Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis...

20
wat zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden bij het lesgeven aan jonge kinderen? hoe kan je de leerling uitdagen? hoe kan je muzikaliteit ontwikkelen? meer dan 300 oefeningen en tips voor de lespraktijk veel voorkomende problemen en hun oplossingen lesmateriaal voor beginners theoretisch lesmateriaal Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken Een handleiding voor dwarsfluitdocenten

Transcript of Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis...

Page 1: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

• wat zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden bij het lesgeven aan jonge kinderen?

• hoe kan je de leerling uitdagen?• hoe kan je muzikaliteit ontwikkelen?

• meer dan 300 oefeningen en tips voor de lespraktijk• veel voorkomende problemen en hun oplossingen

• lesmateriaal voor beginners • theoretisch lesmateriaal

Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Van fluit leren spelen

naar muziek kunnen maken

Een handleiding voor dwarsfluitdocenten

Page 2: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen
Page 3: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Inleiding

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

previewInhoudsopgaveInleiding

Deel 1 De theorie van het lesgeven1.1 De leerling en de docent1.2 Leren studeren 1.3 Het lesmateriaal en de methode

Deel 2 De praktijk van het lesgeven2.1 In schema uitgewerkt2.2 In detail uitgewerkt:Fase 1Fase 2Fase 3Fase 4Fase 5Fase 6

Deel 3 Appendix3.1 Het lesmateriaal:Liedjes25 DuettenRitme-oefeningenImprovisatietekeningenOverige hulpmiddelen:- Het notenbord- De toonladderkaartjes- De intervalkaartjes- De enharmonische kaartjes- Het muziekgeschiedenisbord- Kralen voor embouchure-oefeningHet stappenplan ZorgWijzer voor je fluitAanvullend repertoire3.2 Eindnoten en referenties3.3 Literatuurverwijzingen

7

11

19

23

29

33

33

45

54

68

90

110

121

123

130

154

166

167

168

169

170

171

171

173

174

176

177

5

...

Page 4: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Inleiding

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Inleiding

7

previewVan fluit leren spelen naar muziek kunnen maken is een handleiding voor dwarsfluitdocenten. Je vindt hierin een verzameling ideeën over lesgeven, tips en oefeningen voor in de les en divers lesmateriaal. Deze verzameling is ontstaan in de loop van ruim twintig jaar lespraktijk, aan de hand van ervaringen met vele verschillende leerlingen: van piepjong tot 60-plus, van leerlingen met een gezonde interesse in het fluitspel tot zeer getalenteerde leerlingen.

Aanleiding tot het schrijven van deze handleiding was de vraag naar lesmateriaal voor jonge kinde-ren. Er bleek veel behoefte te bestaan aan materiaal speciaal voor deze doelgroep, met als gevolg dat mij regelmatig gevraagd werd of ik mijn lesmateriaal zou willen publiceren. Daarnaast blijken veel docen-ten vaak tegen dezelfde problemen op te lopen: hoe laat je een jong kind een liedje blazen als het nau-welijks een toon uit zijn fluit krijgt, hoe ontwikkel je een goed gevoel voor ritme, hoe leg je ademsteun uit, hoe kan je middelbare scholieren letterlijk en figuurlijk bij de les houden?

Met deze zelfde vragen in het achterhoofd heb ik indertijd lesmateriaal voor beginners bedacht. Dat bevat oefeningen, liedjes, theoretisch en praktisch spelmateriaal aan de hand waarvan techniek, gehoor en interpretatie ontwikkeld worden. Het lesmateriaal voor beginners vormt daarmee de basis voor een lesmethode die de leerling helpt zich te ont-wikkelen tot een technisch en muzikaal goed onder-legd fluitist. Het uitgangspunt is dat de leerling niet alleen zo goed mogelijk leert fluitspelen, maar ook dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen en een melodie te spelen, maar hij leert ook (of: vooral) om de muziek als taal te begrijpen.

In zekere zin kan je muziekonderwijs vergelijken met taalonderwijs. Een kind dat op school taal-les krijgt, leert niet alleen het alfabet uit zijn hoofd opzeggen. Hij leert geen losse letters lezen, maar hij leert ze combineren tot woorden en zinnen. Die zinnen worden naarmate hij ouder wordt steeds complexer, met ingewikkelder zinsstructuren en een gevarieerder vocabulaire. Het kind leert niet alleen

lezen, maar leert ook zelf schrijven – beschouwin-gen, verhalen, samenvattingen – en spreekbeurten houden. Hij leert zich uit te drukken in de taal. Daarvoor heeft hij niet alleen een woordenschat nodig en de kennis van grammatica en spelling, maar ook de kennis van stijlsoorten, argumentatie, opbouw van betoog, verhaal of brief. Om een spreek-beurt te houden heeft hij bovendien mondelinge taalvaardigheid nodig. Een goede spreekbeurt is een verhaal dat niet alleen goed in elkaar gezet is, maar ook nog eens zo voorgedragen wordt dat men graag luistert naar wat er verteld wordt. Leest de spreker alles letterlijk op van zijn blaadje of praat hij gemak-kelijk voor de vuist weg? Is zijn stem eentonig of levendig? Weet hij zijn verhaal zo op te bouwen dat de luisteraar zijn aandacht er goed bij kan houden, of is het onduidelijk en rommelig opgebouwd?

Onderwijs in taal is niet alleen onderwijs in de techniek van de taal, maar ook in de kunst van de taal. Voor het leren bespelen van een muziekin-strument geldt precies hetzelfde. Het heet niet voor niets “instrument”: het is een werktuig waarmee je de taal van de muziek kunt vertolken. Dat betekent dat je enerzijds de techniek van het werktuig of instrument moet leren beheersen, anderzijds moet begrijpen waar het toe dient. Waar gaat de muziek over en hoe kan je dat in je spel tot uitdrukking laten komen? Hoe is het muziekstuk opgebouwd en hoe kan je dat laten horen?

Om uitdrukking te kunnen geven aan de muziek heb je lessen nodig in interpretatie, samenspel, muziek-geschiedenis, muziektheorie, ontwikkeling van het gehoor, noem maar op. Je moet niet alleen leren een klank uit je fluit te halen, maar je moet vooral leren hoe je met die klanken een verhaal kunt vertellen. Evenmin als een kind eerst de techniek van de taal leert beheersen en pas daarna hoe het zich ermee kan uitdrukken, zo hoort ook de fluitleerling niet eerst zijn instrument technisch te leren beheersen om pas veel later te leren hoe hij zich ermee kan uitdrukken.

Deze gedachtegang vormt de grondslag voor mijn lesmateriaal voor beginners: aan de hand van de

Page 5: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Inleiding

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

...

preview

8

eerste klanken maakt de leerling kennis met de uitdrukkingsmogelijkheden in de muziek. Zo wordt vanaf de eerste lessen een stevige basis gelegd voor zowel instrumentale als muzikale vaardigheden, die door de jaren heen steeds verder ontwikkeld en tot in detail uitgewerkt kunnen worden. Het uiteinde-lijke doel is dat elke leerling volwaardige stukken kan spelen, met gevoel voor stijl, muzikaliteit en op een goed niveau.

In de loop van de ruim twintig jaar dat ik lesgeef ben ik ervan overtuigd geraakt dat hier tevens het geheim ligt hoe je als docent de leerling kunt boeien en motiveren: hoe meer kennis je de leerling aan-reikt, hoe groter de uitdaging om te leren. Er valt steeds meer te ontdekken, de grenzen worden steeds verlegd. En de leerling blijkt ook steeds een stap verder te kunnen komen. Omdat hij zich kan blijven ontwikkelen, zal het nooit saai worden. Hij blijft, of misschien zelfs: hij ráákt steeds meer gemotiveerd.

