Lijden en liefde bij C.S. Lewis0104.nccdn.net/1_5/2ec/028/0bc/1405-Lijden-en-liefde-bij... ·...
Transcript of Lijden en liefde bij C.S. Lewis0104.nccdn.net/1_5/2ec/028/0bc/1405-Lijden-en-liefde-bij... ·...
V&T De Brug Amersfoort
Lijden en liefde
bij C.S. Lewis
Mei 2014 – Ds Hans van Dolder
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 2
Primaire literatuur voor studieavonden:
HET PROBLEEM VAN HET LIJDEN, The Problem of Pain, 1940; new
translation. (Opnieuw) vertaald door Henriët Ferguson-Postma. Kok,
Kampen. 4e druk 2011. (Vorige vertaling 1957.)
VERDRIET, DOOD EN GELOOF, Tweede druk van NOTITIES VAN EEN
NABESTAANDE (1962). Wever, Franeker. 3e druk Van Wijnen,
Franeker 1989; 4e druk 1992; 8e druk 2007.
Recente biografie:
Alister McGrath, C.S. Lewis: A Life. Eccentric Genius, Reluctant
Prophet. Tyndale House Publishers, Inc., Carol Stream, Illinois 2013.
431 pp. ISBN 978-1-4143-3935-1
Meer online lezen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/C.S._Lewis
http://en.wikipedia.org/wiki/C._S._Lewis
https://www.cslewis.com/uk
http://www.lewisiana.nl/index.htm
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 3
Programma
Avond 1, 12 mei 2014
Introductie en kennismaking
Wie is C.S. Lewis?
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 4
Het probleem van het lijden: hoofdstuk 1 /m 5
Avond 2, 19 mei 2014
Het probleem van het lijden: hoofdstuk 6 en 7 (aparte PDFs)
De kronieken van Narnia
Avond 3, 26 mei 2014
Verdriet, dood en geloof (aparte PDF)
Film Shadowlands (1993)
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 5
HET PROBLEEM VAN HET LIJDEN, The Problem of Pain, 1940; new
translation. (Opnieuw) vertaald door Henriët Ferguson-Postma. Kok, Kampen.
4e druk 2011. (Vorige vertaling 1957.) Fragmenten uit hoofdstuk 1 t/m 5
Voor de prehistorische mens moet het oerwoud naast zijn huis oneindig
geleken hebben. Hij hoefde het dreigende onbekende niet te zoeken in de
gedachte aan kosmische straling en afkoelende sterren: het kwam elke avond
aan zijn deur snuffelen.
(Probleem van het lijden, Inleiding, blz. 14)
Wie vraagt of het heelal zoals wij dat waarnemen meer lijkt op het werk van
een wijze, goede Schepper, of op een product van toeval, onverschilligheid of
kwaadaardigheid, laat direct alle essentiële factoren in het religieuze
probleem buiten beschouwing. Het christelijk geloof is niet de conclusie van
een filosofisch debat over de oorsprong van het heelal: het is [de reactie op]
een ingrijpende historische gebeurtenis die optreedt na de lange geestelijke
voorbereiding van de mensheid die ik zojuist heb beschreven. Het is niet een
systeem waar we het lastige feit van het lijden moeten zien in te passen. Het
is zelf een lastig feit, dat wij moeten inpassen in elk systeem dat wij
verzinnen. In zekere zin schept het het probleem van het lijden in plaats van
het op te lossen. Het lijden zou geen probleem zijn als we niet, naast onze
dagelijkse ervaring van deze pijnlijke werkelijkheid, voor ons gevoel goede
redenen hadden om aan te nemen dat de uiteindelijke werkelijkheid
rechtvaardig en liefdevol is.
Waarom mij dit goede redenen lijken, heb ik hiervoor min of meer
aangegeven. Het zijn logische stappen, maar ze zijn niet onontkoombaar. In
ieder stadium van religieuze ontwikkeling kan de mens zich verzetten;
misschien doet hij zijn eigen natuur daarbij geweld aan, maar hij hoeft er
geen belachelijke denkfouten voor te maken. Hij kan, als hij bereid is de helft
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 6
van de grote dichters en profeten van de mensheid links te laten liggen, en
zijn eigen kindertijd, met alle rijkdom en diepte van ongeremde ervaring, te
negeren, zijn geestelijke ogen sluiten voor het Numineuze. Hij kan de moraal
een illusie noemen en zich daarmee van de gemeenschappelijke basis van de
mensheid afsnijden. Hij kan de identificatie van het Numineuze met
rechtvaardigheid weigeren en een barbaar blijven en seksualiteit, de doden,
de levenskracht of de toekomst blijven vereren. Maar dat komt hem duur te
staan.
