LIEFDE EN WAARHEID

60
jaargang 37 nummer 6 september 2009 kerkelijke documentatie Paus Benedictus XVI Caritas in veritate verschijnt bij:

description

ENCYCLIEK LIEFDE EN WAARHEID

Transcript of LIEFDE EN WAARHEID

Page 1: LIEFDE EN WAARHEID

jaargang 37nummer 6september 2009

k e r k e l i j k e d o c u m e n t a t i e

Paus Benedictus XVI

Caritas in veritate

verschijnt bij:

Page 2: LIEFDE EN WAARHEID

Inhoud

Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Hoofdstuk I: De boodschap van Populorum progressio . . . . . . . . . . . .

Hoofdstuk II: De ontwikkeling van de mens in onze tijd . . . . . . . . . . .

Hoofdstuk III: Broederlijkheid, economische ontwikkeling en

burgermaatschappij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Hoofdstuk IV: Ontwikkeling van de volken, rechten en plichten,milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Hoofdstuk V: De samenwerking van de familie van de mensheid. . . .

Hoofdstuk VI: De ontwikkeling van de volken en de techniek. . . . . . .

Slot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

COLOFON

Kerkelijke documen-tatie is een uitgavevan de afdeling Persen Communicatie vanhet Secretariaat RKK.De reeks verschijnttien maal per jaar,samen met een num-mer van het bladrkkerk.nl.

Redactie:drs. Bert•Elbertse(hoofd Pers &Communicatie)mr. Michel Bronzwaer(eindredactie)drs. Pieter KohnenMatheu Bemelmans

Basisontwerp:Artgrafica,AmsterdamDruk:Grego rius bv, SoestOpmaak:Marlou Smit, MA

Abonnementsprijs:(inclusief porto) inNederland: € 54,25per jaar, gecombi-neerd met rkkerk.nl;studenten: € 42,75.In België: € 38,50.

Abonnementen inNederland:Secretariaat RKK,Biltstraat 121,Postbus 13049,3507 LA Utrecht,tel.: 030 2326911,fax: 030 2334601.e-mail: [email protected]:tel.: 030 2326909e-mail: [email protected] nementen:e-mail: [email protected]

In BelgiëUitgeverij Licap bv,Guimardstraat 1,1040 Brussel,tel.: 02 5099670,postrekening:000-0947400-01.

Kerkelijke documen-tatie en rkkerk.nl opinternet:www.rkkerk.nl

ISSN: 1871-4579

© Utrecht 2009

Foto omslag: L’Osservatore Romano

2009 • 134

4

9

25

34

42

52

58

15

Page 3: LIEFDE EN WAARHEID

135 • 2009 3

ENCYCLIEK

CARITAS IN VERITATE

VAN PAUS

BENEDICTUS XVI

AAN DE BISSCHOPPEN

AAN DE PRIESTERS EN DIAKENS

AAN DE RELIGIEUZEN

AAN DE LEKENGELOVIGEN

EN AAN ALLE MENSEN

VAN GOEDE WIL

OVER DE INTEGRALE

ONTWIKKELING VAN DE MENS

IN LIEFDE

EN WAARHEID

Page 4: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 1364

INLEIDING

1. Caritas in veritate – liefde in waarheid,waarvan Jezus Christus met Zijn aardseleven en bovenal met Zijn dood en verrijze-nis heeft getuigd, is de voornaamste drijf-veer voor de waarachtige ontwikkeling vaniedere mens en van de gehele mensheid. Deliefde – caritas – is een bijzondere krachtdie mensen ertoe aanzet zich moedig enonbaatzuchtig in te zetten op het terreinvan gerechtigheid en vrede. Het is eenkracht die zijn oorsprong heeft in God, Diede eeuwige liefde en de absolute waarheidis. Iedereen vindt het geluk als hij instemtmet het plan dat God voor hem heeft omhem volledig tot zijn recht te doen komen:in dit plan vindt hij namelijk Zijn waarheiden als hij met die waarheid instemt, wordthij vrij (vgl. Joh. 8,22). Het verdedigen vande waarheid, deze nederig en overtuigd naarvoren brengen en er in het leven van getui-gen, zijn daarom veeleisende en onvervang-bare vormen van liefde. Want de liefde“vindt haar vreugde in de waarheid” (1 Kor.13,6). Alle mensen voelen de innerlijkedrang waarachtig lief te hebben: liefde enwaarheid verlaten hen nooit helemaal, wanthet gaat hier om de roeping die God in hethart en de geest van iedere mens heeftgelegd. Jezus Christus zuivert en bevrijdt dezoektocht naar liefde en waarheid van onzemenselijke armzaligheid en openbaart onsvolledig het initiatief van de liefde en hetplan voor waarachtig leven, dat God voorons heeft bereid. Liefde in waarheid wordthet gelaat van Christus, en in Christus wordthet onze roeping onze medemensen in dewaarheid van Zijn plan lief te hebben. Hij isimmers Zelf de waarheid (vgl. Joh. 14,6).

2. Liefde is de rode draad die door de socialeleer van de Kerk loopt. Iedere door deze leerbeschreven verantwoordelijkheid en ver-

plichting komt voort uit de liefde, die – inde woorden van Jezus – de samenvattingvan de gehele wet is (vgl. Mt. 22,36-40). Deliefde geeft aan de persoonlijke relatie totGod en tot de naaste de juiste inhoud; zevormt het principe niet alleen van micro-betrekkingen – in vriendschap, familie enkleine groepen – maar ook van macro-betrekkingen – in sociale, economische enpolitieke verbanden. Voor de Kerk is – opgrond van het Evangelie – de liefde alles,want, zoals de heilige Johannes ons leert(vgl. 1 Joh. 4,8.16) en ik in mijn eersteencycliek in herinnering heb gebracht: “Godis liefde” (Deus caritas est): Alles komt voortuit Gods liefde, alles wordt erdoor gevormden alles is erop gericht. De liefde is degrootste gave van God aan de mens; zij isZijn belofte en onze hoop.

Ik weet van de misvormingen van de liefdeen van de manieren waarop zij van haarware betekenis ontdaan is en wordt, met hetbijbehorende gevaar dat zij verkeerd begre-pen wordt, uitgesloten van een ethischelevenspraktijk, en in ieder geval belemmerdom op de juiste wijze tot haar recht tekomen. Op sociaal, juridisch, cultureel, poli-tiek en economisch vlak, dus in de verban-den die het meest kwetsbaar zijn voor ditgevaar, wordt de liefde al gauw als irrelevantvoor de interpretatie en de oriëntering vande morele verantwoordelijkheid beschouwd.Daarom is het noodzakelijk liefde en waar-heid niet alleen met elkaar te verbinden inde door de heilige Paulus aangegeven rich-ting van “veritas in caritate” (Ef. 4,15), maarook in de omgekeerde en complementairevorm “caritas in veritate”. De waarheid moetworden gezocht, gevonden en uitgedrukt inde “economie” van de liefde, maar de liefdemoet tevens in het licht van de waarheidworden verstaan, bevestigd en in praktijkgebracht. Op die manier zullen wij nietalleen de door de waarheid verlichte liefde

4

Page 5: LIEFDE EN WAARHEID

137 • 2009 5

een dienst bewijzen, maar we zullen er ooktoe bijdragen dat de waarheid geloofwaardigblijkt te zijn, doordat wij de authenticiteit ende overtuigingskracht ervan in het concretesociale leven duidelijk maken. Dat is van-daag de dag van niet geringe betekenis ineen sociaal en cultureel milieu dat de waar-heid relativeert en er vaak onverschillig ofzelfs afwijzend tegenover staat.

3. Door het nauwe verband met de waarheidkan de liefde erkend worden als authentiekeuitdrukking van het mens-zijn en als een ele-ment van fundamentele betekenis in de men-selijke betrekkingen – ook in het publiekeleven. Alleen in de waarheid straalt de liefdeen kan zij geloofwaardig geleefd worden. Dewaarheid is een licht dat de liefde zin enwaarde verleent. Het is het licht van de redezowel als van het geloof, waardoor het ver-stand tot de natuurlijke en bovennatuurlijkewaarheid van de liefde komt; het verstandbegrijpt haar betekenis als overgave, aan-vaarding en gemeenschap. Zonder waarheidglijdt de liefde af in sentimentaliteit. Zewordt een leeg omhulsel, dat men naar belie-ven kan vullen. Dat is het noodlottige gevaarvoor de liefde in een cultuur zonder waar-heid. Zij wordt slachtoffer van de toevalligegevoelens en meningen van individuen, eenwoord dat misbruikt en vervormd wordt, tothet uiteindelijk het tegendeel betekent. Dewaarheid bevrijdt de liefde van een reductietot emotionaliteit die haar van haar redelijkeen sociale inhoud berooft, en van een fideïs-me dat haar de menselijke en universeleruimte ontneemt. In de waarheid weerspie-gelt de liefde de persoonlijke en tegelijkopenbare dimensie van het geloof in de bij-belse God, Die tegelijk “Agape” en “Logos” is:Caritas en Waarheid, Liefde en Woord.

4. Omdat de liefde vol waarheid is, kan zij,in haar rijkdom aan waarden, door de mensbegrepen, instemmend aanvaard en overge-

dragen worden. Want de waarheid is de“logos” die de “diá-logos” schept en daar-mee uitwisseling en gemeenschap bewerkt.Daar de waarheid de mensen uit hun sub-jectieve meningen en ervaringen haalt,geeft zij hun de mogelijkheid culturele enhistorische feiten te overwinnen en elkaarbij de beoordeling van de waarde en hetwezen van de dingen te ontmoeten. Dewaarheid opent het verstand van de mensenen verenigt hun intellect in de Logos van deliefde: dat is de boodschap en het christelij-ke getuigenis van de liefde. Als wij in hethuidige sociale en culturele milieu, waarinde tendens om de waarheid te relativerenwijdverbreid is, de liefde in waarheid leven,komen wij tot het inzicht dat instemmingmet de waarden van het Christendom nietalleen een nuttig maar ook een onontbeer-lijk element is voor de opbouw van eengoede samenleving en een echte integraleontwikkeling van de mens. Een Christen-dom van liefde zonder waarheid kangemakkelijk verwisseld worden met eenhoeveelheid goede, voor het sociale levennuttige, maar bijkomstige gevoelens. Op diemanier zou er in de wereld geen werkelijkeplaats meer zijn voor God. Zonder de waar-heid wordt de liefde verbannen naar eenbeperkt en privé domein van relaties. Vande planning en de processen die de opbouwvan een wereldomvangende menselijke ont-wikkeling beogen – in een dialoog van ken-nis en praktijk – wordt zij dan uitgesloten.

5. Caritas is ontvangen en geschonken liefde.Zij is “genade” (cháris). Haar bron is de oor-spronkelijke liefde van de Vader tot de Zoonin de Heilige Geest. Zij is de liefde die van deZoon op ons neerdaalt. Zij is scheppendeliefde, waaruit wij ons bestaan hebben; zij isverlossende liefde, waardoor wij wedergebo-ren zijn. Zij is de door Christus geopenbaardeen verwezenlijkte liefde (vgl. Joh. 13,1), “inons hart uitgestort door de Heilige Geest”

Page 6: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 1386

(Rom. 5,5). Als ontvangers van de liefde vanGod worden de mensen geroepen om dragersvan de naastenliefde te zijn en ertoe aangezetzelf werktuigen van de genade te worden, omde liefde van God te verbreiden en nettenvan naastenliefde te knopen.

Op deze dynamiek van ontvangen engeschonken liefde gaat de sociale leer van deKerk in. Zij is “caritas in veritate in re socia-li”: verkondiging van de waarheid van deliefde van Christus in de samenleving. Dezeleer is dienst van de liefde, maar in waar-heid. De waarheid behoedt en geeft uitingaan de bevrijdende kracht van de liefde in desteeds nieuwe wisselvalligheden van degeschiedenis. Zij is tegelijkertijd de waarheidvan het geloof en van de rede, in zowel hetonderscheid tussen de beide vormen vaninzicht als in de samenwerking ervan. Voorde ontwikkeling, het sociale welzijn en eengepaste oplossing van de zware socio-eco-nomische problemen waardoor de mensheidwordt geplaagd, is deze waarheid noodzake-lijk. En het is nog noodzakelijker dat mendeze waarheid liefheeft en ervan getuigt.Zonder waarheid, zonder vertrouwen in enliefde voor het ware is er geen geweten engeen sociale verantwoordelijkheid. Danwordt het sociale handelen een spel vanprivébelangen en de logica van de macht,met ontwrichtende gevolgen voor de samen-leving, des te meer in een samenleving opweg naar globalisering en onder zulke moei-lijke omstandigheden als de huidige.

6. “Caritas in veritate” is het principe waarde sociale leer van de Kerk om draait, eenprincipe dat effectief vorm aanneemt in decriteria die richting geven aan het morelehandelen. Twee daarvan, die speciaal vereistzijn bij de inzet voor ontwikkeling in eensamenleving op weg naar globalisering, wilik speciaal vermelden: gerechtigheid en hetalgemeen welzijn.

Eerst de gerechtigheid. Ubi societas, ibi ius:iedere samenleving werkt een eigen rechts-systeem uit. De liefde overstijgt de gerechtig-heid, want liefhebben is geven, de andergeven van datgene wat “van mij” is; maarhet ontbreekt de liefde nooit aan gerechtig-heid, die mij ertoe brengt de ander te gevenwat “van hem” is, wat hem op grond vanzijn bestaan en zijn werken toekomt. Ik kande ander niets “schenken” van wat van mijis, zonder hem op de eerste plaats gegeven tehebben wat hem rechtmatig toekomt. Wie deander met naastenliefde tegemoet treedt, isallereerst rechtvaardig jegens hem. Degerechtigheid is op geen enkele wijzevreemd aan de liefde en is ook geen alterna-tieve of parallelle weg naast de liefde: degerechtigheid is onlosmakelijk met de liefdeverbonden,1 maakt er onderdeel van uit. Degerechtigheid is de eerste weg van de liefdeof, in de woorden van Paulus VI, het “mini-mum” ervan,2 een wezenlijk bestanddeel vandie liefde “in daad en waarheid” (1 Joh.3,18), waartoe de apostel Johannes oproept.Van de ene kant vereist de liefde de gerech-tigheid: de erkenning en eerbiediging van delegitieme rechten van individuen en volken.Ze zet zich in voor de opbouw van de “aard-se stad” volgens recht en gerechtigheid. Vande andere kant overstijgt de liefde degerechtigheid en voltooit die in de logicavan geven en vergeven.3 De “aardse stad”wordt niet alleen vooruitgeholpen doorbetrekkingen op grond van rechten en plich-ten, maar allereerst en vooral op grond vanrelaties die worden getekend door belange-loze vrijgevigheid, barmhartigheid en saam-horigheid. De naastenliefde openbaart ookin de menselijke betrekkingen altijd de liefdevan God; die verleent aan iedere inzet voorgerechtigheid in de wereld een theologischeen heilbrengende waarde.

7. Verder moet er bijzondere waarde wordengehecht aan het algemeen welzijn. Van

6

1. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio (26 maart 1967),22: AAS 59 (1967),268; TweedeVaticaans Concilie,PastoraleConstitutie over deKerk in de Wereldvan deze tijdGaudium et spes

2. Toespraak op deDag van deOntwikkeling (23augustus 1968):AAS 60 (1968), 626-627.

3. Vgl. JohannesPaulus II, BoodschapvoorWereldvrededag:AAS 94 (2002), 132-140.

Page 7: LIEFDE EN WAARHEID

139 • 2009 7

iemand houden betekent zijn welzijn voorogen hebben en zich daar effectief voorinzetten. Naast het individuele welzijn is erhet welzijn dat verbonden is met de mensenin de samenleving: het algemeen welzijn.Dat is het welzijn van “wij allemaal”, opge-bouwd uit individuen, gezinnen en kleineregroepen, die zich verenigen tot een socialegemeenschap.4 Het is geen welzijn dat voorzichzelf wordt gezocht, maar voor de men-sen die behoren tot de sociale gemeenschapen alleen daarin werkelijk en effectief hunwelzijn kunnen vinden. Het algemeen wel-zijn wensen en zich daarvoor inzetten is eenvereiste van gerechtigheid en liefde. Zichinzetten voor het algemeen welzijn betekenthet geheel van de instellingen die structuurgeven aan het sociale leven, op juridisch,burgerlijk, politiek en cultureel gebied, ener-zijds beschermen en anderzijds zich daarvanbedienen, zodat op die manier de Polis, destad, vorm krijgt. De naastenliefde is des tedoeltreffender, naarmate men zich meerinzet voor een algemeen goed, dat iemandook daadwerkelijk nodig heeft. Iedere Chris-ten is geroepen tot deze naastenliefde, op dewijze van zijn roeping en naar zijn invloedin de Polis. Dat is de institutionele – we kun-nen ook zeggen de politieke – weg van denaastenliefde, die niet minder deugdelijk eneffectief is dan de liefde die de naaste recht-streeks ontmoet, buiten de bemiddeling vande Polis om. Als de inzet voor het algemeenwelzijn door de liefde bezield is, heeft dieeen hogere waarde dan alleen wereldlijke,politieke inzet. Zoals iedere inzet voorgerechtigheid behoort ook deze tot datgetuigenis van de goddelijke liefde dat, hoe-wel het werkt in de tijd, de eeuwigheid voor-bereidt. Als het handelen van de mens opaarde door de liefde geïnspireerd en onder-steund wordt, draagt het bij tot de opbouwvan de universele Stad van God, waar degeschiedenis van de familie van de mens-heid naartoe op weg is. In een samenleving

op weg naar globalisering moet het alge-meen welzijn en de inzet daarvoor zondermeer de dimensies van de gehele familie vande mensheid, dat wil zeggen de gemeen-schap van de volkeren en de naties,5 aan-vaarden, zodat zij de “aardse stad” vormenin eenheid en vrede en deze tot op zekerehoogte maken tot een voorafbeelding van deonbegrensde stad van God.

8. Door de publicatie van de encycliek Popu-lorum progressio in het jaar 1967 heeft mijnvereerde voorganger Paulus VI het grotethema van de ontwikkeling van de volkerenmet de glans van de waarheid en het licht vanChristus’ liefde verlicht. Hij heeft bekrachtigddat de verkondiging van Christus de eerste envoornaamste ontwikkelingsfactor is,6 en hijheeft ons de opdracht gegeven op de weg vande ontwikkeling voort te gaan met ons harten ons hele verstand,7 dat wil zeggen met hetvuur van de liefde en de wijsheid van dewaarheid. Het is de oorspronkelijke waarheidvan de liefde Gods, een genade die onsgeschonken is, die ons leven opent voor degave en het mogelijk maakt te hopen op eenontwikkeling “van de gehele mens en degehele mensheid”,8 een overgang “van min-der menselijke naar meer menselijke omstan-digheden”9, die wordt bereikt door de over-winning van de moeilijkheden die zekeronderweg zullen worden aangetroffen.

Meer dan veertig jaar na de publicatie vandeze encycliek wil ik de gedachtenis van degrote Paus Paulus VI herdenken en eer bewij-zen, door zijn leer over de integrale ontwikke-ling van de mens op te pakken en mij op dedoor hem uitgezette weg te begeven, om diein de huidige tijd te actualiseren. Dit procesvan actualisering is begonnen met de ency-cliek Sollecitudo rei socialis, waarmee de Die-naar Gods Paus Johannes Paulus II de publi-catie van Populorum progressio heeft willengedenken, twintig jaar nadat deze verschenen

4. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,PastoraleConstitutie over deKerk in de Wereldvan deze tijdGaudium et spes 26.

5. Vgl. JohannesXXIII, EncycliekPacem in terris (11april 1963): AAS 55(1963), 268-270.

6. Vgl. Nr. 16: a. w.,265.

7. Vgl. id., 82: a. w.,297.

8. Id., 42: a. w., 278.

9. Id., 20: a. w., 267.

Page 8: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 1408

was. Op een dergelijke wijze was tot dan toealleen de encycliek Rerum novarum herdacht.Nu opnieuw twintig jaar verlopen zijn, geef ikuitdrukking aan mijn overtuiging dat deencycliek Populorum progressio het verdientbeschouwd te worden als “de Rerum novarumvan onze tijd”, die de schreden van de mens-heid op de weg naar eenheid verlicht.

9. Liefde in waarheid – caritas in veritate – iseen grote uitdaging voor de Kerk in een tijdvan voortschrijdende en om zich heen grij-pende globalisering. Het gevaar van onze tijdbestaat erin dat met de daadwerkelijkeafhankelijkheid van mensen en volkerenonderling, de ethische correlatie van gewetenen verstand van de betrokkenen niet over-eenstemt, van waaruit een werkelijk mense-lijke ontwikkeling zou moeten voortkomen.Alleen met de liefde, verlicht door het lichtvan de rede en van het geloof, is het mogelijkontwikkelingsdoelen te bereiken, die eenmenselijkere en meer vermenselijkendewaarde bezitten. Het delen van goederen enhulpbronnen, wat tot echte ontwikkelingleidt, wordt niet enkel door technische voor-uitgang en door pure berekening gegaran-deerd, maar door het potentieel van de liefde,die het kwade overwint door het goede (vgl.Rom. 12,21) en de mensen ervoor opensteltin geweten en vrijheid op elkaar te reageren.

De Kerk heeft geen technische oplossingen tebieden10 en wil zich absoluut niet “op eniger-lei wijze in de politiek van de staten […]mengen”.11 Zij heeft echter wel te allen tijdeen onder alle omstandigheden een zendingvan waarheid te vervullen voor een samenle-ving die recht doet aan de mens en aan zijnwaardigheid en roeping. Zonder waarheidvervalt men in een empiristische en scepti-sche levensopvatting, die niet in staat is zichboven de praktijk te verheffen, omdat ze erniet in geïnteresseerd is de waarden – ensoms zelfs niet de betekenis daarvan – te vat-

ten, waarmee de praktijk beoordeeld moetworden en waarop deze moet worden afge-stemd. De trouw aan de mens vereist detrouw aan de waarheid, die de enige garantieis voor de vrijheid (vgl. Joh. 8,32) en demogelijkheid biedt voor een totale menselijkeontwikkeling. Daarom zoekt de Kerk de waar-heid, verkondigt zij die onvermoeibaar enerkent zij die waar die zich ook openbaart.Van deze zending van de waarheid kan deKerk nooit afstand doen. Haar sociale leer iseen bijzonder aspect van deze verkondiging:een dienst aan de waarheid die bevrijdt. Openvoor de waarheid, om het even uit welkesoort kennis die voortkomt, neemt de socialeleer van de Kerk die op, verenigt de brok-stukken waarin zij die veelvuldig aantreft toteen eenheid en voert die binnen in de steedsweer nieuwe levenspraktijk van de samenle-ving van de mensen en van de volken.12

8

10. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,PastoraleConstitutie over deKerk in de wereldvan deze tijdGaudium et spes,36; Paulus VI,ApostolischSchrijvenOctogesima adve-niens (14 mei 1971),4: AAS 63 (1971),403-404; JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus Annus(1 mei 1991), 43:AAS 83 (1991), 847.

11. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 13: a. w., 263-264.

12. Vgl. PauselijkeRaad voorGerechtigheid enVrede, Compendiumvan de Sociale Leervan de Kerk, Nr. 76.

Page 9: LIEFDE EN WAARHEID

141 • 2009 9

HOOFDSTUK I: DE BOODSCHAP VAN POPULORUM PROGRESSIO

10. De herlezing van Populorum progressiomeer dan veertig jaar na de publicatie ervanzet ertoe aan trouw te blijven aan de bood-schap van liefde en waarheid die in dezeencycliek wordt verkondigd en deze tebeschouwen in de context van de specifiekeleer van Paus Paulus VI en, meer algemeen,binnen de traditie van de sociale leer van deKerk. Vervolgens moet worden overwogenhoezeer de omstandigheden waaronder hetprobleem van de ontwikkeling zich vandaagde dag voordoet, verschillen van die vantoen. Het juiste gezichtspunt is dus dat van deoverlevering van het apostolische geloof,13

van het oude en het nieuwe erfgoed, waar-buiten Populorum progressio een documentzonder wortels zou zijn en de vragen overde ontwikkeling gereduceerd zouden wor-den tot sociologische gegevens.

11. De publicatie van Populorum progressiovond plaats onmiddellijk na de afsluitingvan het Tweede Vaticaans Concilie. Deencycliek zelf verwijst in de eerste alinea’snaar de nauwe band met het Concilie.14 PausJohannes Paulus II onderstreepte twintigjaar later in Sollicitudo rei socialis van zijnkant de vruchtbare band van deze encycliekmet het Concilie, in het bijzonder met dePastorale Constitutie Gaudium et Spes.15

Ook ik wil hier herinneren aan de betekenisvan het Tweede Vaticaans Concilie voor deencycliek van Paus Paulus VI en voor hetgehele volgende leergezag van de pausenmet betrekking tot sociale vraagstukken.Het Concilie verdiepte wat van oudsher totde waarheid van het geloof behoort, name-lijk dat de Kerk, omdat zij in dienst van Godstaat, met betrekking tot liefde en waarheidin dienst van de wereld staat. Juist van dezevisie ging Paus Paulus VI uit, om ons twee

grote waarheden over te brengen. De eersteis dat de gehele Kerk, als zij verkondigt, alszij Eucharistie viert en als zij in liefde han-delt, erop gericht is de integrale ontwikke-ling van de mens te bevorderen. Zij heeft eenpublieke rol, die zich niet beperkt tot haarinzet voor zorg en onderwijs, doch al haarbijzondere krachten in dienst van het voor-uit helpen van de mens en de wereldwijdebroederschap toont, als zij in vrijheid kanopereren. In niet weinig gevallen wordt dievrijheid belemmerd door verboden en ver-volgingen of ook ingeperkt als de officiëleaanwezigheid van de Kerk wordt gelimi-teerd tot slechts haar liefdadige activiteiten.De tweede waarheid is dat de ware ontwik-keling van de mens de gehele persoon in alzijn dimensies betreft.16 Zonder uitzicht opeen eeuwig leven ontbeert de menselijkevooruitgang in deze wereld het uiteindelijkeperspectief. Als de vooruitgang opgeslotenblijft binnen de geschiedenis, loopt die hetgevaar beperkt te worden tot een toenamevan bezit; zo verliest de mensheid de moedopen te staan voor een hoger goed, voorgrote en onbaatzuchtige initiatieven, waar-toe de universele naastenliefde aanspoort.De mens ontwikkelt zich niet alleen opeigen kracht en de ontwikkeling kan hemook niet eenvoudigweg van buitenaf gege-ven worden. In de loop van de geschiedenisheeft men dikwijls gedacht dat het scheppenvan instellingen genoeg zou zijn om demensheid de vervulling van het recht opontwikkeling te garanderen. Helaas heeftmen in zulke instellingen een overdrevenvertrouwen gesteld, alsof ze het verlangdedoel automatisch zouden kunnen bereiken.In werkelijkheid zijn de instellingen alleenonvoldoende, want de integrale ontwikke-ling van de mens is vóór alles een roepingen vereist bijgevolg van allen een vrije ensolidaire aanvaarding van verantwoorde-lijkheid. Bovendien vereist zo’n ontwikke-ling een transcendente kijk op de persoon,

13. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak bijde opening van deVijfde AlgemeneConferentie van deRaad vanBisschoppencon-ferenties vanLatijns-Amerika enhet CaraïbischGebied (13 mei2007):Insegnamenti III, 1(2007), 854-870.

14. Vgl. Nrs. 3-5: a. w., 258-260.

15. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekSollicitudo reisocialis (30 decem-ber 1987), 6-7: AAS80 (1988), 517-519.

16. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 14: a. w., 264.

Page 10: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 14210

die God nodig heeft: zonder Hem wordt deontwikkeling ofwel geweigerd, ofwel alleenaan de hand van de mens toevertrouwd, diezich zelfverlossing gaat aanmatigen en tenslotte een ontmenselijkte ontwikkelingbevordert. Overigens stelt alleen de ontmoe-ting met God ons in staat, “in de ander nietalleen de ander te zien”,17 doch in hem hetgoddelijke beeld te herkennen en er zo toete komen de ander werkelijk te ontdekkenen een liefde te laten rijpen die “zorg om envoor de ander”18 wordt.

12. De band tussen Populorum progressio enhet Tweede Vaticaans Concilie betekentgeenszins een breuk tussen het leergezagvan Paus Paulus VI met betrekking totsociale vragen en dat van zijn voorgangersop de Stoel van Petrus, want het Concilie iseen verdieping van deze leer in de continuï-teit van het leven van de Kerk.19 In ditopzicht dragen bepaalde abstracte onder-verdelingen van de moderne sociale leervan de Kerk, die de sociale uitspraken vande pausen indelen in categorieën die daar-aan vreemd zijn, niet bij tot verheldering. Erzijn niet twee typologieën van sociale leer,een preconciliaire en een postconciliaire,doch er is slechts één enige coherente entegelijk steeds nieuwe leer.20 Het is goed alsde bijzonderheden van de een of andereencycliek, de leer van de een of anderepaus, worden geaccentueerd, maar menmag daarbij nooit de coherentie van hetgehele corpus van de leer uit het oog verlie-zen.21 Coherentie betekent geen geslotensysteem, maar veeleer dynamische trouwaan het ontvangen Licht. De sociale leer vande Kerk belicht de steeds weer opduikendenieuwe problemen met een Licht dat nietverandert.22 Dat garandeert zowel het altijdactuele als het historische karakter van hetleerstellige “erfgoed”,23 dat met zijn specifie-ke kenmerken deel uitmaakt van de altijdlevende overlevering van de Kerk.24 De

sociale leer van de Kerk is gebouwd op hetfundament dat de apostelen hebben doorge-geven aan de kerkvaders en dat dan door degrote christelijke leermeesters is opgenomenen verdiept. Deze leer grijpt uiteindelijkterug op de nieuwe mens, op de “laatsteAdam”, die “een levendmakende geest”werd (1 Kor. 15,45) en de oorsprong is vande liefde die “nimmer vergaat” (1 Kor. 13,8).De heiligen en allen die op het terrein vangerechtigheid en vrede hun leven voorChristus, de Verlosser, hebben gegeven,getuigen ervan. Hierin komt de profetischeopgave van de pausen tot uitdrukking, omde Kerk van Christus apostolisch te leidenen de telkens nieuwe eisen van de evangeli-satie te herkennen. Daarom heeft de in degrote stroom van de overlevering ingebeddeencycliek Populorum progressio ons van-daag de dag nog iets te zeggen.

