Link to the Dutch PDF Gezondheid en samenleving
Transcript of Link to the Dutch PDF Gezondheid en samenleving
Gezondheid en Samenleving
brengt mensen samen
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
Voorwoord, Gezondheid en Samenleving...................................................................................................................3drs. T.M. (Dorrit) Gruijters, Directeur Coincide BV
Gedeeld eigenaarschap en bestuurlijke rust: dromenland of wenkend perspectief?.................................................4Prof. dr. P.L. (Pauline) Meurs, voorzitter Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving Gezondheid & Welzijn: een mensenrecht.................................................................................................................9 drs. H.J. (Bert) van der Hoek, voorzitter raad van bestuur Lentisdrs. M.H.P (Anemone) Bögels MBA, directeur Leven met Kanker
Substitutie van zorg: zijn we er klaar voor?..............................................................................................................12drs. J.F.M. (Jan Frans) Mutsaerts, huisarts, directeur Het Huisartsenteamdrs. M.L.F. (Maarten) Klomp, huisarts, medisch directeur De Ondernemende Huisarts
Lokaal Leiderschap...................................................................................................................................................15dr. R.H.M. (Roxanne) Vernimmen, voorzitter GGZ Altrechtdrs. N.F.J. (Norbert) Hoogers, divisievoorzitter Zorg & Gezondheid Achmea
Professional in the lead...........................................................................................................................................18Prof. dr. M.M. (Marcel) Levi, internist en voorzitter raad van bestuur AMC Amsterdam Prof. dr. S.E.J.A. (Sophia) de Rooij, internist, klinisch geriater en voorzitter Nederlandse Internisten Vereniging
De dokter is een vrouw, nu de hoogleraar en de zorgbestuurder nog!.....................................................................21dr. T.J. (Thea) Heeren, voorzitter raad van bestuur GGz Centraal
Let’s stick together..................................................................................................................................................24drs. D.M.F. (David) Jongen, voorzitter raad van bestuur Atrium-Orbisdrs. W.A. (Wim) van der Meeren, voorzitter raad van bestuur CZdrs. J.W.M.W. (Joël) Gijzen, directeur zorginkoop CZ Verwijzingen............................................................................................................................................................28
Coincide BV..............................................................................................................................................................29
Colofon.....................................................................................................................................................................29
Inhoud
1
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
2
prev
enti
e
kwaliteit van leven
vitaliteit
leefstijl
positieve gezondheid
veer
krac
ht &
eig
en re
gie
zelfmanagem
ent
shar
ed-d
ecis
ion
mak
ing
‘health is a human right’
‘to tackle health inequalities’
prof
essi
onal
in th
e le
ad
klinisch leiderschap
de dokter is een vrouw
loka
al le
ider
scha
pburgerraad
samenwerking
stick together
meerjarige afspraken
experimenterengede
eld
eige
naar
scha
p
best
uurl
ijke
rust
inhoudelijke keuzes
multidisciplinaire zorg
zorgpaden
samenhang
integratie
ketenzorg
decentralisatie
2e – 1e – 0e lijnsubstitutie
kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
3
De kwaliteit van de Nederlandse zorg behoort tot de top van
de wereld maar we zijn er niet trots op. We voelen ook geen
gedeeld eigenaarschap en nog nauwelijks een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Een gezamenlijke visie en gedeeld
eigenaarschap van alle betrokkenen, burgers, professionals,
aanbieders, inkopers en de lokale en nationale overheid, zal
onze zorgsector en de gezondheid van burgers op een nog
hoger niveau kunnen brengen.
Wat is kwalitatieve gezondheidszorg? Het betreft niet alleen
somatische en geestelijke gezondheidszorg maar zou in een
breder maatschappelijk perspectief gezien moeten worden.
Uitsluiting, schulden, sociale ellende en gebrek aan
levensperspectief leiden tot een slechtere gezondheid.
In plaats van af- en doorschuiven, zal het nemen van een
gezamenlijke verantwoordelijkheid zorgen voor meer
samenhang tussen de sectoren van belang voor een gezonde
bevolking. Daarbij is het doorbreken van de huidige grenzen
tussen eerste- en tweedelijnszorg, tussen somatische en
geestelijke gezondheidszorg en tussen de zorg en het sociale
domein essentieel.
Een samenhangend zorgsysteem betekent dat aanbieders,
gemeenten en verzekeraars moeten samenwerken onderling
als ook met de professionals zoals huisartsen, publieke
gezondheidszorgdiensten, medisch specialisten, thuiszorg
en welzijnswerkers. De beste resultaten kunnen we bereiken
door een geïntegreerd besluitvormingsproces zonder een ‘zij’
en ‘wij’ benadering. Management en professionals van de
verschillende sectoren zouden vanuit hun professionaliteit en
verantwoordelijkheid, zowel naar de individuele patiënt als
naar de gezondheidszorg in het algemeen, in gezamenlijkheid
moeten zorgen voor een verantwoorde ontwikkeling van onze
zorg- en welzijnsvoorzieningen.
Wellicht gaat meer vanzelfsprekend als we vrouwen een
grotere rol geven, niet alleen in de zorgverlening maar ook
in het beleid. Het talent is er en vrouwen werken al als
medicus of als gezondheidszorgprofessional. Creativiteit en
flexibiliteit zijn goede eigenschappen van vrouwen die veel
waarde kunnen toevoegen als het gaat om samenhang en
samenwerking, juist wat we nodig hebben.
Verschillende bestuurders geven in deze publicatie hun
visie op de ontwikkelingen in gezondheid en samenleving.
De publicatie is samengesteld door Coincide BV, een
organisatie die het innovatieproces van de zorgsector wil
faciliteren. We verbinden directies en bestuurders van zowel
Nederlandse als buitenlandse organisaties met elkaar om
kennisontwikkeling en innovatie te stimuleren. Zo willen
wij besluitvormers ondersteunen bij het aanjagen van
vernieuwing voor optimale samenwerking en duurzame
verbetering van de zorg in Nederland.
drs. T.M. (Dorrit) Gruijtersdirecteur, Coincide BV
Gezondheid en Samenleving
Dorrit Gruijters
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
44
Gedeeld eigenaarschap en bestuurlijke rust: dromenland of wenkend perspectief?Prof. dr. P.L. (Pauline) Meurs, voorzitter Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving
Pauline Meurs
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
5
Mark van Oosterhout
De Nederlandse gezondheidszorg staat er goed voor, zo
leren we uit verschillende internationale vergelijkingen.
Of het nu gaat om de kwaliteit van de medische
interventies, de wachttijden, de onderlinge solidariteit, de
toegankelijkheid of de verbinding tussen huisartsenzorg,
verpleeghuiszorg en ziekenhuiszorg, op al deze terreinen
kan Nederland de internationale toets der kritiek goed
doorstaan. Waarom dan niet meer trots, tevredenheid bij
alle betrokkenen? De Engelsen hebben de NHS, die er
naar de Nederlandse maatstaven niet al te best voor staat.
Toch wordt bij de opening van de Olympische Spelen in
Londen 3 jaar geleden, in een wervelende show, de NHS
gepresenteerd als Engeland’s grote trots. Los van het feit
dat wij de Olympische Spelen nooit zullen binnenhalen,
is het welhaast ondenkbaar dat wij de Nederlandse
gezondheidszorg als één van onze USP’s zouden
presenteren. Wel Philips, de Deltawerken, Rembrandt en
van Gogh. Waarom de zorg niet?
‘ De ‘hoe vraag’ levert oneindig veel meer op.’
De vraag stellen is makkelijker dan hem beantwoorden,
maar een bezoek aan Engeland geeft wel een indicatie.
Simpel gezegd: Engelsen spreken over ‘our NHS’. Het gaat
dan misschien niet zo goed met de NHS op dit moment
maar het is wel onze NHS. Dat gevoel van eigenaarschap
ontberen wij in Nederland ten enen male. Sterker nog, er is
een onuitroeibare neiging om in het geval van problemen
of calamiteiten naar de ander te wijzen, dan wel op zoek
te gaan naar de schuldige (liefst de ander). In een ander
verband heb ik betoogd dat dit een van de centrale
kenmerken is van bestuurlijk Nederland: meer aandacht
voor de ‘wie vraag’ dan voor de ‘hoe vraag’, terwijl het
evident is dat om verder te komen de ‘hoe vraag’ oneindig
veel meer oplevert. Denk maar aan een willekeurige
calamiteit, of een willekeurige zorginstelling die in de
problemen is gekomen: wie heeft dit veroorzaakt? Wie is
de schuldige? Wie kunnen we aansprakelijk stellen? Wie
moet vertrekken/aangeklaagd of veroordeeld worden? De
‘hoe vraag’ horen we veel minder: hoe heeft dit zo kunnen
gebeuren? Hoe hadden we dit kunnen voorkomen? Hoe
kunnen we hier van leren? Het werken met deze vragen
levert een reinigingsritueel op dat helpt om verder te gaan
en het beter te doen. Een schuldige aanwijzen doet dat niet.
Gedeeld eigenaarschapDe opgave die voorligt, is eenvoudig opgeschreven, moeilijk
uit te voeren maar wel nodig om verder te komen:
het werken aan een gedeeld eigenaarschap van de
Nederlandse gezondheidszorg. Goede zorg is een opdracht
aan ons allemaal. Om dit gedeelde eigenaarschap te
realiseren, rust er een extra verantwoordelijkheid op de
schouders van de meest invloedrijke partijen en personen
in de zorg: degenen die een sector, een beroepsgroep, een
bedrijfstak, een patiënten/cliëntengroep, het openbaar
bestuur of een politiek gedachtegoed representeren.
Nederland kent van oudsher een stelsel van publiek-
private verhoudingen met in het verleden veel invloed
van het maatschappelijk middenveld. Nederland staat
ook bekend om het corporatistisch model (poldermodel).
Het is zelfs even een exportartikel geweest. Die culturele
‘foot print’ mag niet veronachtzaamd worden. Engeland
kan als inspiratiebron dienen, maar niet meer dan dat.
De Engelsen hebben de NHS als een alles omvattend
publieksysteem opgericht met centrale sturing en als een
onvervreemdbaar recht van iedere burger gepositioneerd.
Het is die combinatie die van de NHS zo’n sterk beeldmerk
heeft gemaakt, maar het is evident dat de Nederlandse
gezondheidszorg met een andere ontstaansgeschiedenis
een andere route moet bewandelen.
‘ Een gevoel van gedeeld eigenaarschap, de principiële bereidheid om er samen uit te komen, is van belang om samen de zorg in Nederland te ontwikkelen.’
De eerste vraag die zich aandient is: wat wordt bedoeld
met eigenaarschap en met gedeeld eigenaarschap?
Het is tot op zekere hoogte een modieus begrip dat goed
past in deze tijd van zelfsturing, verantwoordelijkheden
die laag in de organisatie liggen en van de slogan:
vakmanschap is eigenaarschap.
Zonder hier een exposé te willen geven over de etymologie
van het begrip eigenaarschap is het belangrijk een kleine
afbakening toe te passen. Eigenaarschap kent twee
belangrijke dimensies:
Een formeel juridische dimensie
Een psychologische, inhoudelijke dimensie
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
6
De formeel juridische dimensie betreft alles wat te maken
heeft met rechten, formele aanspraken en waarde van het
bezit. Bij deze dimensie gaat het vooral om het beschrijven
en beschermen van bezit en het formeel vastleggen
wie daar aanspraak op kan maken. Belangrijk hierbij is
dat degene die eigenaar is ook zeggenschap heeft over
zijn bezit. Hij/zij gaat er zelf over en bepaalt wat er mee
gebeurt, zelfs als zo’n beslissing in de ogen van anderen
onverstandig is.
