Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar...

34
SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD BUNDEL VERWEY-JONKER/SER LEZING 2010 Kenniseconomie en emotiecultuur Donderdag 4 november 2010 | 14.30 - 18.00 uur | SER-gebouw | Den Haag

Transcript of Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar...

Page 1: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

BUNDEL

VERWEY-JONKER/SER LEZING 2010

Kenniseconomie en emotiecultuur

Donderdag 4 november 2010 | 14.30 - 18.00 uur | SER-gebouw | Den Haag

De derde editie van de lezing vond plaats op 4 november 2010, in het

SER-gebouw. Hierbij gingen achtereenvolgens prof.dr. Esther-Mirjam Sent en

prof.dr. Agneta Fischer in op het thema Kenniseconomie en emotiecultuur.

Dit boekje bevat de teksten van die lezingen.

Sociaal-Economische Raad

Bezuidenhoutseweg 60

Postbus 90405

2509 LK Den Haag

T 070 3499 499

E [email protected]

I www.ser.nl

Verwey-Jonker Instituut

Kromme Nieuwegracht 6

3512 HG Utrecht

(tot 15-12-10: Niasstraat 1

3531 WR Utrecht)

T 030 2300 799

E [email protected]

I www.verwey-jonker.nl

Page 2: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

BUNDEL

VERWEY-JONKER/SER LEZING 2010

Kenniseconomie en emotiecultuur

Donderdag 4 november 2010 | 14.30 - 18.00 uur | SER-gebouw | Den Haag

Page 3: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Derde Verwey-Jonker/SER Lezing

Kenniseconomie enemotiecultuur

4 november 2010

Page 4: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Uitgave

Sociaal-Economische Raad

Afdeling Communicatie

Bezuidenhoutseweg 60

Postbus 90405

2509 LK Den Haag

T 070 3499 647

E [email protected]

I www.ser.nl

ISBN 978-94-6134-014-6

© 2010 Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder toestemming van de auteurs.

Foto’s

Hilda Verwey-Jonker: ter beschikking gesteld door het IISG

Opmaak en drukwerk

Riccardo van der Does

Huisdrukkerij SER

colofon

Page 5: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Inhoud

Hilda Verwey-Jonker

Esther-Mirjam SentKennis + economie = kenniseconomie?

Agneta FischerEmotie vraagt kennis: van kennis-cultuur naar emotie-economie

7

9

23

Voorwoord 5

3

Page 6: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Hans Boutellier

Algemeen directeur

Verwey-Jonker Instituut

Alexander Rinnooy Kan

Voorzitter

Sociaal-Economische Raad

Page 7: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

De honderdste geboortedag, in 2008, van Hilda Verwey-Jonker was aanleiding voor het Verwey-

Jonker Instituut en de SER om een lezingencyclus in haar naam te starten. Verwey-Jonker was een

bijzondere vrouw: socioloog, senator, denker, publicist en feminist. Een kritische wetenschapper

die in veel gezaghebbende gremia vóór en na de Tweede Wereldoorlog de eerste vrouw was;

een vrouw die zich daarin ook sterk maakte voor de emancipatie voor vrouwen.

Het Verwey-Jonker Instituut werd in 1993 naar haar vernoemd. Dat was niet haar eigen keuze,

maar ze was er wel een beetje trots op. Het instituut houdt een wetenschappelijke houding in ere

waarin Hilda Verwey-Jonker voorging: het doen van onafhankelijk onderzoek met intellectuele

diepgang en maatschappelijk engagement.

De SER heeft ook een bijzondere relatie met Hilda Verwey-Jonker: ze had gedurende vijftien jaar

(van 1956 tot 1972) als kroonlid zitting in de raad. Zij was het eerste vrouwelijke raadslid en bleef al

die jaren ook het enige vrouwelijke lid.

De thema’s waar Verwey-Jonker zich sterk voor maakte, zijn nog steeds actueel: de verruiming van

de arbeidsmogelijkheden van gehuwde vrouwen en de emancipatie van ouderen. Niet alleen in

denken, maar ook in doen was ze haar tijd ver vooruit. Zij gebruikte als eerste het woord allochtoon

en stelde al vroeg vragen bij de gevolgen van migratie. ‘Doorwerken na 65 jaar’ was voor haar geen

theorie, maar praktijk. Na haar 65e jaar werkte ze nog enkele jaren als wetenschappelijk hoofd-

medewerker sociologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.

Het Verwey-Jonker Instituut en de SER willen met de lezingencyclus in de geest van Hilda Verwey-

Jonker bijdragen aan een kritisch debat over actuele vraagstukken. Een debat waarin oprechte zorg

en betrokkenheid doorklinken en ferme standpunten niet worden geschuwd.

Bij deze derde lezing staat het thema ‘Kenniseconomie en emotiecultuur’ centraal.

Dit jaar verzorgen twee spreeksters de lezing. Als eerste prof. dr. Esther-Mirjam Sent, hoogleraar

Economische Theorie en Economisch Beleid aan de Radboud Universiteit Nijmegen en tevens lid

van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Ook is zij mederedacteur van de Journal of

Institutional Economics. Zij gaat in op de stand van zaken van de huidige kenniseconomie in

Nederland en de dreigende achterstand met andere Europese landen. Bovendien staat ze stil bij de

assertieve en geëmotioneerde burger die zich steeds meer laat leiden door emoties en angsten.

Wat betekent dit voor onze kenniseconomie?

Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

van Emoties en voorzitter van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Zij

reflecteert op de consequenties van de geldende emotiecultuur die emoties aangrijpt als morele

leidraad voor ons gedrag. Wat betekent het uiting en voorrang geven aan emoties bij het oplossen

van maatschappelijke problemen? Kan een kenniseconomie zich dat permitteren, of wordt het tijd

voor een andere visie op emoties?

Wij hopen en verwachten dat deze lezingen aanzetten tot discussie in woord en geschrift, tot een

betrokken debat waar Hilda Verwey-Jonker van genoten zou hebben.

Voorwoord

5

Page 8: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Hilda Verwey-Jonker

6

Page 9: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Dr. Hilda Verwey-Jonker (1908-2004)

Dr. Hilda Verwey-Jonker was een veelzijdig onderzoeker, denker, publicist en deelnemer aan

maatschappelijke discussies. Al voor de oorlog was zij een van de weinige vrouwen die een rol

van betekenis speelde in de door mannen gedomineerde politieke discussies. Ze was de eerste

afgestudeerde socioloog in Nederland, lid van de Eerste Kamer en de Eerste Vrouw in de SER. Ze

combineerde zware functies in het openbaar bestuur bovendien met een gezin met vier

kinderen.

Het werkterrein van Hilda Verwey-Jonker omvatte de sociaaldemocratie en de totstandkoming

van verzorgingsstaat en overlegeconomie. Daarnaast leverde ze belangwekkende bijdragen aan

de emancipatie van (gehuwde) vrouwen en ouderen. Ze schreef een gezaghebbend proefschrift

over armoede en speelde een voortrekkersrol op het terrein van de vluchtelingen- en migranten-

beleid. Haar aandacht bleef daarbij niet beperkt tot Nederland. Zo was ze betrokken bij het

opzetten van het VN-vluchtelingenwerk en zag ze al vroeg de meerwaarde van Europese

samenwerking.

Als socioloog in de politiek kwam zij het best tot haar recht op het snijvlak van politiek en weten-

schap, beleid en bestuur. Zij introduceerde het begrip armoedegrens in Nederland, gebruikte in

1960 als eerste het woord verzorgingsstaat en werd bekend door de ‘uitvinding’ van de

allochtonen.

Deze strijdbare intellectueel bleef tot diep in de jaren negentig van de twintigste eeuw actief in

het openbare debat. Hilda Verwey-Jonker is de naamgeefster van het Verwey-Jonker Instituut

dat onafhankelijk onderzoek verricht naar maatschappelijke vraagstukken.

Margit van der Steen

Drs. Margit van der Steen is historicus en onderzoekt, publiceert en adviseert over seksevraagstuken

en diversiteit, geschiedenis en politiek. Ze hoopt in 2011 aan de Leidse universiteit te promoveren

op een biografie over Hilda Verwey-Jonker getiteld ‘Drift en koers. De levens van Hilda Verwey-

Jonker (1908-2004)’. De handelseditie van ‘Drift en koers’ verschijnt bij uitgever Bert Bakker.

77

Page 10: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Esther-Mirjam Sent

8

Page 11: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent

Prof.dr. Esther-Mirjam Sent is hoogleraar Economische Theorie en Economisch Beleid aan de

Radboud Universiteit Nijmegen. Hiervoor doceerde zij aan de University of Notre Dame in de

Verenigde Staten en is zij visiting fellow geweest aan de London School of Economics en de

Erasmus Universiteit Rotterdam. In 1994 is zij gepromoveerd aan Stanford University in de Ver-

enigde Staten.

Haar onderzoeksinteresses omvatten de geschiedenis en filosofie van de economische weten-

schappen, alsmede de economie van de wetenschap; hetgeen onder andere is uitgemond in

twee boeken: ‘The Evolving Rationality of Rational Expectations: An Assessment of Thomas

Sargent’s Achievements’ (Cambridge University Press, 1998), waarvoor zij de Gunnar Myrdal-prijs

ontving, en ‘Science Bought and Sold: The New Economics of Science’ (University of Chicago

Press, 2002, samen met Ph. Mirowski).

Esther-Mirjam Sent is tevens raadslid bij de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)

en mederedacteur van de Journal of Institutional Economics.

Recentelijk zijn haar onderzoeksinteresses uitgebreid naar gedragseconomie, experimentele

economie en economisch beleid.

9

Page 12: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent

Kennis + economie = kenniseconomie?

Graag vertel ik u het verhaal van het wiskundetalent David Li. Hij werd in de jaren zestig van de

vorige eeuw geboren in China als Xiang Lin Li en bracht zijn jeugd door op het Chinese platteland.