13. Afgezien van de belangrijke band metde gehele sociale leer van de Kerk is deencycliek Populorum progressio nauw ver-bonden met het gehele leergezag van PausPaulus VI en in het bijzonder met zijn leer-gezag wat betreft sociale vragen. Zijnonderricht over dit thema was van grootbelang: hij beklemtoonde de absoluut nood-zakelijke rol van het evangelie voor deopbouw van een samenleving wat betreftvrijheid en gerechtigheid, in het geestelijken historisch perspectief van een door liefdegeïnspireerde beschaving. Paus Paulus VIbesefte duidelijk dat de sociale kwestiewereldomvattend geworden was,25 en zag deinnerlijke overeenkomst tussen de drang tekomen tot een vereniging van de mensheiden het christelijke ideaal van één enkele inalgemene broederschap solidaire familievan de volkeren. Hij duidde de menselijk enchristelijk begrepen ontwikkeling aan als hethart van de christelijke sociale leer en steldede christelijke liefde voor als de voornaam-ste kracht in dienst van de ontwikkeling

10

17. Benedictus XVI,Encycliek Deus cari-tas est (25 decem-ber 2005), 18: AAS98 (2006), 232.

18. Id., 6: a. w., 222.

19. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totde Leden van deRomeinse Curie bijde Kerstontvangst(22 december2005):Insegnamenti I(2005), 1023-1032.

20. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekSollicitudo reisocialis, 3: a. w.,515.

21. Vgl. id., 1: a. w.,513-514.

22. Vgl. id., 3: a. w.,515.

23. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekLaborem exercens(14 september1981), 3: AAS 73(1981), 583-584.

24. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,3: a. w., 794-796.

25. Vgl. EncycliekPopulorum progres-sio, 3: a. w., 258.

Page 11: LIEFDE EN WAARHEID

143 • 2009 11

daarvan. Bewogen door de wens de liefdevan Christus voor de mens van vandaaggeheel zichtbaar te maken, stelde Paus Pau-lus VI vastberaden belangrijke ethische vra-gen aan de orde, zonder toe te geven aan deculturele zwakheden van zijn tijd.

14. Met de Apostolische Brief Octogesimaadveniens van 1971 stelde Paus Paulus VIdan de bedoeling van de politiek aan deorde, en het gevaar van utopische en ideolo-gische visioenen, die de ethische en mense-lijke kwaliteiten daarvan in gevaar brengen.Het gaat om argumenten die nauw verbon-den zijn met de ontwikkeling. Helaas blijvende negatieve ideologieën bloeien. Voor detechnocratische ideologie, die vandaag dedag wijdverbreid is, heeft Paus Paulus VI algewaarschuwd,26 wel wetend dat het heelgevaarlijk is het integrale ontwikkelingspro-ces alleen aan de techniek over te laten,want op die manier zou dit proces geenoriëntatie hebben. Techniek, op zich geno-men, is ambivalent. Terwijl vandaag de dagenerzijds de neiging bestaat aan de techniekhet genoemde ontwikkelingsproces volledigtoe te vertrouwen, zien we anderzijds deopkomst van ideologieën die het nut vanontwikkeling helemaal loochenen, omdat zijdie fundamenteel antimenselijk vinden enmenen dat die tot algemeen verval zal lei-den. Zo veroordeelt men uiteindelijk nietalleen de verwrongen en onjuiste wijzewaarop de mensen soms richting geven aande vooruitgang, maar ook de wetenschappe-lijke ontdekkingen zelf, die daarentegen, alsze goed gebruikt worden, voor allen eenkans vormen om te groeien. Het idee vaneen wereld zonder ontwikkeling drukt wan-trouwen jegens de mens en jegens God uit.Het is dan ook een ernstige vergissing demenselijke mogelijkheden te geringschattenom de uitwassen van de ontwikkeling ondercontrole te houden, of zelfs voorbij te zienaan het feit dat de mens van nature streeft

naar “meer zijn”. Het ideologisch verabsolu-teren van de technische vooruitgang of deutopie van een mensheid die is teruggekeerdnaar de oorspronkelijke natuurlijke toe-stand, zijn twee tegengestelde manieren omde vooruitgang te scheiden van de morelebeoordeling, en daarmee van onze verant-woordelijkheid.

15. Twee andere documenten van Paus Pau-lus VI, die niet direct samenhangen met desociale leer – de encycliek Humanae vitaevan 25 juli 1968 en de Apostolische Exhor-tatie Evangelii nuntiandi van 8 december1975 – zijn zeer belangrijk voor de beschrij-ving van het volkomen menselijke gehaltevan de door de Kerk voorgestelde ontwikke-ling. Het is dan ook zinvol deze beide tek-sten in verband met Populorum progressiote lezen.

De encycliek Humanae vitae onderstreept dedubbele betekenis van seksualiteit als mid-del tot vereniging en tot voortplanting enbaseert daarmee de samenleving op het fun-dament van het echtpaar, man en vrouw,die elkaar aanvaarden in hun verschillendzijn en in hun complementariteit, een paardat dus open staat voor het leven.27 Dit isgeen kwestie van alleen individuele moraal:Humanae vitae toont de sterke samenhangdie er bestaat tussen de ethiek van het levenen de sociale ethiek en heeft daarmee hetbegin gemarkeerd van een thematiek vanhet leergezag, die langzamerhand in ver-scheidene documenten vorm heeft gekre-gen, het laatst in de encycliek Evangeliumvitae van Paus Johannes Paulus II.28 De Kerklegt de nadruk op deze samenhang tussende ethiek van het leven en de sociale ethiek,want zij weet: “Een samenleving kan geenzekere grondvesten hebben wanneer zij aande ene kant waarden zoals de waardigheidvan de persoon, gerechtigheid en vredehandhaaft, maar zichzelf aan de andere

26. Vgl. id., 34: a. w.,274.

27. Vgl. Nrs. 8-9:AAS 60 (1968), 485-487; Benedictus XVI,Toespraak tot deDeelnemers aan hetInternationaleCongres van deUniversiteit vanLateranen bijGelegenheid van deVeertigsteGedenkdag van deEncycliek “Humanaevitae” (10 mei2008):Insegnamenti, IV, 1(2008), 753-756.

28. Vgl. EncycliekEvangelium vitae(25 maart 1995), Nr.93: AAS 87 (1995),507-508.

Page 12: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 14412

kant fundamenteel tegenspreekt door aller-lei vormen van minachting en schendingvan het menselijk leven te accepteren of tedulden, met name als het om zwak ofgemarginaliseerd leven gaat”.29

De Apostolische Exhortatie Evangelii nun-tiandi is zeer nauw verbonden met de ont-wikkeling, want “de evangelisatie zou nietvolkomen zijn”, zo schreef Paus Paulus VI,“als zij er geen rekening mee zou houdendat in de loop van de tijd het evangelie enhet concrete, persoonlijke en gemeenschap-pelijke leven van de mens elkaar wederzijdsuitdagen”.30 “Tussen evangelisatie en mense-lijke vooruitgang – ontwikkeling en bevrij-ding – bestaan inderdaad nauwe banden”:31

Uitgaande van dit inzicht zette Paus PaulusVI de relatie tussen de verkondiging vanChristus en de vooruitgang van de mens inde samenleving duidelijk uiteen. Het getui-genis voor Christus door werken van gerech-tigheid, van vrede en van ontwikkelingbehoort tot de evangelisatie, want JezusChristus, Die ons liefheeft, is begaan met degehele mens. Op deze belangrijke leerstuk-ken berust het missionaire aspect 32 van desociale leer van de Kerk, als wezenlijk ele-ment van de evangelisatie.33 De sociale leervan de Kerk is geloofsverkondiging engetuigenis van het geloof. Zij is instrumenten onmisbare plaats voor geloofsopvoeding.

16. In de encycliek Populorum progressiowilde Paus Paulus VI ons bovenal zeggendat vooruitgang in oorsprong en wezen eenroeping is: “Volgens Gods plan is iederemens geroepen om zichzelf te ontwikkelen,omdat God aan het leven van iedere menseen bepaalde roeping heeft meegegeven”.34

Precies dit feit rechtvaardigt het ingrijpenvan de Kerk in de problematiek van de ont-wikkeling. Als het alleen om technischeaspecten van het menselijk leven zou gaanen de mens noch aan de zin van zijn vorde-

ring door de geschiedenis samen met zijnmedemensen, noch aan het doel van dezeweg, aandacht zou schenken, dan zou deKerk geen recht hebben over deze dingen tespreken. Paus Paulus VI was zich – zoalsook reeds zijn voorganger Paus Leo XIII, inde encycliek Rerum novarum35 – ervanbewust dat hij een plicht vervulde die aanzijn ambt eigen was, door het Licht van hetevangelie over de sociale vraagstukken vanzijn tijd te laten schijnen.36

Als men zegt dat ontwikkeling een roepingis, dan betekent dat van de ene kant deerkenning dat deze roeping voortkomt uiteen transcendente roep en van de anderekant dat deze niet in staat is zichzelf uitein-delijke zin te geven. Niet zonder reden komthet woord “roeping” ook op een andereplaats in de encycliek voor, waar we lezen:“Er bestaat dus geen echt humanisme dandat wat op God gericht is, en wat de verant-woordelijkheid erkent waartoe wij zijngeroepen en waardoor het menselijk leveneerst werkelijk zin krijgt”.37 Deze kijk op ont-wikkeling is het hart van Populorumprogressio en is de motivatie voor alle over-wegingen van Paus Paulus VI over de vrij-heid, de waarheid en de liefde in de ontwik-keling. Dat is ook de voornaamste redenwaarom deze encycliek in onze dagen nogsteeds actueel is.

17. Een roeping is een appel die een vrij enverantwoordelijk antwoord vraagt. De inte-grale menselijke ontwikkeling voorondersteltde verantwoordelijke vrijheid van de per-soon en van de volken: geen structuur diede menselijke verantwoordelijkheid negeertof zich daar boven stelt kan deze ontwikke-ling garanderen. “Heilsverwachtingen”, dierijk zijn aan “mooie maar misleidendebeloften” van een droomwereld,38 baserenhun eigen voorstellen altijd op de ontken-ning van de transcendente dimensie van de

12

29. Id., 101: a. w.,516-518.

30. Nr. 29: AAS 68(1976), 25.

31. Id., 31: a. w., 26.

32. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekSollicitudo reisocialis, 41: a. w.,570-572.

33. Vgl. id., JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,5.54: a. w.,799.859-860.

34. Nr. 15: a. w.,491.

35. Vgl. id., 2: a. w.,258; Leo XIII,Encycliek Rerumnovarum (15. Mei1891): Leonis XIIIP.M. Acta, XI, Romae1892, 97-144;Johannes Paulus II,Encycliek Sollicitudorei socialis , 8: a. w.,519-520; JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,5: a. w., 799.

36. Vgl. EncycliekPopulorum progres-sio, 2.13: a. w., 258.263-264.

37. Id., 42: a. w.,278.

38. Id., 11: a. w.,262; JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,25: a. w., 822-824.

Page 13: LIEFDE EN WAARHEID

145 • 2009 13

ontwikkeling, in de zekerheid dat deze hungeheel ter beschikking staat. Deze valsezekerheid verandert in zwakte, omdat dieleidt tot de onderdrukking van de mens, diewordt gereduceerd tot een middel voor deontwikkeling, terwijl de nederigheid vandegene die een roeping aanneemt wordtomgevormd tot ware autonomie, omdatdeze de mens vrij maakt. Paus Paulus VIbetwijfelt niet dat obstakels en bepaalde fei-ten de ontwikkeling remmen, maar hij is erook zeker van dat “iedereen zelf de voor-naamste verantwoordelijkheid voor zijnpersoonlijk welslagen of falen [behoudt],hoe groot ook de invloeden zijn die vanbuitenaf op hem inwerken”.39 Deze vrijheidbetreft de ontwikkeling waarover wij hethebben, maar ook situaties van onderont-wikkeling die niet het gevolg zijn van toe-val of een historische noodzaak, maar vanmenselijke verantwoordelijkheid. Daaromdoen “de hongerende volken vandaag eendramatisch beroep op de volken die in over-vloed leven”.40 Ook dat is roeping, een appelvan vrije mensen gericht tot vrije mensenom gezamenlijk verantwoordelijkheid tenemen. Paus Paulus VI had een sterk besefvan het belang van economische structurenen instellingen, maar hij had een even sterkbesef van het feit dat ze in wezen werktui-gen van de menselijke vrijheid zijn. De ont-wikkeling kan alleen geheel menselijk zijn,als deze vrij is; alleen in verhoudingen vanverantwoordelijke vrijheid kan de ontwik-keling op passende wijze groeien.

18. Behalve de aanspraak op vrijheid vereistde integrale menselijke ontwikkeling als roe-ping ook dat de waarheid ervan geëerbiedigdwordt. De roeping tot vooruitgang spoort demens aan tot “meer werken, leren, bezitten,om daardoor meer te zijn”.41 Maar dan steltzich de vraag: wat wil dat zeggen: “meerzijn”? Op die vraag antwoordt Paus PaulusVI door te verwijzen naar het essentiële

kenmerk van de “authentieke ontwikke-ling”; die moet “integraal zijn, dat wil zeg-gen: bijdragen tot de ontwikkeling vaniedere mens en van heel de mens”.42 In deconcurrentiestrijd tussen de verschillendeopvattingen over de mens, waarvan er in dehuidige samenleving nog meer zijn dan tentijde van Paus Paulus VI, heeft de christelij-ke zienswijze de bijzondere eigenschap deonvervreemdbare waarde van de mens ende betekenis van zijn groei te bekrachtigenen te rechtvaardigen. Paus Paulus VIschrijft: “Wat voor ons telt, is de mens, iede-re mens, iedere groep van mensen, en demensheid in haar geheel”.43 Het christelijkgeloof bekommert zich om ontwikkelingzonder te vertrouwen op privileges ofmachtsposities, en zelfs niet op de verdien-sten van Christenen, ook al zijn die ergeweest en zijn ze er nu ook nog – hoeweler ook menselijke fouten worden gemaakt.44

Het geloof steunt eerder alleen op Christus,op Wie iedere echte roeping tot integralemenselijke ontwikkeling is terug te voeren.Het evangelie is fundamenteel voor ontwik-keling, want daarin maakt Christus “door deopenbaring van het mysterie van de Vaderen Diens liefde de mens voor zichzelf duide-lijk”.45 Onderwezen door haar Heer onder-zoekt de Kerk de tekenen van de tijd, legt zeuit en biedt de wereld “wat haar uniekeigendom is: een alomvattende visie op demens en de menselijke situatie”.46 Juistomdat God het grote “Ja” tegen de mensspreekt,47 kan de mens er niet van afzienzich te openen voor de goddelijke roepingom de eigen ontwikkeling te verwerkelijken.De waarheid van de ontwikkeling bestaat inde volkomenheid ervan: als ontwikkelingniet de gehele mensheid en iedere mensbetreft is er geen sprake van ware ontwikke-ling. Dat is de centrale boodschap van Pop-ulorum progressio, die vandaag en altijdgeldt. De integrale ontwikkeling van demens op het natuurlijke vlak als antwoord

39. EncycliekPopulorum progres-sio, 15: a. w., 265.

40. Id., 3: a. w., 258.

41. Id., 6: a. w., 260.

42. Id., 14: a. w.,264.

43. Id.; vgl. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,53-62: a. w., 859-867; JohannesPaulus II, EncycliekRedemptor hominis(4 maart 1979), 13-14: AAS 71 (1979),282-286.

44. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 12: a. w., 262-263.

45. TweedeVaticaans Concilie,PastoraleConstitutie over deKerk in de wereldvan deze tijdGaudium et spes,22.

46. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 13: a. w., 263-264.

47. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totde Deelnemers aanhet VierdeNationale Congresvan de Kerk in Italië(19 oktober 2006):Insegnamenti II, 2(2006), 465-477.

Page 14: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 146

48. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 16: a. w., 265.

49. Id.

50. Benedictus XVI,Toespraak tot deJongeren teBarangaroo EastDarling Harbour(Sydney, 17 juli2008).

51. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 20: a. w., 267.

52. Id., 66: a. w.,289-290.

53. Id., 21: a. w.,267-268.

54. Nrs. 3.29.32: a. w., 258.272.273.

14

op een roeping van God de Schepper48

vraagt om een verwerkelijking in een“humanisme, dat [de] natuur [van de mens]overstijgt en dat hem de hoogste volheidvan leven verleent; en dat is het uiteindelij-ke doel van de persoonlijke ontwikkeling”.49

De christelijke roeping tot deze ontwikke-ling betreft zowel het natuurlijke als ook hetbovennatuurlijke vlak; daarom geldt: “AlsGod wordt verduisterd, verdwijnt geleidelijkaan ons vermogen de natuurlijke orde, hetdoel daarvan en het ‘goede’ te herkennen”.50

19. Tenslotte vereist de kijk op ontwikkelingals roeping dat de liefde centraal staat. PausPaulus VI stelde in de encycliek Populorumprogressio vast dat de oorzaken van onder-ontwikkeling niet op de eerste plaats vanmateriële aard zijn. Hij heeft ons opgeroependeze in andere dimensies van het mens-zijnte zoeken: bovenal in de wil, die de plichtenvan de solidariteit dikwijls verwaarloost; opde tweede plaats in het denken, dat de wilniet altijd op de juiste wijze richting geeft.Daarom zou de ontwikkeling begeleid moe-ten worden door “wijze en scherp denkendemensen, op zoek naar een nieuw humanismedat de moderne mens in staat moet stellenzichzelf terug te vinden”.51 Maar dat is nietalles. De onderontwikkeling heeft een oor-zaak die nog belangrijker is dan de ontoe-reikendheid van het denken: “het feit dathet ontbreekt aan broederschap tussen demensen en tussen de volkeren”.52 Kunnen demensen een dergelijke broederschap ooit opeigen kracht bereiken? De steeds meergeglobaliseerde samenleving maakt ons totburen, maar niet tot broeders en zusters. Derede is op zichzelf in staat de gelijkheidonder de mensen te vatten en een burger-maatschappij te vestigen, maar de rede kangeen broederlijkheid tot stand brengen. Deoorsprong daarvan ligt namelijk in eentranscendente roeping door God de Vader,Die ons het eerst heeft liefgehad en ons door

de Zoon leert wat broederlijke liefde is. Inzijn weergave van de verschillende niveausvan het ontwikkelingsproces van de mensvermeldt Paus Paulus VI eerst het geloof, endaarna stelt hij voorop “de eenheid in deliefde van Christus, die ons roept om alskinderen deel te hebben aan het leven vande levende God, Vader van alle mensen”. 53

20. Deze door Populorum progressio geo-pende perspectieven blijven fundamenteelom onze inzet voor de ontwikkeling van devolken elan en richting te verlenen. Deencycliek onderstreept daarnaast steedsopnieuw de urgentie van hervormingen 54 enroept dan op, met het oog op de grote pro-blemen van onrecht in de ontwikkeling vande volken, moedig en zonder aarzelen tehandelen. Ook liefde in waarheid schrijftdeze urgentie voor. Het is de liefde vanChristus die ons geen rust laat: “caritasChristi urget nos” (2 Kor. 5,14). De urgentiewordt niet alleen veroorzaakt door deomstandigheden en volgt niet alleen uit hetfeit dat de gebeurtenissen en problemenelkaar razendsnel opvolgen, maar ook uitdatgene wat op het spel staat: de verwezen-lijking van een echte broederlijkheid. Ditdoel is zo belangrijk dat het onze ontvanke-lijkheid eist, opdat wij het ten diepstebegrijpen en ons concreet en “van ganserharte” ervoor inzetten dat de huidige econo-mische en sociale processen tot werkelijkmenselijke resultaten leiden.

14

Page 15: LIEFDE EN WAARHEID

147 • 2009 15

HOOFDSTUK II: DE ONTWIKKELING VANDE MENS IN ONZE TIJD

21. Paus Paulus VI had een genuanceerdekijk op ontwikkeling. Met het begrip “ont-wikkeling” wilde hij het doel aanduiden omde volken voor alles te helpen bij het over-winnen van honger, ellende, endemischeziekten en analfabetisme. Dat betekendevanuit economisch standpunt hun actievedeelname aan het economische proces, opbasis van gelijkheid; vanuit sociaal stand-punt hun ontwikkeling tot beschaafde ensolidaire samenlevingen; vanuit politiekstandpunt de consolidering van democrati-sche regimes, die in staat zijn vrijheid envrede zeker te stellen. Terwijl wij nu, na velejaren, met zorg naar de ontwikkelingen ennaar de perspectieven van de opeenvolgendecrisissen kijken, vragen wij ons af in hoever-re de verwachtingen van Paus Paulus VIdoor het tijdens de laatste decennia toege-paste ontwikkelingsmodel in vervulling zijngegaan. Wij erkennen aldus dat de vrees vande Kerk, wat betreft de capaciteiten van depuur technisch georiënteerde mens om zichrealistische doelen te stellen en de beschik-bare middelen op passende wijze te gebrui-ken, gegrond was. Winst is nuttig als middeltot een doel dat zin verleent aan zowel dewijze van het verkrijgen als aan het gebruikervan. Het exclusief gericht zijn op winstloopt, als die op onjuiste wijze wordt verkre-gen en het einddoel niet het algemeen wel-zijn is, het gevaar bezit te vernietigen enarmoede teweeg te brengen. De door PausPaulus VI verlangde economische ontwikke-ling zou zo gericht moeten zijn dat eenechte, tot iedereen uit te breiden en werkelijkduurzame groei tot stand wordt gebracht.Het is waar dat ontwikkeling een positievefactor was en nog steeds is, die miljardenmensen uit de ellende bevrijd heeft en gedu-rende de laatste tijd veel landen de mogelijk-

heid gegeven heeft om effectieve partners inde internationale politiek te worden. Menmoet echter toegeven dat diezelfde economi-sche ontwikkeling door vervormingen endramatische problemen belast was en nogsteeds is, en dat die tengevolge van de huidi-ge crisissituatie nog meer op de voorgrondtreden. Dit stelt ons voor beslissingen dieniet uitgesteld kunnen worden en die in toe-nemende mate de bestemming betreffen vande mens zelf, waarbij deze overigens zijnnatuur niet buiten beschouwing kan laten.De technische krachten die in het spel zijn,de wereldwijde onderlinge betrekkingen, deschadelijke gevolgen voor de reële economievan slecht uitgevoerde en hoofdzakelijk spe-culatieve financiële handelingen, de aan-zienlijke, vaak teweeggebrachte en daarnaslecht begeleide stromen van migranten,evenals de ongecontroleerde exploitatie vande natuurlijke hulpbronnen – dat alles nooptons er vandaag de dag toe na te denken overde noodzakelijke maatregelen voor de oplos-sing van problemen die, in vergelijking metde problemen die Paus Paulus VI aan de ordestelde, niet alleen nieuw zijn maar ook enbovenal een beslissende invloed hebben ophet huidige en toekomstige welzijn van demensheid. De aspecten van de crisis en deoplossing daarvoor, evenals die van een toe-komstige nieuwe mogelijke ontwikkeling,zijn steeds meer met elkaar verbonden; zeveronderstellen elkaar en vereisen nieuwepogingen om te komen tot gezamenlijkbegrip en een nieuwe humanistische synthe-se. De complexiteit en de ernst van de huidi-ge economische crisis maakt ons terechtbezorgd, maar toch moeten we met realisme,vertrouwen en hoop de nieuwe verantwoor-delijkheden op ons nemen, waartoe wegeroepen worden door het scenario van eenwereld die behoefte heeft aan een ingrijpen-de culturele vernieuwing en de herontdek-king van fundamentele waarden, waaropeen betere toekomst gebouwd kan worden.

Page 16: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 14816

De crisis verplicht ons onze weg opnieuw teontwerpen, onszelf nieuwe regels te stellenen nieuwe vormen van inzet te vinden, aante sturen op positieve ervaringen en denegatieve te verwerpen. Zo wordt de crisisaanleiding tot inzicht en een nieuw ontwerp.In deze grondhouding van vertrouwen – eer-der dan berusting – moeten de moeilijkhe-den van het heden aangepakt worden.

22. Vandaag de dag is het kader van de ont-wikkeling policentrisch. De handelende per-sonen en de oorzaken in zowel de onderont-wikkeling alsook de ontwikkeling zijnveelvormig; schuld en verdienste moetenvan elkaar worden onderscheiden. Dit gege-ven zou er ons toe moeten aansporen ons tebevrijden van de ideologieën die op dikwijlsgekunstelde wijze proberen de werkelijkheidte vereenvoudigen, en er ons juist toe bren-gen objectief de menselijke complexiteit vande problemen te onderzoeken. De scheidslijntussen rijke en arme landen is niet meer zoduidelijk als ten tijde van de encycliek Popu-lorum progressio; daar heeft Paus JohannesPaulus II al op gewezen.55 Absoluut gezienneemt de wereldwijde rijkdom toe, maar deongelijkheden worden groter. In rijke landenverarmen nieuwe sociale klassen en ont-staan nieuwe vormen van armoede. In arme-re gebieden verheugen sommige groepenzich in een soort verkwistende en op consu-meren gerichte superontwikkeling, die inonaanvaardbare tegenstelling staat tot deaanhoudende situaties van mensonterendeellende. “De schandalige ongelijkheid”56

houdt aan. Het gedrag van economische enpolitieke vertegenwoordigers van oude ennieuwe rijke landen vertoont helaas corrup-tie en illegaliteit, evenals dat in de arme lan-den zelf het geval is. Dikwijls zijn het grotetransnationale ondernemingen, maar ookplaatselijke productiegroepen die de men-senrechten van de arbeiders niet eerbiedi-gen. Internationale hulpverlening wordt dik-

wijls door de onverantwoordelijkheid inzowel de keten van gevers als ook in die derbegunstigden aan de eigenlijke bestemmingonttrokken. Ook op het terrein van de niet-materiële of culturele oorzaken van ontwik-keling, dan wel onderontwikkeling, kunnenwe dezelfde verdeling van verantwoordelijk-heid vinden. Er is aan de kant van rijke lan-den sprake van overdreven vormen vanbescherming van kennis, door een al testrenge toepassing van het recht op geeste-lijk eigendom, in het bijzonder op het gebiedvan de gezondheidszorg. Tegelijkertijd blij-ven in enkele arme landen culturele model-len en sociale verhoudingen voortbestaan,die het ontwikkelingsproces afremmen.

23. Vele gebieden van de aarde hebben zichvandaag de dag, zij het ook op problemati-sche en niet homogene wijze, verder ontwik-keld en zijn binnengetreden in de kring vande grootmachten, die ertoe bestemd zijn inde toekomst een belangrijke rol te spelen.Het moet echter worden onderstreept datvooruitgang op alleen economisch en tech-nologisch gebied niet voldoende is. Het isnoodzakelijk dat de ontwikkeling bovenalecht en integraal is. Het ontkomen aan deeconomische ontwikkelingsachterstand, opzich een positief gegeven, is geen oplossingvoor de complexe problematiek van devooruitgang van de mens, noch voor deonmiddellijk bij deze vooruitgang betrokkenlanden, noch voor de economisch reeds ont-wikkelde landen, en ook niet voor de nogarme landen, die niet alleen kunnen lijdenonder de oude vormen van uitbuiting, maarook onder de negatieve gevolgen van eendoor onregelmatigheden en onevenwichtig-heden gekenmerkte groei.

Na de ineenstorting van de economische enpolitieke systemen van de communistischelanden van Oost-Europa en het einde van dezogenaamde “tegenover elkaar staande

16

55. Vgl. EncycliekSollicitudo reisocialis, 28: a. w.,548-550.

56. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 9: a. w., 261-262.

Page 17: LIEFDE EN WAARHEID

149 • 2009 17

blokken” zou een alomvattend heroverwe-ging van ontwikkeling nodig zijn geweest.Daartoe had Paus Johannes Paulus II opge-roepen, die in 1987 het bestaan van deze“blokken” als een van de hoofdoorzaken vande onderontwikkeling had aangewezen57,waar de politiek geld onttrok aan de econo-mie en aan de cultuur, en de ideologie devrijheid belemmerde. In het jaar 1991, na degebeurtenissen van 1989, eiste hij ook dateen globaal nieuw ontwerp hand in handzou moeten gaan met het einde van de“blokken”, en niet alleen in de betrokkenlanden, maar ook in het westen en in diedelen van de wereld waar de ontwikkeling involle gang was.58 Dat is echter slechts tendele gebeurd en blijft een echte verplichtingwaaraan voldaan moet worden, doordat menmisschien juist voordeel trekt uit de noodza-kelijke beslissingen om de huidige economi-sche problemen te boven te komen.