De psychologische, inhoudelijke dimensie gaat minder
over bezit, recht op dat bezit en de afbakening ervan ten
opzichte van andere eigenaren als wel om ‘het gevoel van
eigenaarschap’ op basis van kennis, betrokkenheid en
ervaren verantwoordelijkheid. Ook bij deze dimensie speelt
het aspect van zeggenschap een belangrijke rol. Ook al is
iemand in formele zin geen eigenaar van het ziekenhuis,
de vakgroep of het zorgstelsel, dan kan er wel degelijk
sprake zijn van een gevoeld eigenaarschap, een ervaren
verantwoordelijkheid en een overtuiging dat je er over moet
gaan omdat je er verstand van hebt of in de positie bent om
verbeteringen of veranderingen door te voeren.
In deze kleine beschouwing gaat het vooral over
eigenaarschap langs de tweede dimensie. De toevoeging
gedeeld is in feite een correctie op het begrip
eigenaarschap. Niet één partij heeft het alleenrecht maar
meerdere partijen voelen zich verantwoordelijk, betrokken
en deskundig en willen zeggenschap uitoefenen, initiatief
nemen, resultaten boeken en daar ook op aangesproken
worden. Gedeeld eigenaarschap betekent ook de principiële
bereidheid om er samen uit te komen.
Hoe doen we dat?Terug naar de vraag: is zo’n gedeeld eigenaarschap
mogelijk? En wat is daar dan voor nodig? Tijdens de
zorginnovatie bijeenkomst is deze vraag veelvuldig
besproken en van verschillende antwoorden voorzien.
De voorlopige stand van de antwoorden laat zich - mijn
woorden en selectie - in drie blokjes onderverdelen:
Randvoorwaarden: hoe spelen we het spel?
Inhoudelijke doelstellingen/missie: wat is de richting?
Eerste prioriteiten: waar kunnen we als eerste
aan werken?
Hoe spelen we het spel?Een kleine observatie: in een gesprek met enkele Engelse
collega’s roemden zij het initiatief van de zorginnovatie
bijeenkomst; bezoeken van een ander land met een groep
die dwars door de geledingen heen is samengesteld. Dat
moet gekoesterd worden, was hun welgemeend advies:
‘hold on and stick together’. Een mooie opmaat voor
de spelregels.
Stick together is inderdaad de meest essentiële voor-
waarde. Vooral als het tegenzit: niet afhaken, verwijten
of met modder gooien. Kortom - de ‘wie vraag’ tot taboe
verklaren. Als het tegenzit dan elkaar juist opzoeken, uitleg
vragen, uitpraten, desnoods even schelden en verder
werken. Belangen kunnen uiteenlopen en dat kan lastig zijn,
maar erkenning van de wederzijdse afhankelijkheid helpt
om toch verder te gaan. Overigens makkelijker gezegd dan
gedaan. Lees de lotgevallen van het bestuurlijk akkoord in
de GGz.
Een tweede voorwaarde is het werken met meerjarige
afspraken. Er is een grote behoefte aan bestuurlijke rust,
want dan kan er ook vernieuwd worden. Deze meerjarige
afspraken gelden tussen de verschillende partners,
te beginnen bij verzekeraars en zorgaanbieders. Die
afspraken mogen wel jaarlijks worden getoetst en daar
waar nodig bijgesteld, maar daar waar de ontwikkelingen
(technologisch, economisch, sociaal en politiek) elkaar in
ras tempo opvolgen, is die bestuurlijke rust belangrijk om
op een effectieve manier op deze ontwikkelingen in
te spelen.
Een derde voorwaarde is het zoeken naar het juiste
abstractieniveau bij het maken van onderlinge afspraken:
waar over gaat dat gedeelde eigenaarschap? Immers op
een hoog abstractieniveau is er snel consensus. ‘The devil
is in the day to day practice’. De ervaring leert dat, als het
concreter wordt, opvattingen makkelijk divergeren.
Dit betekent dat een zekere mate van disciplinering nodig
zal zijn en blijven. Gemaakte afspraken toetsen aan de
hand van een concrete casus en bij grote divergentie
teruggaan naar de uitgangspunten die wel gedeeld worden,
kan helpen. Kan even tijd kosten, maar levert uiteindelijk
wellicht meer op.
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
7
Een vierde voorwaarde is het herijken van de huidige,
bestuurlijke akkoorden door deze te evalueren en lessen
te trekken voor een volgende ronde. Is het een werkbaar
instrument? Kan het beter en effectiever? Een belangrijk
punt van aandacht is de samenstelling er van. In lijn met de
inhoudelijke doelstellingen (zie verderop in de tekst) zou
het de moeite waard zijn een eventuele volgende ronde
niet langs sectoren te werken: curatief, GGz, eerstelijn,
enz., maar door de sectoren heen op basis van inhoudelijke
uitgangspunten.
Deze vierde voorwaarde wijst op het belang om het
vormgeven van het gedeeld eigenaarschap in de zorg niet te
organiseren langs institutionele lijnen zoals nu nog te vaak
gebeurt, maar juist langs inhoudelijke keuzes. Juist dan
kunnen nieuwe opties worden verkend.
Een vijfde voorwaarde is wel bekend: meer experimenteren
en leren, minder blauwdrukken die voor de hele sector
moeten gelden. Dat gebeurt gelukkig al volop. Het is ook
een oproep om niet te veel te blijven hangen in beleids-
nota’s en om aan de hand van de praktijk te leren en
desgewenst dan beleid te maken.
Een zesde voorwaarde en wellicht de meest cruciale is
het investeren in ‘clinical leadership’. Simpelweg gaat het
hier om het bij elkaar brengen van inhoudelijke kennis en
ervaring met de grote, maatschappelijke opgaven waar de
zorg voor staat. Voor (zorg)professionals betekent dit dat
zij buiten de kaders en paden van hun eigen vakgebied
stappen, leiderschapskwaliteiten ontwikkelen en deze ook
inzetten voor goede zorg in de brede zin van het woord. Een
van de consequenties van deze voorwaarde is het begraven
van de weinig productieve dichotomie management/
bestuur - zorgprofessional. Te vaak wordt van beide een
karikatuur gemaakt (management bad guy, professional
good guy) en wordt de relatie tussen management/bestuur
en professional veel te simplistisch voorgesteld.
Hoe willen we het hebben?De inhoudelijke richting die wordt voorgesteld sluit aan bij de
nieuwe definitie van gezondheid van Machteld Huber (2011):
‘The discussion of experts…led to broad support for
moving from the present static formulation towards a more
dynamic one based on the resilience or capacity to cope and
maintain and restore one’s integrity, equilibrium, and sense
of well being. The preferred view on health was the ability to
adapt and to self manage.’ i
Vermogens als veerkracht (resilience) en het kunnen
voeren van een eigen regie ontbreken in het huidige
concept, terwijl die ook door patiënten als heel relevant
worden ervaren, stelt Huber. Door de focus te verschuiven
en ‘gezondheid’ meer aandacht te geven komt er meer
aandacht voor preventie en het realiseren van voorwaarden
om - ondanks ziekte - een volwaardig leven te kunnen leven.
Huber houdt een pleidooi om gezondheid niet meer als een
statische situatie op te vatten, maar als het dynamische
vermogen van mensen om zich aan te passen en zelf regie
te voeren over hun welbevinden.
Om deze inhoudelijke richting goed te kunnen uitwerken is
het belangrijk twee soorten kennis in te zetten:
a) Epidemiologische kennis die zich ook richt op de relatie
tussen gezondheid en sociaal economische factoren.
Deze kennis is nodig om te contextualiseren en aldus
het vermogen om je te kunnen aanpassen goed in te
schatten. Deze kennis zou vooral op regionaal en lokaal
niveau ontsloten moeten worden, dan wordt ook een
sociale kaart mogelijk en bruikbaar. (Het RIVMii is dit pad
aan het verkennen.)
b) Etnografische kennis, dat kunnen verhalen zijn van
mensen over hun levenspad, over keuzes die ze gemaakt
hebben, wat voor hen belangrijk is in het leven en hoe
hun sociale omgeving er uit ziet.
‘ Kwalitatieve gezondheidszorg bevat zelfredzaamheid, toegankelijkheid en drempelloze zorg.’
Op beide terreinen, zo werd vastgesteld, zijn nog veel
lacunes in te vullen. De richting is echter duidelijk:
versterken van redzaamheid. Meer aandacht voor wat
patiënten/cliënten zelf willen. Behandel- en zorgdoelen
gezamenlijk opstellen en niet de goede behandeling
leidend laten zijn, maar de verwachte kwaliteit van leven
na de behandeling. Deze richting heeft ook gevolgen voor
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
8
de organisatie van de zorg. Deze zou zich van sectoren en
echelons moeten ontwikkelen in de richting van zorgpaden
die patiënten/cliënten doorlopen. Die paden beslaan
niet alleen het zorgdomein in engere zin, maar vooral ook
wonen en welzijn en andere relevante, sociale contexten. In
Engeland zijn er mooie voorbeelden van het laatste, maar
ook in Nederland is deze ontwikkeling volop gaande.
Uiteraard blijven de drie pijlers - kwaliteit, toegankelijkheid
en doelmatigheid - onverminderd van belang. De keuze voor
een definitie van gezondheid conform de omschrijving van
Huber, houdt in dat kwaliteit ook geoperationaliseerd wordt
in termen van bijdrage aan redzaamheid, toegankelijkheid
en drempelloze zorg. Doelmatigheid kan afgemeten worden
aan de mate waarin de geboden zorg ook heeft bijgedragen
aan zelfredzaamheid en zelfstandigheid (en herstel van
verdien en/of participatie vermogen).
Wat eerst?De voorgestelde richting is veel omvattend, maar
zoals gezegd zijn er al vele initiatieven gericht op
zelfredzaamheid, op shared-decision making en op
drempelloos organiseren. Waar zou de focus nu op moeten
liggen om het gedeelde eigenaarschap ook daadwerkelijk
handen en voeten te geven en de keuze voor gezondheid als
vermogen, en als bevorderen van zelfregie, - uiteraard met
aandacht voor state of the art interventies en behandeling
van ziektes - dichterbij te brengen?
Drie prioriteiten kunnen zijn:
1. Kwetsbare ouderen: kwaliteit, inhoud en organisatie
van zorg voor deze groep. De omvang neemt toe,
alle zorgaanbieders hebben er mee te maken en de
kwetsbaarheid van ouderen krijgt nog te weinig aandacht
in opleidingen, behandeling en begeleiding. De relatie
met de sociale context (familie, netwerk, buurt) kan veel
beter. En last but not least, juist voor de ouderen is leven
met een ziekte een belangrijk gegeven waar veel van hen
mee te maken hebben. Een bijzonder punt van aandacht
is werken aan vitaliteit. We weten van de studies van
Rudi Westendorp dat vitaliteit een belangrijk kenmerk
is van mensen - ook van degenen met een chronische
aandoening - dat tot op hoge leeftijd behouden kan
blijven mits tijdig aangemoedigd.
2. Van tweede, naar eerste, naar nulde lijn: of beter gezegd,
opheffen van het denken, organiseren en financieren in
echelons. Ook hier moeten we zorgpaden van patiënten/
cliënten leidend laten zijn bij organisatie en financiering
en niet de plaats (of het echelon) waar de zorg wordt
geleverd. Er zijn al de nodige experimenten gaande.
Het aantal zou uitgebreid kunnen worden en al deze
experimenten zouden moeten worden voorzien van
goede maar snelle evaluaties.
3. Sturen op outcome: er wordt veel over gepraat en
gespeculeerd; er wordt geëxperimenteerd en geoefend.
