JornDijkstra PARCOURU Manuel de Grammaire Francaise Version1

download JornDijkstra PARCOURU Manuel de Grammaire Francaise Version1

of 107

description

sdfsdf

Transcript of JornDijkstra PARCOURU Manuel de Grammaire Francaise Version1

  • J O R N D I J K S T R A

    parcouru! Grammaire franaise

    FFFFRANSRANSRANSRANS

    Grammatica Frans voor leerlingen van de bovenbouw havo, vwo en het mbo

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 1

    PARCOURU! MAN U E L D E G R AMMA I R E F R A N A I S E

    Ten geleide Wie schrijft, die blijft. Wie goed schrijft, blijft langer. Een taal, en zeker een vreemde taal, wordt vaak gezien als een samenspinsel van grammaticale regels en woorden. Sommige mensen beweren zelfs dat taal een complot is. Zover wil ik niet gaan. Voor je ligt het pice de rsistance op het gebied van de Franse grammatica. Parcouru! is afgeleid van het werkwoord parcourir, hetgeen doorlopen/doorkruisen betekent. De symboliek van de naam zit vooral in het gebruik. De bedoeling van de auteur/samensteller is dat je het boek gebruikenderwijs doorloopt. De opzet van Parcouru! is helder en overzichtelijk. Per section wordt een grammaticaal onderwerp ingeleid, uitgelegd en aan de hand van voorbeelden (quelques exemples) toegelicht. Uitzonderingen of speciale gevallen worden besproken in cas particulier(s).

    Parcouru! is geboren met het idee om de grammatica van de Franse taal inzichtelijker te maken en te verduidelijken. Het is een pr grammaticaboek en vooral bedoeld als naslagwerk voor leerlingen die in de bovenbouw van het havo, vwo of in het hbo zitten. Er wordt, bij sommige hoofdstukken, een bepaalde voorkennis verwacht. Bij deze editie hoort het katern Parcouru! XR6 waarin je opdrachten vindt die aansluiten bij de sections. Zolang Parcouru! nog niet bij een uitgever is ondergebracht, blijft het vrij te downloaden van de site van de auteur, www.franstastisch.com Los van het plezier wens ik je veel inzicht toe! Jorn Dijkstra, auteur/samensteller Parcouru!

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 2

    Inhoudsopgave 1 le substantif (het zelfstandig naamwoord) 3 2 larticle (het lidwoord) 7 3 ladjectif (het bijvoeglijk naamwoord) 11 4 ladverbe (het bijwoord) 17 5 les comparatifs (de trappen van vergelijking) 20 6 les noms de nombres (de getallen) 23 7 les pronoms personnels (de persoonlijke voornaamwoorden) 26 8 les noms Y et EN (de voornaamwoorden Y en EN) 32 9 Het is (gebruik van Het is) 34 10 les pronoms possessifs (de bezittelijke voornaamwoorden) 35 11 les pronoms dmonstratifs (de aanwijzende voornaamwoorden) 37 12 les pronoms relatifs (de betrekkelijke voornaamwoorden) 39 13 les pronoms interrogatifs (de vragende voornaamwoorden) 42 14 les pronoms indfinis (de onbepaalde voornaamwoorden) 45 15 la ngation (de ontkenning) 47 16 les prpositions (de voorzetsels) 49 17 lordre des mots (de woordvolgorde) 56 18 les verbes (de werkwoorden) 58 19 les verbes en er (de werkwoorden op er) 59 20 les verbes pronominaux (de wederkerende werkwoorden) 62 21 les verbes en ir (de werkwoorden op ir) 64 22 les verbes en dre (de werkwoorden op dre) 69 23 les verbes irrguliers (de onregelmatige werkwoorden) 73 24 les verbes impersonnels (de onpersoonlijke werkwoorden) 80 25 les verbes auxiliaires (de hulpwerkwoorden) 81 26 le participe pass (het voltooid deelwoord) 82 27 lemploi du temps (het gebruik van de tijden) 83 28 lemploi du temps | le prsent 84 29 lemploi du temps | le pass compos 85 30 lemploi du temps | le pass rcent 88 31 lemploi du temps | limparfait 89 32 lemploi du temps | le futur proche 91 33 lemploi du temps | le futur simple 92 34 lemploi du temps | le futur du pass 93 35 lemploi du temps | le subjonctif 94 36 lemploi du temps | le pass simple 97 37 lemploi du temps | limpratif 99 38 lemploi du temps | le grondif 100 39 lemploi du temps | la voix passive 102 40 les prefixes (de voorvoegsels) 104 41 DE ou aprs adjectif 106