De meeste medescholieren van Li kwamen niet veel verder dan de lagere school. Zo niet David Li.

Hij ging naar één van de meest prestigieuze universiteiten van China, de Universiteit van Nankai,

behaalde daar zijn masters degree in economie en won een beurs om in Canada te gaan stude-

ren. Daar promoveerde hij uiteindelijk in statistiek aan de Universiteit van Waterloo. Dat is nog

eens kennis! En deze kennis wilde hij graag toepassen op de economie. Dat is nog eens kennis-

economie! Zo begon hij bij de Canadian Imperial Bank of Commerce en daarna vervolgde Li zijn

loopbaan bij J.P. Morgan en Barclays Capital.

Gedurende zijn indrukwekkende carrière ontwikkelde David Li een formule die zijn naam kreeg

(Li, 2000). Deze werd toegepast om ingewikkelde financiële producten te analyseren. De formule

werd gebruikt door banken, pensioenfondsen, verzekeraars en bedrijven als instrument om

risico’s tussen verschillende waardepapieren te correleren. Zo werd de waarde van die producten

bepaald door het risico dat ze volgens de formule van Li met zich meebrachten.

Het gevolg was een duizelingwekkende groei op Wall Street. De bomen groeiden tot in de hemel

en de internetzeepbel leek voorgoed verleden tijd. Lang leve de kenniseconomie!

Waarom al die aandacht voor de kenniseconomie?

Het gebruik van de term kenniseconomie heeft de afgelopen decennia een vlucht genomen.

Allerlei trends wijzen dan ook op een grotere rol van kennis (CPB, 2002).

Ten eerste is de ruimte voor inhaalgroei afgenomen. Dat wil zeggen, we hebben geen groeiach-

terstand in te halen. Ten tweede bieden zogenaamde doorbraaktechnologieën nieuwe kansen.

Een doorbraaktechnologie heeft een groot scala van toepassingen én een groot bereik. De ICT en

genomics zijn er voorbeelden van. Ten derde zien we een overgang van een starre, gespeciali-

seerde arbeidsmarkt naar een flexibele, ondernemende arbeidsmarkt. Ons land kent een groot

aantal flexwerkers en zzp’ers. Armoede en onzekerheid komen echter ook beduidend vaker voor

binnen deze categorieën dan onder reguliere werknemers met een vast contract. Het proef-

schrift uit 1945 van Hilda Verwey-Jonker over ‘Lage inkomens: Een statistisch onderzoek naar de

verdeling der inkomens beneden de belastinggrens in de gemeente Eindhoven’ wint hierdoor

aan actualiteitswaarde. Ten slotte hebben ICT en internationalisering ervoor gezorgd dat veel

eenvoudige, gestandaardiseerde en niet-kennisintensieve delen van het productieproces over-

gebracht zijn naar minder hoogontwikkelde landen.

10

Page 13: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Hoe doet de Nederlandse kenniseconomie het dan?

De Nederlandse kenniseconomie kent drie pijlers, te weten onderwijs, wetenschap en techno-

logie. Op alle drie de gebieden heeft Nederland het lange tijd goed gedaan. Volgens de Kennis-

economie Monitor 2010 staat Nederland dan ook mondiaal gezien op de achtste plek (Stichting

Nederland Kennisland, 2010). Van zulke positieve geluiden kijkt u vast op, maar ik zal mij later

overgeven aan de typisch Nederlandse behoefte aan klagen.

Ten eerste was ons onderwijs kwalitatief goed en efficiënt georganiseerd (REA, 2005). Nederland

geeft een relatief kleiner deel van het bruto binnenlands product (bbp) uit aan onderwijs dan het

internationale gemiddelde. Daar komt bij dat het aandeel van de beroepsbevolking met lager

onderwijs (of minder) veel kleiner is dan het internationale gemiddelde en dat het aandeel van

de beroepsbevolking met minstens drie jaar hoger onderwijs vrijwel het hoogste is in de wereld.

Ten tweede stond het Nederlandse wetenschappelijke onderzoek internationaal in hoog aanzien

(CPB, 2002). Zo was de Nederlandse onderzoeksproductiviteit gemeten via het aantal artikelen

per onderzoeker relatief hoog.

Ten slotte behoorde de Nederlandse arbeidsproductiviteit, gemeten als de productie per gewerkt

uur, tot de internationale top (REA, 2005). Voor de technologie wijst dat erop dat Nederlandse

bedrijven behoorlijk vooropliepen.

Kortom, de Nederlandse kenniseconomie leek het behoorlijk goed te doen. Bovendien maakte zij

deel uit van een steeds nauwere Europese samenwerking. Volgens de Strategie van Lissabon,

aangenomen in 2000, zou de Europese Unie tien jaar later, nu dus, moeten zijn veranderd in de

meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld, met een arbeidsparticipa-

tie van 70 procent en een economische groei van 3 procent. Nu, tien jaar later, is het natuurlijk de

vraag of dat gelukt is.

De arbeidsparticipatiedoelstelling is inderdaad behaald. Dat wil zeggen, wel onder mannen, maar

niet onder vrouwen, hetgeen Hilda Verwey-Jonker somber zou stemmen; en mij overigens ook.

Met de economische groei was het veel slechter gesteld, zoals u mogelijk aan den lijve heeft

ondervonden. Hoe zal het verder gaan? Ik ga me niet wagen aan voorspellingen, met de uit-

spraak van Laurence Peter — ook wel bekend van het Peter Principle — in gedachten dat een eco-

noom een expert is die morgen weet waarom de voorspelling die hij gisteren heeft gedaan van-

daag niet is uitgekomen. Dat mogen de voorspellers van het Centraal Planbureau (CPB) zich ook

wel eens in de oren knopen. Vooralsnog blijven zij grossieren in schijnzekerheden.

11

Page 14: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Kan ik mijn betoog hiermee afsluiten?

We horen allemaal graag verhalen met een goed einde, dus ik zou hier af kunnen sluiten om

Agneta Fischer haar bevlogen betoog te laten houden. U moet echter nog even op haar wachten,

want ik vervolg mijn lezing graag met de stelling dat we nergens komen met die kenniseconomie

als we op de oude voet verder gaan. Gelukkig, ik kan nu eindelijk naar goed Nederlands gebruik

gaan klagen, en wel over de ontwikkelingen rondom onderwijs, wetenschap en technologie. Er

dreigt immers een zorgwekkende achterstand.

Ten eerste vallen er op het gebied van onderwijs alarmerende geluiden te beluisteren over kwali-

teit die onder druk staat, diploma’s die aan waarde verliezen et cetera (CPB, 2002; RMO, 2010b).

En wat doen we dan? We zetten in op meer regelgeving en toezicht in een poging de problemen

te beheersen. Laat ik dat illustreren aan de hand van een kleine anekdote. Ik bezocht pas geleden

een ouderavond op de school van mijn vijfjarige dochtertje. Als u mijn columns in het SERmaga-

zine wel eens leest, kent u haar en haar broertje vast al. Ik schrok me wild van de manier waarop

het onderwijs rond zo’n meisje is georganiseerd: driewekelijkse evaluaties, halfjaarlijkse Cito-

toetsen, onderwijsinspecteurs die de eerste schooldag om half negen op de stoep staan. Ik had

het gevoel terug naar de schoolbanken te moeten om het allemaal te kunnen volgen. Maar veel

zorgwekkender is dat de onderwijzers gedemotiveerd raken door de heerszuchtige managers. In

plaats van elkaar aan te spreken op betrokkenheid en motivatie, dekken we ons verlangen naar

controle met zo veel mogelijk regels af. Met als gevolg dat schooldirecteuren zich moeten verant-

woorden bij minstens negen partijen, blijkens een onderzoek van het Adviescollege Toetsing

Administratieve Lasten (Actal, 2010).

Ten tweede komen ook uit de wetenschap verontrustende geluiden (CPB, 2002). Ook hier zien we

een zucht naar beheersing. Parallel aan het onderwijs zijn het niet de wetenschappers, maar de

managers die de dienst uitmaken aan Nederlandse universiteiten en hogescholen. In plaats van

onderwijs en onderzoek te ondersteunen, zijn de administratieve afdelingen vooral druk doende

met het samenstellen van Excel-spreadsheets voor de volgende visitatie of accreditatie. Daar-

door ben ik bijkans meer tijd kwijt met het verantwoorden van mijn onderwijs dan het verzorgen

ervan. Maar het gaat niet om mij persoonlijk, het gaat om het geld- en tijdverslindende monster

dat door het visitatie- en accreditatiecircus is gecreëerd. Het verlammende wantrouwen waarop

het Nederlandse systeem is gebaseerd, belemmert de wetenschappelijke productiviteit in plaats

van deze te bevorderen. Een bijkomend probleem is dat het strategisch gedrag stimuleert — iets

wat de wetenschappelijke inhoud niet ten goede komt. Zich richtend op prestatiecriteria zoals

het aantal artikelen in tijdschriften met een hoge impactfactor, leggen strategische onderzoe-

kers zich vooral toe op het herhalen van veilige wetenschappelijke trucjes.

Ten slotte, als we de technologiepijler onder de loep nemen, dan laat de groei van de arbeidspro-

ductiviteit in Nederland zeer te wensen over (CPB, 2002). De dienstensector maakt een steeds

groter deel van de economie uit en juist in die sector blijft de arbeidsproductiviteit steken. In de

zorg, bijvoorbeeld, is de arbeidsproductiviteit nu eenmaal laag. En wat krijg je dan? De verzor-

gende moet alles tot op de minuut verantwoorden in tabellen en lijsten, overdrachts- en team-

vergaderingen voeren et cetera. De druk is groot om meer diensten te verlenen tegen minder

geld, om meer verantwoording af te leggen tegen minder vrijheid om eigen keuzes te maken

(RMO, 2010a). Door de huidige nadruk op controle van boven af, verticale verantwoording en

12

Page 15: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

standaardisering, raakt het belang van de cliënt ondergesneeuwd. En als gevolg van de beheers-

zucht gaat kostbare arbeidsproductiviteit verloren en raakt de dienstensector vervreemd van

haar achterban, aan wie ze juist haar legitimiteit zou moeten ontlenen.