En als we bij de laatste stap aankomen, de historische Menswording, is de
logische zekerheid het grootst. Het verhaal lijkt onverwacht sterk op allerlei
mythen die vanaf de vroegste tijden deel uitmaakten van de godsdienst,
maar het is toch anders. Het is niet verklaarbaar voor het verstand: we
hadden het niet zelf kunnen bedenken. Het bezit niet die verdachte
aprioristische helderheid van het pantheïsme of de fysica van Newton.
(Probleem van het lijden, Inleiding, blz. 23-24)
‘Als God goed was, zou Hij al zijn schepselen volmaakt gelukkig willen maken,
en als Hij almachtig was zou Hij kunnen doen wat Hij wenste. Maar de
schepselen zijn niet gelukkig. Daarom is God niet goed of niet almachtig of
geen van beide.’ Dat is het probleem van het lijden in zijn eenvoudigste vorm.
De mogelijkheid om hier een antwoord op te vinden hangt ervan af of we
kunnen laten zien dat de woorden ‘goed’, ‘almachtig’ en misschien ook
‘gelukkig’ voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn; want we moeten meteen
toegeven dat als de populaire betekenis van deze woorden de beste of de
enige betekenis is, het probleem niet kan worden opgelost.
(Probleem van het lijden, 2. Gods almacht, blz. 25)
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 7
Als het christelijk geloof zegt dat God de mens liefheeft, bedoelt het ook echt
liefheeft. Niet dat Hij een onpartijdige, dus eigenlijk onverschillige
belangstelling voor ons welzijn heeft, maar dat wij, hoe ontzagwekkend en
verrassend dat ook is, de voorwerpen van zijn liefde zijn. U vroeg om een
liefdevolle God? Hier is Hij. De grote Geest die u zo gemakkelijk aanriep, die
‘heer van schrikkelijk aanzien’ is tegenwoordig: geen seniele welwillendheid
die slaperig wenst dat u op uw eigen manier gelukkig wordt, niet de koude
liefdadigheid van een gewetensvolle ambtenaar, niet de zorg van een
gastheer die zich verantwoordelijk voelt voor het comfort van zijn gasten -
maar het verterend vuur van de Liefde Zelf, die de werelden schiep,
volhardend als de liefde van een schilder voor zijn kunstwerk, heerszuchtig
als de liefde van een baas voor zijn hond, zorgzaam en eerbiedwaardig als de
liefde van een vader voor zijn kind, jaloers, onverbiddelijk, veeleisend als
liefde tussen man en vrouw.
