Link naar bachelorproef

73
Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk Uit de schoot van mijn moederland vertrokken De impact van echtscheiding op de ontwikkeling van het kind uit een migratiehuwelijk. Bachelorproef aangeboden door Fatima Iba tot het behalen van de graad van Bachelor in de Gezinswetenschappen Interne begeleider: Patrick Meurs

Transcript of Link naar bachelorproef

Bachelorproef

Professionele Opleidingen

Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk

Academiejaar 2014-2015

Uit de schoot van mijn moederland vertrokken

De impact van echtscheiding op de ontwikkeling van het kind uit

een migratiehuwelijk.

Bachelorproef aangeboden door

Fatima Iba

tot het behalen van de graad van

Bachelor in de Gezinswetenschappen

Interne begeleider: Patrick Meurs

Bachelorproef

Professionele Opleidingen

Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk

Academiejaar 2014-2015

Uit de schoot van mijn moederland vertrokken

De impact van echtscheiding op de ontwikkeling van het kind uit een

migratiehuwelijk.

Bachelorproef aangeboden door

Fatima Iba

tot het behalen van de graad van

Bachelor in de Gezinswetenschappen

Interne begeleider: Patrick Meurs

ABSTRACT BACHELORPROEF 2014-2015

Opleiding: Bachelorproef in de Gezinswetenschappen

Voornaam Naam

Student: Fatima Iba

Interne Promotor:

bachelorproefbegeleider

Patrick Meurs

Titel bachelorproef

Uit de schoot van mijn moederland vertrokken.

“De impact van echtscheiding op de ontwikkeling van het kind uit

een migratiehuwelijk”

Abstract publiceren

Ja

Kern- / trefwoorden bachelorproef:

Migratiehuwelijk, echtscheiding, opvoedingsondersteuning, armoede, communicatie

Korte samenvatting bachelorproef:

Het thema dat ik behandel is momenteel zeer aan de orde, omwille van verschillende redenen. Ten

eerste komen echtscheidingen in onze samenleving relatief vaak voor. Omtrent de kinderen die

eventueel betrokken zijn in de echtscheidingssituatie, weten we geleidelijk beter welke risico’s ze

lopen. Ten tweede komen ook de om redenen van migratie gesloten huwelijken steeds meer onder

druk te staan. Ook daar doen zich meer echtscheidingen voor, nadat dit in de

migratiegemeenschappen tot nog toe taboe was. Ook hierin zijn vaak kinderen betrokken die niet

zelden een gecombineerd risico lopen: een gezin door echtscheiding zien uit elkaar vallen én een

kwetsbare positie innemen als migratiejongere of –kind in deze samenleving.

Ik heb gekozen om de huwelijksmigratie in mijn eindwerk te bekijken vanuit Marokko als herkomstland

aangezien ik als Marokkaanse Vlaamse vrouw toch nieuwsgierig ben naar deze thematiek én omdat ik

in mijn omgeving al heel wat huwelijken heb zien sneuvelen waarbij men de partner uit ander land van

herkomst van de eigen (groot)ouders haalde.

In mijn eindproef definieer ik onder meer de huwelijksmigratie. Bij ‘huwelijksmigratie’ gaat het over

allochtone jongeren (hier geboren en getogen) die trouwen met een partner uit het herkomstland en

die partner migreert na het huwelijk naar België. Gedurende jaren bleven de moeilijkheden van deze

huwelijken verborgen, nu komen ze meer aan de oppervlakte. Wanneer het tot een scheiding komt, is

de rol en de verdere omgang van de ouders met elkaar omtrent de kinderen van het grootste belang.

Ik focus in dit eindwerk vooral op de kinderpositie in dergelijke gezinnen na een echtscheiding. Mijn

onderzoeksvraag is dan ook:

“Wat is de impact van een echtscheiding op de ontwikkeling van kinderen uit een

migratiehuwelijk? “

Vanuit de socio-culturele invalshoek heb ik geprobeerd om de kwetsbaarheid van mensen die een

migratiehuwelijk aangaan, toe te lichten. Zo blijkt dat er binnen dit type huwelijken hoge

echtscheidingscijfers zijn. Toch zijn er ook inhibirende factoren die een scheiding minder waarschijnlijk

maken. Zo staat de partner die uit het land van herkomst komt vaak in een ondergeschikte/minder

zelfstandige positie tegenover de persoon die hier al gevestigd is, en dit niet alleen op sociaal vlak,

maar evengoed op financieel gebied. Verder hebben huwelijksmigranten vaak een laag

onderwijsniveau, wat hen economisch kwetsbaar maakt. Als er zich dan huwelijksproblemen

voordoen en men wenst over te gaan tot een scheiding dan is deze sterke afhankelijkheid een

remmende factor. Daarom is een sterk ontwikkeld netwerk een zeer belangrijke voorwaarde –

mogelijks de meest protectieve factor - bij scheiding. De financiële en sociale afhankelijkheid van de

nieuwkomer in de beginjaren van het migratiehuwelijk wordt nog meer versterkt door het wettelijke

kader waarin ze zitten: het wettelijk kader van hun verblijfsstatuut. De huwelijksmigrant ontleent

immers in de eerste periode zijn verblijfsrecht aan de huwelijkspartner die hem heeft overgebracht,

met inbegrip van zijn sociale rechten, zoals het recht om te mogen werken. Deze periode van

“controle” werd ingevoerd om schijnhuwelijken tegen te gaan, doch hebben ze ook een dwingend

karakter binnen het huwelijk.

Zelfs indien er sprake is van een slechte verstandhouding, geweld of machtsmisbruik blijft er weinig

keuze dan in het huwelijk te blijven omdat men met de angst zit teruggestuurd te worden. Om de

eventuele misbruiken van de afhankelijkheidspositie in te tomen en de rechten van het gezin te

waarborgen werd sinds 1993 de termijn om een onafhankelijk verblijfsrecht te verwerven ingekort tot

15 maanden. Verder stelt de dienst Vreemdelingenzaken dat verblijfsrecht niet wordt ingetrokken

indien het familielid de echtelijke woonst heeft verlaten vanwege huiselijk geweld en de betrokkene

hulp en bescherming nodig heeft (vb. vluchthuis).

Vervolgens heb ik me verdiept in de aard van de echtpaarrelatie, vanuit een psychologische

invalshoek. De beide partners zijn jongvolwassen, onervaren, laaggeschoold. Binnen de Marokkaanse

cultuur leeft er nog steeds een taboe om over bepaalde thematieken zoals relaties, partnerkeuze,

intimiteit, etc. te spreken met anderen. De leden uit het gezin van mijn casus waren beiden nog vrij

jong toen ze elkaar leerden kennen. Ze zitten in de vroege volwassenheid, waarvoor

ontwikkelingspsycholoog Erikson de taak van het komen tot intieme banden naar voor schoof. Er

wordt echter weinig verteld over verliefdheid en liefdesrelaties binnen Marokkaanse gezinnen, wat ook

in de door mij gebruikte literatuur naar voor gekomen is (zie o.a. Naamane- Guessous). Dit taboe is

ook af te leiden uit de casus. Indien deze thema’s besproken worden is dat vaak met de vrouwen des

huizes (van herkomst) of met andere vrouwelijke familieleden. Men heeft er niet leren over

communiceren en dat kan ernstig parten spelen om een huwelijk vorm te geven in een

migratiesituatie. Het blijkt nu dat bij de analyse van gesprekken met gescheiden huwelijksmigrantes

het relevant is om rekening te houden met de dubbele achterstelling van allochtone vrouwen: als

vrouw in een cultuur waar het patriarchale heerst en als vrouw geconfronteerd met nieuwe

persoonsrollen in het gezin.

Het is algemeen geweten dat de gezinscontext waarin kinderen opgroeien erg belangrijk zijn voor hun

welvaart en welbevinden. In België leeft één op vijf van alle kinderen in een huishouden waarvan het

inkomen lager is dan de armoedegrens. Deze armoedegrens wordt ook in gezinnen van

huwelijksmigratie frequenter bereikt na scheiding.

Tot slot trachtte ik er via de pedagogische invalshoek achter te komen hoe deze kinderen opgevoed

worden. In mijn casus wordt duidelijk dat de gescheiden huwelijksmigrante Badia een andere

opvoeding genoten heeft. De culturele verschillen met Moussa - haar ex-man - die in België geboren

en getogen is, zijn groot en zorgen voor een zeer diverse opvoedingsstijl. In hun casus kan men

bijvoorbeeld de fricties lezen tussen ‘zich aan de groep aanpassen, conformiteit’ versus ‘autonomie,

voor zichzelf opkomen en kiezen’. Kinderen opvoeden binnen de migratiecontext brengt dus extra

problemen en twijfels met zich mee. Het “ kinderen opvoeden in een niet-moslim land” kan voor

moslim ouders als een zware taak ervaren worden.

Deze gezinnen blijken na scheiding voordien vaak al meervoudige problemen ervaren te hebben,

waarbij de problemen binnen de opvoeding onderbelicht blijven, naast bijvoorbeeld de financiële

zorgen. We beschrijven in deze invalshoek ook de moeilijkheden rondom vaderschap in de eerste,

tweede en derde generatie Marokkaanse migranten. In de groep zeiden deze vaders: “Dat laat ik mijn

vrouw oplossen, laat mij er maar buiten”. Tegelijk treden ze binnenhuis soms zeer streng op. De

kwetsbaarheden van hun vaders (nu grootvaders) herhalen zich bij de tweede generatie. Zij hebben

gezien dat hun vader het destijds moeilijk vond om hun kinderen te begeleiden en een weg te tonen in

de westerse samenleving. Nu ervaren zij hetzelfde.

Uit de literatuur heb ik kunnen concluderen dat de bestaande begeleiding op de goede weg is. Het

laagdrempelig aanbod van opvoedingsondersteuning voor gezinnen met kinderen en adolescenten

kan niet voorbij gaan aan de diversiteit van de doelgroepen. Het is daarom ook een uitdaging om aan

deze gezinnen een kwaliteitsvol aanbod te bieden. Instanties kunnen hier werk van maken door het

doormaken van een interculturaliseringsproces, een veranderingsproces binnen de organisatie dat

leidt tot een structurele verandering van de organisatiestructuur zelf, haar medewerkers, het cliënteel,

en door het aanbod af te stemmen op de multiculturaliteit in de samenleving.

Referentielijst:

Demuynck,K. (2012). Scheiden in een vreemd land maakt dubbel kwetsbaar . Genderatwork vzw. Brussel, Koning Boudewijnstichting.

Descheemaeker L., Heyse Petra, Clycq Noël, Wets J., Timmerman Chris.(2009). Partnerkeuze en huwelijkssluiting van allochtone mannen. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van het partnerkeuzeproces van Marokkaanse, Turkse en sikhmannen. Brussel, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2009, 176 p.

Driesen, L. (2012). Ik wil mama én papa, allebei: Over echtscheiding, verwerking, loyaliteit en hulpverlening. Antwerpen:Garant.

Koelet, S., Hermans, P., Torfs, N., Vanvoorden, K., & Timmerman, C. (2009). Echtscheiding bij personen van Turkse en Marokkaanse herkomst Deel 1: Literatuurstudie. Steunpunt Gelijkekansenbeleid.

Naamane-Guessous, A. (1990). Achter de schermen van de schaamte. Spreken over de

vrouwelijke seksualiteit in Marokko. Amsterdam: Bert Bakker.

Steenssens, K., Aguilar, L. M., Demeyer, B., Fontaine, P., IGOA-GIReP, J. C., Van

Regenmortel, T., & HIVA, B. D. (2008). Kinderen in armoede. Status quaestionis van het

wetenschappelijk onderzoek in België. Brussel: POD Maatschappelijke Integratie.

E-mailadres : bluelife37 @ hotmail.com

2

Inhoudsopgave

ABSTRACT

DANKWOORD 4

DEEL 1: SITUERING VAN HET EINDWERK 6

INLEIDING. 6

CASUS: 9

VERANDERINGSDOELEN 13

DEEL 2: LITERATUURSTUDIE 14

1. SOCIO-CULTURELE INVALSHOEK. 14

1.1. Huwelijksmigratie en de afhankelijkheid van de partner. 14

1.2. Partnerkeuze en de beïnvloeding bij het kiezen 16

1.3. Partnerkeuze vanuit macroniveau 16

1.4. Partnerkeuze vanuit mesoniveau 18

1.5. Partnerkeuze vanuit micro-niveau 21

2. PSYCHOLOGISCHE INVALSHOEK: 22

2.1. Jongvolwassenheid 22

2.2. Verliefdheid 22

2.3. Echtscheiding 23 2.3.1. De gevolgen van echtscheiding 23 2.3.2. Sociaal- psychologische gevolgen 23 2.3.3. Alleen verder door het leven 25 2.3.4. Positieve gevolgen voor de vrouwen 26

2.4. Gevolgen voor de kinderen van gescheiden ouders 27 2.4.1. Kinderen uit eenoudergezinnen 27 2.4.2. Psychisch welbevinden van kinderen bij verlieservaringen 28 2.4.3. Leven in armoede 29 2.4.4. Schools functioneren 30 2.4.5. Sociale relatie en verdere relatie- en gezinsuitbreiding 31 2.4.6. Opleidingsniveau 31

2.5. Ontwikkelingspsychologische benadering van verwerking binnen het echtscheidingsproces 32 2.5.1. Belang van gehechtheid 32 2.5.2. Ontwikkelingsstadia doorlopen bij verwerking van echtscheiding binnen de gehechtheid 32 2.5.3. Rouwproces bij echtscheiding 33 2.5.4. Verwerkingstaken 34 2.5.5. Verloop van gestoord rouwen 34 2.5.6. Loyaliteit 34

3. PEDAGOGISCHE INVALSHOEK : 36

3.1. Opvoeden in een migratiecontext 36

3.2. Vragen over opvoeding 39

3.3. Vader en kindrelatie 40

3.4. Positief opvoeden 41

3.5. Behoud van cruciale doelstellingen van islamitische opvoeding in een westerse context 41

3.6. Zelfbeeld en gehechtheid binnen de opvoeding 41

3.7. Het verschil in opvoeding tussen de ouders 42

DEEL 3: VERANDERINGSDOELEN. 44

1. TOEPASSING OP DE CASUS. 44

1.1. Migratiehuwelijk en echtscheiding 45

3

1.2. Communicatie 45

1.3. Socialisatie 45

1.4. Armoede 45

1.5. Opvoeding 46

2. WAT KAN? 47

WELKE KRACHTBRONNEN BIED IK DEZE VROUWEN OF MANNEN AAN DIE ALLEEN KOMEN TE STAAN ZODAT ZE VERDER IN ALLE

AUTONOMIE DE REGIE TERUG OPPAKKEN VAN HUN LEVEN? 47

2.1. Begeleiding 47

2.2. Preventieve aanpak: voorkomen is beter dan genezen 48 2.2.1. Waarover dient men geïnformeerd en gesensibiliseerd te worden? 48 2.2.2. Waar en wanneer wordt er informatie gegeven en gesensibiliseerd? 49 2.2.3. Hoe kan men deze informatie beschikbaar stellen? 49

2.3. De hulpverlening aanpassen aan de doelgroep 50

2.4. Lokale netwerken uitbouwen om efficiënter samen te werken met andere lokale actoren 51

3. WAT NU? 53

3.1. Echtscheiding binnen een migratiecultuur: een verhaal van vrouwen én mannen 53

IN HOEVERRE KAN IK ALS GEZINSWETENSCHAPPER EEN PLATFORM BIEDEN VOOR KINDEREN MET MOEILIJKHEDEN UIT EEN EVENTUEEL

MIGRATIEHUWELIJK? WAT IS EEN BELANGRIJKE MUST? 53

3.2. Kinderen en ouderschap na de echtscheiding 53

3.3. Brugfiguren 54

3.4. Opvoedingsondersteuning 55

4. WAT WERKT BEST? EEN ALGEMENE, CULTUREEL COMPETENTE AANPAK? OF EEN CULTUURSPECIFIEKE AANPAK? 57

HOE PRO- ACTIEF VANUIT INSTANTIES OMGAAN MET OPVOEDING BINNEN DE THEMATIEK “HUWELIJKSMIGRATIE”. HOE HET BESTE

DEZE GEZINNEN TRACEREN WAAR PROBLEMEN VOORKOMEN? SIGNALEN VANUIT DE SCHOOL, KIND & GEZIN, GEMEENTE, ... 57

4.1. Wat zijn aandachtspunten bij het ontwikkelen van een toegankelijk en betekenisvol aanbod

opvoedingsondersteuning? 57

4.2. Hoe gezinnen met een migrantengeschiedenis bereiken? 57 4.2.1. Eerste voorwaarde is bekendheid 57 4.2.2. Gerichte communicatie 57 4.2.3. Open outreachende methode 58 4.2.4. Contacten met migrantenorganisaties 58 4.2.5. Locatie en uitstraling 58 4.2.6. Benadering 58 4.2.7. Intercultureel vakmanschap 58 4.2.8. Methodieken, programma’s en interventies 58

ALGEMEEN BESLUIT 59

BRONNEN 62

4

Dankwoord

Afgelopen studiejaren waren voor mij intensief en nu is het bijna zover dat ik de

laatste woorden aan mijn scriptie toewijd.

Het waren voor mij leerrijke jaren op gebied van kennis opdoen, op wetenschappelijk

vlak maar ook op persoonlijk vlak ben ik enorm gegroeid. Vol passie en met een

gezonde dosis zenuwen begon ik aan het schrijven van mijn thesis vertrekkend

vanuit een complexe levenssituatie van een vrouw die me doorheen mijn werk haar

vertrouwen stapsgewijs schonk en die ik oprecht bedank en alle geluk toewens in

haar leven samen met haar kinderen.

Graag wens ik stil te staan bij de mensen die me afgelopen periode steunden. Mijn

ouders Iba M. & Imsig R., mijn zussen en broers dank ik voor de onvoorwaardelijke

steun en hun geloof in mij. Hun blijk van trots was altijd een push om niet op te

geven. Verder bedank ik ook mijn vriendenkring en iedereen die in me bleef geloven.

Mijn promotor en tevens docent Patrick Meurs bedank ik oprecht voor de kennis die

hij uitdraagt en zijn begeleiding. Mijnheer Meurs, ik ben er trots op dat u mijn

promotor mocht zijn. Dank voor de samenwerking en voor de ruimte die u mij schonk

om mijn scriptie tot een goed einde te brengen.

Evenals bedank ik ook een aantal medestudenten bij wie ik terecht kon als ik raad

nodig had en andersom ook. Een luisterend oor deed immers veel en was soms

genoeg om weer energievol erin te vliegen.

Het is goed geweest en mooi, Godzijdank!

Fatima I

5

6

Huwelijksmigratie en de gevolgen voor het kind(eren) als het huwelijk mislukt.

Deel 1: Situering van het eindwerk

Inleiding.

Het thema dat ik behandel is een onderwerp dat vrij actueel is en waar al veel

onderzoek naar is gedaan. Mijns inziens vraagt vooral de rol van het kind aandacht.

Niet tegenstaand dat ook de rol van de gescheiden partners belangrijk is.

Huwelijksmigratie: een huwelijk aangaan met iemand uit een ander land. Ik ga het

hebben over Marokko als land van herkomst aangezien ik als Marokkaanse Vlaamse

toch nieuwsgierig ben naar deze thematiek én omdat ik in mijn omgeving al heel wat

huwelijken heb zien sneuvelen waarbij men de partner uit ander land haalde. Bij

huwelijksmigratie gaat het over allochtone jongeren (hier geboren en getogen) die

trouwen met een partner uit het herkomstland en die partner migreert daarna naar

België.

Welke aspecten komen daar bij kijken en moeten we op voorhand als negatief zien

t.o.v. dit soort huwelijksgedrag? Wat doet het met de kinderen in hun beleving die uit

dit huwelijk voortkomen? Wat als de mama of papa de taal niet machtig is, in dit

geval de Nederlandse taal? Hoe zit het met het psychosociale en emotioneel welzijn

van het kind?

Het eindpproefthema dat ik voorstel geef ik de titel “Uit de schoot van mijn

moederland vertrokken.” De impact van echtscheiding op de ontwikkeling van het

kind uit een migratiehuwelijk.

Verder kan opgemerkt worden dat het scheidingscijfer binnen de Marokkaanse

gemeenschap is verdubbeld? Hoe komt dat? “Allereerst kent de Marokkaanse

cultuur de belangrijke traditie van verstoting: een man die zijn vrouw beu is, dumpt

haar gewoon. Daarnaast zijn er heel wat gedwongen huwelijken, wat de kans op

succes niet bevordert. Ook huwelijken die alleen maar worden gesloten om een

verblijfsvergunning te bemachtigen, lopen logischerwijze vaak fout. En daarnaast is

er nog het bredere fenomeen van de huwelijksmigratie, waarbij partners uit twee

landen met zeer verschillende culturen samen de gulden middenweg moeten zien te

vinden.

Uit de studie van minister Van Brempt blijkt eens te meer glashelder dat

huwelijksmigratie bijna garant staat voor problemen. Importbruiden uit Marokko

worden door mannen die hier zijn opgegroeid, vaak onderworpen aan veel strengere,

traditionele normen dan in Marokko en kwijnen weg. Als een dergelijk huwelijk

strandt, zijn die vrouwen reddeloos verloren omdat ze nooit de kans hebben

gekregen om voor zichzelf een weg te zoeken in onze samenleving. Ze vinden geen

werk en zijn veroordeeld tot de bedelstaf. Maar ook de geïmporteerde

bruidegommen hebben het zwaar. Omdat ze de taal niet spreken en onze gebruiken

7

niet kennen, zijn ze vaak afhankelijk van hun in België opgegroeide vrouw/man, met

alle nefaste gevolgen van dien voor hun zelfbeeld en hun huwelijk. Dat blijkt uit een

onderzoek van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid van de Universiteit Antwerpen op

vraag van de minister van Gelijke Kansen, Kathleen Van Brempt (sp.a).”

Het is niet de bedoeling om huwelijksmigratie in kwaad daglicht te zetten maar

eerder de gevolgen na scheiding te onderzoeken vooral als er kinderen uit het

huwelijk zijn gekomen. Er zijn ook geslaagde huwelijken maar die zijn in de

minderheid. Gevolgen voor de kinderen indien de mama of papa de taal niet machtig

is zijn nefast voor hun ontwikkeling. Wat kan hieraan gedaan worden? De ouders

sensibiliseren dat taal belangrijk is. Verder is het ook lastig voor deze personen want

ook voor henzelf is taal een must. Dat maakt ze weerbaarder en zelfstandig. Met

kennis van taal kunnen ze mee functioneren in de samenleving en zijn ze niet

afhankelijk van derden.

“Onlangs ontmoette ik een vrouw uit een migratiehuwelijk. 5 jaar verder, met 3

kinderen nauwelijks de taal geleerd, gezien ze geïsoleerd werd door haar partner

binnen het huwelijk. Het huwelijk is voorbij. De scheiding is rond, en nog steeds

domineert haar ex partner haar. Te grote verschillen, veel ruzie om de opvoeding

maakte het voor haar onmogelijk nog in dat huwelijk te blijven. “Ik sta er alleen voor

nu, voel me vaak down en heb hier geen familie, de schoonfamilie heeft me de rug

gekeerd”, vertelde ze me.

Schrijnend vond ik het voor deze vrouw en nog meer voor haar kinderen. Wie gaat

ze straks begeleiden bij hun huiswerk? Bij hun verwerking van de gevolgen van de

scheiding gezien het ongezonde klimaat. Concreet zou ik dus willen stilstaan bij de

beleving van de kinderen in zulke situaties.

In de inleiding zou ik wat rond huwelijksmigratie willen situeren? Waarom kiest men

voor een partner uit ander land? Wat zijn de risico’s? Slaagkansen? De ene kiest

voor een huwelijk met iemand uit Marokko, een ander niet. Via bekende van me ben

ik gekomen bij een gezin dat bestaat uit een alleenstaande Marokkaanse moeder en

haar drie kinderen uit een soortgelijk migratiehuwelijk dat is stukgelopen. Vooral de

ontwikkeling van het kind in dit traject boeit mij. Waar kunnen deze problematische

gezinnen terecht, waar man of vrouw alles heeft achter gelaten om een nieuw leven

te beginnen waar ze in falen door de complexe factoren zoals verschil in

achtergrond, cultuur, gewoontes… die een grote rol spelen met scheiding tot gevolg.

Gezien ze vaak “alleen” naar België zijn toegekomen is de vraag of ze ergens terecht

kunnen met hun verdriet, angsten en vragen? Is er een netwerk? Schoonfamilie valt

vaak uit de boot? Of gaan ze toch op zoek naar professionele hulpverlening?