De sturingsprincipes, de meetmogelijkheden en de
haalbaarheid en effectiviteit verdienen systematische
aandacht en studie. De opgave is de verschillende
initiatieven bij elkaar te brengen, te studeren op een
werkbare aanpak, deze in praktijk brengen en verder
ontwikkelen. Denken en doen.
Wat is in dit kleine essay niet aan de orde geweest?Heel veel natuurlijk. Twee punten wil ik niet onbesproken
laten. Eigenaarschap van wat? En wie delen in dat
eigenaarschap? Deze twee vragen zijn welbewust
opengelaten, omdat wat goede zorg is onderwerp van
debat, experiment en beleid is. Wie doen mee? Ook dat is
bewust opengelaten. Wie zich aangesproken voelt, doet
mee. En als het goed is, wil je er bij horen.
TenslotteGedeeld eigenaarschap en bestuurlijke rust: het zijn mooie
dromen en toch wordt er stap voor stap voortgang geboekt.
Het is in Nederland goed toeven wat de zorg betreft.
De Nederlandse aard is echter nooit ver weg: hard werken,
het kan altijd beter, jezelf op de borst kloppen wordt al snel
als aanmatigend bestempeld. Laten we daar maar trots op
zijn, dan komt de rest misschien wel vanzelf.
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
9
Gezondheid & Welzijn: een mensenrecht
Engeland is trots op haar nationale zorgsysteem: de NHS.
Toch is de praktijk weerbarstig. In haar eigen analyse ziet
de NHS de gefragmenteerde zorg als een van haar grote
problemen. In haar meerjarenbeleidsprogramma valt dan ook
regelmatig het woord ‘integrated’. Ze willen meer samenhang
creëren tussen health care en mental care, maar ook tussen
health care en social care. Ze onderkennen het belang om
gezondheidszorg niet geïsoleerd te aanschouwen, maar in
breder maatschappelijk perspectief te zien.
We denken dat dit niet alleen in Engeland speelt, maar ook
geldt voor de Nederlandse gezondheidszorg. Met de jongste
transities hebben we nu weliswaar naast zorgverzekeraars
ook het lokale bestuur in stelling gebracht, maar het is nog
even gefragmenteerd.
De NHS heeft het in haar meerjarenprogramma over 3
‘gaps’: health & wellbeing, care & quality en tenslotte
funding. Kwaliteit en financiering spelen ook nadrukkelijk
in Nederland. De kloof tussen zorg en welzijn komt
nu enigszins in beeld, maar is nog onvoldoende
uitgekristalliseerd. In Engeland focust de NHS nadrukkelijk
op ‘a radical upgrade in prevention’. Ze hebben actie-
programma’s teneinde de grootste gezondheidsrisico’s te
reduceren, zoals ten aanzien van diabetes. Daarbij gaan ze
uit van een actieve rol van de patiënt en de kracht van lokale
communities. Interessant is dat ze in hun programma’s
lokaal werken met een aantal verschillende modellen. Zo is
er ruimte voor lokaal maatwerk. Een van de modellen is een
integraal systeem van 1e lijn, 2e lijn en GGz. Dat systeem
moet gaan werken als een lokaal geïntegreerd netwerk dat
zich richt op de gezondheid van een bepaalde populatie.
In Nederland is de gezondheidszorg nog te vaak een
geïsoleerd systeem. Toch weten we dat gezondheid nauw
samenhangt met maatschappelijke positie en milieu, wonen
en werken:
Ook in Nederland zien we dat de levensverwachting sterk
afhangt van de sociaal economische klasse. Mensen uit
de hogere sociale economische klasse worden ouder,
maar hebben ook meer gezonde levensjaren dan mensen
drs. H.J. (Bert) van der Hoek, voorzitter raad van bestuur Lentisdrs. M.H.P (Anemone) Bögels MBA, directeur Leven met Kanker
Bert van der Hoek
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
10
uit de lagere sociaal economische klasse. Dat verschil
neemt de komende jaren naar verwachting verder toe.
Het RIVM stelt dat ongeveer de helft van alle zorgkosten
samenhangt met leefstijl.
Ook is er sprake van een nauwe relatie tussen gezondheid
en participatie. Uit de Engelse ELSA studieiii weten we dat
1% meer werkloosheid zorgt voor 0,8% meer suïcides en
0,8% meer homocides. Uit ander onderzoek komt naar
voren dat het effect van werkloosheid op de gezondheid
overeenkomt met roken of te dik zijn.iv
De scheiding tussen de GGz en somatische zorg is
kunstmatig. Bij veel mensen met een (progressieve)
chronische aandoening of kanker is het veranderend
perspectief op het leven aanleiding tot problemen als
depressiviteit, angst, stress en zingevingsvraagstukken.
Problemen op deze gebieden interfereren met effectief
zelfmanagement en zijn mede daardoor van invloed op
uitkomsten van de zorg en participatie.
Tenslotte kennen we uit de ouderenzorg het belang van
samenhang tussen wonen, welzijn en zorg. Wanneer
oudere mensen niet passend wonen en eenzaam zijn,
vragen ze meer zorg.
De scheidslijnen maken dat de gezondheidszorg te vaak
fungeert als maatschappelijk afvoerputje. Sociale ellende
en gebrek aan levensperspectief vertaalt zich vaak in meer
vraag naar gezondheidszorg.
‘ Gezondheidsbevordering vraagt om een integrale benadering.’
Wat doen we in Nederland met dit soort inzichten? De
aloude vraag naar preventie hebben we nog steeds niet
goed beantwoord. Pas recent maken zorgverzekeraars
meer werk van preventie. Tot voor kort vonden zij preventie
vanwege de (veronderstelde) mobiliteit van verzekerden
een lastige kwestie. Ook is gebleken dat effectieve op
leefstijl gerichte gezondheidsbevordering vraagt om een
integrale benadering (gedrags- en omgevingsgericht) in
community settings als school, werk en wijk. Dit maakt
de uitvoering complex. Tegelijkertijd hebben we het hier
over een moreel dilemma. Zoals Sir Michael Marmot stelt:
“Health is a human right” en “We need to tackle health
inequalities”.v
Hoe kunnen we dat realiseren?Gemeenten zijn op basis van de Wet publieke gezondheid
verantwoordelijk voor gezondheidsbeschermende en
gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of
specifieke groepen daaruit. Daarbij hoort het voorkomen en
het vroegtijdig opsporen van ziekten. VWS stelt elke vier jaar
de prioriteiten voor collectieve preventie vast. Binnen deze
kaders stellen gemeenten op hun beurt een gemeentelijk
gezondheidsbeleid vast. In de praktijk ligt deze taak meestal
bij de GGD. Nu al is de GGD actief ten aanzien van gezond
en veilig opgroeien/opvoeden, een gezonde en veilige
schoolomgeving en een gezonde leefstijl.
Per 2015 is een aantal verantwoordelijkheden van
zorgverzekeraars overgeheveld naar gemeenten.
Het lokale bestuur heeft hiermee op het gebied van
de gezondheidszorg een zware rol gekregen. Dit biedt
perspectief om lokaal meer samenhang te creëren
tussen gezondheidszorg en welzijn. Tegelijkertijd blijven
zorgverzekeraars verantwoordelijk voor de toegang tot de
eerstelijn en de GGz. Om tot meer lokale samenhang te
komen, is de uitdaging de komende jaren dat gemeenten
en zorgverzekeraars nauwer gaan samenwerken.
Wij pleiten voor lokale convenanten waarin gemeenten en
zorgverzekeraars, samen met de geïntegreerde eerstelijn
en GGz, lokale samenhang creëren. Zo’n convenant zou
gericht moeten zijn op gezondheids- en participatiedoelen
voor een nader omschreven populatie. De GGD zou hierin
een ondersteunende rol kunnen hebben door op basis van
epidemiologische gegevens gezondheidsprogramma’s te
maken. Praktijkondersteuners bij de huisarts zouden, zoals
oorspronkelijk ook de bedoeling was, meer op wijk- of
dorpsniveau kunnen inzoomen, voor meer maatwerk.
Samenhang in de zorg om ongelijkheid in gezondheid en participatie te reduceren.De gemeenten, maar ook werkgevers en scholen, zouden
hun rol kunnen pakken waar het gaat om het realiseren van
een gezondheid- en welzijnbevorderende woon, werk- en
leeromgeving. Werkgevers zouden door collectiviteiten met
verzekeraars hiertoe gestimuleerd kunnen worden. Cruciaal
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
11
hierbij is de veranderkundige aanpak. Het beïnvloeden van
gedrag blijft een forse uitdaging. Het vereist op zijn minst
dat betrokken partijen nauw met elkaar samenwerken
en elkaar versterken, een heldere focus hebben en
een goed monitoring systeem. Om deze samenhang te
stimuleren en versterken zou de financiering een vorm van
populatiebekostiging kunnen zijn. Een uitdagend vraagstuk
is op welke wijze sturing op een dergelijk convenant kan
plaatsvinden en inbreng van het burgerperspectief daarin
geborgd kan worden.
In de Engeland zijn er voor wat betreft het integreren van
zorg en welzijn op lokaal/regionaal niveau twee commissies
ingesteld. In de ‘Health and Wellbeing Board’vi werken
aanbieders van zorg en welzijn samen een strategie uit voor
een goede lokale zorg- en welzijnsinfrastructuur. Daarbij
moeten zij de lokale ‘Healthwatch’ consulteren. Deze
Healthwatch is een soort burgerraad en bestaat uit burgers
die zorgen dat inkopers en aanbieders het belang van de
patiënt centraal blijven stellen.vii
Het gezamenlijk opgestelde strategisch plan is vervolgens
de basis voor de zorginkoop die is belegd bij lokale/
regionale ‘Clinical Commisioning Groups (CCGs)’viii. Deze
groepen hebben een board bestaande uit professionals,
leken en financiële expertise. De Healthwatch wordt geacht
nauw contact te hebben met de CCG’s.
In de Nederlandse situatie speelt de gemeente een
belangrijke rol als het gaat om welzijn. Naast de inkoop
van zorg en welzijn is de sturing op het flankerend beleid
door gemeenten van belang. Hier zou een burgerraad
haar rol kunnen hebben. Een publiek privaat partnership
bestaande uit de betrokken gemeente/gemeenschappelijke
regeling (in lijn met sturing van GGD’en), een regionale
inkoopcommissie die onderhandelt met de dominante
verzekeraar voor de regionale inkoop en een burgerraad
is wellicht een te onderzoeken optie om sturing te geven
op een integrale, lokale aanpak van gezondheid, welzijn
en participatie vanuit het perspectief van de burger.
Het partnership stelt met elkaar op basis van regionale
wensen op het gebied van gezondheid, welzijn, en zorg
een strategisch plan voor de regio op, waar vervolgens via
gemeente en inkoopcommissie sturing aan wordt gegeven.
De cruciale vraag is of partijen bereid zijn meer samenhang
in de zorg te creëren en daarmee te helpen vermijdbare
ongelijkheid in gezondheid en participatie te reduceren.
Of scherper geformuleerd: dit mensenrecht te borgen.
‘Health is a human right’
Anemone Bögels
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
12
Zorg organiseren zo dicht mogelijk bij de patiënt, doelmatig
en kwalitatief hoogstaand, met goed samenwerkende
zorgverleners, inclusief de specialist als dat nodig is, met
transparante uitkomsten en tevreden patiënten en natuurlijk
tegen lagere kosten.
De opgave is volstrekt helder. De minister zet erop in en
velen onderschrijven de stelling dat het ook kan. Toch is de
dagelijkse praktijk nog vaak weerbarstig en blijkt niet alles
zo eenvoudig realiseerbaar.