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 3

    1. LE SUBSTANTIF het zelfstandig naamwoord

    INTRODUCTION Naast werkwoorden vormen zelfstandige naamwoorden een essentieel deel van een taal. Je hebt ongetwijfeld op die vreselijke basisschool moeten leren dat zelfstandige naamwoorden bestaan uit mensen, eigennamen, dieren en dingen. Die voorkennis bouwen we in het eerste deel van Parcouru! verder uit. De Franse taal bestaat uit mannelijke en vrouwelijke woorden. Ruim 85% van de Franse woorden is afkomstig uit het Latijn. 2% van de woorden uit de Germaanse talen, 0,5 % uit het Arabisch (met name woorden die met de douane of wiskundige zaken te maken hebben) en 12 % vindt zijn oorsprong in de zustertalen Italiaans en Spaans. MASCULIN Mannelijk zijn de volgende woorden/woordsoorten:

    a. mannelijke personen en dierennamen le garon, lhomme, le lapin, le rat

    b. dagen, maanden en jaargetijden le dimanche, le vendredi, le printemps, le fvrier, le mars

    c. wolken en zon le soleil

    d. talen le franais, le maroc, le nerlandais, lallemand

    e. bomen larbre, le chne (de eik), le pin (de den)

    FMININ Daarentegen zijn de de volgende woorden/woordsoorten vrouwelijk:

    a. vrouwelijke personen en dierennamen la femme, la fille, la vache, la chvre

    b. bloemen la fleur, la rose, la tulipe

    c. maan en sterren la lune, ltoile

    d. eilanden lle, la Sardaigne, la Texel

    e. wetenschappen la science

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 4

    [1A] LES SUFFIXES In de hoofdstukken die volgen, zie je hoe belangrijk het is om te weten of een substantief mannelijk of vrouwelijk is. Je verwerft meer en een beter inzicht op het moment dat je zelf kunt bepalen of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Dit kun je doen aan de hand van kennis op het gebied van suffixes (achtervoegsels). Haal je voordeel uit het schema hieronder! Afgeleide vormen van werkwoorden die een toestand of een handeling beschrijven

    MANNELIJK -(e)ment arranger un arrangement -age apprendre l apprentissage VROUWELIJK -tion rpter une rptition -sion mettre une mission -ture ouvrir une ouverture -tion rpter une rptition

    Afgeleide vormen van werkwoord die een persoon (of functie) beschrijven

    WW MANNELIJK VROUWELIJK voler un voleur une voleuse mentir un menteur une menteuse tudier un tudiant une tudiante un animateur une animatrice

    Mannelijke en vrouwelijke te herleiden vormen van zelfstandige naamwoorden

    substantief MANNELIJK VROUWELIJK anglais un Anglais une Anglaise la rpublique un rpublicain un rpublicaine la technique un technicien une technicienne la cuisine un cuisinier une cuisinire

    Conclusies die je op basis van dit schema kunt trekken, zijn waardevol. Zo zijn bijvoorbeeld woorden die eindigen op eur of teur zijn per definitie mannelijk. In section 40 lees je meer over de prfixes (voorvoegsels).

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 5

    [1B] LES SUBSTANTIFS AU PLURIEL Bij les suffixes zag je dat een stukje morfologie je inzicht in de logica van een taal geeft. Je kunt als het ware achter de taal kruipen. Een ogenschijnlijk eenvoudig deel wordt hier besproken: Hoe maak je de correcte meervoudsvorm van een substantief? Ogenschijnlijk, omdat soms niets is wat het lijkt. RGLE GNRALE De algemeen geldende regel is dat het zelfstandig naamwoord in het meervoud een s krijgt (nooit s !). QUELQUES EXEMPLES

    le garon les garons la fille les filles lhomme les hommes lauto les autos EXCEPTIONS Niet elk zelfstandig naamwoord kan op deze manier omgezet worden tot de meervoudsvorm. Hieronder zie je ook waarom er (soms logische) uitzonderingen zijn: zelfstandige naamwoorden eindigend op enkelvoud meervoud -s, -x en z hebben zowel in het enkelvoud als in het meervoud dezelfde vorm

    le bras le choix le nez

    les bras les choix les nez

    -al krijgen in het meervoud aux le journal les journaux -eau krijgen in het meervoud eaux le cadeau les cadeaux -eu krijgen in het meervoud eux le jeu les jeux -ou krijgen in het meervoud oux le bijou

    le genou les bijoux les genoux

    -ail krijgen in het meervoud aux le travail les travaux Deze zelfstandige naamwoorden hebben enkelvoud meervoud ..een afwijkende vorm in het meervoud.