De keuze om rond dit onderwerp te werken is er gekomen omdat ik merk dat in de

Marokkaanse gemeenschap het echtscheidingscijfer blijft stijgen. In hoeverre spelen

partnerkeuze en opvoedingsvraagstukken een rol hierin. Verder ben ik nieuwsgierig

naar de drijfveren van iemand die huwt met een partner uit ander land? En wat de

oorzaak is van de breuk achteraf?

8

Maar vooral “het kind”. Deze kinderen leven voort met een kwetsbare ouder die vaak

de taal niet machtig is. Wat voor invloed heeft dit op het kind? Op zijn schoolcarrière?

Zijn toekomst? Op gebied van psychisch -, emotioneel en sociaal welzijn en

economische aspect lijkt het me ook complex. Hoe gaat de omgeving om met deze

gezinnen, meer bepaald met de kinderen? Worden deze ouders betrokken bij het

schoolgebeuren van hun kinderen ondanks taalbarrière? Is er een netwerk dat deze

mannen of vrouwen opvangt zodat ze uiteindelijk de kinderen in een beter klimaat

kunnen opvoeden? Zijn deze ouders (nieuwkomers) op de hoogte van de

mogelijkheden ivm de hulpverlening voor zichzelf als voor hun kind(eren). Wat is mijn

rol in zulke gezinnen als gezinswetenschapper? Wat kan ik ze bieden? Doorheen

mijn zoektocht hoop ik op vruchtbare alternatieven te komen

Mijn onderzoeksvraag: Wat is de impact van de scheiding op het kind uit een

migratiehuwelijk?

Onderzoeksvraag ga ik nog eens opsplitsen in 6 deelvragen:

1) Hoe komt men tot de keuze voor een partner te kiezen uit herkomstland

(Marokko in dit geval)?

2) Wat zijn de verwachtingen van het huwelijk van het koppel?

3) Wat is de rol van de schoonfamilie in Belgie? Netwerk?

4) Is er nagedacht /gesproken over het “krijgen van kinderen”?

5) Hoe worden deze kinderen opgevoed na de scheiding? (rol van beide ouders)

6) Welke rol kan vervult worden door de hulpverlening in het kader van kinderen

uit een migratiescheiding?

Vanuit de volgende invalshoeken bekeken:

-Socio-culturele invalshoek: Uit de studie van minister Van Brempt blijkt eens te meer

glashelder dat huwelijksmigratie bijna garant staat voor problemen. Importbruiden uit

Marokko worden door mannen die hier zijn opgegroeid, vaak onderworpen aan veel

strengere, traditionele normen dan in Marokko en kwijnen weg. Als een dergelijk

huwelijk strandt, zijn die vrouwen reddeloos verloren omdat ze nooit de kans hebben

gekregen om voor zichzelf een weg te zoeken in onze samenleving. Ze vinden geen

werk en zijn veroordeeld tot de bedelstaf. Maar ook de geïmporteerde

bruidegommen hebben het zwaar. Omdat ze de taal niet spreken en onze gebruiken

niet kennen, zijn ze vaak afhankelijk van hun in België opgegroeide vrouw/man, met

alle nefaste gevolgen van dien voor hun zelfbeeld en hun huwelijk. Dat blijkt uit een

onderzoek van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid van de Universiteit Antwerpen op

vraag van de minister van Gelijke Kansen, Kathleen Van Brempt (sp.a). Het is niet de

bedoeling om huwelijksmigratie in kwaad daglicht te zetten maar eerder de gevolgen

na scheiding te onderzoeken met name als er kinderen uit het huwelijk zijn gekomen.

Er zijn ook geslaagde huwelijken maar die zijn in de minderheid. Gevolgen voor de

9

kinderen indien de mama of papa de taal niet machtig is zijn nefast voor de

ontwikkeling.

-Psychologische invalshoek : het koppel zijn beiden jongvolwassen, onervaren,

laaggeschoold. In hoeverre is dit een eventuele kwetsbaarheid op de psychologische

ontwikkeling van de kinderen uit dit huwelijk? Verder heeft de man de keuze om te

trouwen genomen in een periode dat hijzelf uit een gebroken relatie kwam met de

Vlaamse An en waar zijn ouders niet achter stonden. Binnen de Marokkaanse cultuur

bevindt zich nog steeds het taboe om over bepaalde thematieken zoals relaties,

partnerkeuze, … deze te bespreken met de ouders, familieleden. Hoewel het internet

enige soelaas biedt voor vele jonge mensen om wel hun relatieproblemen te delen

vanwege de laagdrempeligheid.

-Pedagogische invalshoek: hoe worden deze kinderen opgevoed gezien de moeder

uit Marokko komt en een andere opvoedingstijl genoten heeft gezien de

verschillende culturele verschillen met België. Speelt laaggeschooldheid van beide

ouders een rol?

CASUS:

Zomer 2001 te Casablanca (Marokko) leert de 27jarige Moussa uit Belgisch Limburg

de jonge Badia kennen die bij hem in de buurt van zijn grootouders, waar Moussa

verblijft, woont.

Moussa zelf heeft een moeilijk jaar achter de rug en is sinds half juni in Marokko op

vakantie. Na een turbulent jaar waarin hij maar moeilijk aan de bak komt zonder

diploma en waarin hij zijn relatie van 5 jaar met zijn Belgische eerste liefde An

verbreekt onder druk van zijn ouders, vlucht hij naar zijn oma die in Casablanca leeft.

Hij brengt zijn dagen door op het strand met voetbal en in de nacht geniet hij van het

nachtleven om dan zijn roes uit te slapen tot in de vroege middag. En dan valt Badia

hem op, een tweeëntwintigjarig meisje dat bij hem in de zelfde buurt woont en mooi

oogt.

Badia komt uit een eenvoudig gezin doch heel traditioneel naar Marokkaanse

maatstaven. Vrij jong gestopt met studeren om in het gezin te helpen gezien haar

moeder ook buitenshuis werkte om het gezin te onderhouden. Haar vader werkte

sporadisch vanwege een knieletsel en moeder verdiende haar geld door bij gezinnen

het huishouden te verrichten. Badia’s ouders zijn vrij streng maar dat weerhoudt haar

niet af te spreken met een jongen uit het “rijke elgharisch” (Buitenland), tenminste dat

is haar ideale beeld over het Westen dat ze heeft op dat moment.

Met een eindeloze nieuwsgierigheid en vol vertrouwen stort ze zich neer in een

relatie met Moussa. Ze spreken geregeld stiekem af en lijken verliefd. Hoewel

Moussa veel verdriet heeft omwille van het onbegrip van zijn ouders over zijn relatie

met An begint hij een relatie met Badia. Stiekem weliswaar. De hele zomer is gewijd

aan wandelingen op het strand, of romantisch slenteren in de stad. De laatste twee

weken voor zijn vertrek naar België vertelt Moussa aan zijn ouders, die ondertussen

ook in Marokko hun vakantie doorbrengen, dat hij wil trouwen met Badia.

10

In een week tijd vraagt Moussa haar hand en trouwen ze voor de Marokkaanse wet.

Voor de ouders is dit een geruststelling dat Moussa voorgoed gebroken heeft met An

en hun wens te trouwen met een meisje uit Marokko is in vervulling. Moussa belooft

Badia een droomhuwelijk voor de volgende zomer en samen maken ze

toekomstplannen de avond voor zijn terugkeer naar België. Aangekomen in België

brengt Moussa de formaliteiten in orde om zijn toekomstig bruidje naar België te

halen. Ondertussen werkt Moussa voor het interim. Het zijn geen lange opdrachten,

doch lukt het hem mede met hulp van familie om zijn sociaal appartement in orde te

brengen en aan te kleden. Hij laat een huistelefoon aansluiten om zo geregeld te

kunnen bellen met Badia. Het lukt Moussa niet om in het midden van het jaar naar

Marokko te gaan om zijn bruidje te ontmoeten. Er wordt minder gebeld bij periodes.

Dan breekt de zomer aan, het mooie huwelijksfeest dat Badia werd beloofd wordt

een eenvoudige ceremonie want Moussa heeft niet genoeg geld kunnen sparen.

Badia mag na een rompsloop van administratie in oktober 2002 naar België. De

eerste 3 jaar van het huwelijk verlopen goed. Beiden zitten nog in een euforie van

verliefdheid maar al snel blijkt dat er toch een cultuurkloof is tussen het paar. Badia

heeft andere verwachtingen als ze in België aankomt. Het liefst wilt ze de

Nederlandse taal leren en buitenshuis werk zoeken. Als ze dit bespreekt met Moussa

lijkt hij er andere gedachten over na te houden. Hij gebruikt klare taal om Badia

duidelijk te maken dat hij liever heeft dat ze thuis blijft om een gezin te stichten

samen. Het zit haar dwars dat Moussa geen gepaste baan vindt en haar weerhoudt

om ook iets te ondernemen. België zit vol werk volgens haar. En zo heeft ze nog heel

wat utopische gedachtes over het beloofde Westen in het bijzonder België. De

financiële situatie is vaak onzeker en dit tot ergernis van het jonge koppel. Moussa,

geboren en getogen in Belgisch Limburg hield er lange tijd een dubbelleven na.

Thuis probeerde hij de perfecte Marokkaanse zoon te zijn voor zijn ouders maar

eenmaal buitenshuis gedroeg Moussa zich anders. Sigaretten en alcohol waren voor

hem stiekeme lusten die hij verborg voor zowel zijn ouders als voor zijn vrouw. Badia

is vrij traditioneel opgevoed doch stelt ze zich een moderner leven met Moussa voor.

In 2003 wordt het eerste kindje geboren, Mouna een meisje. Al snel volgt er een

tweede kind, dochtertje Assia. In 2005 wordt Soufian geboren, een zoontje. Vanaf

het vierde jaar van hun huwelijk beginnen de huwelijksproblemen. Moussa kan de

zorg van het gezin niet aan, en bij de minste ruzie is hij snel geïrriteerd. De

verantwoordelijkheid voor het gezin, maar vooral de financiële lasten dragen wordt

hem teveel. Ook de constante zorg die Badia vraagt wegen zwaar op zijn schouders.

Gezien Badia zelf de kans niet heeft benut om de Taalcursus Nederlands bij

basiseducatie af te ronden vanwege de zwangerschappen is ze afhankelijk van

Moussa op vele domeinen zoals doktersbezoek, boodschappen, instanties bezoeken

zoals Kind & Gezin...etc. Elke stap buitenshuis is ze geworpen op de hulp van

Moussa. Soms springt er een schoonzus in om te helpen doch dit is zelden.

En dan begint Moussa het huis te verlaten, na elke ruzie vlucht hij op café. De

situatie wordt alsmaar erger. Het gebeurt dat hij ook nachten niet thuis komt. Badia

heeft een vermoeden van vreemdgaan met zijn ex An, maar dat is nooit bewezen.

Zolang Moussa geen job heeft blijven ze op mekaars lip zitten. Hij heeft het huwelijk

11

onderschat. Het gaat van kwaad naar erger. Zo gaat Moussa van café naar zijn

ouderlijk huis en dan weer terug naar café en kwam nog weinig bij zijn gezin. Het

weinige geld dat hij had verbraste hij aan drank en aan gokspelen. Zijn ouders

hebben volgens Badia nooit Moussa aangesproken op zijn gedrag en de problemen

die er waren in het huwelijk. Moussa gaat en komt naar zijn gezin en dan is er die

dag in 2005, de jongste is nog maar een maand waarin er de zoveelste ruzie plaats

vindt. Deze keer met geweld. Dat is voor Badia het moment om voorgoed te

vluchten. Het gehuil van de kinderen snijdt in haar ziel. Waarheen nu?

Badia staat er helemaal alleen voor. Ze spreekt de taal niet. Weinig geld want het

kindergeld was niet genoeg om van te leven en de vaste lasten mee te betalen.

Totale machteloosheid. Geen netwerk om op terug te vallen want schoonfamilie heeft

haar de rug gekeerd na dat ze resoluut voor zichzelf en de kinderen koos. De paar

kennissen die ze had leren kennen nemen afstand van haar. Niemand die zich moeit

met het paar dat zo in de problemen zit. Badia is het gewoon vanuit de Marokkaanse

cultuur dat er bemiddeld werd bij huwelijksproblemen. Hier heeft ze een lange tijd op

gehoopt doch deze hulp bleef uit. Ze wacht tot Moussa naar buiten gaat als ze

aanklopt bij haar Belgische buurman. Buurman Jos heeft allang door dat iets niet

klopte. In gebrekkig Frans en Nederlands legt Badia hem huilend uit dat ze weg wilt

en of hij weet waarheen. In een ver verleden heeft Jos ooit zelf hulp gekregen van

het OCMW, en stelt hij aan Badia voor via het OCMW hulp te zoeken. Samen

stappen ze naar het OCMW. Er wordt een tolk gehaald. Vanaf het moment dat Badia

haar verhaal doet is ze aan het huilen. Er worden telefoontjes gedaan en Badia kan

tijdelijk in een vluchthuis voor vrouwen ondergebracht worden. Daar zit ze dan op

een klein kamertje in een vluchthuis. Haar zorgeloos leventje in Marokko bij haar

familie, haar mislukte huwelijk, drie kleine kinderen…dit gaat als een flits door haar

gedachtes. Ze is verdrietig en voelt zich in de steek gelaten door iedereen maar in

het kamertje neemt ze de beslissing om voor haar kinderen en voor zichzelf te

kiezen. Badia wil scheiden! Als ze dit nieuws aankondigt is het hek helemaal van de

dam bij haar schoonfamilie. Hoe durft ze gezien zij haar hier hebben gehaald. Er

volgen pesterijen naar Badia toe en verkeerde informatie wordt ook naar Marokko

doorvertelt aan haar familie. De relatie met haar ouders is hierdoor een hele tijd

verzuurd. Niemand die achter haar beslissing staat om te scheiden. Ze moes geduld

oefenen, Moussa zou veranderen. Ze gelooft er niet meer in. Haar besluit staat vast

ook al keek ze vol angst naar de toekomst.

Zo verblijft Badia 3 maanden in het vluchthuis. Er is kleding voorzien en

halalvoeding, iets wat ze enorm waardeert. Na 3 maanden kan ze terugkeren naar

het huis. Moussa daarentegen moet het huis met dwang verlaten. Badia leeft een

hele tijd in angst voor haar ex-echtgenoot. Ze krijgt een leefloon van het OCMW en

een begeleidster toegewezen die haar zal begeleiden om weer terug orde in haar

leven en dat van de kinderen te krijgen. Inge de begeleidster is heel behulpzaam en

ondanks het taalprobleem klikt het. Badia kan zichzelf zijn en Inge geeft haar de

begeleiding die ze nodig heeft om stilletjesaan haar draai te vinden in België, deze

keer “alleen”.

12

Het is een harde leerschool om alleen te komen te staan met kleine kinderen die nog

heel veel zorg nodig hebben. Badia is gedreven in haar rol als moeder. Van Moussa

hoort ze weinig tot niets.

De zorg voor de kinderen slorpt haar helemaal op. Tijd om te piekeren is er niet.

Badia wil dat ook niet, dat ligt niet in haar aard. Ze wil er het beste van maken maar

dat vraagt ook enorm veel geduld. Geduld tot de kinderen iets ouder zijn zodat ze

ook aan zichzelf kan denken. En dat heeft ze ook gedaan zoals de Nederlandse taal

gaan leren pas nadat de kinderen naar school gingen. Ook heeft ze haar rijbewijs

behaald via een tolksysteem.

Als de kinderen huiswerk hebben dan gaan de kinderen bij de vriend des huizes,

Jos, die nog steeds een belangrijke rol speelt in het leven van Badia. Hij is een soort

vaderfiguur voor haar en een goed mens. In 2008 krijgt Badia een sociale woning

met tuin toegewezen en verhuist. Ze is blij en begint stilletjes weer hoop te krijgen in

haar leven. Ondanks de verhuizing blijft het contact goed met oud buurman Jos. Jos

helpt de kinderen nog steeds met hun huiswerk en komt geregeld over de vloer en

helpt Badia met boodschappen doen etc.

De echtscheiding van Moussa en Badia wordt uiteindelijk een jarenlange

vechtscheiding waar zelfs is geprobeerd om haar kinderen van haar af te nemen

door de schoonfamilie. Dankzij een positief sociaal onderzoek is dit niet gebeurd. Het

heeft wel iets gebroken in haar. Ze is het vertrouwen in mensen is totaal kwijt. Ook

heeft ze tot drie maal toe deurwaarders aan haar deur gekregen die alles meenamen

door de schulden die Moussa maakte. Iedere keer als Badia ook maar iets opbouwt

wordt het opgeëist door schuldeisers en moest ze weer van nul af aan beginnen.

Het is was een zware tijd waar ook de kinderen enorm onder lijden. Vooral de oudste

dochter heeft het moeilijk omdat zij zich veel herinnert van de ruzies van haar ouders

en van het verdriet dat Badia had. De middelste maakt het prima en de derde,

Soufian het zoontje heeft moeilijkheden op school en is vaak onhandelbaar. Badia is

niet altijd consequent met de jongste, geeft ze eerlijk toe terwijl ze naar de meisjes

toe heel beschermend is en ook streng. Ze herkent hierin het opvoedingspatroon dat

ze zelf heeft genoten in Marokko. Ook geeft ze aan dat ze het zwaar vind haar

kinderen op te voeden met het weinige dat ze heeft gezien kinderen van “nu” veel

meer nodig hebben dan vroeger zoals computer, zakgeld, kleding, hobby’s…en dat

ze soms niet goed weet hoe hiermee om te gaan. De leraars kennen de

gezinssituatie en proberen hierin de kinderen te ondersteunen maar niet elke

leerkracht heeft hier oog voor, weet Badia te vertellen. De oudste dochter helpt Badia

hoewel ze nog maar 12 is. Al vanaf haar achtste is dit het geval en Badia vindt dit vrij

normaal vanuit haar achtergrond. Doch beseft ze dat studie belangrijk is.

Buurman Jos is gestorven in 2013 en voor zowel Badia als voor haar kinderen is dit

een groot verlies. Jos was jaren hun steunpilaar. Kort hiervoor is hij bekeerd tot de

Islam en nog steeds gaat Badia naar zijn graf als teken van dankbaarheid. Badia

haar kracht is om niet stil te staan bij de problemen. Ze was en is zich steeds bewust

dat ze zich niet mag meeslepen in de negatieve spiraal van al de tegenslagen die

haar pad hebben gekruist maar altijd er boven te staan. Om dit te verwezenlijken

heeft ze een muur om haar heen gebouwd. Ze laat nog maar weinig mensen toe in

13

haar leven. Vanwege de schaamte en taboe omtrent de scheiding put ze er kracht

uit om voor haar kinderen te zorgen. Ze wil tonen aan de buitenwereld, vooral de

beide families, dat ze het in haar eentje redt en er beter voor staat “alleen”. Hoewel

ze de cultuurschok redelijk te boven is, krijgt ze nog vaak te maken met zaken die

haar vreemd zijn hier in België. Hierdoor beseft ze hoe belangrijk het is om notie te

krijgen van de gewoontes en cultuur over het nieuwe land waar men komt wonen, en

dit al van in het begin.

Korte toelichting: de Islam heeft in de eerste jaren van het huwelijk van Badia geen

rol gespeeld. Indertijd was het vooral het culturele aspect van belang. Badia was uit

een vrij traditioneel gezin afkomstig doch zeker niet streng religieus. Het is ruim na

haar scheiding dat ze zich meer is gaan verdiepen in de Islam en waar ze ook veel

kracht uitputte in moeilijke momenten. Als alleenstaande moeder met drie kinderen

voelde ze zich nog meer gesterkt om het geloof meer en meer te praktiseren en

dusdanig mee te geven aan haar kinderen wat ze overigens nog steeds doet.

Feitenverslag:

Badia 36 jaar, gescheiden. Sinds 5 jaar officieel gescheiden.

Alleenstaande moeder van drie kinderen. Twee dochters en een zoon.

Oudste dochter: 12 Jaar

Tweede kind dochter: 11 Jaar

Derde kind zoon: 10 jaar

Wonend te Maasmechelen, Limburg

Moeder gaat sinds kort twee dagen poetsen bij een apotheker

Moussa: ex-man van Badia. Papa van de kinderen.

Laatste jaren contact met kinderen nihil

Veranderingsdoelen

1) In hoeverre kan ik als gezinswetenschapper een platform bieden voor

kinderen met moeilijkheden uit een eventueel migratiehuwelijk? Wat is een

belangrijke must?

2) Welke krachtbronnen bied ik deze vrouwen of mannen aan die alleen komen

te staan zodat ze verder in alle autonomie de regie terug oppakken van hun

leven?

3) Hoe pro-actief vanuit instanties omgaan met deze thematiek

“huwelijksmigratie” gezinnen waar problemen voorkomen? Signialen vanuit de

school, Kind & Gezin, Gemeente, ...

14

Deel 2: Literatuurstudie Op het eerste zicht is er vrij veel literatuur te vinden over dit onderwerp. Vanuit een

literatuurstudie tracht ik mijn onderzoeksvragen te beantwoorden. Wat brengt een

huwelijksmigratie teweeg bij partners die deze keuze maken? De sociaal-emotionele

kwetsbaarheid voor deze gezinnen mogen we niet onderschatten en ook deze tracht

ik te belichten. En als hoofdpunt de kinderen die hier uit geboren worden. Hoe deze

hun ontwikkeling trachten te beïnvloeden zodat we niet weer terug worden

geworpen in taalachterstand en in de complexiteit waarmee de eerste generatie

migranten te maken kreeg. Gezien ikzelf uit een eerste generatie ouders kom kan ik

beamen dat toen de complexiteit niet voelbaar was. Daarentegen de kinderen van nu

uit een migratiehuwelijk zien heel wat leeftijdsgenoten waarmee ze zichzelf

identificeren maar waar er “één” anders is dan hem omdat ze in een complexe

gezinscontext leven die migratie met zich meebracht.

1. Socio-culturele invalshoek.

1.1. Huwelijksmigratie en de afhankelijkheid van de partner.

In dit stuk verdiepen we ons even in de speciale context van migratiehuwelijken.

Binnen dit type huwelijken is er een ontwikkeling van een te hoge

echtscheidingscijfer doch zijn hier ook inhibirende factoren die een belangrijke rol

spelen. Zo staat de partner die uit land van herkomst komt vaak in een

ondergeschikte rol tegenover de persoon die al gevestigd is binnen de

huwelijksrelatie en voelt deze zich ook vaak onzelfstandig. Hij zit in een positie

waarbij afhankelijkheid centraal staat. Deze positie speelt zich op drie niveaus. Zo is

de huwelijksmigrant, in de meeste gevallen de vrouwelijke partner, in het begin vaak

voor sociale contacten afhankelijk van de partner en diens familie. (Timmerman

2006a:12) Ze hebben heel hun sociaal netwerk achtergelaten voor een nieuw leven

in België. Omwille van huishoudelijke verplichtingen slagen ze er vaak niet in om de

nieuwe taal die bij dat nieuw leventje hoort aan te leren. (Timmerman 2006a: 13,

Geets 2006: 50, Peleman 2002)

De geïsoleerde positie waar deze mensen zich vaak in bevinden wordt overigens

soms met opzet gehandhaafd door de huwelijkspartner en/of schoonfamilie. Zo belet

men ze bijvoorbeeld om taallessen of een cursus inburgering bij te wonen. (Yalçjn,

Lodewyckx e.a. 2006: 195, Geets 2006: 48) Verder worden er soms beloftes gedaan

al voor het huwelijk gesloten wordt over bijvoorbeeld huisvesting en of buitenshuis

werken en worden deze vaak moedwillig niet gerealiseerd. Als er zich dan

huwelijksproblemen voordoen en men wenst over te gaan op een eventuele

scheiding dan is deze sterke afhankelijkheid op sociaal gebied een enorme rem

factor. Daarom is een sterk ontwikkeld netwerk een zeer belangrijke voorwaarde,

zoniet één van de belangrijkste, bij scheiding (Van der Heyden 2006: 97). Een

tweede niveau van afhankelijkheid is de financiële factor waarbij de huwelijksmigrant

erg afhankelijk is van de gevestigde partner. Deze is vaak ook de enige broodwinner

in het nieuwe gezin. Ook vanuit dit aspect is het moeilijk om een stap te zetten naar

15

een echtscheiding. Indien het huwelijk op een echtscheiding uitdraait, gaan de

mannelijke huwelijksmigranten per direct een job zoeken om gemaakte schulden af

te lossen. De schulden kunnen betrekking hebben op het afbetalen van de

bruidschat, maar ook op het financieel onderhouden van zowel het eigen gezin als

het gezin van oorsprong in het herkomstland (Timmerman 2006a: 13; Van der

Heyden 2006: 84)

Vaak wordt de zoektocht naar werk bemoeilijkt door de hoge werkloosheid onder

Marokkanen. Terwijl bij de vrouwelijke huwelijksmigranten is het hebben van een job

vaak niet prioritair is zoals bij de mannelijke huwelijksmigranten, toch leeft er ook bij

hun een vernieuwende mentaliteit tegenover potentieel werkaanbod (Geets 2006:

53). Buitenshuis werken is bij hun huwelijkspartners niet gewenst en dezen maken

hun ook de belofte zorg voor hen te dragen. Vanwege het lage onderwijsniveau en

het gebrek aan ervaring in het jobcircuit maakt dat ze economisch kwetsbaar zijn en

erg afhankelijk zijn van hun partner. Verder wordt de financiële en sociale

afhankelijkheid van de nieuwkomer in de beginjaren van het migratiehuwelijk nog

meer versterkt door het wettelijke kader waarin ze zitten.