24. Ofschoon men toen reeds, gegeven degevorderde processen van socialisering, vaneen wereldwijde sociale vraag kon spreken,was de wereld die Paus Paulus VI voor zichhad nog veel minder aaneengegroeid dan dehuidige. Economische en politieke activitei-ten speelden zich grotendeels af binnendezelfde grenzen en konden daarom opelkaar rekenen. De productieve activiteitvond voornamelijk plaats binnen de natio-nale grenzen, en de financiële investeringenhadden slechts een beperkte circulatie in hetbuitenland, zodat de politiek van veel statennog de prioriteiten van de economie konvaststellen, en met de hun nog ter beschik-king staande middelen de ontwikkelingdaarvan in zekere mate kon regelen. Opgrond daarvan kende Populorum progressioaan de “burgerlijke overheid” 59 een centrale,zij het niet exclusieve taak toe.

In onze tijd wordt de staat geconfronteerdmet de situatie zich bezig te moeten houden

met de beperkingen die de nieuwe econo-misch-commerciële en financiële contextaan de soevereiniteit van de staat oplegt –een context die zich ook onderscheidt dooreen toenemende mobiliteit van het financie-ringskapitaal, evenals van de materiële en deniet-materiële productiemiddelen. Dezenieuwe context heeft de politieke macht vande staten veranderd.

Vandaag de dag – ook onder de indruk vande les die de huidige economische crisis onsleert, waarbij de burgerlijke overheid directbezig is met het corrigeren van vergissingenen wanbeleid – lijkt een nieuwe evaluatievan de rol en de macht van de staat realisti-scher. Beide moeten verstandig overwogenen beoordeeld worden, zodat de staten weerde mogelijkheid hebben – ook door nieuwevormen van betrokkenheid – de uitdagingenvan de huidige wereld aan te pakken. Meteen evenwichtiger rol van de burgerlijkeoverheid kan men ervan uitgaan dat dienieuwe vormen van deelname aan de natio-nale en internationale politiek versterkt wor-den, die door de activiteit van in de burger-maatschappij werkende organisaties totstand komen. Het is te wensen dat er op dezemanier een dieper ervaren opmerkzaamheiden deelname van de burgers aan de respublica mag groeien.

25. Vanuit het sociale gezichtspunt hebbenzorginstellingen, die er ten tijde van PausPaulus VI reeds in vele landen waren, moeite– en in de toekomst zou dat nog moeilijkerkunnen worden – hun doelen van waarach-tige sociale gerechtigheid in een ten diepsteveranderd krachtenspel na te streven. Deglobaal geworden markt heeft op de eersteplaats bij de rijke landen het zoeken gesti-muleerd naar gebieden waar de kosten vande productie sterk verlaagd kunnen worden,om de prijzen van veel goederen te verlagen,de koopkracht te vergroten en daarmee de

57. Vgl. EncycliekSollicitudo reisocialis, 20: a. w.,536-537.

58. Vgl. EncycliekCentesimus annus,22-29: a. w., 819-830.

59. Vgl. Nrs. 23.33:a. w., 268-269.273-274.

Page 18: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 15018

op vermeerderde consumptie gebaseerdegroeicijfers van de eigen binnenlandsemarkt te verhogen. Als gevolg daarvan heeftde markt nieuwe vormen van competitietussen de staten aangemoedigd, die beogenmet verschillende middelen – waarondergunstige fiscale voorwaarden en deregule-ring van de arbeidsmarkt – productiecentravan buitenlandse ondernemingen aan tetrekken. Deze processen hebben ertoe geleiddat het zoeken naar grotere concurrentie-voordelen op de wereldmarkt betaald is meteen vermindering van het netwerk van socia-le zekerheid. Dit brengt de rechten van dearbeiders, de fundamentele mensenrechtenen de solidariteit, gerealiseerd in traditionelevormen van de verzorgingsstaat, ernstig ingevaar. De systemen van sociale zekerheidkunnen zo de mogelijkheid verliezen huntaak te vervullen, en niet alleen in de armelanden maar ook in de jonge industrielandenen in de reeds lang ontwikkelde landen. Hierkan de begrotingspolitiek, met reductie vansociale uitgaven, waartoe dikwijls door deinternationale financiële instellingen wordtaangezet, de burgers machteloos maken tenopzichte van oude en nieuwe risico’s; dezemachteloosheid wordt door het ontbrekenvan een effectieve bescherming door vereni-gingen van arbeidnemers nog vergroot. Decombinatie van de sociale en economischeveranderingen zorgt ervoor dat de vakbon-den bij de uitoefening van hun taak op gro-tere moeilijkheden stuiten, ook omdat rege-ringen op grond van het economisch belangdikwijls de vrijheid of de onderhandelings-mogelijkheden van de vakbonden zelf inper-ken. Zo moeten de traditionele netwerkenvan solidariteit groeiende obstakels over-winnen. Het voorstel van de kant van desociale leer van de Kerk – begonnen met deencycliek Rerum novarum 60 – om verenigin-gen van arbeidnemers ter verdediging vaneigen rechten in het leven te roepen, zoudaarom vandaag de dag nog meer nageko-

men moeten worden dan vroeger, waardoormen bovenal een onmiddellijk en vooruit-ziend antwoord geeft op de dringende nood-zaak nieuwe vormen van samenwerking inte voeren, niet alleen op plaatselijk maar ookop internationaal niveau.

De arbeidsmobiliteit is in verband met dewijdverbreide deregulering een belangrijkverschijnsel geweest, niet zonder positieveaspecten, want daardoor kan de productievan nieuw vermogen en de uitwisseling tus-sen verschillende culturen gestimuleerdworden. Als echter onzekerheid aangaandearbeidsvoorwaarden tengevolge van proces-sen van mobiliteit en deregulering om zichheen grijpt, ontstaan er vormen van psycho-logische instabiliteit en moeilijkheden bij hetontwikkelen van eigen consequente levens-planning, ook met het oog op het huwelijk.Dit leidt niet alleen tot situaties van verspil-ling van sociale mogelijkheden maar ook totmenselijke achteruitgang. Vergelijkt men ditmet wat er in het verleden in de industriëlesamenleving is gebeurd, dan ziet men hoe dewerkloosheid vandaag de dag nieuwe aspec-ten van economische irrelevantie uitlokt ende huidige crisis kan de situatie alleen nogmaar doen verslechteren. Langdurig werk-loos zijn of langere tijd afhankelijk zijn vanpublieke of particuliere hulp ondergraaft devrijheid en de creativiteit van de persoon,evenals zijn familiebetrekkingen en socialerelaties, wat zwaar lijden op het psychologi-sche en geestelijke vlak met zich meebrengt.Allen, en in het bijzonder de bestuurders, diebezig zijn de economische en sociale ordevan de wereld een vernieuwd gezicht tegeven, zou ik in herinnering willen roependat het eerste te beschermen en te benuttenkapitaal de mens is, de persoon in zijn totali-teit – “want de mens is de ontwerper, hetcentrum en doel van het gehele sociaal-eco-nomisch leven”.61

18

60. Vgl. a. w., 135.

61. TweedeVaticaans Concilie,Pastorale Constitutieover de Kerk in dewereld van deze tijdGaudium et spes,63.

Page 19: LIEFDE EN WAARHEID

151 • 2009 19

26. Op het culturele vlak is het verschil in ver-gelijking met de tijd van Paus Paulus VI nogmarkanter. Toen waren de culturen redelijkgoed omschreven en hadden betere kansenom zich te beschermen tegen pogingen totculturele homogenisering. Vandaag de dagzijn de mogelijkheden van wisselwerking tus-sen de culturen aanzienlijk toegenomen engeven ruimte voor nieuwe perspectieven vande interculturele dialoog – een dialoog die,om effectief te zijn, van de verschillendegesprekspartners als uitgangspunt het diepebewustzijn van hun specifieke identiteit ver-eist. Daarbij mag men echter niet buitenbeschouwing laten dat de toenemende com-mercialisering van de uitwisseling van cul-tuur een tweevoudig gevaar in de hand werkt.Op de eerste plaats zien we een veelvuldigonkritisch aanvaard cultureel eclecticisme:culturen worden eenvoudigweg naast elkaargeplaatst en als werkelijk gelijkwaardig enonderling inwisselbaar beschouwd. Datbevordert het afglijden in een relativisme datweinig bevorderlijk is voor de ware intercul-turele dialoog; op het sociale vlak veroor-zaakt het culturele relativisme een gescheidennaast elkaar leven van de culturele groepenzonder echte dialoog en daarom zonder wer-kelijke integratie. Op de tweede plaats is er hettegenovergestelde gevaar, dat bestaat uit cul-turele vervlakking en het op één lijn plaatsenvan gedragingen en levensstijlen. Op dezemanier gaat de diepe betekenis verloren vande cultuur van de verschillende naties en detradities van de verschillende volken, waar-binnen de mens zich met de basisvragen vanhet bestaan bezig houdt.62 Eclecticisme enculturele nivellering lopen beide uit op descheiding van cultuur en menselijke natuur.Zo kunnen de culturen hun grootte niet meervinden in een natuur die hen overstijgt,63 enreduceren de mens tenslotte tot niet meer daneen cultureel verschijnsel. Als dat gebeurt,loopt de mensheid opnieuw het gevaar vanafhankelijkheid en manipulatie.

27. In veel arme landen houdt als gevolgvan de voedselschaarste de extreme onze-kerheid van het leven aan en dat zou nogerger kunnen worden: honger eist nog tallo-ze slachtoffers onder de vele mensen aanwie het, evenals Lazarus, niet toegestaan ismet de rijke aan dezelfde tafel te zitten – watPaus Paulus VI wel gewenst had.64 De honge-rigen te eten geven (vgl. Mat. 25,35,37,42) iseen ethische verplichting voor de Wereld-kerk, die overeenstemt met de leer van haarStichter Jezus Christus aangaande solidari-teit en delen. Bovendien is het uit de wereldhelpen van de honger in het tijdperk van deglobalisering ook een doel geworden, datnoodzakelijkerwijs moet worden nagestreefdom de vrede en de stabiliteit op aarde tebewaren. Honger hangt minder af van eenmaterieel tekort dan van een tekort aansociale hulpmiddelen, waarvan de belang-rijkste institutioneel zijn. Dat betekent dat ereen systeem van economische instellingenontbreekt, dat in staat is de juiste toegangtot water en voedingsmiddelen te garande-ren, en tevens de knelpunten te overwinnen,die verband houden met basisbehoeften ende noodsituaties die ontstaan bij werkelijkevoedselcrisissen – crisissen die natuurlijkeoorzaken kunnen hebben of ook door natio-nale en internationale politieke onverant-woordelijkheid kunnen zijn ontstaan. Hetprobleem op het gebied van de onzekerheidvan de voedselvoorziening moet in een per-spectief op lange termijn worden aangepakt,door de structurele oorzaken ervan uit dewereld te helpen en de agrarische ontwikke-ling van de armste landen te bevorderen. Datkan gebeuren door investeringen in de lan-delijke infrastructuur, in irrigatiesystemen,in transport, het organiseren van markten,de opbouw en verbreiding van geschikteagrarische technologie. Het kan ook gebeu-ren door investeringen die geschikt zijn omde menselijke, natuurlijke en socio-econo-mische hulpbronnen, die plaatselijk het

62. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,24: a. w., 821-822.

63. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekVertatis splendor (6augustus 1993),33.46.51: AAS 85(1993), 1160.1169-1171.1174-1175;Johannes Paulus II,Toespraak tot deAlgemeneVergadering van deVerenigde Naties bijGelegenheid vanhet VijftigjarigBestaan (5 oktober1995), 3:Insegnamenti XVIII,2 (1995), 732-733.

64. Vgl. EncycliekPopulorum progres-sio, 47: a. w., 280-281; JohannesPaulus II, EncycliekSollicitudo reisocialis, 42: a. w.,572-574.

Page 20: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 15220

gemakkelijkst bereikbaar zijn, op de bestmogelijke wijze te benutten, zodat de duur-zaamheid van deze investeringen ook oplange termijn gewaarborgd is. Dat alles moetverwezenlijkt worden door de plaatselijkegemeenschappen te betrekken bij de keuzevan het akkerland en de beslissingen aan-gaande het gebruik ervan. Vanuit ditgezichtspunt zou het nuttig kunnen zijn denieuwe mogelijkheden te overwegen, diedoor juist gebruik van zowel de traditioneleals ook de innovatieve agrarische productie-technieken ontstaan, op voorwaarde dat delaatstgenoemde na adequate toetsing alsdoelmatig, milieuvriendelijk en voor demeest benadeelde bevolkingsgroepen alsnuttig erkend worden. Tegelijkertijd moet devraag naar een rechtvaardige agrarische her-vorming in de ontwikkelingslanden niet ver-waarloosd worden. Het recht op voedsel,evenals het recht op water, speelt eenbelangrijke rol bij het verwerven van andererechten, bovenal het fundamentele recht opleven. Daarom is het noodzakelijk dat er eensolidair bewustzijn ontstaat, dat voedsel ende toegang tot water als algemene rechtenvan alle mensen beschouwt, zonder onder-scheid of discriminatie.65 Bovendien is hetbelangrijk te verduidelijken hoe de weg vansolidariteit met de arme landen een projectvoor de oplossing van de huidige wereldwij-de crisis kan blijken te zijn; politici en ver-antwoordelijken van internationale instel-lingen hebben dat de laatste tijd begrepen.Als men door middel van solidair georgani-seerde financieringsplannen de arme landeneconomisch ondersteunt, zodat zij er zelfvoor zorgen de vraag van hun burgers naarconsumptiegoederen en ontwikkeling tebevredigen, kan men niet alleen echte eco-nomische groei bereiken, maar ook ertoe bij-dragen de productiecapaciteiten van de rijkelanden te behouden, die het gevaar lopendoor de crisis eveneens schade op te lopen.

28. Een van de meest opvallende aspectenvan de huidige ontwikkeling is het belang-rijke thema van eerbied voor het leven, datop generlei wijze gescheiden mag wordenvan de vragen aangaande de ontwikkelingvan de volken. Het is een aspect dat de laat-ste tijd steeds belangrijker wordt en ons ver-plicht de begrippen van armoede 66 en onder-ontwikkeling uit te breiden naar de vragendie met de aanvaarding van het leven ver-bonden zijn, vooral waar dit op verschillen-de manieren belemmerd wordt.

Niet alleen de situatie van armoede veroor-zaakt nog altijd hoge cijfers van kindersterf-te in vele gebieden, maar in verschillendedelen van de wereld worden door regeringennog steeds vormen van bevolkingscontrolein praktijk gebracht, die dikwijls contracep-tie bevorderen en zelfs zover gaan dat abor-tus verplicht wordt. In de economisch meerontwikkelde landen is tegen het levengerichte wetgeving wijdverbreid en heeftgewoonte en praktijk reeds beslissend beïn-vloed; dit draagt bij tot de verbreiding vaneen anti-geboorte mentaliteit, die men dik-wijls ook probeert over te brengen op anderelanden, alsof dit een vorm van culturelevooruitgang zou zijn.

Sommige niet-gouvernementele organisaties(NGO’s) werken actief voor de verbreidingvan abortus en bevorderen soms in armelanden de keuze voor sterilisatie, ook bijvrouwen die zich niet bewust zijn van debetekenis van de ingreep. Bovendien bestaatde gegronde verdenking dat af en toe ont-wikkelingshulp zelf is verbonden metbepaalde vormen van gezondheidsbeleid, diede facto strenge maatregelen van geboorte-beperking opleggen. Eveneens zorgwekkendis de wetgeving waarin wordt voorzien ineuthanasie, en evenzo verontrustend de drukvan nationale en internationale groepen omde juridische erkenning hiervan te eisen.

20

65. Vgl. BenedictusXVI, Boodschap tergelegenheid vanWereldvoedseldag2007: AAS 99(2007), 933-935.

66. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekEvangelium vitae,18.59.63.64: a. w.,419-421.467-468.472-475.

Page 21: LIEFDE EN WAARHEID

153 • 2009 21

Openheid voor het leven vormt de kern vande ware ontwikkeling. Als een samenlevingde weg inslaat van het weigeren of onder-drukken van het leven, zal deze uiteindelijkniet meer de nodige motivatie en energievinden om zich in te zetten voor het warewelzijn van de mens. Als de persoonlijke ensociale zin voor de aanvaarding van eennieuw leven verloren gaat, dan verdorrenook andere voor het sociale leven nuttigevormen van aanvaarding.67 De aanvaardingvan het leven versterkt de morele krachtenen stelt mensen in staat tot wederzijdsehulpverlening. Als rijke volken de ontvanke-lijkheid voor het leven koesteren, kunnen zede behoeften van de arme volken beterbegrijpen en het gebruik van enorme econo-mische en intellectuele hulpbronnen voor debevrediging van egoïstische wensen bij deeigen burgers vermijden. In plaats daarvankunnen ze dan goede handelingen met hetoog op een moreel gezonde en solidaire pro-ductie bevorderen, met eerbiediging van hetgrondrecht van ieder volk en iedere mens opleven.

29. Er is nog een ander aspect van het huidi-ge leven dat zeer nauw verbonden is met deontwikkeling: de weigering van het recht opgodsdienstvrijheid. Ik verwijs niet alleennaar strijd en conflicten, die in de wereldnog steeds op religieuze gronden wordenuitgevochten, zelfs wanneer het religieuzemotief slechts de dekmantel is voor ander-soortige redenen, zoals zucht naar macht enrijkdom. Inderdaad wordt vandaag de dagvaak gedood in de heilige Naam van God,zoals mijn voorganger Paus Johannes Pau-lus II en ikzelf herhaaldelijk hebben bena-drukt en afgekeurd.68 Geweld van iederesoort remt de authentieke ontwikkeling af enbelemmert de overgang van de volken naargroter socio-economisch en geestelijk wel-bevinden. Dit geldt speciaal voor terrorismemet fundamentalistische achtergrond,69 dat

verdriet, verwoesting en dood veroorzaakt,de dialoog tussen de naties blokkeert engrote hoeveelheden geld kost, die voorvreedzame en burgerlijke doelen gebruikthadden moeten worden. Daar moet echteraan toegevoegd worden dat buiten het reli-gieuze fanatisme dat in sommige gebiedende uitoefening van het recht op godsdienst-vrijheid belemmert, ook de stelselmatigebevordering van religieuze onverschilligheidof praktisch atheïsme door veel landen ind-ruist tegen de behoeften van de ontwikke-ling van de volken, door hen te beroven vangeestelijke en menselijke rijkdommen. Godstaat garant voor de ware ontwikkeling vande mens want, omdat Hij hem naar Zijnbeeld geschapen heeft, is Hij ook de grondvan zijn transcendente waardigheid envoedt zijn basisverlangen “meer te zijn”. Demens is niet zoiets als een verloren atoom ineen toevallig universum70, maar een schepselGods, dat van Hem een onsterfelijke zielontvangen heeft en dat Hij van eeuwigheidheeft liefgehad. Als de mens alleen het pro-duct van toeval dan wel van noodzaak zouzijn, of als hij zijn aspiraties zou moetenbeperken tot de begrensde horizon van zijnaardse bestaan, als alles alleen geschiedenisen cultuur zou zijn en de mens geen natuurzou bezitten die bestemd is zichzelf te over-stijgen in een bovennatuurlijk leven, danzou men van groei of evolutie kunnen spre-ken, maar niet van ontwikkeling. Als destaat vormen van een praktisch atheïsmebevordert, leert of zelfs doordrijft, ontneemtde staat zijn burgers de morele en geestelijkekracht die onontbeerlijk is voor de inzetvoor de integrale menselijke ontwikkeling enbelet hen met een nieuw elan en een eigenengagement een edelmoedig antwoord tegeven op de goddelijke liefde.71 Het komt ookvoor dat de economisch ontwikkelde landenof de jonge industrielanden, in het kader vanhun culturele, commerciële en politiekebetrekkingen, deze kleinerende kijk op de

67. Vgl. BenedictusXVI, Boodschap tergelegenheid vanWereldvrededag2007, 5:Insegnamenti II, 2(2006), 778.

68. Vgl. JohannesPaulus II, Boodschapter gelegenheid vanWereldvrededag2002 , 4-7.12-15:AAS 94 (2002), 134-136.138-140;Johannes Paulus II,Boodschap ter gele-genheid vanWereldvrededag2004, 8: AAS 96(2004), 119;Johannes Paulus II,Boodschap ter gele-genheid vanWereldvrededag 4:AAS 97 (2005), 177-178; Benedictus XVI,Boodschap ter gele-genheid vanWereldvrededag2006, 9-10: AAS 98(2006), 60-61;Benedictus XVI,Boodschap ter gele-genheid vanWereldvrededag2007, 5.14: a. w.,778.782-783.

69. Vgl. JohannesPaulus II, Boodschapter gelegenheid vanWereldvrededag2002, 6: a. w., 135;Benedictus XVI,Boodschap ter gele-genheid vanWereldvrededag2006, 9-10: a. w.,60-61.

70. Vgl. BenedictusXVI, Homilie bij deEucharistievieringop het “IslingerFeld”, te Regensburg(12 september2006):Insegnamenti II, 2(2006), 252-256.

71. Vgl. BenedictusXVI, Encycliek Deuscaritas est, 1: a. w.,217-218.

Page 22: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 154

72. Johannes PaulusII, EncycliekSollicitudo reisocialis, 28: a. w.,548-550.

73. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 19: a. w., 266-267.

74. Id., 39: a. w.,276-277.

75. Id., 75: a. w.,293-294.

76. Vgl. BenedictusXVI, Encycliek Deuscaritas est, 28: a. w., 238-240.

77. Johannes PaulusII, EncycliekCentesimus annus,59: a. w., 864.

78. Vgl. EncycliekPopulorum progres-sio, 40.85: a. w.,277.298-299.

22

mens en zijn bestemming naar de arme lan-den exporteren. Dat is de schade die de“overontwikkeling”72 toebrengt aan de echteontwikkeling, als ze samengaat met “moreleonderontwikkeling”.73

30. In deze context krijgt het thema van deintegrale ontwikkeling van de mens een nogmeeromvattende draagwijdte: de correlatietussen de veelsoortige elementen vereist datmen zich inspant voor de interactie van deverschillende niveaus van menselijke kennis,met het oog op de bevordering van een wareontwikkeling van de volken. Dikwijls wordtde mening verdedigd dat ontwikkeling, enmet name de bijbehorende socio-economi-sche maatregelen, alleen maar als vruchtvan gemeenschappelijk handelen gereali-seerd hoeven te worden. Aan dit gemeen-schappelijke handelen moet echter richtingworden gegeven, omdat “elke sociale actieaan een bepaalde leer [is] gebonden”. 74 Gege-ven de complexiteit van de problemen is hetduidelijk dat de verschillende takken vanwetenschap middels een geordende interdis-ciplinaire uitwisseling moeten samenwerken.Liefde sluit kennis niet uit, doch vereist,bevordert en stimuleert die juist van bin-nenuit. Kennis is nooit alleen het werk vanhet verstandelijk vermogen. Kennis kan wel-iswaar worden gereduceerd tot berekeningof experiment, maar als zij wijsheid wil zijn,die in staat is de mens de weg te wijzen inhet licht van de grondbeginselen en zijn uit-eindelijke doel, dan moet zij “gezouten” zijnmet het “zout” van de liefde. Doen is blindzonder kennis en kennis is steriel zonderliefde. “Want wie door een waarachtige lief-de wordt gedreven, is vindingrijker dan wieook, waar het erom gaat de oorzaken van deellende op te sporen en middelen te vindenom haar te bestrijden en definitief te over-winnen”.75 Geconfronteerd met de verschijn-selen die voor ons liggen, vereist liefde inwaarheid op de allereerste plaats dat we

weten en begrijpen, in het bewustzijn en deeerbiediging van de specifieke competentievan ieder niveau van kennis. De liefde isgeen toevoeging achteraf, als het ware eenaanhangsel van het door de verschillendedisciplines reeds gedane werk, maar zij staatvanaf het begin met deze in dialoog. De aan-spraken van de liefde zijn niet in tegen-spraak met die van de rede. De menselijkekennis is onvoldoende en de conclusies vande wetenschappen kunnen op zich de wegnaar de integrale ontwikkeling van de mensniet wijzen. Het is altijd noodzakelijk daar-bovenuit verder door te dringen – dat vereistde liefde in waarheid.76 Daarbovenuit gaanbetekent echter nooit de conclusies van derede buiten beschouwing te laten, noch deresultaten ervan te weerspreken. Verstande-lijk vermogen en liefde staan niet eenvou-digweg naast elkaar: Er is liefde die rijk isaan verstandelijk vermogen en verstandelijkvermogen dat vervuld is van liefde.

31. Dit betekent dat de morele beoordelingen het wetenschappelijk onderzoek samenmoeten groeien en dat de liefde hen moetbezielen in een harmonische, interdiscipli-naire totaliteit, die uit eenheid en verschei-denheid bestaat De sociale leer van de Kerk,die “een belangrijke interdisciplinaire dimen-sie” heeft77, kan vanuit dit perspectief eenbuitengewoon doeltreffende functie vervul-len. Zij maakt het voor het geloof, de theolo-gie, de metafysica en de wetenschappenmogelijk hun plaats te vinden in een samen-werking in dienst van de mens. Hier verwe-zenlijkt de sociale leer van de Kerk vooralhaar op wijsheid berustende dimensie. PausPaulus VI had duidelijk gezien hoe onder-ontwikkeling ondermeer veroorzaakt wordtdoor een gebrek aan wijsheid, aan beschou-wing, aan een denkwijze die in staat is eenrichtinggevende synthese te formuleren78;daarvoor is nodig “een helder inzicht in hetgeheel van de problematiek, met al haar

22

Page 23: LIEFDE EN WAARHEID

155 • 2009

79. Id., 13: a. w.,263-264.

80. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekFides et ratio (14september 1998),85: AAS 91 (1999),72-73.

81. Vgl. id., 83: a. w.,70-71.

82. Benedictus XVI,Toespraak aan deUniversiteit vanRegensburg (12 sep-tember 2006):Insegnamenti II, 2(2006), 265.

83. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 33: a. w., 273-274.

23

aspecten, economisch, sociaal, cultureel engeestelijk”.79 De overdreven opdeling vankennis80, het zich afsluiten van de menswe-tenschappen voor de metafysica 81, de moei-lijkheden in de dialoog tussen de weten-schappen en de theologie, ze schaden nietalleen de ontwikkeling van de kennis maarook de ontwikkeling van de volken, want zowordt de blik belemmerd op het totale wel-zijn van de mens, in de verschillende karak-teristieke dimensies. De “vergroting van onsconcept van de rede en het gebruik ervan”82

is absoluut noodzakelijk om alle elementenvan de vraag naar ontwikkeling en oplos-sing van de socio-economische problemenadequaat te kunnen afwegen.

32. De belangrijke nieuwe facetten die hettotaalbeeld van de ontwikkeling van de vol-ken vandaag de dag vertoont, maken in veelgevallen nieuwe oplossingen noodzakelijk.Die moeten gezocht worden met inachtne-ming van de eigen wetten van iedere reali-teit en tegelijkertijd in het licht van een tota-le kijk op de mens – een kijk die deverschillende aspecten van de mens weer-spiegelt, zoals die zich voordoen aan de doorde liefde gezuiverde blik. Dan zal men unie-ke overeenkomsten en concrete mogelijkhe-den tot oplossing ontdekken, zonder af tezien van enig fundamenteel onderdeel vanhet menselijk leven.

De waardigheid van de persoon en de aan-spraken van de gerechtigheid eisen dat –vooral vandaag de dag – de economischebeslissingen de verschillen in bezit niet opeen overdreven en moreel onaanvaardbarewijze vergroten,83 en dat als prioriteit steedshet doel wordt nagestreefd, alle mensen toe-gang tot werk te verschaffen en de mogelijk-heid tot arbeid te behouden. Zuiver bezienwordt dat ook vereist door de “economischerede”. De systematische toename van onge-lijkheid tussen sociale groepen in één land

en tussen de bevolkingen van verschillendelanden, meer bepaald de massieve groei vande relatieve armoede, leidt er niet alleen toedat de sociale samenhang wordt ondermijnden dat zo de democratie in gevaar wordtgebracht. Ook op economisch vlak werktdeze negatief, door voortgaande erosie vanhet “sociale kapitaal”, beter gezegd door hetondermijnen van het geheel van betrekkin-gen die op vertrouwen, betrouwbaarheid enhet naleven van de regels gebaseerd zijn, endie onontbeerlijk zijn voor iedere burgersa-menleving.

Bovendien vertelt de economische weten-schap ons dat een structurele situatie vanonzekerheid leidt tot handelwijzen die deproductie belemmeren en menselijke hulp-bronnen verkwisten, omdat de werknemerde neiging heeft zich passief naar de auto-matische mechanismen te voegen, in plaatsvan creativiteit te ontwikkelen. Ook op ditpunt is er een overeenstemming tussen deeconomische wetenschap en morele evalu-atie. De menselijke prijs is immers ook eeneconomische prijs, en economische misstan-den eisen altijd ook een menselijke prijs.

