Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

23
1 Begindia titel lezing Tekstdia overzicht lezing Ik heb 3 kwartier tot een uur gekregen. Daarvan zal ik eerst enige tijd besteden aan het schetsen van het klimaat waarin de Admiraliteit in Dokkum tot stand kon komen. Daarna iets over het functioneren van de Admiraliteiten in Dokkum aan de hand van het verslag over het jaar 1599 en tot slot iets over de behuizing in Dokkum. Welnu. De Admiraliteit van Friesland heeft van 1597 tot 1645 in Dokkum gezeteld, dus nog geen halve eeuw. Maar 370 jaar later is Dokkum er nog steeds trots op en wordt de periode van de Admiraliteit in Dokkum beschouwd als een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van ons stadje. En het wordt vermarkt, zoals we nu zien aan de Admiraliteitsdagen. In 1645 werd de Admiraliteit verplaatst naar Harlingen, waar in het jaar 1771 tijdens een grote brand de Admiraliteitsgebouwen en alle archieven verloren gingen. Plus allerlei prachtige zaken waar we nu maar naar kunnen raden, zoals bijvoorbeeld dit wapenbord uit 1670, dat toevallig gespaard bleef. + inzoomdia Het oude Admiraliteitsgebouw in Dokkum dat bewaard bleef, althans een uitbreiding uit 1618, is daardoor des te belangwekkender. Ondanks de brand in Harlingen is er toch nog voldoende over om een behoorlijke indruk te krijgen van wat de Admiraliteit betekende voor Dokkum en hoe deze functioneerde. Dat beeld wordt bijvoorbeeld verkregen door de archieven van de Staten Generaal en die van Gedeputeerde Staten van Fryslân. Maar bovendien zijn er twee notulenboeken bewaard gebleven uit 1599 en 1601, die ten tijde van de brand in particulier bezit waren, bij één der raadsleden van het toenmalige college. Vooral daaruit is heel interessante, vaak zeer spannende informatie te verkrijgen. De vestiging van een soort marinebasis in Dokkum kwam uiteraard niet uit de lucht vallen. Maar waar moet je dan beginnen, want de geschiedenis is een doorlopende lijn en zeker die van de 16de eeuw is een complex lijnenspel, als een bord met spaghetti die flink door elkaar is gehusseld. Gezien de tijd moet ik me beperken tot wat algemeenheden en een hinkstap sprong door de geschiedenis van toen. Kern van de zaak is de vrijheidstrijd tegen de buitenlandse, c.q. rooms-katholieke Spaanse overheersing, gekoppeld aan een strijd voor geloofsvrijheid. dia Willem v Oranje Willem van Oranje was daarbij de belangrijkste opponent van de Spaanse koning. dia Filips II

Transcript of Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

Page 1: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

1

Begindia titel lezing

Tekstdia overzicht lezing Ik heb 3 kwartier tot een uur gekregen. Daarvan zal ik eerst enige tijd besteden aan het schetsen van het klimaat waarin de Admiraliteit in Dokkum tot stand kon komen. Daarna iets over het functioneren van de Admiraliteiten in Dokkum aan de hand van het verslag over het jaar 1599 en tot slot iets over de behuizing in Dokkum. Welnu. De Admiraliteit van Friesland heeft van 1597 tot 1645 in Dokkum gezeteld, dus nog geen halve eeuw. Maar 370 jaar later is Dokkum er nog steeds trots op en wordt de periode van de Admiraliteit in Dokkum beschouwd als een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van ons stadje. En het wordt vermarkt, zoals we nu zien aan de Admiraliteitsdagen. In 1645 werd de Admiraliteit verplaatst naar Harlingen, waar in het jaar 1771 tijdens een grote brand de Admiraliteitsgebouwen en alle archieven verloren gingen. Plus allerlei prachtige zaken waar we nu maar naar kunnen raden, zoals bijvoorbeeld dit wapenbord uit 1670, dat toevallig gespaard bleef.

+ inzoomdia Het oude Admiraliteitsgebouw in Dokkum dat bewaard bleef, althans een uitbreiding uit 1618, is daardoor des te belangwekkender. Ondanks de brand in Harlingen is er toch nog voldoende over om een behoorlijke indruk te krijgen van wat de Admiraliteit betekende voor Dokkum en hoe deze functioneerde. Dat beeld wordt bijvoorbeeld verkregen door de archieven van de Staten Generaal en die van Gedeputeerde Staten van Fryslân. Maar bovendien zijn er twee notulenboeken bewaard gebleven uit 1599 en 1601, die ten tijde van de brand in particulier bezit waren, bij één der raadsleden van het toenmalige college. Vooral daaruit is heel interessante, vaak zeer spannende informatie te verkrijgen. De vestiging van een soort marinebasis in Dokkum kwam uiteraard niet uit de lucht vallen. Maar waar moet je dan beginnen, want de geschiedenis is een doorlopende lijn en zeker die van de 16de eeuw is een complex lijnenspel, als een bord met spaghetti die flink door elkaar is gehusseld. Gezien de tijd moet ik me beperken tot wat algemeenheden en een hinkstap sprong door de geschiedenis van toen. Kern van de zaak is de vrijheidstrijd tegen de buitenlandse, c.q. rooms-katholieke Spaanse overheersing, gekoppeld aan een strijd voor geloofsvrijheid.

dia Willem v Oranje Willem van Oranje was daarbij de belangrijkste opponent van de Spaanse koning.

dia Filips II

Page 2: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

2

Oranjes eerste invasie in de Spaanse Nederlanden, vond plaats in 1568. De invasie was eigenlijk een mislukking, maar wordt door de geschiedschrijvers gezien als het begin van de

Tachtigjarige Oorlog. Een tweede belangrijke gebeurtenis aan het begin van die 80-jarige oorlog was de inname van Den Briel, op 1 april 1572 door de Geuzen. Dia inneming den Briel

De watergeuzen zijn vrijbuiters, onder wie veel verarmde edellieden, die leven van zeeroof. Zij worden door Willem van Oranje geronseld voor deelname aan de opstand en vormen een soort ‘marine’. Onder aanvoering van Willem, graaf van der Mark, veroveren 1200 geuzen met een vloot van 26 schepen bij verrassing Den Briel, en kort erop Vlissingen en Veere. Detail met een driemaster met kanonnen Even een zijweggetje naar de benaming Admiraal. Voor ons is

het een normale benaming: Koning, Keizer, Admiraal, we kennen het woord allemaal. Maar waar komt het vandaan? De eerste keer dat ik het zelf tegenkwam bij de bestudering van de geschiedenis van Dokkum was in een eigentijds verslag van de gebeurtenissen in 1572. Caspar de Robles is dan de stadhouder en hij had een aanvoerder, Kapitein Monceau, uitvoerder van de grote slachtpartij in Dokkum in 1572, in omstreeks dezelfde periode als we nu zijn, dus rond 1 september. Hij moet een Frans sprekende Waal geweest zijn die misschien al in 1568 met De Robles bij Harlingen voet aan wal zette. Zeker is dat hij in 1572 met succes zowel te land als ter zee groepen Walen aanvoerde. Als de auteur van die eigentijdse bron voor het eerst over Monceius spreekt, in een passage over een zee-offensief tegen de piraten vanuit Harlingen in mei 1572, zegt hij dit: … tot bevelhebber, die zij de Admiraal noemen, van de vloot [van 7 schepen] is aangewezen Monceius, die niet zozeer opgeleid was in de taken van oorlog te land en ter zee, maar beschouwd kan worden als daarvoor geboren [een natuurtalent]. In die tijd behoefde de term toch kennelijk enige toelichting, als je het zo formuleert als hier staat. Oorspronkelijk was een amir of emir de benaming van een oosterse aanvoerder, bijvoorbeeld de amir der Saracenen. Het woord komt dus uit het arabisch en is bij ons verder ontwikkeld tot amiraal en admiraal. Behalve als een oosterse vorst was in de late middeleeuwen toch ook al de meer beperkte betekenis van vlootvoogd, aanvoerder van de vloot, bekend, zeker vanaf de 15de eeuw. Vanaf de tijd dat beheer en leiding over een oorlogsvloot aan een bestuursorgaan wordt opgedragen, gaat men spreken van Admiraliteit. In de Franse tijd tenslotte werd bij ons de benaming Admiraliteit vervangen door marine. Terug naar de 80-jarige oorlog. Na de inname van Brielle op 1 april 1572 hebben de aanhangers van Willem van Oranje wat betreft de oorlogsvoering ter zee hun krachten gebundeld en in 1575 het eerste Admiraliteitscollege opgericht in Rotterdam. De oprichting van de Admiraliteit van de Republiek der 7 Verenigde Nederlanden vindt dus zijn oorsprong in de Tachtigjarige Oorlog en een belangrijke component ervan waren in het begin de Watergeuzen.