Wat gaat er goed en wat kan er beter? Welke stappen
zijn er de afgelopen jaren gezet en wat is er nodig om de
doelstelling van meer substitutie van chronische zorg in het
hele land te verwezenlijken?
Financiële kaders voldoende?In de bestuurlijke akkoorden van 2013 zijn belangrijke
stappen gezet om de financiering van zorg te laten
aansluiten bij de hierboven geschetste doelstellingen
om meer chronische zorg in de eerstelijn te leveren.
Die eerstelijn biedt immers zorg dichter bij de patiënt
en is een stuk goedkoper dan de tweedelijnszorg. In het
eerstelijns akkoordix wordt nadrukkelijk ingezet op het
leveren van meer zorg in samenhang: persoonsgerichte,
multidisciplinaire zorg. Er is een apart financieringskader
geschapen om met deze programmatische zorg te
experimenteren (S3) en regulier te bekostigen (S2).x
Binnen die kaders kunnen verzekeraars deze zorg
contracteren met zorggroepen en gezondheidscentra.
Om de uitbreiding van deze programmatische
multidisciplinaire zorg in de eerstelijn te bekostigen kan het
macrokader van de eerstelijnszorg de komende jaren met
2,5% per jaar stijgen. Daarnaast dient de substitutie van
zorg van tweede- naar eerstelijn gepaard te gaan met het
ombuigen van de geldstroom voor deze zorg van tweedelijn
naar eerstelijn (geld volgt zorg). Het ziekenhuisbudget
dient dus daarvoor gekort te worden. Dat laatste lukt nog
nauwelijks. Daarmee blijft het benodigde budget voor
financiering van te substitueren zorg in de eerstelijn nog
steeds onvoldoende.
Substitutie van zorg:zijn we er klaar voor?drs. J.F.M. (Jan Frans) Mutsaerts, huisarts, directeur Het Huisartsenteamdrs. M.L.F. (Maarten) Klomp, huisarts, medisch directeur De Ondernemende Huisarts
Maarten Klomp
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
13
De patiënt aan het roer? Om zorg doelmatig en dicht bij de patiënt te organiseren is het
van vitaal belang dat de patiënt een duidelijke rol heeft in het
zorgproces. Gezondheidszorg zo dicht mogelijk bij de patiënt
betekent ook dat hij het zo veel mogelijk zelf doet. Zeker bij
chronische aandoeningen is het heel vaak mogelijk dat de
patiënt in belangrijke mate meestuurt. Verdere substitutie
van eerstelijn naar de patiënt zelf (nuldelijn) zorgt niet alleen
voor meer doelmatigheid, maar ook voor meer eigen regie,
meer eigen verantwoordelijkheid en meer compliance bij de
patiënt. Verplaatsing van zorg naar de patiënt vermindert de
druk op de eerstelijn, zodat de substitutie van tweede naar
eerstelijn verder doorgezet kan worden.
In de coöperatie Zelfzorg Ondersteund xi werken
patiëntenorganisaties, aanbieders en verzekeraars samen
aan het realiseren van deze doelen, om te beginnen bij
patiënten met diabetes.
‘ Zo dicht mogelijk bij de patient betekent ook dat hij zoveel mogelijk zelf doet.’
Kwaliteit gegarandeerd?Nederland blinkt internationaal uit door zijn kwaliteit
van zorg. En een van de belangrijke randvoorwaarden bij
substitutie is dan ook de zorgkwaliteit. Geen goedkopere
zorg zonder zekerheid over behoud van de goede kwaliteit
van zorg die we in ons land hebben. Hoe zit dat?
De eerstelijn heeft de afgelopen jaren forse stappen
gezet op weg naar kwalitatief hoogwaardige zorg.
Persoonsgerichte, multidisciplinaire zorg voor diabeten
is in Nederland inmiddels de standaard geworden. 80%
van alle diabetespatiënten wordt in ons land inmiddels
in de eerstelijn behandeld. In een recente, Europese
vergelijkingsstudie naar kwaliteit van diabeteszorg eindigde
Nederland op een prachtige tweede plaats.xii
Programma’s voor COPD en hart- en vaatziekten volgden
in hoog tempo en met astma wordt het komend jaar
hopelijk een flinke slag gemaakt. Multidisciplinaire zorg
voor kwetsbare ouderen en voor patiënten met psychische
klachten kan zich via een zelfde scenario ontwikkelen.
Van belang is dat de eerstelijn bij het organiseren van
ketenzorg beschikt over goed werkende ICT systemen
die het mogelijk maken spiegelinformatie te genereren.
Hierdoor hebben zorgaanbieders de mogelijkheid hun
zorg continu te verbeteren. Nagenoeg alle zorggroepen
en gezondheidscentra leveren hun aanbieders deze
spiegelinformatie op praktijkniveau. Daarnaast leveren
zij ook de gegevens over de hele zorggroep aan voor
landelijke benchmark ketenzorg die InEen organiseert.
Dit geeft hen inzicht in de eigen prestaties vergeleken met
de andere zorggroepen en stimuleert zodoende tot reflectie
en verbetering. Die verbetering zien we dan ook al een
aantal jaren achtereen optreden. Ook het kwaliteitssysteem
van de zorggroepen met de Kritische Kwaliteits Kenmerkenxiii
dragen bij aan de systematische verbetering van de
kwaliteit van zorg. De eerstelijnszorg doet in deze niet onder
voor tweedelijnszorg.
Kortom substitutie van zorg hoeft bepaald niet geremd te
worden door gebrek aan kwaliteit in de eerstelijn.
Jan Frans Mutsaerts
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
14
De huisarts als regisseur?De multidisciplinaire zorg wordt veelal georganiseerd met
een regierol voor de huisarts. Dat is niet toevallig.
De patiënt is meer dan een optelsom van aandoeningen.
De huisarts weet dat als geen ander door zijn
generalistische manier van werken, zijn kennis van de
patiënt in diens context en ook door de vaak jarenlange
behandelrelatie. Dit maakt dat de huisarts bij uitstek in de
positie is om deze rol te vervullen.
Daarnaast heeft de huisarts door zijn spilfunctie in de
zorg kennis van veel ketenpartners en weet hij deze
gemakkelijk te vinden. Juist in de chronische zorg levert
de verbreding tot een samenhangend zorgaanbod van
diverse zorgverleners een duidelijke meerwaarde op. De
huisarts laat zich de laatste jaren nadrukkelijk bijstaan
door praktijkondersteuners, die juist in de chronische zorg
de coördinatietaken en een deel van de zorgtaken op zich
kunnen nemen. Ook bij het stimuleren van patiënten tot
zelfzorg, met individuele gezondheidsdoelen afgestemd op
eigen wensen, speelt hij een grote rol. Dit alles betekent dat
de rol van de huisarts in de chronische zorg daadwerkelijk
verandert naar regisseur en coach.
‘ Bij substitutie naar de eerstelijn hoort het ombuigen van de geldstroom. Het ziekenhuisbudget dient daarvoor gekort te worden.’
Infrastructuur op orde?Een absolute voorwaarde voor verdergaande substitutie
van chronische zorg naar de eerstelijn is dat de
eerstelijnspraktijken ondersteund worden bij het maken
van lokale en regionale afspraken met zorgpartners,
implementatie van de zorgprogramma’s, het samenwerken,
de ICT voorzieningen en het structureel werken aan
kwaliteitsverbetering. Deze facilitering van de eerstelijn
is nu nog erg beperkt beschikbaar. De eerstelijn loopt
hopeloos achter bij de andere sectoren in de zorg als het
gaat om infrastructuur. Infrastructuur is alleen beschikbaar
in de gezondheidscentra en daarnaast bij de zorggroepen,
maar dan alleen op thema’s waarover ze een contract
hebben met zorgverzekeraars.
Willen we van substitutie een succes maken en wil de
eerstelijn de rol die haar door velen wordt toegedicht
waarmaken, dan is een verdere uitrol van een goede
infrastructuur in de eerstelijn van wezenlijk belang.
Een recent verschenen rapport over de noodzakelijke
infrastructuur in de eerstelijn geeft hiervoor belangrijke
aanknopingspunten.xiv Voor de uitvoering daarvan is
een gezamenlijke inspanning nodig van aanbieders,
zorgverzekeraars en overheid. Dat beleid dient verankerd te
worden in meerjarenafspraken.
Substitutie ja, mitsSubstitutie van chronische zorg is heel goed mogelijk,
maar het gaat niet vanzelf. De financiële kaders zijn
geschapen. Het wordt hoog tijd dat bij substitutie “geld
de zorg volgt”. Huisartsen kunnen meer ruimte maken
voor substitutie door patiënten meer te stimuleren tot
zelfzorg. Kwaliteitsoverwegingen hoeven substitutie niet in
de weg te staan. De huisarts is de natuurlijke regisseur in
de eerstelijns-ketenzorg. De eerstelijn heeft een krachtige
infrastructuur nodig om de gewenste substitutie waar te
maken. Daarmee kan meer substitutie worden gerealiseerd
in de bestaande programma’s en kan ook de zorg voor
kwetsbare ouderen en de geestelijke gezondheidszorg zich
via een zelfde scenario verder ontwikkelen.
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
15
Lokaal Leiderschapdr. R.H.M. (Roxanne) Vernimmen, voorzitter GGZ Altrechtdrs. N.F.J. (Norbert) Hoogers, divisievoorzitter Zorg & Gezondheid Achmea
De NHS spreekt in haar ‘Five Year Forward View’xv
(oktober 2014) over een aantal innovatieve
gezondheidszorgmodellen. Ondanks dat men vindt dat
de gezondheidszorg in Engeland de afgelopen 15 jaar
dramatisch is verbeterd, is de NHS van mening dat grote
veranderingen nodig zijn voor een nog betere toekomst;
veranderen vanuit urgentie en vanuit perspectief. Zo zal
veel meer aandacht geschonken moeten worden aan
preventie, aan publieke gezondheidszorgissues en aan de
mogelijkheid voor patiënten om meer in the lead te zijn
aangaande hun eigen zorgarrangementen. Daarbij staat
het doorbreken van de huidige grenzen tussen eerste-
en tweedelijnszorg, tussen somatische en geestelijke
gezondheidszorg en tussen de zorg en het sociale domein
centraal in het beleid. Inspirerende en ook voor ons
herkenbare gedachten waarin velen zich kunnen vinden.
Omdat Engeland te divers is om alles via één model in te
vullen heeft de NHS in de Five Year Forward View gekozen
om meerdere varianten uit te laten werken, waaronder:
1. Primary and Acute Care System (PACS). Integratie tussen
huisartsen en ziekenhuizen, oftewel een verticale integratie.
2. Specialised care. Ziekenhuizen die zich toeleggen
op het behandelen van een soort patiëntengroep,
zoals zorg aan kankerpatiënten en specialistische
chirurgie. Uitgangspunt is dat door de grotere volumes
en dus meer praktijkervaring de kwaliteit van deze
specialistische zorg wordt verbeterd.
3. Multi-specialty Community Provider (MCP).
De meeste vernieuwende variant is naar onze mening
dit ambulante samenwerkingsverband tussen huisartsen
en andere publieke gezondheidszorgdiensten met
medisch specialisten, specialisten uit de geestelijke
gezondheidszorg en welzijnswerkers.
Dit model wordt gericht op patiënten die op meerdere
levensterreinen problemen ervaren waarbij ook
specialistische zorg nodig is. De zorg wordt rondom
de patiënt georganiseerd.