    meneer mevrouw

    mejuffrouw het oog

    de hemel

    monsieur madame mademoiselle loeil le ciel

    messieurs mesdames mesdemoiselles les yeux le cieux

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 6

    FORMES FIXES Een aantal substantieven heeft een vaste vorm. Deze kan afwijken van het Nederlands. Om dat het gebruik soms tegen ons systeem ingaat, geef ik bij een paar van deze woorden een duidelijk voorbeeld. In het Frans meervoud, maar. in het Nederlands enkelvoud.

    les devoirs het huiswerk les mathmatiques de wiskunde

    les vacances de vakantie les lunettes de bril les environs de omgeving

    En omgekeerd kan het ook! In het Frans enkelvoud, maar. in het Nederlands meervoud.

    le moyen ge de middeleeuwen le cerveau de hersenen

    QUELQUES EXEMPLES

    Die bril is mooi! - Ces lunettes sont belles! De omgeving is erg interessant. Les environs sont trs intressants. Wiskunde is makkelijk! - Les mathmatiques sont faciles! De hersenen bepalen je ideen. Le cerveau dcide tes ides. POUR TERMINER Het gemak van onze taal gaat niet op voor het Frans. Hoe normaal is het als wij tegen elkaar zeggen Ik zie je over drie week of Ja, ik mag scooter rijden. Ik ben al 16 jaar. Of Doe mij maar 2 kilo rundvlees! Nee, het Frans is gelukkig wat consequenter in het gebruik. Zij stellen: meervoud is meervoud. En zo is het maar net.Toch? QUELQUES EXEMPLES

    Ik ben 16 jaar. - Jai 16 ans. Over 3 uur. - Dans 3 heures Ik zie je over 3 weken. - Je te verrai dans trois semaines.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 7

    2. LARTICLE het bepaald, onbepaald en delend lidwoord INTRODUCTION Je weet nu waarschijnlijk dat de Franse taal slechts bestaat uit mannelijke en vrouwelijke woorden. Dat houdt het lekker overzichtelijk. Het tweede deel van Parcouru! behandelt het lidwoord (larticle). We maken hierbij onderscheid tussen drie verschillende soorten lidwoorden: de onbepaalde, de bepaalde en de delende lidwoorden. De hamvraag blijft uiteraard Wanneer wel en wanneer geen lidwoord? Door dit hoofdstuk goed te bestuderen weet je deze vraag zometeen goed te beantwoorden.

    [2A] ARTICLE INDFINI Huh ..wat? Article indfini? Ja, ik maak gebruik van de Franse benamingen. Dit went vanzelf. Het article indfini gaat over het onbepaald lidwoord, de vrije vertaling van het Nederlandse lidwoord een. Een overzicht: een enkelvoud meervoud mannelijk un des .-s vrouwelijk une QUELQUES EXEMPLES

    un garon, un homme, un serveur, un agenda zijn voorbeelden van woorden die mannelijk zijn. Une fille, une ide, une organisation, une femme zijn vrouwelijke woorden.

    Je bent al snel klaar als je het lidwoord een voor meervoud wilt plaatsen. Dat kan niet. In het Frans maak je dan gebruik je van des s. Het Franse des blijft onvertaald in het Nederlands. QUELQUES EXEMPLES

    des garons betekent jongens, des agendas agendas en des femmes betekent vrouwen. Het lidwoord un, une of des komt te vervallen bij een ontkenning. Na een ontkenning krijg je altijd de (behalve in zinnen met tre). QUELQUES EXEMPLES

    Elle a une voiture, mais il na pas de voiture. Cest une erreur. Non, ce nest pas une erreur.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 8

    [2B] ARTICLE DFINI Het bepaald lidwoord (de en het in het Nederlands) gebruik je verreweg het meest in het Frans. In de brugklas heb je hier al kennis meegemaakt. In schemavorm ziet het er als volgt uit. de/het enkelvoud meervoud mannelijk le (of l) les vrouwelijk la (of l) Als een woord met een klinker of stomme h (h muet, een h die in de uitspraak komt te vervallen) staat, dan vervang je of le of la door l. Voor meervoud geldt dat je altijd les gebruikt.

    ATTENTION! Bepaalde lidwoorden kunnen ook voorkomen in bepaalde samentrekkingen als het lidwoord voorafgegaan wordt door de voorzetsels de of . Dit ken je, als het goed is, ook als de Wet van Dijkstra.