Het volgende niveau namelijk de wettelijke afhankelijkheid wordt mede veroorzaakt

door het verblijfsstatuut waar men ook afhankelijk van is (Geets 2006; NVR 2002).

De huwelijksmigrant ontleent immers in de eerste periode zijn verblijfrecht aan de

huwelijkspartner die hem heeft overgebracht ( dus zijn sociale rechten als ook het

recht om te mogen werken). Deze periode van “controle” werd ingevoerd om

schijnhuwelijken tegen te gaan doch hebben ze ook een dwingend karakter binnen

het huwelijk (Yalçin, Lodewyckx e.a. 2006: 21).

Zelfs indien er sprake is van een slechte verstandhouding, sprake van geweld of

machtsmisbruik blijft er weinig keuze dan in het huwelijk blijven omdat men met de

angst zit teruggestuurd te worden. Om de eventuele misbruiken van de

afhankelijkheidspositie in te tomen, de rechten van het gezin te waarborgen werd de

termijn ingekort tot 15 maanden in 1993 van het onafhankelijke verblijfsrecht

(Heysse, Pauwels 2007: 16). Zo dient men ononderbroken bij de partner te wonen

alvorens in orde te zijn met het verkrijgen van de eigen rechten. Indien

huwelijksproblemen zich voordoen kan dit de nieuwkomer in een ‘niet menselijke” en

psychologisch niet vol te houden positie brengen (NVR 2002: 5) Gezinshereniging is

nog moeilijker geworden; de Europese richtlijn 2003/86/EG schrijft voor dat een

partner drie jaar moet wachten een definitieve verblijfsvergunning. (Heysse, Pauwels

2007: 21) Dat verblijfsrecht wordt niet afgenomen indien een van de partners het huis

omwille van huiselijk geweld heeft verlaten wanneer hij/zij hulp en bescherming nodig

heeft, zo stelt de dienst Vreemdelingenzaken. Hierbij denk ik dan aan bv. de

noodzaak om in een vluchthuis te verblijven.

Zo kan er bij de persoon die huwt met een partner uit het buitenland bij het inzetten

van de echtscheidingsprocedure en een mogelijke uitzetting uit het land tot gevolg,

een reden zijn tot gewetensproblemen, zelfs indien misbruik van de ander komt

(Orobio de Castro 2003: 64). Dit fenomeen neemt een nog meer prominente rol in als

16

het een huwelijk betreft waar de familieleden nauw bij zijn betrokken geweest of

indien het gaat binnen een huwelijk met neef of nicht. Als het huwelijk ook nog eens

een financiële aderverlating teweegbracht binnen de familie kunnen de

schuldgevoelens nog meer verergeren (Yalçin, Lodewyckx e.a. 2006: 79). Als laatste

komt het nog geregeld voor dat vrouwen die op zelfstandige basis hun verblijfsrecht

hebben verkregen, alsnog onder het mom van vakantie in Marokko achtergelaten

worden- zonder papieren - om de terugkeer te saboteren (NVR 2002). Dit fenomeen

zou de laatste jaren sterk zijn afgenomen omwille van de toegenomen

communicatiemogelijkheden. Ook de aandacht van Belgische hulpverleners hiervoor

zou een verlagend effect kunnen hebben. ( Koelet, S., Hermans, P., Torfs, N.,

Vanvoorden, K. & Timmerman, C. , 2009).

1.2. Partnerkeuze en de beïnvloeding bij het kiezen

Zowel door de migratiedruk in het land van herkomst, maar ook door de

samenstelling van het huwelijksaanbod in het gastland, en de regelgeving die

complexer wordt gemaakt voor huwelijksmigratie bepaald in grote lijnen onder meer

de partnerkeuze. Sociale en culturele aspecten spelen eveneens ook een rol bij het

kiezen van een levenspartner. Het is belangrijk dat jongeren de mogelijkheid hebben

om een potentiële huwelijkspartner hier in België te leren kennen, in een land waar

zowel de context als de culturele omgangsregels even belangrijk zijn. Zo is de rol

van familie nog altijd groot bij het kiezen van een huwelijkskandidaat. De

familiebanden alsook de contacten met vrienden in het herkomstland bepalen ook

mee de keuze voor een partner uit Marokko. Binnen de Belgische Marokkaanse

jongeren wordt vaak de persoon afgerekend op zijn negatief gedrag –regelmatige

basis- wat de kans nog meer vergroot om te huwen met een partner uit Marokko.

Ook mogen we de veranderingen die plaatsvinden binnen de

migrantengemeenschap als gevolg van migratie en integratie niet minimaliseren.

Deze beoordeling is van belang.

Zo zijn jongeren meer geneigd uit herkomstland te huwen indien de aanpassing

(integratieproces) negatief verloopt. Verder mogen we ook persoonlijke motieven van

de jongeren niet uitsluiten. Een afname van huwelijksmigratie in het Vlaams gewest

is niet bewezen. Zo is er een aanzienlijk verschil tussen de “tweede generatie”

Marokkanen in vergelijking met Vlaamse jongvolwassenen bij het begin van

gezinsvorming en ook in hoe ze zich gedragen op de verschillende domeinen binnen

gezinsvorming dan de Vlaamse jongvolwassenen. We kunnen wel concluderen dat

een partner uit Marokko de verschillen betreft gezinsvorming vaker verscherpt maar

zeker niet altijd (Corijn, M. & Lodewijckx, E. ; 2009c).

1.3. Partnerkeuze vanuit macroniveau

Laten we ervan uitgaan dat het een illusie is dat alleen liefde en romantiek van

cruciaal belang zijn bij de partnerkeuze. De omgeving waarin mensen leven, vergroot

17

of verkleint de kans waarin twee partners elkaar vinden. Zowel partnerkeuze als het

opbouwen van een relatie, in dit geval bij Marokkaanse allochtonen, speelt zich af

binnen de internationale migratiecontext. Deze groep kan kiezen uit een ruim aanbod

huwelijkskandidaten, namelijk herkomstgenoten ( opgegroeid in België), de

autochtonen groep en tevens mogelijke huwelijkskandidaten uit Marokko. De

Marokkaanse huwelijksmarkt wordt in zekere mate intens ondersteund door de

migrantenbevolking in België en de herkomstregio, die de internationale banden

versterkt. Deze banden maken deel uit van transnationale netwerken en komen

beide groepen ten goede. Hierbij is het reciprociteitprincipe zeer belangrijk wat

namelijk verwijst dat je iemand iets verschuldigd bent. Migratiehuwelijken houden dit

principe perfect in stand. Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de migratiedruk,

anderzijds wordt de band met het land van herkomst levendig gehouden. Dankzij de

snelle ontwikkelingen in de transportmogelijkheden en de toename van snel

ontwikkelde info- en communicatietechnologie zal het fenomeen transnationale

netwerken verre van uitdoven en alleen maar de intensiteit van huwelijksmigratie

banden vergemakkelijken.

Een bijkomende macrofactor die de keuze op een partner eventueel kan beïnvloeden

is de fase in het migratieproces. Gezien de meeste Marokkanen zich voor duurzame

tijd hebben gevestigd in België is het een normaal verschijnsel dat men ook een

voorkeur geeft aan partner uit het herkomstland. Om dit te begrijpen is het belangrijk

rekening te houden met de verschillende dimensies van integratie. Zo bestaat

integratie uit meerdere structurele factoren alsook meerdere socio-culturele.

Deelname aan de arbeidsmarkt en het onderwijs vallen onder de structurele

integratie terwijl partnerkeuze, gezinsvormen zich situeert in de privésfeer onder

socio-culturele aspecten. Ondanks de ontwikkeling in sommige evoluties zoals de

stijging van huwbare leeftijd, meer inspraak van de getrouwden zelf, is het systeem

van partnerkeuze het minst aan verandering onderhevig van de overbleven tradities.

Verder is de keuze op een huwelijkspartner voor de betrokkenen ook niet onderhevig

aan de vooruitgang op het domein van arbeid en opleidingsniveau. Van al het

benoemde concluderen we dat de band van tweedegeneratiejongeren en de

beperkte socio-culturele integratie met het land van herkomst nog steeds naar de

herkomstregio gericht is. Als we terugblikken op de eerste migratiestroom vanuit

Marokko waren het vooral mannen die binnen het kader van bilaterale akkoorden

zich aanboden en zo aan het werk gingen. Met het oog op een tijdelijke migratie,

werkend en sparend om dan terug te keren naar de achtergebleven familieleden. In

deze fase werden de migrante mannen gevraagd om hun vrouw en eventuele

kinderen over te laten komen om zo de oriëntatie op de Belgische gemeenschap te

bevorderen. Tot hier de migratie van de “ eerste generatie” allochtonen. De

verscherping van de wet op migratie heeft een tegendraads effect, gezien men het

huwelijk meer als strategie gebruikt om te migreren via een legale manier, namelijk

via het huwelijk. Zo kan men zich permanent vestigen in België, met het gevolg dat

er rond dit fenomeen een eigen dynamiek is ontstaan. Gezien de eerste golf

migranten grotendeels bestond uit mannen is het ook te plaatsen dat er toen een

“mannenoverschot” was. Men had ook de voorkeur om toch een partner te kiezen

18

binnen de eigen groep in de eerste fase van de migratiestroom. Dit is gebleken uit

demografisch onderzoek. Overeenkomstig deze theorie, huwde mannen dan ook met

vrouwen uit de herkomststreek. Marokkaanse huwelijkskandidates waren in België

schaars. Tegenwoordig is het aantal huwelijkskandidaten, bij zowel mannen als

vrouwen, in evenwicht wat niet wegneemt dat er nog steeds een belangrijke groep

kiest voor een partner uit het herkomstland, in dit geval Marokko. Gezien de

kwantitatieve onderzoeken van de huwelijksmarkt de blijvende huwelijksmigratie niet

kunnen aantonen is het belangrijk om te gaan kijken naar de kwalitatieve

onderzoeken. Zo concludeerden verschillende studies dat er een aanzienlijke kloof

bestaat tussen het onderwijsniveau en de sociale status van Marokkaanse jongens

en meisjes in België. Volgens de jongens zijn de meisjes te modern en

vrijgevochten, en de meisjes beschouwen de jongens als te conservatief en laag

opgeleid. Deze stereotypen worden doorgaans in stand gehouden doordat er een

gering contact is onderling wat weer de kans vermindert om een mogelijke partner te

vinden.

1.4. Partnerkeuze vanuit mesoniveau

Zowel het sociale leven als de naaste omgeving beïnvloeden het kiezen van een

partner binnen de Marokkaanse gemeenschap. Men sluit niet uit dat transnationale

netwerken de huwelijkssluiting uit land van herkomst de ontvangende samenleving

beïnvloeden. Dat neemt niet weg dat partnerkeuzesystemen in extenso worden

overgebracht. De situatie in herkomstland van Marokkanen verschilt prominent van

de socio-economische, politieke en culturele context waar men leeft. Onvermijdelijk

dat deze punten hierboven aangetoond in hun specificiteit de partnerkeuze

beïnvloeden. Het aangaan van een huwelijk binnen de Marokkaanse cultuur is niet

zozeer een individuele aangelegenheid maar eerder een familiale vanwege de

kernwaarde van familie -eer. Familie -eer is elementair verbonden met het maagd -

zijn van de dochters des huizes. Daarom waakt de familie angstvallig over de

dochters. Ouders hebben een belangrijke rol bij het kiezen van een potentiële

partner. Vaak is de sociale norm dat ouders een huwelijk arrangeren. Gedwongen

huwelijken komen gelukkig steeds minder voor. Toch werd er door de onderzoekers

waargenomen dat gehuwden meer en meer inspraak krijgen bij het kiezen van een

levenspartner en de rol van de ouders afzwakt. Let wel, dit wil geenszins zeggen dat

Marokkaanse jongeren hierdoor volledig vrij in hun keuze zijn! In erg veel gezinnen

hebben de ouders er nog steeds baat bij dat kinderen voor een goede partnerkeuze

gaan die met hun wensen strookt gezien het huwelijk meer is dan alleen maar een

verbintenis tussen twee mensen. Het is meer dan dat: het is een alliantie tussen twee

families. Zo is is er de traditie genaamd virilokaliteit, waar de dochter –na het

huwelijk- gaat inwonen bij haar schoonouders wat dan weer haar ouders een soort

socio-economische zekerheid biedt vooaleer ze haar uit handen schenken. Daar

tegenover wensen de ouders van de jongen te weten te komen of de toekomstige

schoondochter wel past in het gezin. Vanuit het respect voor de ouders en het

belang van de familie-eer vinden de jongeren het dan ook een normaal gegeven dat

19

ouders een stem krijgen in het proces van keuzemaking. De “wij-cultuur” wordt nog

steeds door vele jongeren gedefenieerd als zijnde deel van de Marokkaanse cultuur

is gebleken uit onderzoek.

Het is ook binnen deze betekenis dat de vanzelfsprekendheid bestaat dat ouders dan

ook een prominente rol hebben bij het kiezen van een partner. Onbewust oriënteren

vele ouders dan ook richting herkomstland terwijl ze in Belgie geconfronteerd worden

met een nieuwe soort jongerencultuur waar vrije omgang tussen jongens en meisjes

haast inherent is. Vele ouders gaan dan ook gebukt onder angst en achterdocht en

willen de schending van familie-eer voorkomen. Indien men zich blijft afsluiten voor

het onbekende leidt het ongetwijfeld dat mensen zich blijven vasthouden aan hun

eeuwenoude tradities, gewoontes en hun authentieke zelf wat in de ontvangende

samenleving maakt dat opvoeding strenger is dan in herkomstland. Hierdoor worden

jongeren vaak geviseerd door hun ouders en belemmeren ze dat jongens en meisjes

elkaar leren kennen. In Marokko tijdens het verlof zijn de meeste ouders veel losser.

Ze vertoeven dan in hun vertrouwde omgeving waardoor ze de jongeren meer

vrijheid schenken. Vandaar dat de kans iemand te leren kennen groter is. Zowel

jongeren als ouders hebben een ideaal beeld van herkomsgenoten in Marokko. Dit

idealisme wordt weliswaar gecreeërd door de afstand en ruimte tussen beiden. Uit

onderzoek is gebleken dat Marokkaanse jongeren in Belgie bepaalde eigenschappen

toeschrijven aan potentiele partners in Marokko die ze missen in hun leeftijdsgenoten

in België. Zo vinden de jongens dat de dames hier in Belgie te modern en

vrijgevochten zijn en lijken sommigen de voorkeur te hebben voor een partner uit

herkomstland die ze dan tradioneler, zacht van karakter en toegewijder vinden in het

huishouden. Daarentegen vinden Marokkaanse dames in België de jongens dan

weer ouderwets en vaak te laag opgeleid. De wens is dan groot om een partner te

vinden met een evenwaardige religueze, culturele en intelectuele background. Heel

wat Marokkaanse jongeren uit België zijn namelijk niet vertrouwd met de huidige

context in Marokko waardoor ze niet op de hoogte zijn van de maatschappelijke

ontwikkelingen en veschuivingen in de genderrollen. Zo blijkt vaak dat de partner die

ze importeren veel minder tradioneel is dan ze vermoeden en al helemaal niet aan

het ideaal beeld voldoen waarnaar ze verlangend uitkeken. De gekozen partners uit

herkomstland, in dit geval Marokko, hopen daarentegen om juist via migratie naar

België te komen om te genieten van de - in hun ogen - moderne en vrije

samenleving. Zodoende zitten partners in een migratiehuwelijk vaak met

tegenstrijdige gevoelens en desillusie tot gevolg.

Een andere factor die beïnvloedend is op de partnerkeuze binnen het sociaal leven

van de Marokkaanse allochtonen is de segregatie tussen de seksen en de etnische

segregatie. Het grootste deel van hun tijd leven jongens en meisjes leven in

gescheiden werelden. Zo definiëren heel wat jongeren de regels voor omgang tussen

mannen en vrouwen als deel van hun cultuur naast de “wij-cultuur” als één van de

meest belangrijke waarden. Van daaruit heerst dan ook een groot taboe op vrijheid

tussen man-vrouw-relaties. Jongeren conformeren zich aan deze regels om roddel

20

en schade aan familie-eer te vermijden, vandaar dat de heersende sociale controle

getolereerd wordt. Deze sekse segregatie zorgt er dan ook voor dat kennismaking en

een partner leren kennen met een herkomstgenoot in België belemmerd wordt.

Omwille van opleiding en werksituatie lijken hoogopgeleiden op een meer

ontspannen stijl om te gaan met de andere sekse.

Waar de sekse segregatie de kans vermindert op een huwelijk met een Marokkaanse

partner in België, verkleint de etnische segregatie mogelijks het huwelijk met een

Belgische autochtone partner. Uit een onderzoek in 1991 bleek hoe verschillend de

nationaliteit en sekse verschillen met een autochtoon. Voor de Marokkaanse man

was dit geen uitzondering gezien bij deze groep een verhoging op kans in dit

huwelijk. Oorzaak is dat Marokkanen een mindere band met land van herkomst

onderhouden. Een ander sekseverschil is dat, aangezien religie het voor vrouwen

verbiedt te trouwen met een niet-moslim, een reden is dat vrouwen minder dit

huwelijk sluiten. Nietegenstaand is dit ook voor de jongens een belemmering om een

huwelijk aan te gaan met een niet-moslim vanwege het niet-islamitisch zijn. Het is

voor vele Marokkaanse jongeren een essentieel gegeven voor hun identiteit om

Islambeleving te delen met hun toekomstige partner.

De inmenging van ouders verschilt bij beide geslachten, alsook de sociale controle

en hoe men het huwelijk verwacht en haar betekenis eraan. Zo is de invloed van de

directe omgeving op meisjes groter dan op de jongens vanwege de maagdelijkheid

van de meisjes gelinkt wordt met de eer van de familie. Hierdoor dienen meisjes zich

aan veel striktere regels te houden dan jongens. De gemeenschap en de

familieleden letten goed op dat de meisjes de regels au serieux nemen waardoor het

sociaal contact met de jongens veel minder is in het openbaar. Zo hebben meisjes

een veel negatievere blik op het huwelijk dan de jongens. Jongens beleven het meer

als een periode om ernstig te worden en een stap te zetten naar volwassenheid. De

meisjes daarentegen weten dat ze in het huwelijk verder worden ingeperkt. De

traditie om als dochter na het huwelijk in te wonen bij haar schoonfamilie creeërt nog

meer sociale controle. Heel wat meisjes hebben in t algemeen een meer moderne

kijk op het leven waardoor hun plannen voor de toekomst in conflict geraken met de

wensen van sommigen leden van haar schoonfamilie. Jongens beschouwen het

inwonen hoofdelijk als uitbreiding van de eigen familie. Deze “voorbeeldige

echtgenote” hoort dan te passen binnen de familie.

Ten aanzien van het huwelijk hebben de meisjes meer een relationele verwachting

dan de jongens. Dit verklaart eveneens de kloof op het huwen met iemand uit

herkomstland tussen de seksen. Via een importhuwelijk houden meisjes juist de

schoonfamilie buiten beschouwing, terwijl de jongens voor een tradionele partner

willen gaan. Voor beiden seksen is wel het instituut huwelijk een gemeenschappelijk

belangrijk iets. Vandaar dat ongehuwd samenwonen zelden voorkomt.

Binnen de Marokkaanse gemeenschap neemt het huwelijk een centrale waarde en

vormt het sluitstuk, een belangrijke afronding, van de opvoeding. Voornamelijk wordt

21

het beschouwd als een belangrijke stap naar volwassenheid en wordt daarom ook

gezien als een scharniermoment. Vanuit de maagdelijkhiedsnorm dient seksualiteit

enkel binnen het huwelijk plaats te vinden. Als het meisje haar maagdelijkheid

verliest voor het huwelijk dan verlaagd haar kans op de huwelijksmarkt. Zo kan men

de jonge huwelijksleeftijd kaderen: hoe jonger en eerder het huwelijk plaats vindt,

hoe minder kans dat de familie-eer geschaadt wordt. Wel moeten we benadrukken

dat de Marokkaanse jongeren haar directe sociale context niet passief ondergaat. Op

gebied van vele zaken en zeker op relaties en gezinsvorming bevinden ze zich in de

zone van verandering en tradities. Ouders worden als eerste geconfronteerd met een

voor hun onbekende jongerencultuur. Zo rapporteren jongeren van Marokkaanse

afkomst in onderzoek dat ze vaak dienen te onderhandelen met hun ouders, hun

vertrouwen moeten winnen, hen op de hoogte te houden etc…Tevens wordt in het

onderzoek ook getoond dat er een positieve ontwikkeling naar meer inspraak bij

partnerkeuze is bij de jongeren. Doch blijft een belangrijk aandeel voor een partner

uit het herkomstland opteren. In het volgende punt bespreken we de impact van

micro-omgeving bij partnerkeuze om dit beter te begrijpen.

1.5. Partnerkeuze vanuit micro-niveau

We kunnen stellen dat meisjes moderner zijn ingesteld dan jongens. Zoals hierboven

al is vermeld vrezen de meeste meisjes dat een partner kiezen uit herkomstland in

België vooral hun vrijheid wordt ingeperkt en wensen ze via een huwelijksmigratie

aan de controle van schoonfamilie te ontkomen. Verder leidt een huwelijk met een

partner uit herkomstland tot een verandering van de traditionele verhoudingen binnen

de genderrollen. Vanuit de migratie en de daarmee gepaarde beperkte integratie

verliest de partner uit herkomstland zijn vanzelfsprekende status waardoor de vrouw

vaak de broek aan heeft. Met andere woorden dient het migratiehuwelijk als een

soort strategie om haar eigen emancipatie te beschermen. Het merendeel van de

meisjes wensen eerst hun opleiding af te ronden wat een hogere huwleeftijd met zich

meebrengt waardoor ze de valabele huwelijks partners op de huwelijksmarkt

kwijtspelen. Het zijn zeker niet alleen instrumentele beweegredenen die tot een

migratiehuwelijk aanzetten. De meisjes willen vooral hun vrijheid bewaren bij het

aangaan van een huwelijk met een jongen uit Marokko en hopen ze wat ze missen

bij hun leeftijdsgenoten in België, te vinden in dit huwelijk zoals eerder aangegeven.

Of de partner ook afkomstig is van dezelfde stad of regio wordt ervaren als een

garantie voor het hebben en delen van dezelfde waarden en normen. De hoge

migratiedruk in Marokko in dit geval schrikt de meisjes dan weer af. Er is een

overaanbod aan potentiële huwelijkspartners in Marokko en dit veroozaakt dan weer

twijfel over de juiste intenties van het aangaan van een huwelijk. Eerder vermeld

wensen de jongens vooral dat de partner past binnen de familie. (Descheemaeker,L.,

Heyse,P., Wets,J., 2009)

22

2. Psychologische invalshoek:

2.1. Jongvolwassenheid

Beide personages in de casus waren vrij jong toen ze elkaar leerden kennen. Deze

fase, de jongvolwassen fase gaat men vooral op zoek naar settelen (huisje, boompje,

beestje), naar een gevoel van betrokkenheid bij de job die men verricht, en probeert

men een duurzame intieme relatie op te bouwen. Indien men daar niet in slaagt,

kampt men met gevoelens van zich af te zonderen, vluchten in drank en uitgaan

etc.met het gevolg in eenzaamheid lijden. Hierbij wil ik Erik Erikson ’s

levenslooptheorie in het kort toelichten. Erikson stelde acht ontwikkelingsfases die de

mens vanaf zijn geboorte tot de dood doorloopt. Binnen de psychosociale

ontwikkeling van de mens wordt elke fase overlopen met een conflict. Deze dient op

een positieve manier opgelost te worden zodat de mens verder door kan gaan naar

de volgende fase. Conflict staat voor een levenstaak die elkeen moet volbrengen

vooraleer ze stappen naar de volgende fase. Zo bestaat elke fase uit twee

tegenstellingen (-polen) die in het beste geval uitmonden in een kwaliteitsvolle of

dynamische sterkte. In het slechtste geval stagneert de persoonlijkheidsontwikkeling

waarbij de persoon in de fase blokkeert waardoor het conflict niet wordt uitgewerkt.