Kortom, bij alle drie de pijlers, te weten onderwijs, wetenschap en technologie zien we dat de

eerdere productiviteit van de kenniseconomie gepaard is gegaan met perverse pogingen de bij-

behorende toegenomen complexiteit te beheersen. In onze controledrift proberen we alles dicht

te regelen en te sanctioneren, en zo loopt de kenniseconomie in de fuik.

Moet kennis eigenlijk wel in dienst staan van de economie?

Nu hebben we een verhaal met een slecht einde en daar wil ik u ook weer niet mee laten zitten.

Graag doe ik aanbevelingen over hoe we de kenniseconomie weer vlot kunnen trekken. Alvorens

hierover uit te wijden, wil ik mijn betoog middels een klein zijspoor in een breder perspectief

plaatsen met de vraag of kennis eigenlijk wel in dienst móét staan van de economie. Naar mijn

mening schuilen hier ten minste vier gevaren in.

Het eerste gevaar is de illusie dat succes gegarandeerd kan zijn. En dat terwijl juist onvoorspel-

baarheid en toeval een belangrijke rol spelen bij kennisontwikkeling met economische toepas-

singen. Neem de magnetron, een apparaat waar ik zeer dankbaar gebruik van maak. Het principe

van de magnetron was aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld als radar om

Duitse vliegtuigen te vinden. De Engelsman Percy LeBaron Spencer ontdekte de huidige toepas-

sing per toeval toen de radar de chocoladereep in zijn broek deed smelten. Of neem Viagra, een

product waar ik vooralsnog geen ervaring mee heb. Het was ontwikkeld als medicijn tegen

angina pectoris, maar bleek een klein effect te hebben. De proefpersonen bemerkten evenwel

een sterk effect op een ander orgaan. En zo zijn er nog vele voorbeelden van onvoorspelbare en

toevallige ontdekkingen met enorme economische consequenties als penicilline, geeltjes, sucra-

lose en röntgenfotografie.

Het tweede gevaar schuilt erin dat kennis het onderspit dreigt te delven tegen informatie. Dat

wil zeggen, de informatietechnologie die het gevolg is van de jarenlange opbouw van kennis

maakt het mogelijk om informatie snel te verspreiden, of die nu op kennis is gebaseerd of niet.

Neem de inenting tegen baarmoederhalskanker. Nadat op de eerste dag meer dan zeventig pro-

cent van de opgeroepen meisjes zich bij de GGD had gemeld, zakte de opkomst na een week tot

onder de zestig procent. De onrust nam met de dag toe en werd gevoed door het feit dat op

steeds meer websites uit binnen- en buitenland spookverhalen de ronde deden over de gevolgen

van de vaccinatie. Volgens RIVM-directeur Roel Coutinho zouden de emotionele aspecten van de

vaccinatie zijn onderschat. Beseffend dat informatie sneller de ronde doet dan kennis, is het

RIVM dan ook voornemens een heel andere aanpak te kiezen bij de volgende vaccinatieronde.

Het derde gevaar schuilt in de kortetermijnfocus die het gevolg is van een instrumentele benade-

ring van kennis. De economie heeft ook behoefte aan fantasie, zelfstandig denken, creativiteit,

empathie, verbeelding, reflectie. Dit zijn talenten die bij uitstek worden gestimuleerd door de

humaniora, te weten talen, geschiedenis, kunst, muziek en filosofie. En juist deze worstelen om

zich staande te houden te midden van de toegenomen roep om snelle, economische resultaten.

13

Page 16: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Op korte termijn kunnen we het ons misschien veroorloven om deze talenten te veronachtza-

men, maar de langetermijngevolgen zijn desastreus.

Het vierde en laatste gevaar schuilt in de nadruk op kennisvalorisatie door geldschietende

beleidsmakers die graag waar zien voor hun geld en daarmee strategische gedrag uitlokken.

Immers, wetenschappers zijn ook maar mensen. En economen al helemaal. Eerst zagen ze en

masse de economische crisis niet aankomen en vervolgens schoven ze enthousiast aan tafel om

de ontstane situatie te becommentariëren. De experts van het CPB die er faliekant naast zaten,

mogen nog altijd het hoogste woord voeren. Commerciële bedrijven maken handig gebruik van

de menselijke drijfveren van wetenschappers. Een schrijnend voorbeeld is Vioxx, een ontste-

kingsremmer en pijnstiller die populair was onder reumapatiënten (Nesi, 2008). Om het product

op te markt te krijgen, werden data opgepoetst en werden academici binnengehaald om hun

naam te verlenen aan publicaties van spookschrijvers. Voor deze wetenschappers was het een

financieel aantrekkelijke propositie en leverde het ook nog eens punten op de publicatielijstjes

die hijgerig bijgehouden worden. Daarbij werden de gevaarlijke bijwerkingen van Vioxx voor het

gemak verzwegen. Toen duidelijk werd dat het product fatale hartklachten kon veroorzaken,

werd het in allerijl van de markt gehaald.

Kortom, kennis moet niet primair in dienst staan van de economie, maar op lange (en onvoor-

spelbare) termijn is de economie natuurlijk geheel afhankelijk van kennis. Dit is het moment om

terug te keren naar het verhaal van David Li, de bedenker van die formule waarbij kennis in dienst

stond van economische toepassingen met als gevolg een ongekende groei op Wall Street. Welnu,

een probleem met die formule was dat die slechts gebruikmaakte van historische gegevens uit

de recente geschiedenis. En die waren allemaal positief. Echter, resultaten uit het verleden bie-

den geen garantie voor de toekomst. Daar komt bij dat het een versimpeling was van de com-

plexe realiteit. Uiteindelijk werd de formule gebruikt voor het analyseren van ingewikkelde

financiële producten, maar was die daar helemaal niet geschikt voor. De gevolgen zijn inmiddels

bekend; we worden nog steeds geconfronteerd met de naweeën van één van de zwaarste finan-

ciële crisissen in het bestaan van het kapitalistisch systeem. In 2008 aanvaardde Li een baan in

Beijing, waar hij nu werkzaam is als hoofd van de afdeling risicomanagement voor de China

International Capital Corporation.

Terug naar mijn betoog over de perverse dynamiek van de kenniseconomie. Mede door de groei

van die kenniseconomie is de wereld onweerlegbaar vertakt en vernetwerkt geraakt. De com-

plexiteit neemt alsmaar toe en valt niet meer in een eenvoudige formule als die van David Li te

vatten. Daar komt bij dat we die complexiteit als bedreigend ervaren.

Welke emotie roept die kenniseconomie bij ons op?

De toegenomen complexiteit als gevolg van de groei van de kenniseconomie kan leiden tot onbe-

hagen, onbegrip en zelfs angst. Immers, mensen houden doorgaans niet van onzekerheden en

ongrijpbaarheid en het idee dat ze zaken zelf niet meer in de hand hebben. Daarbij is keuzestress

een nieuwerwets fenomeen (Schwartz, 2004). Complexiteit is naast een kwaliteit dus ook een

bron van negatieve emoties.

14

Page 17: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Het verlangen in controle te zijn is menselijk en zien we terug bij onze individuele economische

beslissingen. Rationeel denken, analyseren, beslissen geeft mensen het gevoel dat ze in control

zijn. En dat is plezierig, omdat de wereld om ons heen zo complex is geworden. Het verstand is te

sturen, de emotie lijkt ongrijpbaar. Daarom denken we graag dat we op grond van redelijke over-

wegingen handelen, maar niks is minder waar. Ratio en emotie zijn innig vervlochten. Uit experi-

menten blijkt dat als je mensen een opdracht geeft, ze denken dat ze de vragen heel rationeel

beantwoorden, maar het deel van de hersens dat tijdens de beantwoording van de vragen geac-

tiveerd is, blijkt het emotionele deel te zijn (Camerer, Loewenstein en Prelec, 2005). Tegelijkertijd

is het zo dat die emoties ons juist kunnen helpen om een rationele beslissing te nemen (Dama-

sio, Tranel en Damasio, 1991). Dat wil zeggen, emoties stellen ons in staat onderscheid te maken

tussen dat wat belangrijk is en dat wat minder belangrijk is.

In het algemeen kan er een onderscheid worden gemaakt tussen zogenaamde ‘maximizers’ en

‘satisficers’. Mensen uit de eerste groep verzamelen informatie, evalueren de alternatieven en

komen tot een optimale keuze. De maximizers vinden het leuk om zich in de mogelijkheden te

verdiepen en maken op grond van een analyse de optimale keuze voor een energiemaatschappij

of zorgverzekeraar. Satisficers, daarentegen, gebruiken vuistregels, bijvoorbeeld wat de buurman

doet, en zijn tevreden als de keuze die ze maken goed genoeg is. Deze mensen willen geen keu-

zestress. Ze willen gewoon een veilige basis, een bescherming tegen irrationaliteit. Nu is slechts

20 procent van ons maximizer en maar liefst 80 procent satisficer. DSB Bank heeft daar heel han-

dig gebruik van gemaakt door haar klanten omstreden, dure en vaak overbodige koopsompolis-

sen aan te smeren. Daar komt bij dat onze hersenactiviteit afneemt als we ons in het gezelschap

bevinden van iemand die we zien als een expert. Omdat we die expert vertrouwen, stoppen we

zelf met denken. En daar maakt de Nederlandse Energie Maatschappij met Maurice de Hond weer

handig gebruik van.

Als we onze eigen rationaliteit al niet kunnen en willen controleren, hoe kunnen we dan de toe-

genomen complexiteit als gevolg van de groei van de kenniseconomie beheersen? Onze pogin-

gen daartoe zijn gedoemd te falen.