    Wet van Dijkstra 1e + le wordt ... au 2de de + le wordt . du 3e + les wordt aux 4e de + les wordt des En ja, inderdaad, dit betekent dat er geen gevolgen zijn voor het gebruik van la of de la. De enige uitzonderingen staan hierboven, conform de Wet, weergegeven.

    GEBRUIK ARTICLE DFINI Je gebruikt het bepaald lidwoord in de volgende situaties:

    1. Bij landennamen La France (Frankrijk), le Portugal (Portugal), les tats-Unis (de VS)

    2. Bij data (le) Le deux fvrier, le trente septembre, le premier juin

    3. Na werkwoorden die een algemene voorkeur of algemeenheid uitdrukken (adorer, aimer, dtester en prfrer zijn voorbeelden van deze werkwoorden) Jaime la glac, mais je dteste le vin.

    4. Voor namen van dagen die een gewoonte aangeven Le jeudi elle allait toujours la piscine (Elke donderdag, Donderdags ging ze altijd naar het zwembad)

    5. Bij beschrijving van het uiterlijk met behulp van het werkwoord avoir Il a les yeux bruns et les cheveux blonds. (Hij heeft bruine ogen en blond haar)

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 9

    6. Bij titels, beroepen of eigennamen La reine Beatrix, le prsident Sarkozy

    7. Voor talen (behalve bij parler en na het voorzetsel en) Le franais (het Frans), lallemand (Duits) Il apprend le franais et lespagnol. Elle parle danois et anglais. Heureusement, il est bon en franais.

    8. Om een bepaald standpunt/denkbeeld weer te geven La vrit nest pas toujours bonne dire. (De waarheid is niet altijd goed om te zeggen)

    [2C] ARTICLE PARTITIF Tenslotte, het delend lidwoord. Je gebruikt het delend lidwoord om een onbepaalde hoeveelheid van iets aan te duiden. Lees die zin nog maar eens inderdaad. Het delend lidwoord wordt niet vertaald in het Nederlands, maar wordt toch gebruikt in het Frans.

    enkelvoud meervoud mannelijk du (of de l) des vrouwelijk de la (of de l) Net als in section 2B geldt dat voor woorden die met een klinker of stomme h beginnen de l wordt gebruikt in plaats van du of de la. QUELQUES EXEMPLES

    du pain brood; de la viande vlees; des femmes vrouwen

    MAAR. in plaats van het delend lidwoord gebruik je de:

    1. Na een ontkenning (behalve bij zinnen met tre) De regel van na een ontkenning de gebruiken blijft altijd overheersender Il achte des cigarettes, parce quil ne veut pas de cigares.

    2. Na woorden die wl een hoeveelheid aangeven Dit lijkt vanzelfsprekend, immers het delend lidwoord gaf een onbepaalde hoeveelheid aan. Je bois du caf Je bois une tasse de caf. Je mange de la confiture Je mange beaucoup de confiture.

    3. Als het bijvoeglijk naamwoord vr het zelfstandig naamwoord staat Aan de hand van een voorbeeld laat ik je dit zien. Ctaient des voyages. Il a fait de beaux voyages. Jai des amis. Jai de bons amis.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 10

    Verder zijn er nog wat kleinigheden ten aanzien van het gebruik van het delend lidwoord of alleen de. Ik merk ook dat leerlingen die vraag vaak stellen. Los van wat al gezegd is, krijg je hieronder nog een paar van die kleinigheden. a. Bij het werkwoord tre blijft een delend lidwoord altijd staan.

    Cest de la bire. Non, ce nest pas de la bire. b. Na sommige woorden volgt er gn de en ook gn delend lidwoord.

    plusieurs (verscheidene) Il reste plusieurs jours Paris. quelques (enige) Quelques exemples ().

    En bij de volgende uitdrukkingen geldt hetzelfde: avec plaisir - met plezier/genoegen avoir peur bang zijn avoir faim - honger hebben avoir raison gelijk hebben

    avoir soif - dorst hebben avoir tort ongelijk hebben avoir sommeil - slaap hebben avoir mal pijn hebben avoir envie de - zin hebben om te

    c. Je gebruikt het delend lidwoord wel bij bien des en la plupart des bien des voitures - heel wat autos la plupart des maisons - de meeste huizen

    En ja, je ziet aan de regels, de uitzonderingen en aan het gebruik dat het delend lidwoord een van de lastige zaken is van de Franse grammatica. Het toepassen van het delend lidwoord verdient dus wat extra aandacht.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 11