Page 3: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

3

Ik ontkom er in dit verband niet aan om even de Dokkumer broertjes Fokke en Jan Abels te noemen. Fokke was een kortgebouwde, roodharige man. Hij was samen met Jan in 1558 door de burgemeester van de stad Groningen aangesteld om de scheepvaart tegen de zeeroverij te beschermen, als een soort particulier beveiligingsbedrijf. Want dat was het enige wat men kon doen in die tijd toen er nog geen nationaal georganiseerde marine was. Maar bij de komst van Alva moest hij vluchten. Beide broers ontwikkelden zich tot typische watergeuzen, die heel makkelijk de rol van beschermer inruilden voor die van zeerover. Berichten over Fokke komen er uit Bremen, Emden maar ook Dover en Dieppe. Soms in verband met de verkoop van gestolen goederen, dan weer als kapitein van de watergeuzen. Broer Jan Abels was een uitstekend zeeman, die in Emden meestal Hansken Abelen of Nabelen werd genoemd, dus Jan of Hansje zal ook wel niet zo groot van gestalte geweest zijn. In dat eerder genoemde jaar 1558 was hij door de staten van Friesland opgeroepen het bevel te aanvaarden over enige schepen om de zeerovers te bestrijden. Hij had ook contacten met graaf Lodewijk van Nassau, die hem en zijn met kanonnen bewapende schip inhuurde. In 1569 kreeg hij van de graaf een vrijbrief om te gaan vrijbuiten, natuurlijk vooral ten koste van de katholieken, maar in de praktijk zal hij bij zijn plundertochten in Groningen weinig onderscheid gemaakt hebben. Er kwamen talloze klachten over hem, ook vanuit Oost-Friesland. Zowel hij als zijn broer Fokke waren waarschijnlijk aanwezig bij de inneming van Den Briel. Fokke’s naam verdwijnt in dat jaar uit de annalen, die van Jan Abel wordt het laatst in 1575 genoemd. Willem van Oranje, de gevluchte stadhouder, besluit na het succes in Den Briel tot een tweede invasie. En weer mislukte die. In september dat jaar 1572 moest hij zich terugtrekken. Don Frederik, de zoon van de hertog van Alva, kreeg de opdracht de opstandige steden zwaar te straffen en dat deed hij ook met grof geweld. In Friesland hadden de versterkte steden Sneek, Bolsward en Franeker zich bij de opstandelingen aan gesloten. Maar Dokkum had geen versterkingen of ophaalbruggen en bij de strijd om de macht van de diverse partijen ging het gruwelijk mis. Dit zou de geschiedenis ingaan als de Waalse Furie in Dokkum. De troepen van de Spaanse legeraanvoerder Caspar de Robles verjoegen de opstandelingen uit de stad, waarna door de zojuist genoemde kapitein of admiraal Monceau een slachting werd aangericht onder de bevolking, ook onder de katholieken overigens. Er is een ooggetuigenverslag bewaard gebleven van de medicus Hendrik Bra, waar ik eerder dit jaar een boekje over geschreven heb. Deze vertelt hoe eerst de katholieken de stad in bezit hadden, maar verdreven werden door de Geuzen. Dat ging niet erg zachtzinnig. Ze hielden toen huis onder katholieken en hun bezittingen. Maar vervolgens kwamen de troepen van De Robles weer die toestemming hadden te plunderen, roven en moorden. Volgens de dokter, die zijn toevlucht had gezocht op een dak en later wist te ontsnappen, vielen er 200 huizen ten prooi aan de vlammen en werden honderden mensen afgeslacht.

dia Dokkum 1572 De gevechtshandelingen van Caspar de Robles hadden overigens nog een positief effect voor ons later. Want ten behoeve van een voorbereiding op - en verslag van de gevechten werden er in zijn opdracht tekeningen gemaakt van de plaatselijke situatie, en dit zijn de

Page 4: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

4

eerste kaarten die van Dokkum gemaakt werden. U herinnert zich vast wel dat deze na de val van de Berlijnse muur plotseling opdoken in de Duitse archieven (1998). Geweldige historische documenten die met een lugubere levendigheid de situatie met gevechtshandelingen illustreren.

dia ingezoomd met vlammen Weer volgden er jaren van strijd met dan weer succes voor de een, dan weer voor de ander. Voor Willem van Oranje volgden grotere successen, mede doordat Spanje in financiële nood was komen te verkeren en er een algemeen gevoelde afkeer jegens de misdragende Spaanse soldaten in de Nederlanden was ontstaan. In 1576 werd de dan 26-jarige George, graaf van Rennenberg de opvolger van Caspar de Robles als stadhouder. Officieel voor Filips II in de noordelijke gewesten w.o. Groningen en Friesland, want de positie van de koning stond toen nog steeds niet echt ter discussie, maar in feite door de Staten Generaal en op voordracht zelfs van Willem van Oranje. Hij was afkomstig uit Henegouwen, zeg maar zuid-west België. Zijn opdracht was onder andere de stad Groningen te bevrijden van het Spaanse garnizoen ter plekke maar daarnaast probeerde hij toch het noorden te behouden voor het katholicisme. Dat werd vrijwel onmogelijk na 1579. In dat jaar kwam er een verdrag, de pacificatie van Utrecht, waarbij - met Van Oranje en de staten van Holland en Zeeland aan de leiding - de noordelijke Nederlanden een eigen weg insloegen. In datzelfde jaar kwam de zoon van Margaretha van Parma, prins Alexander Farnese, als nieuwe landvoogd voor Filips naar de Nederlanden, althans naar de zuidelijke. Het jaar daarop zette Filips een prijs op het hoofd van Willem van Oranje. En weer een jaar later, in juli 1581, zwoeren de Staten Generaal in Holland Filips officieel af als koning. In feite was dit een van de geboortepapieren van de Nederlandse natie.

dia 1580 katholieken uit Leeuwarden verdreven In februari 1580 werden de katholieken uit Leeuwarden verdreven door radicale calvinisten. Op deze prent zien we een lange stoet mensen de stad verlaten. Ook elders in de Nederlanden werd de stemming zeer anti katholiek. In Friesland was de positie van Rennenberg als stadhouder afhankelijk van de blokhuizen in Leeuwarden, Harlingen en Stavoren. In januari en februari 1580 werden deze steunpunten door de Staten van Friesland ingenomen en werd Rennenberg onbekwaam verklaard voor het stadhouderschap in Friesland. In Groningen moest Rennenberg laveren tussen de tegenstrijdige belangen van beide leden van het gewest, de stad en de Ommelanden. Rennenberg werd daarmee vrijwel gedwongen zich te verenigen met de stad, en dan met name met de katholieke factie binnen Groningen. Zijn uiteindelijke keuze, op 3 maart 1580 om over te gaan naar de Spaanse zijde, werd dan ook van harte gesteund door het Groningse stadsbestuur. Daarna probeerde hij diverse andere steden over te halen om zich weer bij Spanje aan te sluiten, maar tevergeefs.

Page 5: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

5

dia graaf van Hohenlohe De prins van Oranje zond meteen troepen om Rennenberg in Groningen gevangen te nemen, met aan het hoofd Hohenloo. Graaf Filips van Hohenlohe was legeraanvoerder in dienst van de Republiek. Sinds 1575 had hij Willem van Oranje gediend, en werd diens luitenant-generaal in Holland. Later zou hij met de oudste dochter van Willem trouwen, nadat de geliefden 30 jaar op elkaar gewacht hadden, maar dat terzijde. Hohenlohe veroverde daarop in 1580 Dokkum definitief voor de prins van Oranje. J.D. Smedema zegt hierover: In 1580 heeft graaf Hohenloo deze stad ingenomen en alle beelden stuk geslagen. Hierop kwam Rennenberg, die de opslag veroverd had, naar Kollum toe en dacht ook Dokkum, dat geheel open lag, te nemen. Maar men ontbood enige boeren om het stadje te versterken. Dat vorderde heel langzaam zoals Cunigam aan de grietmannen van Dongeradeel schreef. Doch de aankomst van Hohenloo in Leeuwarden bracht verbetering in de toestand. Met 10 vaandels trok hij haastig naar Dokkum en dwong de burgers en boeren tot het werken aan de versterking. Hij omwalde Oostmahorn en Dokkumerzijl en bezette die met de hoplieden Cornput en Bruin. Rennenberg, die met hooi en stro enige sloten en grachten gedicht had, deed op 9 juli een geweldige aanval op Dokkum, maar ondervond een nog heviger tegenstand. Veel hinder ondervond hij bij de bestorming doordat de aanvallers de voeten niet uit de pas opgeworpen wallen konden trekken, want deze waren door de aanhoudende regen week en slijkerig. Piecks paarden stormden op de aanvallers toe en dreven ze op de vlucht (volgens beschrijving van Christ. Schotanus). Iedereen had in de gaten dat deze plaats, die van de Friese steden het dichtst bij Groningen lag, alleen echt van belang kon zijn als deze een goede verdediging had. Willem van Oranje keurde het jaar daarop de fortificatie van Dokkum goed. In 1581 werd begonnen met de fortificatie welke haar het uiterlijk gaf dat ze vandaag de dag nog heeft. In 1582 was het officieel klaar en werd er een mooie penning geslagen, maar de rekeningen lopen nog zeker tot 1590 door.

dia penning De veranderingen door de Reformatie hadden niet alleen grote gevolgen voor de kerk: ook het dagelijkse leven in een stadje als Dokkum zou er helemaal door veranderen. In maart 1580 hadden de Staten van Friesland besloten Prins Willem als stadhouder te erkennen. De rooms katholieke kerk werd verboden en alle bezitting van de kerk gingen naar de staat. Daardoor vertrokken de monniken van de Abdij van Dokkum uit de stad. Erger nog was dat enige jaren later de prachtige, eeuwenoude abdijkerk zelf werd afgebroken. In 1584 werd Oranje vermoord door De Franse katholiek Balthasar Gérard. Landsadvocaat Van den Oldenbarneveld wist in de 15 jaren daarna bij de Staten Generaal de vorming van een republiek met succes te bepleiten.

dia prins Maurits Prins Maurits, een zoon van Willem van Oranje, was in 1585 al stadhouder geworden van Holland en Zeeland. Nu wordt hij benoemd tot bevelhebber (31 januari 1587) van de

Page 6: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

6

troepen van deze gewesten. Op 8 maart 1589 zal zijn benoeming plaatsvinden tot bevelhebber van het Staatse leger op het hele grondgebied van de Republiek. Hij onderneemt na 1590 vrijwel jaarlijks een succesrijke veldtocht, waardoor een groot deel van Nederland in handen van de opstandelingen valt. Er volgde een periode waarin de situatie voor de Republiek sterk verbeterde. De Nederlandse Opstand ontwikkelde zich van vrijwel hopeloos in 1588 tot vrijwel gewonnen in 1598. Deels was deze ontwikkeling toe te schrijven aan internationale factoren zoals de Spaanse inmenging in de Franse Hugenotenoorlogen, deels echter ook aan de politieke bekwaamheid van Johan van Oldenbarnevelt en de militaire bekwaamheid van Maurits van Nassau.

dia Willem Lodewijk Maurits’ neef Willem Lodewijk van Nassau was stadhouder van Friesland geworden, en samen slaagden ze erin een goed leger op de been te krijgen. Sommige historici verdelen deze beginjaren van de 80-jarige oorlog in stukken van 9, 10, 11 en 12 jaren. Eerst Negen jaren, 1579-1588 van Parma in Spaans voordeel.