Het koppel uit de casus zitten in de vroege volwassenheid, 18 tot 35 jaar. Deze fase

typeert Erikson alszijnde “intimiteit versus isolement”. De levenstaak intimiteit staat

voor de ontwikkelingstaak wederkerigheid en intieme relatie opbouwen. Deze bestaat

uit verschillenden aspecten: op de eerste plaats in alle wederkerigheid met een

beminde persoon zijn en een seksuele relatie hebben. Deze persoon is iemand van

het andere geslacht, met wie men een wederzijdse verantwoordelijkheid deelt en die

ook in staat is deze te verwezenlijken. Verder is men in staat en bereid het

levenstraject te verwezenlijken binnen het gezin van werk, voortplanting en verpozing

om uiteindelijk ook voor de afstammelingen een gepaste en deugdelijke ontwikkeling

te waarborgen.( Erikson, E., 1977, 255-256)

2.2. Verliefdheid

Er wordt weinig verteld over verliefdheid en liefdesrelaties binnen Marokkaanse

gezinnen. Dit is ook af te leiden van de casus. Wordt er gesproken over trouwen zelf

dan is dat vaak ten gevolge van een aanzoek of trouw van een ander lid van de

familie. Naarmate de rijpheid wordt er ook meer over huwen gecommuniceerd gezien

er op een bepaalde leeftijd verwacht wordt dat men gaat trouwen. Indien deze

thema’s besproken worden is dat vaak met de vrouwen des huizes of met andere

vrouwelijke familieleden. Doch concludeerd men dat sommige meisjes beter met de

vader hierover kunnen praten dan met de moeder. Bij de moeders leeft vaak meer de

bezorgdheid van wat anderen uit de omgeving gaan denken, meer dan de vaders.

Ook rust er een veel grotere verantwoordelijkheid bij de moeders wat de opvoeding

van de kinderen betreft. (Zemni, S.,Peene, N., Casier, M., 2006 )

23

2.3. Echtscheiding

2.3.1. De gevolgen van echtscheiding

Bij de analyse van echtscheiding is het relevant om rekening te houden met de

allochtone vrouwen die vaak te maken hebben met de dubbele achterstelling als

vrouw in een cultuur waar het patriarchale heerst en ze geconfronteerd worden met

nieuwe persoonsrollen terwijl in het traditionele gezin het de man is. Wat wederom

een onderdeel maakt van een minderheidsgroep. Zo kunnen ook mannen van

allochtone afkomst zich ondergeschikt voelen en dit dubbel gezien ze uit een groep

komen die behoort tot een etnische minderheid binnen een westerse cultuur. Dit

heeft een serieuze impact op beide posities. Vandaar dat deze verwevenheid van

beide posities met de etnische achtergrond extra op punt dient gezet te worden.

Vrouwen worden het meest beschouwd als zijnde de grondslag van de publieke en

private verhevenheid en ondergaat hierdoor strengere beperkingen daar waar de

migranten gemeenschap zichzelf niet gerespecteerd acht of zelfs aangevallen voelt.

(Timmerman 2000a : 21 ; Peleman 2002:729 ; de Swaan , 2006 in Koelet, S.,

Hermans, P., Torfs, N., Vanvoorden, K., & Timmerman, C. ,2009).

2.3.2. Sociaal- psychologische gevolgen

Indien gevoelens van eer en schaamte een vrouw van Marokkaanse nationaliteit

belemmeren de stap te zetten naar echtscheiding, dan impliceert dit ook dat zij zelf

ook een negatief sociaal beeld over echtscheiding hanteert, namelijk het stigma dat

op gescheiden vrouwen berust. Zo stelt Nydell (2001: 95) dat echtscheiding binnen

de Arabische culturen steeds voorkomt en het daarom de gescheidenen op sociaal

vlak niet stigmatiseert. Verder wordt scheiden da laatste jaren steeds minder als een

schande ervaren binnen de Marokkaanse samenleving. Zo blijkt uit de literatuur dat

er ook onder vrouwen die een echtscheiding hebben doorgemaakt dat er een soort

verandering is binnen de manier van denken en doen hieromtrent. (Welslau, Deven,

2003:101).

Tot een aantal jaren terug werden vrouwen van Marokkaanse afkomst op hun

echtscheiding gewezen met negatief advies binnen de eigen gemeenschap. Uit

literatuuronderzoek van Welslau en Deven (2003: 12) blijkt dat de eer van

alleenstaande vrouwen/moeders uit de Marokkaanse gemeenschap zeer slecht was

en haar goede naam laag. Tenslotte is de ideale eigenheid van de vrouw binnen

deze gemeenschap haar rol als echtgenote en moeder te vervullen binnen een

huwelijk. Vanaf het moment dat de vrouw/moeder scheidt doorbreekt ze deze sociale

maatstaf en wordt ze hierop afgerekend in negatieve zin. Vanwege de scheiding

heeft ze zichzelf namelijk in een positie van schaamte gebracht (Welslau, Deven

2003: 71). Met gevolg dat ze heel wat geroddel moet incasseren binnen haar

gemeenschap maar ook sociaal geïsoleerd wordt en krijgt ze te verduren met sociale

controle (Welslau, Deven 2003:33-35). Ook Van Robaeys en Perrin (2006) maakte

deze vaststelling, dat degene die zich niet houd aan de sociale regels binnen de

eigen gemeenschap vaak wordt buitengesloten van de gevormde samenhang

24

onderling en van de saamhorigheid die sterk is in de groep. Verder toont het

onderzoek van Welslau en Deven (2003:33), althans zo omschrijven de schrijvers

het volgende: dat vrouwen uit een scheiding als een echte falen (mislukking) worden

beschouwd. De auteurs omschrijven het als volgt: “Ze heeft gefaald om haar eigen

huwelijk te handhaven en dient zich hiervoor te schamen. Over het algemeen kiezen

de leden van de gemeenschap partij voor de man en zijn versie van de feiten, en

krijgt de vrouw de schuld voor de stukgelopen relatie.” (Welslau, Deven 2003: 33).

Volgens de auteurs zouden gevoelens van minderwaardigheid en schuldgevoelens

vanwege het falen in de relatie alleen maar vermeerderen bij deze vrouwen die een

echtscheiding doormaakten. Dit zou volgens hen de eigen schuld- en

minderwaardigheidsgevoelens over de mislukte relatie bij gescheiden vrouwen nog

doen toenemen. Volgens Kandiyoti (1987) en Nydell (2001: 95) is het niet zo zeer het

zich schuldig voelen van de Marokkaanse vrouwen dat een rol speelt maar meer de

schaamtegevoelens waar ze last van hebben omdat ze niet meer aan de sociale

norm voldoen die binnen hun gemeenschap heerst in tegenstelling tot de Westerse

vrouwen. Hoe dan ook, onderzoek stelt een minder goede gezondheidstoestand na

een eventuele echtscheiding vanwege de grote waarde die binnen de Marokkaanse

cultuur heerst (Welslau, Deven 2003: 111).

Ondanks dat echtscheiding vaker voorkomt wordt het meer en meer aanvaard door

de leefgemeenschap (Welslau, Deven 2003: 101). Zo wordt een vrouw uit een

echtscheiding niet meer per direct negatief met de vinger gewezen omdat de schuld

bij haar zou liggen vanwege het feit dat ze geen tijd en energie stak in haar huwelijk.

Drugs -, drank -, gokverslavingen, maar ook lichamelijke mishandeling en het niet

zorg dragen voor het gezin zijn nu aanvaardbare redenen om over te stappen naar

een echtscheiding als alle hulp overbodig is. Geldt overigens niet voor alle vrouwen.

Zo blijkt uit onderzoek met betrekking tot vrouwen met een lagere scholing (Yalçin

2006: 56) en vrouwen uit migratiehuwelijken (Van der Heyden, 2006: 98,

Lodewyckx, Geets e.a. 2006: 77, Welslau, Deven ) dat men steeds naar dit stigma

verwijst. Indien vrouwen (uit migratiehuwelijk) zouden terug gaan naar hun land,

zeker naar de gebieden waar men nog vrij traditioneel leeft, dan lopen ze daar het

risico dat ze door hun eigen familieleden verstoten worden en dan zo in de

marginaliteit van de samenleving terecht komen. Voor deze personen is de terugkeer

een schande en deze wordt erger gemaakt omdat men hoge slaagkansen acht voor

in het buitenland te blijven (Van der Heyden, 2006).

De meeste huwelijksmigranten verkiezen bovendien om het liefst in België te blijven

na de echtscheiding, ook al is het risico dat ze in de illegaliteit terecht komen groot

na hun scheiding en alvorens ze hun verblijfspapieren hebben ontvangen (STO

2001: 32, Van der Heyden 2006: 98). Het verliezen van dit recht op verblijf is op zich

weer een negatief gevolg van echtscheiding. Binnen de gemeenschap waar deze

vrouwen leven heeft men te kampen met een trage mentaliteitsverandering

tegenover de vrouwen die een echtscheiding doormaakten wat maakt dat ze nog

steeds onderhevig zijn aan roddel en sociale controle. Dit verlies van verblijfsrecht is

een ander belangrijk negatief gevolg van echtscheiding. Maar ook in de eigen

25

gemeenschap lijkt deze groep vrouwen maar weinig te merken van de zogenaamde

mentaliteitswijziging ten opzichte van de gescheiden vrouw. Zo blijft de

gemeenschap de sociale controle over deze vrouwen als haar taak te vinden in de

plaats van de ex-man om zo haar doen en laten te controleren (Welslau, Deven

2003: 73). Hieruit wordt er een oordeel over haar geveld en een mening gedaan over

het geen ze goed of fout doet. Hier zie je duidelijk het verschil van de sociale positie

waar ze in zit, deze niet gelijkwaardig is als die van de gehuwde vrouw (Welslau,

Deven 2003: 73). Zo krijgen vrouwen die een echtscheiding achter de rug hebben

snel een label geplakt binnen de eigen gemeenschap: door de mannen worden ze

als “gemakkelijk” of als vrouw voor plezier aanzien en door de getrouwde vrouwen

worden ze als een bedreiging ervaren (PRIC 1999, STO 2001: 22, Welslau, Deven

2003: 33, 63, 71). Zowel de seksualiteit van deze vrouwen, als de sociale controle

die toeneemt binnen de Marokkaanse gemeenschap wordt sterk genuanceerd,

waarbij deze vrouwen de ondersteuners van hun “bedreigde” Marokkaanse culturele

identiteit zijn in de ogen van vele volgens Akpinar (1998). Frappant is het om op te

merken dat het vooral vrouwen zelf zijn die het geroddel in de hand werken. Indien

de gescheiden vrouwen zich strikt houden aan de waarden en normen binnen de

gemeenschap, ze erin slagen om respect af te dwingen, kunnen ze zich alsnog van

de sociale druk en geroddel bevrijden (Wienese 1995, Vanhee 2002). Doch kunnen

we ook concluderen dat bij een echtscheiding de meeste vrouwen zelfs beschikken

over een ruimer sociaal netwerk dan tijdens hun huwelijk, omdat ze dan meer

bewegingsvrijheid ervaren. (Koelet, S., Hermans, P., Torfs, N., Vanvoorden, K., &

Timmerman, C., 2009).

2.3.3. Alleen verder door het leven

Gescheiden moeders die kiezen om alleen te blijven wonen krijgen vaak te maken

met vooroordelen waartegen ze moeten vechten, zoals bv dat ze niet zonder partner

voor zichzelf kunnen zorgen, noch voor de kinderen en ze geen opvoeding kan

meegeven (Welslau, Deven 2003: 12). Uit onderzoek is gebleken bij Marokkaanse

gescheiden moeders/vrouwen dat het zeer belangrijk is om contacten te

onderhouden met lotgenoten (Wienese 1995, Eldering, Brom 1994, Welslau, Deven

2003). De relatie met de ex-partner na het huwelijk verloopt bij de gescheiden

personen van Marokkaanse afkomst helaas vaak slecht. Welslau en Deven (2003:

11, 98) stelden vast dat de meeste alleenstaande moeders van Marokkaanse

afkomst nog nauwelijks contact hebben met hun ex-man. Als er toch enig contact

plaats vindt verloopt het alleszins niet op een vriendelijke en positieve manier. Lang

na de scheiding leeft bij heel wat Marokkaanse vrouwen soms nog de angst voor

wraak van de ex-man waardoor een sobere sfeer in huis blijft hangen. Dit maakt dat

de stress, de spanningen en onzekerheden wat een echtscheiding met zich

meebrengt, minder snel verdwijnt dan bij de autochtone alleenstaande

vrouwen/moeders (Welslau, Deven 2003: 70). Het komt zelden voor dat de partners

alsnog vriendschappelijk met elkaar omgaan na het uit elkaar gaan. Vaak is er

eerder sprake van een blijvend conflict onderling en een minimaal contact omwille

van administratieve zaken of als het de kinderen betreft. Kinderen van gescheiden

26

Marokkaanse ouders hebben weinig tot geen contact met de vader na de

echtscheiding. En ook is gebleken dat de moeders zeer weinig hulp aangeboden

krijgen van hun ex-man bij de opvoeding van de kinderen wat dan ook een

taakverzwaring voor de vrouw is (Eldering en Borm 1994, Pels 2000: 86, Welslau,

Deven 2003: 70, 98). Zo is de afwezigheid van de Marokkaanse vader in het leven

van de kinderen na de echtscheiding opmerkelijk. Hoewel het familierecht in de

Marokkaanse wetgeving duidelijk aangeeft dat de vader voor de voogdij instaat van

het kind na echtelijke scheiding, wat betekent dat hij het religieuze aspect, de morele

opvoeding en de schoolcarrière van het kind onder zijn hoede neemt (Babazia,

Perneel 2003: 32, ADDE 2005: 82-88). Zelfs indien het kind bij de moeder leeft en is

zij de verzorger ervan (tot leeftijd van 15 jaar), toch is het de vader die bevoegd blijft

voor de belangrijk beslissingen van de kinderen in hun levensjaren. Verder is de

vader ook degene die naast het voogdijschap instaat voor het levensonderhoud van

de kinderen zolang ze minderjarig zijn (Hermans 1994: 35, Welslau, Deven 2003:

30). Spijtig genoeg is de toepassing van deze wetten in de meeste situaties een

dode letter gebleven (Eldering en Borm ,1994). (Koelet, S., Hermans,P, 2009)

2.3.4. Positieve gevolgen voor de vrouwen

Echtscheiding gaat gepaard met zowel negatieve als positieve gevolgen. Zo brengt

echtscheiding nieuwe plichten en een nieuwe invulling mee voor de Marokkaanse

vrouw in haar rol als gescheiden vrouw in de hoedanigheid van onafhankelijk zijn en

het zich bieden van nieuwe mogelijkheden. Vaak zijn het vrouwen die hiermee

geconfronteerd worden ten gevolge van de echtscheiding (PRIC 1999, Welslau,

Deven 2003). Met andere woorden kan een echtscheiding gezien worden als een

kantelmoment dat enerzijds ongelijkheid teweegbrengt, doch anderzijds ook het

vermogen bevat voor ‘re- equalizing’. De verandering in de maatschappelijke

standing van de gescheiden partners vanwege de echtscheiding is gevoelig voor de

ongelijkheid in kansen, maar kan ook een eventuele krachtbron vormen voor een

verhoging van kansengelijkheid. Deze positieve vaststelling is terug te vinden in het

kwalitatieve onderzoek over Marokkaanse huwelijksmigratie van Van der Heyden en

in het onderzoek over allochtone alleenstaande moeders van Deven en Welslau

(2003). Deze hebben het vervolgens samengevat in hun literatuurstudie als: “Zo

geven Turkse en Marokkaanse moeders zeer duidelijk aan dat ze zich op dit moment

vrijer voelen, geen angst meer hebben voor fysiek geweld van de ex-partner, zelf

geld kunnen uitgeven en spenderen aan wat ze willen, meer contacten kunnen

uitbouwen ook met Nederlandse of Belgische mensen, opleidingen kunnen volgen of

buitenshuis gaan werken en ook buitenshuis kunnen komen wanneer ze dat zelf

willen. De alleenstaande Turkse en Marokkaanse moeders vermelden het trots

kunnen zijn op het feit dat de opvoeding van de kinderen zonder man goed verloopt

zeer nadrukkelijk als een positief aspect van het alleenstaand moederschap.

Daarnaast geven verschillende van deze moeders aan dat ze zich sterker,

zelfstandiger en zelfbewuster voelen dan tijdens het huwelijk”. (Deven,Welslau, 2003

in Koelet, S., Hermans, P., Torfs, N., Vanvoorden, K., & Timmerman, C. ,2009).

27

Marokkaanse vrouwen uit een migratiehuwelijk binnen het onderzoek van Van der

Heyden (2006:99) geven aan over het algemeen gelukkiger te zijn na de scheiding

dan voorheen en genieten van hun gewonnen onafhankelijkheid. Vooral hun

zelfbeschikking terugvinden op het gebied van werk en inkomen wordt enorm

gewaardeerd. Wat vooral representatief is bij de vrouwen uit een echtscheiding waar

dominantie het initiatief hield binnen de relatie is het gevoel van verlichting, de rust

en terug te kunnen doen wat ze zelf graag wensen en hun eigen leven weer in

handen hebben (Mortelmans, Ghysels, Coertjens ea 2007). Het is moeilijk een

antwoord te geven in hoeverre positieve als negatieve factoren van een

echtscheiding overheersen. (Deven, Welslau 2003) NA een echtscheiding

onderscheiden we twee verschillende fasen. De eerste en moeilijkste fase begint

direct na de scheiding en duurt zo’n 2 à 3 jaar, tot alles weer wat rustiger wordt. Zo

ziet Vanhee (2002) niet meteen vooruitgang in de ervaringen van de nieuwe

levenssituatie van Marokkaanse alleenstaande moeders. Hij onderscheidt wel drie

verschillende groepen van alleenstaande moeders. In de eerste groep vind je de

moeders die zelf de stap hebben gezet om een einde te maken aan hun huwelijk en

deze beschouwen de echtscheiding ook als een moment van positieve verandering,

voor henzelf alsook voor de kinderen. Deze vrouwen zijn erg gemotiveerd, zoeken

actief oplossingen voor problemen en zijn snel aangepast aan de nieuwe

levenssituatie. De tweede groep beleeft de echtscheiding als positief voor hen

persoonlijk, maar niet voor hun kinderen omdat de vader wegvalt (Welslau, Deven:

91). De derde groep ervaart het hele gebeuren zeer negatief voor zichzelf alsook

voor de kinderen omdat ze zelf niet voor een scheiding gekozen hebben. Verder zijn

de sociale en financiële gevolgen van de echtscheiding bij de vrouwen groter dan bij

de mannen binnen de Marokkaanse gemeenschap. (Koelet, S., Hermans,P, 2009)

2.4. Gevolgen voor de kinderen van gescheiden ouders

2.4.1. Kinderen uit eenoudergezinnen

Een scheiding hoeft niet altijd nadelig te zijn volgens Hetherington (2003). Hoewel de

kinderen uit een scheiding veel meer stress en problemen ervaren zal een

meerderheid sterker eruit komen en zelfs het positieve eruit halen voor in zijn

volgende nieuwe levenssituatie.

Uit onderzoek (Colpin, Vandemeulebroecke, de Munter 2000) is gebleken dat

gezinnen bestaande uit één ouder gestigmatiseerd worden en dat ook zo ervaren,

zich sociaal isoleren, aan een tekort aan zowel ondersteuning als professionele hulp

lijden, te maken hebben met een partner die niet aanwezig is en indien wel aanwezig

is het vaak op een negatieve manier, en verder ook financiële problemen

ondervinden wat stress met zich meebrengt. Kinderen die binnen dit type gezin

opgroeien, lopen verhoogde kans om probleemgedrag te vertonen.

In dezelfde periode bleek ook uit een ander onderzoek (Eldering en Borm,1994) dat

Marokkaanse vrouwen die er alleen voor staan hun dochters meer vrijheid geven na

de echtscheiding. Omwille van verschillende redenen keren ze de rug toe aan de

28

Marokkaanse gemeenschap waardoor ze dan ook in mindere mate de sociale druk

ervaren. Zo hanteren ze meer de opvoedingsstijl vanuit Westerse waarden en

worden de kinderen vaak anders opgevoed in tegenstelling de opvoeding die ze zelf

hebben gehad. Zo mochten de dochters van de meeste alleenstaande moeders hun

eigen huwelijkspartner kiezen, zelfs indien deze niet van Marokkaanse afkomst was.

Ook vinden deze moeders dat ze na de echtscheiding een betere band hebben met

hun kinderen en dat ze ook meer tijd vrij maken voor ze (Welslau, Deven 2003).

Opvallend is wel dat er nauwelijks op een open manier gecommuniceerd wordt over

de echtscheiding. Bij sommige kinderen werd zelfs verbetering vastgesteld van hun

probleemgedrag. En weer bij anderen leidde het naar het stellen van

probleemgedrag omdat ze moeite hadden met het gezag van de moeder. Hierbij

stelden ze ook verlatingsangst, gedroegen zich agressief, rebelleerden en meisjes

zochten mogelijk naar overmatig mannelijke aandacht. (Koelet, S., Hermans,P, 2009)

2.4.2. Psychisch welbevinden van kinderen bij verlieservaringen

Het meemaken van het vroeg verliezen van ouders of een echtscheiding doorlopen

als kind zijn beiden vormen van verlieservaringen en deze kunnen ook een rol spelen

bij de ontwikkeling van een eventuele negatieve uitkomst. Maier en Lachman (2000)

onderzochten de gevolgen op de gezondheid en het welbevinden op oudere leeftijd

bij vroeg ouderverlies en doormaken van scheiding. Uit het onderzoek is gebleken

dat kinderen die een echtscheiding van de ouders doormaakten een zekere lage

mate van welzijn toonden, weinig zelfacceptatie ervaren en minder positieve relaties

hadden. Verder hadden ze op oudere leeftijd meer gezondheidsperikelen. Dit is bij

vroeg ouderverlies door overlijden niet gebleken. Het is wel zo dat beiden

verlieservaringen gerelateerd zijn aan lager opleidingsniveau, weinig sociale steun,

persoonlijke problemen en een mogelijke negatieve impact op sociaal leven (Maier &

Lachman, 2000).

In Nederland vonden in het jaar 2009 16.490 officiële echtscheidingen bij gezinnen

met minderjarige kinderen (CBS, 2009) plaats. Vaak verblijven de kinderen bij één

van beide ouders wonen. Bij 85% van de gevallen is dit bij de moeder en in 10% van

de gevallen bij de vader (Idema & Spruijt, 1998). Ook is gebleken dat van de 25%

echtscheidingen de kinderen haast geen contact meer onderhouden met de ouder

die uit huis is (Idema & Spruijt, 1998; Valk & Spruijt, 2004). Zo wordt in de

gezinssysteemtheorie het gezin beschouwd als een sociaal systeem waarin

verschillende subsystemen behoren en dienst maken. Zo heb je het

ouderschapssysteem, het ouder-kind systeem en het systeem kind. Vanuit deze

theorie is de kwaliteit van de ouderlijke relatie belangrijk en hangt deze positief

samen met de kwaliteit van de ouder-kind relatie.