(Probleem van het lijden, 3. Gods goedheid, blz. 46)
Het punt is dat deze tegenstelling tussen egoïstische en altruïstische liefde
niet zonder meer kan worden toegepast op de liefde van God voor zijn
schepselen. Belangentegenstellingen, en dus gelegenheid voor zelfzuchtig en
onzelfzuchtig gedrag, komen alleen maar voor tussen wezens die samen in
een wereld wonen; God kan geen belangen hebben die tegen die van een
mens ingaan, net zomin als Shakespeare rivaliteit kon voelen ten opzichte
van Hamlet, Als God mens wordt en in Palestina als schepsel temidden van
andere schepselen verkeert, dan blijkt Hij zijn leven volkomen onzelfzuchtig
te leven, tot en met het offer van Golgotha. Een moderne pantheïstische
filosoof heeft gezegd: ‘Als het absolute in zee valt, wordt het een vis’; zo
kunnen wij als christenen op de menswording wijzen en zeggen dat als God
zijn heerlijkheid aflegt en zich aan de omstandigheden onderwerpt waarin
egoïsme en altruïsme mogelijk zijn, Hij totaal altruïstisch blijkt te zijn. Maar
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 8
God in zijn transcendentie - God als vrijmachtige grond van alle bestaan -
kunnen wij ons niet op die manier indenken. Wij vinden menselijke liefde
egoïstisch als iemand zijn eigen behoeften bevredigt ten koste van degene
die hij liefheeft - bijvoorbeeld wanneer een vader zijn kinderen thuishoudt
omdat hij geen afstand kan doen van hun gezelschap, terwijl hij ze voor hun
eigen bestwil de wereld in zou moeten sturen. Deze toestand veronderstelt
een behoefte of begeerte bij degene die liefheeft, en een daarmee
onverenigbare behoefte bij de geliefde, waarbij degene die liefheeft de
behoefte van de geliefde negeert of ernstig verwaarloost. Dat geldt allemaal
niet in de relatie van God met de mens. God heeft geen behoeften. Plato
leert ons dat menselijke liefde het kind van de Armoede is - zij komt voort uit
een gebrek of gemis; zij wordt opgewekt door een werkelijk of verondersteld
goed in de geliefde dat de minnaar nodig heeft of verlangt te bezitten. Maar
Gods liefde wordt niet veroorzaakt door iets goeds in het voorwerp van zijn
liefde, maar is integendeel de oorzaak van alles wat goed is in de geliefde;
eerst bemint Hij bet tevoorschijn en vervolgens schenkt Hij het een
werkelijke, hoewel afgeleide beminnenswaardigheid.
(Probleem van het lijden, 3. Gods goedheid, blz. 48-50)
Een mens kan Gods heerlijkheid net zomin verkleinen door te weigeren Hem
te aanbidden, als een krankzinnige de zon kan doven door ‘duisternis’ op de
wanden van zijn cel te krassen.
(Probleem van het lijden, 3. Gods goedheid, blz. 53)
De voorbeelden uit het vorige hoofdstuk waren bedoeld om te laten zien dat
er situaties zijn waarin echte liefde lijden kan toebrengen. Dat zijn dan
situaties waarin het voorwerp van die liefde moet veranderen om werkelijk
beminnenswaardig te worden. Maar waarom moet er dan zoveel aan ons
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 9
mensen veranderen? Het christelijke antwoord - dat wij onze vrije wil
gebruikt hebben om heel slecht te worden - is zo bekend dat ik het
nauwelijks hoef toe te lichten. Maar het is een hele opgave om deze
gedachte werkelijk tot leven te brengen in het denken van moderne mensen,
of zelfs in het denken van moderne christenen. Toen de apostelen het
evangelie predikten, konden ze uitgaan van een bestaand besef van schuld
die goddelijke toorn verdiend heeft, zelfs bij hun heidense toehoorders. Het
doel van de heidense mysteriegodsdiensten was om dit besef te
verminderen; de epicurische wijsbegeerte beweerde zelfs dat zij de mens
van de vrees voor eeuwige straf kon bevrijden. Het was tegen die
achtergrond dat het evangelie zich als ‘goed nieuws’ aandiende. Het was een
boodschap over mogelijke genezing voor mensen die wisten dat ze dodelijk
ziek waren. Maar dat is nu allemaal anders. Het christendom moet nu eerst
de diagnose prediken - op zich heel slecht nieuws - vóór iemand naar de
oplossing wil luisteren.
(Probleem van het lijden, 3. De verdorvenheid van de mens, blz. 55)
Als iemand denkt dat ik met dit hoofdstuk de leer van de totale
verdorvenheid van de mens wil herstellen, is het niet goed begrepen. Daar
geloof ik niet in, om de logische reden dat als onze verdorvenheid zo totaal
was, wij niet zouden weten dat we verdorven zijn, en ook omdat de ervaring
ons veel goedheid in de mens laat zien. Ik wil niet op algemene somberheid
aansturen. Ik hecht waarde aan schaamte niet als emotie, maar vanwege het
inzicht dat schaamte ons geeft. Ik ben van mening dat dat inzicht bij iedereen
voortdurend aanwezig zou moeten zijn: maar of we de bijkomende pijnlijke
emoties moeten aanmoedigen, is een technische vraag voor het pastoraat,
waarover ik als leek weinig recht van spreken heb.