Drie dia’s van Boksum als ill van het geweld toentertijd Hierna volgden Tien jaren waarin Maurits en Willem Lodewijk het tij van de oorlog keerden en daarna kwamen de 'Elf jaren' van 1598-1609, waarin noch de staatsen, noch de Spanjaarden de overhand wisten te krijgen. De beide kampen hadden wisselend succes, en na elf jaren vergeefs geprobeerd te hebben de ander te overwinnen, kwam men in 1609 het Twaalfjarig Bestand overeen. In deze periode maakte Friesland voor het eerst eigen geld, zonder de kop van Filips II erop.

Twee dia’s met geldstukken In deze periode ligt het eerste functioneren van de Admiraliteit te Dokkum. Zo, dit is het einde van deel 1 van mijn verhaal. 20 minuten Eerder al zei ik dat na de vlootzege op Den Briel, tegenwoordig Brielle geheten, in het nabijgelegen Rotterdam de eerste Admiraliteit werd opgericht, in 1575. Daarna waren er allerlei ontwikkelingen, verwikkelingen en reorganisaties, die er uiteindelijk aan het einde

Page 7: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

7

van de 16de eeuw toe leidden dat er vijf Admiraliteit colleges kwamen, te weten in Zeeland (met als vergadercentrum Middelburg maar met ook nog werven in Veere, Vlissingen en Zierikzee), Rotterdam, Amsterdam, Noord Holland (bij toerbeurt in Hoorn of Enkhuizen) en in Friesland. De Staten Generaal vaardigden in augustus 1597 een 100 artikelen tellende instructie uit, waaraan men zich te houden had. De admiraliteit van Amsterdam maakt in het algemeen de dienst uit. Dit college neemt het leeuwendeel van de activiteiten van 's lands zeemacht voor zijn rekening. De admiraliteitsraden staan hiërarchisch onder de admiraal, in de regel per gewest vertegenwoordigd door een luitenant-admiraal. De raadsleden van de admiraliteiten, die raden worden genoemd, worden op voordracht van de provincies door de Staten-Generaal benoemd. Hoewel de admiraliteitscolleges generaliteitsorganen zijn, is de gewestelijke invloed groot. Conform de Instructie voor de Admiraliteiten zijn de colleges belast met het innen en beheren van in- en uitvoerrechten, de zogenoemde convooien en licenten. De Admiraliteit colleges benoemen ook de lagere officieren; de vlagofficieren en kapiteins worden aangesteld door de stadhouder of de Staten-Generaal op voordracht van de admiraliteitscolleges. De admiraliteitsraden hebben ook juridische bevoegdheden. Zo spreken zij recht over zware delicten en traden zij op als prijsgerecht ten aanzien van buitgemaakte schepen en ladingen. De belangrijkste militaire taak is het bouwen, onderhouden en uitrusten van de oorlogsvloot. De Staten-Generaal stellen hiertoe algemene richtlijnen op. De 5 admiraliteiten beschikten ieder over een eigen walorganisatie met kantoren, werven en magazijnen. Een en ander werd bekostigd uit de opbrengsten van de in- en uitvoerrechten en subsidies van de Staten-Generaal. Die instructie met zijn 100 artikelen bleef tot 1795 ongewijzigd van kracht. Vanaf het begin werd er al gesproken over Harlingen als vestigingsplaats voor de Friese Admiraliteit, maar het zou bijna 50 jaar duren voordat de Admiraliteit daar terecht kwam. Waarom niet meteen in Harlingen? Want daar was in 1580 de haven uitgediept en rond 1600 was de haringvisserij in opkomst en kwamen er vele handelshuizen. Dat had natuurlijk alles te maken met politiek. Dokkum lag veel centraler en er was altijd meer contact geweest vanuit Dokkum met Groningen dan vanuit Harlingen met Groningen. De Groningers hadden er al moeite genoeg mee. Toen in Dokkum in 1615 sprake was van een uitbreiding, waarover later meer, spraken de Groninger heren hun grote ergernis uit. Zij wezen er op, dat in het verleden al sprake was geweest van bij toerbeurt vergaderen in Dokkum en Groningen.

Maar ook in het notulenboek uit 1599 blijkt de relatie met Groningen soms lastig te zijn, in

dat jaar met name met het raadslid Clant en met de Groninger convooimeester Rijckens.

Een voorbeeld daarvan is wat genotuleerd werd op 8 februari 1599:

Is goed bevonden te schrijven aan de heren gedeputeerden van de stad Groningen en

ommelanden het volgende:

Alzo wij beducht waren, dat u van Frederik Rijckens of anderen, verscheidene klachten en

kwaadsprekerij over dit college ter ore zou komen, en uit ervaring is gebleken dat hierdoor de

onderlinge correspondentie en vriendschap (welke tussen colleges of naburige of geallieerde

landen behoort gehouden te worden) gebroken zijnde terstond tot groot onheil heeft geleid, zo

Page 8: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

8

hebben wij het nodig en dienstig geacht u er bij deze op aan te dringen en vriendelijk te

verzoeken, dat u het geklets van zulke lieden geen gehoor geeft, laat staan er geloof aan

hecht. Wij verzekeren u dat onze bedoeling alleen is om de algemene zaak zoveel te helpen

bevorderen als maar mogelijk is, en de verwarring te weren, en toch ook bereid zijn u zulk

bericht van alles te doen, dat het u en alle trouwhartige patriotten naar tevredenheid is.

Dus de heren van Admiraliteit voelden zich genoodzaakt zich te verdedigen bij het Groninger College van GS tegen laster van nota bene een van hun eigen convooimeesters. Als je dit leest dan merk je dat de republiek nog jong was en de moeilijke verhoudingen en het wantrouwen tussen de gewesten uit het verleden makkelijk de kop op staken.

Maar goed, het college kwam toch in Dokkum. In veel literatuur staat dat het Dokkumer college bestond uit 4 Friezen, afgevaardigden van de

steden, Oostergo, Westergo en Zevenwouden; voorts zouden er twee Groningers zijn, één

afgevaardigd door de stad en één afgevaardigd door de Ommelanden; dan nog een

afgevaardigde van het gewest Holland.

In de Instructie van de Heren Generale Staten der Verenigde Nederlanden voor de Collegien

van de Admiraliteit staat het in artikel II duidelijk aangegeven. Het college in Friesland zou

bestaan uit 7 leden, waarvan 4 op voordracht van de Friezen zelf en drie uit andere gewesten.

Alle gewesten van de Verenigde Nederlanden hadden vertegenwoordigers in de

Admiraliteitscolleges, verdeeld over die 5 zetels daarvan.

Ik heb de stukken van de Staten Generaal er op nagekeken en vanaf het begin heeft het gewest

Utrecht een afgevaardigde in het Dokkumer college gehad. In 1633 bij de lijkstaatsie van

Ernst Casimir, stadhouder van Friesland, wordt te midden van de raden uit Dokkum ook weer

een afgevaardigde uit Utrecht genoemd. Dokkum kreeg dus - naast de vier Friese raden -

vertegenwoordigers uit Groningen, Holland en Utrecht.

De laatsten waren soms nodig om de rust te bewaren in het college, want er was met een

zekere regelmaat wrijving tussen Friesland en Groningen over de benoeming of nominatie

van ambtenaren van de Admiraliteit. Zo vroegen de Staten Generaal in december 1625

specifiek aan Holland en Utrecht om personen te nomineren om te voorkomen dat er

problemen zouden ontstaan tussen Groningen en Friesland.

Deze zogenaamde raden of raadsheren werden aangesproken met de titel Edelmogende Heren. De stadhouder was Admiraal-Generaal en stond onder de prins die admiraal was en als zodanig grote invloed op de Admiraliteiten had. De prins vormde in wezen de enige band tussen de 5 Admiraliteiten. Alle raden moesten, behalve aan de Staten-Generaal, ook een eed afleggen aan de stadhouder. De stadhouder gaf de bevelen voor het uitrusten en bemannen van de schepen. De Admiraliteit colleges moesten op hun beurt jaarlijks afrekenen met de Staten-Generaal. Ik wil u nu iets vertellen over de dagelijkse gang van zaken van het college en wel aan de hand van het oudste notulenboek dat bewaard bleef, uit 1599. De meest opmerkelijke zaken van 1599 waren de problemen met de Groninger raad Clant en met de convooimeester Rijckens van Groningen. Daar de notulen van de admiraliteit veelal zeezaken betreffen - men sprak ook wel van het zeekantoor -, zijn de kapiteins zonder uitzondering scheepskapitein.