Norbert Hoogers Roxanne Vernimmen
18
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
16
Een dergelijke aanpak wordt nu ook in Nederland
voorgesteld voor mensen met een ernstige psychiatrische
aandoening (zie Over de brug).xvi Het gaat om ongeveer
160.000 volwassenen, die vanwege hun psychiatrische ziekte
ernstige beperkingen in hun sociaal en/of maatschappelijk
functioneren ervaren. Hun levensverwachting is 15 tot 20
jaar korter dan voor een gemiddelde burger en ze hebben
forse achterstanden op het gebied van werk, onderwijs,
wonen en sociale relaties. Het gaat niet alleen over zorg.
Deze groep krijgt vaak meerdere hulpverleners ‘over de
vloer’. Er moet vaak heel veel worden geregeld. Zo zou
je de functionele voorzieningen voor herstelondersteuning
van deze groep mensen als volgt kunnen weergeven;
een indrukwekkende lijst:
Resultaten voor de cliënt
Waarborg persoonlijke veiligheid
Waarborg basale, fysieke levensbehoeften
Toegang tot hulpverlening en andere sociaal-
maatschappelijke diensten
Afname van symptomen en psychisch lijden
Verbetering fysieke gezondheid en welbevinden
Toename sociale steun
Empowerment, ontwikkeling eigen kracht
Meer mogelijkheden tot persoonlijke ontplooiing,
een rijk leven
Meer mogelijkheden tot activiteiten en participatie
Waarborgen gelijke rechten en kansen
Essentiële voorzieningen/functies
Crisishulp, time-out voorzieningen, buurtzorg, politie
Woon- en opvangvoorzieningen, ambulante
woonbegeleiding, thuiszorg, maaltijdverstrekking
Case-management
Medisch-psychiatrische en psychologische behandeling
Algemene gezondheids- en welzijnszorg, preventie,
life style, specialistische somatische zorg
Begeleiding en ondersteuning bij (ontwikkeling van)
sociaal netwerk
Zelfhulpgroepen, hersteltrainingen,
ervaringsdeskundigheid
Begeleiding en ondersteuning bij ontdekken
ontwikkelen capaciteiten
Begeleiding en ondersteuning bij (leren) wonen,
werken en leren (rehabilitatie)
Belangenbehartiging, rechtshulp
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
17
Door de gefragmenteerde inspanningen van alle afzonderlijke
organisaties die nu betrokken zijn bij het bevorderen
van het herstelproces van een patiënt met een ernstige
psychiatrische aandoening vinden veel doublures plaats en
worden problemen op andere sectoren afgewenteld. Nu is er
sprake van onnodig verlies van kwaliteit en van verspilling.
Veel van de kosten of baten uit de ene sector komen nu ten
goede aan dan wel ten nadele van de andere. Juist bij mensen
met ernstig psychiatrische aandoeningen is relatief veel
kostenbesparing te behalen door een efficiënte organisatie
van zorg. Hoe nu te doorbreken? Als alle betrokkenen hun
eigen proces en afwegingen blijven hanteren wordt er niets
doorbroken.
Allereerst is het van belang om samen helder te maken
wat het doel is, niet alleen wat je gaat doen maar ook met
meetbare mijlpalen. Het succes kan dan afgemeten worden
aan de bereikte resultaten en het bereikte effect per euro,
zoals Porter in Redefining Health Care (2006) al sprak over
het belang van waardecreatie in de zorg.
Omdat de inhoudelijk gewenste uitkomsten de
verschillende sectoren overstijgen en dwars door
de financiële schotten heen gaan, zoeken we een
oplossing voor de bekostiging. Gedachten gaan dan
naar integrale bekostiging, bijvoorbeeld een vorm van
populatiebekostiging, op het niveau van een patiënt en
dus niet op het niveau van het aanbod. Dat kan, maar dan
zoeken we de oplossing in nieuwe, andere regels terwijl de
oude ons in de weg zitten. Bij populatiebekostiging vraagt
de verdeling van de middelen over betrokkenen echter om
aanvullende regels en het is de vraag of we dan meer ruimte
krijgen of minder.
Als effectieve of andere veelbelovende aanpakken niet
passen in de bestaande regels moeten we kijken of we de
regels kunnen oprekken en er niet nieuwe bij maken en die
weer bevriezen. Dat is niet altijd de gemakkelijkste weg,
maar innovatie is hier meer mee gebaat. Tegelijkertijd weten
de professionals waarschijnlijk wat ze zouden willen doen
en wat ook vanuit kostenoogpunt de beste oplossing is.
Een voorbeeld van een zeer inspirerende club mensen
vinden wij in het Instituut voor Publieke Waarden.
Zij pleiten in de begeleiding van mensen met heel veel
problemen (en die dus ook heel veel hulpverleners
hebben), voor professionals die ruimte in de regels zoeken
en de verantwoordelijkheid daarbij nemen. Als regels en
protocollen niet de beoogde doelstellingen ondersteunen
moet je ze niet naleven en kijken of er de ruimte is om
slimme dingen te doen die niet in het protocol staan.
Niet denken wat er niet kan, maar integer spelen met de
regels om ruimte te vinden, juist bij de groep mensen met
de meest samengestelde problemen.
Het draait dus niet meer om institutionele oplossingen,
maar vooral om lokaal/regionaal leiderschap. Ook de
NHS hecht veel waarde aan dit leiderschap bij hun
veranderdoelstellingen. Het vraagt moed van de leiders
om professionals de ruimte te geven om beslissingen te
nemen die passen bij de gezamenlijke ambitie en om niet
alles vooraf volledig dicht te willen regelen. De leiders
zullen dan ook achter de beslissingen blijven staan van
de professionals. Het vraagt van de professionals dat ze
eigenaarschap tonen voor hun keuzes en resultaten.
In Utrecht is de Ernstige Psychiatrische Aandoening (EPA)
task force bezig met de voorbereidingen om middels 2 à 3
wijkgerichte proeftuinen het bovenstaande in de praktijk te
brengen. Alle belangrijke organisaties zijn aangesloten bij
dit initiatief, inclusief de zorgverzekeraar, de gemeente en
vertegenwoordiging van patiënten en familie. Het zou mooi
zijn als we met de inspiratie van de NHS plannen juist ook
hier kijken naar het lokale leiderschap.
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
“In some institutions the best students are carefully
schooled to avoid leadership responsibilities. The plain fact
is that all over this country today trouble is brewing and
social evils accumulating while our patterns of social and
professional organization keep able and potential gifted
leaders on the sidelines.” (John W. Gardner, President of the
Carnegie Corporation and US Secretary of Health, Education
and Welfare, 1968).
Gezondheidszorg staat in het centrum van de belangstelling.
Burgers rekenen een goede gezondheid en een goede
gezondheidszorg altijd tot de top-3 belangrijke zaken in
het leven en in de maatschappij. Tegelijkertijd maken ze
zich zorgen over de kwaliteit van zorg en de houdbaarheid
van een goede gezondheidszorg in de toekomst, vooral
waar het toegankelijkheid en betaalbaarheid betreft.De
aandacht van burgers voor gezondheid en gezondheidszorg
wordt weerspiegeld door aandacht van de media over deze
onderwerpen. Er gaat geen dag voorbij of er staat wel een
stuk in de krant of er is een item op televisie dat betrekking
heeft op gezondheidszorg.
Professional in the leadProf. dr. M.M. (Marcel) Levi, internist en voorzitter raad van bestuur AMC Amsterdam Prof. dr. S.E.J.A. (Sophia) de Rooij, internist, klinisch geriater, hoogleraar Ouderengeneeskunde UMCG & AMCen voorzitter Nederlandse Internisten Vereniging
18 Marcel Levi
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
19
Er zijn twee opmerkelijke bijzonderheden bij deze media
aandacht. In de eerste plaats is de teneur vrijwel altijd
negatief. Relatief veel aandacht gaat uit naar financiële
beperkingen of dreigende budget overschrijdingen, fouten
of complicaties van zorg, of instellingen en professionals
die niet goed functioneren. Hierbij ontstaat makkelijk een
negatieve sfeer rondom gezondheidszorg: “het is te duur
en de kwaliteit is onvoldoende”. Dit staat uiteraard in schril
contrast met internationale waarderingen van gezondheids-
zorgstelsels waarbij de Nederlandse gezondheidszorg al
decennialang als model voor de wereld functioneert en in
benchmarks zonder uitzondering in de top-3 figureert.
‘ Nu al nemen professionals beslissingen in hun werk met vergaande financiële en strategische consequenties.’
Een tweede opmerkelijke bijzonderheid is het feit dat
bijna alle opinies, meningen en oordelen over ons
gezondheidszorgsysteem in de media worden geuit door
economen, politici, bestuurskundigen of juristen maar
vrijwel nooit door gezondheidszorgprofessionals, zoals
artsen of verpleegkundigen, zelf. En dat is merkwaardig
want als er één groep is die precies weet wat er gebeurt
in de spreekkamer, op de spoedeisende hulp, in het
ziekenhuis of de thuiszorg, dan is het wel deze groep.
Maar zij lijken ondergedompeld in hun werk, murw
door de groeiende administratieve last, verdiept in hun
vakliteratuur, verstopt in hun professionele organisaties,
en letterlijk met stomheid geslagen als het gaat om het
oppakken van een leidende rol in de gezondheidszorg en de
presentatie daarvan naar buiten.
Waarom de professional in the lead? Er zijn veel argumenten om een meer leidende rol van
professionals in het bestuur en management van de
gezondheidszorg te ambiëren. Gezondheidszorginstellingen
zijn bij uitstek professionele organisaties en daarvan
Sophia de Rooij
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
20
is bekend dat aansturing door professionals zelf
een positief effect kan hebben op de resultaten.
Belangrijke beslissingen met soms een grote financiële
of zelfs strategische impact worden relatief laag in
gezondheidszorginstellingen genomen. Dat is des
te meer een reden hen actief bij het management te
betrekken en medeverantwoordelijk te maken voor niet
alleen uitvoering en kwaliteit van zorg maar ook voor een
verantwoorde bedrijfsvoering en strategie. Daarnaast
hebben professionals dikwijls een grote kennis van de
status van processen en resultaten binnen hun organisatie
en weten ze heel goed wat er wel en niet goed loopt.
Professionals zijn beter dan wie dan ook in staat aan te
geven wat de prioriteiten zijn, bijvoorbeeld bij de aanschaf
van nieuwe apparatuur of andere doelmatige investeringen
en kunnen een goede afweging maken zonder zich van
de wijs te laten brengen door argumenten die aan niet-
professionals soms als een fait accompli kunnen worden
gepresenteerd. Daarnaast spreken professionals onderling
een taal die niet altijd door niet-professional managers
wordt verstaan en is vice versa de taal van de manager
vaak onherkenbaar voor de professional. Managerial
termen als governance, productie, leverage, of benchmark
roepen bij gezondheidszorgprofessionals vooral een
vragende blik op. De ervaring leert dat het verbinden van
het enorme commitment en hoge professionele standaard
van gezondheidszorgprofessionals met betrekking tot hun
zorg voor de patiënt aan de verantwoordelijkheid voor het
(mede)besturen van hun organisatie tot betere resultaten
leidt, zowel op de werkvloer als wat betreft de prestatie van
de instelling als geheel. De Engelse onderzoekster Amanda
Goodall toont zelfs in verschillende wetenschappelijke
studies aan dat ziekenhuizen die worden geleid door
professionals betere resultaten boeken dan die met andere
soorten managers.xvii
Clinical leadershipOverigens hoeft de positie van de
gezondheidszorgprofessional zich helemaal niet te
beperken tot medeverantwoordelijkheid en medebestuur
van de organisatie. Direct aan het bed van de patiënt is
naast het zo optimaal mogelijk uitvoeren van de zorgtaak
al meer dan genoeg ruimte om clinical leadership te tonen.