De kwaliteit van de ouderlijke relatie beïnvloedt hiermee het gedrag van de ouders

en daarmee heeft het invloed op het kindsysteem. Dit heeft dan weer negatieve

gevolgen voor het kind met gevolg (Van der Valk, Spruijt, De Goede, Meeuws, &

Maas, 2005). Zo blijkt uit een psychoanalyse van Amato en Keith (1991) dat kinderen

29

na een echtscheiding van de ouders een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen

van problemen dan kinderen uit een gelukkig gezin. In 2001 herhaalde Amato het

onderzoek en hieruit kwam het volgende en belangrijkste naar voren: kinderen na

echtscheiding doen het gemiddeld slechter op school, meer last van

schoolgerelateerde gedragsproblemen zoals concentratieproblemen, wangedrag en

vertonen spijbelgedrag. Verder vertonen ze meer externaliserend gedrag als

antisociaal, agressie en delinquent gedrag in vergelijking met kinderen uit intacte

families. Op gebied van psychologisch en sociaal welzijn vond Amato (2001) ook

belangrijke resultaten. Kinderen die een echtscheiding doormaakten ervaren meer

negatieve gevolgen zoals een laag zelfbeeld, lager gevoel van welbevinden, last van

stress, depressieve gevoelens, angst en zelfmoordneigingen in tegenstelling tot

kinderen uit een intact gezin. Verder hebben kinderen uit een echtscheiding veel

meer moeite met sociale relaties in stand te houden en verlopen deze ook veel

moeizamer. Zo werd herhaaldelijk vastgesteld dat het effect dat een echtscheiding

met zich meebrengt nog lang tot in de volwassenheid voortduurt (Wallerstein, Lewis

en Blakeslee (2000) ). Er zijn verschillende factoren die negatieve effecten hebben

voor kinderen na een scheiding, zoals voortdurende ouderlijke conflicten, een niet

goed functionerende verzorgende ouder en financiële achteruitgang (Hetherington,

Bridges & Insabella, 1998). Vrouwen uit scheidingsgezinnen hebben op lange termijn

meer psychische problemen zoals depressie en angst gerelateerde stoornissen

(Huurre, Junkkari en Aro (2006) ). Ook bij een eventuele verlieservaring zoals

echtscheiding spelen gemedieerde en modererend veranderingen een rol. Er zijn

twee belangrijke factoren benadrukten Furtenberg en Cherlin (1991) in een

overzichtstudie die negatieve effecten voor de kinderen uit een echtscheiding kunnen

verzachten: factor één is de belangrijkheid van een goed functionerende

thuiswonende ouder. Factor twee zo weinig mogelijk de kinderen confronteren met

ouderlijke conflicten. ( Akkermans,C.C.P., 2012)

2.4.3. Leven in armoede

In België leven 1 op 5 kinderen in een gezin waarvan het inkomen lager is dan de

risicogrens bij armoede. Deze grens is overeengekomen met de Europese unie

en is voor een land als België een zeer alarmerend cijfer. Leven in armoede heeft

een enorme negatieve impact op het welzijn, ontwikkeling en mogelijkheden van

kinderen. De aandacht voor de verschillende levenstrajecten en de betekenis van

levensbeschrijvingen die schuilgaan onder het begrip ‘armoede’ neemt toe: de

persoonlijke relationele en psychologische beleving kan sterk verschillen van

persoon tot persoon (Vanhee 2007: 138). Van Regenmortel (2002a & b) vult dit

aan met het begrip ‘psychologisch kapitaal’ of ‘recilience’: de wilskracht van

mensen in armoede die marge geeft aan zelfwaarde en trots. Een belangrijke

conditie van empowerment is de wilskracht hierachter. Zo introduceert Van

Regenmortel het empowermentmodel binnen het armoedediscours. Reden

hiervoor is een actief appèl te doen op deze wilskracht vanuit de omgeving die

deze taak draagt, anderzijds is het ook van belang dat de toegankelijkheid naar

30

de sociale, economische en culturele kapitaalvormen laagdrempelig zijn. Van

Regenmortel (2002a: 197) komt tot de volgende aanpassing van de definitie van

armoede van Vranken: “Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich

uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het

scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving.

Deze kloof kan enkel worden overbrugd wanneer de samenleving een appèl doet

op het psychologisch kapitaal van personen die in armoede leven en van hun

omgeving. De samenleving maakt daarbij ook de economische, sociale en

culturele kapitaalvormen voor hen toegankelijk. Zo krijgt iedereen gelijke kansen

op niet kwetsende sociale en maatschappelijke interacties en op waardevolle

bindingen met zichzelf, de anderen, de maatschappij en de toekomst.” (Van

Regenmortel, 2002a op www.socialassistance.fgov.be, 2015)

Kinderarmoede kan niet zomaar worden beschouwd als een bijproduct van

armoede bij volwassenen. Zo is de positie van kinderen in armoede tegenstrijdig

(zie o.m.: Hoelscher, 2004). De welvaart en het welbevinden van het kind zijn in

belangrijke mate afhankelijk van de situering van de gezinscontext waarin ze

opgroeien. Daartegenover worden kinderen vanuit de benadering van het

Rechtswezen –onder het Internationaal Verdrag over de Rechten van het Kind- in

toenemende mate als volwaardige burgers met het recht op een volwaardige

sociale deelname aan alle levensdomeinen. Hun leefwereld zoals die zich voltrekt

doorheen de verschillende ontwikkelingsfases en de eigen sociale leefwereld (bv.

kinderopvang, school, speelplaats...) verschilt van de leefwereld van de

volwassenen (zie bv. Barritt & Beekman, 1983; Bradshaw et al., 2006). Erkenning

maar ook herkenning van armoede bij kinderen betekent het belang van een

dubbele focus op gezinnen waarvan de kinderen er deel van uitmaken en

anderzijds ook naar hun eigen perspectief blijven zien. (Steenssens, K., Aguilar,

L. M., Demeyer, B., Fontaine, P., IGOA-GIReP, J. C., Van Regenmortel, T., &

HIVA, B. D. ,2008).

2.4.4. Schools functioneren

Men geeft aan dat kinderen uit een echtscheiding lagere schoolcijfers behalen en het

minder goed doen met studeren. Verder haken deze kinderen ook sneller af al tijdens

het secundair onderwijs met het gevolg dat ze ook minder zin hebben om verder te

studeren. Uit een studie van Pong (1997) hadden kinderen uit twee- ouder gezinnen

betere scores behaald dan de kinderen uit één- ouder gezinnen. Zo wordt er ook

getoond dat kinderen uit twee- ouder gezinnen meer discussies voeren met hun

ouders over school en ook meer praten dan de kinderen uit een één- ouder gezin.

Verder werd er ook de bevinding gemaakt dat wanneer kinderen op een school zitten

met veel kinderen uit één- ouder gezinnen dit toch meer een impact heeft op het

functioneren dan wonen in een één- ouder gezin (Amato, 2001; Pong, 1997; Kelly &

Emery, 2003; Hetherington et al., 1998 in Hemmerijckx, A., 2008)

31

2.4.5. Sociale relatie en verdere relatie- en gezinsuitbreiding

Hoe worden relaties onderling, eventueel ouders, broers, zussen, vrienden, eigen

gezin beïnvloed na een scheiding? Qua aard, dynamiek, eigenheid verandert de

relatie tussen ouder en kind in de meeste gevallen. Zo zijn er verschillende resultaten

aantoonbaar over de verandering in de relatie tussen de siblings. De scheiding kan

enigszins leiden tot een strijd tussen de broers en zussen om de aandacht te kunnen

krijgen van de ouders. Doch toont het onderzoek dat in de moeilijke tijdspanne van

het scheidingsproces broers en zussen toch belangrijke steun aan elkaar hebben en

dat er ook een vertrouwensband ontstaat of sterker wordt. (Hetherington, 1989). Wie

er ook nog een rol speelt na de scheiding zijn vrienden. Deze zijn na een scheiding

vaak onontbeerlijk en worden belangrijke vertrouwenspersonen buiten de familie

waar men in alle vrijheid zijn hart kan ventileren. Uit onderzoeksresultaten blijkt ook

dat kinderen wier ouders gescheiden zijn, later ook vaker zullen scheiden. Als het

huwelijk standhoudt, zien we een minder goede huwelijkskwaliteit bij

scheidingskinderen dan bij kinderen uit intacte gezinnen (Vanhove & Matthijs, 2003,

Mitchel, Witser & Burch, 1989, Kiernan & Hobcraft, 1997). Deze kinderen gaan ook

sneller seksuele relaties aangaan en dus ook al op jongere leeftijd een kind krijgen.

Amato en Booth (1996) komen tot de conclusie dat een scheiding een invloed heeft

op de relatie vader- kind maar niet op de moeder- kind relatie. Als verklaring geven

ze aan dat de kinderen meestal bij de moeder verblijven na de scheiding waardoor

de relatie tussen vader en kind vervaagt. Ter verklaring van deze (negatieve)

gevolgen wordt er meestal gebruik gemaakt van volgende concepten: verlies van de

niet-inwonende ouder, de aanpassing aan de inwonende ouder, conflict tussen de

ouders, economisch verlies en stressvolle veranderingen in het leven (Amato, 1993

in Hemmerijckx, A. , 2008).

2.4.6. Opleidingsniveau

De verschillen in de arbeidspositie en opleiding zijn niet los te zien van elkaar. Zo

heeft enkel 39% van de niet-genaturaliseerde Marokkanen enkel primair onderwijs

genoten en 10% het hoger onderwijs (Okkerse, Termote 2004: 17). De

genaturaliseerde allochtonen echter scoren net als de autochtone Belgen. Doch

concludeert men dat de verschillen in opleidingsniveau niet voldoende zijn om de

verschillen in werkloosheid te verklaren. Verder is ook de beperkte mate waarin men

diploma’s die behaald zijn in het buitenland te erkennen voor op de Belgische

arbeidsmarkt (Okkerse, Termote: 17) en de discriminatie van etnische minderheden

binnen de arbeidsmarkt waaronder vooral Marokkanen kan een rol spelen (Martens,

Ouali, Van de Maele, Vertommen, Dyron, Verhoeven 2005). De eerste generatie

Marokkanen in België heeft een erg laag opleidingsniveau (Reniers 2000: 74-75,

Timmerman e.a. 2003: 1068). Zo is in Marokko in het jaar 2005 de

alfabetiseringsgraad 63,3% voor de mannen en voor vrouwen staat die nog lager

namelijk 38,3%. Marokkaanse vrouwen hebben in België wel een grote kennis van

talen. Het lagere opleidingsniveau van de eerste generatie migranten zet zich ook

voort in de volgende generaties is gebleken. De huidige Marokkaanse jongeren

32

kennen vaak een problematische schoolcarrière (Hermans 1994: 11, Timmerman

e.a. 2003, Duquet, Glorieux, Laurijssen, Van Dorsselaer 2006). Zo stelt Duguet e.a.

(2006) vast dat ongeveer de helft van de migranten jongeren van Marokkaanse

afkomst het secundair niet afmaakt om vervolgens zonder diploma te zitten. Zo blijkt

er naast de sociaal- economische afkomst de taal die men thuis spreekt een rol te

spelen in het succes van de schoolcarrière van de tweede generatie. Dit is vooral

voor de meisjes zo en is dan ook volgens onderzoek te wijten aan het traditioneel

milieu waarin vooral vrouwen minder kansen krijgen. Uit een ander onderzoek is

gebleken dat concentratiescholen een negatief effect hebben en ook de rol van de

ouders speelt een rol (Timmerman e.a. 2003). Duquet e.a. (2006) stellen ook vast

dat minder dan 20% van de jongens en 25% van de meisjes van Marokkaanse

afkomst uiteindelijk aan het hoger onderwijs begint. Bij de autochtone genoten is dat

57% en 71%. Het aandeel Marokkaanse studenten die succesvol overstappen naar

hoger onderwijs neemt uiteindelijk toe (Timmerman e.a. 2003: 1078 in Koelet, S.,

Hermans, P., Torfs, N., Vanvoorden, K., & Timmerman, C. ,2009).

2.5. Ontwikkelingspsychologische benadering van verwerking binnen het

echtscheidingsproces

2.5.1. Belang van gehechtheid

Voor de ontwikkeling van een kind is het belangrijk met tenminste één ouder een

stabiele hechtingsrelatie te ontwikkelen. Deze hechtingsrelatie, vooral die met de

ouder van hetzelfde geslacht, bepaalt voor een groot deel mee de ontwikkeling van

een prosociaal gedragspatroon.

Marokkaanse meisjes ontwikkelen vaker een stabiele hechtingsrelatie met hun

moeder dan jongens met hun vader. Dit valt deels te verklaren doordat vaders van

Marokkaanse afkomst vaker taken buitenshuis opnemen en in verhouding minder

betrokken zijn bij de opvoeding van de kinderen. Daarbij komt nog dat Marokkaanse

mannen een minder aantrekkelijk oudermodel vertegenwoordigen. Ze hebben in de

Nederlandse samenleving immers vaak een lagere sociaaleconomische status. Ook

nemen deze vaders minder vaak hun toevlucht tot communiceren als manier om met

problemen om te gaan. Ze treden sneller repressief op en kunnen hun kinderen

weinig hulp bieden om zich goed te ontwikkelen in de maatschappij, door ze

bijvoorbeeld huiswerk ondersteuning te bieden. Dit heeft tot gevolg dat Marokkaanse

jongens in heel wat gevallen afstand moeten nemen van hun vaders’

gedragspatronen, en dit zowel op emotioneel als sociaal vlak. (Diekstra,R.,

Komen,M., Tchiche,N., 2006)

2.5.2. Ontwikkelingsstadia doorlopen bij verwerking van echtscheiding binnen de

gehechtheid

Een korte beschrijving van de verschillende stadia in de ontwikkeling die kinderen uit

een echtscheidingsproces enigszins doorlopen volgens leeftijd (Driesen,L., 2012)

33

Let wel: de leeftijdsnormen dienen niet om ze letterlijk te hanteren, ze zijn een

indicatie. Ontwikkeling loopt bij elk kind op eigen tempo.

Baby: De reacties zijn afhankelijk van het vermogen tot “koesteren, verzorgen”

van de volwassenen omheen het kind. Belangrijk zijn de mogelijkheden die de baby

krijgt om zich te hechten met een volwassen.

Jongste kleuter:Vanaf twee jaar ziet men een achteruitgang in de ontwikkeling

van het kind, is angstig om verlaten te worden, voelt zich geïrriteerd soms met

verhoogde agressie of net een felle onderdrukking van de agressieve gevoelens.

Last van ontkenning van de echtscheiding en heeft hierbij herenigingwensen. Verder

een grote nood aan lichamelijk en gevoelsgeladen contact.

Oudere kleuter: Tot vijf jaar observeert men vooral de angst om in de steek

gelaten te worden, zichzelf beschuldigen, bij de meisjes fantasieën die het gebeurde

ontkennen als de papa uit huis is. Verder een grote nood aan lichamelijk contact

Jonge lagere- schoolkind: Tot acht jaar observeert men hevige reacties van

verdriet, angst in steek gelaten te worden, boosheid van de jongens tegenover de

mama als papa het huis verlaten heeft

Oudere lagere- schoolkind: De wat oudere kinderen tot de leeftijd van twaalf

jaar verbergen hun gevoelens van verdriet, angst en boosheid. Ook is er bij

sommigen schaamte te zien en machteloosheid, beschuldigingen en gevoelens van

boosheid tegen de ouder die vertrokken is of de oorzaak is van de scheiding. Zo

heerst er verwarring over de eigen identiteit en is men naarstig op zoek naar

voorbeeldfiguren om zich te kunnen identificeren. Ook zijn er vele lichamelijke

klachten, vaak na een bezoek aan één van de ouders die apart leeft of bij conflicten

tussen de vader en moeder. In deze leeftijdscategorie geraken kinderen gemakkelijk

verstrikt in de conflicten tussen de ouders.

Adolescentie: Bij deze groep, tot achttienjarigen ontstaan door de confrontatie

met de seksualiteit van de ouders seksuele fantasieën, opwinding, angstgevoelens,

jaloezie. Verder maakt men zich in deze fase zorgen om de eigen relationele

perspectieven. Het verdriet om het verlies is immens. Zo ook boosheid.

Loyaliteitsconflicten nemen plaats en extreem gedrag naar ieder van de ouder

(beschuldiging naar één van de ouders, kleineren..). Ook neemt de drang toe naar

zelfstandigheid en wilt men snel volwassen worden. Men ziet ook wel dat men stopt

met de schijnvolwassenheid en er is een achteruitgang in de ontwikkeling te

bemerken.

2.5.3. Rouwproces bij echtscheiding

Diverse opvattingen nemen hun bestaan binnen het echtscheidingsproces over hoe

het verwerkingsproces zou verlopen. Ook hier is voorzichtigheid geboden gezien er

geen standaardformule bestaat voor de manier waarop rouwen dient te verlopen. Het

is zeker niet gemakkelijk om exact te bepalen in welke rouwfase het kind zich bevind

bij het scheidingsproces. Uiteraard dient men ook rekening te houden dat men een

34

terugslag ervaart of er worden fasen overgeslaan of dienen ze zich later in het

rouwproces terug aan.

2.5.4. Verwerkingstaken

Hier zien we de benaderingswijze van het verwerkingsproces van echtscheiding bij

de kinderen die erin zitten. Kinderen uit een echtscheidingsproces krijgen zes taken

mee die ze dienen te volbrengen alvorens ze de scheiding verwerkt hebben. Deze

taken zijn gerangschikt volgens hun moeilijkheidsgraad en tijdsorde. De visie

hierachter is aan te geven dat het verwerken van de echtscheiding van ouders haast

een taak is voor het leven en een gemeenschappelijk probleem is van de

samenleving. Deze taken zijn als volgt :

1) Erkennen van de realiteit van de breuk tussen de ouders

2) Herstellen van de dagelijkse gewoontes

3) Oplossen van verlies

4) Oplossen van boosheid en schuld

5) Aanvaarden dat de scheiding voor altijd is

6) Blijven koesteren en hoop realistisch behouden op de eigen toekomstige

relaties

2.5.5. Verloop van gestoord rouwen

Zo stelden onderzoekers zich de vraag of men enigszins wel onderscheid kon maken

tussen een normaal, gezond rouwproces enerzijds, en een verstoord pijnlijk proces

anderzijds? Hieruit vertrekt men van drie criteria die bij combinatie in de praktijk

tonen of het kind al dan niet in een problematische rouwfase zit. Een eerste criterium

is de tijdsduur van de gevoelens en reactie van het kind bij rouwproces. Zoals we

weten is er zowel bij het rouwproces als bij de verwerkingstaken een zekere

tijdspanne verbonden. Indien deze wordt overschreden wijst dit op een verstoord

rouwen. In de tweede criterium is er de heftigheid van gevoelens. Bij extreme vormen

van ontkenning, verlatingsangsten, zoekgedrag, extreme outing of juist verdringen

van gevoelens (woede, verdriet..), met als mogelijk gevolg een ernstige depressie

wijst eveneens op een verstoord proces. Als derde criterium duidt men de specificiteit

van de gedragsreacties. Zo tonen kinderen verschillende soorten gedragsreacties

waar men niet duidelijk het verband maakt met het moeilijk verwerken van de

scheiding. Doch kunnen vb. schuldgevoelens over de scheiding tot een plotse

agressieve bui resulteren, automutileren, lichamelijke klachten etc. Ook onzekerheid

en angstgevoelens kunnen parten spelen vanuit de schuldgevoelens. Verdrietig zijn,

woede voelen kunnen eventueel leiden naar gevoelens van pure machteloosheid.

(Driesen, L., 2012).

2.5.6. Loyaliteit

Kinderen uit een echtscheiding kunnen verwikkeld raken in een complexe verwerking

vanwege loyaliteitsconflicten. Korte beschrijving wat loyaliteit is : loyaliteit is een

35

complex gevoel. Het is een combinatie van gevoelens van verbondenheid en trouw.

Indien je je loyaal opstelt tegenover een persoon dan voel je je betrokken,

aanhankelijk en genegenheid jegens hem of haar. Tegelijkertijd wil je ook

verantwoordelijkheid opnemen jegens deze persoon rekening houdend met zijn

perspectieven, voor hem opkomen en zijn belangen verdedigen indien nodig –dit is

trouw.

Loyaliteitsgevoelens geven kleur aan de band die men heeft met elkaar en dat

tussen alle menselijke relaties : tussen ouders en kinderen, tussen geliefden, zussen

en broers, vrienden, werkgever en werknemer, tussen de gemeenschappen etc.

De loyaliteit tussen ouders en kinderen is volgens Nagy de beroemde Hongaarse

psychiater uniek. Niet alleen maar uniek, het is zelfs een existentiële kwestie wat te

maken heeft met het fundamentele bestaan van de mens zelf. Deze loyaliteit tussen

kind en ouders is een zijnsloyaliteit en gaat veel verder dan loyaliteit tegenover

andere personen. Het heeft te maken met het existentiële feit dat het kind geboren is

uit deze ouders en dat zijn ouders hem het leven hebben geschonken. Men zal dan

ook nooit ontkomen aan deze unieke band met zijn ouders die elke fysieke en

geografische scheiding overschrijdt. Wat er ook gebeurt in het leven, men blijft

verbonden met zijn oorsprong, hoe catastrofaal een eventuele scheiding met zijn

ouders ook zou zijn. Zelfs bij het plaatsen van een kind, afstaan bij adoptie…hoe

goed of slecht die ouders hun ouderlijke verantwoorde plichten hebben ingevuld.

“Wat de natuur heeft verbonden, kan de mens niet scheiden”. Deze loyaliteit ten

opzichte van ouders is niet te onderschatten. (Driesen,L., 2012)

Loyaliteit en haar conflicten

Zo ontstaan conflicten ten aanzien van loyaliteit bij kinderen wanneer ze niet loyaal

meer kunnen zijn ten opzichte van hun ouders tegelijk. Vanaf het moment dat ze

respect, liefde, genegenheid en hun aanhankelijkheid en trouw niet meer kunnen

tonen, uitdrukken aan beiden spreekt men van loyaliteitsconflicten. Indien kinderen

voortdurend doorheen het leven met beide ouders gedwongen worden om

emotionele keuzes te maken tussen hun ouders, trouw aan ene en ontrouw aan de

ander, dan worden deze gevoelens gespleten, meer voor de ene, minder voor de

ander ? Gevolg hiervan is dat ouders die in een conflict zitten, de kinderen ertoe

dwingt een keuze te maken met een ernstig loyaliteitsconflict tot gevolg. Zo zet men

zich dan op tegen de “andere” ouder. Dan wordt het problematisch omdat men dat

het kind emotioneel dwingt keuzes te maken en de andere ouder af te wijzen. Het is

belangrijk dat kinderen bij conflict tussen de ouders zelf mogen bepalen afgaande

hun eigen persoonlijke indrukken, zelf hun voorkeur bepalen rekening houdend met

hun eigen ervaringen bij het innemen van hun standpunt. Dan is er niet veel aan de

hand. Het is niet fijn voor ze dat er conflicten zijn, voelen zich er zelfs rot bij maar ze

ervaren tenminste geen loyaliteitsconflicten gezien het kind zelfgekozen heeft voor

de loyaliteit. Ten overstaan opgelegde voorkeur veroorzaakt wel loyaliteitsconflicten

en brengt emotionele problemen met zich mee. Men dient rekening te houden dat

36

deze conflicten banaal beginnen en tijdens het echtscheidingsproces zich gaan

stapelen met gevolg tot die loyaliteitsconflicten. Kinderen krijgen dan naargelang de

huwelijksrelatie verziekt meer het gevoel dat ze een standpunt moeten innemen met

een emotionele keuze tot gevolg, bij echtscheiding komt het loyaliteitsconflict tot bloei

om dan het toppunt te bereiken bij vechtscheiding. (Driesen,L., 2012)

3. Pedagogische invalshoek :

“Positief opvoeden van ouders levert positieve resultaten op voor het kind,

bijvoorbeeld goede schoolprestaties en minder gedragsproblemen. Een negatieve

opvoeding kan leiden tot een negatief zelfbeeld, een minder positief

toekomstperspectief, en aansluiting bij deviante leeftijdsgenoten “ (Bulanda & Majumdar, 2008 in de Viet, R. A. , 2011).

Het is in de eerste drie levensjaren dat de intense lichamelijke- affectieve

communicatie en de eerste basis voor taal gelegd wordt in de migratiecontext die in

belangrijke mate beïnvloedt wordt door: “verschillende culturele systemen, namelijk

deze van het land van herkomst en het gastland. Deze overdracht van cultuur van

herkomst vindt plaats gelijktijdig met het acculturatieproces dat betrokkenen

doormaken. Tijdens de eerste levensjaren zijn deze gezinnen zeer gevoelig voor

kwesties als verworteling en integratie, afkomst en perspectief, voortbestaan en

discontinuïteit in de culturele eigenheid.” (Meurs, P., 2005)

“Het gezin uit mijn casus zit tussen twee werelden, enerzijds Badia (moederfiguur)

die geboren en getogen is in Marokko in een vrij traditioneel gezin waar islam en

Marokkaanse cultuur verweven is haar opvoeding, en Moussa (vaderfiguur) die

geboren en getogen is in Belgisch Limburg van beide culturen mee heeft gekregen

maar die een afwezige rol heeft in het gezin.”

3.1. Opvoeden in een migratiecontext

Opvoeden tussen culturen en groepen kan verschillend zijn is gebleken uit de

wetenschappelijke literatuur, vooral vanuit cultuur en historisch vergelijkend

onderzoeksmateriaal. Ik ga een kleine toelichting geven op vlak van waarden en

doelen binnen de opvoedingspraktijken. Om deze begrippen beter te begrijpen staan

we even stil bij het theoretisch gedeelte ‘opvoeding’. Opvoeding heeft verschillende

betekenissen. Binnen de pedagogiek hebben we het over intentioneel en functioneel

opvoeden.

Intentioneel opvoeden gaat erover dat ouders of andere

opvoedingsverantwoordelijken reflecteren over de opvoeding op een bewuste manier

37

Functioneel opvoeden verondersteld het dagelijks verloop in omgang met

kinderen die vanzelfsprekend verloopt.

Binnen de opvoeding wordt vaak de term socialisatie gebruikt door sociologen,

pedagogen waarbij men de focus legt op de invloed van de omgeving van het gezin

en de bredere maatschappelijke context van de opgroeiende kinderen. Deze context

wordt ook de ecologische benadering genoemd. Het proces van intentioneel

opvoeden wordt steeds belangrijker in de Westerse landen en spreekt men van een

verwetenschappelijking van de opvoeding. In tegenstelling niet-westerse culturen zijn

ouders niet zo zeer bewust bezig met opvoeden van hun kroost. In dit gedeelte

betrek ik alleen de Marokkaanse cultuur vanwege mijn casus die zich in dit land

gedeeltelijk situeert.