Terugkomend op het lesmateriaal voor jonge, begin-nende leerlingen: om dit te kunnen gebruiken, moet je weten met welk doel het bedacht is. Om die reden heb ik mij niet beperkt tot alleen het beschrijven van het beginnersmateriaal, maar heb ik besloten de complete lessenreeks van begin tot gevorderd niveau te beschrijven. Op die manier wordt duidelijk dat alles wat de gevorderde leerling later aan vaar-digheden nodig heeft in feite al in het begin wordt aangereikt. De doelgroep is nadrukkelijk niet alleen de begaafde, ambitieuze aspirant conservatorium-student (zoals je een jong kind sowieso nog niet kunt typeren), maar elke individuele leerling die de stap naar de leskamer zet. Elke leerling heeft immers het recht om een gevorderde leerling te kunnen worden. De lessenreeks is zo opgebouwd dat aanvankelijk alle verschillende technische en muzikale vaardig-heden zeer globaal behandeld worden, waarbij over een verloop van jaren naar steeds meer verfijning toegewerkt wordt. Rode draad is het luisteren naar de muziek. Dat brengt vanzelf een bepaalde volgorde in het aanleren van nieuwe grepen of technieken met zich mee. Alleen voor beginners heb ik zelf liedjes en duetten bedacht, daarna stap ik over op bestaande lesboeken en methodes waar ik dezelfde rode draad in laat doorlopen. Om de theorie voor de al enigszins gevorderde leerlingen aanschouwelijk, speelser en toegankelijker te maken, heb ik daar-naast speciaal theoretisch lesmateriaal bedacht. Je zult dus niet zozeer een grote hoeveelheid noten-materiaal aantreffen, als wel een grote hoeveelheid

ideeën over hoe je de leerling wegwijs kunt maken in de muziek. Zo is dit boek niet alleen een beschrij-ving van lesmateriaal geworden, maar eerder een handleiding bij het lesgeven.

De opbouw van de handleiding is als volgt: in Deel 1 De theorie van het lesgeven bespreek ik globaal wel-ke factoren een rol spelen bij de muzikale ontwik-keling van het kind. Daarbij wordt bekeken welke leerprocessen een rol spelen, hoe je erachter kunt komen wat de grenzen van elke individuele leer-ling zijn, wat voor lesstof je op welke manier kunt aanreiken, welke processen nog meer een rol spelen om elke les een goede les te laten zijn. In Deel 2 De praktijk van het lesgeven bespreek ik per vaardig-heid hoe je die kunt aanbieden aan en ontwikkelen bij de leerling. De vaardigheden zijn overzichtelijk in een schema ondergebracht maar worden ook stuk voor stuk tot in detail besproken. Dat gebeurt aan de hand van praktische oefeningen, waarmee je een nieuwe stap kunt uitleggen of een bepaald aspect kunt uitdiepen dan wel verfijnen. Hier bespreek ik tevens een aantal veel voorkomende problemen waar je tegen aan kunt lopen en tips hoe je die kunt aanpakken. In dit deel verwijs ik regelmatig naar specifiek spel- of lesmateriaal. Dit materiaal wordt in Deel 3 Appendix beschreven.

De lessenreeks, die enkele jaren beslaat, is in zes opeenvolgende fasen onderverdeeld: van beginnend tot gevorderd fluitist. Ik ga uit van de individuele les, maar veel is ook toepasbaar in groepslessen. De vorm waarin oefeningen gegoten worden moet daarvoor soms lichtelijk gevarieerd worden; waar in een oefening de rol van de docent beschreven wordt, kan die bijvoorbeeld ook door een andere leerling worden overgenomen. Sommige technische oefenin-gen kunnen slechts door één leerling tegelijkertijd uitgevoerd worden, maar door een vlotte afwisse-ling van oefeningen in de les hoeft dat niet tot lange wachttijden voor de andere leerlingen te leiden.

Hoewel de beginnende leerling uiteraard ook ou-der kan zijn, beschrijf ik de beginnersoefeningen vooral voor jonge kinderen. Een kind dat op iets latere leeftijd begint (meestal zal het toch basis-schoolleeftijd zijn) zal wat vlotter door de eerste drie fasen heengaan. Veel van het materiaal uit die fasen kan echter ook bij deze beginnersgroep gebruikt worden. Aangezien het kind dat op 4-jarige leeftijd is begonnen al een stuk ouder is tegen de tijd dat het gevorderd is, worden de oefeningen in de latere

Page 6: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 1 De theorie van het lesgeven | 1.1 De leerling en de docent

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

previewDeel 1 De theorie van het lesgeven1.1 De leerling en de docent

Het doel van de lessenWaarom kiest iemand ervoor om met fluitlessen te beginnen? Als we de kinderen buiten beschouwing laten van wie de ouders degenen zijn die de keuze gemaakt hebben, kunnen beweegredenen zijn: het instrument glimt zo mooi, er zitten zulke interessante knoppen op, de klank is zo mooi, het is spannend om erop te blazen en er geluid uit te krijgen. Nieuwsgierig naar het instrument begint de aspirant leerling met lessen: zou hij kunnen leren zich het instrument eigen te maken?

De leerling begint enthousiast en met een onbevan-gen nieuwsgierigheid aan de lessen. Alles is nieuw en wat er allemaal bij komt kijken om fluit te leren spelen kan hij (nog) niet overzien. Zijn doel zal aanvankelijk telkens kortetermijngericht zijn: de opdrachten die hij krijgt onder de knie krijgen. Hoe meer hij leert, hoe meer hij zal beseffen dat er ook van een langere-termijnplanning sprake is: steeds als je de ene opdracht onder de knie hebt, dient zich weer een volgende, moeilijker fase aan. De docent daarentegen moet meteen al vanaf de eerste les van-uit een langetermijnplanning denken. Hij moet op een rijtje hebben wat de leerling moet leren en via welke haalbare stappen hij dat doel kan bereiken. Als docent is het immers je taak de leerling zo goed mogelijk te leren fluitspelen.

Maar wat betekent eigenlijk precies: “zo goed mo-gelijk” leren fluitspelen? Om die vraag te kunnen beantwoorden, kunnen we een andere vraag stellen: wat wil je horen als je naar muziek luistert? Vraag dat aan een willekeurige luisteraar en het antwoord zal zijn: het moet je raken, ontroeren, vrolijk ma-ken, inspireren... Het gaat altijd om een gevoel. Wat maakt iemand dan tot een goede fluitist? Uiteraard de technische beheersing van het instrument. Maar er komt nog veel meer bij kijken. Een goede fluitist is iemand die een verhaal op zijn instrument weet te vertellen en aan de luisteraar weet over te brengen. Je kunt hem vergelijken met een toneelspeler. Om

zijn rol goed te kunnen spelen heeft hij begrip nodig van de opbouw van de tekst. Deze kan hij lezen en interpreteren door kennis van spellingsregels, vocabulaire, grammatica en stijlvormen. Hij heeft geleerd de opbouw van een tekst te begrijpen en ver-volgens uitdrukking te geven aan de rol die hij zelf speelt in relatie tot de rollen die de anderen spelen. Daarbij gebruikt hij expressiemiddelen als intona-tie, timing, tempo, articulatie. Hij heeft geleerd het totale stuk te kunnen begrijpen om zijn eigen rol te kunnen spelen.

Vergelijk dit met de fluitist: spelling zou je kunnen zien als de instrumentale techniek, grammatica en een uitgebreid vocabulaire als kennis van toon-soorten of ritmiek. Het spelen van een rol vereist dezelfde soort uitdrukkingsmiddelen als het spelen van een muziekstuk: door middel van fraseringen, tempo, dynamiek, etc. kan je het muzikale verhaal hoorbaar maken.

Leren fluitspelen is dus niet alleen de techniek van het instrument leren beheersen, maar ook alle mogelijke muzikale vaardigheden leren ontwikke-len. Dat geldt voor elke leerling: kind of volwassene, beginner of gevorderde, hobbyist of aspirant profes-sioneel fluitist.