Foto omslag en titel

Page 9: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

9

Het boek begint met het aanhalen van de vermaning van Josafat, koning van Juda, aan zijn rechters, uit het boek Kronieken in het O.T. O enige, eeuwige God, barmhartige hemelse vader, opperste regeerder en rechter der gehele

wereld, omdat het u beliefd heeft ons te beroepen ter administratie en beleid van enige zaken

der zee, alsmede om recht te spreken over degenen die onder ons district of bewind staan, en

wij nu alhier vergaderd zijn om met elkaar te beráádslagen over - en besluiten te nemen over

zaken van het algemene belang, maar ook om recht te doen en recht te spreken over wie

onrecht lijdt, wij bidden u wilt ons hoeden en altijd ons handelen door uwe goddelijke genade

verlichten en bijstaan, opdat wij ons getrouw van ons ambt kwijten, zien, verstaan, besluiten

en doen mogen hetgeen het beste uw eer, ’s lands rust en welvaart dient, en opdat wij de

armen zowel als de rijken, vreemdelingen als ook ingezetenen in hun recht helpen.

En wel zodanig, dat wij zonder naar rechts of naar links afwijken, of door enige uiterlijke

schijn van gunst, haat of andere gemoedstoestand ons laten bewegen, of door ons ergens in te

vergeten - in alle onze handel en bediening, anders niet voor ogen hebbend als uw eer, ’s

lands welvaart en de rechte loop van de rechtspraak.

En wij bidden, dat wij op de jongste dag met een rein geweten en onbeschaamd voor uw

rechterstoel mogen staan.

Deze inleiding maakt meteen enkele zaken duidelijk.

1. In alles liet men zich leiden door het protestantse geloof.

2. tot de taken hoorden:

a. de administratie en het beleid van enige zee-zaken

b. de rechtspraak over hetgeen zich afspeelde tussen personen die onder hun gezag stonden of

in hun district werkzaam waren, zonder onderscheid des persoons of status

c. vergaderen en besluiten nemen over zaken van algemeen belang

Dan volgt in het boek per dag een kort verslag van wat gedaan werd en wat besloten.

Ik neem de eerste week van het nieuwe jaar even met u door, dan krijgt u een indruk

wat deze heren deden en dan kunnen we meteen even kijken wie die raden of

raadsheren wel waren, althans op dat moment, want de samenstelling wisselde vaak.

25 minuten

Dia pagina eerste dag Het begint op dinsdag 2 januari 1599. Uit de instructie van de Staten Generaal weten we dat

ze om acht uur begonnen. Er waren dagelijks twee sessies van drie uur: van 8 tot 11 uur en ’s

middags van drie tot zes uur. In deze donkere maand januari zullen ze dus wel aan een tafel

gezeten hebben die verlicht werd door kaarslicht. De eerste die binnenkwam en de laatste die

ging was, alweer volgens de instructies, de secretaris. Hij was de notulist en archivaris van het

college en hij moest stilligheid, secreetheid, gehoorzaamheid en getrouwigheid jegens de

raadsleden betrachten. In de notulen werd zijn naam alleen helemaal aan het eind genoemd: J.

Saeckma notandum= notulist. Over hem zal ik straks nog wat meer vertellen, want Martin

Engels, voorheen van Tresoar, heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar deze man.

De 27-jarige Saeckma kan die ochtend vier raden verwelkomen. Hun namen worden verkort

weergegeven. Het zijn Rengers praeses - Broeils - Clant - Steyn; er zit geen enkele

vertegenwoordiger van Friesland bij.

Page 10: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

10

Met voorzitter Rengers wordt bedoeld: Jonkheer Johan Rengers van de Arenthorst. Hij was

meteen in het begin in september 1597 voorgedragen door de GS van Utrecht in de

Admiraliteit van Friesland.

Verder worden Clant en Broeils genoemd. Dit waren Allard Clant, lid voor Groningen,

evenals Syabbe Broels (ook wel: Broyls of Broeils).

De vierde raad die ochtend was meteen - zo niet de belangrijkste man van het college - dan in

ieder geval de meest ervaren in admiraliteitszaken, namelijk Mattheüs Augustijnszoon Steyn.

Hij is ook de enige van de raadsheren van het college te Dokkum in dat jaar van wie we een

portret hebben.

2 dia’s: portret Steyn en zijn vrouw + detail Mattheus Steyn was voorheen burgemeester van Haarlem en heeft die stad lange tijd

vertegenwoordigd in de Staten van Holland. In 1585 werd hij afgevaardigd naar de Staten

Generaal. Samen met enkele andere gecommitteerden kreeg hij toen ook de monstering van

het krijgsvolk in de provincie Groningen toegewezen. In 1586 werd hij raadsheer in de door

Leicester opgerichte Admiraliteit van Noord Holland, tot 1589, toen deze Admiraliteit werd

gesplitst in één te Amsterdam en één te Hoorn. In 1597 benoemden de Staten Generaal hem in

het nieuwe college te Dokkum als vertegenwoordiger van de provincie Holland.

Hij had een enorm netwerk aan contacten. Nog een wetenswaardigheidje: hij had ook andere

banden met de Admiraliteit, want zijn zoon was eerst monstercommissaris en vanaf 1596 ook

kapitein te water geworden.

Dan nog wat, zoals beloofd, over de secretaris Johannes Saeckma. Hij behoorde tot het

patriciaat en kwam uit een regentenfamilie, met adellijke familierelaties. Zijn vader was

een rooms-katholieke en Spaans gezinde notaris en moest in 1580 het land verlaten; het jaar

daarop overleed hij in ballingschap. Zijn goederen waren in beslag genomen. Zoon Johannes

was in 1572, het jaar dat Den Briel werd ingenomen door de Geuzen en Dokkum in de as

gelegd werd door de katholieken, te Kollum geboren en werd hervormd opgevoed. Zijn

moeder stuurde hem naar het gymnasium te Leeuwarden. Zij was een telg uit de adellijke

familie Rinia en verwant aan de adellijke Mockema’s die in Dokkum de blauwhuizen bezaten

waarvan één het oude college van de Admiraliteit werd. Johannes studeerde in Franeker,

promoveerde cum laude te Bazel tot doctor in de rechten en liet zich inschrijven als advocaat

aan het hof van Friesland.

Toen het, ondanks diverse aanbevelingen, niet lukte om hoogleraar in Franeker te worden,

kon hij in 1598 secretaris worden van de Admiraliteit in Dokkum. Niet alleen door wat

kruiwagens, onder andere was zijn neef Suffridus Hania secretaris van de stad Dokkum, maar

ook door zijn kwaliteiten. Voor ons is het nu goed te beseffen dat een secretaris van de

Admiraliteit een hoog opgeleide academicus kon zijn uit de beste families. Uit zijn tractement

moest hij zelf de klerken aannemen die hij nodig achtte. Saeckma verliet Dokkum al in 1600

en schopte het heel ver, onder andere tot presiderend raadsheer van het Hof van Friesland. uit

die tijd is dit portret van hem uit 1633:

Foto lijkstaatsie met Saeckma

dia molensteenkraag

Stadhouder Willem Lodewijk stuurde hem in 1612 een brief, ondertekend met Uw seer goede

vrundt Wilhelm Ludwig, graff zu Nassau. En diens broer een brief ondertekend met U.E.

Page 11: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

11

Dienstwillige Ernst Casimir graf zu Nassau. Hugo de Groot noemde hem een kloek persoon.

En er is zelfs een portret door Frans Hals van hem.

en portret door Frans Hals

Maar genoeg over Johannes Saeckma, hoe interessant hij ook is.

Ik vond het opvallend te zien bij het doorlezen van het notulenboek, door Martin Engels in

1999 geheel getranscribeerd, dat de raden het hele jaar door veel aanwezig waren. Ze werkten

daarbij 6 dagen in de week, zondagen waren in principe vrij. Maar in de praktijk werd er ook

op zondagen gewerkt, ook met een ochtend en middagsessie, in dat jaar 1599 zelfs 7 keer. Dit

kon natuurlijk alleen, zeker met de afgevaardigden uit andere provincies, als ze in Dokkum

verbleven. Dat hoorde dan ook tot de eisen voor de raden en voor de secretaris: die moesten in

Dokkum wonen. Als Steyn, de afgevaardigde uit Holland, een keer een maand wegblijft

omdat hij persoonlijke zaken in Haarlem moet regelen, dan vraagt hij daarvoor toestemming

aan zijn collega’s. Hij krijgt die dan ook, maar moet dan wel op de heenweg in Harlingen nog

een boodschapje doen en in Holland bij de Staten Generaal langs met een brief van het

Dokkumer Admiraliteitscollege.

Ik ga weer terug naar die eerste vergadering uit het notulenboek.

Is besloten: Minne Hayes deurwaarder van dit college [misschien de conciërge] als een

Nieuwjaarsbonus 6 gulden te geven; de trommelaars der stad Dokkum 9 gulden en de lopende

boden van dit college 6 gulden per persoon. Lopende boden waren de brievenbezorgers van

het college. Er was toen nog geen postbestelling zoals we die nu kennen. De brieven werden

vervoerd in een platte koperen doos, de bodebus. Boden droegen als teken van hun ambt een

insigne. De zogenaamde bodebus die we nu nog kennen voor de gemeentebode is daaruit

voortgekomen. Boven de lopende bode, wat natuurlijk een rotbaan kon zijn en niet

ongevaarlijk in die dagen, stond de kamerbode, een assistent van de secretaris.

