Leren B. Reitsma & C.N. Tromp
description
Transcript of Leren B. Reitsma & C.N. Tromp
LEREN B. REITSMA & C.N. TROMP
Sarah Persoon 1ste Bachelor Toegepaste PsychologieKlas: Bc
INHOUDSTAFELINLEIDING4.1 HET BELANG VAN LEREN VOOR ZIEKEN EN ARTSEN4.2 GEWENNINGSPROCESSEN: HABITUATIE EN SENSITISATIE
4.2.1 WAT MERKEN PATIËNT EN ARTS VAN GEWENNING4.3 ASSOCIATIEF LEREN
4.3.1 KLASSIEKE CONDITIONERING4.3.2 OPERANTE CONDITIONERING
4.4 SOCIAAL LEREN4.5 COGNITIEF LEREN
4.5.1 DE ROL VAN COGNITIES BIJ LEERPROCESSEN4.5.2 INZICHT EN ZELFREFLECTIE
4.6 CONCLUSIE
INLEIDING leren =
- meest essentieel onderdeel van menszijn - informatieverwerking - van levensbelang
functie van leren= het mogelijk maken van aanpassingen aan veranderende omstandigheden
Mens = fysiek relatief zwak wezen aanpassingsvermogen is belangrijk! Vooral voor zieken
4.1 HET BELANG VAN LEREN VOOR ZIEKEN EN ARTSEN
Ziekte = inbreuk op het normale leefpatroon(beroerd voelen, slechter functioneren,…) veranderingen vragen om aanpassingen: leervermogen
Dokters moeten zich ook aanpassen- emotionele vaardigheden: Vb: emoties herkennen en erop inspelen- cognitieve taken vervullen: diagnostiek, therapieplan, …- motorische taken: hechten, opereren, …- sociale vaardigheden: samenwerken met patiënten, collega’s, ...
4.2 GEWENNINGSPROCESSEN: HABITUATIE EN SENSITISATIE
Prikkel: continue informatiestroom die verwerkt moet worden
Selectie nieuwe prikkels: is het (on)gewenst?- oriëntatiereactie: opname van informatie- defensieve reactie: afwending van gevaar Antwoorden op gebeurtenissen in buitenwereldHerhaaldelijk dezelfde gebeurtenissen leren
Soorten herhalingen:- habituatie=gewenning=uitdoving van een aanvankelijke reactie op een prikkel- sensitisatie= gevoeliger worden voor een prikkel
4.2.1 WAT MERKEN PATIËNT EN ARTS VAN GEWENNING?
Nieuwe prikkels : o.a. : ziekte, bezoek dokter, … leiden tot oriëntatiereacties en/of defensieve reacties (zie vorige dia)
Procedurele informatie kan:- adapatie bevorderen en defensieve reacties vermijden
Gevoeligheid voor prikkels verschilt van mens tot mensop basis van: - genetische factoren - vroegere en latere leerervaringen (in de eerste 2 levensjaren heel belangrijk!)
Habituatie, sensitisatie, oriëntatiereactie en afweerreactie fysiologische verwerking in zenuwstelsel van zintuigelijke prikkels
MAAR: ook bij andere vormen van leren: bv: bewust of onbewust betekenis geven aan prikkel : volgende dia
4.3 ASSOCIATIEF LEREN
= ontstaan van koppeling tussen nieuwe prikkel en bestaand gedragspatroon (nieuwe prikkel automatische reactie)
Gedragsverandering = gevolg van associaties tussen stimuli & responsen
stap 1: natuurlijke respons gekoppeld aan natuurlijke stimulusstap 2: natuurlijke stimulus word enkele keren tegelijkertijd aangeboden met neutrale stimulusstap3: enkel neutrale stimulus, roept hetzelde gedrag op als natuurlijke stimulus
Uitdoving: als de associatie zwakker wordt en later verdwijntals associatie terug komt: spontane respons
Stimulusgeneralisatie: de reactie komt voor bij dingen die erop lijken bv. parfum stimulisdiscrimiantie: enkel bij de specifieke stimulus komt de reactie voor In werkveld: inzicht hebben hoe bepaalde procedures kunnen leiden tot
zo’n reactie: variatie in een situatie = zinvol
4.3.1 KLASSIEKE CONDITIONERING
4.3.2 OPERANTE CONDITIONERING Gedrag wordt aangeleerd op basis van de gevolgen van dat
gedrag Skinner: onderzocht relatie gevolgen gedrag en gedrag zelf =
reinforcement = beloning of bekrachtiging Altijd een reden waarom we gedrag doen reden = gevolgen
Aangename gevolgen= positieve/ negatieve bekrachtigerspositief: beloningen & negatief:wegnemen van negatief gevolg
Onaangename gevolgen = positieve/negatieve strafpositief: negatief gevolg & negatief:wegnemen van positief gevolg
Partiële bekrachtiging= af en toe bekrachtigen van respons, op basis van bepaalde verhouding of tijdsperiode
Generalisatie= gedrag vindt ook plaats in situaties die gelijkenissen hebben met oorspronkelijke situatie
Discriminatie= situatie sterkt lijkt op de oorspronkelijke
4.4 SOCIAAL LEREN Leerprocessen gebaseerd op observeren en imiteren
van het gedrag van anderen Leren van complexe gedragingen shaping
= uiteindelijk gewenst gedrag opdelen in opvolgende stukjes gedrag dus het nieuw te leren gedragselement wordt toegevoegd aan al eerder geleerde elementen niet alle gedrag
Uiteindelijk gewenst gedrag kan door observatie duidelijk worden
Imiteren: modeling (men zoekt een model, voorbeeldfiguur) Niet onmiddellijk uitvoeren van gedrag
Bewust en onbewust
4.5 COGNITIEF LEREN Heeft te maken met aandacht, selectie, reflectie bij de
reacties en verwerking van prikkels Toenemende diversiteit aan prikkels : aandachts-, geheugen-,
en sociale processen: groter belang bij leren en aanpassing
4.5.1 ROL VAN COGNITIES BIJ LEERPROCESSEN Cognitieve componenten bepalende rol in gedragsveranderingen
Cognities: intermediërende rol bij stimulus-respons-consequenties Geanticipeerde consequenties= verwachtingen van
consequenties Krijgen compliment: effect hangt af van hoe je de gever waardeert Beloningen hebben cognitieve betekenis, vooral symbolische
beloningen (bv. medailles)
4.5.2 INZICHT EN ZELFREFLECTIE Inzicht = het doorzien van een situatie
= verbanden leggen tussen prikkels, reactiemogelijkheden en uitkomsten van reacties
Gedrag veranderen op basis van veranderende inzichten• zelfreflectie = evaluatie van resultaten van eigen
gedrag in specifieke leersituaties en den stappen ertoe, je bewust zijn van de doelen die je jezelf hebt gesteld
4.6 CONCLUSIE Mens = functioneel systeem Samen met omgeving geconfronteerd worden met
problemen en die moeten oplossen • Leren = veranderen onvoldoende kunnen aanpassen = psychische
problemen