Binnen deze cultuur is het rollenpatroon duidelijk traditioneel bepaald. Heel wat

ouders spenderen al hun energie in het bekomen van levensonderhoud voor het

gezin binnen de niet-westerse landen en worden de kinderen uit het gezin ook al

vroeg ingeschakeld. Met als doel om van de kinderen capabele mensen te maken

die mee kunnen functioneren in de samenleving.(www.expoo.be, 2015)

Waarden en opvoedingsdoelen

In elke cultuur, binnen elke samenleving waar ook ter wereld zien mensen kinderen

als een kostbaar iets, als waardevol. Kinderen zijn het voortbestaan van ouders, de

toekomst van elke samenleving. Dit geldt zeker voor paren van Marokkaanse

afkomst die in België (West-Europa) leven. Het krijgen van kinderen wordt zelden

besproken of in vraag gesteld. Kiezen om geen kinderen te nemen komt zelden voor.

Kinderen brengen vreugde en worden als een bron van geluk ervaren en hebben op

die wijze een grote toegevoegde waarde op psychologisch vlak. Daarbij dragen

kinderen, voornamelijk zoons bij tot een sociaal prestige binnen de traditionele

Marokkaanse cultuur. De meeste allochtonen ouders leven met de

overtuigingskracht dat ze sterk de ontwikkeling van hun kinderen diepgaand kunnen

beïnvloeden. Ondanks enig besef voor de eigen persoonlijke aanleg van het kind legt

men toch de nadruk op de “kneedbaarheid” van het kind binnen de opvoeding.

Belangrijk doel voor de ouders is de kinderen opvoeden tot ze competent zijn op

cultureel en sociaal vlak.

In grote lijnen verschillen de opvoedingsdoelen tussen autochtone en allochtone

ouders niet zo sterk. Waar de grootste verschillen zich bevinden is met betrekking op

opvoedingswaarden conformiteit en autonomie (Verwey & Junker, 2010).

Allochtonen uit een migratie context “wij- cultuur” hechten meer belang aan het

groepsgebeuren dan aan het individuele aspect. Zich aan de groep aanpassen,

conformiteit wordt sterk aanbevolen in de opvoeding dan autonomie (zichzelf

ontplooien). Vooral bij allochtone ouders van de eerste generatie die een lagere

opleiding hebben genoten is dit het geval. Ouders uit de eerste generatie hanteren

vaker een autoritaire opvoedingsstijl. Dit wil zeggen dat de opvoeding gebaseerd is

38

op macht, in tegenstelling de autoritatieve stijl waarbij overleg met elkaar belangrijk

is. Zo is ondersteuning van de kinderen meer gericht op het hele familiegebeuren en

minder op het individu gericht. Ondersteuning kan ook sterk overkomen als controle

en preken terwijl onderlinge openheid minder voorkomt. Het stimuleren van

autonomie is minder belangrijk in deze opvoedingscontext.

De westerse opvoeding wordt door ouders met een migratiegeschiedenis ervaren als

een 'losse opvoeding’ die in los gedrag resulteert waardoor men deze dan ook

afkeurt.

Bij de eerste generatie allochtone gezinnen bestaan er grotere verschillen in de

opvoeding tussen de zonen en dochters dan bij de autochtone. Zonen worden

relatief minder opgevolgd buitenshuis in vergelijking met de dochters. Hoger

opgeleide migranten ouders die in Nederland zijn opgegroeid hebben soortgelijke

opvoedingswaarden als de autochtone gezinnen. Autonomie wordt als belangrijk

voorop gesteld als opvoedingsdoel, contact met de kinderen is opener, minder

afstandelijk en er heerst een meer autoritatieve opvoedingsfeer in plaats van een

autoritaire controle (Pels, 2008).

Hierdoor ontstaan mengstijlen en eigen stijl van opvoedingspraktijken. Naast de stijl

van opvoeden die in thuisland gangbaar is, worden de ouders ook geconfronteerd

met de opvoedingsstijlen uit land van herkomst. Dit biedt ouders verschillende

mogelijkheden binnen het opvoeden, maar anderzijds kan het ook een bron van

spanningen vormen. Volgens Eldering nemen allochtone ouders, voornamelijk de

allochtone moeders een wa1rme en responsieve houding aan jegens de kinderen.

Vaders daarentegen nemen naarmate de kinderen groeien een afstandelijkere

houding, meer gecontroleerd en gedisciplineerde rol op.

Communiceren gebeurt vaak in de eigen taal tussen de ouders en kinderen. Vaak

zijn de kinderen en hun schoolervaringen het onderwerp van het gesprek waardoor

de verwachtingen van de ouders vaak op gespannen voet staan. Ook religie en de

tradities worden vaak besproken. Meestal leiden deze gesprekken één kant op te

gaan. Het is niet zo dat het een heen en weer van vragen stellen en antwoorden

krijgen is maar meer eenrichtingsverkeer is.

Een belangrijk aspect op gebied van cognitieve ondersteuning van huis uit is

etniciteit als opleidingsniveau. Marokkaanse ouders die een lagere opleiding hebben

genoten bieden weinig stimulerend speelgoed en kinderboeken aan hun kinderen.

Wel is er wat betreft discipline bijbrengen weinig verschil tussen allochtone en

autochtone ouders. Beiden nemen hun soelaas tot praten, met straf dreigen, uit de

kamer wegsturen, meppen geven. Wel is er te zien dat er andere prioriteiten gesteld

worden. Nederlandse ouders zijn strikter op gebied van eten en slapen, terwijl de

allochtone ouders strenger zijn in het omgaan met uitgaan en seksualiteitsbeleving.

39

Ouders uit de migratiecontext, de eerste generatie zijn zich veel sterker bewust van

het belang van opvoeden. Doorgaans zijn ze georiënteerd vanuit religieuze en

morele waarden.

Terwijl de ouders vanuit de tweede generatie vaker veel onzekerder zijn bij de

opvoeding van de kinderen. Vaker komen ze zelf ook uit een context van armoede,

laag geschoold of ze zijn gevlucht uit hun land van herkomst. Enerzijds stelt ook het

taalprobleem een barrière wat de onzekerheid nog meer vergroot.

In vergelijking met Surinaamse, Antilliaanse en Nederlandse ouders (12,1%) vindt

een grotere groep Turkse (24,5%) en Marokkaanse ouders (36,1%) het opvoeden

een zware responsabiliteit. Dit hangt niet alleen af van het opvoeden op zich, maar

ook de gezinscontext speelt een rol. Zo is de sociaal- economische situatie bij Turkse

en Marokkaanse gezinnen vaak minder wenselijk. Slechte huisvesting en

werkloosheid komen er meer voor. (Webdossier Migrantengezin NJI, 2015)

3.2. Vragen over opvoeding

Zo kampen vele allochtone ouders met dezelfde vragen omtrent opvoeding als de

autochtone ouders. Vaak gaat het over het beleven van onmacht en over de aanpak

van probleemgedrag binnen de opvoeding. Ouders zijn vaak ook niet op de hoogte

van het hulpaanbod.

Meestal hebben allochtone ouders meer specifieke vragen. Vragen over het

schoolsysteem maar ook over hoe opvoeden van kinderen tussen twee culturen.

Ouders weten vaak niet wat de verwachtingen zijn wat opvoeding betreft. Vooral als

het professionals aangaat of over bijdragen aan school.

Via de media trachten sommige moeders zich regelmatig te informeren over de

opvoeding en ontwikkeling. Opmerkelijk is dat deze moeders vaak en meer vragen

stellen over de adolescentie. De pubertijd van hun kinderen beleven ze als een

moeilijke fase. Ouders met kinderen in de adolescentie met een allochtone

achtergrond stellen vragen over opvoeding en de problemen ervan en ondervinden

ook gevoelens van machteloosheid betreft opvoeden. Als zich dan problemen

voordoen is dat vaak op het vlak van communicatie : hoe communiceren met

mekaar, over wat communiceren en belangrijk punt om aan te halen is dat

communiceren met zijn kinderen geen verlies is van gezag .

Wat betreft de vaderrol is er veel kritiek op. Vaak weten deze vaders niet hoe ze de

jongeren dienen te benaderen. Men is het er mee eens dat het van belang is dat

vaders dienen betrokken te zijn.

De vragen die de ouders het meest stellen gaan vooral de thema’s over de soorten

relaties en hoe hun opgroeiende dochters en zonen in volle bloei van hun

adolescentie eventueel beïnvloed kunnen worden door de Belgische omgeving.

Belangrijk onderwerp in het ondersteunen van de kinderen binnen de opvoeding

zowel jongere als iets oudere kinderen is het engagement van de ouder(s) op de

40

schoolcarrière. Bertrand et al.(1998) kaart aan dat onzekerheid bij ondersteuning van

de kinderen wat de schoolcarrière betreft minder groot is dan bij de andere

pedagogische onderwerpen. Deze onzekerheid in de opvoeding heeft vooral te

maken met het onbekende van het schoolsysteem en/of materie of vanuit een

bepaald niveau niet meer mee kunnen volgen of ze bijhouden.

Zo zijn er nog heel wat vragen waarmee ouders zitten. Hoe komt gedrag tot stand

dat zich ontdoet van enig normbesef? Hoe houd je toezicht op kinderen die in volle

groei zitten en hoe erop reageren bij problemen. Ouders hebben hier te kampen met

een dilemma van de eigen verwachtingen en gewoontes en de vrijheid van de

adolescenten anderzijds in hun omgeving buiten de gezinscontext. Vanwege de

culturele verschillen lijken deze vragen bij de allochtone ouders eerder gekleurd en

zwaarder door te wegen.

Kinderen opvoeden binnen de migratiecontext brengt extra problemen en twijfels met

zich mee. Zo is het niet uitgesloten dat allochtone ouders in deze context weinig

bagage hebben zodat ze hun kroost minder goed kunnen helpen op hun levenspad

binnen onze soms complexe samenleving. Soms neemt rolomkering plaats gezien

kinderen in feite de Nederlandse taal goed beheersen en meer wegwijs zijn.

Niettegenstaande is de ouderlijke taak binnen sommige doelgroepen de kinderen te

steunen en op te vangen bij het meemaken van stigmatisering en uitsluiting. Het kan

zijn dat “ kinderen opvoeden in een niet-moslim land” voor moslim ouders als een

zware taak ervaren wordt. (Clycq, 2006; Pels & Distelbrink, 2005; Pels, 2005).

Marokkaanse families waar de ouders de Nederlandse taal niet machtig zijn kunnen

moeilijk te bereiken zijn waardoor ze zich in de onderlaag bevinden binnen de

Nederlandse maatschappij. Risicofactoren zoals armoede, werkloosheid,

discriminatie, sociaal isolement zijn genoemd. Deze gezinnen hebben vaak

meervoudige problemen ervaren waardoor problemen binnen de opvoeding

onderbelicht blijven wanneer er relationele issues , problemen binnen het gezin of

financiële zorgen de kop op steken (Van den Berg, R.,2005).

Uit heel wat onderzoeken omtrent opvoeding is vaak naar voren gekomen dat

leerkrachten, buiten het informele werk, als belangrijkste bron van steun zijn voor

allochtone ouders. Allochtone ouders hebben ook de verwachting dat ze geholpen

worden bij opvoedingstaken in tegenstelling tot ouders met een autochtone

achtergrond. Of deze pronostiek acceptabel is en bij het takenpakket behoort van

leerkrachten is een andere discussiepunt. (www.expoo.be, 2015)

3.3. Vader en kindrelatie

Vaders van de tweede generatie kennen een eigen dynamiek. In de literatuur

(Luyckx , 1998) worden zij vaak beschreven als afwezige vaders, onzeker en

teruggetrokken wanneer het moeilijk wordt in hun gezinnen. Ze hebben moeite om

positie te nemen, zeker bij problemen van hun kinderen, bijvoorbeeld op school. In

de groep zeiden vaders “dat laat ik mijn vrouw oplossen, laat mij er maar buiten”.

41

Tegelijkertijd treden ze binnenhuis soms zeer streng op. De kwetsbaarheden van

hun vaders (nu grootvaders) herhalen zich bij de tweede generatie. Zij hebben

gezien dat hun vader het destijds moeilijk vond om hun kinderen te begeleiden en

een weg te tonen in een andere wereld. Nu ervaren zij hetzelfde (Meurs e.a., 2005).

3.4. Positief opvoeden

de Viet (2011) kwam tot volgende conclusie betreffende positief opvoeden: “Volgens

Baumrind (1968) is autoritatief opvoeden een opvoedingsstijl die gezien kan worden

als een vorm van democratisch opvoeden.

Ouders die autoritatief opvoeden zijn volgens Baumrind tolerant, communicatief en

liefdevol. Ze zijn niet veeleisend, naar behoren confronterend, consequent en

voorwaardelijk disciplinair. Ook laten ze hun kind zelf reguleren, zijn ze

ondersteunend in de behoefte van het kind en komen ze tegemoet aan hun

verlangens en impulsen. Bij deze opvoedingsstijl is het stellen van duidelijke grenzen

belangrijk, maar wel in combinatie met veel warmte (Grusec & Hastings, 2007).

De autoritatieve opvoedingsstijl van Baumrind wordt geassocieerd met bekwame en

goed aangepaste kinderen. Ouderlijk gezag en koestering blijken erg belangrijk voor

de ontwikkeling van gezonde gehechtheid aan ouders (Taferodi, Wild & Ho, 2010).

Verder blijkt uit onderzoek van Williams en Kelly (2005) dat betrokkenheid van

ouders zorgt voor een positiever zelfbeeld bij kinderen. “ (de Viet, R. A., 2011).

3.5. Behoud van cruciale doelstellingen van islamitische opvoeding in een westerse

context

Naast belangrijke punten van overeenkomsten zijn er ook duidelijke verschillen

tussen de autochtone en allochtone ouders op vlak van doelstelling, inhoud en

methodiek van opvoeding. Doch zijn deze visies ondanks de verschillen

evenwaardig. Tariq Ramadan, die veel over islamitische opvoeding schrijft,

benadrukt dat de aanpassing van traditionele islamitische opvoeding aan de context

van het land waar naar men migreert van primordiaal belang is. Vaak wordt de

klemtoon gelegd op de opvoedingsverschillen van beide culturen. Tariq Ramadan

verwijst naar een belangrijk aspect namelijk te vertrekken vanuit de doelstelling van

Islamitische opvoeding binnen de migratie. Voor de meeste ouders is dit

beangstigend omdat ze bang zijn de eigen identiteit hierin kwijt te raken. Daarom is

het behoud van cruciale doelstellingen van islamitische opvoeden binnen een

westerse samenleving een kwestie van identiteit en continuïteit, een stevige basis

waaruit aanpassingen in de opvoeding kunnen plaats vinden, aanpassingen die de

integratie mogelijk maken en verder de toekomstkansen maximaliseren van

islamitische kinderen binnen de westerse context. (Meurs,P. & Vancrombrugge, H.,

2012)

3.6. Zelfbeeld en gehechtheid binnen de opvoeding

Twenge en Crocker (2000) concludeerden dat kinderen met een allochtone

achtergrond een even hoog zelfbeeld hebben als de autochtone kinderen. Hiermee

spreekt men de gevonden resultaten van Kling et al. (1999) ,die aangeven dat

allochtonen kinderen een lager zelfbeeld hebben dan autochtone kinderen, tegen. Zo

42

worden allochtone kinderen veel meer autoritair opgevoed dan hun Nederlandse

genoten. Wel zijn er grote verschillen te bemerken in de gezinnen. Opleidingsniveau

van de ouders speelt hierbij een belangrijke rol. Zowel in de autochtone als in de

allochtone gezinnen komen autoritaire en autoritatieve elementen voor in de

opvoeding. Zo is de voorspelling vanuit westers perspectief gezien van de relatie

tussen de allochtone kinderen en hun ouders minder warm en hecht is dan die van

de autochtone jongeren. (Huiberts, Meeuws, Oosterwegel & Vollenbergh, 2002). Pels

(2002) daarentegen toont juist dat vriendschap voor de Marokkaanse jongeren een

zeer belangrijke steun is net als de moeder en zelfs belangrijker dan de vader, terwijl

bij de autochtone jongeren zij meer steun ondervinden bij hun moeder dan binnen

een vriendschap (Pels 2002). Zo kan een autoritaire aanpak bij een kind juist beleeft

worden als een ouderlijke engagement vanwege de beschermde werking die het

opwekt bij het kind. Een eventuele andere vaststelling is namelijk dat jongeren met

een allochtone achtergrond beter relaties zullen onderhouden met de ouders

(Huiberts et al., 2002).

Vast staat dat jongeren met een Nederlandse afkomst meer hun eigen ding doen dan

de allochtone jongeren, wat kan betekenen dat zij niet zo nauw rekening houden met

hun ouders en waardoor ze zich gevoelsmatig dan ook afstandelijker opstellen

tegenover de ouders. Volgens Kâgitçibasi (1996 ) ontplooien jongeren zich binnen

“niet-westerse culturen” tot een ‘relational self’ of een ‘relational- autonomous self’.

Dat wil zeggen dat allochtone jongeren zich richten op solidariteit met

anderen, terwijl de Westerse jongeren eerder een “separate – self” is wat

eigenlijk bedoelt dat deze jongeren in mindere mate zich bezig houden met anderen

en meer op zichzelf gericht zijn. Dusdanig hebben allochtone jongeren juist een veel

sterkere band met hun ouders in vergelijking met de autochtone jongeren (Huiberts

et al., 2002 in de Viet, R. A., 2011)

3.7. Het verschil in opvoeding tussen de ouders

In dit onderdeel van de studie tracht men rekening te houden met de verschillen in

het opvoeden van de ouders. Zo wakkeren vaders wedijver en bieden ze kinderen de

mogelijkheid de wereld zelf te ontdekken. Vaders hebben een prominente rol bij het

vermijden van angst binnen sociale sferen volgens Huiberts et al. (2002) die naar

het belang van de taak voor de vaders binnen de opvoeding verwijzen. Juist doordat

men kinderen tracht te stimuleren de wereld te ontdekken leert men ze risico’s te

nemen waardoor ze hun zelfvertrouwen versterken.

Doch is ook uit onderzoek naar voor gekomen van William en Kelly (2005) en

Gryczkowski, Jordan en Sterett (2009) dat vaders minder betrokken zijn bij de

opvoeding van het kind dan de moeders. Ook zijn de kinderen meer geneigd zich te

hechten aan de moeder dan aan de vader. Deze resultaten komen overeen

met het onderzoek van Taferodi et al. (2008). Volgens Taferodi is de

gehechtheidrelatie van een jongere met zijn moeder van een hogere kwaliteit dan

deze met de vader in het algemeen. Ook is gebleken dat het gebrek aan interesse in

het kind of de onverschilligheid langs vaderszijde een laag zelfbeeld

kan teweegbrengen bij het kind (Taferodi et al., 2008). Verder is ook naar voren

43

gekomen dat een vader minder tijd steekt in de opvoeding dan de moeder (Williams

& Kelly, 2005).

Zo toont Vekony et al.(2004) dat veilige gehechtheid aan één ouder de mogelijkheid

biedt dat het de onveilige gehechtheid met de andere ouder zich compenseert. Er

werden ook bij de ouders compenserende effecten gevonden. Bij twaalfjarige

kinderen werd verhoging van zelfwaardering geconstateerd daar waar de ouder de

rol overnam. Er is een duidelijke overeenstemming tussen de kwaliteit van de

gehechtheid aan vader en de gehechtheid aan moeder : Indien blijkt dat een kind

veilig gehecht is aan de moeder, dan is de kans groot dat het ook veilig

gehecht raakt aan de vader (Vekony et al., 2004 in de Viet, R. A. ,2011).

44

Deel 3: Veranderingsdoelen.

De onderzoeksvraag van deze bachelorproef is :

“Wat is de impact van de scheiding op de ontwikkeling van het kind uit een

migratiehuwelijk? “

Hier is al veel onderzoek naar gedaan, door het lezen van verschillende

wetenschappelijke onderzoeken, artikels en boeken heb ik een redelijk overzicht

kunnen bewerkstelligen van wat ik belangrijk acht binnen deze thematiek.

1. Toepassing op de casus.

In de hulpverlening kunnen we er niet meer omheen kijken dat ook allochtone ouders

met opvoedingsproblemen geconfronteerd worden. Vaak hebben deze ouders te

kampen met meervoudige problemen. Zo ook Badia als alleenstaande moeder. In

hoeverre kunnen deze ouders, moeders en/of vaders hun weg vinden bij het

opvoedingsondersteuningsaanbod? Waaraan dient deze ondersteuning te voldoen

om gezinnen met een complexe gezinsituatie tegemoet te komen? Elke ouder wordt

gedrukt op de feiten die opvoeden met zich meebrengt. Bij een onstabiele

levenssituatie kan er dan ook veel mislopen. In dit geval is het opvoeden van haar

kinderen voor Badia belastend waardoor ze soms niet meer weet hoe te reageren op

de emotionele problemen van de oudste dochter of tijdens conflicten met haar

zoontje. Met als gevolg dat men zich nog meer onzeker gaat voelen en zo blijft men

in een problematische cirkel draaien. Het zou voor Badia stukken makkelijker gaan in

haar leven als ze stilletjes “anderen” toelaat in haar leven waardoor ze in gesprek

kan komen met andere ouders over opvoeding. Deze ervaring op zich zal voor haar

een geruststelling zijn dat ze niet alleen staat maar dat iedereen vragen en zorgen

ervaart bij het opvoeden. Het is belangrijk om te weten dat de vragen die allochtone

ouders hebben bij de opvoeding dezelfde zijn als die van de autochtone ouders.

Doch vanwege bepaalde waarden en normen kunnen deze verschillen en is de vraag

of ze dan kunnen steunen op de zelfde ondersteuningsbronnen. Badia staat er alleen

voor, heeft zich tegen velen mensen afgezet waardoor ze het zichzelf moeilijker

maakt. Ook ervaart ze het als een mislukking om hulp te vragen en zo blijft ze in een

vicieuze cirkel van problemen. Door steun te ervaren op een klein platform kan de

eventuele drempel naar professionele hulp verlaagd worden en zal Badia zich sterker

gaan voelen en daardoor ook weer stilletjes “anderen” toelaten in haar leven en

stilletjes opnieuw vertrouwen.

45

Binnen het gezin van Badia zijn een verscheidenheid van problemen naar voren

gekomen:

1.1. Migratiehuwelijk en echtscheiding

Het gezin uit mijn casus zit tussen twee werelden, enerzijds Badia (moederfiguur) die

geboren en getogen is in Marokko in een vrij traditioneel gezin waar islam en

Marokkaanse cultuur verweven is haar opvoeding, en Moussa (vaderfiguur) die

geboren en getogen is in Belgisch Limburg van beide culturen mee heeft gekregen

maar die een afwezige rol heeft in het gezin. In het begin is er sprake van

verliefdheid. Doch eenmaal kinderen voortkomen uit het huwelijk vlucht Moussa

meer en meer van Badia en hun huwelijk weg. Moussa neemt heel duidelijk geen

verantwoordelijkheid op in het gezin. Het lijkt toch niet dat te zijn voor hem. En voor

Badia is haar verblijf in België, ver weg van haar familie een leven gekenmerkt met

eenzaamheid geworden. Ondanks de problemen die op haar pad kruisten en die ze

vaak alleen droeg koos ze toch om in België haar leven verder te leiden.

1.2. Communicatie

Zo is Badia diep teleurgesteld in de beginjaren van haar huwelijk. Haar man belet

haar om de Nederlandse taal te leren. Tot de dag van vandaag heeft ze enorm spijt

dat ze toen niet heeft doorgezet om toch naar school te gaan. Badia gaf aan dat

vooral taal voor haar cruciaal was. Het was een verarming die haar vaak machteloos

maakte.

Vanwege het verzuurde klimaat in haar huwelijk leefde ze ongelukkig. De taal niet

spreken verergerde het voor haar.

1.3. Socialisatie

In het begin heeft Badia veel te verduren gehad met het gevoelens van schaamte en

een steek in haar eergevoel. Vooral naar haar familie toe die in Marokko leefden was

de schaamte sterk ten gevolge van de scheiding. Ook naar haar schoonfamilie toe

schaamde ze zich. Zij hadden een ander beeld van Moussa hun zoon, namelijk de

ideale zoon, waardoor het voor Badia moeilijk was om haar frustraties te delen. Zij

verdedigden tenslotte hun zoon en zij was de slechterik in het verhaal althans de

schoonfamilie. Hierdoor begon ze zich ook meer en meer te isoleren. De stempel

dragen als gescheiden vrouw en alleenstaande was voor haar moeilijk te verwerken.