Verder moet eraan herinnerd worden dat hetterugbrengen van culturen tot de technolo-gische dimensie, zelfs als dat misschien opkorte termijn het verwerven van winstbevordert, op de lange termijn de wederzijd-se verrijking en de dynamiek van de samen-werking belemmert. Het is belangrijk onder-scheid te maken tussen economische ofsociologische overwegingen op korte enlange termijn. Het verlagen van het niveauvan de rechtsbescherming van de werkne-mers of het afzien van mechanismen voor deherverdeling van winst, zodat het land eenbetere internationale concurrentiepositieverkrijgt, belemmeren de voortzetting vaneen langdurige ontwikkeling. Zo moeten degevolgen van de huidige tendens naar een

Page 24: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 1562424

84. Johannes PaulusII, Boodschap tergelegenheid vanWereldvrededag2000, 15: AAS 92(2000), 366.

economie op korte, soms zelfs extreem kortetermijn, voor de mensen zorgvuldig afgewo-gen worden. Dat vereist “een nieuwe endiepgaandere beschouwing over het wezenvan de economie en haar doelen”84, evenalseen ingrijpende en vooruitziende herzieningvan het ontwikkelingsmodel, om de mis-standen en vervormingen ervan te corrige-ren. Dit is in feite een eis van de ecologischegezondheid van de planeet; en bovenal ishet een noodzaak die voortkomt uit de cul-turele en morele crisis van de mens, waarvande symptomen allang in alle delen van dewereld zichtbaar zijn.

33. Meer dan veertig jaar na Populorumprogressio blijft het basisthema van dieencycliek, namelijk de vooruitgang, nogsteeds een open vraag die, door de huidigeeconomische en financiële crisis, zich heefttoegespitst en nog dringender geworden is.Al hebben sommige gebieden op aarde, dieooit onder armoede gebukt gingen, opval-lende veranderingen doorgemaakt in de zinvan economische groei en deelname aan dewereldproductie, andere gebieden leven nogin een situatie van ellende die vergelijkbaaris met de situatie ten tijde van Paus PaulusVI, ja, in sommige gevallen kan men zelfsvan een verslechtering spreken. Het is veel-zeggend dat sommige oorzaken van dezesituatie reeds in Populorum progressio vast-gesteld werden, zoals bijvoorbeeld de dooreconomisch ontwikkelde landen vastgestel-de hoge invoerrechten, die het de productenuit de arme landen altijd nog moeilijkmaken de markten van de rijke landen tebereiken. Andere oorzaken echter, waarslechts op gezinspeeld werd in de encycliek,zijn sindsdien veel duidelijker geworden. Datgeldt ook voor de evaluatie van het procesvan dekolonisatie, dat toen in volle gangwas. Paus Paulus VI wenste een autonomeontwikkeling, die zich in vrijheid en vredezou voltrekken. Na meer dan veertig jaar

moeten wij erkennen hoe moeilijk deze ont-wikkeling is geweest, hetzij tengevolge vannieuwe vormen van kolonialisme en afhan-kelijkheid van oude en nieuwe buitenlandsemachten, hetzij tengevolge van ernstigeonverantwoordelijkheid in de landen diezich onafhankelijk hebben gemaakt.

Het voornaamste nieuwe kenmerk was deexplosie van wereldwijde wederzijdse afhan-kelijkheid, die intussen onder de aanduiding“globalisering” algemeen bekend is. PausPaulus VI heeft dit verschijnsel ten delevoorzien, maar de mate en de heftigheidwaarmee het zich heeft ontwikkeld zijn ver-wonderlijk. Ontstaan in de economisch ont-wikkelde landen, heeft dit proces door zijnaard alle economieën meegetrokken. Het isde voornaamste impuls geweest waardoorhele gebieden uit de onderontwikkeling zijngekomen, en betekent op zich een grotekans. Zonder de leiding van de liefde inwaarheid kan deze wereldwijde impuls erdesondanks toe bijdragen het gevaar van totnu toe ongekende schade en nieuwe ver-deeldheid in de familie van de mensheid opte roepen. Daarom vragen de liefde en dewaarheid van ons een geheel nieuwe encreatieve inzet, die zeker omvangrijk encomplex is. Het gaat erom de rede te verbre-den en haar bekwaam te maken deze indruk-wekkende nieuwe dynamiek te erkennen enrichting te geven, door haar te bezielen in dezin van de “cultuur van de liefde”, waarvanGod het zaad in ieder volk, in iedere cultuurheeft gelegd.

Page 25: LIEFDE EN WAARHEID

157 • 2009

85. Catechismusvan de KatholiekeKerk Nr. 407; vgl.Johannes Paulus II,EncycliekCentesimus annus,25: a. w., 822-824.

86. Vgl. Nr. 17: AAS99 (2007), 1000.

87. Vgl. id., 23: a. w.,1004-1005.

88. De heiligeAugustinus behan-delt deze leer uit-voerig in de dialoogover de vrije wil (Delibero arbitrio II 3,8e.v.). Hij spreekt vaneen “innerlijke zin”in de menselijke ziel.Deze zin bestaat uiteen act, die wordtvoltrokken buitende normale functiesvan het verstandom, die niet hetresultaat is vanreflectie, maar inzekere zin eeninstinctieve act is,waardoor het ver-stand, als het zichbewust wordt vanzijn vergankelijke enfeilbare wezen, hetbestaan van ietsEeuwigs aanneemt,dat absoluut waaren zeker is. De heili-ge Augustinusnoemt deze innerlij-ke waarheid somsGod (BelijdenissenX,24,35; XII,25,35;De libero arbitrio II3,8) maar vakerChristus (De magi-stro 11,38;BelijdenissenVII,18,24; XI,2,4).

89. Benedictus XVI,Encycliek Deus cari-tas est 3: a.w., 219.

25

HOOFDSTUK III: BROEDERLIJKHEID, ECONOMISCHE ONTWIKKELING EN BURGERMAATSCHAPPIJ

34. Liefde in waarheid brengt de mens metde verbazingwekkende ervaring van degave in aanraking. De gave om niet is inzijn leven aanwezig in velerlei vormen, dieechter op grond van een zuiver productie-gerichte en utilitaristische kijk op hetbestaan dikwijls niet worden herkend. Demens is geschapen voor de gave, die zijntranscendente dimensie tot uitdrukkingbrengt en verwerkelijkt. Soms is de modernemens er ten onrechte van overtuigd dat hijde enige grondlegger is van zichzelf, vanzijn leven en van de samenleving. Dezeaanmatiging is het gevolg van het egoï-stisch zich-in-zichzelf-opsluiten en vindtzijn oorzaak – in geloofstermen gesproken –in de oerzonde. De wijsheid van de Kerkheeft altijd voorgestaan de erfzonde ook inbeschouwing te nemen bij de interpretatievan sociale omstandigheden en bij de struc-tuur van de samenleving: “Ontkennen datde mens een gewonde, tot het kwadegeneigde natuur heeft, geeft aanleiding toternstige dwalingen op het gebied van deopvoeding, de politiek, het sociaal handelenen de zeden”.85 Op de lijst van terreinenwaarop de schadelijke gevolgen van dezonde duidelijk zijn, staat reeds lange tijdook dat van de economie. Ook onze tijdlevert ons daarvoor duidelijk bewijs. Deovertuiging zichzelf genoeg te zijn en instaat te zijn het in de geschiedenis aanwezi-ge kwaad alleen door het eigen handelen tekunnen overwinnen, heeft de mens ertoeverleid het geluk en het heil te zien inimmanente vormen van materiële welstanden sociaal engagement. Verder heeft deovertuiging dat de economie autonomievereist en geen morele “beïnvloeding” magtoelaten de mens ertoe gebracht het werk-

tuig van de economie op ontwrichtendewijze te misbruiken. Op lange termijn heb-ben deze overtuigingen geleid tot economi-sche, sociale en politieke systemen, die devrijheid van de persoon en van sociale groe-pen hebben onderdrukt en juist op gronddaarvan niet in staat waren te zorgen voorde gerechtigheid die ze hadden beloofd.Zoals ik reeds in mijn encycliek Spe salviheb geschreven, verwijdert men op dezewijze de christelijke hoop uit de geschiede-nis,86 die echter een krachtig potentieelvormt in dienst van de veelomvattende ont-wikkeling van de mens, die in vrijheid engerechtigheid wordt gezocht. De hoop moe-digt de rede aan en geeft deze kracht om dewil te sturen.87 De hoop is reeds aanwezig inhet geloof, dat haar in feite doet ontstaan.De liefde in waarheid voedt zich met haaren maakt haar tegelijk zichtbaar. Daar dehoop geheel en al een gave om niet van Godaan de mens is, treedt zij ons leven binnenals iets waar wij geen recht op hebben, datboven iedere wet van de gerechtigheid uit-gaat. De gave overtreft van nature de ver-dienste, met als wet de overvloed. De gavekomt in onze ziel als teken van Gods aan-wezigheid in ons en van wat Hij van onsverwacht. De waarheid, die evenals de liefdeeen gave is, is – zo leert ons de heiligeAugustinus – groter dan wij.88 Ook de waar-heid over onszelf, over ons eigen geweten,is ons op de allereerste plaats “gegeven”.Want bij elk inzicht ontstaat de waarheidniet dankzij ons; wij vinden haar, of lievergezegd, we ontvangen haar. De waarheid is,net als de liefde, “niet het gevolg van den-ken of willen, maar overweldigt op de eenof andere manier mensen”.89

Daar liefde in waarheid een gave is dieiedereen ontvangt, vormt zij een kracht diegemeenschap sticht, die de mensen verenigtop een wijze die geen barrières en grenzenkent. De gemeenschap van mensen kan door

Page 26: LIEFDE EN WAARHEID

2009 • 158

90. Vgl. Nr. 49: a.w.,281.

91. Johannes PaulusII, EncycliekCentesimus annus,28: a.w., 827-828.

2626

onszelf worden gesticht, maar zal alleen, opeigen kracht, nooit een volkomen broeder-lijke gemeenschap zijn, die iedere begren-zing overwint, dat wil zeggen, een werkelijkuniversele gemeenschap. De eenheid vanhet menselijk geslacht, een broederlijkegemeenschap over iedere grens heen, wordtgeboren uit het Woord van God, Die Liefdeis en ons samenroept. Bij de behandelingvan deze beslissende vraag moeten wijenerzijds preciseren dat door de logica vande gave de gerechtigheid niet uitgeslotenwordt, of er in tweede instantie en van bui-tenaf aan toegevoegd, en anderzijds dat eeneconomische, sociale en politieke ontwikke-ling, die waarlijk menselijk wil zijn, hetprincipe van de onbaatzuchtigheid, als uit-drukking van de broederlijkheid de ruimtemoet geven.

35. De markt is, als er wederzijds en alge-meen vertrouwen heerst, de economischeinstelling die de ontmoeting mogelijk maakttussen mensen, die als handeldrijvendenhun betrekkingen middels een verdrag rege-len en goederen en dienstverlening van ver-gelijkbare waarde uitwisselen, om hunbehoeften en wensen te bevredigen. Demarkt is onderworpen aan de principes vande zogenaamde corrigerende rechtvaardig-heid, die de betrekkingen van geven en ont-vangen tussen gelijkwaardige partnersregelt. Maar de sociale leer van de Kerkheeft steeds het belang benadrukt van deverdelende rechtvaardigheid en de socialerechtvaardigheid voor de markteconomiezelf, niet alleen omdat de markteconomietot een grotere sociale en politieke contextbehoort, maar ook op grond van het net-werk van betrekkingen waarbinnen dezeopereert. Want als de markt alleen gedomi-neerd wordt door het principe van de verge-lijkbare waarde van de geruilde goederen, isdeze niet in staat te zorgen voor de socialesamenhang die toch nodig is om goed te

functioneren. Zonder interne handelwijzen,die worden gekenmerkt door solidariteit enwederzijds vertrouwen, kan de markt deeigen economische functie niet volkomenvervullen. Dit vertrouwen is vandaag de dagverloren gegaan en verlies van vertrouwenis een zwaar verlies.

Paus Paulus VI heeft in de encycliek Popu-lorum progressio terecht benadrukt datalgemeen verbreide rechtvaardige handel-wijzen voor het economisch systeem zelfeen voordeel vormen, daar de rijke landenals eerste voordeel hebben van de economi-sche vooruitgang van de arme landen.90

Daarbij ging het er niet alleen om verkeerdegevolgen te corrigeren door hulpverlening.De armen mogen niet als een “last” 91 wor-den beschouwd, maar als een hulpbron,zelfs vanuit een strikt economisch stand-punt. Toch moet het standpunt dat demarkteconomie structureel zou zijn aange-wezen op quota van armoede en onderont-wikkeling, om zo goed mogelijk te functio-neren, als onjuist worden verworpen. Het isin het belang van de markt om de emanci-patie te bevorderen, maar om dat te berei-ken mag deze niet alleen op zichzelf ver-trouwen, want de markt is niet in staat uitzichzelf te bereiken wat de eigen mogelijk-heden te boven gaat. Er moet veel meerworden teruggegrepen op de morele krach-ten van andere subjecten, die dit wel totstand kunnen brengen.

36. Het economisch leven kan niet allesociale problemen oplossen enkel door deuitbreiding van het marktdenken. Het moetgericht worden op het bereiken van het alge-meen welzijn, waarvoor ook en bovenal depolitieke gemeenschap moet zorgen. Daar-om mag niet worden vergeten dat de schei-ding tussen de economische bedrijvigheid,die als opgave het creëren van rijkdom zouhebben, en de politiek, die middels herver-

Page 27: LIEFDE EN WAARHEID

159 • 2009 27

deling voor de rechtvaardigheid zou moetenzorgen, ernstige storingen veroorzaakt.

De Kerk heeft altijd het standpunt ingeno-men dat economische bedrijvigheid niet alsantisociaal mag worden gezien. De markt isop zich genomen geen plaats waar de armenworden onderdrukt door de rijken en magdat ook niet worden. De samenleving hoeftzich derhalve niet tegen de markt tebeschermen, alsof de ontwikkeling daarvanipso facto tot vernietiging van waarachtigmenselijke verhoudingen zou leiden. Het iszeker juist dat de markt een negatieveinvloed kan hebben, niet omdat dit zouvoortvloeien uit de aard ervan, maar omdateen bepaalde ideologie deze invloed kanveroorzaken. Er mag niet worden vergetendat de markt niet in een zuivere vormbestaat. De markt wordt bepaald door deculturele omstandigheden, die er concretevorm en richting aan geven. De economieen het geldwezen kunnen, voor zover zemiddelen zijn, inderdaad slecht gebruiktworden, als de verantwoordelijke zichslechts door egoïstische belangen laat lei-den. Zo kunnen op zich goede middelenworden veranderd in schadelijke middelen.Maar het is het verduisterde verstand van demensen, dat tot deze gevolgen leidt, niet demiddelen zelf. Daarom moet het appel nietaan het middel worden gericht, maar aan demens, aan zijn morele geweten en aan zijnpersoonlijke en sociale verantwoordelijk-heid.

De sociale leer van de Kerk is van meningdat echte menselijke relaties in vriendschapen gemeenschap, in solidariteit en wederke-righeid, ook binnen de economische bedrij-vigheid geleefd kunnen worden en nietalleen daarbuiten of “daarna”. Het terreinvan de economie is noch moreel neutraal,noch in essentie onmenselijk en antisociaal.Het behoort tot de menselijke activiteit en

moet, juist omdat het menselijk is, vanuiteen moreel gezichtspunt gestructureerd engeïnstitutionaliseerd worden.

Voor ons ligt een grote uitdaging, die is ont-staan door de problemen van de ontwikke-ling in deze tijd van globalisering en diedoor de economische en financiële crisisnog wordt verergerd. Wij moeten in onsdenken en handelen niet alleen laten ziendat de traditionele sociaal-ethische princi-pes zoals transparantie, eerlijkheid en ver-antwoordelijkheid niet veronachtzaamd ofafgezwakt mogen worden, maar ook dat inzakelijke betrekkingen het principe van deonbaatzuchtigheid en de logica van degave, als uitdrukking van broederlijkheid, inhet normale economische leven een plaatskunnen en moeten hebben. Dat is een eisaan de mens in onze huidige tijd, maar ookeen eis aan het economisch denken zelf. Hetis tegelijkertijd een eis van de liefde en dewaarheid.

37. De sociale leer van de Kerk heeft altijdbevestigd dat de rechtvaardigheid alle fasenvan de economische bedrijvigheid betreft,daar deze steeds met de mens en met zijnbehoeften te maken heeft. Het verwervenvan hulpbronnen, financiering, productie,consumptie en alle andere fasen hebbenonvermijdelijk morele gevolgen. Zo heeftiedere economische beslissing een moreelgevolg. Dit alles wordt ook bevestigd doorde sociale wetenschappen en de tendensvan de huidige economie. Misschien washet vroeger denkbaar dat het scheppen vanrijkdom aan de economie werd toever-trouwd, waarna aan de politiek de taak konworden overgedragen deze te verdelen.Tegenwoordig lijkt dat moeilijker, daar deeconomische bedrijvigheid niet aan territo-riale grenzen is gebonden, terwijl het gezagvan de regeringen nog steeds voornamelijkplaatselijk bepaald is. Daarom moeten de

Page 28: LIEFDE EN WAARHEID

regels van de gerechtigheid vanaf het beginin acht worden genomen, al terwijl het eco-nomisch proces in gang is, en niet meerdaarna of gelijktijdig. Daarenboven is hetnodig dat er ruimte wordt geschapen voorde economische bedrijvigheid van organisa-ties, die hun handelen uit vrije wil richtennaar principes die zich onderscheiden vanhet enkele streven naar winst, maar deson-danks toch economische waarden willenproduceren. De vele uitdrukkingsvormenvan de economie, die uit confessionele enniet-confessionele initiatieven zijn voortge-komen, tonen aan dat dit een concretemogelijkheid is.

In de tijd van de globalisering wordt de eco-nomie beïnvloed door concurrerendemodellen, die van zeer verschillende cultu-ren afhankelijk zijn. De daaruit voortko-mende vormen van gedrag, wat betreft eco-nomie en ondernemerschap, hebben alsvoornaamste ontmoetingspunt het in achtnemen van de corrigerende rechtvaardig-heid. Het economische leven heeft zondertwijfel verdragen nodig, om de ruil van aanelkaar beantwoordende waarden te regelen.Eveneens zijn echter noodzakelijk recht-vaardige wetten, door de politiek geleidemechanismen van herverdeling en boven-dien werken die gekenmerkt worden door degeest van de gave. De geglobaliseerde eco-nomie schijnt de voorkeur te geven aan deeerste logica, die van de contractueel over-eengekomen goederenruil, maar direct enindirect laat ze zien dat ze de beide anderevormen ook nodig heeft, de logica van depolitiek en de logica van de gave zondertegenprestatie.

38. Mijn voorganger Paus Johannes PaulusII heeft de aandacht op deze problematiekgevestigd, toen hij in de encycliek Centesi-mus annus wees op de noodzakelijkheid vaneen systeem met drie subjecten: de markt,

de staat en de burgermaatschappij.92 In deburgermaatschappij zag hij het meest geëi-gende terrein voor een economie van deonbaatzuchtigheid en broederlijkheid, maarhij wilde de beide andere terreinen hierbijniet uitsluiten. Vandaag de dag kunnen wezeggen dat het economisch leven moet wor-den begrepen als een meerdimensionalerealiteit: in alle dimensies moet in verschil-lende mate en in eigen vormen het aspectvan de broederlijke wederzijdsheid voor-handen zijn. In de tijd van de globaliseringkan de economische bedrijvigheid nietafzien van onbaatzuchtigheid, die de solida-riteit en het verantwoordelijkheidsbewust-zijn voor de gerechtigheid en het algemeenwelzijn bij de verschillende deelnemers aanhet economisch proces verbreidt en voedt.Het gaat daarbij tenslotte om een concreteen diepgaande vorm van economischedemocratie, 93 die alleen aan de staat gedele-geerd kan worden. Terwijl men vroeger vanmening kon zijn dat men eerst voor gerech-tigheid zou moeten zorgen en dat deonbaatzuchtigheid daarna als toevoegselerbij zou komen, moet men vandaag de dagvaststellen, dat zonder onbaatzuchtigheidook de gerechtigheid niet bereikt kan wor-den. Er is daarom een markt nodig waarondernemingen met verschillende doelstel-lingen vrij en onder gelijke omstandighedenactief kunnen zijn. Naast de op winstgerichte particuliere ondernemingen en deverschillende soorten staatsondernemingen,moeten ook de productieverbanden, dienaar wederkerige en sociale doelen streven,een plaats vinden en actief kunnen zijn.Men mag hopen dat hun ontmoeting op demarkt tot een soort kruising en vermengingvan ondernemersgedrag leidt en dat er inhet vervolg aandacht wordt besteed aan eenbeschaving van de economie. Liefde in waar-heid betekent in dit geval dat aan die eco-nomische initiatieven vorm en structuurworden gegeven, die winst weliswaar niet

92. Vgl. Nr. 35: a.w.,836-838.

93. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekSollicitudo reisocialis, 38: a.w.,565-566.

2009 • 16028

Page 29: LIEFDE EN WAARHEID

uitsluiten, maar willen uitstijgen boven delogica van het equivalentieprincipe en winstals doel op zichzelf.

39. Paus Paulus VI sprak zich in de ency-cliek Populorum progressio uit voor de cre-atie van een model van markteconomie, dattenminste in potentie alle volken kan inslui-ten en niet alleen degene die over de passen-de mogelijkheden en bekwaamhedenbeschikken. Hij wilde zich ervoor inzettendat er een wereld zou ontstaan, die voorallen menselijker is, een wereld “waarinallen moeten geven en nemen, zonder datde vooruitgang van de een de ontwikkelingvan de ander in de weg staat”.94 Daarmeebreidde hij de eisen en doelen van de ency-cliek Rerum novarum uit tot universeelniveau. Toen deze encycliek verscheen, alsantwoord op de Industriële Revolutie, vondvoor de eerste maal de toen zeker vooruit-strevende gedachte ingang, dat het voortbe-staan van de sociale orde ook een herverde-lend ingrijpen van de staat vereiste.Vandaag de dag blijkt deze zienswijzeonvoldoende te zijn, nog afgezien van hetfeit dat ze door de openstelling van marktenen sociale groepen in een crisis is geraakt,om aan de eisen van een volledig menselij-ke economie te voldoen. Wat de sociale leervan de Kerk, uitgaande van haar visie op demens en de samenleving altijd heeft verde-digd, is vandaag de dag ook noodzakelijkop grond van de dynamiek die de globalise-ring met zich mee brengt.

Als de logica van de markt en de logica vande staat met wederzijdse instemming op hetmonopolie van hun respectieve invloedsfe-ren blijven staan, gaat op lange termijn desolidariteit in de betrekkingen tussen deburgers, de medewerking en de deelname,evenals het onbaatzuchtige handelen, verlo-ren. Deze beide invloedsferen onderschei-den zich van “geven om te hebben”, wat de

logica van de ruil vormt, en “geven uitplicht”, wat geldt voor de publieke gedra-gingen, opgelegd door staatswetten. Hetoverwinnen van de onderontwikkeling ver-eist ingrijpen, niet alleen ter verbeteringvan de op goederenruil berustende transac-ties, niet alleen op het gebied van de presta-ties van publieke hulpvoorziening, maarbovenal wat betreft een voortschrijdendeopenheid op wereldwijd niveau voor econo-mische bedrijvigheid, die zich onderscheidtdoor een aandeel van onbaatzuchtigheid engemeenschap. De exclusieve combinatiemarkt-staat ondermijnt de gemeenschaps-zin. De vormen van solidair economischleven daarentegen, die hun meest vruchtba-re bodem in de burgermaatschappij vinden,zonder zich daartoe te beperken, brengensolidariteit tot stand. Er is geen markt vanonbaatzuchtigheid, en een houding vanonbaatzuchtigheid kan niet per wet veror-dend worden. En toch heeft zowel de marktalsook de politiek mensen nodig die bereidzijn tot toewijding aan elkaar.

40. De huidige internationale economischedynamieken met hun ernstige afwijkingenen misstanden eisen dat ook het denken overhet ondernemen ingrijpend moet veranderen.Oude vormen van ondernemerschap gaanhun einde tegemoet, maar aan de horizonworden nieuwe veelbelovende vormenzichtbaar. Een van de grote gevaren is zekerdat de onderneming bijna uitsluitend ver-antwoordelijk is tegenover de investeerdersen zo tenslotte aan betekenis voor de samen-leving inboet. Op grond van de groeiendeomvang en de toenemende behoefte aankapitaal worden steeds minder ondernemin-gen geleid door één en dezelfde ondernemer,die zich op lange termijn – en niet slechtstijdelijk – voor de activiteiten en de resulta-ten van zijn onderneming verantwoordelijkvoelt, en steeds minder vaak zijn onderne-mingen van slechts één regio afhankelijk. 94. Nr. 44: a.w., 279.

161 • 2009 29

Page 30: LIEFDE EN WAARHEID

Bovendien kan de zogenaamde uitbestedingvan productiecapaciteit het verantwoorde-lijkheidsbesef van de ondernemer tenopzichte van belanghebbenden, zoals werk-nemers, toeleveranciers, consumenten, hetmilieu en de wijdere sociale omgeving, doenverminderen ten gunste van de aandeelhou-ders, die niet aan een bepaalde plaats gebon-den zijn en daarom buitengewoon mobielzijn. De internationale kapitaalmarkt biedtvandaag de dag inderdaad een grote speel-ruimte waar het activiteiten betreft. Tegelijkgroeit echter ook het bewustzijn van denoodzaak van een verder reikende “socialeverantwoordelijkheid” van de onderneming.Ook als niet alle ethische concepten die van-daag de dag de discussies over de socialeverantwoordelijkheid van de ondernemingbepalen, aanvaardbaar zijn vanuit het oog-punt van de sociale leer van de Kerk, dan ishet toch een feit dat er een groeiende over-tuiging is dat de leiding van de ondernemingniet alleen op de belangen van de eigenarenacht mag slaan, maar ook in moet gaan opdie van alle categorieën personen, die bijdra-gen tot het bestaan van de onderneming: dewerknemers, de klanten, de toeleveranciersvan de verschillende productieonderdelen,de gemeenschap waarbinnen de onderne-ming gevestigd is. In de afgelopen jaren konmen een groeiende kosmopolitische klassevan managers gadeslaan, die zich dikwijlsalleen naar de aanwijzingen van de belang-rijkste aandeelhouders richten, waarbij hetnormaalgesproken om anonieme fondsengaat, die de facto het inkomen van demanager bepalen. Maar vandaag de dag zijner toch ook veel managers die zich, dankzijbredere analyses, steeds meer bewust wor-den van de diepgaande verbindingen diehun onderneming heeft met het gebied of degebieden waar gewerkt wordt. Paus PaulusVI heeft mensen uitgenodigd ernstig tebedenken hoeveel schade men het eigenland kan berokkenen als kapitaal alleen

omwille van het persoonlijke voordeel naarhet buitenland overgebracht wordt.95 PausJohannes Paulus II constateerde dat eeninvestering naast een economische ook altijdeen morele betekenis heeft. 96 Het moet bena-drukt worden dat dit alles vandaag de dagook nog geldt, ook al is de kapitaalmarktsterk geliberaliseerd en kan de modernetechnologische denkwijze een mens ertoeverleiden in een investering slechts eentechnisch proces te zien, en niet ook eenmenselijke en ethische handeling. Er is geenreden te ontkennen dat een zeker kapitaaliets goeds teweeg kan brengen als het in hetbuitenland en niet in eigen land wordt geïn-vesteerd. Maar de aanspraken van de recht-vaardigheid moeten gewaarborgd zijn,waarbij ook in beschouwing genomen moetworden hoe dit kapitaal is ontstaan en welkeschade mensen ondervinden als het nietwordt ingezet op de plaats waar hetgevormd is.97 Men moet vermijden datfinanciële middelen gebruikt worden voorspeculatie en dat men toegeeft aan de beko-ring alleen winst op korte termijn te zoekenzonder te denken aan de duurzaamheid vande onderneming op lange termijn, het nutvan de investering voor de reële economie,en de zorg voor passende en geschiktebevordering van economische initiatieven inontwikkelingslanden. Evenmin is er redenom te ontkennen dat verplaatsing naar hetbuitenland, indien verbonden met investe-ringen en scholing, voor de bevolking vanhet desbetreffende land ten goede kan wer-ken. Arbeid en technische kennis zijn overalnodig. Het is echter niet toelaatbaar een ver-plaatsing alleen uit te voeren om vanbepaalde gunstige omstandigheden te pro-fiteren of zelfs om anderen uit te buiten,zonder een echte bijdrage te leveren aan hetontstaan van een stabiel, productief en soci-aal systeem voor de plaatselijke samenle-ving, hetgeen een onontbeerlijke voorwaar-de voor een duurzame ontwikkeling vormt.

95. Vgl. id., 24: a.w.,269.

96. Vgl. EncycliekCentesimus annus,36: a.w., 838-840.

97. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 24: a.w., 269.