Staat de kenniseconomie eigenlijk wel in dienst van de mensen?

Met uw welnemen wil ik uw geduld nog heel even op de proef stellen, en mijn aanbevelingen

nog even uitstellen. De reden is dat ik mijn betoog wederom graag in een breder perspectief wil

plaatsen door drie aanvullende verklaringen aan te dragen voor de kloof tussen de kennisecono-

mie en de individuele beleving ervan.

Ten eerste, groei maakt niet gelukkig (Van Hoorn en Sent, 2010). De relatie tussen geld en geluk

blijkt namelijk in hoge mate paradoxaal: enerzijds scoren rijkere mensen gemiddeld genomen

hoger op maatstaven van geluk dan armere mensen; anderzijds heeft in ontwikkelde landen een

alsmaar toenemend bbp niet of nauwelijks tot een hoger geluksniveau geleid (Easterlin, 1974).

Hoe kunnen we deze paradoxale relatie verklaren? Een belangrijke factor in geluk is zogenaamde

hedonische adaptatie of gewenning: het effect van positieve en negatieve ontwikkelingen op

ons geluksgevoel neemt af over de tijd (Brickman en Campbell, 1971). Hedonische aanpassing

15

Page 18: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

heeft een belangrijke evolutionaire functie. Zij beschermt ons tegen externe invloeden en ver-

hoogt onze perceptie in geval van belangrijke veranderingen in onze omgeving. Het herbergt

echter ook een belangrijk neveneffect in de vorm van een hedonische tredmolen. We rennen wel

op deze molen, maar onze pogingen ons eigen geluk te verhogen blijken tevergeefs. Het gevolg is

(met de woorden van Simon Schama) onbehagen te midden van ogenschijnlijke overvloed.

Ten tweede, materiële welvaart maakt niet gelukkig. Door de nadruk op de fysieke producten die

onze kenniseconomie oplevert, zijn we verblind voor het feit dat het uitgeven van geld aan een

ervaring — denk aan concertkaarten, zanglessen of een hotelkamer in Bermuda — ons gevoel

van welbevinden langduriger beïnvloedt dan uitgaven aan reguliere materiële goederen die door

de kenniseconomie geproduceerd worden. Ofwel, als geld je niet gelukkig maakt, dan geef je het

waarschijnlijk niet uit aan de juiste goederen (Dunn, Gilbert en Wolfson, Forthcoming).

Een mogelijke verklaring hiervoor is dat uitgaven aan ervaringen onze sociale banden versterken

en daarmee ook ons geluksgevoel. En ook hier is weer een negatief neveneffect van de producten

van de kenniseconomie. Immers, winkelen biedt ons steeds minder de mogelijkheid om ons soci-

ale netwerk te versterken. Muziekliefhebbers kiezen via internet hun eigen muzikale helden, we

bestellen onze wijn rechtstreeks uit Italië en laten onze boodschappen door Albert.nl

thuisbezorgen.

Ten derde staat de groei van de kenniseconomie op gespannen voet met het welbevinden van

toekomstige generaties. We mogen nu dan bukken onder een economische crisis, er liggen veel

grotere uitdagingen op ons te wachten in de vorm van een klimaatcrisis, energiecrisis et cetera.

Die worden niet meegenomen in het door economen zo verafgode bbp. Zo wijst Arnold Heertje

(2006) op de onderwaardering van natuur en cultuur als een negatief gevolg van de eenzijdige

nadruk op de financiële kanten van de economie en de illusie van universele meetbaarheid. Van-

daar ook dat ik initiatieven om een alternatief rekenmodel te ontwikkelen een warm hart toe-

draag en me graag aansluit bij de oproep van Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz om definitief te

stoppen met het ‘bbp-fetisjisme’.

Ook hier speelt de hedonische tredmolen ons parten. We zijn niet bereid groei in te leveren voor

onze toekomstige economische gezondheid. Immers, verliezen komen gemiddeld tweeëneen-

half keer zo hard aan als vergelijkbare winsten (Kahneman en Tversky, 1979). En ook dit houdt

direct verband met onze drang tot overleven. Gevaar en dreiging vormen een veel sterkere prik-

kel voor levende wezens zoals wij, omdat ze gaan over onze grotere kans op overleven. Tegelijker-

tijd maakt het ons moeilijk om te gaan met de onzekerheid die samenhangt met een verande-

rende omgeving. Naarmate er meer verandert, kan er immers meer gevaar optreden. Een

verklaring waarom velen van ons zich zo verzetten tegen veranderingen.

Deze aanvullende verklaringen voor de kloof tussen de kenniseconomie en de individuele bele-

ving ervan brengen ons zo weer terug bij de angsten en onzekerheden waarmee de toegenomen

complexiteit van de kenniseconomie gepaard gaat.

16

Page 19: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Hoe komen we niet verder?

Er zijn twee reacties te onderscheiden op de toegenomen complexiteit als gevolg van de groei

van de kenniseconomie (Sent en Verdaas, 2010). De eerste is te typeren als de ‘heimwee naar

vroeger’-beweging. De leidende gedachte hierbij is dat we in staat zijn de ontstane complexiteit

weer te reduceren. Deze stroming kent meerdere verschijningsvormen: van het uitsluiten van

vreemde culturen dan wel het inzetten op een arcadische samenleving, tot initiatieven om een

lokale munteenheid als de Gelre in te voeren. De onderliggende emotie is steeds dezelfde: de

behoefte aan overzicht en geborgenheid. Het is uiteindelijk een weinig realistisch perspectief.

Het ontkennen van complexiteit als gevolg van het succes van de kenniseconomie wil nog niet

zeggen dat het daarmee niet meer bestaat. Het is sterker dan onszelf, al willen velen dat liever

niet horen.

De tweede reactie is het continue streven grip te krijgen op de complexiteit, de overheersende

inzet in de Westerse wereld de afgelopen decennia. Waar gespecialiseerde wetenschappers op

zoek gingen naar steeds kleinere deeltjes, ontwikkelde de politiek steeds meer verfijnde instituti-

onele arrangementen. Denk hierbij aan de toegenomen hoeveelheid wetten en regels, het steeds

intensiever organiseren van toezicht, het oprichten van tal van inspecties, het invoeren van pro-

tocollen, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Al deze institutionele arrangementen hebben één

ding gemeen: de behoefte aan beheersing, dan wel het uitsluiten van fouten en risico’s. Maar

hoe kan je toezicht houden op bijvoorbeeld financiële producten die niet in een eenvoudige wis-

kundige formule als die van David Li te vatten vallen en waarvan nog slechts een enkele specialist

snapt hoe ze in elkaar zitten? Omdat de toenemende complexiteit steeds weer weet te ontsnap-

pen aan onze ambitie in control te zijn, belanden we in een vicieuze cirkel waaruit geen ontsnap-

ping mogelijk lijkt.

Hoe moet het dan wel?

De groei van de kenniseconomie roept onbehagen, onbegrip en zelfs angst op. Uit mijn betoog

vloeien dan ook een aantal belangrijke kanttekeningen voort bij het beleidsvoornemen uit de

Troonrede van dit jaar om Nederland op te laten klimmen naar de top vijf op de internationale

ranglijst van kenniseconomieën.

Ten eerste schuilen er allerlei gevaren in het idee dat kennis primair in dienst moet staan van de

economie. Kennis valt maar ten dele te sturen. Informatie lijkt zich sneller te verspreiden dan

kennis. Een kortetermijnfocus verblindt ons voor het belang van talenten die door de humaniora

gestimuleerd worden. En beleid kan ongewenst strategisch gedrag uitlokken.

Ten tweede bestaat er een kloof tussen de kenniseconomie en de individuele beleving ervan. We

willen meestal geen keuzestress. We hebben behoefte aan zekerheid en sociale banden, niet aan

dynamiek en anonimiteit. De nadruk op fysieke productie verblindt ons voor het feit dat juist

ervaringen ons relatief gelukkig maken. Daar komt bij dat de economische groei op lange ter-

mijn botst met de fysieke grenzen van duurzaamheid.

17

Page 20: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Om binnen deze randvoorwaarden het beste uit de kenniseconomie te halen, moeten we ons

ontworstelen aan het verlammende wantrouwen dat ons gegijzeld houdt. Immers, vertrouwen is

een buitengewoon belangrijke motor van economische groei (Rinnooy Kan, 2007). Op korte ter-

mijn stimuleert consumentenvertrouwen consumptie en producentenvertrouwen investe-

ringen. Op lange termijn vermindert vertrouwen transactiekosten en bevordert het de optimale

allocatie van schaarse middelen.

Dat vertrouwen bouwen we níét op met een hiërarchische piramide, maar met een platte pan-

nenkoek. We moeten níét slecht gedrag bestraffen, maar goed gedrag stimuleren. We moeten

van formele relaties en bureaucratische principes naar partnerschappen en gedeelde belangen.

We moeten níét de regels aanscherpen, maar een beroep doen op de verantwoordelijkheid van

ons allen. We maken de toekomst níét door de schuld bij anderen neer te leggen, maar door zelf

te handelen. De burger is géén consument, maar eerst en vooral medeproducent van de waarden

die in onze maatschappij actueel zijn.

Dit vraagt om herbezinning op diverse fronten (Sent en Verdaas, 2010). De burger moet geleerd

worden te accepteren dat complexiteit en onzekerheid de basis zijn onder onze samenleving, dat

risico’s tot op zekere hoogte bij het leven horen. Het onderwijs draagt daarin bij door aandacht te

schenken aan het ontwikkelen van waarden en het vermogen daarop te reflecteren. Zo kan de

maatschappij, oftewel burgers onderling, een beroep doen op het zelfreflecterende vermogen

van de burger.

Ook vraagt het optimaal benutten van de kenniseconomie van beleidsmakers dat zij de hoogge-

spannen verwachtingen over de maakbaarheid van de kenniseconomie kanaliseren. Het aan-

scherpen van regels, versterken van toezicht et cetera is gedoemd te falen en leidt ertoe dat men-

sen vervreemden van de maatschappij en zich niet meer zelf verantwoordelijk voelen.