Ik heb een bijzondere afbeelding gevonden van de kamerbode van het Dokkumer Admiraliteit

college die zo’n ambtsteken droeg. Ik werd er toen ik in Tresoar was door Martin Engels op

gewezen dat de admiraliteitsraden waren afgebeeld in de begrafenisstoet van Ernst Casimir in

1633. Ik ben meteen naar het Historisch Centrum gelopen naast Tresoar en heb het daar

opgevraagd en ik was werkelijk opgetogen toen ik dit ontdekte. Volgens mij is het nog nooit

eerder ergens afgebeeld, maar dat kan aan mij liggen.

dia lijkstaatsie 1633

Dia lijkstaatsie 1620

Dia 1633 ingezoomd

Dia 1633 detail met de bode

Het insigne bestaat uit twee gekruiste ankers met in het midden de staande leeuw van de 7

verenigde Nederlanden. En het mooie is dat ook nog vermeld staat wie deze heren waren. De

kamerbode hier was Feike Klasens van der Lei. Hij was belangrijk genoeg om mee te mogen

lopen in de begrafenisstoet van Ernst Casimir in 1633.

Toen de Admiraliteit in 1645 naar Harlingen verhuisde, verhuisde hij mee.

Weer terug naar het notulenboek van de dinsdag 2 januari.

- Gedelibereerd wezende op de orde die men zal houden in de naastvolgende verkoping der

geconfisqueerde goederen, is goed gevonden ten dienste van de landen, dat men het meel bij

Page 12: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

12

halve kwartieren [een bepaalde maat], het zout bij drie tonnen, en de stukken vlees bij

dozijnen tevens zal verkopen, ieder halve kwartier meel schattende of inzettende voor elke

lopen vier gulden, de ton zout voor 6 gulden en iedere vleze getaxeerd zijnde op 10 stuivers.

- Is den advocaat-generaal op zijn verzoek toegestaan provisie van citatie tegen allen, welke

ter bescherming van het vrachtschip met toebehoren welke onlangs ontnomen werd aan de

struikrover Jacob Thomaszoon, zouden willen komen.

In de Instructie uit 1597 wordt al in artikel III gesproken over Prijs en Buit welke

binnengehaald kon worden door de schepen van de Admiraliteit: dat zou een belangrijke bron

van inkomsten zijn.

35 minuten

Tussendoor iets over de schepen van de Dokkumer Admiraliteit.

Men begon met twee grote oorlogsschepen en een paar kleinere boten. In het resolutieboek uit 1599 kwam ik tegen bij 6 februari: wordt de equipagemeester gelast naar Delfzijl te gaan

en daar te informeren, hoe het met de twee oorlogsschepen is gesteld, op wat voor manier en

bij wie men deze het beste zouden teren of repareren ; ook hoeveel zulks bij raming mochte

komen te kosten.

Als illustratie tussendoor een sfeerplaatje van de haven van Dokkum, niet erg betrouwbaar, waar een groot schip net binnenvaart.

dia haven + 2 andere van schepen

dia scheepswerf Al gauw is er behoefte aan meer en grotere schepen bij de admiraliteit. Maar in Dokkum hebben ze zo langzamerhand een probleem: gaandeweg slibt het Dokkumer Grootdiep dicht; het wordt nu steeds moeilijker om met grote boten uit te varen. In 1631 had ze 9 schepen, tegen 22, 24, 29 bij de andere Admiraliteit colleges en tegen 49 schepen bij de grootste, die van Amsterdam. Die 9 schepen van Fryslân in 1631 waren: 1. een schip van 140 last = 280 ton met 26 kanonnen en 80 manschappen 2. een van 96 last, 8 k en 70 man 3-8 zes schepen van 36 last met 2 k en 10 man 9. 10 last met 2 k en 10 man

3 dia’s kanon, zwaard en kogels De enige scheepsbouw te Dokkum was het stadhouderlijk jacht voor Hendrik Casimir in 1640, maar die stierf voor hij er gebruik van kon maken. Het werd wel gebruikt door zijn opvolger Willem Frederik, maar die werd door de Staten op zijn vingers getikt vanwege de hoge onderhoudskosten.

Weer terug naar die eerste vergaderdag in 1599. De ochtendsessie zit er op.

Na de middag: zelfde voorzitter, Broeils, Clant en Steyn.

Page 13: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

13

Nadat sortering van de verkopen goederen was gedaan, heeft men zich voorts beziggehouden

met het ramen/ het schatten van de prijs daarvan, waarop de commissarissen aanspraak zullen

mogen nemen.

Woensdag 3 januari Rengers praeses - Broeils - Clant - Steyn

- Is besloten de Commies Generaal Boner tegen morgen negen uur te verschrijven, om de

verkoop van de geconfisqueerde goederen te bevorderen.

- Op het verzoek van Willem Lutjens, wonende in de Dam, is besloten volgens voorgaande

resolutie te antwoorden, dat de Raden, gelet hebbende op de armoede van de verzoeker, er

mee akkoord gaan dat hij zijn onlangs geconfisqueerde schuit weer mag terug hebben als hij

35 gulden betaalt.

Donderdag 4 januari Rengers praeses - Broeils - Clant - Steyn

- Zijn de artikels vastgesteld, waarop de verkoping van de geconfisqueerde goederen zal

worden gedaan.

- En in aanwezigheid van de Raden is men vervolgens tot verkoping ervan overgegaan.

Na de middag

Is men verder gegaan met de verkoping van de geconfisqueerde goederen.

Vrijdag 5 januari

- overlegd of men Koert Nederhoff en Hendrik Nieszoon paspoort [vergunning om een haven

te mogen verlaten] zal verlenen voor hun goederen, de welke zij alhier publiekelijk ingekocht

hebben, of anders ontvangen hebben door vonnis. Is goed gevonden dat men de voorschreven

Hendrik, rekening houdend met zijn geleden schade, voor deze tijd verlof zal geven om zijn

verkregen waren vrij en ongehinderd weer uit te mogen voeren, en van gelijken Koert

Nederhoff nopende de goederen hem wederom toegewezen, zullende van de andere hier

ingekocht, behoorlijke betaling van convooi [uitvoerbelasting] ten stadskantore doen.

foto paspoort

Na de middag

- Op het verzoek van Pieter Jansz Goyer, schipper van Bolsward, is besloten te antwoorden,

dat de Raden de verzoeker opleggen 50 guldens contant te betalen en de resterende penningen

vóór mei aankomende.

- Besproken is het verzoek van Johan Ferwich, dat hij de ingekochte kruitflessen vrij en

ongehinderd zoude mogen uitvoeren zonder meer daarvoor te betalen. En is goedgevonden en

besloten hem dit ten gunste van de graaf van Oldenburch tot wiens behoefte dezelve zullen

komen (zo gezegd wordt) voor deze reis te zullen geaccordeerd worden; doch eerst alhier

betalende tot profijt van de armen 3 guldens, met belofte van te brengen een bewijs, dat die

voorschreven kruitflessen tot dienste van zijne genade ontvangen zijn.

- is de Fiscaal op zijn verzoek toegestaan provisie van dagvaarding in geval van verschoning

tegen hen die ter bescherming van drie tonnen haring willen komen.

- de boden van de stad Dokkum is als Nieuwjaarsbonus toegewezen de som van 6 guldens.

Zaterdag 6 januari: Rengers praeses - Broeils - Steyn

De Groninger Raad Clant was er blijkbaar niet bij.

- Heeft men zich beziggehouden met het bezien van enige verzoeken en heeft daarop besloten

volgens het register van de ordonnantiën.

Page 14: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

14

U ziet, het ging vaak en veel over in- en uitvoerrechten bij de Admiraliteit. Het college had

diverse ambtenaren voor de heffingen en inningen.

De advocaat-fiscaal of kortweg de fiscaal was de belangrijkste. Hij nam op voet van

gelijkheid deel aan de beraadslagingen van de raden der admiraliteit. De fiscaal had de leiding

bij de afwikkeling van buitgemaakte vijandelijke schepen en andere geconfisqueerde, d.w.z.

in beslag genomen goederen. Hij was ook een soort officier van justitie, intern voor de

rekenplichtige ambtenaren en extern voor de belastingplichtigen. In de instructie voor de

Admiraliteit worden zijn taken apart behandeld, na die van de raden en de secretaris.

Daarna komen in de instructie de taken aan de orde van de vendumeesters, de contrerolleurs

(controleurs) en de procureurs.

De vendumeesters waren er voor de verkoop van buitgemaakte of in beslag genomen

schepen en goederen. De ontvanger-controleur had dezelfde taak als de ontvanger. Hun beider

administraties werden eenmaal per maand vergeleken. De ontvanger was verantwoordelijk

voor eventuele kasverschillen; de advocaat-fiscaal deed dan onderzoek. De ontvanger-

generaal, of de generaal, was belast met de leiding van het ontvangkantoor. Hij werd soms

ook aangeduid als collecteur of als convooimeester. De chercher moest toezien op het laden

en lossen en of de goederen in overeenstemming waren met het paspoort (voor het laden)

respectievelijk het losceduul. Equippagemeesters waren verantwoordelijk voor de uitrusting

van de oorlogsschepen. De commies-generaal had de leiding over de administratieve

ambtenaren.

Maar ook de rechtspraak hoorde tot de taken of het bemiddelen in kwesties van de mensen die

in dienst van de Admiraliteit waren.