2009 • 16230

Page 31: LIEFDE EN WAARHEID

41. In dit verband is het van groot nut eropte wijzen dat economische bedrijvigheidmeerdere waarden omvat, en deze steedsmeer moet vervullen. De reeds lange tijdprevalerende combinatie van markt en staatheeft ons eraan gewend doen raken enerzijdsalleen te denken aan de particuliere onder-nemer van de kapitalistische soort, enanderzijds aan de leiders van staatsonderne-mingen. In werkelijkheid is een gedifferen-tieerd begrip van economische bedrijvigheidvereist. Dat volgt uit een serie van meta-eco-nomische beweegredenen. De economischebedrijvigheid heeft een menselijke betekenis,die boven de beroepsmatige gaat.98 Dezevormt onderdeel van alle werk, als dit als“actus personae”99 wordt beschouwd. Daar-om is het goed iedere werknemer de moge-lijkheid te bieden zijn persoonlijke bijdragete leveren, zodat hij zichzelf “bewust is dathij ‘voor eigen zaak’ werkt”.100 Niet toevalligheeft Paus Paulus VI geleerd dat “ieder diewerkt in zekere zin schepper is”.101 Juist omrecht te doen aan de behoeften en de waar-digheid van de werkende mens, evenals aande behoeften van de samenleving, zijn erverschillende soorten ondernemingen, veelmeer dan het enkele onderscheid tussen“particuliere onderneming” en “staatsonder-neming” aangeeft. Ieder daarvan vereist enverwezenlijkt een bijzondere bedrijfskundi-ge bekwaamheid. Om te komen tot een eco-nomie die zich in de nabije toekomst indienst kan stellen van het nationale en hetwereldwijde algemeen welzijn, is het zinvolaan deze vérstrekkende betekenis van eco-nomische bedrijvigheid aandacht te schen-ken. Deze meeromvattende kijk bevordert deuitwisseling en de wederzijdse beïnvloedingvan de verschillende soorten van economi-sche bedrijvigheid, met een stroom van des-kundigheid van organisaties zonder winst-oogmerk naar organisaties metwinstoogmerk en omgekeerd, van hetpublieke terrein naar de burgermaatschap-

pij, van geavanceerde economieën naar dievan ontwikkelingslanden.

Ook het politieke gezag omvat meerderewaarden, die op de weg naar de verwezen-lijking van een nieuwe sociaal-verantwoor-delijke en naar menselijke maat ingerichteeconomisch-productieve orde niet vergetenmogen worden. Zoals men over de gehelewereld een gedifferentieerde economischebedrijvigheid wil stimuleren, zo moet ookeen gespreid, en op verschillende niveauswerkend, politiek gezag worden bevorderd.De onderling vergroeide economie van onzetijd elimineert de rol van de staten niet,doch verplicht eerder de regeringen tot eennauwere samenwerking. Wijsheid en ver-stand sporen ertoe aan niet te snel het eindevan de staat uit te roepen. Met het oog opde oplossing van de huidige crisis zien weeen groei van de rol van de staat, die veelbevoegdheden juist weer terug krijgt. Er zijnook landen waar de opbouw of wederop-bouw van de staat bovendien een sleutelrolin hun ontwikkeling speelt. De internatio-nale hulp zou, in het kader van een solidairplan voor de oplossing van de huidige eco-nomische problemen, juist de versterkingvan de constitutionele, juridische enbestuurlijke structuren in de landen waardeze nog niet volkomen op orde zijn, moe-ten bevorderen. Naast economische hulp iser behoefte aan ondersteuning om degaranties te versterken die eigen zijn aan derechtsstaat: een doeltreffend systeem vanopenbare orde en gevangeniswezen, metinachtneming van de mensenrechten, enwerkelijk democratische instellingen. Destaat moet niet overal dezelfde vorm heb-ben: de steun ter versterking van zwakkeconstitutionele systemen kan op uitstekendewijze door de ontwikkeling van andere poli-tieke instanties naast de staat begeleid wor-den, instanties van culturele, sociale, regio-nale of religieuze aard. De opbouw van het

98. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,32: a.w., 832-833;Paulus VI, EncycliekPopulorum progres-sio, 25: a.w., 269-270.

99. Johannes PaulusII, EncycliekLaborem Exercens,24: a.w., 637-638.

100. Id., 15: a.w.,616-618.

101. EncycliekPopulorum progres-sio, 27: a.w., 271.

163 • 2009 31

Page 32: LIEFDE EN WAARHEID

politieke gezag op plaatselijk niveau, op hetniveau van de nationale en internationaleburgermaatschappij en op het niveau vande bovennationale en wereldwijde gemeen-schap, is ook een van de belangrijkstemanieren om richting te geven aan de eco-nomische globalisering. Het is de bestemanier om te verhinderen dat deze de factode fundamenten van de democratie onder-mijnt.

42. Soms constateert men een fatalistischementaliteit ten opzichte van de globalise-ring, alsof er sprake zou zijn van een dyna-miek van onpersoonlijke, anonieme krach-ten en van structuren die onafhankelijk zijnvan de menselijke wil.102 Wat dit betreft ishet goed in herinnering te roepen dat deglobalisering zeker een socio-economischproces vormt, maar dat dit niet de enigedimensie ervan is. Achter het duidelijkzichtbare proces staat een in toenemendemate met elkaar vervlochten mensheid. Diewordt gevormd door personen en volken,voor wie dit proces tot nut en tot ontwikke-ling moet strekken,103 doordat zowel de indi-viduen alsook de gemeenschap hun respec-tieve verantwoordelijkheden op zich nemen.Het overwinnen van grenzen is niet alleeneen materiële aangelegenheid maar, waarhet oorzaak en gevolg betreft, ook een cul-turele kwestie. Als globalisering determinis-tisch geïnterpreteerd wordt, gaan de criteriavoor de evaluatie en organisatie ervan ver-loren. Globalisering is een menselijke reali-teit, waarachter zich verschillende culturelestromingen kunnen bevinden, die zorgvul-dig afgewogen moeten worden. De waar-heid van het globaliseringsproces en hetfundamentele ethische criterium ervan zijngegeven in de eenheid van de familie van demensheid en het vorderingen maken in hetgoede. Daarom is een onophoudelijke inzetnodig voor de bevordering van een persona-listische en gemeenschappelijke, alsook een

voor transcendentie openstaande, cultureleoriëntatie van het wereldomvattende inte-gratieproces.

Ondanks enkele structureel bepaalde dimen-sies, die niet te loochenen zijn, maar even-min verabsoluteerd moeten worden, is “glo-balisering a priori goed noch slecht.Globalisering zal zijn wat de mensen ervanmaken”.104 Wij mogen geen slachtoffers zijnmaar moeten vormgevers worden, door ver-standig te handelen en ons te laten leidendoor de liefde en de waarheid. Blinde tegen-stand zou een verkeerde houding zijn, eenvooroordeel dat er uiteindelijk toe zou lei-den een proces te miskennen, dat ook velepositieve kanten heeft, en zo het gevaar telopen een grote kans te verspelen deel tenemen aan de veelsoortige ontwikkelings-mogelijkheden, dat dit toch biedt. De opjuiste wijze geplande en uitgevoerde globa-liseringsprocessen maken op wereldwijdniveau een grote herverdeling van de rijk-dom mogelijk, zoals die er nog nooit isgeweest. Als deze processen echter slechtgestuurd worden, kunnen ze daarentegenleiden tot een toename van armoede enongelijkheid, en zouden met een crisis degehele wereld kunnen aansteken. Het isnodig ook de zware onvolkomenheden vandeze processen uit de wereld te helpen, dienieuwe verdeeldheden tussen volken enbinnen volken veroorzaken, en ervoor zor-gen dat de herverdeling van de rijkdom nietplaatsvindt middels een herverdeling van dearmoede, of deze zelfs doet toenemen, het-geen een slechte omgang met de huidigesituatie zou kunnen doen vrezen. Men heeftlange tijd gedacht dat de arme volken in eenvan tevoren vastgelegd ontwikkelingsstadi-um zouden moeten blijven en genoegenmoeten nemen met de filantropie van deontwikkelde volken. Tegen die mentaliteitheeft Paus Paulus VI in de encycliek Popu-lorum progressio stelling genomen. Van-

102. Vgl.Congregatie voor deGeloofsleer,Instructie over dechristelijke vrijheiden de bevrijdingLibertatis conscien-tia (22 maart 1986),74: AAS 79 (1987),587.

103. Vgl. JohannesPaulus II, Interviewmet het Katholiekedagblad “La Croix”van 20 augustus1997.

104. JohannesPaulus II, Toespraaktot de PauselijkeAcademie vanSocialeWetenschappen (27april 2001):Insegnamenti, XXIV,1 (2001), 800.

2009 • 16432

Page 33: LIEFDE EN WAARHEID

daag de dag zijn de ter beschikking staandemateriële mogelijkheden om deze volken uitde armoede te redden potentieel groter danvroeger, maar ze zijn voornamelijk in beslaggenomen door de ontwikkelde volken zelf,die meer konden profiteren van het procesvan de liberalisering van de mobiliteit vankapitaal en arbeidskracht. De wereldwijdeuitbreiding van de welstand mag daaromniet door egoïstische, protectionistische endoor individuele belangen geleide projectenworden afgeremd. De betrokkenheid vanjonge industrielanden en ontwikkelingslan-den maakt vandaag de dag een betereomgang met de crisis mogelijk. De bij hetglobaliseringsproces behorende veranderingbrengt grote moeilijkheden en gevaren metzich mee, die alleen overwonnen kunnenworden als men zich bewust is van deantropologische en ethische geest, die uit dediepte de globalisering zelf in de richtingvan een solidaire humanisering leidt. Helaaswordt die geest dikwijls bedolven en onder-drukt door individualistisch en utilitaris-tisch gekleurde ethisch-culturele zienswij-zen. De globalisering is een gecompliceerdverschijnsel met vele facetten, dat in de ver-scheidenheid en eenheid van al zijn dimen-sies – inclusief de theologische – begrepenmoet worden. Zo zal het mogelijk zijn deglobalisering van de mensheid in de zin vanrelatie, gemeenschap en deelname te levenen richting te geven.

165 • 2009 33

Page 34: LIEFDE EN WAARHEID

HOOFDSTUK IV: ONTWIKKELING VAN DEVOLKEN, RECHTEN EN PLICHTEN, MILIEU

43. “De feitelijke solidariteit van alle mensenbrengt voor ons niet alleen voordelen mee,maar legt ons ook verplichtingen op”.105 Veelmensen matigen zich tegenwoordig aan datze niemand iets verschuldigd zijn, behalvezichzelf. Ze denken dat ze alleen rechtenhebben en hebben het er dikwijls erg moei-lijk mee een verantwoordelijkheid voor huneigen en de integrale ontwikkeling vananderen te laten rijpen. Daarom is hetbelangrijk een nieuwe overdenking op gangte brengen over het feit dat rechten plichtenvooronderstellen, willen de rechten niet totwillekeur vervallen.106 Wij beleven vandaagde dag een beklemmende tegenstrijdigheid.Terwijl men van de ene kant aanspraakmaakt op vermeende rechten, die willekeu-rig en genotzuchtig van aard zijn, onder hetvoorwendsel dat ze door overheidsstructu-ren worden erkend en bevorderd, wordenvan de andere kant de elementaire grond-rechten van een groot deel van de mensheidontkend en geschonden.107 Vaak kan samen-hang worden vastgesteld tussen de aan-spraak op het recht op overvloed, en zelfsop overtreding en ondeugd, in de welvaren-de samenlevingen, en het gebrek aan voed-sel, drinkwater, onderwijs of medischebasiszorg in sommige onderontwikkeldedelen van de wereld, zoals aan de rand vangrote wereldsteden. De samenhang bestaatdaaruit dat de individuele rechten, als dievan een zingevend kader van plichten wor-den losgemaakt, krankzinnig worden en lei-den tot een praktisch grenzeloze en alle cri-teria ontberende spiraal van eisen. Deoverdrijving van rechten mondt uit in hetverzuim van plichten. Plichten beperken derechten, omdat ze wijzen op het antropolo-gisch en ethisch kader, in de waarheidwaarvan ook de rechten moeten worden

ingevoegd, om niet tot willekeur te worden.De plichten versterken derhalve de rechtenen bieden de verdediging en de bevorderingdaarvan aan als opgave in dienst van hetgoede. Als daarentegen de rechten van demens alleen gebaseerd zijn op de beslissin-gen van een vergadering van burgers, kun-nen die op ieder moment veranderd worden,en daarom verzwakt in het algemeenbewustzijn de plicht om ze te eerbiedigen ente onderhouden. De regeringen en de inter-nationale instellingen kunnen dan de objec-tiviteit en de “autonomie” van de rechtenbuiten beschouwing laten. Als dat gebeurt,is de echte ontwikkeling van de volken ingevaar.108 Een dergelijke mentaliteit brengthet aanzien van internationale organisatiesin diskrediet, in het bijzonder in de ogenvan die landen die het meest behoefte aanontwikkeling hebben. Die eisen namelijk datde internationale gemeenschap de plicht opzich neemt hen te helpen “bouwmeestersvan hun eigen lot” 109 te zijn, dat wil zeggenook zelf plichten op zich te nemen. Hetdelen van wederzijdse plichten zet veel ster-ker aan tot actie dan het alleen maar aan-spraak maken op rechten.

44. Bij het begrip van rechten en plichtenaangaande ontwikkeling moet ook rekeningworden gehouden met de onderling samen-hangende problemen wat betreft de bevol-kingsgroei. Het gaat hier om een heelbelangrijk aspect van echte ontwikkeling,omdat het de onvervreemdbare waardenvan het leven en het gezin raakt.110 In debevolkingsgroei de hoofdoorzaak vanonderontwikkeling te zien is – ook in eco-nomisch opzicht – onjuist. Men hoeftslechts enerzijds te denken aan de groteafname van kindersterfte en de stijging vande gemiddelde leeftijd in economisch ont-wikkelde landen, en anderzijds aan de dui-delijke tekenen van crisis in samenlevingendie een verontrustende geboortedaling ver-

105. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 17: a.w., 265-266.

106. Vgl. JohannesPaulus II, Boodschapter gelegenheid vanWereldvrededag2003, 5: AAS 95(2003), 343.

107. Vgl. id.

108. Vgl. BenedictusXVI., Boodschap tergelegenheid vanWereldvrededag2007 , 13: a.w., 781-782.

109. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 65: a.w., 289.

110. Id., 36-37: a.w.,275-276.

2009 • 16634

Page 35: LIEFDE EN WAARHEID

tonen. Er moet uiteraard aandacht wordenbesteed aan verantwoordelijke voortplan-ting, die ondermeer een positieve bijdragelevert aan de integrale ontwikkeling van demens. De Kerk, die hart heeft voor de wareontwikkeling van de mens, raadt hem drin-gend aan alomvattende eerbied voor men-selijke waarden te hebben, en dat geldt ookvoor het omgaan met seksualiteit: die kanniet worden gereduceerd tot een slechtshedonistische en speelse handeling, zoalsmen de seksuele opvoeding ook niet kanreduceren tot een technische instructie, dieer enkel op gericht is de betrokkenen vooreventuele besmetting of voor het “risico”van voortplanting te behoeden. Dat zougelijkstaan met verarming en geringschat-ting van de diepe betekenis van seksualiteit,die echter zowel door het individu als doorde samenleving erkend en op verantwoorde-lijke wijze aanvaard moet worden. Die ver-antwoordelijkheid verbiedt namelijk zowelseksualiteit slechts te beschouwen als bronvan lust, alsook die te regelen door politiekemaatregelen van gedwongen geboorterege-ling. In beide gevallen is sprake van mate-rialistische opvattingen en de politieke vert-aling daarvan, waardoor mensen uiteindelijkverschillende vormen van geweld onder-gaan. Op dit gebied moet men de eerstver-antwoordelijkheid van het gezin111 tegenoverdie van de staat en zijn beperkende politiekemaatregelen stellen, alsook ervoor zorgendat ouders in dezen goed onderricht worden.

Moreel verantwoordelijke openheid voor hetleven is een sociale en economische rijkdom.Grote naties hebben zich, mede dankzij hetgrote aantal en de bekwaamheden van huninwoners, op kunnen werken uit armoede.Omgekeerd ervaren eens bloeiende natiesthans, tengevolge van de geboortedaling,een periode van onzekerheid en in sommigegevallen zelfs van achteruitgang – een cru-ciaal probleem juist voor welvaartsstaten.

De geboortedaling, die het bevolkingscijfersoms tot onder de kritische demografischegrens doet zakken, veroorzaakt ook een cri-sis in de sociale hulpverlening, leidt tot ver-hoging van de kosten, doet de spaartegoe-den krimpen en – als gevolg daarvan – devoor investeringen noodzakelijke financiëlemiddelen, reduceert de beschikbaarheid vangekwalificeerde arbeidskrachten en vermin-dert het reservoir van “knappe koppen”,waaruit men voor de behoeften van de natiedient te putten. Daarnaast kunnen kleine,soms zeer kleine, gezinnen het risico lopendat de sociale betrekkingen worden ver-waarloosd en er te weinig wordt gezorgdvoor doeltreffende vormen van solidariteit.Deze situaties maken de symptomen duide-lijk van een gering vertrouwen in de toe-komst, evenals van morele vermoeidheid.Daarom wordt het een sociale en zelfs eco-nomische noodzaak de jonge generatiesweer de schoonheid van het gezin en hethuwelijk te doen inzien, evenals het feit datdeze instellingen overeenkomen met dediepste behoeften van het hart en van dewaardigheid van de mens. Met het oog hier-op worden staten opgeroepen politiekemaatregelen te treffen die de centrale positieen de integriteit van het op het huwelijk vaneen man en een vrouw gebaseerde gezin, “deeerste, levenskrachtige cel van de maat-schappij”,112 te bevorderen, door ook verant-woordelijkheid te nemen voor de economi-sche en financiële problemen, meteerbiediging van het op relatie berustendekarakter ervan.

45. Antwoorden op de diepste morele aan-spraken van de mens hebben ook belangrij-ke en weldadige effecten op economischniveau. De economie heeft namelijk, omgoed te functioneren, de ethiek nodig; nietzomaar een ethiek, maar een mensvriende-lijke ethiek. Tegenwoordig wordt er veelgesproken over ethiek op het gebied van

111. Vgl. id., 37: a.w.,275-276.

112. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,Dekreet over hetLekenapostolaatApostolicam actuo-sitatem, 11.

167 • 2009 35

Page 36: LIEFDE EN WAARHEID

economie, financiën en ondernemingen. Erontstaan studiecentra en opleidingspro-gramma’s voor business ethics; in de wereldvan de hoogontwikkelde landen verbreidtzich, als onderdeel van de beweging die isontstaan rondom de sociale verantwoorde-lijkheid van de onderneming, het systeemvan de ethische certificaten. Banken biedenzogenaamde “ethische” bankrekeningen eninvesteringsfondsen aan. Er wordt “ethischefinanciering” ontwikkeld, in het bijzonderdoor microkrediet en meer in het algemeendoor microfinanciering. Deze ontwikkelin-gen vragen om erkenning en verdienenbrede ondersteuning. Hun positieve uitwer-king is ook in minder ontwikkelde delenvan de wereld waar te nemen. Het is echtergoed ook een deugdelijk onderscheidings-criterium op te stellen, daar er een zekere‘slijtage’ van het woord “ethisch” geconsta-teerd kan worden dat, als het algemeengebruikt wordt, ook heel verschillende bete-kenissen kan hebben. Dat kan zover gaan,dat onder de dekmantel van dat woord keu-zes worden gemaakt en beslissingen geno-men, die in tegenspraak zijn met de gerech-tigheid en het ware welzijn van de mens.

Veel hangt namelijk af van het morele refe-rentiekader. Aangaande dit onderwerp kande sociale leer van de Kerk een bijzonderebijdrage leveren, die gebaseerd is op deschepping van de mens als “beeld en gelij-kenis van God” (Gen. 1,27), een feit waar-van zowel de onaantastbare waardigheidvan de menselijke persoon, als de transcen-dente waarde van de natuurlijke, morelenormen zijn afgeleid. Een economischeethiek die van deze twee zuilen zou afzien,zou het onvermijdelijke gevaar lopen demorele kwaliteit te verliezen en zich totinstrument te laten maken; nog juistergezegd, die zou riskeren ondergeschikt teworden aan de bestaande economische enfinanciële systemen, in plaats van de mis-

standen daarvan te corrigeren. Zo’n ethiekzou uiteindelijk ondermeer ook de financie-ring van ethisch niet te verantwoorden pro-jecten rechtvaardigen. Verder mag hetwoord “ethisch” niet gebruikt worden omideologisch onderscheid aan te brengen, alsmen daarmee te verstaan geeft dat initiatie-ven die zich niet formeel met deze aandui-ding sieren, niet ethisch zouden zijn. Menmoet zich er niet alleen voor inspannen –deze opmerking is hier van wezenlijkbelang! – dat er “ethische” sectoren en ter-reinen op het gebied van de economie of hetgeldwezen ontstaan, maar dat de geheleeconomie en het gehele geldwezen ethischzijn en niet alleen door een uiterlijke etiket-tering, maar door het eerbiedigen van deeisen die behoren tot het wezen van hunnatuur. Wat dit betreft is de meest recentesociale leer van de Kerk heel duidelijk, alszij eraan herinnert dat de economie, metalle deelgebieden, zelf een deelgebied vande veelsoortige menselijke activiteit is.113

46. Als men de thematiek beschouwt, diezich bezig houdt met de relatie tussenonderneming en ethiek, evenals de ontwik-keling die het productiesysteem doormaakt,dan lijkt het alsof het tot nu algemeen ver-breide onderscheid tussen bedrijven metwinstoogmerk (profit) en organisaties zon-der winstoogmerk (non profit) niet langer instaat is rekenschap te geven van de daad-werkelijke situatie of effectief vorm te gevenaan toekomstige ontwikkelingen. In de laat-ste decennia is een breed gebied ontstaandat tussen beide soorten onderneming inligt. Het bestaat uit traditionele onderne-mingen, die echter toch overeenkomstenvoor hulp aan onderontwikkelde landenhebben ondertekend, uit caritatieve instel-lingen die gepromoot worden door indivi-duele bedrijven, uit groepen van onderne-mingen die gericht zijn op doelen metsociaal nut, uit de bonte wereld van de ver-

113. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 14: a.w., 264;Johannes Paulus II,EncycliekCentesimus annus,32: a.w., 832-833.

2009 • 16836

Page 37: LIEFDE EN WAARHEID

tegenwoordigers van de zogenaamde open-bare economie en de gemeenschapsecono-mie. Het gaat niet alleen om een “derde sec-tor”, maar om een nieuwe, omvangrijke,samengestelde werkelijkheid, die de particu-liere en de openbare sector omvat en winstniet uitsluit, doch die beschouwt als middelvoor de verwezenlijking van menselijke ensociale doelen. De vraag of deze onderne-mingen de winsten al dan niet verdelen, ofdat ze een of andere structuur hebben, die isvoorzien door bestaande juridische regels, isvan secundair belang, gegeven hun bereid-heid de winst te zien als middel om tekomen tot een vermenselijking van demarkt en de samenleving. Het is te wensendat deze nieuwe bedrijfsvormen in alle lan-den ook een bijpassende juridische en fisca-le structuur zullen vinden. Zonder de tradi-tionele bedrijfsvormen iets van huneconomische betekenis en nut te ontnemen,zorgen de nieuwe vormen ervoor dat hetsysteem zich ontwikkelt tot een meer helde-re en volkomen aanvaarding van de ver-plichtingen van de kant van de vertegen-woordigers van het bedrijfsleven. En nietalleen dat. Juist de veelsoortigheid van deinstitutionele bedrijfsvormen zou een men-selijkere en tegelijkertijd concurrerendemarkt moeten doen ontstaan.

47. De toename van de verschillende soor-ten ondernemingen, en in het bijzonder vandiegene die in staat zijn winst te zien alseen middel om het doel van de vermenselij-king van de markt en van de samenleving tebereiken, moet ook nagestreefd worden indie landen die lijden onder uitsluiting ofmarginalisering van de globale economi-sche kringloop. Daar is het zeer belangrijkprojecten van subsidiariteit te presenteren,op aangepaste wijze ontworpen en geleid,die bovenal rechten trachten te bevestigen,maar waarbij ook altijd de overname vanovereenkomstige verantwoordelijkheden

wordt voorzien. In de bijdragen tot ontwik-keling moet het principe van de centraleplaats van de menselijke persoon veiliggesteld worden, die het subject is dat op deeerste plaats de verplichting tot ontwikke-ling op zich moet nemen. De belangrijkstezorg is de verbetering van de levenssituatievan concrete mensen in een bepaald gebied,zodat zij de verplichtingen kunnen nako-men die zij door de noodsituatie waarin zeverkeren niet kunnen vervullen. Die zorgkan nooit een abstracte houding zijn. Omaan de individuele situaties te worden aan-gepast, moeten ontwikkelingsprogramma’sflexibel zijn; en de mensen die de hulp krij-gen moeten direct betrokken worden bij deplanning van het project en tot de belang-rijkste uitvoerders ervan worden gemaakt.Ook is het noodzakelijk de criteria van eenstapsgewijze en begeleidende voortgang –inclusief de voortdurende controle van deresultaten – toe te passen, daar er geen uni-verseel geldige recepten zijn. Veel hangt afvan de concrete uitvoering van de hulppro-gramma’s. “Omdat alle volken de bewerkerszijn van hun eigen ontwikkeling, ligt deverantwoordelijkheid daarvoor allereerst bijhenzelf; zij zullen haar echter onmogelijkkunnen verwerkelijken, wanneer zij vanelkaar geïsoleerd blijven leven”.114 Met hetoog op de consolidering van de voortschrij-dende eenwording van de aarde, winnendeze woorden van Paus Paulus VI nog meeraan kracht. De dynamiek van mensen erbijbetrekken heeft niets mechanisch. Oplossin-gen moeten op basis van een zorgvuldigeinschatting precies op het leven van de vol-ken en concrete personen toegesneden wor-den. Naast grote projecten is er behoefteaan kleine projecten en bovenal aan deactieve mobilisering van alle leden van deburgermaatschappij, zowel rechtspersonenals natuurlijke personen. 114. Paulus VI,

EncycliekPopulorum progres-sio, 77: a.w., 295.

169 • 2009 37

Page 38: LIEFDE EN WAARHEID

Internationale samenwerking heeft behoefteaan mensen die door de solidariteit van hunaanwezigheid, begeleiding, vorming enrespect delen in het economische en mense-lijke ontwikkelingsproces. Vanuit ditgezichtspunt zouden internationale organi-saties zelf wel eens naar de daadwerkelijkeeffectiviteit van hun dikwijls veel te durebureaucratische bestuursapparaten mogenkijken. Soms komt het voor dat de degenendie hulp ontvangen voor de hulpverlenerstot middel worden en de armen dienen omdure bureaucratieën overeind te houden, dieomwille van hun eigen voortbestaan veel tehoge bedragen voor zichzelf houden uit definanciële middelen, die eigenlijk voor ont-wikkeling bestemd zouden moeten worden.Het zou dus te wensen zijn, dat alle interna-tionale instellingen en niet-gouvernemente-le organisaties zich zouden verplichten toteen grotere transparantie, door de gevers,alsook het grote publiek, te informeren overwelk percentage van de ontvangen geldenvoor het samenwerkingsprogramma bestemdis, over de werkelijke inhoud van zulke pro-gramma’s en uiteindelijk over de verdelingvan de uitgaven van de instelling zelf.

48. Het thema van ontwikkeling is vandaagde dag sterk gebonden aan de verplichtin-gen die voortkomen uit de relatie van demens met het natuurlijke milieu. Het milieuis een gave van God aan alle mensen. Deomgang ermee vormt voor ons een verant-woordelijkheid jegens de armen, de toekom-stige generaties en de gehele mensheid. Alsde natuur, en bovenal de mens, als productvan toeval of evolutionair determinismewordt beschouwd, wordt het verantwoorde-lijkheidsgevoel van het geweten zwakker.De gelovige erkent daarentegen in de natuurhet wonderbaarlijke werk van het schep-pend ingrijpen van God, dat de mens ver-antwoordelijk mag gebruiken, om met eer-bied voor het innerlijk evenwicht van de

schepping zelf, zijn rechtmatige materiëleen geestelijke behoeften te bevredigen. Alsdeze zienswijze verdwijnt, zal ten slotte demens de natuur ofwel beschouwen als eenonaantastbaar taboe of haar, in tegendeel,uitbuiten. Noch de ene, noch de anderehouding strookt met de christelijke kijk opde natuur, die de vrucht van Gods schep-ping is.

De natuur geeft uitdrukking aan een planvan liefde en waarheid. Ze is er eerder danwij en wordt ons door God geschonken alslevensruimte. Zij spreekt tot ons over deSchepper (vgl. Rom. 1,20) en over Zijn lief-de tot de mens. Ze is ertoe bestemd aan heteinde der tijden met Christus “verenigd teworden” (vgl. Ef. 1,9-10; Kol. 1, 19-20). Zois ze ook een “roeping”.115 De natuur staatons niet ter beschikking als “een hoop toe-vallig verstrooid afval” 116, maar als een gavevan de Schepper, die in haar een inherenteordening heeft gegrift, opdat de mens daar-uit de aangeboden mogelijkheden haalt “omhaar te bewerken en te beheren” (Gen.2,15).Maar ook moet worden benadrukt dat het integenspraak is met de ware ontwikkelingom de natuur belangrijker te vinden dan demenselijke persoon. Deze instelling verleidttot nieuw heidendom of een nieuw pan-theïsme: uit een zuiver naturalistisch begre-pen natuur alleen kan men het heil voor demens niet afleiden. Toch moet men ook detegenovergestelde houding afwijzen, diestreeft naar een volledige vertechniseringvan de natuur, omdat het natuurlijke milieuniet alleen materie is waarover wij naarbelieven kunnen beschikken, maar het won-derbare werk van de Schepper, dat een“grammatica” in zich draagt voor doelen encriteria voor een wijs, en niet slechts func-tioneel en willekeurig gebruik. Veel schadevoor de ontwikkeling komt vandaag de dagvoort uit deze verwrongen opvattingen. Hetvolledig terugbrengen van de natuur tot een

115. JohannesPaulus II, Boodschapter gelegenheid vanWereldvrededag1990, 6: AAS 82(1990), 150.

116. Heraclitus vanEfeze (ca. 535-475v. Chr.), Fragment22B124, in: H.Diehls – W. Kranz,Die Fragmente derVorsokratiker,Weidmann, Berlijn1952; 6de druk.