Een muzikaal gevoelOp een rijtje gezet omvat muzikaliteit de volgende elementen:- gevoel voor toonhoogte (gehoor)- gevoel voor ritme (gehoor)- gevoel voor stijl (kennis)- gevoel voor structuur (kennis)- gevoel voor het verhaal (fantasie, emotie)- het vermogen deze gevoelens op het instrument weer te geven (motoriek, gehoor) In feite heeft alleen het laatste onderdeel specifiek met het instrument te maken. De andere onderdelen hebben te maken met algemene muzikale vaardig-heden die ook gelden wanneer je zingt, viool speelt of piano. De keuze voor een bepaald instrument is

11

Page 7: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 1 De theorie van het lesgeven | 1.1 De leerling en de docent

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

...

previewin de meeste gevallen een kwestie van smaak: de klank spreekt je aan, de vorm van het instrument doet je iets, je houdt van een hoog of juist een laag geluid. Hoe meer je je tot een instrument aangetrok-ken voelt, hoe meer je je best wilt doen om je in het bespelen ervan te bekwamen. Sommige kinderen kunnen al op heel jonge leeftijd een sterke voorkeur voor één bepaald instrument hebben – als zij dat instrument ook daadwerkelijk gaan bespelen blijken zij vaak uitzonderlijk snelle vorderingen te kunnen maken.

Gevoel voor ritme en gevoel voor melodie kunnen in aanleg in sterke mate aanwezig zijn. Maar het zijn ook vaardigheden die ontwikkeld kunnen worden, zeker wanneer daar op jonge leeftijd al mee begon-nen wordt. Door met jonge kinderen veel te zingen worden ritme- en melodiegevoel voor een belang-rijk deel gestimuleerd. Ervaring en imitatie spelen een grote rol in de ontwikkeling van het muzikale gehoor, vergelijkbaar met de ontwikkeling van taal-vaardigheid.1

Kennis van stijl en structuur maakt dat je leert om verschil te zien, te horen en te laten horen tussen bijvoorbeeld een barokke sonate en een romanti-sche fantasie. Die kennis krijg je door mondelinge of schriftelijke informatie en door ervaring. Door mu-ziek uit verschillende stijlperiodes te spelen, ernaar te luisteren en er informatie over te verzamelen doe je de kennis en ervaring op.

Tot slot is er het gevoel voor het verhaal: wat wil de componist met het stuk zeggen, wat hoor jij zelf in de muziek? Waar gaat bijvoorbeeld Syrinx over – hoe heeft Debussy het verhaal vormgegeven? Over welke emoties gaan de Romances van Schumann? Deels heb je hiervoor kennis nodig (wie was De-bussy, wie was Schumann, wat is kenmerkend voor hun manier van componeren?), deels is daar het vermogen voor nodig om je in te leven in de muziek. Oftewel het vermogen om je fantasie te gebruiken, emoties te voelen en te herkennen, of om in beelden te denken en deze vervolgens te uiten.

Door al deze vaardigheden stuk voor stuk te ont-wikkelen, ontwikkel je een breed muzikaal gevoel: gevoel voor het instrument, voor ritme en melo-die, voor stijl, voor interpretatie. Hoe meer al deze vaardigheden beheerst worden, hoe beter je kunt fluitspelen. Dat betekent dat de docent al deze vaar-digheden moet aanreiken en dat de leerling in staat

moet zijn of gesteld moet worden om deze vaardig-heden te ontwikkelen.

Goede en slechte leerervaringen Ons brein slaat ervaringen op. Alle volgende erva-ringen die hierop lijken worden herkend en verge-leken. Bij sterke gelijkenis hoeven ze niet opnieuw opgeslagen te worden: omdat je hetzelfde al een keer hebt meegemaakt, maakt het geen nieuwe indruk meer. Op den duur worden de steeds herhaalde ervaringen geautomatiseerd. Dat kan ertoe leiden dat je bijvoorbeeld automatisch je fietssleuteltje in je broekzak doet als je je fiets op slot hebt gezet. Het is een onbewuste handeling geworden, waar je niet meer bij nadenkt. (En later denk je: waar is mijn sleuteltje...)

Een nieuwe ervaring voelt in eerste instantie onwen-nig. Als je voor de eerste keer in je eentje naar school fietst is dat “eng”, spannend; als dat fietstochtje echter zonder problemen verlopen is, zal je het de tweede keer al als iets minder spannend ervaren. Na meerdere keren is de spanning eraf en kan je je misschien niet eens meer voorstellen dat je het ooit spannend vond. Met fysieke ervaringen verloopt het gewenningsproces precies zo. De eerste keer dat je gaat joggen voel je al je spieren, wellicht krijg je zelfs spierpijn. Door regelmatige training worden je spieren sterker en blijk je steeds langer te kunnen blijven rennen.

Gewenning krijg je door herhaling. Een goede ervaring leidt van onrust naar rust, zou je kunnen zeggen. Of van spanning naar ontspanning. Rust en ontspanning zijn tevens voorwaarden voor het aan-durven van de confrontatie met iets nieuws: rust en ontspanning geven vertrouwen in jezelf. Als je weet dat je in je eentje naar school kunt fietsen durf je het ook aan om een keer een andere route te fietsen. Je vertrouwt erop dat je de weg weet terug te vinden. Als je echter eerder wel eens verdwaald bent, zal je niet zo gauw een andere route durven nemen.

Als je dit nu vertaalt naar de lespraktijk, kan je het volgende stellen:1) nieuwe opdrachten worden het beste geleerd van-uit ontspanning2) een nieuwe opdracht brengt een zekere spanning

12

Page 8: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.1 In schema uitgewerktDeel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.1 In schema uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

LesstofInhoud van

de lesHuiswerk

Toon-techniek

Articulatie-techniek

Vinger-techniek

Theorie/solfège

Samenspel/voordracht

•(ritme van) liedjes op kopstuk en op één toon (g1, a1, b1)•notenbord-spelletjes •ritmedictees en -improvi-saties •schriftelijke ritme-oefenin-gen•stukjes van blad op één toon (duetten)

•korte, afwisselende opdrachten uit elke kolom •blazen wordt steeds afgewisseld met oefeningen uit kolom theorie/solfège •één nieuwe opdracht/tech-niek per les •huiswerk-opdrachten doornemen (-spelen) •globale cor-rectie

•herhaling van opdrachten van de laatste les en van eerdere lessen•(oudere leerlingen:) zelfstandig een nieuw stukje van blad instuderen

•ritme liedje (korte tonen) blazen 1, 2 •positie lipplaat onder lip 3 •lucht leren richten 4•oefeningen voor soepele embouchure 5, 6 •oefeningen voor rustige, lage inademing 7-11•houding 12-14

•staccato zon-der tong, vanuit middenrif 15

•grepen, (hand) houding en balans: g, a en b 16-18 •voorberei-dende oefening zonder fluit voor onafhanke-lijkheid vingers 19

•toonhoogte horen 20, 21 •ritme-oefeningen op gehoor 22-24 •toonhoogte lezen en neer-leggen: g,a,b 25-29 •ritme lezen en neerleggen: hele, halve en kwart noten/rusten 30-38 •van blad leren spelen 39

•op gehoor en uit hoofd (samen)spelen 40, 41 •interpretatie: tempo als uitdrukkings-middel 42, 43 •luisteren naar stemming 44, 45

fase 1 oefeningen 1 t/m 45

•twee- en drietonige liedjes/stukjes, speelbaar en transponeer-baar binnen omvang f1-b1 (grote secunde/terts) •speeldictees •notenbord-spelletjes•schrifte-lijke ritme-oefe-ningen •improvisatie-tekening/tekst