    3. LADJECTIF het bijvoeglijk naamwoord INTRODUCTION Zowe zijn al lekker op weg! Je hebt nu voldoende bagage om zelfstandige naamwoorden met de juiste lidwoorden te combineren. Twee essentile zaken om lekker met het Frans te kunnen spelen, missen nog. De werkwoorden om zinnen te maken en vloeiend te laten lopen en de kennis, de savoir-faire (of om het Engels maar aan te halen, de know how) om zinsdelen te kleuren. Een bijvoeglijk naamwoord zegt namelijk iets over of van het zelfstandig naamwoord. Zonder bijvoeglijke naamwoorden worden zinnen vaak saai. Je eigen draai kunnen geven aan zinnen, doe je door bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. En dat (her-)leer je hier! Twee facetten zijn belangrijk bij het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord: de plaats en de vorm.

    [3A] LA PLACE DE LADJECTIF DANS LA PHRASE Misschien een rare gedachte om een stuk te schrijven over de plaats van een bijvoeglijk naamwoord in een zin. Voor mensen die geen kaas hebben gegeten van het Frans is dit een volstrekt logische gedachte. Echter, voor de mensen die het (willen) leren, zorgt het voor de nodige vragen. Hier dan maar de antwoorden! RGLE GNRALE

    Algemeen kunnen we stellen dat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord komt. Dit is in ruim 95% van de gevallen zo. Mr de volgende veelgebruikte en korte bijvoeglijke naamwoorden staan vr het zelfstandig naamwoord. Overigens komen alle rangtelwoorden ook vr het zelfstandige naamwoord.

    beau mooi bon goed joli knap haut hoog jeune jong petit klein long lang vaste uitgestrekt grand groot

    vieux oud mauvais slecht mchant gemeen large groot gros dik autre ander(e)

    De bijvoeglijke naamwoorden nouveau, dernier, ancien, cher, propre, brave en pauvre kunnen zowel voor als achter het zelfstandig naamwoord staan. Dit leidt dan wel tot een verschil in betekenis. Om dat aan te duiden, geef ik van elk van deze woorden een voorbeeld.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 12

    nouveau Jai un nouveau livre (Ik heb een nieuw [ander] boek)

    Jai un livre nouveau (Ik heb een nieuw [pas gekocht] boek) dernier Les dernires vacances (De laatste vakantie)

    Les vacances dernires (De vorige vakantie)

    ancien Un ancien directeur (Een oud-directeur) Un directeur ancien (Een oude directeur)

    cher Mon cher ami (Mijn beste, lieve vriend) Une maison chre (Een duur huis)

    propre Ma propre idee (Mijn eigen idee) La maison propre (Het schone huis)

    brave Un brave garon (Een goede, beste jongen) Un garon brave (Een dappere jongen)

    pauvre Un pauvre enfant (Een zielig kind) Un enfant pauvre (Een armlastig kind)

    Zoals gezegd geldt dat naast de plaats ook de vorm van het bijvoeglijk naamwoord de nodige aandacht verdient. Ik ga dus snel verder!

    [3B] LA FORME DE LADJECTIF In een grijs verleden heb je het ongetwijfeld gehad. Het bijvoeglijk naamwoord past zich in de zin aan aan het zelfstandig naamwoord. Dat aanpassen gaat vrij ver. Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud, dan wordt het bijvoeglijk naamwoord dit ook. Het aanpassen van het bijvoeglijk naamwoord gebeurt volgens de volgende regels. Ik illustreer dit meteen door wat voorbeelden. uitgang bijvoeglijk naamwoord

    enkelvoud meervoud

    mannelijk - -s vrouwelijk -e -es QUELQUES EXEMPLES

    un grand garon; une grande fille, les grands garons, les grandes filles [een grote jongen, een groot meisje, de grote jongens, de grote meisjes]

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 13

    Het aanpassen in zinnen gebeurt door de relatie tussen het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord middels het werkwoord tre. Die relatie moet goed zijn, dat wil zeggen: in geslacht en getal komen het zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord overeen. QUELQUES EXEMPLES

    La fille est grande - Het meisje is groot. Les filles sont petites - De meisjes zijn klein. La maison est propre est grande - Het huis is schoon en groot. Bijvoeglijke naamwoorden die al op een e eindigen, krijgen bij vrouwelijk enkelvoud niet nog een e. Bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden krijgen daarentegen wel een extra e in deze gevallen. QUELQUES EXEMPLES

