.z. krachtenszijn wezensbepalingen) slechts in een omvattender geheel kan zijn. Invoorkomende gevallen zal bet object echter nu eens van deze, danweer van gene aard zijn en daarmee varieert ook de soort aanvullingdie bet behoeft om to kunnen bestaan.

Van de relevante commentaren op de zojuist geciteerde stelling (2.011)van Wittgenstein is wellicht bet volgende bet meest pregnant (2.0122):

Een ding is zelfstandig, voorzover bet in alle mogelijke situaties kanvoorkomen, maar deze vorm van zelfstandigheid is een vorm vansamenhang met een situatie, een vorm van onzelfstandigheid.

Belangrijk bij Husserl zijn twee stellingen, to weten (1) de relatieveonzelfstandigheid gehoorzaamt aan een a priori wet, en (2) die onzelf-standigheid is een wezensbepaling. Wittgenstein neemt beide ook aan,hoewel hij de term 'a priori' pas verderop in de Tractatus gebruikt. Ineen volgend commentaar spreekt hij van 'de aard van een object' (inder Natur des Gegenstandes) en daarna gebruikt hij de uitdrukking'interne eigenschappen' (interne Eigenschaften). En uitgerekend daar-over heeft Wittgenstein een stelling die de vereniging van logica en9mystiek' - in de zin van Wittgensteins uitleg in de genoemde brief aanRussell - onderbouwt.

De stelling over interne eigenschappen die zo fundamenteel is voorWittgensteins vroege filosofie wordt door hem pas gegeven nadat hijbeschrijvende uitspraken of zinnen (Satze) als talige feiten heeft in-gevoerd en de noties van 'interne eigenschap' en 'interne relaties' heeftgegeneraliseerd (4.122):

Het bestaan van zulke interne eigenschappen en relaties kan echterniet in uitspraken (Sdtze) worden beweerd (behauptet); bet wordtgetoond (es zeigt sich) in de uitspraken die de betreffende situatierepresenteren (darstellen) en over (von) de betreffende objecten gaan(handeln).

57

Page 14: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

Kennelijk kwam Wittgenstein er niet uit met alleen een realiteitstheo-rie en een logische theorie. Hi j had een taaltheorie nodig om de zaakrond to maken. Eerder is gesproken over de mogelijkheid iemandskarakter uit zijn gelaatstrekken to kunnen opmaken. Het is opmerke-lijk dat Wittgenstein juist eenzelfde terminologie kiest voor interneeigenschappen (4.1221):

Een interne eigenschap van een feit kunnen we ook een 'trek' van ditfeit noemen. (In de zin waarin we bijvoorbeeld van gelaatstrekkenspreken.)

Bovenstaande beschouwingen zijn in hoge mate abstract. Gelukkiggeeft Wittgenstein in aansluiting op de zojuist geciteerde passage eenvoorbeeld (4.123):

Deze blauwe kleur en die blauwe kleur staan in de interne relatie vanhelderder en donkerder eo ipso.

Husserliaanser kan het haast niet, zou men zeggen; zelfs de uitdruk-king eo ipso zou zo uit de Logische Untersuchungen kunnen zijn over-genomen.

De zaak is bijna rond: het 'mystieke' is voor een deel teruggebracht totbepaalde ('interne) 'eigenschappen' en 'relaties'. Behalve de negatieveeigenschap van onzegbaarheid is er de positieve van toonbaarheid.Blijven nog over de mystieke gevoelens met betrekking tot 'de wereldals geheel'. Het zou mooi zijn als deze op soortgelijke wijze kondenworden behandeld. Eenvoudig is dit niet: zulke gevoelens zijn namelijkgebonden aan een menselijk subject. Er is een principieel onderscheidtussen de 'natuurnoodwendige' tekens van de logica (6.124) en de kop-peling van 'taal' en 'mij'. Voor de logica hoeven wij zelf niet to zor-gen. (Vergelijk 5.473: "De logica moet voor zichzelf zorgen".) Pas bijtoepassingen van de logica, bij het gebruik van logische vormen voorwereldbeschrijvingen, kan niet meer van 'natuurnoodzakelijke' tekensworden gesproken. Zulke toepassingen zijn wel gebonden aan een taal-gebruiker, een menselijk subject. Diens taal 'beperkt' volgensWittgenstein als het ware zijn wereld en hierin vindt hij een mogelijk-heid om wederom 'toonbaarheid' ten tonele to voeren (5.62):

Dat de wereld mijn wereld is, wordt hierin getoond (zeigt sich darin),dat de grenzen van de taal (de taal die alleen ik begrijp), de grenzenvan mijn wereld betekenen (bedeuten).

58

Page 15: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

Vanuit deze, in essentie solipsistische positie is het althans verbaalgemakkelijk om via een microkosmos a la Schopenhauer en Weininger(5.63) de conclusie to bereiken dat het gevoel van de wereld als be-grensd geheel 'het mystieke' is (6.45).

De zaak is rond: dankzij een combinatie van elementen van verschil-lende theorieen en opvattingen van omstreeks de eeuwwende konWittgenstein van mening zijn dat hij een coherente filosofie had ge-formuleerd. Het kan echter zijn dat de late publikatie van de Logisch-filosofische verhandeling in 1921 en 1922 niet gunstig was voor dereceptie van de daarin uitgedrukte gedachten door diegenen die detypische eeuwwende-opvattingen al achter zich hadden gelaten ofnooit gekend hebben. Moge dit betoog tot een beter begrip ervan bij-dragen!