•korte, afwisselende opdrachten uit elke kolom, veel aandacht voor theorie/solfège en samenspel/voordracht•één, hooguit twee nieuwe opdrachten per les •huiswerk bespreken •globale cor-rectie

•opdrachten uit les herhalen •variaties op vorige opdrach-ten geven •zelf nieuw stukje instu-deren a.h.v. notenschrift

•adembeheer-sing: accenten, lange tonen, legato over twee tonen 46-49 •souplesse embouchure en lange tonen/le-gato 50

•staccato/legato met middenrif-articulatie 51

•twee- en drietonige liedjes, omvang f1-b1 52-59 •handhouding rechts en links 60-62

•grote secunde en grote terts: horen, spelen, transponeren 63-67 •ritme: 2/4, 3/4, 4/4, opmaat, achtste noten en rusten 68-77

•samen-spelen: een mix van volgen en zelfstandig blijven 78-81 •leren dóór-spelen 82•interpretatie en improvisatie 83-86 •intonatie horen 87

fase 2 oefeningen 46 t/m 87

•liedjes/stukjes gebaseerd op kleine (en grote) secunde/terts •korte voor-drachtstukjes, toonomvang es1 chromatisch t/m cis2 •ritmische oefeningen •speeldictees •korte techni-sche oefeningen•improvisatie-tekening/tekst

•introductie nieuwe stof op het gehoor en van blad •meer uitdie-ping opdrachten uit elke kolom •ruime aandacht voor correc-tie/bespreking huiswerk•voordracht-stuk meer uitdiepen (voorbereiding uitvoering)

•oefeningen uit les herhalen/transponeren•korte tech-niekoefeningen in verschillende variaties •eventueel huiswerk vorige keer corrigeren•nieuwe voordrachtstuk-jes instuderen, oude (uit hoofd) herhalen

•luchtstroom beheersen: lage tonen, cadans, meer op één adem 88-93 •soepele embouchure zonder en met tong 94-97•forte en piano 98-101

•articuleren met du-tong: staccato, legato, portato op één toon 102-106

•nieuwe grepen en handhouding: c en e, vervolgens fis, bes, gis, cis, es 107-113 •korte diatonische/chromatische oefeningen: trefzekerheid en opvoeren snel-heid 114-116

•kleine/grote secunde en terts: horen, spelen, transpo-neren 117-125 •ritme: achtste maatsoort, gepuncteerde kwart 126-132 •leesvaardig-heid 1e register: toonhoogte, voortekens, ritme 133-135

•interpretatie m.b.v. tempo, articulatie en dynamiek 136-140 •partituur van duetten lezen 141, 142 •intonatie bij unisono spel horen 143 •uit het hoofd spelen 144•voorspelen 145, 146

fase 3 oefeningen 88 t/m 146

31

preview

Page 9: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.1 In schema uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

LesstofInhoud van

de lesHuiswerk

Toon-techniek

Articulatie-techniek

Vinger-techniek

Theorie/solfège

Samenspel/voordracht

•majeur en mineur toonlad-ders, t/m 3 of 4 voortekens •theorie-op-drachten •transponeer-, octaveer- en leesoefeningen •speeldictees•etudes •korte techni-sche oefeningen (diatonisch en chromatisch) •iets langere voordrachtstuk-ken, omvang c1/d1 t/m c(is)3•improvisatie-opdrachten

•koppeling theorie en praktijk•per 1 à 2 les-sen oefeningen uit elke kolom •leren luiste-ren is gericht op zelf leren studeren •veel aandacht voor samenspel en voordracht, voordracht-stuk wordt in meerdere lessen uitgediept

•nieuwe stuk-ken (voordracht-stukken/etudes) zelfstandig instuderen •techniekoefe-ningen•in les behandelde correcties/aanwijzingen verwerken•uit het hoofd spelen

•klank d1 en c(is)1 147, 148 •overblazen 149-153 •dynamiek en intonatie 154-156 •klankbewust-zijn 157-160 •frasering: cadans, dyna-miek, adembe-heersing 161 •ademsteun en vingertechniek 162

•coördinatie adem, tong en vingers 163-169 •snelheid tong opvoeren 170-172

•nieuwe grepen: c(is)1, d1 en d2; alternatieve greep: de bes-klep 173-177 •handhouding en trefzekerheid 178-180 •eerste oefeningen voor vingervlugheid/regelmatigheid 181-184

•toonladders: structuur en toe-passing 185-194 •ritme: halve maatsoort, overbindingen, zestienden195-206•leesvaardig-heid: 2e register, voortekens, prima vista 207-211 •globale vorm-analyse 212 •veel voorko-mende muziekter-men 213-214 •muziekgeschie-denis: verhalen vertellen 215 •kennis overho-ren: quiz 216

•interpretatie en voordracht: speelaan-wijzingen interpreteren, beeld bedenken en laten horen 217-221 •samenspel: niet alleen volgen, maar ook aanvoeren 222, 223 •podiumpre-sentatie 224

fase 4 oefeningen 147 t/m 224

• toonladders: chromatisch, majeur en mineur t/m 5 voortekens •speeldictees •langere voor-drachtstukken:sonates, suites,e.d.•etudes, ritme- en tech-niekoefeningen •toonomvang tot ca. a3•improvisatie-opdrachten

•per 1 à 2 lessen nieuwe etude/techni-sche oefenin-gen, verdeeld over alle kolommen•gedetail-leerde feedback bij bespreking huiswerk•voordracht-stuk zelf leren instuderen en uitdiepen •veel aandacht voor samenspel

•nieuwe etude en/of vorige herhalen/cor-rigeren •nieuwe technische oefeningen en/of vorige herhalen/cor-rigeren •voordracht-stuk instuderen/uitdiepen/uit hoofd leren

•klankbe-heersing tot in het 3e register: dynamiek, into-natie, klankkleur 225-236 •articulatie: souplesse en ademsteun 237-239 •eerste vibrato-oefeningen 240 •ademsteun en vingertechniek 241 •frasering en adembeheersing 242

•du- en tu-aanzet 243 •snelheid en coördinatie enkeltongslag 244, 245 •dubbel-tongslag 246 •articulatie en interpretatie 247-250

•nieuwe grepen: 3e register 251 •handhouding, trefzekerheid, regelmatigheid en snelheid 252-256 •toonladders en drieklanken als oefenmateri-aal 257-259

•toonsoorten: kennis toepassen 260-263 •ritme: cadans, a prima vista, triolen 264-273 •luistervaardig-heid: melodie, ritme, intonatie 274-278 •lees-vaardigheid: 3e register, voorte-kens, a prima vista 279-283 •uitbreiding kennis termen 284, 285 •muziekgeschie-denis 286, 287

•interpretatie: partituurinzicht, frasering, beeldvorming 288-294•voordracht: luisteren naar anderen 295

fase 5 oefeningen 225 t/m 295

•toonladders: chromatisch, majeur en mineur (hele kwinten-cirkel) •etudes, ritme- en tech-niekoefeningen, toonomvang t/m c4 •voordrachtstuk-ken, gevarieerd in stijl, bezetting, etc.•speeldictees•improvisatie

•per les oefeningen en etudes uit één of twee kolom-men •veel aandacht voor voor-drachtstukken, met link naar techniek en theorie/solfège

•leerling bedenkt zelf op-drachten, docent houdt grote lijn in de gaten•nieuwe techni-sche oefeningen/etude en/of vorige herhalen/corri-geren •voordrachtstuk instuderen/uit-diepen/uit hoofd leren

•vibrato/non vibrato 296-302 •intonatie 303, 304 •frasering 305-309 •meer oefen-stof 310•het doel: de muziek 311

•tripeltongslag 312 •snelheid en coördinatie adem, vingers, tong 313, 314 •articulatie en interpretatie 315 •meer oefen-stof 316 •het doel: de muziek 317

•nieuwe gre-pen: de hoogste tonen 318 •trefzekerheid, regelmatigheid, snelheid 319, 320 •meer oefen-stof 321, 322 •het doel: de muziek 323