    Les livres lus par moi. - De boeken, gelezen door mij. Une chambre range - Een opgeruimde kamer. Als de -e toegevoegd wordt na een klinker, dan heeft dat geen gevolgen voor de uitspraak. Als het zelfstandig naamwoord of het bijvoeglijk naamwoord echter eindigt op een medeklinker, dan heeft dat invloed op de schrijfwijze en de uitspraak. De laatste medeklinker is hoorbaar in de uitspraak. Je laat de klank als het ware duidelijk uitfaden ofwel uitlopen QUELQUES EXEMPLES PRONONCEZ-LES!

    grand grande petit petite gris grise long longue un client une cliente

    MAAR. We hebben in section 1B gelezen dat ook niet alle zelfstandige naamwoorden volgens de standaardregel een meervoudsvorm krijgen. Dit geldt ook voor de bijvoeglijke naamwoorden. Er treedt hier met name een verschil op tussen de vormen van het mannelijk en het vrouwelijk enkelvoud. De meervoudsvorm wordt veelal gevormd door er een s achter te plaatsen, tenzij de vorm al op een s of x eindigt.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 14

    Toch wil ik je nog even wijzen op sommige onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden. Zoals je inmiddels gewend bent, zet ik ze weer voor je in een schema, opgeleukt door wat aanvullende voorbeelden. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op.

    mannelijke enkelvoud vrouwelijk enkelvoud

    - er premier (eerste)

    Le premier livre

    la premire page

    - if actif (actief)

    un enfant actif

    une femme active

    -eux heureux (gelukkig)

    un garon heureux

    une fille heureuse

    Om het meervoud van bovenstaande vormen te maken, geldt de regel Zet er een s achter!, behalve bij heureux. De vorm voor mannelijk meervoud blijft hetzelfde. Waarom? Heureux eindigt op een x. Daar kan niet ng een s achter Voor bijvoeglijke naamwoorden die uitgaan op on, -el, -en, -as, -eil en et geldt dat de slotmedeklinker verdubbeld wordt bij vrouwelijk enkelvoud. Wat zei je? Schema?! O ja, natuurlijk. Je vindt een aantal voorbeelden hieronder in het overzicht. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op.

    mannelijke enkelvoud vrouwelijk enkelvoud

    - on bon (goed)

    un bon livre

    elle est bonne

    - el cruel (wreed)

    cet enfant est cruel

    sa soeur est cruelle

    -en parisien (Parijs)

    un repas parisien

    une fille parisienne

    -as gras (dik)

    un lapin gras

    une vache grasse

    -eil pareil (dergelijk)

    un livre pareil

    une voiture pareille

    -et net (duidelijk)

    un rsum net

    une opinion nette

    De bijvoeglijke naamwoorden marron (donkerbruin) en orange (oranje) zijn onveranderlijk. Deze veranderen cote que cote niet! Dan denk je lles in regels te kunnen samenvatten, gooien drie (eigenlijk vier) bijvoeglijke naamwoorden roet in het eten. Dit groepje aat zich niet

    pakken door regels. Vandaar dat ik ze even netjes voor je op een rijtje zet.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 15

    Bijzondere bijvoeglijke naamwoorden

    mannelijk

    vrouwelijk

    wit blanc un crayon blanc

    blanche une maison blanche

    oud vieux un vieux vlo

    maar un vieil homme (vieil voor klinkers of stomme h)

    vieille une vieille femme

    nieuw nouveau un nouveau project

    maar un nouvel htel (nouvel voor klinkers of stomme h)

    nouvelle une nouvelle idee

    mooi beau un beau roman un bel agenda

    (bel voor stomme h of klinkers)

    belle une belle histoire

    COMPLTEMENT IRRGULIER! Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben onregelmatige vrouwelijke vormen. n van deze zijn we net al tegengekomen, namelijk blanc (versus blanche). Hieronder volgt nog een aantal. Onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden

    mannelijke enkelvoud

    vrouwelijk enkelvoud

    gek fou folle aardig, lief gentil gentille openbaar public publique

    droog sec sche vals faux fausse

    geheim secret secrte dik gros grosse

    fris, vers frais frache dik pais paisse

    Grieks grec grecque zacht doux douce lang long longue

    compleet complet complte ongerust inquiet inquite

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 16

    POUR TERMINER Niet heel erg veel voorkomend, maar wel de moeite van het vermelden waard, zijn de samengestelde bijvoeglijke naamwoorden. Deze groep blijft onveranderlijk en past zich niet aan aan bijvoorbeeld vrouwelijk enkelvoud of aan het meervoud. QUELQUES EXEMPLES

    De fietsen zijn goedkoop. - Les vlos sont bon march Goedkope fietsen. - Des livres bon march

    De auto is lichtblauw. - La voiture est bleu clair. Een lichtblauwe rok. - Une robe bleu clair

    Les adjectifs: kleuren de taal!