2009 • 17038

Page 39: LIEFDE EN WAARHEID

aantal eenvoudige gegevens blijkt uiteinde-lijk de bron te zijn van het geweld jegenshet milieu en leidt tot respectloos handelenjegens de natuur van de mens zelf. Daardeze niet alleen uit materie maar ook uitgeest bestaat, en als zodanig rijk aan zin ente bereiken transcendente doelen is, is zijook normatief voor de cultuur. De mensinterpreteert en vormt het natuurlijke milieudoor de cultuur, die van haar kant bepaaldwordt door de verantwoordelijke vrijheid,die de geboden van de morele wet in achtneemt. Projecten voor een totale menselijkeontwikkeling mogen daarom de toekomsti-ge generaties niet uit het oog verliezen,maar moeten gekarakteriseerd worden doorsolidariteit en gerechtigheid tussen de gene-raties, rekening houdend met veelsoortigeaspecten – op ecologisch, juridisch, econo-misch, politiek en cultureel gebied.117

49. Bij de vragen die samenhangen met dezorg voor en het behoud van het milieumoet vandaag de dag rekening wordengehouden met het daarmee samenhangendeenergieprobleem. Het opkopen van niet-her-nieuwbare energiebronnen door sommigestaten, invloedrijke groepen en onderne-mingen vormt namelijk een zwaarwegendobstakel voor de ontwikkeling van de armelanden. Die beschikken noch over de econo-mische middelen om zich toegang te ver-schaffen tot de bestaande, niet-hernieuwba-re energiebronnen, noch kunnen zeonderzoek financieren naar nieuwe en alter-natieve bronnen van energie. Het opkopenvan natuurlijke hulpbronnen, die zich inveel gevallen juist in de arme landen bevin-den, leidt tot uitbuiting en veelvuldige con-flicten tussen naties en ook binnen de lan-den zelf. Zulke conflicten worden dikwijlsjuist op het grondgebied van die landen uit-gevochten, waarbij een zware tol wordtgeëist van dood, vernietiging en verder ver-val. De internationale gemeenschap heeft de

onontkoombare opgave om met institutio-nele middelen paal en perk te stellen aan deexploitatie van niet-hernieuwbare hulp-bronnen, en daarbij ook de arme landen tebetrekken, om samen met hen plannen voorde toekomst te maken.

Ook hier bestaat de dringende morele nood-zaak van een hernieuwde solidariteit, in hetbijzonder wat betreft de betrekkingen tus-sen de ontwikkelingslanden en de hoog-geïndustrialiseerde landen.118 De technolo-gisch geavanceerde samenlevingen kunnenen moeten hun energiegebruik verminderen,doordat de productie in de verwerkendeindustrie zich verder ontwikkelt, maar ookdoordat er zich onder de burgers een groteregevoeligheid voor het milieu verspreidt.Bovendien moet men daaraan toevoegendat het vandaag de dag mogelijk is zowel deenergiecapaciteit te verbeteren, als tegelij-kertijd onderzoek naar alternatieve energie-bronnen te bespoedigen. Er is echter ookeen wereldwijde herverdeling van energie-reserves noodzakelijk, zodat ook landen dieniet over eigen bronnen beschikken daartoegang toe kunnen krijgen. Hun lot magniet liggen in de handen van degene die heteerst komt of afhankelijk zijn van het rechtvan de sterkste. Het gaat hier om aanzienlij-ke problemen die, als ze op passende wijzeaangepakt zullen worden, van iedereen deverantwoordelijke bewustwording vereistvan de gevolgen die de volgende generatieszullen treffen, vooral de zeer vele jongerenbij de arme volken die “een actief aandeel inde opbouw van een menselijker wereld [ver-langen]”.119

50. Deze verantwoordelijkheid geldt wereld-wijd, want die betreft niet alleen energiemaar de gehele schepping, die wij niet uit-geput aan de nieuwe generatie mogen nala-ten. Het is de mens toegestaan een verant-woordelijk rentmeesterschap over de natuur

117. Vgl. PauselijkeRaad voorGerechtigheid enVrede, Compendiumvan de Sociale Leervan de Kerk, Nrs.451-487.

118. Vgl. JohannesPaulus II, Boodschapter gelegenheid vanWereldvrededag1990, 10: AAS 82(1990), 152-153.

119. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 65: a.w., 289.

171 • 2009 39

Page 40: LIEFDE EN WAARHEID

uit te oefenen, om deze te beschermen, tegebruiken en ook op nieuwe manieren enmet geavanceerde technologieën te cultive-ren, zodat zij de bevolking die haarbewoont waardig onderdak en voedsel kanverschaffen. Er is op onze wereld vooriedereen plaats; hier moet de gehele familievan de mensheid de noodzakelijke hulp-bronnen vinden, om met de hulp van denatuur zelf – het geschenk van God aan Zijnkinderen – en met de inzet van eigen werken vindingrijkheid, waardig te leven. Wijmoeten echter ook wijzen op de zeer ernsti-ge verplichting de aarde door te geven aantoekomstige generaties, in een zodanigetoestand dat ook zij haar waardig kunnenbewonen en haar verder cultiveren. Dithoudt in dat we het tot onze plicht moetenrekenen “gezamenlijke beslissingen tenemen na een verantwoorde afweging tenaanzien van de weg die moet worden inge-slagen, beslissingen die gericht zijn op deversterking van het verbond tussen de men-sen en het milieu, een verbond dat eenweerspiegeling moet zijn van de creatieveliefde van God, van wie wij komen en naarwie wij op weg zijn”.120 Men kan alleen maarwensen dat de internationale gemeenschapen de individuele regeringen effectief kun-nen verhinderen dat het milieu op schade-lijk wijze wordt geëxploiteerd. Het is even-eens noodzakelijk dat de bevoegdeautoriteiten er zich volledig voor inzettendat de economische en sociale kosten voorhet gebruik van algemene milieubronnenopenlijk worden erkend, en volledig wordengedragen door de degenen die ervan pro-fiteren, en niet door andere volken of toe-komstige generaties. De bescherming vanhet milieu, van hulpbronnen en van het kli-maat vereist dat allen die op internationaalvlak verantwoordelijkheid dragen gezamen-lijk handelen en bereid zijn te werken ingoed vertrouwen, in overeenstemming metde wet en in solidariteit met de zwakste

regio’s van onze planeet.121 Een van degrootste opgaven van de economie is nujuist het efficiënte gebruik van de hulpbron-nen, niet het verkwisten ervan, waarbij menzich ervan bewust moet zijn dat het begripefficiëntie niet waardeneutraal is.

51. De gedragspatronen volgens welke demens het milieu behandelt beïnvloeden degedragspatronen volgens welke hij zichzelfbehandelt en omgekeerd. Dat daagt de huidi-ge samenleving ertoe uit ernstig na te den-ken over haar levensstijl, die in veel delenvan de wereld neigt tot hedonisme en con-sumentisme en onverschillig staat tegenoverde daaruit voortvloeiende schade.122 Noodza-kelijk is een waarachtige verandering vangezindheid, die ons aanspoort tot het aan-nemen van nieuwe levenswijzen, “waarinhet zoeken naar het ware, het schone en hetgoede en de gemeenschap met andere men-sen de elementen zijn voor een gezamenlij-ke groei, die de keuzen bepalen wat betreftconsumptie, sparen en de investeringen”.123

Iedere beschadiging van burgerlijke solida-riteit en vriendschap schaadt het milieu,zoals anderzijds milieuschade ontevreden-heid in sociale betrekkingen veroorzaakt.Vooral in onze tijd is de natuur zo zeergeïntegreerd in de sociale en cultureledynamiek, dat ze bijna geen onafhankelijkevariabele meer vormt. De voortschrijdendewoestijnvorming en de afnemende produc-tiviteit van sommige agrarische gebiedenzijn ook het gevolg van de verarming en deachtergebleven ontwikkeling van de plaat-selijke bewoners. Door het bevorderen vande economische en de culturele ontwikke-ling van die bevolkingsgroepen beschermtmen ook de natuur. Hoeveel natuurlijkehulpbronnen worden bovendien niet dooroorlogen vernietigd! De vrede van volkenen tussen volken zou ook een groterebescherming van de natuur mogelijkmaken. Het opkopen van hulpbronnen, in

120. Benedictus XVI,Boodschap ter gele-genheid vanWereldvrededag2008, 7: AAS 100(2008), 41.

121. Vgl. BenedictusXVI., Toespraak totde Leden van deAlgemeneVergadering van deVerenigde Naties(18 april 2008):Insegnamenti IV, 1(2008), 618-626.

122. Vgl. JohannesPaulus II, Boodschapter gelegenheid vanWereldvrededag1990, 13: a.w., 154-155.

123. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,36: a.w., 838-840.

2009 • 17240

Page 41: LIEFDE EN WAARHEID

het bijzonder van water, kan ernstige con-flicten veroorzaken onder de betrokkenbevolking. Een vreedzame overeenstem-ming over het gebruik van de hulpbronnenkan de natuur, en tegelijk het welzijn van debetrokken samenlevingen, beschermen.

De Kerk draagt verantwoordelijkheid voor deschepping en moet die verantwoordelijkheidook in het openbaar kenbaar maken. En alszij dat doet, moet zij niet alleen de aarde,het water en de lucht verdedigen als gavenvan de schepping, die aan iedereen toebe-horen. Zij moet bovenal de mens bescher-men tegen zelfvernietiging. Er moet zoietszijn als een goed begrepen ecologie van demens. De beschadiging van de natuur hangtnamelijk nauw samen met de cultuur, dievorm geeft aan de menselijke samenleving.Als in de samenleving de “menselijke ecolo-gie” 124 geëerbiedigd wordt, profiteert de eco-logie van het milieu daar ook van. Zoals demenselijke deugden met elkaar verbondenzijn, zodat de verzwakking van één deugdook de andere in gevaar brengt, zo steunthet ecologische systeem op een plan datzowel de gezonde samenleving in de maat-schappij als de goede verhouding tenopzichte van de natuur betreft.

Om de natuur te beschermen is het nietgenoeg met aansporende of beperkendemaatregelen in te grijpen, en ook passendonderricht is niet voldoende. Dat zijnbelangrijke hulpmiddelen, maar het door-slaggevende probleem is het morele gedragvan de samenleving. Als het recht op levenen op een natuurlijke dood niet geëerbiedigdwordt, als conceptie, zwangerschap en degeboorte van de mens op kunstmatige wijzeplaats hebben, als embryo’s worden opge-offerd voor onderzoek, dan verdwijnt uit-eindelijk het begrip “menselijke ecologie”,en daarmee het begrip “ecologie van hetmilieu”, uit het algemeen bewustzijn. Het is

inconsequent van de nieuwe generatie weleerbied voor het natuurlijke milieu te eisen,indien opvoeding en wetgeving hen niethelpen eerbied voor zichzelf te hebben. Hetboek van de natuur is één en ondeelbaar,wat betreft het milieu, maar ook wat betrefthet leven en het terrein van seksualiteit,huwelijk, gezin, sociale betrekkingen, kort-om de integrale ontwikkeling van de mens.Onze plichten ten opzichte van het milieuzijn verbonden met de plichten die wijtegenover de mens op zich en met betrek-king tot anderen hebben. Men kan niet deene plicht eisen en de andere wegdrukken.Dit vormt een zwaarwegende tegenstrijdig-heid in de huidige mentaliteit en praktijk,die de mens vernedert, het milieu aantast ende samenleving beschadigt.

52. De waarheid en de liefde die deze ont-sluit kunnen niet gemaakt worden; men kanze alleen ontvangen. Hun uiteindelijke bronis niet de mens en kan ook de mens nietzijn, maar alleen God, dat wil zeggen Hij diede waarheid en de liefde is. Dit principe iszeer belangrijk voor de samenleving envoor de ontwikkeling, daar geen van beideeen zuiver menselijk product kunnen zijn.Evenzo is de roeping tot de ontwikkelingvan de mensen en van de volkeren nietslechts gebaseerd op een menselijke beslis-sing, doch is gegrift in een plan dat er eer-der was dan wij en ons allen een plichtvoorhoudt die vrijwillig moet worden aan-vaard. Dat wat er eerder was dan wij en datwat ons vormt – de liefde en de waarheid –toont ons wat het goede is en waarin onsgeluk bestaat. Het toont ons dus de weg totde ware ontwikkeling.

124. Id., 38: a.w.,840-841;Benedictus XVI,Boodschap ter gele-genheid vanWereldvrededag2007, 8: a.w., 779.

173 • 2009 41

Page 42: LIEFDE EN WAARHEID

HOOFDSTUK V: DE SAMENWERKING VANDE FAMILIE VAN DE MENSHEID

53. Een van de ergste vormen van armoededie de mens kan ervaren is eenzaamheid. Opde keper beschouwd vinden ook de anderevormen van armoede, inclusief materiëlearmoede, hun oorsprong in isolement, inniet-geliefd-zijn of in het onvermogen lief tehebben. Dikwijls ontstaan die vormen doorhet afwijzen van de liefde van God, door defundamentele en tragische neiging van demens zich in zichzelf op te sluiten, omdat hijdenkt dat hij zichzelf genoeg is, ofwel eenonbeduidend en voorbijgaand verschijnselis, een “vreemde” in een toevallig ontstaanuniversum. De mens is vervreemd als hijalleen is of zich afscheidt van de werkelijk-heid, als hij ervan afziet aan een fundamentte denken of daarin te geloven.125 De mens-heid in haar geheel is vervreemd, als zij zichalleen maar wijdt aan menselijke plannen,ideologieën en valse utopieën.126 Vandaag dedag lijkt de mensheid interactiever dangisteren. Deze grotere nabijheid moet echtertot gemeenschap worden. De ontwikkelingvan de volken hangt er bovenal van af datde mensen erkennen dat ze één enkele fami-lie zijn, die in een echte gemeenschapsamenwerkt en die bestaat uit individuendie niet alleen maar naast elkaar leven.127

Paus Paulus VI merkte op “dat de wereldmaar al te vaak in crisis verkeert, omdat zijover deze dingen niet nadenkt”.128 Deze uit-spraak behelst een constatering, maar voor-al ook een wens: er is behoefte aan eennieuwe denkimpuls, om de implicaties vanhet feit dat wij één familie zijn beter tebegrijpen. De interactie tussen de volkenvan deze aarde roept ons op tot deze impuls,opdat de integratie tot stand komt in hetteken van solidariteit 129, en niet van margi-nalisatie. Zulk denken verplicht ook tot kri-

tische en evaluerende verdieping van watmen onder relatie verstaat. Het gaat hierbijom een opgave die niet alleen door desociale wetenschappen kan worden uitge-voerd, daar de bijdrage van wetenschappenzoals metafysica en theologie hierbij vereistis, om de transcendente waardigheid van demens duidelijk te begrijpen.

De mens als geestelijk schepsel verwerke-lijkt zich door intermenselijke relaties. Hoemeer hij die relaties op authentieke wijzebeleeft, des te meer rijpt ook zijn eigen per-soonlijke identiteit. Niet door afzonderingkomt de mens tot zijn recht, maar doorzichzelf in relatie met anderen en met Godte plaatsen. De betekenis van zulke relatiesis dan ook fundamenteel. Dat geldt ookvoor de volken. Daarom is voor hun ont-wikkeling een metafysische kijk op de rela-tie tussen personen zeer bevorderlijk. Watdit betreft vindt de rede inspiratie en oriën-tering in de christelijke openbaring, volgenswelke het individu niet wordt geabsorbeerddoor de menselijke gemeenschap, waarbijzijn autonomie vernietigd wordt – zoals datbij de verschillende vormen van totalitaris-me gebeurt. Veeleer doet in het christelijkdenken de gemeenschap de waarde van depersoon meer tot zijn recht komen, juistomdat de relatie tussen persoon en gemeen-schap er een is van twee zich van elkaaronderscheidende eenheden.130 Zoals degemeenschap van het gezin de individuenwaardoor het wordt gevormd niet in zichlaat opgaan, en zoals de Kerk zelf de “nieu-we schepping” (vgl. Gal. 6,15; 2 Kor. 5,17)die door het Doopsel bij haar wordt inge-lijfd, volledig doet uitkomen, zo doet ook deeenheid van de familie van de mensheid depersonen, volken en culturen niet verdwij-nen, doch maakt ze voor elkaar transparan-ter en verenigt ze sterker in hun legitiemeveelsoortigheid.

125. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,41: a.w., 843-845.

126. Vgl. id.

127. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekEvangelium vitae20: a.w., 422-424.

128. EncycliekPopulorum progres-sio, 85: a.w., 298-299.

129. Vgl. JohannesPaulus II, Boodschapter gelegenheid vanWereldvrededag1998, 3: AAS 90(1998), 150;Johannes Paulus II.,Toespraak tot deleden van deStichting“Centesimus annus”(9 mei 1998), 2:Insegnamenti XXI, 1(1998), 873-874;Johannes Paulus II.,Toespraak bij deontmoeting met deautoriteiten en hetCorps Diplomatiquein de Hofburg teWenen (20 juni1998), 8:Insegnamenti XXI, 1(1998), 1435-1436;Johannes Paulus II,Boodschap aan deRector Magnificusvan de KatholiekeUniversiteit SacroCuore bij gelegen-heid van de diesnatalis van de uni-versiteit (5 mei2000), 6:Insegnamenti XXIII,1 (2000), 759-760.

130. Naar Thomasvan Aquino: “ratiopartis contrariaturrationi personae”,in: III Sent. d. 5,3,2;ook: “Homo nonordinatur ad com-munitatem politi-cam secundum setotum et secundumomnia sua”, in:Summa TheologiaeI-II, q. 21, a. 4, ad 3.

2009 • 17442

Page 43: LIEFDE EN WAARHEID

54. Het thema van de ontwikkeling van devolken valt samen met het betrekken vanalle personen en volken bij de ene gemeen-schap van de familie van de mensheid,gegrondvest op de fundamentele waardenvan gerechtigheid en vrede in solidariteit.Deze visie wordt door de onderlinge relatievan de Personen van de Drie-eenheid in hetene Goddelijk Wezen helder verlicht. DeDrie-eenheid is volmaakte eenheid, voorzover de drie Goddelijke Personen zuiverrelatie zijn. De wederzijdse transparantietussen de Goddelijke Personen is volledig ende onderlinge band volkomen, want Zij vor-men een absolute eenheid en uniciteit. Godwil ook ons in deze werkelijkheid vangemeenschap opnemen: “opdat zij één zijn,zoals Wij één zijn” (Joh. 17,22). De Kerk isteken en werktuig van deze eenheid.131 Ookde relaties tussen mensen in de loop van degeschiedenis kunnen alleen maar profiterenvan betrokkenheid op dit Goddelijke Model.In het bijzonder in het licht van het geopen-baarde mysterie van de Drie-eenheidbegrijpt men dat een echte opening geencentrifugale verstrooiing betekent, maarjuist diepe doordringing. Dit blijkt ook uitde gemeenschappelijke menselijke ervaringvan de liefde en de waarheid. Zoals desacramentele liefde echtgenoten geestelijktot “één vlees” (Gen. 2,24; Mt. 19,5; Ef. 5,31)verenigt, en uit de twee een echte relatione-le eenheid maakt, zo verbindt op analogewijze de waarheid de geesten met elkaar enlaat hen in harmonie denken, door hen naarzich toe te trekken en in zich te verenigen.

55. De christelijke openbaring aangaande deeenheid van het menselijk geslacht vooron-derstelt een metafysische interpretatie vanhet humanum, waarin het vermogen totrelatie een wezenlijk element vormt. Ookandere culturen en godsdiensten leren broe-derlijkheid en vrede en zijn daarom voor deintegrale ontwikkeling van de mens van

groot belang. Er zijn echter ook religieuzeen culturele houdingen waarin het principevan liefde en waarheid niet volledig aan-vaard wordt en waardoor zo uiteindelijk deechte menselijke ontwikkeling afgeremd ofzelfs belemmerd wordt. De wereld van van-daag is doortrokken met enkele culturenmet een religieuze achtergrond, die de mensniet tot gemeenschap verplichten, doch hemop zoek naar het individuele welzijn isole-ren, door zich te beperken tot de bevredi-ging van psychologische verwachtingen.Ook een zekere verbreiding van religieuzewegen van kleine groepen of zelfs van indi-viduele personen en het religieuze syncre-tisme kunnen factoren zijn van verstrooiingen een gebrek aan betrokkenheid. Eenmogelijk negatief effect van het globalise-ringsproces is de tendens zulk syncretismete bevorderen132 en daarbij vormen van“godsdienst” te koesteren, die de mensenvan elkaar doen vervreemden, in plaats vanelkaar te laten ontmoeten, en hen van dewerkelijkheid verwijderen. Tegelijkertijdblijven soms culturele en religieuze erfenis-sen bestaan, die de samenleving in verstar-de sociale kasten inperken, in vormen vanmagisch geloof die de waardigheid van depersoon niet respecteren, en in houdingenvan onderwerping aan occulte machten. Indergelijke situaties is het voor de liefde ende waarheid moeilijk zich te laten gelden,hetgeen schade voor de echte ontwikkelingmet zich mee brengt.

Terwijl het van de ene kant waar is dat deontwikkeling de godsdiensten en culturenvan de verschillende volken nodig heeft, ishet op grond hiervan anderzijds ook zo dater een passend onderscheid gemaakt moetworden. Godsdienstvrijheid betekent nietgodsdienstige onverschilligheid en brengtniet met zich mee dat alle godsdienstengelijk zijn.133 Vooral diegenen die politiekemacht uitoefenen moeten onderscheid

131. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,DogmatischeConstitutie Lumengentium, 1.

132. Vgl. JohannesPaulus II, Toespraaktot de OpenbareZitting van dePauselijke Academievoor Theologie ende PauselijkeAcademie van deheilige Thomas vanAquino (8 november2001), 3:Insegnamenti XXIV,2 (2001), 676-677.

133. Vgl.Congregatie voor deGeloofsleer,Verklaring over deuniciteit en de uni-versele heilsactivi-teit van JezusChristus en de KerkDominus Jesus (6augustus 2000), 22:AAS 92 (2000), 763-764; id., Leerstelligenota met betrekkingtot enkele vragenover de inzet en dehouding vanKatholieken in hetpolitieke leven (24november 2002), 8:AAS 96 (2004), 369-370.

175 • 2009 43

Page 44: LIEFDE EN WAARHEID

maken ten aanzien van de bijdrage van cul-turen en godsdiensten aan de opbouw vande sociale gemeenschap, met aandacht voorhet algemeen welzijn. Een dergelijk onder-scheid moet gebaseerd zijn op het criteriumvan liefde en waarheid. Daar de ontwikke-ling van de mensen en de volken op het spelstaat, zal dit onderscheid rekening moetenhouden met de mogelijkheid tot emancipa-tie en insluiting, dit met het oog op eenwerkelijk universele gemeenschap van men-sen. “De gehele mens en alle mensen”, dat ishet criterium om ook culturen en gods-diensten te beoordelen. Het christendom, degodsdienst van “de God die een menselijkgelaat heeft”,134 draagt dit criterium in zich.

56. De christelijke godsdienst en anderegodsdiensten kunnen hun bijdrage aan deontwikkeling alleen leveren, als God ookeen plaats heeft in het publiek domein,vooral wat betreft de culturele, sociale, eco-nomische en in het bijzonder de politiekedimensies. De sociale leer van de Kerk isontstaan om aanspraak te maken op dit“statuut van burgerschap”135 voor de chris-telijke godsdienst. Iemand het recht weige-ren zijn eigen geloof openlijk te belijden enzich ervoor in te zetten dat ook het openba-re leven over de geloofswaarheden wordtonderricht, heeft negatieve gevolgen voorde ware ontwikkeling. Het uitsluiten vangodsdienst van het publieke domein – envan de andere kant religieus fundamentalis-me – belemmert de ontmoeting tussen men-sen en hun samenwerking voor de vooruit-gang van de mensheid. Het openbare levenverliest aan motivatie en de politiek krijgteen onverdraagzaam en agressief gezicht.De mensenrechten lopen gevaar niet geëer-biedigd te worden, ofwel omdat zij van huntranscendente fundament worden beroofd,ofwel omdat de persoonlijke vrijheid nieterkend wordt. Door secularisme en funda-mentalisme verliest men de mogelijkheid tot

een vruchtbare dialoog en doeltreffendesamenwerking tussen rede en geloof. Derede heeft steeds behoefte aan zuiveringdoor het geloof en dat geldt ook voor depolitieke rede, die zich niet voor almachtigmag houden. Religie, van haar kant, heeftsteeds behoefte aan zuivering door de rede,om haar ware menselijke gelaat te tonen.Het afbreken van deze dialoog zou eenzware tol van de ontwikkeling van de mens-heid eisen.

57. De vruchtbare dialoog tussen geloof enrede kan het werk van sociale naastenliefdealleen maar doeltreffender maken en vormteen passend kader om de broederlijkesamenwerking te bevorderen tussen gelovi-gen en niet-gelovigen, om in het gemeen-schappelijke perspectief te werken voorgerechtigheid en de vrede van de mensheid.In de Pastorale Constitutie Gaudium et speszeggen de Concilievaders: “Gelovigen enongelovigen zijn het er bijna unaniem overeens, dat alles op aarde betrokken dient teworden op de mens, als het middelpunt enhoogtepunt daarvan”.136 Voor de gelovigen isde wereld niet het product van toeval enevenmin van noodzaak, maar een plan vanGod. Daarom hebben gelovigen de plichthun inspanningen te verenigen met die vanalle mensen van goede wil – aanhangersvan andere religies of niet-gelovigen –opdat onze wereld werkelijk beantwoordtaan het goddelijke plan: leven als een fami-lie onder het oog van de Schepper. Een bij-zonder teken van liefde en een leidend cri-terium voor de broederlijke samenwerkingvan gelovigen en niet-gelovigen is onge-twijfeld het subsidiariteitsbeginsel,137 uit-drukking van de onvervreemdbare vrijheidvan de mens. Subsidiariteit is bovenal eenvorm van hulp voor de persoon middels deautonomie van middengroepen en –verban-den. Zulke hulp wordt geboden als de per-soon en de sociale subjecten het niet op

134. Vgl. BenedictusXVI., Encycliek Spesalvi, 31: a.w., 1010;Benedictus XVI,Toespraak tot dedeelnemers aan hetvierde NationaleCongres van de Kerkin Italië (19 oktober2006), a.w., 465-477.

135. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus5: a.w., 798-800;vgl. Benedictus XVI,Toespraak tot dedeelnemers aan hetvierde NationaleCongres van de Kerkin Italië (19 oktober2006), a.w., 471.

136. Nr. 12.

137. Vgl. Pius XI.,EncycliekQuadragesimo anno(15 mei 1931), AAS23 (1931), 203;Johannes Paulus II,EncycliekCentesimus annus,48: a.w., 852-854;Catechismus van deKatholieke Kerk, Nr.1883.

2009 • 17644

Page 45: LIEFDE EN WAARHEID

eigen kracht klaarspelen, en houdt altijdemanciperende doelstellingen in, daar devrijheid en de participatie – voor zover dieovername van verantwoordelijkheid is –worden bevorderd. Subsidiariteit eerbiedigtde waardigheid van de persoon, doordat eensubject wordt gezien als een persoon diealtijd in staat is anderen iets te geven. Doorin de wederkerigheid de diepste gesteldheidvan de mens te erkennen, is subsidiariteithet meest doeltreffende middel tegen iederevorm van een bevoogdend sociaal systeem.Zo kan de subsidiariteit zowel de veelsoorti-ge structurering van de verschillendeniveaus – en daardoor de grote verschei-denheid aan subjecten – duidelijk maken,alsook de coördinatie daarvan. Het gaat dusom een beginsel dat bijzonder geschikt isom de globalisering te sturen en die te rich-ten op een echt menselijke ontwikkeling.Om geen gevaarlijke, universele tirannie inhet leven te roepen, moet het sturen van deglobalisering subsidiair van aard zijn, enwel in meerdere lagen en op verschillendeniveaus. Globalisering vereist zeker eenbepaald gezag, omdat er sprake is van devraag naar een beoogd globaal algemeenwelzijn. Zo’n gezag moet echter op subsi-diaire en gelaagde wijze worden georgani-seerd138, om de vrijheid niet te schenden enin de praktijk effectief te zijn.