•toonsoorten, structuur en interpretatie 324, 325 •ritme: oneven maatsoorten, 32sten, lezen en horen 326-329 •toonhoogte: lees- en luistervaar-digheid 330-334 •muziekgeschie-denis 335, 336 •meer oefenstof 337 •het doel: de muziek 338

•luisteren: interpretatie en inspiratie 339 •interpre-tatie = lezen, luisteren en voorstellen 340, 341 •repertoire-keuze 342, 343 •het doel: de muziek 344

fase 6 oefeningen 296 t/m 344

32

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.1 In schema uitgewerkt

preview

Page 10: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.1 In schema uitgewerktDeel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

previewDe eerste lessen vormen een kennismaking met de fluit: hoe zet je hem in elkaar, hoe speel je erop. Aanvankelijk wordt alleen op het kopstuk geblazen, vervolgens op de hele fluit. Het repertoire omvat (ritmes van) bekende en nieuw te leren liedjes, die later in de lessenreeks gebruikt worden. Daarnaast leert de leerling eenvoudige ritmes horen, naspelen en zelf bedenken, en maakt hij kennis met het no-tenschrift. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het notenbord (zie blz. 166). De leerling leert stukjes op één toon (g1, a1 en b1) lezen en spelen (bijvoor-beeld Duetten, blz. 123 e.v.).

Oudere leerlingen/volwassenen: afhankelijk van motoriek en muzikale voorkennis wordt deze fase in een gedeelte van de eerste les afgehandeld om ver-volgens naar de volgende fase door te gaan, óf wordt iets meer dan één les hieraan besteed. Gebruik als eerste blaasoefening een lied(je) dat op het gehoor gespeeld kan worden: Vader Jacob, Wilhelmus, etc. Voor het houvast van het ritme is dat het gemakke-lijkst, bovendien kan je meteen samenspelen.

In elke les wordt nieuwe stof behandeld en wordt oude stof herhaald. Door middel van speeldictees worden nieuwe grepen, liedjes of ritmes aangeleerd.

Geef 4- tot 7-jarigen korte, afwisselende opdrach-ten, met veel aandacht voor theorie/solfège. Daarbij kan steeds hetzelfde liedje als uitgangspunt dienen. Wissel blazen (vermoeiend!) af met vingertechniek, zingen, klappen, noten lezen, etc. De spanningsboog van jonge kinderen is nog gering, waardoor het geen zin heeft om langer dan een paar minuten met één onderwerp bezig te zijn. Werk voornamelijk auditief, maar maak ook een begin met noten lezen. Je kunt al beginnen met ritmes lezen als de leerling nog op het kopstuk speelt. Wanneer op de hele fluit ge-speeld gaat worden, kan je ook toonhoogte in het no-tenschrift behandelen. Behandel niet meer dan één nieuw liedje of nieuwe techniek in een les, herhaal

daarnaast vooral wat in voorgaande lessen gedaan is. Dit kan met andere stof, als die maar op hetzelfde niveau is (andere ritme-oefeningen, notenspelle-tjes, liedjes). Als de leerling voldoende klank uit het kopstuk haalt, kan je dezelfde liedjes op de hele fluit op één toon (g1, a1 of b1) herhalen. Leg niet te veel uit in woorden, maar doe de oefeningen voor en laat de leerling je naspelen. Wees daarbij zelf overigens secuur in houding en bewegingen: kinderen van deze leeftijd doen letterlijk alles na! Sommige 7-jarigen kunnen al vrij snel overgaan op het blazen op de hele fluit, anderen hebben daar een groter aantal lessen voor nodig. Die verschillen kun-nen behoorlijk groot zijn (de zogenaamde “schar-nierleeftijd”, zie blz. 26). Wees voorzichtig met corrigeren: als een opdracht in grote lijnen goed gedaan is, is het niet nuttig de leer-ling de oefening net zo lang te laten herhalen tot het helemaal foutloos gaat. Dat komt later wel, wanneer de opdrachten steeds gedetailleerder worden. Cor-rigeren moet net zo begrijpelijk zijn voor de leerling als het nieuw aanbieden van lesstof. Bij wat oudere kinderen (8-12) kan je sneller door deze fase heengaan, omdat zij motorisch meer aan-kunnen. Je kunt meer in woorden uitleggen, som-migen vinden het zelfs heel fijn als je uitlegt hoe je iets moet doen in plaats van dat je het alleen voor-doet. Wissel ook bij hen het blazen af met andere opdrachten. Hun spanningsboog is weliswaar groter, maar ze kunnen duizelig worden van lang achter el-kaar blazen. Bovendien: het leren fluitspelen draait niet alleen om het blazen. Bij middelbare scholieren en volwassenen zal het zwaartepunt in de uitleg op het vertellen liggen, maar voor- en nadoen blijft ook nu een waardevolle manier van uitleggen. Op deze leeftijd speelt klank-voorstelling een grote rol; als je kan laten horen hoe iets moet klinken, heeft de leerling een voor-beeld waar hij zelf ook naar kan streven. Uitleg kan ook bij deze leeftijdsgroep gebaat zijn bij het doen van oefeningen. Het kralen blazen, het notenbord, ritmes klappen blijven oefeningen die heel nuttig kunnen zijn. Denk niet te gauw dat iets overbodig is, het is vooral het jasje waarin je zelf de oefening of het spelletje steekt waardoor iets als kinderachtig of juist als leerzaam overkomt. Zingen is extreem nut-tig voor het ontwikkelen van een juiste klankvoor-stelling en dus ook voor de ontwikkeling van mu-

Lesstof fase 1

Inhoud van de les fase 1

33

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Page 11: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

previewzikaal fluitspel, maar kan voor sommige leerlingen een drempel zijn. Er zijn leerlingen die weigeren te zingen omdat ze zich schamen. Je kunt in zo’n geval af en toe terloops een zangoefening doen, waarbij je het zingen net zo aanpakt als het fluiten: je moet het leren, het is niet erg als je het nog niet kan. Ook hier helpt het om voor te doen en mee te doen. Besteed in het begin ruim aandacht aan hoe de fluit in elkaar gezet moet worden. Niet alleen bij kinder-fluiten (vanwege de balans), maar bij alle fluiten en bij alle leerlingen.14 Controleer regelmatig of het mondgat goed zit ten opzichte van de buis en of het voetje in de goede positie zit. Doe de leerling ook voor hoe hij zijn instrument uit elkaar moet halen en schoon moet maken en laat het hem daarna zelf na-doen. Blijf in de lessen daarna regelmatig controle-ren of hij de fluit goed in elkaar zet en schoonmaakt. Op blz. 173 staat een voorbeeld van een Zorgwijzer die je de leerling mee kunt geven.

Het huiswerk bestaat bij kinderen in de basisschool-leeftijd uit een combinatie van herhaling van eerder opgegeven liedjes en een net nieuw geleerd liedje. Er worden in deze fase dus nog geen opdrachten mee-gegeven waarbij de leerling zelfstandig iets nieuws moet instuderen. Bij jonge kinderen (4-7 jaar) kan je al eerder gegeven huiswerkopdrachten een aantal lessen blijven herhalen; het feest der herkenning staat bij deze leeftijd voorop.

Wanneer het notenschrift nog niet behandeld is, kan je een nieuw liedje opschrijven door de woorden te noteren met een grafisch verschil in toonhoogte. Je kunt de notenwaarden erbij noteren, al zijn die niet eens nodig om het ritme van het liedje te onthouden. De tekst geeft in feite het ritme al aan. Bijvoorbeeld: Fig. 4

Jonge kinderen vinden het vaak heel leuk om zo

noten te mogen “lezen”. Als je bij notennamen met kleurtjes werkt (zie oefening 26), kan je in de huis-werkopdrachten de notennamen met dezelfde kleur noteren. Bij het liedje Ga je mee (blz 121) schrijf je bijvoorbeeld op: speel het nu helemaal op de b, a en g. Daarbij geef je met een grepentabel of omschrij-ving aan welke grepen bij de betreffende kleur en notennaam horen. Laat de leerlingen de genoteerde liedjes wel altijd uit het hoofd spelen, zodat ze daar-mee vertrouwd raken.