Er is een verschuiving van oriëntatie bij de overheid nodig. Zij zal zich meer moeten richten op

haar verankering in delen van de samenleving. Via nieuwe vormen van inspraak zal ze doelbe-

wust moeten werken aan de relatie met de achterban. De overheid zal moeten erkennen en

stimuleren dat maatschappelijke organisaties zelf hun toezicht en verantwoording vormgeven.

Enerzijds moeten we blijven investeren in het verder weerbaar maken van mensen in een onze-

kere wereld waarbij iedereen een bijdrage moet leveren, anderzijds moet duidelijk zijn dat ‘in the

end’ niemand aan zijn lot wordt overgelaten.

18

Page 21: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

De groei van de kenniseconomie is van marginale betekenis als we ons niet weten te ontworste-

len aan de angst die ons gegijzeld houdt. We hebben onszelf steeds verder ingekapseld in een

net van regels en toezicht in onze uitzichtloze beheerszucht. Dit zelf gesponnen web ontneemt

daarnaast ook nog het zicht op de weg naar een duurzame toekomst. Het is tijd dat we dit web

afschudden1.

Kortom, we moeten onszelf radicaal ontorganiseren en ontregelen. Alleen dan kan de kenniseco-

nomie floreren. Of in de woorden van mijn favoriete filosoof Loesje: ‘Geef de mens de ruimte om

te groeien in plaats van de economie’. Dan volgt de kenniseconomie vanzelf.

Ten slotte

Graag keer ik tot slot terug naar het verhaal van David Li. De arme man had niet naar China hoe-

ven terugvluchten als we ons hadden gerealiseerd dat de complexe relatie tussen de kennis-

economie en de daarmee gepaard gaande emoties niet in een eenvoudige formule valt te vatten.

Aan deze complexiteit valt niet te ontkomen, maar er zijn wel mogelijkheden om die in goede

banen te leiden. Ik hoop u daarvan te hebben overtuigd.

1 Deze mooie metafoor is afkomstig van Co Verdaas, PvdA-gedeputeerde bij de provincie Gelderland.

19

Page 22: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

Literatuur

• Actal (2010) Schoolleiders ontketend. Den Haag : Adviescollege Toetsing Administratieve

Lasten.

• Brickman, P. en D.T. Campbell (1971) Hedonic relativism and planning the good society. In:

M.H. Appley (red.) Adaptation-Level Theory. New York : Academic Press.

• Bronneman-Helmers, R. en L. Herweijer (2004) Onderwijs. In: SCP (2004) In het zicht van de

toekomst. Sociaal en cultureel rapport 2004, pp. 363-412.

• Camerer, C., G. Loewenstein en D. Prelec (2005) Neuroeconomics: How neuroscience can

inform economics, Journal of Economic Literature 43 (1), pp. 9-64.

• CBS (2009) Arbeidsparticipatie in Nederland behoort tot de top van de EU. Den Haag : Centraal

Bureau voor de Statistiek.

• CPB (2002) De pijlers onder de kenniseconomie: opties voor institutionele vernieuwing.

Den Haag : Centraal Planbureau.

• Damasio, A.R., D. Tranel en H.C. Damasio (1991) Somatic markers and the guidance of beha-

vior: Theory and preliminary testing.’ In: H.S. Levin, H.M. Eisenberg en A.L. Benton (red.) Fron-

tal Lobe Function and Dysfunction. New York : Oxford University Press, pp. 217–229.

• Dunn, E.W., D.T. Gilbert en T. Wilson (forthcoming) If money doesn’t make you happy then you

probably aren’t spending it right. Journal of Consumer Psychology.

• Easterlin, R.A. (1974) Does economic growth improve the human lot? Some empirical evi-

dence. In: P.A. David en M.W. Reder (red.) Nations and Households in Economic Growth: Essays

in Honor of Moses Abramovitz. New York / Londen : Academic Press.

• Heertje, A. (2006) Echte economie. Nijmegen : Valkhof Pers.

• Hoorn, van A. en E.-M. Sent (2010) Geluk is niet te koop, wel te sturen, Socialisme & Democra-

tie 67 (4), pp. 43-49.

• Kahneman, D. (2003) Maps of bounded rationality: Psychology for behavioral economics,

American Economic Review 93 (5), pp. 1449–1475.

• Kahneman, D. en A. Tversky (1979) Prospect theory: An analysis of decision under risk, Econo-

metrica XLVII, pp. 263-291.

20

Page 23: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Esther-Mirjam Sent - Kennis + economie = kenniseconomie?

• Li, D. X. (2000) On default correlation: A copula function approach, Journal of Fixed Income 9,

pp. 43–54.

• Nesi, Tom (2008) Poison pills: The untold story of the Vioxx drug scandal. New York : Thomas

Dunne Books.

• Pomp, J.M. (2000) Diversiteit in de mondiale kenniseconomie, in: CPB Trends, dilemma’s en

beleid - essays over ontwikkelingen op langere termijn. Den Haag : SDU Uitgevers, pp. 75-102.

• REA (2005) Innovatie en economische groei. Den Haag : Raad van Economisch Adviseurs.

• Rinnooy Kan, A.H.G. (2007) Vertrouwen als sociaal kapitaal, Presentatie voor de Hay Group

Vision Society te Zeist, 20 september 2007.

• RMO (2010a) Terug naar de basis: over legitimiteit van maatschappelijke dienstverlening. Den

Haag : Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

• RMO (2010b) Nieuwe ronde, minder kansen? Den Haag : Raad voor Maatschappelijke

Ontwikkeling.

• Schwartz, B. (2004) The paradox of choice. New York : HarperCollins Publishers.

• Sent, E.-M. en C. Verdaas (2010) Op weg naar een duurzame samenleving, De Volkskrant,

3 juli 2010.

• Stichting Nederland Kennisland (2010) Kenniseconomie Monitor 2010: Voorbij de tegenstel-

ling in een slimmer Nederland. Amsterdam : Stichting Nederland Kennisland.

21

Page 24: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

Agneta Fischer

22

Page 25: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer

Prof.dr. Agneta Fischer is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden (1991). Sindsdien heeft ze

diverse posities aan de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam bekleed. In 1998

werd zij hoogleraar vanwege de Stichting de Beauvoir en heeft zij onderzoek verricht op het ter-

rein van gender en management. Vanaf 2002 is zij hoogleraar in de Sociale Psychologie van

Emoties.

Zij doet onderzoek naar de invloed van sociale context op de uiting en regulatie van emoties, en

heeft vele internationale publicaties op haar naam staan.

Zij is tevens coauteur en editor van diverse Engelstalige en Nederlandse boeken, waaronder

‘Emotion and gender: Social Psychological Perspectives’ (2000; Cambridge University Press) en

‘Emotion in social relations: Cultural, group and interpersonal processes’ (met B. Parkinson &

A.S.R. Manstead, 2005; Psychology Press).

Zij was president van de International Society for Research on Emotion, en associate en consul-

ting editor van een aantal internationale tijdschriften, waaronder Cognition and Emotion.

Op dit moment is zij tevens voorzitter van de afdeling Psychologie van de Universiteit van

Amsterdam.

23

Page 26: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer

Emotie vraagt kennis: van kenniscultuur naar emotie-economie

Op 4 mei 2010 was de kranslegging bij het Nationale Monument op de Dam in Amsterdam, zoals

elk jaar. Alleen dit jaar gebeurde er iets waardoor de menigte op de Dam in paniek uiteenstoof,

waardoor er verschillende gewonden vielen. Dit was allemaal het gevolg van één schreeuwende

en verwarde man. De Spits kopte de volgende ochtend: “Nederland in greep van nervositeit”. En

bioloog Midas Dekker werd aangehaald om uit te leggen dat mensen in paniek net zo reageren

als dieren.

De aanleiding voor het thema van deze lezing is dat experts, beleidsmakers, en wetenschappers

zich zorgen maken over onze emoties, met name in relatie tot onze kenniseconomie. Emoties

worden gevaarlijk gevonden. Emoties brengen het dierlijke in ons boven, omdat ze zetelen in het

limbisch systeem, de hypothalamus en de thalamus, de oudste delen van onze hersenen. Emo-

ties vertroebelen ons verstand en blokkeren ons vermogen rationeel na te denken. Filosofen

zoals Hume (1739) en psychologen zoals James (1884) hebben vaak parallellen getrokken tussen

emoties en zintuiglijke gewaarwordingen. Emoties waren passief van aard en werden gecontras-

teerd met actieve mentale toestanden zoals ‘willen’, of ‘denken’. Emoties, zo dacht men, kunnen

we niet willen of denken, emoties overkomen ons, en we kunnen ons er alleen maar aan overle-

veren, zoals we ons overleveren aan geuren, kleuren of geluiden.

Emoties zouden daarmee een gevaar vormen voor een land dat beoogt in de mondiale top van

kennisculturen terecht te komen. Zeker in het huidige tijdsgewricht waarin burgers meer dan

ooit lijken te worden gedreven door angst voor het andere en het vreemde, en door woede over

het onrecht in de wereld, maar ook in de eigen woonplaats. Maar is dat wel zo? Wordt hier een

juist beeld geschetst van emoties en de effecten van emoties op het denken? En zijn ze ook op die

manier een gevaar voor de ontwikkeling van kennis? En welke vormen van emotie en emotie-

expressie worden eigenlijk gestimuleerd dan wel afgeremd in onze cultuur? Ik zal in deze lezing

eerst kort een andere visie schetsen op emoties die het rationele karakter benadrukt, om vervol-

gens een beeld te geven van de veranderingen in onze emotiecultuur. Daarna zal ik ingaan op de

relatie tussen emotie en kennis en de vereisten van een emotie-economie.