58. Het subsidiariteitsbeginsel moet nauwverbonden blijven met het solidariteitsbe-ginsel en omgekeerd. Want zoals de subsi-diariteit zonder solidariteit afglijdt in eensociaal particularisme, zo is het eveneenswaar dat de solidariteit zonder subsidiariteitafglijdt in een sociaal systeem dat debehoeftigen vernedert. Deze algemene regelmoet eveneens zorgvuldig in acht genomenworden als het gaat om vragen met betrek-king tot internationale ontwikkelingshulp.Die kan, los van de bedoelingen van degevers, soms een volk in een toestand van

afhankelijkheid houden, of zelfs situatiesvan plaatselijke overheersing en uitbuitingin het hulpontvangende land in de handwerken. Wil economische hulp oprecht zijn,dan mag er geen sprake zijn van bijbedoe-lingen. Die hulp moet worden geboden nietalleen met betrokkenheid van de regeringenvan de landen in kwestie, maar ook van deplaatselijke bedrijvigheid en de cultuurdra-gers van de burgermaatschappij, waaronderde plaatselijke kerken. Hulpprogramma’smoeten in steeds grotere mate wordengekenmerkt door aanvulling en deelnamevanuit de basis. Het is namelijk waar dat inde landen die ontwikkelingshulp ontvangende grootste hulpbron de rijkdom aan men-sen is: dat is het echte kapitaal dat moetgroeien, om de armste landen te verzekerenvan een werkelijk autonome toekomst.Daarom moet eraan herinnerd worden datop economisch gebied de belangrijkste hulpwaaraan de ontwikkelingslanden behoeftehebben, bestaat in het stapsgewijs toelatenen bevorderen van hun producten op dewereldmarkten en zo hun deelname aan hetinternationale, economische leven mogelijkte maken. Al te vaak is in het verleden hulpgebruikt om slechts marginale markten voorde producten van deze landen te creëren.Dat was vaak het gevolg van het feit dat ergeen echte vraag naar deze producten was.Daarom is het noodzakelijk deze landen tehelpen hun producten te verbeteren en zebeter aan te passen aan de vraag. Bovendienhebben sommigen vaak de concurrentie vande invoer van – gewoonlijk agrarische –producten uit economisch armere landengevreesd. Niettemin moet eraan herinnerdworden dat voor deze landen het op demarkt brengen van zulke producten dikwijlsbetekent dat ze op korte en lange termijnkunnen overleven. Een rechtvaardige enevenwichtige wereldhandel op agrarischgebied kan voor iedereen voordeel hebben,zowel wat betreft vraag als aanbod. Daarom

138. Vgl. JohannesXXIII., EncycliekPacem in terris:a.w., 274.

177 • 2009 45

Page 46: LIEFDE EN WAARHEID

is het niet alleen noodzakelijk deze produc-tie commercieel te regelen, maar ook onder-steunende internationale handelsregels vastte leggen en de financiering voor de ont-wikkeling te versterken, met het doel dezeeconomieën productiever te maken.

59. De ontwikkelingssamenwerking magzich niet alleen bezighouden met de econo-mische dimensie, doch moet tevens eengoede gelegenheid worden tot culturele enmenselijke ontmoeting. Als de meewerken-de partijen in de economisch ontwikkeldelanden geen rekening houden met de eigenen de vreemde culturele en op menselijkewaarden gebaseerde identiteit – hetgeensoms gebeurt – kunnen ze geen diepgaandedialoog met de burgers van de arme landenaangaan. Als de laatstgenoemden, op hunbeurt, zich onverschillig en zonder onder-scheid te maken openstellen voor ieder cul-tureel aanbod, zijn ze niet in staat de ver-antwoordelijkheid voor hun echteontwikkeling op zich te nemen.139 De tech-nologisch geavanceerde samenlevingenmogen hun eigen technologische ontwikke-ling niet verwarren met een vermeende cul-turele superioriteit, doch moeten bij zichzelfsoms vergeten deugden herontdekken,waardoor ze in de loop van de geschiedenistot bloei zijn gekomen. Zich ontwikkelendesamenlevingen moeten trouw blijven aanwat in hun tradities aan waarachtig mense-lijks voorhanden is en vermijden dat zijautomatisch overspoeld worden door demechanismen van de geglobaliseerde tech-nologische beschaving. In alle culturen zijner bijzondere en veelsoortige ethische over-eenkomsten, die een uitdrukking zijn vandezelfde, door de Schepper gewilde natuur,hetgeen door de ethische wijsheid van demensheid natuurwet genoemd wordt.140 Zo’nuniversele morele wet is de vaste grondslagvoor iedere culturele, religieuze en politiekedialoog en stelt het veelsoortige pluralisme

van de verschillende culturen in staat zichniet los te maken van de gemeenschappelij-ke zoektocht naar het ware en het goede, ennaar God. Instemming met deze, in het hartgegrifte, wet is daarom de voorwaarde vooriedere constructieve sociale samenwerking.In alle culturen zijn er lasten waarvan menzich moet bevrijden en schaduwen waaraanmen zich onttrekken moet. Het christelijkgeloof, dat vorm aanneemt in de culturenen ze tegelijkertijd overstijgt, kan deze hel-pen te groeien in universele gemeenschapen solidariteit, ten gunste van de gemeen-schappelijke wereldwijde ontwikkeling.

60. Bij het zoeken naar oplossingen in dehuidige economische crisis moet de ontwik-kelingshulp aan de arme landen wordengezien als een echt middel tot het creërenvan welvaart voor allen. Welk ander hulp-project kan een zelfs voor de wereldecono-mie zo belangrijke groei in het vooruitzichtstellen als de ondersteuning van volken diezich nog in de beginfase, of in een weiniggevorderde fase, van hun economisch ont-wikkelingsproces bevinden? Vanuit ditgezichtspunt zullen de economisch meerontwikkelde landen al het mogelijke doenom hogere percentages van hun bruto bin-nenlands product beschikbaar te stellenvoor ontwikkelingshulp, waarbij natuurlijkde op het niveau van de internationalegemeenschap aanvaarde verplichtingennagekomen moeten worden. Ze kunnen ditondermeer doen middels een herziening vanhun binnenlandse beleid van sociale onder-steuning en solidariteit, door het subsidiari-teitsbeginsel toe te passen en beter geïnte-greerde systemen van sociale voorzorg op tezetten, met actieve deelname van privéper-sonen en van de burgermaatschappij. Op diemanier is het zelfs mogelijk de socialedienstverlening en ondersteuning te verbe-teren en tegelijkertijd financiële middelen tebesparen – ook door het wegwerken van

139. Vgl. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 10.41; a.w.,262.277-278.

140. Vgl. BenedictusXVI., Toespraak totde leden van deInternationaleTheologencommissie(5 oktober 2007):Insegnamenti, III, 2(2007), 418-421;Benedictus XVI,Toespraak tot dedeelnemers van hetdoor de PauselijkeUniversiteit vanLateranen georgani-seerde congres overde “natuurlijkezedenwet” (12februari 2007):Insegnamenti, III, 1(2007), 209-212.

2009 • 17846

Page 47: LIEFDE EN WAARHEID

verkwisting en misbruik – die dan voor deinternationale solidariteit kunnen wordenbestemd. Een systeem van sociale solidari-teit, met een grotere deelname en meerorganisch opgebouwd, dat minder bureau-cratisch is maar niet minder gecoördineerd,zou het mogelijk maken veel thans sluime-rende energie in te zetten ten bate van soli-dariteit onder de volkeren.

Eveneens een mogelijkheid voor ontwikke-lingshulp zou de effectieve toepassing vande zogenaamde fiscale subsidiariteit kunnenzijn, die het burgers zou toestaan te beslis-sen over de bestemming van delen van debelasting die ze aan de staat afdragen. Alsdit niet ontaardt in het bevorderen vanprivébelangen, kan het bijdragen tot hetbevorderen van vormen van sociale solida-riteit aan de basis, waarbij het ook onmis-kenbare voordelen heeft wat betreft de soli-dariteit met ontwikkeling.

61. Een bredere solidariteit op internatio-naal niveau komt bovenal tot uitdrukkingin de verdere bevordering – zelfs in gevalvan een economische crisis – van groteretoegang tot scholing, die tevens een wezen-lijke voorwaarde is voor de doeltreffendheidvan de internationale samenwerking zelf.Het begrip “scholing” slaat niet alleen oponderwijs en opleiding tot een beroep, alle-bei belangrijke fundamenten van de ont-wikkeling, maar ook op de alomvattendevorming van de persoon. Wat dit betreftmoet de nadruk worden gelegd op een pro-blematisch aspect: bij de opvoeding moetmen weten wat de menselijke persoon is, ende natuur daarvan kennen. Het aanhangenvan een relativistische kijk op die natuurstelt de opvoeding, en bovenal de moreleopvoeding, voor ernstige problemen, omdatdaardoor afbreuk wordt gedaan aan de wij-dere betekenis ervan op universeel niveau.Als men toegeeft aan een dergelijk relativis-

me, worden allen armer, hetgeen negatieveuitwerking heeft, ook op de doeltreffend-heid van de hulp aan noodlijdende volken,die niet alleen behoefte hebben aan econo-mische en technische middelen, maar ookaan pedagogische mogelijkheden en midde-len, die de mensen helpen hun volledigemenselijke verwezenlijking tot stand tebrengen.

Een voorbeeld van het belang van dit pro-bleem biedt ons het verschijnsel van inter-nationaal toerisme,141 dat een aanzienlijkefactor kan zijn voor economische ontwikke-ling en culturele groei, maar ook een aanlei-ding tot uitbuiting en moreel verval kanworden. De huidige situatie biedt buitenge-wone mogelijkheden, want de economischeaspecten van ontwikkeling, dat wil zeggende geldstroom en de opkomst van belangrij-ke plaatselijke bedrijvigheid, kunnen zichverbinden met culturele aspecten, op de eer-ste plaats met scholing. In veel gevallengebeurt dit, maar in veel andere gevallenheeft het internationale toerisme een ver-derfelijke invloed, zowel voor de toeristenalsook voor de plaatselijke bevolking. Delaatstgenoemde wordt dikwijls met immo-reel of zelfs pervers gedrag geconfronteerd,zoals bij het zogenaamde sekstoerisme hetgeval is, waaraan veel mensen, zelfs opjeugdige leeftijd, ten offer vallen. Het ispijnlijk vast te stellen dat dit zich dikwijlsafpeelt met toestemming van de plaatselijkeautoriteiten, met stilzwijgen van de regerin-gen van de landen waaruit de toeristenafkomstig zijn en met medeplichtigheid vanvelen die in de branche werkzaam zijn. Ookals het niet tot zulke uitwassen komt, wordthet internationaal toerisme niet zelden con-sumptief en hedonistisch beleefd, als vlucht,en georganiseerd onder de voorwaarden dietypisch zijn voor de landen van herkomst,zodat een echte ontmoeting met de mensenen de cultuur niet in de hand wordt

141. Vgl. BenedictusXVI., Toespraak totde bisschoppen vande Thaise bisschop-penconferentie bijgelegenheid vanhun Ad-liminabe-zoek (16 mei 2008):Insegnamenti , IV, 1(2008), 798-801.

179 • 2009 47

Page 48: LIEFDE EN WAARHEID

gewerkt. Daarom moet men aan een andertoerisme denken, dat in staat is een echtwederzijds elkaar leren kennen te bevorde-ren, zonder af te doen aan de ontspanningen het gezonde plezier. Een dergelijk toeris-me moet – ook dankzij een nauwere bandvan de ervaring van internationale samen-werking en ten gunste van de ontwikkeling– bevorderd worden.

62. Een ander aspect dat met betrekking totde integrale menselijke ontwikkeling aan-dacht verdient, is het verschijnsel vanmigratie. Dit verschijnsel is schokkend van-wege de grote hoeveelheid betrokken men-sen, vanwege de sociale, economische, poli-tieke, culturele en religieuze problemen diehet veroorzaakt, en vanwege de dramatischeuitdagingen waarvoor naties en de interna-tionale gemeenschappen erdoor wordengesteld. We kunnen zeggen dat we voor eengrensverleggend sociaal verschijnsel staan,dat krachtig en vooruitziend beleid vaninternationale samenwerking vereist, omhet op passende wijze aan te pakken. Zulkbeleid moet ontwikkeld worden, uitgaandvan een nauwe samenwerking tussen delanden van herkomst en de landen vanbestemming van de migranten; het moetmet passende internationale bepalingengepaard gaan, die verschillende wetgevendesystemen met elkaar in overeenstemmingkunnen brengen, met het doel de noden enrechten te waarborgen van individuelemigranten en gezinnen, en tegelijkertijd dievan de samenlevingen die de emigrantenopnemen. Geen land kan ertoe in staat wor-den geacht alleen de migratieproblematiekvan onze tijd het hoofd te bieden. Wij allenzijn getuigen van de last aan leed, ontberingen hoop, die de migratiestromen met zichmeebrengen. Het is algemeen bekend hoemoeilijk het is het verschijnsel in de hand tehouden. Toch staat vast dat de buitenlandsewerknemers, ondanks de moeilijkheden met

betrekking tot hun integratie, door hunwerk een belangrijke bijdrage leveren aande economische ontwikkeling van het gast-land en bovendien, dankzij geldzendingen,ook een bijdrage leveren aan de ontwikke-ling van hun land van herkomst. Uiteraardmogen deze werknemers niet als goederenof pure arbeidskracht worden beschouwd.Ze mogen daarom niet als een of anderewillekeurige productiefactor behandeldworden. Iedere migrant is een menselijkepersoon, die als zodanig onvervreemdbarefundamentele rechten heeft, die door ieder-een en in elke situatie geëerbiedigd moetenworden.142

63. Bij het beschouwen van de ontwikke-lingsproblemen kan men niet anders danhet directe verband tussen armoede enwerkloosheid benadrukken. In veel gevallenis armoede het resultaat van de schendingvan de waardigheid van de menselijkearbeid, zowel omdat de mogelijkhedenervan beperkt zijn (werkloosheid, onvol-doende werkgelegenheid) alsook omdat “derechten die er uit voortvloeien, vooral hetrecht op rechtvaardig loon en sociale zeker-heid voor de arbeider en zijn gezin, mindergewaardeerd worden”.143 Daarom heeft mijnvoorganger Johannes Paulus II zaligergedachtenis reeds op 1 mei 2000, naar aan-leiding van het Jubileum van de Arbeiders,opgeroepen tot een “wereldwijde coalitievoor waardige arbeid” 144 en daarbij hetbeleid van de Internationale Arbeidsorgani-satie ondersteund. Zo heeft hij dit doel alsstreven voor de gezinnen in alle landen derwereld sterke morele steun gegeven. Watbetekent het woord “waardig” met betrek-king tot arbeid? Het betekent arbeid die iniedere samenleving de wezenlijke waardig-heid van iedere man en iedere vrouw totuitdrukking brengt: vrijwillig gekozenarbeid, die de werknemers – mannen envrouwen –werkelijk laten deelnemen aan de

142. Vgl. PauselijkeRaad voor dePastorale Zorg voorMigranten enReizigers, InstructieErga migrantescaritas Christi (3mei 2004): AAS 96(2004), 762-822.

143. JohannesPaulus II, EncycliekLaborem exercens,8: a.w., 594-598.

144. Toespraak aanhet einde van deEucharistievieringbij gelegenheid vanhet Jubileum van deArbeiders (1 mei2000): InsegamentiXXIII, 1 (2000), 720.

2009 • 18048

Page 49: LIEFDE EN WAARHEID

ontwikkeling van hun gemeenschap; werkdat op deze wijze de arbeiders in de gele-genheid stelt zonder enige discriminatiegeëerbiedigd te worden; werk dat het moge-lijk maakt in de behoeften van het gezin tevoorzien en de kinderen naar school te stu-ren, zonder dat deze zelf gedwongen zijn tewerken; werk dat de werknemers in staatstelt zich vrij te organiseren en hun stem telaten horen; werk dat voldoende ruimte laatom de eigen persoonlijke, familiaire engeestelijke wortels terug te vinden; werk datgepensioneerde werknemers verzekert vaneen waardige levensstandaard.

64. Bij het beschouwen van het themaarbeid past ook een verwijzing naar de drin-gende noodzaak dat de werknemersorgani-saties, die door de Kerk altijd bevorderd enondersteund zijn, zich openstellen voor denieuwe perspectieven die op het gebied vande arbeid opduiken. Bij het overstijgen vande grenzen van de eigen bedrijfstak wordende werknemersorganisaties ertoe opgeroe-pen zich te bekommeren om de nieuwe pro-blemen van onze samenleving: ik verwijsbijvoorbeeld naar het totaal van de vragendie sociale wetenschappers vaststellen inhet conflict tussen werknemers en consu-menten. Zonder noodzakelijkerwijs mee tegaan met de stelling dat de centrale rol vande arbeider plaats heeft gemaakt voor dievan de consument, lijkt het in ieder gevalwel dat ook dit een terrein is voor innova-tieve vakbondsactiviteiten. Het globalekader waarin arbeid wordt uitgeoefend ver-eist ook dat de nationale werknemersorga-nisaties, die zich voornamelijk beperken totde verdediging van de belangen van huneigen leden, de blik ook op de niet-ledenrichten en in het bijzonder op werknemersin ontwikkelingslanden, waar de socialerechten dikwijls worden geschonden. Deverdediging van deze werkenden, die ookbevorderd wordt door geëigende initiatie-

ven gericht op hun land van herkomst, steltwerknemersorganisaties in staat de echteethische en culturele beweegredenen op devoorgrond te plaatsen die het hun, onderandere sociale omstandigheden en in eenandere werkomgeving, mogelijk hebbengemaakt een beslissende factor voor de ont-wikkeling te zijn. Van kracht blijft de tradi-tionele leer van de Kerk, die een geldigonderscheid maakt tussen de rol en de taakvan de werknemersorganisatie en de poli-tiek. Dit onderscheid stelt de werknemersor-ganisaties in staat in de burgermaatschappijhet terrein te vinden dat het meest in over-eenstemming is met hun activiteit: de nood-zakelijke verdediging en bevordering van dewereld van de arbeid en bovenal zorg tedragen voor de uitgebuite en niet vertegen-woordigde werknemers, wier rampzaligetoestand maar al te dikwijls aan de ver-strooide blik van de samenleving ontgaat.

65. Verder heeft het geldwezen als zodanigbehoefte aan een noodzakelijke vernieu-wing van de structuren en doelstellingenvan de manier waarop het functioneert,waardoor in het verleden de reële economiebehoorlijk beschadigd is. Zo kan het danweer een instrument worden dat gericht isop betere opbouw van welvaart en op ont-wikkeling. De gehele economie en hetgehele geldwezen – niet alleen enkele secto-ren ervan – moeten volgens ethische maat-staven als werktuigen worden gebruikt,zodat zij passende voorwaarden scheppenvoor de ontwikkeling van de mens en vande volken. Het is beslist nuttig, en onderbepaalde omstandigheden noodzakelijk,financiële initiatieven in het leven te roe-pen, waarbij de humanitaire dimensie pre-valeert. Maar we mogen daarom niet verge-ten dat het totale geldwezen gericht moetzijn op de ondersteuning van de ware ont-wikkeling. Bovenal mag het voornemengoed te doen niet tegenover het oogmerk

181 • 2009 49

Page 50: LIEFDE EN WAARHEID

van daadwerkelijke productiecapaciteit vangoederen worden gesteld. Financiers moe-ten de waarachtig ethische grondslag vanactiviteiten herontdekken, om geen mis-bruik te maken van hoogontwikkeldeinstrumenten, die ertoe zouden kunnen die-nen spaarders te bedriegen. Een redelijkvoornemen, transparantie en het strevennaar goede resultaten zijn verenigbaar enmogen nooit van elkaar worden losge-maakt. Als liefde verstandig is, kan ze ookde middelen vinden om te handelen over-eenkomstig een vooruitziende en rechtvaar-dige economie, zoals veel ervaringen op hetgebied van coöperatieve kredietverenigin-gen duidelijk aantonen.

Zowel regulering van de financiële sector,waardoor zwakkere subjecten wordenbeschermd en schandelijke speculaties ver-hinderd, alsook pogingen om te komen totnieuwe financieringsvormen, bestemd voorde bevordering van ontwikkelingsprojecten,zijn positieve ervaringen die verdiept enbevorderd moeten worden en tegelijkertijdappelleren aan de eigen verantwoordelijk-heid van de spaarder. Ook de ervaring metmicrofinanciering, die geworteld is de over-wegingen en activiteiten van burgerhuma-nisten – ik denk vooral aan het ontstaanvan de banken van lening – moet bevestigden uitgewerkt worden, in het bijzonder opmomenten die dramatisch kunnen wordenvoor vele kwetsbare sectoren van de bevol-king, die behoed moeten worden voor degevaren van woeker en voor wanhoop. Dezwakke groepen moet geleerd worden zichtegen woeker te verdedigen. Zo moeten ookde arme volken leren profijt te trekken vanhet microkrediet. Op die manier worden demogelijkheden tot uitbuiting op deze beideterreinen afgeremd. Daar er ook in de rijkelanden nieuwe vormen van armoedebestaan, kan microfinanciering hulp biedenbij het scheppen van nieuwe initiatieven en

sectoren ten gunste van de zwakke lagenvan de samenleving, zelfs in periodes vanmogelijke verarming van die samenleving.

66. De wereldwijde verbondenheid dooronderlinge netwerken heeft een nieuwepolitieke macht doen ontstaan, en wel dievan de consumenten en hun verbanden. Hetgaat om een verschijnsel dat grondig bestu-deerd moet worden, omdat het positieveelementen bevat die bevorderd moeten wor-den, alsook excessen die vermeden dienente worden. Het is goed dat mensen zichervan bewust worden dat kopen niet alleeneen economische maar altijd ook een morelehandeling is. Consumenten hebben daarbijeen duidelijke sociale verantwoordelijkheid,die gepaard gaat met de sociale verantwoor-delijkheid van het bedrijf. Consumentenmoeten voortdurend worden opgevoed metbetrekking tot de rol145 die ze dagelijks ver-vullen en die ze met respect voor moreleprincipes kunnen volbrengen, zonder deeigen economische redelijkheid van hetkoopgedrag te verminderen. Juist in tijdenzoals die waarin wij leven, waarin de koop-kracht zou kunnen afnemen en matiging inconsumptie nodig zou kunnen zijn, is hetook wat betreft het aankopen nodig anderewegen te gaan, zoals bijvoorbeeld vormenvan coöperatief inkopen, zoals de ver-bruiksverenigingen die sinds de negentien-de eeuw, ook dankzij de initiatieven vanKatholieken, functioneren. Verder is hetnuttig nieuwe vormen te bevorderen vanverhandeling van producten, die afkomstigzijn uit onderdrukte delen van de wereld,om de producenten te verzekeren van eenaanvaardbare beloning, op voorwaarde dathet werkelijk om een transparante marktgaat, dat de producenten niet alleen eengrotere winstmarge krijgen, maar ook beterescholing, professionaliteit en technologie,en dat uiteindelijk zulke economische erva-ringen ten gunste van de ontwikkeling niet

145. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekCentesimus annus,36: a.w., 838-840.

2009 • 18250

Page 51: LIEFDE EN WAARHEID

worden verbonden met partijgebonden ide-ologische opvattingen. Een effectievere rolvoor consumenten, als zij tenminste zelfniet worden gemanipuleerd door verbandendie hen niet werkelijk vertegenwoordigen, iswenselijk als factor in een economischedemocratie.

67. Tegenover de onstuitbare toename vanwereldwijde, wederzijdse afhankelijkheidwordt, juist ook bij een wereldwijde reces-sie, de urgentie gevoeld van een hervor-ming, zowel van de Verenigde Naties alsookvan de internationale economie en het geld-wezen, opdat het concept van een familievan volken werkelijk concreet vorm gege-ven kan worden. Tegelijkertijd wordt deurgentie gevoeld innovatieve vormen tevinden voor het in praktijk brengen van hetprincipe van de verantwoordelijkheid om tebeschermen146 en ook de armere naties eeneffectieve stem toe te kennen bij gemeen-schappelijke beslissingen. Dit lijkt noodza-kelijk, juist met het oog op een politieke,juridische en economische orde, die deinternationale samenwerking met het oogop de solidaire ontwikkeling van alle volkenbevordert en tot stand brengt. Om dewereldeconomie richting te geven, de doorde crisis getroffen economieën te saneren,een verergering van de crisis en de daaruitvoortvloeiende onevenwichtigheden tevoorkomen, om een gepaste en volledigeontwapening tot stand te brengen, om deveiligheid en de vrede in stand te houden,om bescherming van het milieu te garande-ren en om de migratiestromen onder con-trole te houden, is een echt politiek wereld-gezag dringend noodzakelijk, zoals mijnvoorganger, de zalige Paus Johannes XXIII,reeds heeft aangegeven. Een dergelijk gezagmoet zich onderwerpen aan de wet, zichconsequent houden aan de beginselen vansubsidiariteit en solidariteit, gericht zijn opde verwezenlijking van het algemeen wel-

zijn,147 zich inzetten voor het tot stand bren-gen van een werkelijk integrale menselijkeontwikkeling, die zich laat inspireren doorde waarden van liefde in waarheid. Daaren-boven moet dit gezag door allen erkendworden, over daadwerkelijke machtbeschikken en voor iedereen veiligheid,handhaving van gerechtigheid en eerbiedi-ging van rechten garanderen. 148 Uiteraardmoet dit gezag de bevoegdheid hebben allepartijen de eigen beslissingen te doenrespecteren, alsook de maatregelen waartoede verschillende internationale fora geza-menlijk besloten hebben. Zonder dat zounamelijk het internationale recht, ondanksde grote vooruitgang die op bepaalde gebie-den wordt geboekt, het gevaar lopen te wor-den bepaald door de machtsverhouding tus-sen de sterksten. De integrale ontwikkelingvan de volken en de internationale samen-werking vereisen dat er een hogere instantievan internationale orde wordt opgericht,gekenmerkt door subsidiariteit, voor hetregelen van de globalisering149, en dat eensociale orde die strookt met de morele ordeeindelijk verwezenlijkt wordt, evenals deverbinding tussen moreel en sociaal terreinen tussen de politiek en economisch enburgerlijk terrein, zoals reeds neergelegd inde statuten van de Verenigde Naties.

146. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totde deelnemers aanhet vierde NationaleCongres van de Kerkin Italië (19 oktober2006),: a.w., 618-626.

147. Vgl. JohannesXXIII., EncycliekPacem in terris:a.w., 293; PauselijkeRaad voorGerechtigheid enVrede, Compendiumvan de Sociale Leervan de Kerk, Nr. 441.

148. Vgl. TweedeVaticaans Concilie,PastoraleConstitutie over deKerk in de wereldvan deze tijdGaudium et spes,82.

149. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekSollicitudo reisocialis, 43: a.w.,574-575.

183 • 2009 51

Page 52: LIEFDE EN WAARHEID

HOOFDSTUK VI: DE ONTWIKKELING VANDE VOLKEN EN DE TECHNIEK

68. De ontwikkeling van de volken is nauwverbonden met die van iedere individuelemens. De mens is van nature op dynamischewijze gericht op zijn eigen ontwikkeling.Daarbij gaat het niet om een door natuurlij-ke mechanismen gegarandeerde ontwikke-ling, want ieder van ons weet dat hij instaat is vrije en verantwoordelijke beslissin-gen te nemen. Het gaat ook niet om eenontwikkeling die aan onze willekeur wordtovergelaten, daar wij allen weten dat weeen gave zijn en niet ons eigen product.Onze vrijheid wordt ten diepste bepaalddoor ons wezen en de grenzen daarvan.Niemand vormt eigenmachtig het eigenbewustzijn, maar allen bouwen het eigen“ik” op, op basis van een “zelf” dat onsgegeven is. We kunnen niet over anderemensen beschikken en ook niet over ons-zelf. De ontwikkeling van de mens komt niettot wasdom als hij zich aanmatigt dat hijzijn eigen en enige schepper is. Op dezelfdewijze raakt de ontwikkeling van de volkenuit de koers, als de mensheid denkt zichzelfte kunnen herscheppen, indien ze zichbedient van de “wonderen” van de techniek.Zo blijkt ook de economische ontwikkelingbedrieglijk en schadelijk te zijn als deze zichtoevertrouwt aan de “wonderen” van definanciële wereld, om een onnatuurlijke enop consumptie gerichte groei te steunen.Tegenover deze prometheïsche aanmatigingmoeten wij de liefde versterken voor eenvrijheid die niet willekeurig is, doch door deerkenning van het goede dat eraan voorafgaat menselijker is geworden. Daarvoormoet de mens weer tot zichzelf komen omde fundamentele normen van de natuurwette erkennen, die God hem in het hart gegriftheeft.

69. Het probleem van de ontwikkeling isvandaag de dag nauw verbonden met detechnologische vooruitgang en met de ver-bazingwekkende toepassing ervan op hetgebied van de biologie. De techniek – datmoet hier onderstreept worden – is een ver-schijnsel dat ten diepste menselijk is en ver-bonden met de autonomie en de vrijheidvan de mens. De macht van de geest overde materie komt tot uitdrukking en wordtbevestigd in de techniek. “De geest van demens, meer vrij van de slavernij aan de din-gen, [kan] gemakkelijker gebracht wordentot de verering en beschouwing van deSchepper zelf”.150 De techniek stelt ons instaat de materie te beheersen, de risico’s teverminderen, ons moeite te besparen, delevensomstandigheden te verbeteren. Detechniek is in overeenstemming met dewezenlijke roeping van de menselijkearbeid: in de techniek, die gezien wordt alswerk van zijn geest, herkent de mens zich-zelf en verwezenlijkt hij zijn eigen mens-zijn. De techniek is het objectieve aspectvan de menselijke arbeid,151 waarvan de oor-sprong en het bestaansrecht is gelegen inhet subjectieve element: de werkende mens.Daarom is de techniek nooit alleen maartechniek. De techniek toont de mens en zijnstreven naar ontwikkeling en brengt despanning van de menselijke geest tot uit-drukking bij het stapsgewijs overwinnenvan bepaalde materiële beperkingen. Detechniek voegt zich dus in in de opdracht“de aarde te bewerken en te beheren” (vgl.Gen, 2,15), die God de mens heeft toebe-deeld, en moet er daarom op gericht zijn dieband tussen de mens en het milieu te ver-sterken, die de spiegel van Gods scheppendeliefde moet zijn.