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 17

    4. LADVERBE het bijwoord INTRODUCTION Vaak bestaat er verwarring tussen het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord. Waarin verschillen ze eigenlijk? Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets van mensen of dingen en worden gekoppeld aan zelfstandige naamwoorden. Een groot verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord is dat het bijwoord onveranderlijk is. De functie van het bijwoord is veelzijdig. De betekenis van het bijwoord in de zin is ook al zo veelbetekenend. We onderscheiden de volgende soorten bijwoorden. Bijwoorden die..

    a) zeggen hoe iets gebeurt. Het bijwoord zegt iets van het werkwoord. - Il rpond la question. Il rpond poliment la question. - Elle est bonne. Elle travaille bien.

    b) een hoeveelheid aangeven; - Il y a trop de gens ici! - Er zijn teveel mensen hier. - Je voudrais un peu plus de toi! - Ik wil graag een beetje meer van jou! - Il nest pas trs loin dici. - Het is hier niet heel ver vandaan.

    c) een tijd of plaats aangeven;

    - Je voudrais te voir aujourdhui - Ik wil je graag vandaag zien. - Moi, jai habit partout! - Ik heb overal gewoond. - Rponds-moi bientt! - Antwoord me binnenkort.

    d) een hoedanigheid aangeven door een ander bijvoeglijk naamwoord of bijwoord op een versterkende of verzwakkende wijze in de zin te zetten - Cdric est grand. Cdric est trs grand. - Il rpond poliment. Il rpond trs poliment. - Il est malade. Il est gravement malade.

    LA FORME DE LADVERBE Gelukkig zijn veel bijwoorden afgeleid van het bijbehorende bijvoeglijk naamwoord. Net is al gezegd dat het bijwoord onveranderlijk is qua vorm. Dat is essentieel om te weten. Welke soorten bijwoorden zijn er en, net zo belangrijk, hoe stel je zelf het bijwoord samen?

    a. Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker, voeg je ment toe voor het bijwoord.

    poli (beleefd) poliment (beleefd) joli (leuk) joliment (leuk) honnte (eerlijk) honntement (eerlijk)

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 18

    b. Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker, dan vorm je eerst de

    vrouwelijke vorm en vervolgens voeg je ment toe voor het bijwoord. complet (volkomen, compleet) complte compltement srieux (serieus) serieuse srieusement doux (zacht) douce doucement

    c. Sommige bijvoeglijke naamwoorden eindigen op ant of ent. Om het bijwoord te vormen, verander je ant in amment en ent in emment.

    mchant (gemeen) mchamment prudent (voorzichtig) prudemment

    Het woord lent (langzaam) vormt in deze groep de enige uitzondering.

    LA PLACE DE LADVERBE De veelvoorkomende bijwoorden zoals dja, toujours en souvent komen direct achter de persoonsvorm, maar weer direct vr de rest van het gezegde.

    Il est parti. - Hij is vertrokken. Il est dj parti. - Hij is al vertrokken.

    Elle aime manger les crpes. - Zij houdt van pannenkoeken eten. Elle aime toujours manger les crpes. - Zij houdt altijd van pannenkoeken eten.

    CAS PARTICULIERS Natuurlijk bevestigt de uitzondering de regel. Ook bij het bijwoord komen we die tegen. Sommige bijwoorden worden op een andere manier gemaakt dan de (eenvoudige) regels hierboven. Bekijk het schema hieronder, lees en denk mee Onregelmatige bijwoorden

    bijvoeglijk naamwoord

    bijwoord

    goed bon bon beter meilleur mieux

    langzaam lent lentement slecht mauvais mal erger pire Pis

    geweldig norme normment precies prcis prcisment

    lang (qua tijd) long longtemps snel rapide rapidement n vite

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 19

    COMBINAISONS FIXES In sommige combinaties, veelal uitdrukkingen, wordt het bijvoeglijk naamwoord onveranderd als bijwoord gebruikt. Ik bespreek er een paar. QUELQUES EXEMPLES

    veel kosten - coter cher zachtjes praten - parler bas hard werken - travailler dur luid praten - parler haut Het is je waarschijnlijk al opgevallen. Coter cher betekent letterlijk duur kosten. Zou dit de oorzaak zijn van de in het Nederlands ziekelijk veel gemaakte taalfout Dat kost duur? Wellicht dat deze fout een ongeslaagde poging is om het Frans onder de knie te krijgen. Weet jij het?