Bijvoorbeeld bij de afweging om de patiënt wel of niet een
volgende behandeling te laten ondergaan, door voldoende
ruimte te bieden aan patiënt en zijn/haar familie om in
deze beslissing te participeren, en door naast de primaire
verantwoordelijkheid ten aanzien van de patiënt ook een
bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid tot de
eigen taak te rekenen. Voorwaarde om het ook echt te
kunnen realiseren, is dat de arts of verpleegkundige dit
ook daadwerkelijk tot zijn of haar taak rekent. Het betekent
ook dat gezondheidszorgprofessionals in staat en bereid
moeten zijn moedige beslissingen te nemen vanuit hun
professionaliteit en verantwoordelijkheid, zowel naar de
individuele patiënt als naar de gezondheidszorg in het
algemeen. Het Amsterdamse initiatief ‘Dappere Dokters’
waarbij huisartsen en specialisten gezamenlijk in de
breedte van de zorg proberen deze houding duidelijker te
positioneren en te stimuleren, is bij uitstek een voorbeeld
van hoe gezondheidszorgprofessionals hier de leiding in
kunnen nemen.
“ Lessons in management are just what the doctor ordered”
Hoe krijgen we meer professionals in the lead? Vanuit de traditionele rolopvatting van dokters,
verpleegkundigen en andere gezondheidszorg-werkers is
het allerminst vanzelfsprekend dat clinical leadership, die
verder gaat dan de verantwoordelijkheid naar de patiënt,
wordt opgepakt. In de opleiding van de gezondheidszorg-
professionals is daar ook nauwelijks aandacht voor. Om
de rol met verve te kunnen vervullen is wel aanvullende
kennis en vaardigheid vereist. In the Financial Times
van 9 september 2013 wordt om die reden onder de titel
“Lessons in management are just what the doctor ordered”
een lans gebroken voor medici die zich laten scholen in
de bedrijfskundige kanten van gezondheidszorg of zelfs
een formele Master of Business Administration (MBA)
opleiding volgen. Vervolgens zou clinical leadership
op alle niveaus, van het ziekenhuis tot deelname aan
overlegstructuren met regulerende instanties zoals het
Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit,
als ook door uitingen in het openbaar, krachtig
gestimuleerd moeten worden. Hier ligt een duidelijke taak
voor de verenigingen van zorgprofessionals, de federatie
medisch specialisten, de landelijke huisartsenvereniging,
verpleegkundigenorganisaties, maar in de eerste plaats
uiteraard voor de zorgprofessional zelf.
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
21
dr. T.J. (Thea) Heeren, voorzitter raad van bestuur GGz Centraal
De wereldbevolking telt meer vrouwen dan mannen: 52%
van de bevolking is vrouw. De deelname aan betaalde
arbeid van vrouwen is wereldwijd gegroeid, maar hoe hoger
je komt op de maatschappelijke ladder, hoe schaarser
de vrouwen: in de politiek is wereldwijd 21% van de
parlementariërs vrouw en 16% van de ministers, in het
bedrijfsleven behoort 24% tot het hoger management.
Sinds ruim 50 jaar is overal ter wereld de toegang tot hoger
onderwijs voor vrouwen verbeterd, zeker in de westerse
wereld, maar ook in landen in Azië en Afrika. Vrouwen doen
het goed in het onderwijs, vaak beter dan mannen in cijfers
en in snelheid van afstuderen. Maar …. nog steeds weinig
vrouwen aan de top!
De dokter is een vrouw, nu de hoogleraar en de
zorgbestuurder nog!
Thea Heeren
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
22
In de gezondheidszorg zijn van oudsher altijd veel
vrouwen werkzaam geweest, maar wel met een duidelijke
werkverdeling: de dokters waren mannen en de zusters
vanzelfsprekend vrouwen. Sinds de jaren 50 is geleidelijk
deze stereotypische verdeling doorbroken, er kwamen meer
vrouwelijke artsen en meer mannelijke verpleegkundigen.
Dit leidde echter niet direct tot meer vrouwen in de top
van de zorg, bijvoorbeeld op de positie van hoogleraar of
bestuurder van een instelling.
Chimamanda Ngozi Adichie, een succesvolle, Nigeriaanse
schrijfster, schrijft in haar recent verschenen ‘We should all
be feminists’ over de evidente verschillen tussen mannen en
vrouwen: mannen zijn in het algemeen sterker dan vrouwen
en vrouwen baren de kinderen. Maar, schrijft zij, wat doet
dat er nog toe in onze complexe en hoogtechnologische
maatschappij? Intelligentie, creativiteit en flexibiliteit doen
er wel toe bij het bereiken van maatschappelijk succes en
daarin doen vrouwen het eerder beter dan mannen. Waarom
dan toch nog altijd die scheve verdeling?
Dit heeft nog altijd veel te maken met de impliciete
boodschappen die meisjes en jongens meekrijgen op
weg naar hun volwassen leven. Het gaat om zaken als
risico’s nemen versus voorzichtig zijn, macht en aanzien
verwerven versus mooi en aardig zijn, voorbereiding op
kostwinnerschap versus voorbereiding op moederschap.
Deze boodschappen hebben invloed op maatschappelijke
en individuele keuzes en hierdoor zien de carrièrepaden van
vrouwen en mannen er nog altijd zeer verschillend uit, ook
bij gelijke opleiding, zoals Nikki van der Gaag laat zien in
haar recente boek ‘Feminism & Men’.
In de gezondheidszorg zien we dat in Nederland en andere
West-Europese landen sinds de jaren 80 de meerderheid
van de studenten geneeskunde vrouw is. Geleidelijk groeit
in de verschillende, medisch specialismen het percentage
vrouwen. Al geruime tijd wordt daarbij de verwachting
uitgesproken dat ook bij de hogere posities in de
wetenschap of binnen de lijnorganisatie van de zorg zoals
hoogleraren of bestuurders, het percentage vrouwen zal
toenemen. Maar dit blijkt weerbarstiger; er zijn al ruim 15
jaar meer vrouwelijke AIOSxviii en vrouwelijke postdocs maar
dat wordt niet vertaald in hogere percentages vrouwelijke,
universitaire docenten en hoogleraren. Er is weliswaar
enige groei, maar bij het huidige tempo duurt het volgens
de VSNUxix nog tot 2060 voordat er evenveel vrouwelijke als
mannelijke hoogleraren zijn. De situatie bij de bestuurders
is vergelijkbaar. Ook hier geldt dus nog steeds ‘hoe hoger
de functie, hoe minder vrouwen’.
Dus ondanks de feminisering van het artsenberoep en
de grote groep vrouwen die promoveert, ontstaat er niet
vanzelf een doorstroming en lijkt er dus nog steeds sprake
van een glazenplafond. Is dat erg? En zo ja, wat moet er
gebeuren om dit te veranderen?
Ja, het is erg. Uit veel onderzoek blijkt dat een gebrek
aan diversiteit in de top van organisaties leidt tot
slechtere prestaties van die organisaties, op gebieden als
wervingskracht voor talent en het bereiken van resultaten,
zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. Het IMF schat
dat, door het niet benutten van het talent van vrouwen door
de ongelijke kansen op het bereiken van werk dat past bij
hun capaciteiten, de VS een 5% lager BNP heeft, Japan 9%
en Egypte 34%.xx
‘Door de scheve man-vrouw verdeling in de top ontbreekt een divers persectief bij het oplossen van problemen.’
De scheve man-vrouw verdeling in de top van de medische
wetenschap en in de besturen van zorgorganisaties
betekent dat talent onbenut blijft. Ook ontbreekt er
hierdoor een meer divers perspectief bij het oplossen van
vraagstukken in de zorg, terwijl deze vaak gaan over rollen
en attitudes van artsen omdat het principe ‘doctor knows
best’ niet langer wordt geaccepteerd.
Wat zijn de wegen naar verandering? Ten eerste de erkenning dat er een probleem is met de
doorstroming van vrouwen naar hogere functies in de
zorg. Het komt niet ‘vanzelf’ goed! Na deze erkenning zal
de kennis die er is over barrières tot doorstroming moeten
worden gebruikt en omgezet in acties. Dit kan alleen
samen; mannen en vrouwen, werknemers en werkgevers.
Pas wanneer er niet over en weer gewezen wordt vanuit
stereotypische opvattingen, maar er gezamenlijk gewerkt
wordt aan het doel om meer diversiteit te krijgen, kunnen
daadwerkelijk oplossingen worden gevonden voor de
ervaren obstakels.
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
23
Bekende obstakels zijn:
Organisatie van het werk vanuit het perspectief van een
kostwinner en iemand die huis en gezin verzorgt.
Het gelijkstellen van betrokkenheid bij het werk met een
- meer dan - fulltime dienstverband.
Weinig tot geen vrouwelijke rolmodellen.
Beschrijving van leiderschap in mannelijke termen.
Verschillen in criteria voor promotie voor mannen en
vrouwen.
Samenstelling selectie- en sollicitatiecommissies.
Het zijn met elkaar samenhangende zaken die op basis
van lang bestaande opvattingen over rollen van mannen
en vrouwen zijn ontstaan en ze vergen dan ook een
samenhangende aanpak. Erg belangrijk is om eerst te
zorgen voor voldoende vrouwelijke rolmodellen, waarbij
uit onderzoek blijkt dat dit minimaal 30% zou moeten zijn.
De vrouwelijke rolmodellen zijn in staat om leiderschap
een meer diverse invulling te geven en daarmee de - soms
nog onbewuste - vooroordelen ter discussie te stellen. Het
kan helpen om voor deze eerste stap te werken met een
quotum. Er is keus genoeg aan vrouwelijk talent dus de
nogal eens door mannen geuite vrees dat dan aan kwaliteit
wordt ingeboet, is niet aan de orde.
De benodigde cultuurverandering heeft echter meer
nodig dan voorbeeldgedrag. Verankering in beleid, in
management development trajecten en in ondersteuning
bij de combinatie van werk en privé, is zonder meer
noodzakelijk. Dit moet hoog op de agenda van bestuur,
management en ondernemingsraad.
‘Het is tijd om de voordelen van diversiteit te verzilveren.’
Daarnaast is verankering in de medische opleiding van
groot belang. Hier ligt een uitgelezen kans voor het project
Modernisering Medische Vervolgopleidingen (MVV) van de
KNMG. Onderdeel daarvan is het project CanBetter, dat de
7 algemene competenties van de CanMEDSxxi concreet wil
uitwerken, met aandacht voor reflectie, niet alleen op het
medisch handelen, maar ook op de manier waarop het werk
is georganiseerd en de manier waarop medisch leiderschap
vorm kan krijgen. Hiermee kan de basis worden gelegd voor
een werkomgeving die waarde hecht aan diversiteit op alle
niveaus van de gezondheidszorg! Misschien alleen nog even
kijken naar de samenstelling van het kernteam CanBetter,
dat met 11% vrouwen (1 van de 9 leden) nog iets beter kan!
Kortom: nu de feminisering van het artsenberoep een feit
is, moet zo snel mogelijk de kans gegrepen worden de
voordelen van diversiteit te verzilveren, op alle niveaus in
de gezondheidszorg!
Voor meer informatiebronnen over voornoemde ontwikkeling-
en is in de lijst verwijzingen een literatuurlijst opgenomen.xxii
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
24
Let’s stick togetherin Zuid-Limburg gebeurt het…
In de regio Parkstad en de Westelijke Mijnstreek is er
een unieke samenwerking ontstaan tussen Atrium-Orbis,
een bankenconsortium onder leiding van de ING, het
Waarborgfonds voor de Zorgsector en de zorgverzekeraars
verenigd in de CZ Groep.