Een voorbeeld uit 25 januari 1599:

Daar er dagelijks meerdere klachten bij het college komen dat de matrozen van kapitein

Johan Eppens zo slecht met hun geld kunnen omgaan, in de zin ook dat hun vrouwen en

kinderen helemaal niet of zeer weinig kunnen genieten van haar mans soldij om daarmee te

voorzien in het dagelijks noodzakelijk onderhoud, is goed gevonden te schrijven aan de

kapitein en hem te verbieden voortaan een groter voorschot van soldij aan zijn matrozen te

verstrekken dan de helft, in het bijzonder wiens vrouw en kinderen hier woonachtig zijn. 40 minuten Er werd zoals al gezegd ook wel op zondagen vergaderd. Ik neem u op zondag 25 maart 1599 even mee naar de Diepswal, waar in het Oude College inmiddels de secretaris Saeckma en enkele raden zijn gearriveerd. Een ordentelijk mens zit natuurlijk in de kerk, maar dit zijn zaken van landsbelang en die gaan zelfs voor de kerkgang. Aanwezig zijn Aisma als vice-voorzitter, Oenema, Broeils en jonkheer Rengers. Rengers zijn we al tegengekomen als raad namens Utrecht, Broeils als raad namens Groningen. Oenema en Aisma zijn raden namens Friesland. 1. Eerst wordt besloten een brief te sturen aan Zijne Genade oftewel graaf Willem Lodewijk van Nassau, de stadhouder in Friesland. Dit als antwoord op de brief van de stadhouder die gisteren in Dokkum bezorgd werd. De brief wordt aldus opgesteld: Wij zijn grotelijks bedroefd geweest, dat de kapitein Cleys Bauckes (Cleis, zoon van Bauke; Cleis is waarschijnlijk een verbastering van Nicolaas) met zijn schepen niet op tijd in Vegesack (de marinehaven van Bremen) is gearriveerd om het regiment van de welgeboren heer en uw broer te vervoeren. Rekent u alstublieft ons dit verzuim niet aan, want wij hadden al op de 16de maart (dus 9 dagen geleden) de kapitein opdracht gegeven uit te zeilen, maar sindsdien heeft er steeds een harde oostenwind gewaaid. Bovendien was de heer Commissaris

Page 15: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

15

verhinderd, daarvan hadden wij u al bericht gestuurd. Maar wij begrijpen uit uw brief dat het u desondanks noch aan schepen, noch aan proviand heeft ontbroken, waarover wij zeer verheugd zijn. En wij verzoeken uwe Genade ons terstond te laten weten of wij de huur van de 11 schepen, die voor Oostmahorn en nabij Delfzijl liggen, niet mogen beëindigen (dat kostte natuurlijk het nodige als ze daar werkeloos lagen), of dat wij ze moeten gebruiken voor het transport van de elite compagnie naar zijn garnizoen. Wat de twee oorlogsschepen betreft die we bezig zijn uit te rusten: die zullen wij u gaarne sturen omdat u ze voor het landsbelang nodig heeft, en we zouden ze al uitgezonden hebben ware het niet dat de kapitein Schock zijn opdracht neergelegd heeft. En we hebben in zijn plaats volgens de instructie twee anderen genomineerd, waarvan Zijne Excellentie (oftewel prins Maurits) alsnog geen heeft uitgekozen. (dus Maurits had het recht de kapiteins van oorlogsschepen te benoemen). Tot zover de brief aan de stadhouder. Een ander punt dat de heren die zondagmorgen behandelden was het volgende. Er was een boodschap gekomen dat 6 schepen met de nieuw aangekomen krijgslieden voor Oostmahorn gearriveerd zijn. Daarop wordt besloten dat de heer Oenema zich dadelijk derwaarts zal vervoegen om de order uit te vaardigen dat deze krijgslieden niet aan land komen maar buiten over het wad naar Harlingen varen. Dat doet Oenema ook terstond, zodat hij de dag erop al weer in Dokkum verslag kan uitbrengen. Hij heeft dan een brief bij zich van de luitenant overste van het regiment van graaf Ernst van Nassau, bestemd voor de GS van Friesland. Het Admiraliteit college besluit dan direct aan de Staten Generaal te berichten dat er 15 schepen met krijgslieden aankomen. Voorts wordt die zondagochtend de proviandmeester Claas Caspars gelast zich terstond bij de schepen te vervoegen en nadat enige proviand is overgezet in deze schepen, ze met de kapitein Cleys Baukes tegemoet te varen. Verder wordt verordonneerd te schrijven aan de heren GS van Friesland dat 6 schepen met de nieuw aangenomen krijgslieden van Bremen voor Oostmahorn gearriveerd zijn, dewelke Zijne Genade de stadhouder begeerd heeft in allerijl naar hun garnizoen te laten vervoeren. En ze berichten dat het de raden van het Admiraliteitscollege niet raadzaam leek om die krijgslieden aan land te laten gaan en verzoeken daarom de heren GS er aan mee te willen werken ze in hun garnizoen te brengen en tevens dit college zo spoedig mogelijk ervan te verwittigen hoe en waar men de volgende krijgslieden zal aanzetten of laten varen.

3 dia’s soldaten Vervolgens is ook geschreven aan de kapitein Tjaard Tjebbes dat - zodra de nieuwe krijgslieden goed zijn afgeleverd bij de andere kapiteins, hij de schepen van de koopvaardij naar de Weser en de Eems diende te begeleiden of althans zo ver, dat zij buiten gevaar zijn, waarna hij zich weer zo spoedig mogelijk bij de Eems diende te vervoegen.

Page 16: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

16

Na het middageten die zondag waren alleen Aisma en Broeils nog aanwezig. Oenema was inmiddels naar Oostmahorn vertrokken voor zijn boodschap. Waarom Rengers er niet bij was wordt niet gemeld. De beide overgebleven heren besloten te schrijven aan kapitein Cleys Bauckes, dat hij zich terstond met het proviandschip op reis zal begeven om de nog aankomende krijgslieden tegemoet te varen, en de koopvaardijschepen te begeleiden tot aan kapitein Tjaard Tjebbes. Van diezelfde kapitein Cleys Bauckes was een schrijven ontvangen, waarin hij het college verwittigde enige speciën [hier waarschijnlijk zakken specerijen] gevonden te hebben waarop nog geen belasting was geheven. Is besloten de kapitein te antwoorden, dat men voorlopig niets anders kan doen, dan hem op te dragen alle goederen die buiten de drie paspoorten (vergunningen) zijn, in een van de lege schepen hier naartoe te zenden en van de schipper of facteur (indien daar iemand is) te laten beloven, dat hij bij de eerste gelegenheid zich hier borg zal laten stellen tegen de verdere aanspraken van de Advocaat Fiscaal, of bij gebreke en weigering van zulks, het schip met alles wat daarin is hierheen zendende. Hierna zit de zondag er op voor Aisma en Broeils. We zien dus dat op die zondag vooral urgente oorlogszaken behandeld werden, die geen uitstel konden dulden. Zoals de aankomst van Duitse troepen voor de stadhouder of prins Maurits, die verhinderd moeten worden bij Oostmahorn aan land te gaan. Dat betekende brieven aan de kapitein, aan de proviandmeester. Daarvan moesten dan weer snel GS van Fryslân op de hoogte gesteld worden. Op mij komt het bijna over alsof de heren van de Admiraliteit niet alleen heel praktisch moesten zijn maar ook proactief of zelfs tactisch moesten optreden. Maar daarbij vind ik het dan weer heel tekenend dat toch ook naast al die oorlogszaken de inkomsten uit de in- en uitvoerrechten niet vergeten worden; de schoorsteen moest rokend gehouden worden, zelfs op zondagen. Ik kan het niet laten ook nog even een andere dag voor te lezen uit het notulenboek, namelijk dinsdag 16 oktober. Voorzitter is dan Sybrant Reynszoon van Workum, die in maart Rispens is opgevolgd. Verder zijn aanwezig de Groninger burgemeester Roelof Gruys, die in april tot het college was toegetreden, voorts de Groninger Broeils, de Fries Oenema en het buitengewoon lid jonkheer

Rengers, die we al eerder tegenkwamen en tenslotte namens Friesland doctor dr. Ulpianus Ulpii,

die Aisma had opgevolgd. Ze zijn dus met zijn zessen.

Ontvangen een brief van dhr. Crabbe uit Delfzijl, waarin hij meldt dat enige Duinkerkers en

vrijbuiters voor de kusten van deze landen strooptochten hielden, zoals enige schippers al

ondervonden hadden. Na overleg is besloten kapitein Cleys Bauckes eerst gemonsterd zijnde

met zijn oorlogsschip nog 14 dagen in dienst te houden, en dat hij ondertussen varende naar

Heyligoland of elders voor de gaten en kusten van deze landen, waar het maar nodig is, de

Duinkerkers zal vervolgen en - indien mogelijk - zal achterhalen. En dat hij na die 14 dagen

zich zal moeten vervoegen op de Scholbalg, om daarna hier binnen Dokkum opgelegd te

worden.

Verder wordt besloten, dat het voor de bevrijding van de ingezetenen van deze kwartieren

zeer van node is, dat overal goede wacht wordt gehouden en dat daarom de kapitein Tjaard

Tjebbes of zijn luitenant aangeschreven zal worden en belast zal worden met het toezicht

inzake stroperijen van de vijand- zowel op de Wester- als Ooster Eems. Uit de latere periode van de Admiraliteit in Dokkum zal ik gezien de beschikbare tijd niet veel meer vertellen. Toch wil ik u een anekdote niet onthouden, die in 1717 opgetekend is door J.D. Smedema

Page 17: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

17

onder de titel: Enige aantekeningen van ’t geen te Dokkum is voorgevallen. Hij vertelt dat op 2 april 1630 zijn op het noorderwad door de dappere kapiteins Hendrik Tijmens en Wouter Jeppes van Anjum 13 zeerovers gevangen genomen. Van dezen zijn op 18 augustus 5 opgehangen, namelijk Gerben Tjerks van Workum 30 jr, Jan Sterkelsen van Sonderborg in Holstein 26 jr, Bartholemeus Luchting van Brugge in Vlaanderen 18 jaar, een Engelsman genaamd Francisus 23 jaar. Deze laatste beklaagde zich zeer en zijn vrouw kwam nog voor hem bidden, maar te laat. Verder nog een zekere Marten Michiels uit Enkhuizen, 20 jr oud. Een 6de gevangene, die kok was, werd vanwege zijn jeugd - na gegeseld te zijn - vrijgelaten. In ’t begin van de aanval is de kapitein Pieter Jansen met 5 mannen ontvlucht, maar later blijkbaar gegrepen. Toen deze 6 terechtgesteld werden was de toeloop van mensen zo groot, dat de Kettingbrug instortte. In die tijd stond de ene balk van de galg in ’t water, vertelt Smedema. De raden van de Dokkumer Admiraliteit zullen het schouwspel misschien van achter de ramen van hun pand aan het Diepswal bekeken hebben.