59

Page 16: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

Literatuur1. Boer, D. de en anderen 1972. Nederland rond 1900. Van Dishoeck, Bus-

sum.

2. Boltzmann, L. 1905. 'Ober eine These Schopenhauers'. Vortrag, gehaltenam 21. Januar 1905. In Wissenschaftliche Beilage zum achtzehnten Jahres-bericht (1905) der Philosophischen Gesellschaft der Universitdt zu Wien.Johann Ambrosius Barth, Leipzig. p. 41-62.

3. Brouwer, L.E.J. 1905. Leven, kunst en mystiek. J. Waltman Jr., Delft.

4. Couturat, L. 1905. Les principes des mathematiques. Avec un appendice surla philosophie des mathematiques de Kant. Felix Alcan, Paris.

5. Couturat, L. 1908. Die philosophischen Prinzipien der Mathematik. Deutschvon Dr. Carl Siegel, Privatdozent a.d. Wiener Universitat. Dr. WernerKlinkhardt, Leipzig.

6. Couturat, L. 1912. 'Die Prinzipien der Logik'. In Verbindung mit WilhelmWindelband herausgegeben von Arnold Ruge. In Encyclopadie derphiloso-phischen Wissenschaften. Erster Band: Logik. J.C.B. Mohr (Paul Siebeck),Tiibingen. p. 137-201.

7. Frege, G. 1879. Begnffsschrift, eine der arithmetischen nachgebildete For-melsprache des reinen Denkens. Louis Nebert, Halle.

8. Frege, G. 1884. Die Gnxndlagen der Arithmetik. Wilhelm Koebner, Breslau.

9. Hertz, H. 1894. Die Prinzipien der Mechanik in neuem Zusammenhangedargestellt. Mit einem Vorwort von H. von Helmholtz. Johann AmbrosiusBarth, Leipzig.

10. Husserl. E. 1913 (zweite Auflage). Logische Untersuchungen. Zweiter Band.Untersuchungen zur Phanomenologie and Theorie der Erkenntnis. MaxNiemeyer, Tiibingen. I. Teil.

11. James, W. 1902 (reprinted, with revisions 1902). The varieties of religiousexperience. A study in human nature. Being the Gifford Lectures on naturalreligion delivered at Edinburgh in 1901-192. Longmans, Green, and Co.,London.

12. Mach, E. 1910 (vierte vermehrte and durchgesehene Auflage). Populi r-wissenschaftliche Vorlesungen. Johann Ambrosius Barth, Leipzig.

13. Mauthner, F. 1909 (zweite Auflage). Beitrage zu einer Kritik der Sprache. 3Bande. Felix Meiner 1901ff, Leipzig.

14. Mauthner, F. 1909f. Worterbuch der Philosophie. 3. Bande. Felix Meiner,Leipzig.

15. Russell, B. 1914. Scientific method in philosophy. The Herbert SpencerLecture, delivered at the Museum, Nov. 18, 1914. The Clarendon Press,Oxford.

60

Page 17: Ludwig Wittgenstein - Universiteit Utrecht · 2020. 2. 26. · Sraffa. Aangezien het hier alleen om de context of discovery van de Tractatus gaat, kunnen Spengler en Sraffa buiten

16. Russell, B. 1914. Our knowledge of the external world as a field for scientificphilosophy. George Allen and Unwin, London.

17. Russell, B. 1914. 'Mysticism and logic'. In Hibbert Journal, 12. p. 780-783.

18. Schopenhauer, A. 1859 (dritte, verbesserte and betrachtlich vermehrteAuflage). Die Welt als Wille and Vorstellung. 2 Bande. F.A. Brockhaus,Leipzig.

19. Selz, O. 1913. Ober die Gesetze des geordneten Denkverlaufs. I. Spemann,Stuttgart.

20. Visser, H. 1990. 'Wittgenstein as a non-Kantian philosopher'. In E.Morscher and R. Stranzinger (eds.). Ethics, foundations, problems andapplications. Holder-Pichler-Tempsky, Wien. p. 399-405.

21. Visser, H. 1982. 'Wittgenstein debt to Mach's Popular Scientific Lectures'.In Mind 91. p. 102-105.

22. Visser, H. 1987. Logical analysis and ontological reconstruction. Twoprograms in the analytic tradition. Offsetdrukkerij Kanters, Alblasserdam.

23. Visser, H. 1990. The art of philosophical discovery. In R. Haller and J.Brandl (eds.). Wittgenstein - Toward a re-evaluation. Holder-Pichler-Tempsky, Wien. p. 261-267.

24. Weininger, O. 1903. Geschlecht and Charakter. Eine prinzipielle Unter-suchung. Wilhelm Braumuller, Wien/Leipzig.

25. Whitehead, A.N. and B. Russell 1910, 1912f. Principia mathematica. 3volumes. University Press, Cambridge.

26. Wittgenstein, L. 1925. 'Logisch-philosophische Abhandlung'. In Annalender Naturphilosophie, 14. p. 185-262.

27. Wittgenstein, L. 1922, 1933 (second impression with a few corrections).Tractatus Logico-Philosophicus. With an introduction by Bertrand Russell.Routledge and Kegan Paul, London.

28. Wittgenstein, L. 1961, 1979 (second edition). Notebooks 1914-1916. Editedby G.H. von Wright and G.E.M. Anscombe, with an English translation byG.E.M. Anscombe. Basil Blackwell, Oxford.

29. Wittgenstein, L. 1974. Letters to Russell, Keynes and Moore. Edited with anintroduction by G.H. von Wright, assisted by B.F. McGuinness. BasilBlackwell, Oxford.

61