De kern van deze samenwerking is gelegen in het aangaan
van een meerjaren-overeenkomst waarbij alle partijen
vanuit hun eigen visie op de toekomst, en de daaruit
afgeleide beleidslijnen, een stap verder zijn gegaan dan
alleen het bewaken van ‘demarcatiegrenzen’. Dit met
name vanuit de stellingname dat ‘de weg vooruit… zelden
de weg terug zal zijn’. Het over grenzen heen kunnen
denken, slimme creativiteit en een basis van duurzaam
‘rekenschap’ waren de basisbestanddelen van de
meerjaren-overeenkomst die het ziekenhuis met de bank,
het Waarborgfonds en de zorgverzekeraar afgesloten heeft.
De belangrijkste factor echter mag niet onvermeld blijven:
elkaar kennen, begrijpen en als allerbelangrijkste…elkaar
vertrouwen en ‘het’ elkaar gunnen!
Is de Maasvallei en het achterliggende heuvelland dan
de nieuwe ‘Tolkien’s Shire’ van het zorglandschap in
Nederland? Zou het een eenzame stap in een lange weg
naar de onbekende toekomst blijken te zijn? Of is de
overeenkomst een lening op de toekomst om de schulden
uit het verleden te kunnen vereffenen?
Een stukje geschiedenisWe schrijven nazomer 2008. Wat in het voorjaar al gevreesd
werd, is bewaarheid; ook Europa en Nederland zullen de
gevolgen van de wereldwijde kredietcrisis meemaken.
Op 28 september 2008 maken de overheden van Nederland,
België en Luxemburg bekent dat ze met een steunpakket
van ruim 11 miljard euro’s het noodlijdende Fortis moeten
ondersteunen.
In januari 2009 staat de oplevering van het Orbis MC
gepland, wat model zou moeten staan voor het ziekenhuis
van de 21e eeuw. De werkelijkheid bleek echter anders.
Door ‘onafgemaakte’ financieringsarrangementen en een uit
de hand gelopen bouw, is het nieuwe Orbis MC nog voor de
formele opening in grote financiële problemen.
CZ, als grootste zorgverzekeraar in de regio, werd
door VWS uitgenodigd om aan de zogenaamde
‘zomeravondconferentie’ mee te doen, die geïnitieerd
werd om te bezien of het Orbis MC te redden was. In deze
conferentie werd een herstelplan opgesteld waarbij, naast
CZ, ook de Provincie Limburg en de gemeente Sittard-
Geleen, onderdeel zijn van de ‘garantieverleners’ aan de
financierende banken. CZ heeft daarbij aangegeven deze
garantie te willen verlenen, onder de voorwaarde dat er
een samenwerking tot stand zou komen met het Atrium
MC in Heerlen. Uitgangspunt van deze samenwerking zou
een toekomstig functiepakket moeten zijn, passende bij de
(toekomstige) zorgvraag in de twee deelregio’s (Parkstad
drs. D.M.F. (David) Jongen,voorzitter raad van bestuur Atrium-Orbisdrs. W.A. (Wim) van der Meeren, voorzitter raad van bestuur CZdrs. J.W.M.W. (Joël) Gijzen, directeur zorginkoop CZ
David Jongen
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
was toen al een sterke krimpregio) en rekening houdende
met de investeringen die reeds in Sittard en voor een deel in
Heerlen gedaan waren. Daarmee werd het zaadje voor
de fusiebesprekingen tussen Orbis MC en Atrium MC
-feitelijk- geplant.
Toekomstbestendige zorg Er is in Nederland veel discussie over de meerwaarde van
ziekenhuisfusies. Is die meerwaarde er wel en zo ja waar
hebben we het dan over? In de regio Zuid-Limburg, waar
sprake is van stevige vergrijzing, ontgroening en ontvolking,
was er bij het Atrium MC (Heerlen) en Orbis MC (Sittard
Geleen) al een aantal jaren het besef doorgedrongen dat het
verder verbeteren van de kwaliteit van zorg en het financieel
economisch verantwoord runnen van beide ziekenhuizen
vanuit de stand alone positie niet heel lang meer
houdbaar zou zijn. Naast de bijzondere en ook ingrijpende
ontwikkeling van de bevolkingssamenstelling en omvang,
waren onzekere volumeontwikkelingen en steeds meer en
ambitieuzere volumenormen vanuit de beroepsgroepen en
verzekeraars, redenen om over samenwerking na te denken.
Mede in deze context waren, en zijn, de verzekeraars,
zoals CZ, bezig met de ontwikkeling van regiovisies die
voor de ziekenhuizen in stand alone positie vergaande
consequenties zouden hebben. Zo zou bijvoorbeeld
een groot deel van de oncologie in één van de beide
ziekenhuizen verdwijnen. Ook de ontwikkelingen van
verschuiving naar eerste- en anderhalvelijnszorg waren een
prikkel om na te denken over een verdere samenwerking.
Als we dit positief formuleren dan gelden de volgende
argumenten voor de huidige fusie:
De fusie leidt tot een van de grootste top-klinische
ziekenhuizen van Nederland. De grootte is geen doel op zich
maar biedt vele kansen. Het hart van de fusie is namelijk het
creëren van patiënt gerichte centra door concentratie van
zorg in patiëntprocessen op één van beide hoofdlocaties.
Zo komt er bijvoorbeeld één oncologiecentrum op de locatie
Sittard-Geleen en één vrouw-moeder-kind centrum op de
locatie Heerlen. We zullen over vier jaar tijd circa 15 van
dit soort patiëntgerichte centra hebben gerealiseerd. In
ongeveer vijf patiëntprocessen willen we excelleren, om zo
ook bovenregionaal aantrekkelijk te worden. Dit doen we
onder andere via stevige onderzoekslijnen, trials, innovatie
en door zeer patiëntgericht te werken.
‘ Concentreren van patiëntprocessen in patiënt gerichte centra ten behoeve van hoge kwaliteit van zorg.’
Deze concentratie van (klinische) zorg op één van beide
hoofdlocaties leidt ertoe dat we in heel veel vakgebieden
voor Nederlandse begrippen grote patiëntenvolumes
hebben. We kunnen volume normen halen en daarmee
geven we mede invulling aan de regiovisies van de
verzekeraars, spelen we in op de specifieke aard van de
ontwikkeling van de bevolking, richten we patiëntprocessen
opnieuw in en realiseren we stevige synergievoordelen
oftewel efficiëntiewinsten. Voordat de fusie op 1 januari
2015 bestuurlijk, juridisch en financieel een feit was,
hebben we heel veel plannen en onderbouwingen kunnen
en moeten maken van al deze voordelen. Bovenstaande is
dus geen wens denken, maar echt onderbouwd.
Het tot stand komen van de fusie kende vele uitdagingen:
een ACM vergunning, NZa toestemming, ICT integratie,
profielkeuzes voor de beide hoofdlocaties, en nog veel
25
Wim van der Meeren
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
26
en veel meer. Maar de grootste uitdaging, die vele jaren
in beslag heeft genomen, bleek de nieuw overeen te
komen financieringsovereenkomst met de vier banken
en het Waarborgfonds. Zeker toen deze na verloop van
tijd de voorwaarde op tafel legden dat de belangrijkste
verzekeraars een stevig commitment voor de eerste vijf
jaren van het fusie ziekenhuis zouden moeten afgeven
en daarmee gezamenlijk met de banken verantwoording
nemen voor een gezonde toekomst van het fusieziekenhuis.
Deze voorwaarde is achteraf een zegen gebleken.
Inkoop van medisch specialistische zorgGoede zorginkoop onderkent dat de ‘zorg’ geen eenduidige
markt is. Het zorginkoopbeleid van CZ is daarom gebaseerd
op het zogenaamde ‘Oost-Kapelle model’ wat een
kader geeft voor het bepalen van een optimale mix van
zorginkoopinstrumenten. In het Oost-Kapelle model zijn vier
hoofdstrategieën van zorginkoop gedefinieerd die op basis
van marktefficiency en marktaandeel de meest voor de hand
liggende zorginkoopstrategie aanreiken. Deze strategieën
zijn: (1) de co-makerstrategie, (2) de coalitiestrategie, (3) de
klassieke inkoopstrategie en (4) de begeleidingsstrategie.
Daarnaast kan een markt, zoals de markt voor medisch
specialistische zorg, onderverdeeld worden in een aantal
deelmarkten. CZ onderscheidt hierin (a) de topklinische
en -referente zorg, (b) de centrumzorg en (c) de zorg die
we duiden als ‘marktzorg’. Zorg in Nederland wordt niet
geboden in ‘afgesloten’ regio’s. Er is altijd concurrentie
aan de ‘randen’ en door toetreding van zelfstandige
behandelcentra resteren voldoende marktbewegingen,
ook in een co-makerstrategische (planeconomische)
gedreven zorginkoop.
De gedachten achter het ‘Oost-Kapelle model’ vormde
de basis voor het tot stand komen van de meerjaren
overeenkomst met Atrium-Orbis.
Financierbaarheid van ziekenhuizenIn de loop van het vier jaar durende fusieproces veranderde
de context waarin banken de zorgsector financieren. Naast
nieuwe eisen van toezichthouders, waaronder de strengere
balanseisen, veranderde het zorglandschap. De al complexe
financiële vraagstelling werd nog ingewikkelder, zowel voor
de banken zelf als voor de ziekenhuizen. ABN-Amro Bank
was de bank van Orbis MC. ING, Rabobank en BNG waren
de Atrium MC banken. Het Waarborgfonds stond bij beide
ziekenhuizen deels borg. Alles bij elkaar ging, en gaat,
het om een belang van honderden miljoenen euro’s aan
leningen die in het nieuwe concern en in een nieuw banken-
consortium ondergebracht moesten worden. Al deze
partijen waren niet tegen de fusie, maar stelde een stevig
financieel fundament als absolute voorwaarde.
De banken hebben steeds aangedrongen op een heel
stevige onderbouwing van nut en noodzaak van de
fusie. Die onderbouwing hebben de fusie ziekenhuizen
aangeleverd en is uiteindelijk geverifieerd door een
extern bureau. Tegelijkertijd speelde een realistische en
gedetailleerde business case voor het fusiebedrijf een grote
rol. Deze business case, die in de loop der jaren steeds werd
aangepast, is door alle banken, het Waarborgfonds, externe
deskundigen en de financiële medewerkers van beide
ziekenhuizen beproefd, beklopt, doorgezaagd en weer in
elkaar gezet.
Zoals al verwoord, veranderde in deze periode de kijk
van de banken op het risicoprofiel en daarmee op de
financierbaarheid van de zorgsector als geheel. Voor het
eerst ging een ziekenhuis daadwerkelijk failliet; inmiddels
staat de teller al op twee gefailleerde ziekenhuizen.
Betrokken banken hadden verlies te nemen, daar
waar dit in het verleden onmogelijk werd geacht. De
risicomodellen van de banken gingen op de schop nu het
semi-overheidskarakter was vervallen. De voorwaarden
voor kredietverlening werden aangescherpt, feitelijk in lijn
gebracht met bedrijfsmatige financieringen.
Op landelijk niveau discussieerden banken en verzekeraars
over wie nu welk risico in de zorgsector moest dragen. De
verzekeraars maakten als afnemers/gebruikers steeds
inkoopafspraken voor de duur van een jaar, daar waar de
banken zich financieringstechnisch voor 20 tot 30 jaar
committeerden, zijnde veelal de looptijd van de ‘onroerend
goed leningen’. De discussie over deze mis-match werd in
alle hevigheid gevoerd.
Uiteindelijk zijn de banken op basis van onderbouwde
nut en noodzaak, op basis van een oerdegelijke en solide
business case en op basis van vertrouwen in de beoogde
leiding van het nieuwe concern meegegaan. Maar niet
voordat aan één voorwaarde was voldaan. De grootste
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
27
verzekeraar moest een 5-jarig commitment aan het nieuwe
bedrijf afgeven.