Belangrijk in deze fase is om de ouders even uit te leggen wat je in de les gedaan hebt: zij kunnen mee-helpen het liedje, grepen en houding te onthouden en het kind daarmee ook thuis helpen (ervan uit-gaande dat de ouders er niet bij zitten tijdens de les). (Oudere) leerlingen die al snel handigheid hebben in lezen en motoriek kunnen ook de opdracht meekrij-gen om zelf een nieuw stukje van blad te lezen en daarna uit het hoofd te leren.

•ritme liedje (korte tonen) blazen

oefening 1 Een geschikt liedje om mee te beginnen is Olifantje in het bos. Bijna alle kinderen hebben dit al eerder op school leren zingen, het is daardoor een bekend en vertrouwd liedje. Het ritme is eenvoudig en daardoor gemakkelijk te blazen. In zijn geheel is het wat aan de lange kant voor een eerste keer (zeker als er nog geen toon uitkomt), maar ook de eerste twee zinnetjes voldoen al voor het doel.Je doet voor hoe je het kopstuk onder je onderlip legt (zie oefening 3) en hoe je het ritme gaat blazen. Doe dit voor zonder tongaanzet (zie oefening 5): Fig. 5

(Genoteerd op e2, de toonhoogte die klinkt bij het blazen op het kopstuk van de Jupiter Loop).

Huiswerk fase 1

� ��� � � � � �

Ga je naar demee zee

Toon-techniek fase 1

� �� � � � � � � � � � � � � �

O- li-fant-je in het bos, laat je ma-ma toch niet los

�V��V��V��V��V��V��V����V���V��V��V��V�����V��V�����V

34

Page 12: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerktDeel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

preview

...

Laat de leerling dit nu nadoen.

! Bij jonge kinderen is de kans zeer groot dat er de eerste les(sen) niet tot nauwelijks een toon uitkomt. Dat is niet erg: voor het kind is alles zo nieuw, dat het blazen op zich al een leuke oefening is – toon of geen toon. Ook bij oudere be-ginners kan het even duren, maar zal het altijd wel in de eerste les lukken om een toon te laten klinken. Blijf niet langer dan een minuut of drie achter elkaar met het blazen bezig, ongeacht of er een toon uit-komt of niet, en ga dan wat anders doen. Op die manier leid je de aandacht even af wanneer het blazen niet lukt. Kom er wat later in de les dan weer op terug. Ook als er zelden een toon uitkomt kan je het bla-zen van een ritme als huiswerk opgeven. Het blazen op zich is ook nuttig voor het ontwikkelen van de ademhalingsspieren (zie oefening 7).

oefening 2 Wanneer de leerling bij het blazen van een ritme of een liedje op het kopstuk elke keer een toon eruit krijgt, kan de hele fluit in elkaar gezet worden om op één toon (g1, a1 of b1) dezelfde liedjes te herhalen die eerder op het kopstuk geleerd waren. Bij een jong kind kan dat na een paar lessen, bij een oudere leer-ling kan dat eventueel al in de eerste les.

•positie lipplaat onder lip

oefening 3 Begin op alleen het kopstuk. Ga samen met de leerling voor de spiegel staan en laat zien dat het mondgat precies in het midden onder de onderlip moet liggen (het “snotgootje” in het midden). Laat zien hoe je zelf blaast. Sommige leerlingen trekken hun onderlip heel ver terug van de lipplaat – laat zien en horen dat als jij dat doet, je dan (ook) geen toon uit je fluit krijgt. Laat vervolgens zien hoe je je lippen houdt als je op de juiste manier blaast en laat de leerling dat zo goed als mogelijk nadoen. Ligt de fluit in het midden van de lip? Voelt de leerling de rand van het mondgat onder zijn onderlip? Laat de leerling in de spiegel controleren of de fluit goed ligt: wanneer hij net een stukje van het mondgat in de spiegel ziet, ligt de fluit goed. Ziet hij het hele

mondgat, of ziet hij helemaal geen mondgat, dan ligt de fluit verkeerd.

! Wanneer de hele fluit in elkaar gezet wordt, is het goed om deze oefening te herhalen: doordat de balans totaal anders is moet de leerling weer opnieuw voelen hoe hij de fluit onder zijn lip moet hou-den. Zie ook oefeningen 13, 14 en 16.

•lucht leren richten

oefening 4Een oefening om de lucht te richten: hang drie kralen, elk aan een touwtje, met ongeveer één cm tussenruimte aan een (saté)stokje, de middelste kraal iets hoger (zie ook blz. 171). Leg het stokje op de lessenaar en zet deze zo hoog, dat de leerling met zijn mond op de hoogte van de kralen zit. Laat de leerling vooroverbuigen en de middelste kraal wegblazen (blaasafstand ca. 10 cm). De andere twee kralen moeten zo stil mogelijk blijven hangen.

Fig. 6

Als het lukt om alleen de middelste kraal weg te blazen, laat je de leerling weer op zijn fluit blazen. Daarbij moet hij zich voorstellen dat hij de mid-delste kraal wegblaast. Hierdoor blaast hij vanzelf met een smalle luchtstroom naar het midden van het mondgat. (Variatie van een 5-jarig leerlingetje: daadwerkelijk op het kopstuk blazend de middelste kraal wegblazen. Dat was gemakkelijker dan zich voorstellen dat ze de kraal wegblies.)

•oefeningen voor soepele embouchure

oefening 5De positie van de tong in de mond is van grote invloed op lippen, wangen, kaak en keel. De leerling

35

Page 13: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

...

previewFig. 9

��

��

� �

� �

� �

� �

Ga je mee naar de zee

Daarna zing je weer samen met de leerling, maar nu klap je allebei als een metronoom dóór: Fig. 10

��

��

� �

� �

� �

� �

� �

� �

Ga je mee naar de zee

(Als alternatief voor niet-zingende – oudere – leer-lingen kan je een tekst/gedichtje in cadans declame-ren; daarmee bereik je hetzelfde doel.)Als dit geen problemen oplevert bij de leerling kan je het spelletje ingewikkelder maken door de één te laten doorklappen en de ander te laten meeklappen. Lukt dat ook wanneer je niet hardop meezingt, maar in je hoofd de tekst denkt?

! Mee- en doorklappen zijn niet altijd even vanzelfsprekend. Veel kinderen gaan heel onregelmatig klappen wanneer ze moeten doorklappen, of vinden het lastig om mee te blijven klappen wanneer lettergrepen snel achter elkaar gezongen worden. Klap in dat geval altijd met de leerling mee, zodat hij houvast heeft.

oefening 23 Ritmedictee: speel op één toon of op het kopstuk een ritme en laat de leerling dit naspelen. Klappen in plaats van spelen kan natuurlijk ook. Wissel daarbij af in verschillende maatsoorten en maak de zinne-tjes niet te lang.

oefening 24Ritme-improvisatie: de leerling maakt variaties op

een basisritme. Het basisritme is bijvoorbeeld een 2/4 maat met alleen kwarten. Je speelt of klapt sa-men met de leerling dit ritme. Deze kwarten mag hij vervolgens afwisselen met halve noten. Speel/klap zelf een voorbeeld voor, laat de leerling vervolgens een variatie verzinnen. Wanneer dat gemakkelijk gaat, kan je een duet spelen: de leerling varieert in ritme, zelf speel je er kwarten (eventueel in een melodielijn) doorheen. De toon die de leerling speelt kan je als grondtoon van het stukje nemen (bij het kopstuk van de Jupiter Loop is dat de e, bij kromme en rechte koppen de as/gis). Voorbeeld: Fig. 11

��

��

��

��

� �

� �

� �

� ��

� �

��

��

��

� �

� �

� �

� �

� �

! Het komt vaak voor dat deze oefening klappend beter gaat dan blazend. Blazen vergt veel van de motoriek (adem, em-bouchure) waardoor de leerling afgeleid kan zijn van ritmisch spelen. Wanneer de leerling zich wat meer thuis voelt op het instrument zal deze oefening blazend ook gemakkelijker gaan.