45 minuten Ik kom aan het laatste deel van mijn verhaal. Het is tijd om iets over hun behuizing te vertellen.

Dia Geelkerken 1616 Het ligt voor de hand dat als je een marinekantoor in Dokkum wilt vestigen, dat je dat aan de zeehaven wilt doen, binnen de omwalling. Dan heb je de keus uit de noord- en zuidkant van wat bekend stond staat als de Haven, nu het Grootdiep genoemd. Alleen hier kwam het zoute water met vloed de stad binnen. Ze hadden op zijn minst een vergaderplaats voor de raad nodig, natuurlijk met enige allure, want er moesten belangrijke gasten ontvangen worden en recht gesproken, een pakhuis of meerdere pakhuizen voor het materieel en uitrusting van de schepen, een werf om de schepen te bouwen of op zijn minst voor onderhoud en uitrusting en een arsenaal oftewel een magazijn voor oorlogsbehoeften zoals kruit, geweren en dergelijke.

Dia Schotanus De magistraat van Dokkum had er wel wat voor over de Admiraliteit ter wille te zijn en bood hun als hoofdzetel aan een huis, dat in 1556 door een zekere Botte Mockema als een herenhuis met torentje was gebouwd. Het werd ook wel het Blauhuis genoemd, heel verwarrend, want er was ook nog een Blauhuis bij de Zijl in eigendom van dezelfde familie Mockema. Waarschijnlijk werd het blauwhuis genoemd omdat het in tegenstelling tot de meeste andere huizen met blauwgrijze leisteen was gedekt. Het Blauhuis van Mockema aan de Haven was zoals gezegd in 1556 gebouwd en heeft dus blijkbaar de plunderingen en brandschatting van Dokkum in 1572 doorstaan. Dan moet het ook te zien zijn op de eerste vogelvlucht plattegronden van Dokkum, maar daar is het niet apart als een extra aanzienlijk huis aangegeven. Dia blauwhuis ingekleurd Een paar woorden over de familie Mockema. Botte van Mockema behoorde tot de Friese edelen. De hoofdelingenfamilie Mockema of Van Mockema had behalve de twee blauwhuizen in de stad ook nog een state ten zuiden van de kerk van Aalsum, die je makkelijk vanaf de Dokkumer stadswal kon zien liggen. Op een aquarel in bezit van streekmuseum Het Admiraliteitshuis is de poort ervan nog te zien, nu is alles verdwenen.

Page 18: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

18

Foto aquarel Aalsum

idem detail Botte’s enige zoon Syds van Mockema was raadsheer bij het hof van Fryslân van 1585-1595. Hij had alleen 2 dochters en met het overlijden in 1632 van de jongste van deze dochters stierf de adellijke familie Mockema van deze tak uit. Hijzelf overleed in 1595 en dat was mogelijk de reden dat de stad het huis kon huren van de familie, ten behoeve van de Admiraliteit. Er zijn van hen geen portretten bewaard gebleven, alleen van een familielid dat grietman was in Dantumadeel, dat ik voor de aardigheid toch even laat zien.

Foto jongen Mockema De stad Dokkum huurde dus een adellijke woonhuis voor de Admiraliteit en betaalde daar 115 daalders per jaar voor. Uit de stadsrekeningen blijkt, dat de heren van de Admiraliteit ook zo nu en dan op het drinken van een glas wijn werden uitgenodigd en verder lieten de burgemeesteren voor 30 gulden een kerkbank maken voor de heren, vlak naast die van henzelf. De verhoudingen waren dus goed en zullen bepaald niet zijn verslechterd toen de Admiraliteit in 1610 de huur zelf voor haar rekening ging nemen. Jammer genoeg weten we maar heel globaal hoe het huis er uit heeft gezien, want het werd in 1684 gesloopt. En 17de eeuwse afbeeldingen van de huizen in Dokkum hebben we niet, dat komt pas in de 18de eeuw. De enige afbeelding die we er van hebben is die op de vogelvluchtkaart van Nicolaas Geelkerken uit 1616. Daarna zijn er in de 17de eeuw ook wel kaarten gemaakt, maar die namen steeds deze kaart als voorbeeld. Foto aanzicht boven kaart Schotanus Idem ingezoomd en ingekleurd De kaart van Geelkerken toont ondanks de ongelukkige hoek wel duidelijk een slank torentje, zo te zien aan de noordkant van het pand, dus niet de straatkant, wat onlogisch lijkt. Maar al te letterlijk moet je de straatinvulling van dergelijke kaartenmakers niet nemen, dus misschien zat het toch wel midden op het dak. Bij de afbraak wordt het nog wel apart genoemd: 1684 den 11den mei wierd het oude Collegie (zijnde Mockemahuis anno 1556 gebouwd) met zijn torentje geheel afgebroken en tot een tuin gemaakt. Een jaar voordat de kaart van Geelkerken uitkwam, in 1615 dus, had de Admiraliteit het Mockemahuis zelf aan kunnen kopen, waarschijnlijk ter voorbereiding van een uitbreiding in 1618.

Foto kaart Smedema + detail

Foto tekening door Stellingwerf

Page 19: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

19

Uit latere bronnen moeten we concluderen dat de Admiraliteit op zeker moment ook het pand ten oosten van het Blauwhuis aankocht, op de hoek met de huidige Schoolsteeg. Het kan haast niet anders of het is dit pand, dat opgetekend werd door J. Stellingwerf in 1723, want in tegenstelling tot het Blauhuis bestond dit toen nog; het werd pas in 1804 afgebroken. Dit hoekpand is nauwelijks zichtbaar op de kaart van Geelkerken, maar wel op de kaart die door Smedema in 1788 gemaakt werd. We zien een groot pand rechts en een wat lager pand links er tegen aan; op de plaats waar het Oude College zat is een onbebouwd perceel te zien. Nadat de Admiraliteit in 1645 naar Harlingen was verhuisd werd dit hoekpand voor 975 goudguldens verkocht aan - zoals hij in de koopakte genoemd wordt - de manhafte Messieur Saecke Idsinga, kapitein en kwartiermeester bij het regiment van kolonel Aylva, wonend binnen Dokkum. Door de koopakte krijgen we een indruk van hoe het pand er van binnen uitzag. De “schone” huizinge, gelegen ten oosten van het College of Blauhuis, laatst door de heer Advocaat Fiscaal Reneman en nu door Reinier van Buiten bewoond wordende, met het gevangenhuis, de kamer daarboven en een zekere loods aan hetzelfde huis aan de plaats gelegen; verder nog de loods daaraan die door de kamerbode Feijcke Clasen voor deze gebruikt werd. Op de begane grond zat dus blijkbaar een gevangenis. Waarom dat nodig was wordt geïllustreerd door een kwestie die in de Staten Generaal op 21 augustus 1613 wordt behandeld. In die vergadering wordt gerapporteerd over de ondervraging van enige gevangen genomen kapiteins en soldaten, die behoorden tot het krijgsvolk van een Franse edelman te Lingen in Emsland. Deze probeerde tegen de plakkaten hier te lande Franse soldaten te werven. De Staten besluiten dan dat de Admiraliteit van Amsterdam twee schepen naar de Eems zal zenden om daar een opdracht uit te voeren die zij schriftelijk van Maurits of mondeling van een monstercommissaris zullen ontvangen. Voorts besluiten de Staten Maurits in overweging te geven één van die twee schepen op de Jade (zeearm bij de monding van de Eems) te leggen. En de Admiraliteit van Dokkum moet de twee schepen die zij in de Eems houdt sterker bemannen en last geven alle passerende schepen te visiteren. Vindt men dan soldaten, dan moet men die als gevangenen in handen stellen van het college te Dokkum, of van de Gedeputeerde Staten in Groningen, zoals de door Maurits gemachtigde monstercommissaris nader zal mededelen. Zijne Excellentie zal de straf vaststellen tegen de overtreders van de plakkaten. Een gevangenis was noodzakelijk en bevond zich dus in het pand naast het Oude College. Volgens de verkoopakte hoorden er bij het huis aan de achterkant twee loodsen bij. Op de kaart van Geelkerken uit 1616 is er daarvan één te zien, op de hoek aan de Lange Oosterstraat. Die loodsen moeten later vervangen zijn door het langwerpige pand, dat tegen het nieuwe college werd aangebouwd. Op een tekening uit 1723 is dat te zien. Toen ik in het museum kwam werken was dat nog de woning van de inwonende conciërge. Opmerkelijk ook is te lezen dat het pand gediend had als woonhuis voor de advocaat-fiscaal in de tijd dat het nog bij de Admiraliteit hoorde. Misschien een vorm van dienstwoning; dat kwam ook elders wel voor. Het hoekhuis met de gevangenis werd in de 18de eeuw gebruikt als concertzaal, waar voor een select gezelschap muziekuitvoeringen werden gehouden. In het museum wordt nog een ledenlijst bewaard. Bij de verkoop op afbraak in 1804 wordt het nog summier beschreven: twee kamers beneden en een grote zaal boven, voorts een zoldering. Na de afbraak is het perceel onbebouwd gebleven.