De meerjaren-overeenkomst Als gevolg van deze samenwerkingsafspraak is een
fusie-traject ontstaan, waarbij het banken-consortium,
ten behoeve van de herfinanciering van de nieuwe
rechtspersoon, aan de fusie voorwaarden heeft gesteld.
De centrale vraag was hoe het reeds verworven ‘comfort’ in
de niet gefuseerde situatie door de banken herverkregen
kon worden na een fusie. Al snel werd geopperd dat alleen
de zorgverzekeraar dit comfort kon bieden door middel van
een lange termijn zorgovereenkomst.
De door de banken gewenste meerjaren-overeenkomst werd
uitgewerkt op basis van de ‘co-makerstrategie’ uit het Oost-
Kapelle model. Als gevolg van de relatief lage allocatieve
efficiëntiexxiii en het hoge marktaandeel, is de regio van
Atrium-Orbis een prima regio om nieuwe zorginfrastructuur
voor te ontwikkelen, passend bij de (toekomstige)
zorgbehoeften. De verwachting is dat door een planmatige
herordening van de zorg tussen de ziekenhuizen in Sittard
en Heerlen, en tussen de eerste- en tweedelijn, er een
betere ‘waarde van zorg’ gaat ontstaan. Uitdaging bij de
opstelling van een meerjaren-overeenkomst is het borgen
van voldoende ruimte voor het ziekenhuisbestuur. Zij
moeten immers de fusie te laten slagen en daarmee de zorg
zeker stellen en hierbij de zorgverzekeraars comfort geven
om ‘afstand’ te kunnen nemen gedurende deze periode van
‘work in progress’.
Als de inhoudelijke kant van de meerjaren-overeenkomst
bekeken wordt, zijn er een viertal zaken die relevant zijn aan
te stippen:
1. De overeenkomst stimuleert de ziekenhuizen ‘degelijke’
afspraken met de eerstelijn te maken rondom duurzame
substitutie van zorg. Niet langer het volume van zorg
is van belang voor het ziekenhuis, maar de prijs per
geleverde eenheid. Sterker nog, in de overeenkomst
staan afspraken die het fusie ziekenhuis prikkelen en
stimuleren om de volume ontwikkeling zeer beperkt te
houden.
2. De overeenkomst kent een ‘noodprocedure’ waarbij
er in een geval van een dreigend faillissement een
lotsverbondenheid zal ontstaan tussen de financierende
banken, het Waarborgfonds en CZ als zorgverzekeraar.
CZ heeft immers de zorgplicht voor het merendeel van de
inwoners van de regio.
3. De overeenkomst kan voldoende ‘meeademen’ om
majeure ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld
kwaliteit van zorg (minimumnormen en selectieve
contractering) de komende jaren een plek te kunnen
geven zonder dat dit a priori schuurt met de belangen
van een van de partijen betrokken bij de overeenkomst.
4. De fusie-evaluatie-monitor (FEM), zoals die door
Plexus opgesteld is in opdracht van CZ, zal de komende
jaren gehanteerd worden om de randvoorwaarden
waaronder CZ akkoord is gegaan te monitoren, dit
teneinde feiten van ficties te kunnen onderscheiden, en
onderbuikgevoelens niet bepalend te laten zijn voor de
(zakelijke) relatie tussen betrokkenen.
Uiteindelijk is dit vastgelegd in een concrete tripartiete
overeenkomst tussen CZ, het consortium van banken en
Atrium-Orbis. Voor alle partijen zitten hier grote voordelen
aan vast. Voor CZ verankert deze overeenkomst dat de
(kwalitatieve) zorg ontwikkeling in Zuid- Limburg de
door hen gewenste kant op gaat. Atrium-Orbis heeft een
meerjaren commitment van de verzekeraar zodat het de
eerste 5 jaar een reële basis heeft om zichzelf goed neer
te zetten. Voor de banken is dit de basis om de laatste
horde te nemen om daarmee de door het fusieziekenhuis
benodigde financiering verantwoord te verstrekken.
.. in Zuid-Limburg gaat het gebeurenNadat de handtekeningen gezet werden, droogde de inkt en
de goede voornemens op..? Neen, dit is niet de verwachting.
Om de simpele reden dat alle partijen ‘waarde’ afleiden uit
de meerjaren-overeenkomst.
En om de waarde te verzilveren zullen de betrokkenen
elkaar regelmatig bevragen op de invulling van de
doelstellingen in de komende jaarplannen. De onderlinge
verbondenheid vanuit de individuele waardes moet ervoor
zorgen dat de aandacht niet verslapt en goede intenties een
goede invulling krijgen.
Bovendien is er door het hele intensieve proces van de
afgelopen jaren, groot vertrouwen ontstaan tussen de
partijen. Vertrouwen dat elke partij meent en doet wat is
afgesproken. We hebben elkaars nieren immers zo geproefd
dat we precies weten wat we aan elkaar hebben. En dat
voelt goed!
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
28
Verwijzingeni How should we define health? M. Huber et. al. BMJ 2011;343:d4163 doi: 10.1136/bmj.d4163
ii RIVM, Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu bevordert de publieke gezondheid en een schoon en veilig leefmilieu
iii English Longitudinal Study of Ageing (ELSA). The primary objective of the ELSA is to collect longitudinal multidisciplinary data from a
representative sample of the English population aged 50 and older. http://www.elsa-project.ac.uk/
iv Unemployment is Hard on the Heart, and the Harm May Add Up http://healthland.time.com/2012/11/21/unemployment-is-hard-on-the-
heart-and-the-harm-may-add-up/ & http://www.welingelichtekringen.nl/gezond/94285/werkloosheid-is-net-zo-slecht-als-roken-of-te-
dik-zijn.html & The Cumulative Effect of Unemployment on Risks for Acute Myocardial Infarction Arch Intern Med.2012;172(22):1731-1737.
doi:10.1001/2013.jamainternmed.447.
v Uitspraken gebaseerd op zijn studie: ‘Fair Society, Healthy Lives’ The Marmot Review, February 2010 ISBN 978–0–9564870–0–1 &
www.instituteofhealthequity.org
vi Voor informatie over ‘Health & Wellbeing Board’ zie http://www.local.gov.uk/health/-/journal_content/56/10180/3510973/ARTICLE
vii Voor informatie over Healthwatch zie: http://www.healthwatch.co.uk/
viii Health and Wellbeing Boards (England), ‘Establishing Local Healthwatch, Working with clinical commissioning groups and GP practices’ ©
Local Government Association, October 2012
ix ‘Onderhandelaarsresultaat eerste lijn 2014 tot en met 2017’, 16 juli 2013. Betrokken partijen: LHV, LOK, LVG, VHN, ZN, VWS. Gepubliceerd op
www.rijksoverheid.nl
x Consultatiedocument Bekostiging huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg, Het 3-segmenten-model, december 2013, Nederlandse
Zorgautoriteit
xi ZelfzorgOndersteund (ZO!) werkt samen met partijen die implementatie van bestaande initiatieven op grote schaal mogelijk kunnen maken.
Deze partijen zijn onder meer: ZonMW, NIA, Vilans, Nictiz, INCA, CBO/TNO en de ZN taskforce ehealth. Verder stemmen ze af met VZVZ, zodat
ze ook hun resultaten kunnen meenemen. Ten slotte ondersteunt het ministerie van VWS het doel van Zelfzorg Ondersteund.
xii Euro Diabetes Index 2014, Health Consumer Powerhouse, september 2014, www.healthpowerhouse.com
xiii De 16 Kritische Kwaliteits Kenmerken zijn nader uitgelegd in het “Een systematisch kwaliteitsbeleid voor en door zorggroepen”, Landelijke
Organisatie voor Ketenzorg (LOK), www.organisatieketenzorg.nl
xiv Rapport “Naar een professionele ondersteuning en infrastructuur” van Common Eye en Sirm in opdracht van bestuurlijk overleg in de
eerstelijn.
xv De ‘Five Year Forward View’ is te downloaden via http://www.england.nhs.uk/wp-content/uploads/2014/10/5yfv-web.pdf
xvi ‘Over de Brug’ is gepubliceerd door Phrenos Kenniscentrum in oktober 2014, http://www.kenniscentrumphrenos.nl/wp-content/
uploads/2014/12/Publieksversie-Over-de-brug-PvA-EPA.pdf
xvii Onder andere: Goodall, A. H. (2011), “Physician-leaders and Hospital Performance: Is there an Association?”, Social Science and Medicine 73
(4), 535–39.
xviii AIOS, Arts in opleiding tot specialist
xix VSNU, Vereniging van Universiteiten
xx Feminism & Men, 2014, Nikki van der Gaag, ISBN-13:978-1780329116 - ISBN-10: 1780329113, pagina 120.
xxi De CanMEDS zijn ontwikkeld door het Royal College of Physicians and Surgeons of Canada. De term CanMEDS is een samentrekking van de
woorden Canadian Medical Education Directives for Specialists. Daarvan zijn zeven algemene competenties afgeleid. In 2015 moet elke AIOS
aantoonbaar in de competenties worden opgeleid.
xxii Meer lezen over thema De dokter is een vrouw, nu de hoogleraar en de zorgbestuurder nog!
-Chimamanda Ngozi Adichie, We should all be feminists, Anchor books Random House LLC, New York, 2014
-Nikki van der Gaag, Feminism & men, Zed Books London, 2014
-KNMG.artsennet.nl/opleiding en (her)registratie/Project MMV
-Catalyst, Changing workplaces. Changing lives. Download App Catalyst voor actuele rapporten.
-VSNU, Prestaties in perspectief, trendrapportage universiteiten 2000-2020, Den Haag, 2012
xxiii Bij allocatieve efficiëntie gaat het om vragen als: “hoe bereiken we een bepaald resultaat tegen zo laag mogelijke individuele of
maatschappelijke kosten?” en “In hoeverre komen de geleverde prestaties overeen met de voorkeuren van de burgers?” (Beginselen van
goed bestuur volgens WRR, bijlage 3)
GEZONDHEID EN SAMENLEVING
29
brengt besluitvormers samen in plaats, tijd en opinieCoincide faciliteert het innovatieproces van de zorgsector
ten behoeve van een duurzame verbetering van de zorg
in Nederland. Coincide verbindt directies en bestuurders
met elkaar om kennisontwikkeling en innovatie te
stimuleren. Wij organiseren studieprogramma’s en
ontmoetingen waar besluitvormers actuele kennis,
ideëen, ervaringen en nieuwe inzichten delen. Informatie
uitwisselen, discussiëren en leren, stelt bestuurders in
staat om collectief verantwoordelijkheid te nemen voor
de kwaliteitsverbetering van de zorg in Nederland en in
hun eigen organisatie. Programma’s worden ontwikkeld
op initiatief van Coincide zelf of in opdracht van derden.
Voor de organisatie van een studiereis, congres of
netwerkbijeenkomst kunt u contact met ons opnemen.
Wij hebben een diepgaande kennis van zowel de
Nederlands zorgsector als van zorgsystemen en
-ontwikkelingen in andere landen.
[email protected] / +31-206768217
Uitgever© Coincide BV
Argonautenstraat 29
1076 KK Amsterdam
www.coincide.nl
Eindredactiedrs T.M. (Dorrit) Gruijters
R. (Roderik) Kopp
Vormgeving & opmaakScrambled Ads, Alphen aan den Rijn
Colofon
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door:
© mei 2015 Coincide BV
Coincide BV en auteurs kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de inhoud. Overnemen met bronvermelding is toegestaan.
Coincide BVArgonautenstraat 29
1076 KK Amsterdam
+31-20-6768217
Bestellingen:
ISBN 978-90-817262-8-3