De rationaliteit van emotiesHet past in een aloude filosofische en psychologische traditie om emoties en ratio als elkaars

tegenpolen te zien. Dit is naar mijn mening echter een grote misvatting, getuige ook het recente

werk van filosofen en psychologen. Emoties zijn niet louter primitief, maar kennen net zoveel

variëteit in complexiteit als allerlei ander gedrag. Zo kan angst simpel en dierlijk zijn, als we op de

vlucht slaan voor een enorme krokodil met wijd opengesperde bek, maar het wordt al veel com-

plexer als we op de vlucht slaan vanwege het gedrag van een man die rare kreten uitslaakt. Voor

deze angstreactie hebben we de herinnering nodig aan de aanslag op de koningin een jaar eer-

der, de duiding van een bepaald type persoon die wellicht een terrorist zou kunnen zijn, en de

reactie van anderen om ons heen die op hetzelfde moment dezelfde inschatting maken. Deze

angst vereist dus een complexe analyse vol met impliciete betekenissen. Mensen zonder deze

24

Page 27: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

achtergrondkennis hadden ook kunnen denken dat de man een verdwaalde gek was, aan wie

verder geen aandacht besteed hoefde te worden; of ze hadden verontwaardigd kunnen raken,

omdat de schreeuwende man de openbare orde verstoorde op een moment waarop stilte gepast

was. Wellicht dat al deze emoties ook zijn ervaren door het aanwezige publiek, voordat men tot

de conclusie kwam dat deze man wel eens echt gevaarlijk zou kunnen zijn. Dus toen deed men

wat het meest effectief is op zo’n moment: vluchten.

In recente filosofische en psychologische literatuur staan emoties niet meer tegenover ratio,

maar vormen ze een integraal deel van ons functioneren. Wanneer emoties worden opgeroepen,

wordt niet alleen de ‘emotiehelft’ van het brein geactiveerd, maar geldt dat ook voor allerlei her-

sendelen die ook bij andere cognitieve processen betrokken zijn. Wat emoties anders maakt dan

cognities, is dat ze snellere, en meer impliciete en dwingende oordelen bevatten. Bovendien

motiveren emoties ons iets te doen of te veranderen, in relatie tot onze omgeving (bijvoorbeeld

aanvallen, wegkruipen, of naderen). Emoties zijn altijd intentioneel, namelijk gericht op een per-

soon, object, gedraging. Emoties gaan ergens over, in tegenstelling tot meer algemene stemmin-

gen, of vage intuïties. Het is het verschil tussen met je verkeerde been uit bed stappen of boos

zijn op je partner omdat ze de wekker heeft uitgezet zodat je je hebt verslapen. Dit is van belang

omdat stemmingen, gevoelens, of intuïties moeilijker te verklaren of te verantwoorden zijn. Ze

zijn niet-intentioneel. Waarom ben je met dat verkeerde been uit bed gestapt, waarom vind je

die persoon die je nauwelijks kent niet aardig? Je hebt geen idee.

Dat geldt wel voor specifieke emoties, zoals boosheid, verdriet, schuldgevoel, of angst. De erva-

ring van deze emoties bevat oordelen of taxaties die expliciet te maken zijn als we proberen na te

gaan waarom we die emotie eigenlijk hadden. Ik noem enkele voorbeelden. Bij boosheid denken

we controle over de ander te hebben en die ander te kunnen beïnvloeden; bij minachting vinden

we de ander minderwaardig en willen we hem uit onze gemeenschap stoten; bij schaamte is er

sprake van een negatief zelfbeeld en willen we ons aan het zicht onttrekken. Uit vele onderzoe-

ken in de psychologie is gebleken dat elke emotie typerende gedachten en motieven kent.

Emoties zijn dus informatiedragers. Ze zijn gebaseerd op rationele oordelen van een situatie, en

motiveren ons iets te doen. Leerlingen die boos zijn op een leraar, of zelfs op de school, hebben

hun verstand niet verloren. Nee, ze hebben het idee onrechtvaardig behandeld te worden, en

protesteren daartegen. Mensen die massaal hun aandelen op de beurs verkopen in tijden van

crisis zijn evenmin in de war. Ze maken een afweging die is ingegeven door de voorspellingen

over wat anderen zullen doen, en de mogelijke waardedaling van hun eigen aandelen. Het zijn

stuk voor stuk goede redenen om verontwaardigd, boos, bezorgd, of bang te zijn. Dat emoties

soms zeer intens kunnen zijn, en kunnen leiden tot blinde woede, helse jaloezie, of overdreven

enthousiasme, doet hier niks aan af. Elk gedrag, lichamelijke ervaring, of mentale toestand kent

variëteiten in intensiteit, en we moeten de aard van emoties niet afleiden uit haar meest

extreme of opvallende uitingen.

25

Page 28: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

Een emotieloze cultuurEmoties zijn in de eerste plaats individuele reacties, maar emotionele neigingen kunnen in een

bepaalde context worden versterkt dan wel worden ingeperkt. Zo is het tonen van emoties in het

voetbalstadion een must, maar in de kantoortuin van een grote international not done. Deze

omgevingen lokken dus verschillend emotioneel gedrag uit. Context wordt niet alleen gevormd

door de directe situatie, maar ook door een nationale cultuur, waar collectieve normen gelden

over welke emoties in welke situaties geuit mogen worden.

Het idee dat emoties irrationeel en primitief en dus ongewenst zijn, past in een emotiecultuur

die doordrongen is van het protestantse arbeidsethos. Belangrijke waarde in deze cultuur is hard

werken, wat gezien wordt als een (door God gegeven) gunst. Emoties staan hierbij in de weg,

want kunnen ertoe leiden dat men zelf minder hard werkt (bijvoorbeeld door stress, verveling, of

verliefdheid) of anderen belemmert bij het werk (bijvoorbeeld door afgunst, boosheid, of min-

achting). In de emotiecultuur die in Nederland tot ver na de Tweede Wereldoorlog gold, werden

emoties als onzakelijk en onvolwassen beschouwd. Emotionaliteit was iets voor zwakkeren,

zoals vrouwen, kinderen of ouderen, en diende onderdrukt te worden.

Deze opvatting liep in de pas met de formele omgangscodes die tot ruim na de Tweede Wereld-

oorlog gemeengoed waren. Er bestonden immers etiquetteboeken, zoals dat van Amy Gros-

kamp-ten Have (Hoe hoort het eigenlijk?, 1939), waarin gedragsvoorschriften waren opgenomen

over hoe mannen en vrouwen met elkaar om dienden te gaan (zoals: niet gearmd lopen in het

openbaar), of hoe kinderen met hun ouders om moesten gaan ( je hoort je ouders nooit tegen te

spreken). Hierin stond precies beschreven hoe men zich diende te gedragen. Voor gevoelens gold

echter maar één gedragsregel: het uiten van gevoelens is ongepast. Aanmerkingen op anderen

moeten zakelijk worden meegedeeld, kussen is geen teken van welgemanierdheid, en bij rouwen

worden voornamelijk regels geformuleerd over de kleedvoorschriften.

Ook ons poldermodel kan worden gezien als een uitvloeisel van de emotieloze cultuur. Het over-

leg tussen werkgevers en werknemers is weliswaar primair bedoeld om snel en effectief tot een

werkbaar compromis te komen, maar dient tegelijkertijd om grote conflicten met de bijbeho-

rende boosheid en verontwaardiging te beperken, en de belangen van beide partijen te regule-

ren. Het polderen is een emotiestrategie bij uitstek die emoties in moet dammen. Het doel is te

zorgen dat emoties geen kans krijgen op te laaien bij de massa. De emoties blijven beperkt tot de

onderhandelingstafel die als een waterkering functioneert. Zo kan het tonen van boosheid op

gezette momenten de andere partij een toontje lager doen zingen.

Als er dan toch een conflict geforceerd wordt, lijken de werkgevers altijd de emotieloze partij te

zijn, terwijl de werknemers overlopen van verontwaardiging. Dit is een verdeling die niet per se

hoeft te gelden voor de individuen die aan tafel zitten, maar die past bij de sociale rollen van

beide partijen. De werkgever staat boven zijn emoties, heeft ze in de hand, en toont ze niet of in

zeer bescheiden mate. Het wel of niet uiten van emoties draagt daarmee ook bij aan het toeken-

nen van status. Uit experimenteel psychologisch onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat mensen die

boosheid uiten meer status krijgen toegeschreven dan dezelfde mensen die verdriet uiten, en als

ze een neutraal gezicht vertonen, krijgen ze meer status toegeschreven dan mensen die boos

worden. De werknemer moet echter ook boosheid of verontwaardiging uiten om te laten zien

dat het hem of haar ernst is en om als het nodig is de achterban op de been te krijgen. Doordat

emoties eerst strategisch worden uitgespeeld aan de onderhandelingstafel, kunnen spontane

emotionele erupties van ontevreden mensen zo veel mogelijk worden vermeden.

26

Page 29: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

Het emotieloze tijdperk voorbij: de inhaalslag van het gevoelHet inluiden van een nieuwe emotiecultuur kwam uit verschillende hoeken. In sommige

beroepssectoren kwam men erachter dat het negeren van emoties ook kwalijke effecten kon

hebben. Brandweerlieden, politieagenten, militairen of hulpverleners die schokkende gebeurte-

nissen hadden meegemaakt, bleken daar symptomen aan over te houden, die ertoe leidden dat

ze slechter gingen functioneren (depressies, slecht slapen, slechte concentratie, angsten, etc.) en

geheel of gedeeltelijk in de ziektewet belanden. Deze symptomen kregen ook een label: een

posttraumatische stressstoornis. Remedie is psychologische behandeling, wat onder andere

inhoudt dat men het over zijn of haar emoties moet hebben. Het praten over emoties gebeurde

vaak met vaak met tegenzin, zeker in de stoere culturen van militairen of brandweermannen.