Page 20: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

20

Op de kaart van Geelkerken is nog een ander pand van de admiraliteit te zien, dat aangegeven werd als het Equipagehuis, het domein van de equipagemeester. In dit pand werd alles wat men nodig heeft voor de uitrusting van de schepen bewaard. Wat dat in de praktijk betekende, daar kan men alleen naar raden. In het notulenboek over 1599 wordt de equipagemeester genoemd in verband met reparatie van schepen (teer en hout). Soms moet hij spietsen, lansen, buskruit en lonten kopen. Dan weer gaat het om de koop of huur van (oorlogs-)schepen. Ook moet hij een keer naar Amsterdam voor het kopen van een baal Franse doek.

dia equipagehuis Hoewel het op de kaart uit 1616 niet geheel duidelijk is bij welk pand de letter G staat, dat in de legenda gelijkgesteld wordt met het equipagehuis, wordt in latere kaarten (Bleau en Schotanus) het hoekhuis daarvoor aangewezen. Dat moet een zeer beeldbepalend pand geweest zijn met zijn trapgevel en ligging op de hoek tussen de huidige Diepswal en de Lange Oosterstraat. Vlakbij het pand vond kennelijk houtbewerking plaats ten behoeve van de scheepsbouw of scheepsreparatie, zoals aangegeven op de kaart van Geelkerken. De bebouwing zoals die nu is op de hoek Halvemaanspoort en Op de Hoogte was er toen nog niet. Wanneer het equipagehuis gebouwd werd is niet bekend en ook over de lotgevallen na 1645 is niets bekend.

twee dia’s equipagehuis S.E. Wendelaar Bonga (1954) stelt dat op deze plek een rechtshuis van de stad is geweest, genaamd het Olde Rechthuys. Als dat zo is dan zou het equipagehuis hetzelfde zijn als een pand van de hand van Jacob Stellingwerf, gedateerd 1723, met als bijschrift: ’t oude Stads recht of Admiralitijts reken-huis te Dokkum. Vergeleken met het hoekhuis op de vogelvluchtkaart van Geelkerken is dit zeker mogelijk. Het betreft een twee ramen breed, langwerpig pand met een trapgevel aan de voorkant en een eenvoudigere gevel aan de achterkant. Het pand heeft twee lagen en een zolder. Tussen de ramen op de verdieping is een gekroond wapenschild van Dokkum getekend met gekruiste ankers en daaronder de letters SPQD (Senatus PopulusQue Doccumensis: volk en raad van Dokkum). De toegang tot het pand vond plaats via een ommuurde hof met een fraaie poort, bekroond door een beeld van vrouwe Justitia met een zwaard in de hand. Aan weerszijden van haar zijn twee gebeeldhouwde leeuwen afgebeeld, die een wapenschild vasthouden. Stellingwerf tekende op het ene wapenschild drie puntjes, misschien de drie sterren van het stadswapen en op het andere een kruis, als een gedeeld wapen. Wat de mate van betrouwbaarheid van deze tekening betreft kan alleen gekeken worden naar een andere tekening van zijn hand, van het zogenaamde Nieuwe College. Die komt aardig overeen met de werkelijkheid.

Page 21: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

21

dia kaart smedema met equipagehuis Op de kaart van Smedema uit 1788 valt over de situatie ter plekke niet veel af te lezen. Het kan zijn dat het hoekpand met trapgevel er nog stond. Rond 1900 was er een pompmakerij gevestigd in een pand met een volstrekt ander uiterlijk, waarschijnlijk nieuwbouw uit de 19de eeuw. In de jaren 80 van de vorige eeuw werd er een woonblok zonder enige allure of charme voor in de plaats gezet. De Admiraliteit zal ook pakhuizen nodig gehad hebben. Het is mogelijk dat die bij het equipagehuis lagen, maar ook twee pakhuizen direct naast het gevangenhuis komen daarvoor in aanmerking. Deze panden zijn tot in de 20ste eeuw pakhuizen gebleven; in de meest westelijke werd in 2004 het Bonifatiusmuseum gevestigd als onderdeel van het streekmuseum. We zijn er nu bijna, ik hoop dat u nog even uw aandacht kunt vasthouden.

dia admiraliteitsgebouw Ik wil eindigen met nog iets te vertellen over de uitbreiding uit 1618, het enige pand van alle Admiraliteits gebouwen in Dokkum dat bewaard bleef. Hiervoor is al gemeld dat de Admiraliteit in 1615 plannen had - zeer tegen de zin van Groningen - om zich nog steviger in Dokkum te vestigen dan voorheen. In 1610 hadden de raden al de huur van het Blauwhuis overgenomen van de stad; in 1615 was er sprake van aankoop van dat pand en uitbreiding met nieuwbouw (nije timmeragie). Ondanks het protest van Groningen gingen de aankoop van het oude college en de nieuwbouw door. Die nieuwbouw vond plaats haaks op het oude Blauwhuis, waarschijnlijk op of direct naast grond die daar van ouds bij hoorde. Bij de adellijke behuizing hoorde een tuin, die zich uitstrekte tot de Lange Oosterstraat. De functie van de nieuwbouw zal - gezien de naam - dezelfde geweest zijn als die van het Oude College: voornamelijk vergaderruimte en voor representatie. Hoewel het gebouw behouden bleef, werd er bij de restauratie tot museum in 1963 niets teruggevonden van het oorspronkelijke interieur. Debet daaraan zijn de verschillende functies die het pand vanaf 1645 kreeg, na het vertrek van de Admiraliteit uit Dokkum. Eerst werd het gedurende zo’n 75 jaar gebruikt als aanzienlijk woonhuis. Wie de bewoners waren is maar ten dele bekend. Rond 1710 werd het bewoond door de Friese jurist Adriaan Penterman en zijn Amsterdamse vrouw Elisabeth de Flines, afkomstig uit een zeer rijk doopsgezind milieu. Met geld uit haar erfenis (maar zonder dat zij zelf erin gekend werd) had Penterman het ambt van tonnenboeier in Dokkum kunnen kopen.

dia 1723 In 1721 was Willem de Wendt, advocaat aan het Hof van Friesland en wonend te Kollum, eigenaar van de heerlijke en deftige huizinge, de nieuwe Collegie genaamd. Dit staat vermeld

Page 22: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

22

in de akte van verkoop, voor 600 goudguldens, aan de stad Dokkum. Op dat moment werd het gehuurd en bewoond door de procureur Dekema en zijn echtgenote. De indeling wordt als volgt beschreven: drie benedenkamers en keuken met put en bak, vier bovenkamers, een brave zolder over het hele huis en een tuin. De stad Dokkum kocht het pand aan om er de Latijnse school in te vestigen.

dia oude daklijn Rond 1900 woonden er ouden van dagen in en werd het wel het Armenhuis genoemd. Vanaf 1963 heeft het pand een museale bestemming. Als laatste wil ik nog even iets met u bespreken dat al jaren een doorn in mijn oog is, namelijk het uiterlijk van het wapenschild boven de toegangsdeur.

dia Armenhuis

wapen geheel afgesleten Het wapenschild boven de rijk versierde toegangsdeur is na de Tweede Wereldoorlog volkomen vlak geschuurd, wat de harmonie van het geheel zeer nadelig beïnvloedt. In 1947 “kwam men tot de ontdekking” dat het afgebeelde wapen slechts op een vlakke ondergrond geschilderd was. Omdat de toenmalige rijksarchivaris oordeelde dat het beter was géén wapenschild te tonen dan een foutieve, werd het geheel blanco gelaten. Foto’s van kort na 1900 laten evenwel zien dat het schild wel degelijk een heraldisch wapen in reliëf had. Het is niet duidelijk wat er precies gebeurd is, maar te zien is op wat latere foto’s dat het reliëf in stadia werd afgevlakt en afwijkend werd bijgeschilderd. Misschien door foutieve herstellingen van het schilderwerk, mogelijk door afbrokkelen van de zandsteen.

wapen nog in reliëf 1909 Het wapen werd door Hallema (1925) als volgt beschreven: een gevierendeeld schild, waarvan I en III het wapen van Friesland, II en IV dat van Groningerland voorstellen, bedekt door een hartschild, waarin een naar rechts gewende gekroonde leeuw, met een zwaard in de rechter en samengebonden pijlen in de linker voorpoot. Het schild is gedekt door een scheepskroon en geplaatst tegen twee kruisgewijs staande ankers. Aan elke zijde van het schild, en boven de kroon, is de letter P geplaatst, welke drie letters betekenen: Pro Patria Pugno = voor het vaderland vecht ik. Bij latere afbeeldingen van het admiraliteitswapen werden deze letters vervangen door AIF = Admiraliteit In Friesland. Dia afgesleten leeuwenkop 2x

Page 23: Lezing Ihno Dragt 2015 Admiraliteit van Friesland in Dokkum

23

Toen in 1645 de Admiraliteit naar Harlingen verhuisde, was dat ongetwijfeld een groot verlies voor de stad. Niet alleen boette de stad daarmee aan prestige en belang in, maar ook vanuit economisch oogpunt was dat een slechte zaak. De bedrijvigheid die de Admiraliteit met zich meebracht zal velen werk en inkomsten verschaft hebben. Banen gingen verloren (hoewel sommigen met de Admiraliteit meeverhuisden), kroegen verloren klandizie, en middenstanders verloren belangrijke klanten. Maar het vertrek was onvermijdelijk, want de dagen van Dokkum als zeehaven waren al lang geteld, al zou het tot 1729 duren voordat eb en vloed voorgoed tot het verleden behoorden in de Haven van Dokkum. Dia einde Dia boekje