Tot de dag van vandaag houdt ze zich verre van mensen en is weinig tot niet

betrokken bij het gemeenschapsleven in de wijk waar ze leeft met haar kinderen. In

het geval van Badia is het niet zo dat zij verstoten is vanwege het feit dat ze

gescheiden was. Badia nam zelf afstand van heel wat mensen uit haar omgeving

omdat in het begin van haar huwelijksproblemen haast iedereen zich van hun

distantieerden. Dit heeft ze tot de dag van vandaag moeilijk verteerd.

1.4. Armoede

Het gezin werd ook geconfronteerd met financiële problemen met armoede tot

gevolg. Ook al deed ze haar best, doordat de deurwaarders tot 3x toe aan haar deur

kwamen ten gevolge van haar ex- man zijn schulden bleef ze lange tijd in een

46

vicieuze cirkel en leek het niet dat ze vooruit kwam iets op te bouwen hoe graag ze

het ook wenste. Na vele jaren voelt ze nog de gevolgen hiervan. Ze kan ook heel

moeilijk er mee om gaan haar kinderen dingen die zo vanzelfsprekend zijn bij vele

gezinnen, anno 2015 deze te ontnemen vanwege het tekort aan geld.

1.5. Opvoeding

Badia werd als alleenstaande moeder ook geconfronteerd met

opvoedingsproblemen. Bij haar oudste dochter is het vooral het emotioneel welzijn

dat haar zorgen baart. Mouna heeft veel meegekregen van de vele ruzies van haar

ouders. Ook het verdriet (depressies) waar haar mama mee te kampen had hebben

een impact gehad op Mouna de oudste dochter. Met de jongste zoontje heeft Badia

het moeilijk in de opvoeding. Zoontje is vaak onhandelbaar en ook op school zijn al

een aantal keren conflicten geweest waar Soufian bij betrokken is. Ze weet niet hoe

hiermee om te gaan en waar ze naar toe moet. Ze beseft dat ze pas hulp krijgt als

het eventueel al te laat is. Is er een hulpaanbod voor deze gezinnen/kinderen om

tegemoet te komen aan hun behoeften?

Het feit dat ze haar kinderen onvoldoende huiswerkondersteuning kon bieden

vanwege de taal maar ook vanwege haar eigen laaggeschooldheid heeft volgens

Badia wel gevolge voor de resultaten op school. Vroeger heeft ze nog veel steun

gehad van haar buurman, die ze wel vertrouwde wat een belangrijk aspect is binnen

deze problematiek. Sinds het overlijden van Jos is de huiswerkondersteuning ook

weggevallen.

Badia ervaart het opvoeden van de kinderen als vrij zwaar omdat haar ex-man

volledig afwezig is. Vandaar dat ze vaak niet weet hoe om te gaan met het

probleemgedrag van haar zoontje. Ook nu ziet ze het als een falen? Dit brengt

onzekere gevoelens met zich mee maar ook twijfels over het eigen kunnen. Badia

houdt zich op sociaal vlak verre van iedereen wat het nog moeilijker maakt om over

haar bezorgdheid te communiceren. Badia ervaart het stellen van vragen over

opvoeding of het zoeken naar hulp als een falen, vooral binnen de Marokkaanse

gemeenschap weigert ze hulp te zoeken. Door je sociaal open te stellen kan je je

zorgen delen met je buren, andere ouders waardoor deze als sociale en informele

steun treden waardoor onderlinge steun als basis fungeert van

opvoedingsondersteuning. Bij ernstigere problemen kan men altijd verder

professionele hulp inschakelen.

47

2. Wat kan?

Welke krachtbronnen bied ik deze vrouwen of mannen aan die alleen

komen te staan zodat ze verder in alle autonomie de regie terug oppakken

van hun leven?

2.1. Begeleiding

In België bestaan er vele organisaties die zeer nuttig kunnen zijn betreffende

psychologische, juridische en sociale hulpverlening voor mensen met een migratie

achtergrond die in moeilijke situaties verkeren ten gevolge van echtscheiding. Het

spijtige is dat de mensen die deze hulp het meest nodig hebben de weg niet kennen

hiernaar toe of kennen het bestaan er niet van, zo ook Badia (casus). Bovendien

vinden de meeste personen van de organisatie zelf het ook van belang om beter ook

op de hoogte gehouden te worden over de complexe problemen van mensen uit een

migratiehuwelijk om zo een betere hulp op maat te kunnen bieden. Zo is er de

projectgroep die de Koning Boudewijnstichting stichtte: ‘Echtscheiding en migratie’

die de plaatselijke organisaties dan ook sterk willen aanmoedigen voor:

Ruchtbaarheid schenken aan de mensen met migratie achtergrond die ten

gevolge van echtscheidingsproblemen vaak in problematische situaties

verkeren;

Specifieke voorbereiding van hulpverlening bij migranten die in een

echtscheiding verkeren;

Hulp op maat bieden bij de specifieke noden van deze kwetsbare groepen.

De Stichting is mede ook bereidt om hulp en steun te bieden aan initiatieven die

vertrekken vanuit de migrantengemeenschappen opdat deze op een ongedwongen

manier betrokken zijn met de doelgroep en ook de kennis en notie hebben van de

problematiek waar men vaak mee te kampen heeft.

Toepassing casus: Als gezinswetenschapper zie ik dit zeer positief in om

bestaande migrantengemeenschappen zelf te betrekken zoals hierboven

beschreven. Tevens kan ook de rol van de plaatselijke imam zeker geen

overbodigheid stellen. Hij is degene die kortbij de gemeenschap staat. Als

gezinswetenschapper en Marokkaanse Vlaamse zie ik zeker de mogelijkheid om

eventuele problemen zonder de privacy van cliënten te schaden aan te kaarten bij de

imam zodat deze erop inspeelt en eventueel verwerkt in de wekelijkse vrijdags (tekst)

bijeenkomst waar velen Marokkaanse moslims aan deelnemen. Ik zie het als een

belangrijk aspect om mensen die moeilijk mee kunnen in de samenleving niet te

vergeten. De rol van de imam is bij deze geknipt gezien er naar hem geluisterd wordt

en men de mensen ook sensibiliseert. Badia gaf zelf aan dat ze in het begin van de

echtscheiding alleen kwam te staan en dat ze geen steun vond binnen de

48

Marokkaanse gemeenschap. De individualisering is niet alleen bij de autochtonen te

zien. Stilletjes doet deze ook zijn intrede binnen de allochtone gemeenschap. Hier

dient de imam op in te spelen door de mensen alert te maken.

2.2. Preventieve aanpak: voorkomen is beter dan genezen

Meer dan ooit zijn relaties complexer en binnen de context van migratie komen er

bovenop nog extra laagjes: sociale en culturele verschillen, juridische en financiële

afhankelijkheid. Zo is de zienswijze en verwachtingen die men heeft over relaties, het

huwelijk vaak verschillend bij de partners. Preventief informeren, sensibiliseren en

bemiddelend opkomen is de beste remedie.

Ik vind het belangrijk om jongeren voorlichting te geven over de risico’s bij het

aangaan van een vroegtijdig of overhaast huwelijk. Ella vzw stelt op haar website

een sensibiliserend instrument dat tot beschikking is voor adolescenten die in contact

kunnen komen met huwelijksmigratie: ‘Vakantietijd: huwelijkstijd ? Deze brochure is

gepubliceerd door de KBS en is downloadbaar op www.kbs-frb.be. Aan Franstalige

kant kan je beroep doen op de instrumenten van Réseau Mariage & Migration :

www.mariagemigration.org.”

Het is niet zozeer dat men preventief moet optreden voor het voorkomen van een

echtscheiding in dergelijke context, maar eerder de problemen waarin men verzeild

voorkomen. Ondertussen zijn er hier in België genoeg vreedzame manieren om als

partners in vrede uit elkaar te gaan en om vooral voor de kinderen een constructieve

relatie op te bouwen met elkaar om samen de verantwoordelijkheden en zorg voor

de kinderen op te nemen. Correcte informatie is daarom van belang voor de vele

nieuwkomers die blijven doorstromen. ( Demuynck, K.,2012)

Als gezinswetenschapper ben ik me bewust van de taboes die binnen sommigen

gezinnen nog steeds bestaan om over relaties te praten. Badia trouwde met vele

idealen en dromen. Uiteindelijk stuitte ze op vele problemen. Haar ex-man ging een

huwelijk aan om zijn Vlaamse ex-vriendin An te vergeten. Het is belangrijk om ergens

je verhaal kwijt te kunnen alvorens men zich stort op een nieuwe relatie. Op scholen

kan men zeker preventief, sensibiliserend optreden om te leren praten over

gevoelens maar ook om kennis op te doen van de eventuele risico’s die een relatie

met zich meebrengt.

2.2.1. Waarover dient men geïnformeerd en gesensibiliseerd te worden?

Demuynck, K. (2012) somde enkele belangrijke punten op wat betreft informatie en

sensibilisering:

wat betreft het huwelijk is het belangrijk dat men zijn rechten en

plichten; maar ook wat echtscheiding betreft;

belangrijk om ook op de hoogte te zijn van de verschillen binnen het

juridisch kader met het andere land en de eventuele gevolgen van

49

trouwen en scheiden in het andere land; belangrijk om op de hoogte te

zijn van bestaande dienst en hulpverleningsaanbod waar men op terug

kan vallen indien nodig;

over het bestaan van relatiebemiddeling als mogelijkheid om

problemen te helpen oplossen;

belangrijk ook om op de hoogte te zijn van de mogelijkheden van

bemiddeling bij echtscheiding en de verschillende modellen van co-

ouderschap etc.;

gevolgen en eventuele problemen die kunnen ontstaan bij bepaalde

beslissingen die men neemt;

de impact die een echtscheiding met zich meebrengt op beiden, man

en vrouw en hoe die verschillend kan zijn.

2.2.2. Waar en wanneer wordt er informatie gegeven en gesensibiliseerd?

Het is nooit te vroeg om jongeren van alle verschillende afkomst zowel binnen als

buiten de scholen te informeren en te sensibiliseren. Ook kan men bij een huwelijk in

het buitenland een basispakket opstellen met duurzame informatie, dat voorzien is in

het land van herkomst. Eventuele taalcursussen om zich voor te bereiden op de

inburgering zijn ideale gelegenheden om vooral basisinformatie omtrent

relatievorming, problemen binnen het huwelijk, bemiddeling en wat bij echtscheiding

aan te kaarten. Belangrijk is dat de informatie gemakkelijk toegankelijk is, hiermee

bedoel ik dat ze enerzijds makkelijk in taalgebruik dient te zijn, en anderzijds dat ze

makkelijk te verkrijgen is. Indien men wacht tot de situatie geëscaleerd is kan het

bedreigend overkomen om dan met een brochure over echtscheiding thuis te komen.

Terreinorganisaties pleitten daarom ook om informatie te verstrekken op plaatsen

waar iedereen voorbij komt: huisartsposten, openbare diensten, Kind & Gezin

afdelingen, familiale planningsinstanties etc. (Demuynck, K. ,2012)

2.2.3. Hoe kan men deze informatie beschikbaar stellen?

Belangrijk om deze informatie in zoveel mogelijk verschillende talen te verstrekken

en de laagdrempeligheid verhogen zodanig dat deze voor iedereen verstaanbaar is.

Vooral de informatie concreet houden en niet al te technisch is de boodschap: Wat te

doen? Waar kan je voor hulp terecht? Hoewel de materie complex is dient deze toch

op een eenvoudige en correcte manier over te komen op het brede publiek.

Anderstaligen en laaggeschoolden dienen deze informatie ook te kunnen lezen en

begrijpen.

Basisinformatie in eenvoudig taalgebruik

De brochure ‘Divorce : prendre un nouveau départ’, die werd geschreven door La

Voix des Femmes – met de steun van de KBS – biedt duidelijke, en op een

laagdrempelige wijze informatie aan nieuwkomers in dit geval vrouwen die hun

verblijfsvergunning in België dreigen kwijt te raken vanwege de echtscheiding. De

brochure verschaft info over het helpen bij administratie, juridische en eventuele

sociale stappen rond het thema en hen de weg te wijzen naar juiste tussenpersonen.

50

Zo is de brochure beschikbaar in verschillende talen waaronder Frans, Arabisch,

Turks, Spaans en Engels. De brochure kan gedownload worden op de website van

La Voix des Femmes” ( www.lavoixdesfemmes.org, 2015) .

Er bestaan allerlei andere kanalen waar organisaties creatief te werk kunnen gaan

om info te verstrekken : via radio, video opnames, theater, websites, avonden rond

de tafel organiseren, zelforganisaties, vergaderingen houden in kleine kring om het

vertrouwelijk te houden….Door het menselijk contact kan men heel sensibiliserend

werken en dat is dan het voordeel va zulke initiatieven, zodat het persoonlijke

verhaal gehoord wordt. En een groep die zeker niet vergeten mag worden zijn de

analfabeten die hierdoor ook bereikt kunnen worden.

Tuppercare: homeparty met een sociaal adviseur

“Binnen het project Tuppercare leidt de stad Antwerpen vrijwilligers op tot sociaal

adviseurs. Zij geven aan allochtone en autochtone kansarme Antwerpenaren

informatie over onderwijs, opvoeding, ouder worden, vrije tijd, energie besparen en

gezondheid. De sociaal adviseurs trekken naar de mensen thuis waar ze in een sfeer

van vertrouwen deze thema’s ter sprake brengen. De infosessies gebeuren in de

eigen taal of in eenvoudig Nederlands.” (Stad Antwerpen, Sociale Zaken - team

participatie en bemiddeling). (Demuynck, K. ,2012)

“Met het project Tuppercare leidt de stad Antwerpen vrijwilligers op tot sociaal

adviseurs. Zij geven aan allochtone en autochtone kansarme Antwerpenaren

informatie over onderwijs, opvoeding, ouder worden, vrije tijd, energie besparen en

gezondheid. De sociaal adviseurs trekken naar de mensen thuis waar ze in een sfeer

van vertrouwen deze thema’s ter sprake brengen. De infosessies gebeuren in de

eigen taal of in eenvoudig Nederlands.” (Stad Antwerpen, Sociale Zaken - team

participatie en bemiddeling). (Demuynck, K. ,2012)

2.3. De hulpverlening aanpassen aan de doelgroep

Het is belangrijk en zeer zeker een stap in de goede richting om op een gepaste

manier de bestaande dienst- en hulpverleningsinstanties bekend te maken bij de

doelgroep. Doch is het ook van belang dat ook de dienst- en hulpverlening verbeterd

worden zodat ze beter en op maat kunnen inspelen op de complexe situaties en

behoeften van de diverse doelgroepen. Deze is vaak zeer complex, hun vragen zijn

meestal omzeild en vermomd in andere vragen waardoor ze indirect zijn (vragen bv

over gezondheid ipv. relatieproblemen). Het is belangrijk om vooral een

constructieve hulpverleningsrelatie binnen deze complexe context op te bouwen.

Deze vraagt daarom inspanningen, tijd, empathie, en een goede verbinding met

andere instanties en organisaties om een goede werking te bekomen. Bovendien is

het belangrijk om voor de geest te houden dat een hulpverleningsproces- ook binnen

de een problematische context- de autonomie van de cliënt op termijn wenst te

versterken: men mag de hulpvragers hun ‘agency’ niet afpakken. Belangrijk het

51

proces tijd te geven : als hulpverlener dien je veel geduld te oefenen, zo dien je het

tempo van de hulpvrager te respecteren en de drang om gelijk een pasklare

oplossing te bieden te weerstaan. Er is tijd nodig om een vertrouwensrelatie op te

bouwen om zo de hulpvraag meer uit te diepen. Belangrijk om de specifieke culturele

maar ook het religieuze aspect van de doelgroep een plaats te geven in het proces.

Echter kan je niet van de hulpverlener verwachten dat hij op de hoogte is van al de

culturele gewoontes en bijhorende subgroepjes. Idem dito kan je ook niet verwachten

dat het personen werkzaam binnen seculiere organisaties en instellingen een

antwoord kunnen bieden op religieuze vragen. Natuurlijk kunnen hulpverleners iets

hebben aan godsdienstige en culturele vragen : men leert namelijk te werken aan

zijn interculturele competenties. Het is zeker niet zo zeer de taak van de

hulpverlener om antwoorden te bieden doch is het belangrijk om ruimte te laten voor

de vragen van de hulpvrager. Het gaat er niet om gelijk een oordeel te vellen als

hulpverlener maar eerder aanbevolen de meest wenselijke vragen te kunnen

construeren om zo samen met de cliënt de hulpvraag duidelijker naar voor te

schuiven waardoor men de juiste hulp op maat kan bieden. Het is dus van belang om

te investeren in een cultuur intensieve aanpak vanuit de organisaties en instellingen.

Men kan opleidingen volgen en kennis verwerven in verband thema’s die gerelateerd

zijn aan huwelijk en echtscheiding vanuit een bepaalde cultuur. Het is geen must om

dezelfde culturele en of afkomst te hebben als de hulpvrager om een

hulpverleningsrelatie op te bouwen. Men versterkt wel de diversiteit van het team

door kennis over cultuur te vergaren en dat kan een belangrijke rol spelen in het

team. Het is een verrijking voor het team om mensen met andere culturele en

religieuze achtergrond te hebben. Zo kan een diverse team een eenzelfde casus

vanuit verschillende invalshoeken benaderen waardoor de stereotypering hierdoor

ook vermindert. Het is zeker een uitdaging om een team op te bouwen die cultuur

sensitief is en het blijkt ook een constante leerproces te zijn voor de

organisatie/instelling. Uiteindelijk kan men als actor en als organisatie niet alle

problematische vragen oplossen : sociaal, godsdienstig, cultuur, emotioneel welzijn,

financieel, juridisch..het zijn meervoudige hulpvragen en samenwerken en

doorverwijzen naar andere instanties is van essentieel belang. (Demuynck, K. ,2012)

2.4. Lokale netwerken uitbouwen om efficiënter samen te werken met andere

lokale actoren

Er is niet veel argumentatie nodig om duidelijk te stellen dat alle actoren ter plaatse

er belang bij hebben om elkaar als dusdanig te leren kennen om de samenwerking

efficiënter te bevorderen en naar elkaar te verwijzen om zo beter aan te sluiten op de

hulpvraag. Zo zijn diensten binnen de Gemeente en de vrederechters belangrijke

actoren om te kennen omdat ze een aanmerkelijke rol kunnen hebben en ook van

betekenis kunnen zijn voor de hulpverleningsinstanties om vanuit lokale plaatsen

mee samen te werken.

Daar men ‘elkaar kent’ creëert dit verschillende strekkingen :

52

Zo dient men elkaars functie in zijn geheel binnen het hulpverleningsproces

te kennen en ook het mandaat van die functie : wat mag en kan je van mekaar

ook verwachten en wat zeker niet ?

Men dient ook als actoor een minimum van kennis te hebben over elkaars

werking om de kwetsbare doelgroep op de meest gepaste wijze en correcte

omstandigheid aan elkaar door te verwijzen.

Zo is de kennis over elkaar een actieve wisselwerking die met regelmaat

bijgewerkt wordt. Wie gaat met de kinderen werken? Wie schenkt aandacht

aan de problematiek van de mannen? Zijn er goed opgeleide tolken?

Belangrijk is het om kennis te hebben van elkaar maar ook om kennis te

bekomen van de personen die men kent en die binnen allerlei instanties

tewerkgesteld zijn en is niet alleen kennis van de instantie zelf. Eigen

netwerken leiden sneller tot positieve einduitkomsten.

“Pilootproject CO3: ketenaanpak bij intrafamiliaal geweld

Het pilootproject CO3 van de stad Antwerpen experimenteert momenteel met een

vernieuwende aanpak omtrent huiselijk geweld. Zo wordt er naar gekeken op welke

manier eventuele betrokken actoren samen komen om te kunnen vergaderen over

eenzelfde dossier. Deze ‘ketenaanpak’ wil intrafamiliaal geweld stoppen, herhaling

voorkomen, preventief optreden en de factoren binnen het cliëntensysteem

verruimen.

“Meer informatie hierover kan je vinden in het activiteitenverslag 2011 van de Dienst

Welzijn en Gezondheid van de Provincie Antwerpen:

http://www.provant.be/binaries/Activiteitenverslag_DWG_tg_tcm7-158433.pdf”.

(Demuynck, K. ,2012)

Toepassing casus: Het spijtige is dat de mensen die hulp het meest nodig hebben de

weg niet kennen hiernaar toe of kennen het bestaan er niet van, zo ook Badia

(casus). Er zijn al vele mooie hulpprojecten ontstaan maar niet iedereen vind zijn

weg hiernaar toe. Nog steeds is de drempel naar hulpverlening redelijk hoog. Badia

associeert de stap naar hulp zoeken als zijnde zelf als een groot probleem en ook al

kampt ze met verschillende problemen, weigert ze om zichzelf te identificeren als

een probleemgezin. Dit heeft ook te maken met de nare ervaringen uit het verleden.

Als alleenstaande moeder vecht ze voor haar gezin waardoor ze voorbij de echte

problemen gaat en het gevaar bestaat dat ze te laat aan de alarmbel trekt. Zeker wat

haar zoontje betreft gezien er verschillende conflictsituaties zich voordeden op de

school.

53

3. Wat nu?

3.1. Echtscheiding binnen een migratiecultuur: een verhaal van vrouwen én

mannen

Zo is uit het vooronderzoek naar voor geschoven dat bij een echtscheiding binnen

een migratiehuwelijk men gelijk aan de vrouw haar zaak denkt. Deze “gender

stereotypering” zorgt ervoor dat men de vrouw al snel automatisch bestempelt als

slachtoffer en de man als dader afschildert. De hulpvrager zelf heeft ook een “gender

stereotypering” die een rol speelt in zijn beleving van de complexe context. Hierdoor

zullen vb. mannen die een stap zetten naar hulp niet graag met hun problmen naar

buiten komen. Vele organisaties ter plaatse herkennen dit en leerden bewust

hiermee om te gaan tijdens de intervisies en zagen de eigen blinde vlekken.

Het is een belangrijke opgave om de beïnvloeding van “gender stereotyperingen”

binnen de setting van hulpverlening te neutraliseren:

belangrijk om ook aandacht te schenken aan de andere kant van het verhaal

(mannelijke versie)

eventuele initiatieven dienen zich te richten op specifiek de mannen om

situaties en bepaalde factoren binnen het echtscheidingsproces waar we blind

voor kunnen zijn (mannen worden snel in een daderrol geduwd)

meer bewustzijn bekomen dat er altijd twee kanten zijn binnen een setting van

echtscheiding die problematisch verloopt zoniet lopen we het risico dat we de

indruk versterken die nu leeft bij veel mannen over de vooringenomenheid

van de hulpverlening in België. (Demuynck, K. ,2012)

Toepassing op casus: Ik heb niet de kans gehad om met de ex-man van Badia

een gesprek aan te gaan om eventueel zijn verhaal aan te horen. Als

gezinswetenschapper dien ik me bewust te zijn dat in een echtscheiding altijd

twee kanten zijn, twee verhalen. Verder is het ook belangrijk om Badia niet te zien

als enige slachtoffer. Uit wat ik vernomen heb van Badia is immers gebleken dat

Moussa ook met persoonlijke problemen zat al van in het begin van hun huwelijk.

In hoeverre kan ik als gezinswetenschapper een platform bieden voor

kinderen met moeilijkheden uit een eventueel migratiehuwelijk? Wat is een

belangrijke must?

3.2. Kinderen en ouderschap na de echtscheiding

Bij een echtscheiding is het welbevinden van de kinderen altijd al een gevoelig

onderwerp. Ouders zijn bezorgd over de impact wat een echtscheiding met zich

meebrengt. Daarom is het belangrijk om vanuit de hulpverlening de ouders binnen

54

een veilig kader te stellen om zo een goede hulprelatie op te bouwen om tot een

goede overeenstemming te komen voor de ouders én voor de kinderen waar dit best

mogelijk is. Zo kan het co-ouderschap model naar voren gebracht worden dan

tegenwoordig het geval is. Bij een aantal culturele doelgroepen schuilt er nog taboe

over co-ouderschap. Maar niets weerhoudt een open gesprek te voeren met de

ouders om achter te komen hoe ze de toekomst perspectieven zien van hun kinderen

en met hen de mogelijkheden ook te bespreken. Brugfiguren zouden een positieve

inbreng kunnen hebben door voorlichting over co-ouderschap ruim te spreiden

binnen de verschillende doelgroepen . (Demuynck, K. ,2012)

Toepassing casus: Armoede en het emotioneel bevinden van Badia hebben een

enorme impact op haar kinderen. Ook het feit dat Badia niet kan rekenen op co-

ouderschap maakt het voor haar penibel. Indien haar kinderen terecht konden bij de

vader zou er ruimte voor haar zijn om wat tijd te hebben voor zichzelf. Het is

belangrijk dat Badia stilletjes terug vertrouwen leert krijgen in ‘anderen’, contacten

met andere moeders waar ze terecht kan met haar zorgen en waar haar zoontje bv

eens kan gaan logeren, vice versa. Als gezinswetenschapper zie ik ook een

eventuele aansluiting bij een scoutvereniging als een pluspunt. Badia was hiervan

wel op de hoogte maar ze weerhield haar kinderen deel te nemen aan de

scoutbeweging. Ik zou dat aanbevelen voor de kinderen, in het bijzonder voor haar

zoontje zodat hij kan vertoeven bij leeftijdgenoten, sociale vaardigheden leert, allerlei

spelen aanleert, lichamelijke activiteit etc.