Gesprekken met een maatschappelijk werker beschouwden zij nogal eens als onnodig en uitslui-

tend bestemd voor ‘softies’. Het uiten van machteloze emoties, zoals angst, somberte, of

bezorgdheid, paste niet bij hoe zij zichzelf zagen. Langzamerhand kwam hier echter verandering

in en werd het onder steeds meer werknemers geaccepteerd dat het delen van emoties nuttig,

en niet per definitie een zwaktebod is.

Ook op andere terreinen ontwikkelt zich een nieuwe emotiecultuur, waarin emoties niet meer

genegeerd worden, en zich in toenemende belangstelling mogen verheugen. Dit is ingebed in

een voortschrijdende informalisering in omgangsvormen – prachtig beschreven door sociologen

als Cas Wouters en Christien Brinkgreve – die al vanaf de jaren zestig is ingezet. De formele codes,

gedragsvoorschriften en machtsverhoudingen verdwijnen steeds meer naar de achtergrond,

waardoor ook onderlinge relaties buiten de privésfeer veel persoonlijker worden. Dit betekent

dat mensen er zelf invulling aan moeten geven. Terwijl je in de oude emotiecultuur beleefd

bedankte voor een cadeau dat je eigenlijk helemaal niet mooi vond, moet je in de nieuwe emo-

tiecultuur nadenken over de vraag of je wel of niet wilt laten merken dat je het cadeau niet echt

heel mooi vond, gegeven je huidige en toekomstige relatie met deze persoon. Niet of we ons wel

of niet correct gedragen, maar hoe en op welke manier we met de ander omgaan is van belang.

We zien de laatste decennia een algemene trend naar psychische zingeving, die zich steeds spe-

cifieker richt op het begrijpen en veranderen van gevoelens en hieruit volgend gedrag. Dit blijkt

uit een toename aan interesse voor emoties bijvoorbeeld op televisie, met programma’s zoals

‘Het spijt me’, Onmogelijke liefdes’, ‘Kijken in de ziel’, of ‘Bonje met de buren’, waarin liefde, spijt-

gevoelens, boosheid of leedvermaak breed worden uitgemeten. Daarnaast is er een hausse aan

literatuur over emoties, hoe ermee om te gaan en hoe ze te overwinnen. Een korte gang naar

websites van grote boekenleveranciers levert bijvoorbeeld meer dan tweehonderd boeken met

‘emoties’ in de titel in het laatste decennium, zoals Managen met ratio en emotie, De emotie de

baas, De kracht van emotie, Omgaan met overweldigende emoties, Destructieve emoties, Emoties

in de zorg, of Emotie en arbeid. Ook op internet zijn talloze sites te vinden waarin mensen hun

emoties met anderen kunnen delen, bijvoorbeeld in sites voor zelfhulpgroepen, maar ook op de

gewone sociale-netwerksites, waarin mensen praten over hun relaties met anderen, hun hart

luchten over hun dagelijkse beslommeringen, of roddelen over hun collega’s. We zijn dus voort-

durend bezig met het checken van onze status in ons sociale netwerk.

Hoewel de populaire literatuur natuurlijk verschillende visies laten zien, wil ik hier op een aantal

gemeenschappelijke kenmerken wijzen. Ten eerste is er een onvoorwaardelijk positieve houding

ten opzichte van emoties: emoties zijn niet alleen natuurlijk, maar ook goed. Ik lees veel dat ze de

kern, zelfs de bron van ons zelf vormen. Onze emoties reflecteren ons Ware Zelf. Een tweede ken-

27

Page 30: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

merk in veel van de populaire literatuur is dan ook dat emoties authentieke en ware kennis gene-

reren. As we ons zelf serieus nemen, en echt goede beslissingen willen nemen, moeten we dus

naar onze emoties luisteren. Het gaat hier vaak niet over specifieke emoties, maar over intuïties

of gevoelens die onze basale wensen en motieven weergeven. Die kunnen soms tegen onze ratio

ingaan, maar bij goede beslissingen dienen we ons verstand even opzij te zetten.

In de derde plaats is de populaire literatuur volledig gericht op het individu en op de individuele

emotionele ervaring. Hoewel de boeken over Emotionele Intelligentie vanaf 1995 juist benadruk-

ten dat het niet alleen gaat om het omgaan met de eigen emoties, maar juist ook om die van

anderen, is dit niet meer de focus van de recente literatuur. Het gaat in de huidige populaire litera-

tuur om het in goede banen leiden van de aller-individueelste emotionele ervaring. Het effect van

de expressie van deze aller-individueelste emotie op anderen lijkt dan ook minder relevant. Deze

visie dat emoties ons ware zelf zijn, en dat we ze daarom moeten volgen, zonder stil te staan bij de

sociale implicaties ervan, is cruciaal voor de huidige emotie-cultuur. Ik kom hier straks op terug.

Collectieve emotiesDe overdaad aan belangstelling voor emoties verraadt dus een toenemende behoefte aan emoti-

onele zingeving en emotionele verbondenheid met anderen. De vraag is of we dit ook terugzien

in nieuwe collectieve uitingsvormen, of in nieuwe interpersoonlijke omgangsvormen.

Collectieve uitingen van emoties hebben altijd bestaan. Protestbewegingen, zoals de vredesbe-

weging, de milieubeweging, of de vakbeweging organiseren demonstraties om hun eisen kracht

bij te zetten. Deze demonstraties zijn collectieve en geregisseerde uitingen van boosheid waarbij

het primaire doel was om angst op te roepen bij de tegenpartij, zodat een mening kracht kon

worden bijgezet. Opvallend in het huidige tijdsgewricht is echter een recente toename in collec-

tieve emotie-uitingen, waarbij het delen van emoties het primaire doel lijkt te zijn. Niet alleen bij

de moord op publieke figuren, zoals Pim Fortuyn en Theo van Gogh of bij het overlijden van Andre

Hazes, stroomt men massaal de straat op, maar ook na geweldsincidenten waarbij onbekende

mensen het slachtoffer zijn geworden, worden steeds vaker stille tochten georganiseerd. Men

lijkt hierbij niet alleen morele steun te willen bieden aan de nabestaanden, maar ook collectief

uiting te willen geven aan verdriet, verontwaardiging en machteloosheid. Ook positieve emoties

worden steeds vaker massaal gedeeld, getuige het recente collectief voetbal kijken tijdens het

WK in 2010 in Nederland. Hiermee leek de gezamenlijke emotie belangrijker te zijn dan het feite-

lijke spel, gegeven het feit dat men achteraan het Museumplein onmogelijk het scherm goed

kon zien.

Dit sociaal delen van emoties kan duiden op een groeiende behoefte aan saamhorigheid en ver-

bondenheid die kenmerkend is voor Westerse culturen na de terroristische aanslagen van 9/11.

Deze aanslagen van 9/11, en de aanslagen die daarop volgden in Londen en Madrid, en in Neder-

land de moord op Theo van Gogh, hebben een diepe bres in ons zelfbewustzijn en gevoel van

veiligheid geslagen. Omdat de aanvallen specifiek gericht zijn op de Westerse cultuur, en komen

vanuit de radicale Islam, is het denken in termen van ingroup-outgroup versterkt. Beide partijen

stimuleren deze ‘ingroup tegen outgroup’-polarisatie verder, waardoor niet alleen bedreigingen

verder toenemen, maar ook de angst voor het andere, in dit geval de islam. Op de toenemende

onzekerheid voor de bedreiging van de centrale waarden van onze cultuur, is het vastklampen

aan onze eigen waarden een automatische reactie. De financiële crisis, die onder andere heeft

geleid tot een grotere schaarste in banen, en dus tot meer competitie, heeft hier nog een schepje

bovenop gedaan.

28

Page 31: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

De toename van het collectief delen van emoties kunnen we dus zien als een antwoord op het

zoeken naar houvast in een samenleving die gedomineerd wordt door emotionele onzekerheid.

Het geeft een gevoel van verbroedering waar we behoefte aan hebben en het is in overeenstem-

ming met de nieuwe norm dat we naar onze emoties moeten luisteren. Tegelijkertijd zien we dat

deze emotionele verbroedering langs etnische scheidslijnen verloopt en dat deze emotie-uitin-

gen gebaseerd zijn op onzekerheid over sociale relaties, onzekerheid over de eigen economische

positie, onzekerheid over de centrale waarden waar men voor staat. Het is positief dat mensen

zoeken naar nieuwe vormen van emotionele verbondenheid, maar angst en onzekerheid vormen

een slechte basis om nieuwe omgangsvormen te vinden en om een samenleving op te bouwen

waarin iedereen meedoet en op het hoogste niveau presteert.

De vraag is nu in hoeverre de huidige populaire cultuur, waarin emoties als bron van kennis, soci-

ale relaties en besluitvorming worden gezien, de ontwikkeling van een kenniseconomie belem-

mert. Zien we de aloude opvatting waarin ratio tegenover emotie staat, inderdaad bevestigd? Of

kunnen we emoties gebruiken in ons streven naar een verbetering van onze kenniseconomie?

Kennis en emotie In een kenniseconomie staan opleiding, onderwijs, innovatie en creativiteit centraal. In onlangs

gepubliceerde rapporten van het Innovatie Platform en van de daarop volgende Kennis en Inno-

vatie Agenda is het de ambitie om Nederland terug te brengen naar de top vijf van mondiale

kenniseconomieën. Er moet meer geïnvesteerd worden in onderwijs en onderzoek om ons

staande te houden tussen de mondiale economieën. Tot nu toe zijn de resultaten echter mager.

De vraag is in welke mate onze emotiecultuur de verdere ontwikkeling van een kenniseconomie

belemmert of bevordert? Ik noem een paar voorbeelden op het terrein van onderwijs en innova-

tie om de rol van emoties te illustreren.