Volgens mij, maar dat is alleen maar mijn persoonlijke mening, is alle
droefheid die niet óf het gevolg is van berouw over een concrete zonde (om
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 10
het zo snel mogelijk weer goed te maken of het kwaad te herstellen), óf het
gevolg van medelijden (om snel en actief hulp te bieden), gewoon verkeerd;
en ik denk dat we allemaal net zoveel zondigen door onnodige
ongehoorzaamheid aan het advies van de apostel om ons te ‘verblijden’, als
door andere oorzaken. Nederigheid is na de eerste schok een opgewekte
deugd: de hooggestemde ongelovige die, ondanks herhaalde teleurstellingen,
wanhopig in de ‘goedheid van de mens’ blijft geloven, die is pas echt treurig.
(Probleem van het lijden, 3. De verdorvenheid van de mens, blz. 67)
Het uitgewerkte dogma beweert dus dat de mens, zoals God hem geschapen
had, volkomen goed en volledig gelukkig was, maar dat hij God
ongehoorzaam werd en daardoor is geworden wat we nu zien. Veel mensen
denken dat de wetenschap heeft bewezen dat dit niet waar is. ‘We weten
nu’, zeggen ze, ‘dat de mens helemaal niet uit een oorspronkelijke toestand
van goedheid en geluk is gevallen, integendeel, de mens is langzaam omhoog
geklommen uit een toestand van barbaarse dierlijkheid/ Het lijkt me toe dat
hier een complete spraakverwarring heerst. Primitief en dierlijk zijn van die
woorden die soms als scheldwoorden worden gebruikt en dan weer als
wetenschappelijke termen. Het pseudo-wetenschappelijk bewijs tegen de
zondeval maakt gebruik van deze verwarring. Als u zegt dat de mens uit een
dierlijke oervorm opgeklommen is, en u bedoelt daarmee dat de mens fysiek
afstamt van dieren, maak ik geen bezwaar. Maar dat wil niet zeggen dat hoe
verder we teruggaan, hoe dierlijker (in de zin van beestachtiger) de mens zal
blijken te zijn. Geen enkel dier is goed in de morele betekenis: maar het is
niet zo dat alle dierlijk gedrag ‘kwaad’ zou zijn als mensen zo deden.
Integendeel, niet alle dieren behandelen hun soortgenoten zo slecht als
mensen andere mensen behandelen. Ook zijn ze niet zo gulzig en wellustig
als wij, en geen enkel dier is eerzuchtig.
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 11
(Probleem van het lijden, 5. Zondeval, blz. 72)
Augustinus heeft gezegd dat die zonde het gevolg was van Hoogmoed, dus
van het verlangen van een schepsel (dus een in essentie afgeleid wezen dat
voor zijn bestaan afhankelijk is van een Ander) om voor zichzelf te beginnen,
om onafhankelijk te zijn. Voor zo’n zonde zijn geen ingewikkelde sociale
omstandigheden of uitgebreide ervaring nodig, noch een grote intellectuele
ontwikkeling. Vanaf het moment dat een schepsel zich bewust wordt van
God als God, en van zichzelf ais zelf, staat het voor de schrikwekkende keuze
God of zichzelf als middelpunt te nemen. Deze zonde wordt dagelijks begaan
door zowel jonge kinderen en onontwikkelde mensen als door bijzonder
beschaafden, zowel door eenlingen als door mensen die zich volop in de
maatschappij bewegen: dat is de zondeval in elk individueel leven, elke dag in
ieder persoonlijk leven, de fundamentele zonde achter al die andere: op dit
ogenblik begaan u en ik die, staan op het punt die te begaan, of hebben er
berouw over. Als we wakker worden, proberen we de dag aan God op te
dragen: voor we ons aangekleed hebben is het alweer onze dag geworden,
en ervaren we Gods deel erin als een last die we ‘uit onze eigen zak’ moeten
betalen, een v e r m i n d e r i n g van de tijd die naar ons gevoel ‘van ons’
hoort te zijn.
(Probleem van het lijden, 5. Zondval, blz. 75)
Lijden en liefde bij C.S. Lewis, studieavonden V&T De Brug Amersfoort, mei 2014, blz 12