3.3. Brugfiguren

Mensen die bruggen slaan, genaamd brugfiguren zijn personen uit de doelgroep- of

tenminste personen met een gelijkaardige achtergrond zodat herkenning aanwezig is

– en die vanwege hun aanstelling binnen de gemeenschap en tamelijke bekendheid

en ook vertrouwd zijn met de Belgische omstandigheid vooral een verbinding

bewerkstelligen tussen de problematische context en de hulpverleningsinstanties.

Deze kunnen een soort culturele vertaalslag maken tussen de hulpverleners en

hulpvragers. Zo kunnen ze een prominente rol innemen bij het tot stand brengen van

een hulprelatie tussen de cliënten en de hulpverleners : mensen die hulp nodig

hebben kunnen via hun de weg vinden als ze beroep doen op ze ; andersom kunnen

ook hulpverleners een beroep oefenen op brugfiguren om hulp en oplossingen op

maat te kunnen bieden door de hulpvraag beter te begrijpen . Brugfiguren kunnen

ook fungeren in een verontvankelijke rol naar hun doelgroep toe binnen de

gemeenschap om zo bepaalde mythes te ontkrachten en een correcter beeld omtrent

echtscheiding te schetsen en de rest wat erbij komt kijken. Brugfiguren kunnen

tewerkgesteld zijn binnen een organisatie of als vrijwilliger optreden. Een brugfiguur

wordt je niet zomaar, je dient over een bepaalde afstand te bewaren en een

onafhankelijke positie innemen om geloofwaardig en serieus genomen te worden.

Belangrijk om ze hierin ook te coachen, opleiden en intervisie bieden zodat ze zich

kunnen ventileren. Dit is van belang om het niveau van hun bemiddeling

55

te waarborgen en de ‘agency’ van de cliënten niet te verstoren. (Demuynck, K.

,2012)

3.4. Opvoedingsondersteuning

Ouders kunnen genieten van een waaier aan dienstverlening ivm.

opvoedingsondersteuning. Maar zijn ouders met een migratie achtergrond wel op de

hoogte van het aanbod en vinden ze hun weg wel? Of dienen de aanbieders zich

anders te oriënteren om de behoeften van deze doelgroep tegemoet te komen? Uit

de literatuur blijkt dat onderzoekers het me elkaar eens zijn dat het huidig aanbod

binnen opvoedingsondersteuning vaak moeilijk toegankelijk is en de meeste ouders

met een migrantenachtergrond niet bereikt worden. Vooral diegene die de taal niet of

slecht beheersen . Ook hun sociaal economische status heeft hier een invloed op. Er

wordt weinig gebruik gemaakt van de cursussen voor ouders en de pedagogische

hulp die aangeboden wordt.

In het rapport ‘Naar Hollands gebruik’ bekijken onderzoekers factoren die een rol

spelen in het waarom allochtone ouders, vooral Turkse en Marokkaanse, weinig

gebruik maken van de formele opvoedingsondersteuning. Ook uit andere

onderzoeken is dit gebleken.

Opgesomde factoren:

zo speelt schaamte een belangrijke rol en durven allochtone ouders

niet uit te komen voor hun problemen ivm opvoeding;

daarbij hebben de meeste ouders de neiging te denken dat ze

weinig/geen invloed kunnen uitoefenen op het voorkomen en/of

oplossen van problemen. Vaak worden problemen toegeschreven aan

het kind zelf, de school of de omgeving. Indien ouders ook religieus

zijn beschouwen ze de problemen ook als een wens van God;

Vaak (h)erkent een deel van de ouders de problemen niet. Ze hebben

niet de neiging om vanuit psychologische hoek te kijken en signaleren

vaak later pas dat er iets scheelt. Jongens met agressie of meisjes met

internaliserende problemen worden vaak niet zo herkend;

verder vinden heel wat ouders dat de vragen die ze hebben over

opvoeding niet van dien aard zijn om hulp te vragen.

Wantrouwen ten opzichte van aanvaarden van formele ondersteuning

door professionelen speelt eveneens een grote rol. Dit wantrouwen is

vaak gebaseerd op negatieve ervaringen van anderen in hun omgeving

. Ook eigen negatieve ervaringen met opvoedingsdeskundigen kunnen

een invloed hebben.

onbekendheid met het aanbod is ook een factor die meespeelt. Vele

onderzoekers kaarten deze reden aan. De meeste ouders/gezinnen

van allochtone oorsprong zijn niet op de hoogte van de professionele

hulp die aangeboden wordt omdat ze het niet kennen in hun land van

herkomst. Ze weten vaak ook niet welke ondersteuningsmogelijkheden

voor de bepaalde problematieken kunnen raadplegen. De onvoldoende

56

beheersing van taal is een mogelijke reden en ook het sociale netwerk.

Vooral bij laaggeschoolde allochtone ouders en ouders van de eerste

generatie is dit het geval;

functionele belemmeringen zoals de afstand en financiële kunnen

eveneens ouders ervan weerhouden deel te nemen aan de

ondersteuning. Volgens Ince Van den Berg (2009) doen deze

obstakels zich vooral bij allochtone ouders voor dan bij de autochtone.

Laag inkomen en geen vervoer geven problemen hierin. Angst

gevoelens kunnen aanwezig zijn door de onvoldoende beheersing van

de taal waardoor ze denken zalen niet te verstaan. (www.expoo.be,

2015)

Toepassing casus: Badia heeft vanaf het begin te maken gehad met schaamte

waardoor ze zich ook is beginnen af te zetten tegen mensen uit de gemeenschap.

Ook bij Badia zie ik dit patroon terug. Badia ervaart het opvoeden van haar

kinderen als zwaar. Ze geeft ook zelf aan dat ze bang is dat het met haar zoontje

misloopt gezien ze hem moeilijk kan hanteren. Ze schrijft dit ook toe aan de

afwezigheid van de vader en legt dan ook resoluut de schuld bij hem neer.

Vanwege de laaggeschooldheid, en het weinig psychologische inzicht wacht

Badia ook te lang om hulp in te schakelen voor haar zoontje. In het begin van de

echtscheiding heeft de ex-schoonfamilie geprobeerd via gerecht voogdijschap te

verkrijgen over de kinderen. Dit is niet gelukt, maar heeft wel de angst voor

formele hulp aangewakkerd. Badia durft sindsdien ook geen enkele hulp te

vragen, ook omdat ze denkt dat men daadwerkelijk haar kinderen nog kan

afnemen van haar. Angst is een reden dat Badia geen hulp durft vragen telkens

wanneer ze met opvoedingsvragen zit. Maar ook de weg naar de hulpverlening is

voor haar vanwege de weinige kennis hiervan een moeilijke stap. Taal is

onderdeel van de mogelijke reden hiervan en ook het afwezige van een sociaal

netwerk waar Badia terecht kan speelt een rol. Hierin heeft Badia ook een

bijdrage aan. Zij heeft zich namelijk na de echtscheiding afgezet tegen velen

mensen waardoor ze in principe haar eigen pad naar hulp en verbetering

saboteert. We kunnen er niet omheen kijken dat Badia een slachtoffer is van een

mislukt migratiehuwelijk waardoor ze zichzelf nog meer in een slachtofferrol

wentelt vanwege de barrières die ze zichzelf soms oplegt. Zonder uit het oog te

verliezen dat achter deze barrières serieuze trauma’s schuilen.

Angst door wat Badia meemaakte in een land waar ze zoveel idealen in had

gelegd en het financiële aspect zijn ook zware belemmeringen geweest waardoor

Badia zich meer en meer isoleerde. Zo gaf ze aan dat ze werkelijk een muur om

haar heen heeft gebouwd. Tot driemaal toe maakte ze mee dat deurwaarders

haar inboedel kwamen opeisen vanwege schulden die haar ex-man maakte. Hoe

graag Badia haar best deed om vooruit te komen, het lukte zeer moeilijk.

Armoede is een zware opdoffer voor vele mensen om voor ondersteuning te

vragen.

57

4. Wat werkt best? Een algemene, cultureel competente aanpak? Of een

cultuurspecifieke aanpak?

Hoe pro- actief vanuit instanties omgaan met opvoeding binnen de

thematiek “huwelijksmigratie”. Hoe het beste deze gezinnen traceren waar

problemen voorkomen? Signalen vanuit de school, Kind & Gezin, Gemeente,

...

Uit de geraadpleegde literatuur is niet vastgesteld in de discussie welke aanpak het

best werkt. Sommige auteurs gaan voor een generale cultureel competente aanpak.

Binnen deze visie is kennis van de culturele en etnische verschillen van belang.

Verder dient er ook rekening gehouden te worden met deze verschillen.

4.1. Wat zijn aandachtspunten bij het ontwikkelen van een toegankelijk en

betekenisvol aanbod opvoedingsondersteuning?

Het laagdrempelig aanbod van opvoedingsondersteuning voor gezinnen met

kinderen en adolescenten kan niet voorbij gaan aan de diversiteit van de

doelgroepen. Het is daarom ook een spannende uitdaging deze gezinnen een

kwaliteitsvol aanbod te bieden. Instanties kunnen hier werk van maken door het

afleggen van het interculturaliseringsproces. Dit is een veranderingsproces binnen de

organisatie dat leidt tot een structurele verandering van de organisatiestructuur zelf,

haar medewerkers, het cliënteel en het aanbod af te stemmen op de multi-culturaliteit

in de samenleving. Dit is geen op zichzelf staand feit. Het maakt namelijk deel uit van

een breed diversiteitsbeleid gericht op meerdere doelgroepen om zo positieve

gevolgen voor iedereen te bewerkstelligen.

4.2. Hoe gezinnen met een migrantengeschiedenis bereiken?

4.2.1. Eerste voorwaarde is bekendheid

Indien men onbekend is brengt dit drempelvrees met zich mee. Het is bij allochtone

gezinnen niet vanzelfsprekend ergens een instantie binnen te lopen of te bellen.

Door aan te sluiten bij een bestaande activiteit die succes heeft kan men aan

bekendheid werken.

4.2.2. Gerichte communicatie

Het is belangrijk om de drempelvrees te verlagen en de toegankelijkheid van de

organisatie te verhogen door de openingsuren en evenveel promotiemateriaal door

de doelgroep zelf te laten bepalen. Ouders erbij betrekken en hen aanspreken is

volgens Flamant zeer belangrijk. Het is dan ook van belang er voldoende energie en

tijd voor vrij te maken. Mensen aanspreken en het maken en verspreiden van folders

en posters zijn twee mogelijke voorbeelden die sensibiliserend werken zodat vragen

hebben over en praten over opvoeding niet langer in een taboesfeer blijft hangen.

Eventueel kunnen tolken ingezet worden en/of professionals met een zelfde

achtergrond. Andere aanpassingen die kunnen nodig zijn in taal en communicatie is

het werken met vertaalde materialen.

58

4.2.3. Open outreachende methode

Het is van belang dat professionelen outreachend kunnen werken en hierbij de

migranten actief gaan benaderen. Wel met dien verstande dat er altijd rekening

gehouden moet worden met hun eigen visie op opvoeden, ontwikkeling en het

gebruik van zorg. De visie van sommige allochtonen hierop wijkt af van onze

westerse levenswijze. Zo kunnen lichamelijke klachten beschreven worden terwijl het

eigenlijk over ontwikkelings- en/of opvoedingsproblemen gaat. Daarom is het prior

om zonder vooroordeel en open houding te zijn zodat men een effectieve

hulpverlening kan bieden. Men kan ondersteuning bieden, indien mogelijk, op een

plaats waar ze zich veilig kunnen voelen en met gelijkgestemden samen kunnen zijn.

Dit kan bijvoorbeeld in een taalcursus zijn of tijdens het inburgeringstraject.

4.2.4. Contacten met migrantenorganisaties

Men kan ook de drempel verlagen door het leggen van contacten met sleutelfiguren

en organisaties die zich bezig houden met migranten, en eventuele intermediairs.

4.2.5. Locatie en uitstraling

Belangrijk is het om de focus te leggen op een positieve uitstraling en verder niet

probleemgericht is. Iedereen dient zich thuis te voelen in een organisatie met een

multiculturele imago. Het liefst zien allochtone gezinnen een dienst waar gezelligheid

troef is en het dienstverleningsaanbod aan elkaar gekoppeld is. Het best wordt

gekozen voor een bekende omgeving: zelforganisaties, CLB, school, buurthuis. etc.

4.2.6. Benadering

Succes in de hulpverlening zit niet direct in de relevantie van het beantwoorden van

de gestelde vragen. Eerder is de bejegening van de cliënten van belang. Ouders

stellen soms een vraag, maar daarachter schuilen nog veel meer vragen. Ook deze

dient men naar boven te halen en niet denken ‘om 16 uur ben ik klaar met werken’.

Belangrijk is om met mensen mee te bewegen en bereid zijn energie erin te steken.

Best vermijden dat ouders vanuit een probleemvisie benaderd worden.

4.2.7. Intercultureel vakmanschap

Professionals dienen over bepaalde competenties te beschikken: een open,

respectvolle houding, met aandacht voor de verschillende culturele achtergronden,

de eigen culturele bril tussen haakjes kunnen zetten, zijn belangrijke troeven.

4.2.8. Methodieken, programma’s en interventies

Interventies gebeuren meestal onder de autochtone gemeenschap. De vraag of deze

generieke interventies al dan niet aangepast moeten worden aan de belevingswereld

van de verschillende culturele doelgroepen, stelt zich. Aangepaste of speciaal

ontwikkelde interventies worden cultuursensitieve interventies genoemd. Er is weinig

onderzoek gedaan om deze twee soorten interventies te vergelijken met elkaar.

Cultuursensitieve interventies zorgen voor een grotere acceptatie, een groter bereik

en minder uitval van allochtone doelgroepen. Hoogstwaarschijnlijk versterkt het ook

59

de effecten van de interventie zelf. (Webdossier NJI Diversiteit in opgroeien en

opvoeden, 2015) Men dient rekening te houden met een andere aanbeveling,

namelijk met mogelijke wijzigingen in de methodieken. Een familiebenadering kan in

sommige gevallen gepaster zijn dan een individuele benadering. Bij laag opgeleide

allochtonen bekomt men betere resultaten met interventies die gericht zijn op het

modelleren en oefenen van vaardigheden, dan met interventies die de focus leggen

op verstandelijke en taalvaardige vermogens. (www.expoo.be, 2015)

Algemeen besluit

“…Waarlijk ! Allah zal de toestand van een volk niet veranderen

totdat zij hun toestand (zelf) veranderen....”

Soerat ar-Ra’d(13), ayaah (11)

Vertrekkend vanuit de onderzoeksvraag: Wat is de impact van de scheiding op de

ontwikkeling van het kind uit een migratiehuwelijk? ..ben ik tot het eind gekomen van

mijn bachelorproef.

Ik heb gekozen om te werken vanuit een casus. De casus heb ik na een interview

met Badia uitvoerig beschreven. Badia is een vrouw van 36 jaar, geboren en getogen

in Marokko, 3 kinderen en sinds vijf jaar gescheiden uit een migratiehuwelijk. Om

Badia’s leven beter te construeren en begrijpen heb ik gekozen om dit te doen vanuit

drie verschillende theoretische invalshoeken:

De socio-culturele invalshoek, de psychologische invalshoek en de pedagogische

invalshoek.

Als gezinswetenschapper ben ik op de hoogte van de complexiteit die de

globalisering met zich meebrengt. Dit hebben we gezien in het vak Sociologie. Multi-

culturaliteit is mooi maar heeft ook een andere zijde. Degene die de taal niet

spreken, degene die achtergesteld zijn en niet vooruit kunnen vanwege trauma’s,

degene die een niet normaal traject kunnen volgen op hun levenspad, degene met

verstoorde Life-events etc. komen vaak in een spiraal terecht van problemen zonder

einde. Als mens was ik gegrepen door de vele scheidingen binnen de Marokkaanse

gemeenschap. Maar nog veel erger vond ik het voor de vrouwen uit een

migratiehuwelijk, moeders die de taal nauwelijks spraken, moeders die zich

schaamden omdat ze gescheiden zijn. Als toekomstige gezinswetenschapper wil ik

vooral deze vrouwen helpen zichzelf terug te vinden. Het is belangrijk om naar hun

verhaal te luisteren en naar hun wensen. Hun terug van henzelf leren houden. Veel

vrouwen walgden van zichzelf omdat hun leven anders verliep. Dit gevoel wil ik ze

60

leren een plaats geven omdat dit ook een impact heeft naar de kinderen toe. Een

gelukkige sterke moeder zal dat ook naar haar kinderen toe uitstralen. Zo is er naar

voor gekomen dat vele moeders zich gaan isoleren. Met het gevolg dat deze

moeders zich niet voldoende ontwikkelen, sociaal achteruit gaan en ongelukkig

blijven. Het is algemeen bekend dat opvoeden een complex gegeven is. Dit is zeker

het geval binnen een migratiehuwelijk met echtscheiding. Je kind(eren) proberen op

te voeden in een vreemd land, met andere gewoontes waar je de taal nauwelijks

verstaat is op zich al een probleem en dit maakt het ook niet gemakkelijk. De

probleemstelling van het gezin uit de casus herken ik binnen de Marokkaanse

gemeenschap. Doch velen komen er niet mee naar buiten en zoals Badia zetten ze

zich vaak tegen hun omgeving als een soort bescherming. Er is een tekort aan

gepaste opvoedingsondersteuning en deze vertaalt zich aan de hoge cijfers van

allochtone jongeren in jeugdinstellingen. Er is nood aan moslim/Marokkaanse

pedagogen, imams en allochtonen hulporganisaties. Zo zou de imam eventueel

naast de Islamitische kennis ook een pedagogische studie mogen genieten om meer

inzichten te verwerven in de problematiek binnen de opvoeding van kinderen,

jongeren etc. Het is belangrijk dat kinderen van jongsaf aan een degelijke opvoeding

doorlopen binnen een gezond klimaat. Refererent naar mijn casus hebben de

kinderen van Badia geleden onder de echtscheiding maar ook de impact van de

vader die afwezig is heeft gevolgen in de toekomst. In het vak

Ontwikkelingspsychologie hebben we gezien wat een weerslag dit op kinderen kan

hebben. Daarom acht ik het belangrijk om deze personen, in vele gevallen de

moeders terug weerbaarder te maken. Ik heb hier veel over nagedacht?! Hoe kunnen

we dit voorkomen? ‘Back to Basic’ lijkt me wel een aannemelijk voorstel en hierbij

richt ik me op de eerste plaats naar de gemeenschap toe, in dit geval de

Marokkaanse gemeenschap. Wat is onze bijdrage als gemeenschap? Ik heb hier ook

een kleine rondvraag gedaan bij gescheiden vrouwen met een migratie achtergrond.

Zo kwam sterk naar voren dat de meeste vrouwen zich afzetten tegen hulp en tegen

de gemeenschap tijdens en na de echtscheiding waardoor ze zichzelf vastzetten en

zich wentelen in een slachtofferrol na een echtscheiding. “Ge zijt slachtoffer maar het

hoeft uw lot niet te zijn.” In sommige gevallen was het vertrouwen in anderen

beschadigd waardoor ze zich gingen isoleren. In het begin is het moeilijk voor deze

vrouwen om op een zelfstandige basis verder te gaan met hun leven. Vaak is dit het

gevolg van de afhankelijkheid van hun partner de eerste jaren van het huwelijk. Als

gezinswetenschapper dien je deze vrouwen geregeld terug tot actie te roepen. In dit

geval is een directieve aanpak wenselijk. Als gezinswetenschapper dien je te

beschikken over kennis en inzicht van bepaalde culturen, in dit geval de

Marokkaanse cultuur alsook sociale vaardigheden en doorzettingsvermogen. Zo ben

ik mij bewust van de houding van de cliënt die in een beginstadium van de

hulpverlening vaak niet lijkt mee te werken. Het is belangrijk om als

gezinswetenschapper bewust te zijn dat je niet alle problemen kunt oplossen , maar

dat geduld opbrengen en empoweren een goede basis zijn voor een vruchtbaar

begin van hulpverlening. Via de Vrouwenwerking, moskee, migrantenverenigingen

en zo meer, kan men alleenstaande gezinnen bestaande uit man of vrouw traceren

61

en empoweren. Ik geloof in verbindend werken en activeringstrajecten samen

opzetten. Samen komen om te koken, bezoek aan een museum brengen, samen

naar de markt, samen boodschappen doen. Stap voor stap het vertrouwen terug

opbouwen, ondertussen leert of verbetert men de taal al doende. Uitstappen maken

samen met de kinderen en praten over opvoeding binnen een veilig kader. Deze

mensen, mannen en vrouwen hebben ooit hun land achtergelaten voor een beter

leven. Als het dan mislukt is de weg naar genezing vaak zwaar om te dragen. Ik

hoop als volwaardig gezinswetenschapper deze mensen hun waardigheid terug te

geven zodat ze positief in het leven verder kunnen gaan en vooral hun kinderen een

liefdevol nest kunnen bieden. Kinderen zijn immers de toekomst !

62

Bronnen

Akkermans, C. C. P. (2012). Onderzoek ervaren van naar het emotionele- en sociale eenzaamheid op lange termijn na vroeg ouderverlies of een ouderscheiding. [Masterthesis]. Universiteit Utrecht, Faculteit Psychologie.

Corijn, M. & Lodewijckx, E. (2009c). De start van de gezinsvorming bij de Turkse en

Marokkaanse tweede generatie in het Vlaamse Gewest. Een analyse op basis van

Rijksregistergegevens. SVR-Rapport 2009/6.

Demuynck,K. (2012). Scheiden in een vreemd land maakt dubbel kwetsbaar . Genderatwork vzw. Brussel, Koning Boudewijnstichting.

de Viet, R. A. (2011). De samenhang tussen zelfbeeld, gehechtheid en positief opvoeden bij kinderen met externaliserende gedragsproblemen. [Masterthesis]. Universiteit Utrecht, Faculteit Pedagogische Wetenschappen.

Descheemaeker L., Heyse Petra, Clycq Noël, Wets J., Timmerman Chris.(2009). Partnerkeuze en huwelijkssluiting van allochtone mannen. Een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van het partnerkeuzeproces van Marokkaanse, Turkse en sikhmannen. Brussel, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2009, 176 p.

Diekstra, R., Komen, M., Tchiche, N. (2006). Marokkaanse jeugdcriminaliteit: dwingend

gedrag is kern van de zaak. Tijdschrift voor sociale vraagstukken.

Driesen, L. (2012). Ik wil mama én papa, allebei: Over echtscheiding, verwerking, loyaliteit

en hulpverlening. Antwerpen:Garant.

Havermans, N., Vanassche, S., & Matthijs, K. (2013). De invloed van ouderlijke

echtscheiding op schoolloopbanen. Relaties en Nieuwe Gezinnen, 3(12), 1-25.

Hemmerijckx, A. (2008). De beleving van scheiding door kinderen. [Licentiaatsthesis] Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.

Koelet, S., Hermans, P., Torfs, N., Vanvoorden, K., & Timmerman, C. (2009). Echtscheiding bij personen van Turkse en Marokkaanse herkomst Deel 1: Literatuurstudie. Steunpunt Gelijkekansenbeleid.

Meurs, P. & Van Crombrugge, H. (2012).Gezinnen in soorten. Tielt: Lannoo

Naamane-Guessous, A. (1990). Achter de schermen van de schaamte. Spreken over de

vrouwelijke seksualiteit in Marokko. Amsterdam: Bert Bakker.

Steenssens, K., Aguilar, L. M., Demeyer, B., Fontaine, P., IGOA-GIReP, J. C., Van

Regenmortel, T., & HIVA, B. D. (2008). Kinderen in armoede. Status quaestionis van

het wetenschappelijk onderzoek in België. Brussel: POD Maatschappelijke Integratie.

63

www.expoo.be :

http://www.expoo.be/sites/default/files/kennisdocument/2012_opvoedingonderst_migratie_16

-1web.pdf

www. socialassistance.fgov.be:

http://socialassistance.fgov.be/be_nl/02/nationale%20actieplannen/content/Eindrapport%20I

GOA_NL_def.pdf

64