De problemen in het onderwijs zijn bekend. Nederland doet het maar zeer gemiddeld als het

gaat om het aantal hoger opgeleiden, er is te veel school- en studieuitval, er is en blijft een tekort

aan leraren en er dreigt ook een tekort aan hoger opgeleiden. De aanpak van deze problemen

blijft echter steken in ad-hocprojecten, die soms wel en soms niet succesvol zijn. Het leidt in elk

geval niet tot significante verbetering van de voornoemde problemen. Ik kom hier natuurlijk niet

met een kant-en-klare oplossing, waarover velen onder u zich al jaren buigen, maar ik wil een iets

ander perspectief schetsen op deze problemen, die wellicht kunnen resulteren in een andere

aanpak.

Het is van groot belang om stil te staan bij de simpele constatering dat emoties nodig zijn om

kennis te willen vergaren. De drang om iets te weten te komen, de ambitie om iets te kunnen, en

te bereiken, en het motief om door te zetten, zijn cruciaal bij het afronden van een schoolloop-

baan of een opleiding. Nieuwsgierigheid, interesse en trots zijn emoties die mensen ertoe bren-

gen iets te willen leren en hun capaciteiten te ontwikkelen. Gebrek hieraan is één van de factoren

die tot uitval leidt. De aanwezigheid van negatieve emoties, zoals frustratie omdat het niet lukt,

boosheid omdat docenten hen niet begrijpen, of stress voor examens, versterken de negatieve

spiraal. Leerlingen die dreigen uit te vallen zijn onzeker, hebben geen zelfvertrouwen, denken dat

ze dom zijn, of zien het nut van een opleiding niet in. Het feit dat de school hen vaak niet eens

mist als ze er niet zijn, of dat ze al meer dan eens van hun docenten hebben gehoord dat ze dom

en onhandelbaar zijn, versterkt deze negatieve opvattingen alleen maar.

29

Page 32: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

Hoewel allerlei materiële prikkels leerlingen kunnen helpen om een opleiding af te maken, zijn

uiteindelijk positieve emoties nodig om ervoor te zorgen dat leerlingen zichzelf ook verder ont-

wikkelen en nieuwe kennis willen opdoen. Daarbij is het reguleren van negatieve emoties, en het

omgaan met frustratie, stress en onzekerheid minstens zo belangrijk als de ervaring van posi-

tieve emoties. Dit kunnen de leerlingen of studenten die dreigen uit te vallen meestal zelf niet.

Scholen en leraren reageren vaak met algemene maatregelen als waarschuwen en straffen als

deze leerlingen spijbelen, te weinig doen, of zich niet weten te gedragen in een klas. Het is niet

voor niets dat de leraar een ‘kenniswerker’ wordt genoemd. Het gaat om het overdragen van ken-

nis. Maar het uitleggen van de stof, die tegenwoordig al uitstekend in allerlei fraai vormgegeven

boeken wordt uitgelegd, is maar de helft van het verhaal. De andere helft is het omgaan met de

leerling. Bij probleemkinderen, spijbelaars en schoolverlaters, weet men vaak weinig over de ach-

terliggende motieven en emoties. Deze zijn echter wel bepalend voor het gedrag van dergelijke

leerlingen. De analyse dat ze niet gemotiveerd zijn, geen zin hebben, vol frustratie zitten, is vaak

de verklaring, maar daarmee ook einde verhaal, terwijl dat juist het begin zou moeten zijn. Lera-

ren zijn echter niet toegerust om met de negatieve emoties van leerlingen die niet willen deugen

om te gaan.

Uit de succesverhalen van kleinschalige projecten om bijvoorbeeld schooluitval te voorkomen of

schooluitvallers weer binnen te halen, blijkt dat een emotiegerichte aanpak het beste werkt. Ex-

leerlingen die hetzelfde hebben meegemaakt en negatieve ervaringen delen, of coaches die leer-

lingen begeleiden om ze meer zelfvertrouwen te geven, het zijn allemaal manieren waarbij leer-

lingen leren om te gaan met negatieve emoties, en met de effecten van hun negatieve emoties

op henzelf en hun omgeving. Het stimuleren van positieve emoties werkt overigens niet alleen

bij probleemleerlingen, maar ook bij goede leerlingen. De leraar die het beste wordt beoordeeld,

is de leraar die stimuleert, uitdaagt, het vak interessant maakt. Dat is meer dan kennis overdra-

gen, dat is passie overdragen.

Een ander voorbeeld is het geringe aantal hoger opgeleiden in Nederland. Hoewel het aantal

leerlingen dat naar het vwo gaat de laatste decennia is gestegen, is het opvallend dat een groot

deel van de leerlingen in een vwo-klas niet naar het wo gaat. Dit heeft onder andere te maken

met het feit dat veel scholen hun leerlingen niet motiveren om ze naar het allerhoogste niveau

te krijgen, maar tevreden zijn met het hbo. Een factor die hierin een rol speelt is dat veel leraren

zelf geen universitaire opleiding hebben genoten en uit het hbo komen. Zonder aan de kwaliteit

van docenten te komen, is het bekend dat mensen niet geneigd zijn om anderen te stimuleren

tot grotere hoogte dan zijzelf. Dit is een onbewust proces, gebaseerd op sociale vergelijking.

Mensen vergelijken zichzelf voortdurend met anderen, en om negatieve emoties als afgunst te

voorkomen, zijn ze geneigd om anderen die beter zijn neer te halen, of degenen die beter kunnen

worden niet verder te stimuleren. Het tegengaan van deze negatieve emoties vormt de basis van

de Nederlandse maaiveldcultuur (in het kader van het onderwijs ook wel ‘zesjes-cultuur’

genoemd). Mensen dienen zich hierin aan te passen aan de norm van het gemiddelde, niet naar

het uitzonderlijke. Hiermee voorkomen we niet alleen ongepaste trots, maar ook afgunst.

Dit zelfde geldt voor de ontwikkeling van creativiteit, de basis van innovatie. Kennis gedijt alleen

in een cultuur waarin niets bij voorbaat als onzin geldt en waarin uitdaging loont. Dat betekent

dat het nodig is om risico’s te nemen. Creativiteit en innovatie komen immers voort uit anders

30

Page 33: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

Agneta Fischer - Emotie vraagt kennis: Van kenniscultuur naar emotie-economie

denken, nieuwe perspectieven uitproberen, nieuwe kennis uit andere terreinen aanboren, niet

schromen, en niet voor de zoveelste keer hetzelfde op een iets andere manier doen. Een kennis-

economie, waarin innovatie en creativiteit een belangrijke rol spelen, gedijt niet in een angstcul-

tuur, in een klimaat waarin het uitzonderlijke, het bovenmaatse, het unieke voor gek of vreemd

wordt versleten. De anticipatie van jaloezie en conflicten belemmert een dergelijke cultuur.

Emotiekennis en kenniseconomieIn onze huidige emotiecultuur worden emoties serieus genomen. Dat is een positieve ontwikke-

ling. Ik heb immers net beargumenteerd hoe belangrijk emoties voor kennisontwikkeling zijn.

Meer aandacht voor de emotionele context waarin kennis ontwikkeld wordt, en creativiteit

wordt bevorderd, en meer aandacht voor het sturen van emoties die kennisontwikkeling

tegengaan.

Emoties moeten hierbij echter geen leidraad van ons gedrag worden, zoals in veel populaire

emotieliteratuur verkondigd wordt; dat is volstrekt naïef en zelfs gevaarlijk. We moeten onze

verantwoordelijkheid nemen voor onze eigen emoties, en ook voor die van mensen om ons heen.

Emoties kunnen soms met ons aan de haal gaan, maar vooral omdat we denken dat het niet

anders kan. We kunnen onze emoties veel meer de baas zijn dan we denken. Emoties zijn niet

louter duistere krachten die onbeheersbaar zijn. In veel gevallen kunnen we ze voorkomen, regu-

leren en controleren.

Dit geldt voor docenten die om moeten leren gaan met hun eigen emoties en die van hun leerlin-

gen die niet willen deugen; het gaat bij de ontwikkeling van kennis om de vraag in hoeverre

weerzin, frustratie en stress om te vormen zijn naar inspiratie en passie. Hoe kan het ‘geen zin’

hebben worden omgezet in ‘interessant’? In zijn algemeenheid gaat er niet om dat iets niet goed

voelt, het gaat erom dat we ons ontwikkelen en het uiterste uit onszelf halen. Dit geldt voor

scholieren, maar ook voor docenten, voor werknemers, maar ook voor werkgevers, en voor de

overheid die dergelijke processen dient te faciliteren. Met die doelstelling verhogen we onze zelf-

waardering, niet met het volgen van onze emoties. Kenniswerkers hebben daarom ook kennis

nodig over emoties, juist als het gaat om leerlingen die dreigen af te haken. Emoties moeten

onderdeel worden van het kennisproces, omdat de ontwikkeling van kennis een emotionele aan-

gelegenheid is.

31

Page 34: Kenniseconomie en emotiecultuur - Verwey-Jonker · Wat betekent dit voor onze kenniseconomie? Haar betoog wordt vervolgd door prof. dr. Agneta Fischer. Zij is hoogleraar Sociale Psychologie

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

BUNDEL

VERWEY-JONKER/SER LEZING 2010

Kenniseconomie en emotiecultuur

Donderdag 4 november 2010 | 14.30 - 18.00 uur | SER-gebouw | Den Haag

De derde editie van de lezing vond plaats op 4 november 2010, in het

SER-gebouw. Hierbij gingen achtereenvolgens prof.dr. Esther-Mirjam Sent en

prof.dr. Agneta Fischer in op het thema Kenniseconomie en emotiecultuur.

Dit boekje bevat de teksten van die lezingen.

Sociaal-Economische Raad

Bezuidenhoutseweg 60

Postbus 90405

2509 LK Den Haag

T 070 3499 499

E [email protected]

I www.ser.nl

Verwey-Jonker Instituut

Kromme Nieuwegracht 6

3512 HG Utrecht

(tot 15-12-10: Niasstraat 1

3531 WR Utrecht)

T 030 2300 799

E [email protected]

I www.verwey-jonker.nl