•toonhoogte lezen en neerleggen: g, a, b

oefening 25De hoogte van een noot op de notenbalk geeft de toonhoogte aan. Op het notenbord leg je ter illustra-tie de noot b neer op het middelste lijntje – dat is ook voor kleine kinderen een herkenbaar lijntje. De a klinkt lager dan de b (dat laat je horen) en wordt daarom lager neergelegd. De g klinkt weer lager dan de a (ook laten horen) en wordt daarom ook lager neergelegd. Zo zing je en herhaal je nog een keer wat

40

Page 14: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

...

preview•grote secunde en grote terts: horen, spelen, transponeren

oefening 63 Door te beginnen met liedjes die uitsluitend geba-seerd zijn op de grote secunde en de grote terts, raakt de leerling gewend aan die intervallen. Hij leert daarmee om op het gehoor te kunnen spelen. (Intervalnamen hoeven nog niet genoemd te wor-den.) Begin met een tweetonig liedje dat je voor-speelt van a naar b. Als de leerling dat goed naspeelt, vraag je hem op de g te beginnen of op de f. Wat is de andere toon die hij moet spelen? Voorbeelden van tweetonige liedjes staan op blz. 121. Geef de leerling een aantal van dit soort opdrachten op, tot je zeker weet dat hij alle tweetonige liedjes gemakkelijk kan transponeren.

oefening 64Vervolgens breid je het repertoire uit naar drietonige liedjes, die elk twee keer gespeeld kunnen worden. Begin met liedjes met diatonische loopjes (bijv. Poesjes zeggen mauw mauw, Slakken zijn niet vlug, blz. 121/122), daarna met een tertssprong erin (Au clair de la lune, etc.). Laat de leerling steeds uit-zoeken wat hij moet doen om het liedje kloppend te krijgen.

oefening 65 In plaats van met een liedjestekst kan je ook met do-re werken, het begin van de do-ladder. Voor volwas-senen is dit een goed alternatief als ze de teksten te kinderachtig zouden vinden (wat overigens vaak niet het geval is), maar ook voor kinderen is het nuttig. Hiermee wordt namelijk vast vooruitgelopen op de do-ladder die later behandeld gaat worden (oefening 185). Als de f de do is, wat is dan de re, wat de mi? En als de g de do is? Wat is de re als je op a begint?

oefening 66 Dictee: speel op verschillende tonen afwisselend een prime, een grote secunde en een grote terts en laat de leerling je naspelen. Hoort hij de verschillende intervallen? Kan hij horen of er een sprong gemaakt wordt en zo ja, of het een kleine of een grote sprong (een secunde of terts) is?

oefening 67 Speel grote secundes en tertsen omhoog en omlaag door alle registers heen en laat de leerling steeds benoemen welke van de twee tonen de hoogste is.

•ritme: 2/4, 3/4, 4/4, opmaat, achtste noten en rusten

oefening 68 Schrijf op drie verschillende regels 12 kwart noten en maak hier respectievelijk een 2/4, 3/4 en 4/4 maat van. Laat het verschil horen door elke regel hardop in cadans te tellen en te klappen. Laat de leerling je nadoen. Daarna klap je hetzelfde zonder hardop mee te tellen. Kan hij je nadoen? Laat hem vervolgens zelf een maatsoort uitkiezen en klappen.

oefening 69Leg op het notenbord een ritme neer in bijvoorbeeld 3/4 maat. De maatstrepen laat je achterwege, die moet de leerling er zelf op de juiste plaats in leggen. Laat de leerling vervolgens het ritme tellen en klap-pen.

! Driedelige maatsoorten zoals de 3 ⁄4 maat leveren vaak problemen op met de cadans: noten van drie tellen worden no-ten van twee of vier tellen. Het is natuur-lijker om in één doorgaande regelmatige cadans door te spelen, net zo natuurlijk als het is om links-rechts-links-rechts te lopen. In tweeën denken is daardoor gemakkelijker dan in drieën denken. Om die reden moet de leerling leren en er gewend aan raken om mee te tellen: als hij alles op zijn gevoel doet, raakt hij in de problemen wanneer het ritme tegen het gevoel in gaat. Als de leerling een lange noot te kort speelt, vraag je hem om dezelfde passage nog eens te spelen en goed mee te tellen. Grote kans dat het nu wel klopt.

oefening 70De achtste noten en rusten kan je uitleggen aan de hand van zing- (/spreek-), tel- en klapspelletjes met liedjes (kinderen) of tel- en klapoefeningen zoals bijvoorbeeld de ritme-oefeningen D (zie blz. 133).a) Als zing- en klapoefening: neem bijvoorbeeld Poesjes zeggen mauw mauw als uitgangspunt. De

Theorie/solfège fase 2

50

Page 15: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerktDeel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

preview

...

extra twee- of drietonige stukjes op, zodat de leer-ling spelenderwijs went aan de juiste grepen. Zie ook oefening 174.

oefening 112Na bes en fis worden met dezelfde kleine-secunde-liedjes de grepen van de overige verhogingen en verlagingen (gis/as, cis/des, es/dis) aangeleerd.

oefening 113Let op de pink van de linkerhand: blijft die boven de gis-hevel of hangt hij er steeds onder? Als de pink naar beneden hangt, hangt de ringvinger automa-tisch ook meer naar beneden. In plaats van dat hij netjes van bovenaf op de klep gezet wordt, hangt hij als het ware van onderaf op de klep. Dat is ten eerste voor de snelheid van de vingers niet bevorderlijk, ten tweede zorgt deze houding ook voor onnodige spanning in de linkerhand. Probeer maar eens uit als je geen fluit in je hand hebt. Laat je hand losjes hangen: alle vingers hangen lichtelijk gekromd naast elkaar. Buig de pink nu naar de handpalm: zie je dat de ringvinger mee wil? Als je hem tegen wilt houden voel je spanning in je linkerhand en zelfs onderarm ontstaan. Vergelijk dit met de handhouding als je fluitspeelt: diezelfde spanning ontstaat wanneer je pink naar beneden hangt en je ringvinger wordt tegengehouden doordat hij op de klep moet blijven staan. De kans is groot dat die spanning tijdens het spelen niet gevoeld wordt, omdat dan op heel andere dingen gelet wordt. Maar het kan ook zijn dat de leerling na verloop van tijd klaagt over pijn in de hand of in de onderarm en dat willen we natuurlijk graag voorkomen.Geef de leerling opdracht om tijdens het spelen van een stukje alleen op de linkerpink te letten. Dat hoeft niet per definitie een stukje te zijn waar de gis of as in voorkomt; juist als de pink niet gebruikt wordt moet hij immers boven de gis-hevel blijven. Vraag na afloop aan de leerling of hij weet of zijn pink goed is blijven staan?