70. Technologische ontwikkeling kan verlei-den tot het idee dat de techniek op zich vol-doende is, als de mens zich slechts de vraagnaar het hoe stelt en geen aandacht besteedt

150. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 41: a.w., 277-278; vgl. TweedeVaticaans Concilie,PastoraleConstitutie over deKerk in de wereldvan deze tijdGaudium et spes,57.

151. Vgl. JohannesPaulus II, EncycliekLaborum exercens,5: a.w., 586-589.

2009 • 18452

Page 53: LIEFDE EN WAARHEID

aan de vele vragen naar het waarom, waar-door hij aangespoord wordt tot handelen.Dat is de reden waarom de techniek tweegezichten heeft. Omdat de techniek voort-komt uit de menselijke creativiteit als werk-tuig van de vrijheid van de persoon, kandeze als element van absolute vrijheid wor-den verstaan, de vrijheid die wil afzien vande grenzen die de dingen in zich dragen.Het globaliseringsproces zou ideologieënkunnen vervangen door techniek,152 die zelftot een ideologische macht is geworden ende mensheid blootstelt aan het gevaar zichopgesloten te vinden in een a priori waaruitzij niet kan uitbreken, om het wezen en dewaarheid te ontmoeten. In dat geval zoudenwij al onze levensomstandigheden erken-nen, inschatten en bepalen binnen een tech-nocratisch cultuurperspectief, zonder ooiteen zin te ontdekken, die wij niet zelf heb-ben voortgebracht. Deze voorstelling vanzaken versterkt vandaag de dag de techni-sche mentaliteit zodanig dat men het waremet het maakbare laat samenvallen. Alsechter efficiëntie en nut de enige criteriavan de waarheid zijn, wordt de ontwikke-ling automatisch ontkend. Want echte ont-wikkeling bestaat niet op de eerste plaats uithandelen. De sleutel van de ontwikkeling iseen verstand dat in staat is de techniek tedoordenken en de ten diepste menselijke zinvan het handelen van de mens te vatten,binnen het begripsvermogen van de per-soon in de totaliteit van zijn wezen. Ook alsde mens middels een satelliet of een opafstand bestuurde elektronische impulswerkt, blijft zijn handelen altijd menselijk,uitdrukking van verantwoordelijke vrijheid.De techniek heeft grote aantrekkingskrachtop de mens, omdat deze hem bevrijdt vanfysieke beperkingen en zijn horizon ver-breedt. Maar de menselijke vrijheid is alleenwerkelijk zichzelf, als ze op de betoveringvan de techniek antwoordt met beslissingen,die de vrucht zijn van morele verantwoorde-

lijkheid. Daaruit volgt de dringende nood-zaak tot vorming wat betreft moreel verant-woord omgaan met techniek. Uitgaande vande fascinatie die de techniek voor de mensheeft, moet men de ware zin van de vrijheidherwinnen, die niet bestaat uit de roes vaneen totale autonomie, maar uit het ant-woord op de oproep van het wezen, tebeginnen met het wezen dat wij zelf zijn.

71. Deze mogelijke afwijking van de – oor-spronkelijk humanistische – technischedenkwijze is vandaag de dag duidelijk in devertechnisering van zowel de ontwikkelingals de vrede. Dikwijls wordt de ontwikkelingvan de volken gezien als een kwestie vanfinancieringstechniek, het ontsluiten vanmarkten, het verlagen van invoerrechten,het investeren in productie, institutionelehervormingen – uiteindelijk als een puurtechnische kwestie. Al deze terreinen zijnuiterst belangrijk, maar men moet zich welafvragen waarom de beslissingen op tech-nisch gebied tot nu toe slechts gedeeltelijkhebben gefunctioneerd. De reden daarvoormoet dieper gezocht worden. De ontwikke-ling zal nooit volkomen gewaarborgd wor-den door krachten die als het ware automa-tisch en onpersoonlijk zijn – of het nu dekrachten van de markt of van de internatio-nale politiek zijn. Zonder rechtschapenmensen, zonder economische deskundigenen politici, die in geweten de oproep tot hetalgemeen welzijn nadrukkelijke leven, isontwikkeling niet mogelijk. Zowel de profes-sionele voorbereiding als de morele conse-quentie zijn noodzakelijk. Als de verabsolu-tering van de techniek doorzet, zullendoelen en middelen met elkaar verwisseldworden; de ondernemer zal de hoogstewinst als enig criterium voor zijn handelenbeschouwen; de politicus de consolidatievan de macht; de wetenschapper de resulta-ten van zijn ontdekkingen. Zo kan hetgebeuren dat onder het netwerk van econo-

152. Vgl. Paulus VI,ApostolischSchrijvenOctogesima adve-niens, 29: a.w., 420.

185 • 2009 53

Page 54: LIEFDE EN WAARHEID

mische, financiële of politieke relaties tochdikwijls onbegrip, onbehagen en ongerech-tigheden voortbestaan. De stromen vantechnische deskundigheid groeien aan, ech-ter alleen tot voordeel van de eigenaars, ter-wijl de feitelijke situatie van de volken, dieaan gene zijde en bijna altijd in de schaduwvan die stromen leven, verder onveranderdblijft en geen werkelijke mogelijkheden totemancipatie heeft.

72. Ook de vrede loopt soms gevaar als eentechnisch product beschouwd te worden –slechts als resultaat van overeenkomstentussen regeringen of van initiatieven tot hetzeker stellen van doeltreffende economischehulp. Het is juist dat de opbouw van de vredeevenzeer het voortdurend aanknopen ver-eist van diplomatieke contacten, economi-sche en technologische uitwisseling, cultu-rele contacten, overeenkomsten overgemeenschappelijke plannen, alsook deaanvaarding van gezamenlijk gedeelde ver-plichtingen, om oorlogsdreigingen te beteu-gelen en de regelmatig terugkerende terro-ristische uitdagingen met wortel en tak uitte roeien. Opdat deze pogingen duurzameeffecten zullen produceren, moeten ze ech-ter kunnen steunen op waarden die in dewaarheid van het leven geworteld zijn. Datwil zeggen dat men moet luisteren naar destemmen van de betrokken bevolking enhun toestand in ogenschouw nemen, omhun verwachtingen in overeenstemmingdaarmee te interpreteren. Hier moet menzich, om zo te zeggen, op één rij stellen metde anoniem geleverde inspanningen van zoveel mensen, die zich er zeer voor inzettende ontmoeting tussen de volken te bevorde-ren en de ontwikkeling, uitgaande van lief-de en wederzijds begrip, te stimuleren.Onder deze personen zijn ook gelovigeChristenen, die deel hebben aan de groteopdracht de ontwikkeling en de vrede eenvolledig menselijke zin te geven.

73. De sterk gegroeide verspreiding van desociale communicatiemiddelen is verbondenmet de technologische ontwikkeling. Het isintussen bijna onmogelijk zich het bestaanvan de familie van de mensheid zonder diemiddelen voor te stellen. Zowel ten goedeals ten kwade zijn ze dermate aanwezig inhet leven van de wereld, dat de mentaliteitvan degenen die beweren dat de socialecommunicatiemiddelen neutraal zijn, endaarom eisen dat ze moeten wordenbeschouwd als autonoom wat betreft de opde mensen betrekkinghebbende moraal,werkelijk absurd lijkt. Dergelijke zienswij-zen, die de strikt technische aard van demedia nadrukkelijk beklemtonen, werken infeite dikwijls in de hand dat deze onderge-schikt gemaakt worden aan economischeberekening, met de bedoeling de markt tebeheersen en niet op de laatste plaats methet verlangen culturele modellen op te leg-gen, die projecten van ideologische en poli-tieke macht dienen. Gegeven de fundamen-tele betekenis van de media bij de bepalingvan de manier waarop de werkelijkheid ende menselijke persoon zelf worden waarge-nomen en gekend, is een zorgvuldige over-weging van de invloed ervan, in het bijzon-der wat betreft de ethisch-cultureledimensie van de globalisering en de solidai-re ontwikkeling van de volken, noodzake-lijk. In overeenstemming met datgene watdoor een juiste omgang met de globalise-ring en ontwikkeling wordt geëist, moetende zin en de doelstelling van de media wor-den gezocht in het antropologisch funda-ment ervan. Dat betekent dat ze niet slechtsgelegenheid tot humanisering kunnen wor-den als zij, dankzij de technologische ont-wikkeling, grotere mogelijkheden tot com-municatie en informatie bieden, maarvooral als ze worden georganiseerd en geo-riënteerd in het licht van een beeld van demens en van het algemeen welzijn, dat deuniversele betekenis daarvan weerspiegelt.

2009 • 18654

Page 55: LIEFDE EN WAARHEID

De sociale communicatiemiddelen bevorde-ren de vrijheid niet, noch globaliseren zeontwikkeling en democratie voor allen, een-voudigweg omdat ze de mogelijkheden tothet leggen van verbindingen en het ver-spreiden van ideeën sterk vergroten. Omzo’n doel te bereiken moeten ze gericht zijnop de bevordering van de waardigheid vande mensen en van de volkeren, nadrukkelijkbezield zijn door de liefde, en in dienststaan van de waarheid, van het goede, als-ook van de natuurlijke en bovennatuurlijkebroederlijkheid. In de mensheid is de vrij-heid namelijk nauw verbonden met dezehogere waarden. De media kunnen eenwaardevolle hulp zijn om de gemeenschapvan de familie van de mensheid en de ethosvan de samenleving te doen groeien, als zijworden tot werktuigen ter bevordering vande algemene deelname aan de gezamenlijkezoektocht naar dat wat rechtvaardig is.

74. Het belangrijkste en meest beslissendegebied van de culturele strijd tussen deabsolute aanspraken van de techniek en demorele verantwoordelijkheid van de mens isvandaag de dag de bio-ethiek, waar demogelijkheid van een totale menselijke ont-wikkeling zelf op het spel staat. Het gaat omeen uiterst precair en cruciaal gebied waar,met dramatische kracht, de vraag wordtgesteld of de mens zichzelf heeft voortge-bracht, of dat hij afhankelijk is van God. Dewetenschappelijke ontdekkingen op dit ter-rein en de mogelijkheden van technischeingrepen lijken zo geavanceerd te zijn datze ons stellen voor de keuze tussen tweesoorten van rationaliteit: de rede die open-staat voor transcendentie of de rede dieopgesloten is in de immanentie. Zo staatmen voor een beslissend “of, of”. De ratio-naliteit van het op zichzelf gerichte techni-sche maken toont echter aan dat het irratio-neel is, omdat het een stellige afwijzing vanzin en waarde met zich meebrengt. Het is

niet toevallig dat het zich afsluiten voortranscendentie hevig in botsing komt metde moeilijkheid van het denken hoe uit hetniets het zijn zou zijn voortgekomen en uithet toeval de rede.153 Geconfronteerd metdeze dramatische problemen, helpen rede engeloof elkaar wederzijds. Alleen gezamen-lijk zullen ze de mens redden. De door zui-ver technisch handelen geboeide rede is zon-der het geloof ertoe veroordeeld zich teverliezen in de illusie van de eigen almacht.Het geloof zonder de rede loopt het gevaarvervreemd te raken van het concrete levenvan de mensen.154

75. Reeds Paus Paulus VI had de wereldwij-de horizon van het sociale vraagstuk erkenden erop gewezen.155 Wie hem op deze wegvolgt, moet vandaag de dag vaststellen dathet sociale vraagstuk op radicale wijze totantropologisch vraagstuk is geworden,omdat het de mogelijkheid zelf inhoudt hetleven, dat door de bio-technologie steedsmeer in de handen van de mens wordtgelegd, niet alleen te begrijpen maar ook temanipuleren. In de huidige cultuur die vanalle illusies wordt beroofd, die gelooft allegeheimen blootgelegd te hebben, omdatmen reeds de wortel van het leven heeftbereikt, komt het tot ontwikkeling en bevor-dering van in-vitrofertilisatie, embryo-onderzoek, mogelijkheden tot klonen enhybridiseren van de mens. Hier komt deabsolute aanspraak van de techniek maxi-maal tot uitdrukking. In dit soort cultuurwordt het geweten er alleen nog toe geroe-pen kennis te nemen van een zuiver techni-sche mogelijkheid. Men kan echter niet deverontrustende scenario’s voor de toekomstvan de mens en de nieuwe machtige instru-menten, die de “cultuur van de dood” terbeschikking staan, bagatelliseren. Naast dewijdverbreide, tragische plaag van abortusprovocatus zou het in de toekomst – maarheimelijk reeds in nuce voorhanden – tot

153. Vgl. BenedictusXVI, Toespraak totde deelnemers aanhet vierde nationalecongres van de Kerkin Italië (19 oktober2006): a.w., 465-477; Benedictus XVI,Homilie bij deEucharistievieringop het “IslingerFeld”, te Regensburg(12 september2006): a.w., 252-256.

154. Vgl.Congregatie voor deGeloofsleer,Instructie betreffen-de bepaalde bio-ethische vraagstuk-ken Dignitaspersonae (8 septem-ber 2008): AAS 100(2008), 858-887.

155. Vgl. EncycliekPopulorum progres-sio, 3: a.w., 258.

187 • 2009 55

Page 56: LIEFDE EN WAARHEID

een systematische, eugenetische geboorte-planning kunnen komen. Van de anderekant wordt de weg bereid voor een menseuthanasica (een op euthanasie gerichtelevenshouding), een niet minder schadelijkemanifestatie van de heerschappij over hetleven, dat onder bepaalde omstandighedenniet meer als levenswaardig wordtbeschouwd. Achter deze scenario’s staanculturele opvattingen, die de menselijkewaardigheid ontkennen. Deze praktijkenzijn er, hunnerzijds, op gericht een materiëleen mechanistische opvatting over het men-selijk leven te stimuleren. Wie zal de nega-tieve uitwerkingen van een dergelijke men-taliteit op de ontwikkeling kunnen meten?Hoe zal men zich nog kunnen verwonderenover de onverschilligheid jegens situatiesvan menselijk verval, als onverschilligheidzelfs het kenmerk is van onze houding metbetrekking tot wat menselijk is en wat niet?De willekeurige selectiviteit van alles watvandaag de dag als te eerbiedigen wordtgepresenteerd is verbazingwekkend. Terwijlvelen meteen bereid zijn zich boos te makenover bijzaken, lijken zij ongehoordeonrechtvaardigheden te gedogen. Terwijl dearmen van de wereld nog steeds aan de deu-ren van de overvloed kloppen, loopt de rijkewereld het gevaar dat kloppen op haar deurniet meer te horen, als gevolg van eengeweten dat niet langer in staat is het men-selijke te herkennen. God openbaart demens aan de mens; de rede en het geloofwerken samen om hem het goede te tonen,als hij het maar wilde zien. De natuurwetwaarin de rede van de Schepper oplicht,toont de grootheid van de mens, maar ookzijn ellende, als hij de oproep tot de morelewaarheid niet aanneemt.

76. Een van de aspecten van de modernevertechniseerde geest wordt gevormd doorde neiging de met het innerlijk leven ver-bonden vragen en emoties alleen te

beschouwen vanuit een psychologischstandpunt, tot het punt van neurologischreductionisme toe. Zo wordt het innerlijkvan de mens leeggemaakt en het bewustzijnvan de ontologische aard van de menselijkeziel met haar diepten, die de heiligen wistente doorgronden, gaat allengs verloren. Devraag van de ontwikkeling is ook nauw ver-bonden met onze opvatting over de ziel vande mens, omdat ons “ik” dikwijls wordt gere-duceerd tot de psyche, en de gezondheid vande ziel wordt verward met emotioneel wel-bevinden. Aan deze beperkingen ligt eendiep onbegrip van het geestelijk leven tengrondslag. Ze leiden ertoe dat men niet wilerkennen dat de ontwikkeling van de mensen van de volken echter toch ook van deoplossing van geestelijke problemen afhan-kelijk is. De ontwikkeling moet behalve demateriële ook de verstandelijke en geestelijkegroei omvatten, daar de mens “lichamelijk engeestelijk, niettemin één wezen”156 is, gebo-ren uit Gods scheppende liefde en bestemdtot eeuwig leven. De mens ontwikkelt zichals hij groeit in de geest, als zijn ziel zich-zelf kent, evenals de waarheden die God erals kiem heeft ingeplant, als hij met zichzelfen zijn Schepper spreekt. Ver van God is demens rusteloos en ziek. De sociale en psy-chologische vervreemding, en de vele neu-rosen die kenmerkend zijn voor rijkesamenlevingen, verwijzen ook naar oorza-ken van geestelijke aard. Een materieel ont-wikkelde maar voor de ziel beklemmendewelvaartsmaatschappij is op zich en voorzich niet gericht op echte ontwikkeling. Denieuwe vormen van verslaving aan drugs ende vertwijfeling waarin veel mensen gera-ken, hebben niet alleen slechts een sociolo-gische en psychologische maar ook eenwezenlijk geestelijke verklaring. De leegtewaaraan de ziel zich, ondanks vele thera-pieën voor lijf en psyche overgelaten voelt,roept lijden op. Er bestaat geen volledigeontwikkeling en geen universeel algemeen

156. TweedeVaticaans Concilie,PastoraleConstitutie over deKerk in de wereldvan deze tijdGaudium et spes,14.

2009 • 18856

Page 57: LIEFDE EN WAARHEID

welzijn zonder het geestelijke en morele wel-zijn van de personen, beschouwd in de tota-liteit van ziel en lichaam.

77. De absolute aanspraak van de techniekkan een onvermogen doen ontstaan om dat-gene waar te nemen dat zich niet slechtslaat verklaren louter en alleen in termenvan materie. En toch ervaren alle mensenzoveel immateriële en geestelijke aspectenvan hun leven. Kennen is niet alleen maareen materiële act, omdat het gekende altijdiets verbergt dat boven het empirische gege-ven uitgaat. Ieder inzicht, zelfs het meesteenvoudige, is altijd een klein wonder,omdat dit zich met de materiële middelendie wij gebruiken nooit volledig verklarenlaat. In iedere waarheid steekt meer dan wijzelf hadden verwacht, in de liefde die wijontvangen is altijd iets verrassends voorons. Wij mogen nooit ophouden ons overdit wonder te verbazen. In ieder inzicht enin iedere daad van liefde ervaart de ziel vande mens een “meer”, dat zeer op een ont-vangen gave gelijkt, op een verhevenheid,een “meer” waartoe wij ons verhoogd voe-len. Ook de ontwikkeling van de mens envan de volken staat op een vergelijkbarehoogte, als we de geestelijke dimensiebeschouwen, die noodzakelijkerwijs hetkenmerk van deze ontwikkeling moet zijn,opdat die echt kan zijn. Daarvoor zijn nieu-we ogen en een nieuw hart vereist, die instaat zijn de materialistische kijk op demenselijke gebeurtenissen te overwinnen enin de ontwikkeling een “daarbovenuit” tezien, dat de techniek niet kan geven. Op dieweg zal het mogelijk zijn die totale mense-lijke ontwikkeling voort te zetten, die derichting laat bepalen door de stuwendekracht van liefde in waarheid.

189 • 2009 57

Page 58: LIEFDE EN WAARHEID

SLOT

78. Zonder God weet de mens niet waar hijheen moet, en is niet eens in staat te begrij-pen wie hij is. Geconfronteerd met de enor-me problemen van de ontwikkeling van devolken, die ons bijna tot moedeloosheid entot opgeven zouden brengen, komt ons hetwoord van de Heer Jezus te hulp, die onslaat weten: “Los van Mij kunt gij niets”(Joh. 15,5) en ons aanmoedigt: “Ik ben metu alle dagen tot de voleinding der wereld”(Mt. 28,20). Geconfronteerd met de enormehoeveelheid werk die gedaan moet worden,worden wij in het geloof aan Gods aanwe-zigheid overeind gehouden, samen metdegenen die zich in Zijn Naam aaneenslui-ten en werken voor gerechtigheid. PausPaulus VI heeft ons er in Populorumprogressio aan herinnerd dat de mens nietin staat is zijn vooruitgang alleen tebewerkstelligen, omdat hij niet van zichzelfuit een waarachtig humanisme kan grond-vesten. Alleen wanneer wij bedenken datwij als individu en als gemeenschap geroe-pen zijn, als Zijn kinderen, te behoren tot defamilie van God, zullen ook wij in staat zijnte komen tot een nieuwe manier van denkenen nieuwe krachten in dienst van een waar-achtig, integraal humanisme te ontwikke-len. Daarom is de grootste kracht in dienstvan de ontwikkeling een christelijk huma-nisme,157 dat de liefde stimuleert en zich laatleiden door de waarheid, door zowel de eenals de ander als blijvende gave van God teontvangen. De beschikbaarheid ten opzichtevan God opent ons voor de beschikbaarheidten opzichte van de broeders en zusters enten opzichte van een leven dat als solidaireen blijde opgave wordt verstaan. Van deandere kant vormen de ideologische geslo-tenheid tegenover God en het atheïsme vande onverschilligheid, die de Schepper verge-ten en het gevaar lopen ook de menselijke

waarden te vergeten, de grote belemmerin-gen voor de ontwikkeling. Het humanismedat God buitensluit is een onmenselijkhumanisme. Alleen een humanisme datopenstaat voor het absolute kan ons leidenbij de bevordering en de verwezenlijkingvan sociale en burgerlijke levensvormen –op het gebied van de structuren, de instel-lingen, de cultuur, de ethos – omdat dit onsbehoedt voor het gevaar gevangenen van demode van het ogenblik te worden. Het is hetbesef van de onverwoestbare liefde vanGod, dat ons steunt bij de moeizame en tochverheven inzet voor de gerechtigheid envoor de ontwikkeling van de volkeren, temidden van successen en mislukkingen inhet onophoudelijk nastreven van een goedeordening van menselijke aangelegenheden.Gods liefde roept ons op om uit te stijgenboven alles wat begrensd en tijdelijk is; zijgeeft ons moed om verder te werken, op zoeknaar het goede voor allen, ook als dat nietonmiddellijk te verwezenlijken is, ook alsdat wat wij kunnen verwezenlijken – wij ende politieke autoriteiten en de economischedeskundigen – altijd minder is dan datgenewaarnaar wij streven.158 God geeft ons dekracht te strijden en uit liefde voor het alge-meen welzijn te lijden, omdat Hij voor onsAlles is, onze grootste Hoop.

79. De ontwikkeling heeft behoefte aanChristenen die de armen opheffen naar Godin het gebaar van gebed, Christenen diegedragen worden door het bewustzijn datde van waarheid vervulde liefde, caritas inveritate, waarvan de echte ontwikkeling uit-gaat, niet ons werk is maar ons geschonkenwordt. Daarom moeten wij ook in de moei-lijkste en meeste complexe gevallen nietslechts bewust reageren, maar ons vooralles beroepen op Zijn liefde. De ontwikke-ling omvat zorg voor het geestelijk leven,ernstige aandacht voor ervaringen vanGodsvertrouwen, van geestelijke broeder-

157. Vgl. Nr. 42:a.w., 278.

158. Vgl. BenedictusXVI., Encycliek Spesalvi, 35: a.w., 1013-1014.

2009 • 19058

Page 59: LIEFDE EN WAARHEID

lijkheid in Christus, van het zich toevertrou-wen aan de goddelijke Voorzienigheid enbarmhartigheid, van liefde en vergeving,van zelfverloochening, van de aanvaardingvan de naaste, van gerechtigheid en vrede.Dat alles is essentieel om het “hart vansteen” in een “hart van vlees” te veranderen(Ez. 36, 26), om zo het leven op aarde “god-delijk” en daarmee menswaardiger temaken. Dit alles behoort aan de mens,omdat de mens het subject van zijn bestaanis; en tegelijk behoort het aan God, omdatGod staat aan het begin en het einde vanalles wat waarde heeft en verlossingschenkt: “Wereld, leven of dood, heden oftoekomst, alles is van u, maar gij zijt vanChristus en Christus is van God” (1 Kor. 3,22-23). Het diepe verlangen van de Christenis dat de hele familie van de mensheid Godkan aanroepen als “Onze Vader!” Samenmet de Eniggeboren Zoon kunnen alle men-sen leren tot de Vader te bidden en Hem tevragen, met de woorden die Jezus Zelf onsgegeven heeft, dat zij Hem kunnen heiligendoor te leven volgens Zijn wil, het noodza-kelijke dagelijkse brood te hebben, evenalsbegrip en grootmoedigheid jegens de schul-denaren, om niet te zwaar op de proef teworden gesteld en verlost te worden van hetkwaad (vgl. Mat. 6,9-13).

Aan het einde van dit Paulusjaar wil ik dezewens graag tot uitdrukking brengen met dewoorden van de apostel in de Brief aan deChristenen van Rome: “Uw liefde moet onge-veinsd zijn. Haat het kwaad, houdt vast watgoed is. Bemint elkander hartelijk met broe-derlijke genegenheid. Acht anderen hogerdan uzelf” (12, 9.10). De Maagd Maria, diedoor Paus Paulus VI tot officieel Moeder vande Kerk is uitgeroepen en door het christelijkvolk wordt vereerd als Speculum iustitiae(Spiegel van Gerechtigheid) en Regina Pacis(Koningin van de Vrede), moge ons bescher-men en voor ons, door haar hemelse voor-

spraak, de kracht, de hoop en de vreugdeverkrijgen die wij nodig hebben om ons ver-der edelmoedig te wijden aan de plicht “deintegrale ontwikkeling van de mens en vanalle mensen”159 te verwezenlijken.

Gegeven te Rome, St. Pieter, op 29 juni, hetHoogfeest van de Heilige Apostelen Petrusen Paulus, in het jaar 2009, het vijfde jaarvan mijn pontificaat.

BENEDICTUS PP. XVI

Vertaling dr. N. Stienstra, met medewerkingvan drs. N.M. Schnell, pr.

159. Paulus VI,EncycliekPopulorum progres-sio, 42: a.w., 278.

191 • 2009 59

Page 60: LIEFDE EN WAARHEID

Bestellingen: Secretariaat RKK, Postbus 13049, 3507 LA Utrecht, tel.: 030 2326909, e-mail: [email protected]

d o c u m e n t a t i ek e r k e l i j k e

Kerkelijke documentatie - jaargang 37, 2009

nummer 1-2; 56 blz., € 4,-Congregatie voor de Geloofsleer – Instructie Dignitas personae, betreffende bepalende bio-ethische vraagstukken;

Naar aanleiding van de Instructie Dignitas Personae;

Boodschap aan het volk van God van de XIIde AlgemeneVergadering van de Bisschoppensynode - Slotboodschapvan de Bisschoppensynode over het Woord van God in hetleven en de missie van de Kerk;

Benedictus XVI - Boodschap ter gelegenheid van de vieringvan de Wereldvredesdag, 1 januari 2009: Armoede bestrij-den, vrede stichten

nummer 3; 28 blz., € 2,-Boodschap van paus Benedictus XVI voor de 95ste Wereld-dag van migranten en vluchtelingen (2009) - Thema: deheilige Paulus, migrant en ‘apostel der apostelen’;

Boodschap van paus Benedictus XVI voor de vastentijd 2009

Boodschap van paus Benedictus XVI aan de jongeren vande wereld ter gelegenheid van de 24ste Wereldjongerendag,2009;

Boodschap van paus Benedictus XVI•voor de 46ste Wereld-roepingendag, 3 mei 2009 - vierde zondag van Pasen -Thema: Geloof in het initiatief van God - het antwoord vande mens;

Boodschap van paus Benedictus XVI voor de 43ste Wereld-communicatiedag;

Toespraak van paus Benedictus XVI•tot de deelnemers aande voltallige vergadering van de Congregatie voor de Clerusover onder meer het priesterjaar

nummer 4-5; 48 blz., € 3, 50Toespraken van paus Benedictus XVI tijdens zijn bezoek aanJordanië en het Heilig Land (8-15 mei 2009): Begroetings-ceremonie, Amman, 8 mei; Bezoek aan de Herdenkingskerkvan Mozes, berg Nebo, 9 mei; Begroetingsceremonie, Tel Aviv,11 mei; Beleefdheidsbezoek aan de Grootmoefti, Jeruzalem, 12mei; Gebed bij de westelijke muur, Jeruzalem, 12 mei; Heiligemis, Dal van Josafat, 12 mei; Begroetingsceremonie,Bethlehem, 13 mei; Heilige mis, Kribbeplein, 13 mei; Bezoekaan het “Aida Refugee Camp”, Jeruzalem, 13 mei; Heilige mis,Mount Precipice, Nazareth, 14 mei; Oecumenische ontmoe-ting, Troonzaal van de Zetel van het Grieks-OrthodoxePatriarchaat, Jeruzalem, 15 mei; Bezoek aan het Heilig graf,Jeruzalem, 15 mei; Afscheidsceremonie, Tel Aviv, 15 mei

Brief van paus Benedictus XVI aan het begin van het Jaarvan de priesters

nummer 6; 60 blz., € 4,-Encycliek Caritas in veritate van paus Benedictus XVI overde integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waar-heid