•korte diatonische/chromatische oefenin-gen: trefzekerheid en opvoeren snelheid

oefening 114Wanneer het combineren van rechter- en linker- hand (zie oefening 108) wat soepeler gaat, kan je korte vingeroefeningen op snelheid laten oefenen. In een speeldictee kan je uitproberen of de leerling

zijn tempo kan gaan opvoeren. Het doel is om steeds meer grepenwisselingen op één adem te kunnen ha-len. Begin met eenvoudige wisselingen, bijvoorbeeld:

Fig. 33

oefening 115Breid na verloop van tijd de oefeningen van 114 met meer noten uit, waarbij je kunt uitkomen op oefe-ningen als Fig. 34:

Fig. 34

De variaties zijn oneindig: je kunt telkens een an-dere grondtoon als uitgangspunt nemen, de boven-ste toon als beginpunt nemen, de eerste twee tellen herhalen, etc. Laat hem steeds meer op één adem spelen, om zichzelf te dwingen tempo te maken en vooruit te denken. Houd daarbij in de gaten dat de leerling niet ademhaalt omdat het moeilijk is, maar omdat hij daadwerkelijk door zijn adem heen is.

! Niet elke ademhaling is uit ademnood geboren: een ademhaling kan ook een redmiddel zijn wanneer een passage vin-gertechnisch lastig is. Wanneer de leer-

� �� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

��� �� ��

� � � � � � � � � � � �

��� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

��� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

1e keer docent2e keer leerling

� �� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

��� �� ��

� � � � � � � � � � � �

��� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

��� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

1e keer docent2e keer leerling

� �� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

��� �� ��

� � � � � � � � � � � �

��� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

��� �� �� ��� � � � � � � � � � � �

1e keer docent2e keer leerling

� �� �� �� ��� � � �

���� �� � �

���

��� �� ��

� � � ����� �� � �

���

��� �� �� ��� �� �� �

���� � �� ��

���

1e keer docent2e keer leerling

61

Page 16: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerktDeel 2 De praktijk van het lesgeven | 2.2 In detail uitgewerkt

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

preview

...

zijn onnodige bewegingen die niet vanuit een muzikaal idee voortkomen en daar-mee de controle over de ademstroom in de weg zitten.

oefening 306Laat de leerling ook bij dubbel- en tripelstaccato (oefening 312) oefeningen voor zijn ademsteun doen, zoals oefening 237. Ondanks druk gebruik van de tong, moet de focus altijd op de klankkleur (= ademsteun en ontspanning) blijven liggen; de klank bepaalt de zeggingskracht van de muziek.

oefening 307Hetzelfde als bij oefening 306 geldt voor moeilijke vingertechnische oefeningen: de klankkleur moet voorop staan teneinde mooie zinnen te kunnen ma-ken. Lukt het niet om met een mooie klank te spelen, dan ligt de oorzaak in de moeilijkheid van de vin-gertechniek. De spanning die daardoor veroorzaakt wordt, veroorzaakt ook spanning in ademsteun en embouchure (zie oefening 241 en 255). Laat de leer-ling dit soort passages daarom niet vanuit vinger-techniek, maar vanuit klank studeren: langzaam, alsof het de mooiste aria ooit is. Bouw vanuit daar de snelheid op: blijf luisteren naar de klank, blijf de ontspanning voelen. Zie ook oefening 318.

oefening 308Een ademhaling hoeft niet altijd het einde van een zin te betekenen: soms is een zin te lang om op één adem te kunnen halen. Andersom kan je ook de structuur van een zin laten horen zonder dat je adem haalt. Bij herhaling van korte motieven bijvoor-beeld kan het stuk te kortademig worden als voor elk nieuw motief wordt ingeademd. Laat de leerling uitproberen hoe hij kan fraseren door middel van sneller of langzamer blazen, crescendo of decres-cendo, vibrato of non vibrato.

oefening 309Soms staat met komma’s in de muziek aangegeven waar gefraseerd moet worden. Houdt de leerling zich daaraan? Vraag de leerling hoe hij denkt dat het stuk in elkaar zit: hoe is de opbouw, zit er beweging in de zin, wil je ergens naar toe spelen, wil je span-ning opbouwen of juist een rustpunt inbouwen? Waar komen komma’s of ademhalingstekens?

•meer oefenstof

oefening 310Studeren op klank moet altijd een doel hebben dat verder reikt dan slechts een mooie klank produ-ceren. Het ene stuk vraagt een totaal ander soort klank dan het andere stuk. Om erachter te komen wat passend is, is het studeren van toontechniek het meest zinvol in een muzikale context. Kies daarbij voor stukken in laagste en hoogste register, pp en ff, cantabile en con brio, barok en 20e eeuws. Tips voor studiemateriaal zijn te vinden op blz. 175.

•het doel: de muziek

oefening 311Een goede toonbeheersing is een voorwaarde om een stuk te kunnen spelen. Het spelen van losse toonoefeningen kan goed zijn om de focus te leggen op hetzij embouchure, hetzij ademsteun, maar uit-eindelijk moet de leerling zijn techniek ook kunnen toepassen in stukken. Daarvoor is klankbewustzijn een voorwaarde. Hoe wil hij dat het klinkt? Wat kan hij doen om te zorgen dat het klinkt zoals hij het wil? Door bewust over zijn klank na te denken kan letterlijk de toon van een stuk gezet worden.

•tripeltongslag

oefening 312Hanteer voor het aanleren van tripeltongslag dezelf-de volgorde van oefeningen als bij dubbeltongslag (zie oefening 246) maar nu met dugudu dugudu en dugudu gudugu. Begin door op een toonladder eerst elke toon 6 x, daarna 3x te laten spelen:

Fig. 138

Articulatie-techniek fase 6

113

� �� ��� � �

� � � � �

3

� � �

3

� � �

3

� � �

3

� � � �

dugudu dugudu dugudu dugudu dugudu gudugu dugudu gudugu

Page 17: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | 25 Duetten

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | 25 Duetten

...

preview�

��

��

��

�� �

��

�� �

��

� � � �

��

��

��

�� �

��

�� �

��

� � � �

��

��

5. Dansje

��

��

� �

� � �

� �

� � �

� �

� � �

� �

��

� �

� � �

� �

� � �

� �

�� �

��

��

6. Het springtouw

��

��

��

� �

��

� �

��

� �

��

7. Estafette

��

��

��

� �

��

� �

��

� �

��

8. Estafette

124

Page 18: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | Ritme-oefeningen

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | Ritme-oefeningen

...

preview

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

�� �

7

� � � � � � � � � �� ��� �

� �

10

� � �� ���

���

���� �� �

��

13����������

��

�����

� �� � �

���� � � � � �

19

� � � � � � � � � � � �

[Title][Composer]

��

��

��

��

��

��

��

��

��

��

�� �

7

� � � � � � � � � �� ��� �

� �

10

� � �� ���

���

���� �� �

��

13����������

��

�����

� �� � �

���� � � � � �

19

� � � � � � � � � � � �

[Title][Composer]

Ritmes op 3 manieren doen: 1 x hardop tellen en klappen 1 x in je hoofd tellen en klappen 1 x in je hoofd tellen en op 1 toon spelen J

��

��

� � � � � � � � � �

� � � � ���

� � � � ��

� � � � ��

J14.

J15.

��

��

� � � � � � � �

�� �

�� � � � �

� � � � � ��

�� �

�� ��

J12.

J13.

Een achter de noot of rust betekent...?

Dus

J16.

���

[Title][Composer]

= +

Schrijf onderstaande ritmes op met waardestrepen. Zorg dat de noten in overzichtelijke groepjes verdeeld worden.

J17.

��

������������ �

[Title][Composer]

�� ��������������� �

[Title][Composer]

�� ��������������� �

[Title][Composer]

142

Page 19: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | Improvisatietekeningen

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | Improvisatietekeningen

154

...

preview

Page 20: Josine Brackman-Pijnacker Hordijk Van fluit leren spelen ... · dat hij zoveel mogelijk kennis maakt met de muziek in zijn geheel. Hij leert niet alleen geluid uit de fluit te halen

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | Improvisatietekeningen

Van fluit leren spelen naar muziek kunnen maken © Josine Brackman-Pijnacker Hordijk

Deel 3 Appendix | 3.1 Het lesmateriaal | Improvisatietekeningen

162

...

preview