    TYPIQUEMENT FRANAIS! Waar ligt de voorkeur? Nee, Fransen zijn zelf niet erg dol op het gebruik van bijwoorden. Zeker niet als het gaat om lange bijvoeglijke naamwoorden. Zij gebruiken liever een andere constructie die meer beschrijvend van aard is. Zo omzeilen ze het bijwoord en maken op een slinkse manier gebruik van het bijvoeglijke naamwoord. Kijk maar!

    UN EXEMPLE

    Hij heeft enthousiast gesproken Il a parl dune faon enthousiaste Il a parl dune manire enthousiaste Il a parl avec enthousiasme

    het bijwoord..omdat niets is wat het lijkt

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 20

    5. LES COMPARATIFS ET LES SUPERLATIFS de trappen van vergelijking (vergrotende en overtreffende) INTRODUCTION Nu de link tussen het bijwoord en bijvoeglijk naamwoord duidelijk is, gaan we een stapje

    verder. Bij de trappen van vergelijking gaat het, het woord zegt het al, om zaken die met

    elkaar vergeleken worden. De overtreffende trap maakt het onderscheid.

    LE COMPARATIF: LA FORME ET LA DIFFRENCE Aan de hand van de voorbeelden hieronder zie je het verschil in gebruik. Voor de mensen

    die dat verschil niet zien, niet erg. De regels worden onder de voorbeelden nog eens voor

    je op een rijtje gezet. Ideaal h, grammatica op deze manier .

    QUELQUES EXEMPLES

    Paul is groot. - Paul est grand. Marie-Louise is groter dan Paul. - Marie-Louise est plus grande que Paul.

    Het huis is wit. - La maison est blanche. Het bed is minder wit dan het huis. - Le lit est moins blanc que la maison.

    Zijn zus is aardig. - Sa soeur est gentille. Hij is net zo aardig als zijn zus. - Il est aussi gentil que sa soeur. Drie verschillende voorbeelden. In alle voorbeelden speelt het bijvoeglijk naamwoord een rol. Het bijwoord komt hier, zoals je ziet, niet in voor. Natuurlijk vraag je jezelf nu wat zaken af. Je ziet drie verschillende voorbeelden. Vergelijk je zaken met elkaar dan is iets groter, minder groot of net zo groot als iets anders. De vorm hiervoor staat in het voorbeeld cursief gedrukt en in de Franse vertaling vetgedrukt. Iets anders Omdat we bijvoeglijke naamwoorden gebruiken, knnen deze worden aangepast aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. In lle gevallen is het zo dat het bijvoeglijk naamwoord aangepast wordt aan het onderwerp van de zin, het eerstgenoemde zelfstandig naamwoord! Bijwoorden blijven onveranderlijk! RSUM In schema (waarbij ik petit als voorbeeld gebruik):

    plus ( que)

    moins ( que)

    aussi ( que)

    Elle est plus petite que lui.

    Il est moins petit que Paul.

    Ils sont aussi petits.

    kleiner dan

    minder klein dan

    even/net zo (als)

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 21

    LE SUPERLATIF: LA FORME ET LA DIFFRENCE Tenslotte de overtreffende trap. De overtreffende trap kun je zowel in combinatie met het bijvoeglijk naamwoord als met het bijwoord gebruiken. Aan de hand van de voorbeelden hieronder zie je het verschil in vorm en gebruik. QUELQUES EXEMPLES

    Parijs is een grote stad. - Paris est une grande ville. Parijs is de grootste stad. - Paris est la plus grande ville.

    De moderne steden. - Les villes modernes. De modernste steden. - Les villes les plus modernes.

    De intelligente jongen. - Le garon intelligent. De intelligentste jongen. - Le garon le plus intelligent.

    Mijn sympathieke vriend. - Mon ami sympathique. Mijn sympathiekste vrienden. - Mes amis les plus sympathiques.

    De overtreffende trap maak je door het bijbehorende lidwoord of bezittelijk voornaamwoord, gevolgd door plus, vr het bijvoeglijk naamwoord te zetten. Dit betekent ook dat als het bijvoeglijk naamwoord chter het zelfstandig naamwoord staat, dat de overtreffende trap hier k komt te staan (zie voorbeelden 2 en 3). Indien er gebruik wordt gemaakt van een bezittelijk voornaamwoord, zoals in het laatste voorbeeld, dan wordt deze vervangen door le, la, l of les om de overtreffende trap aan te geven. In de volgende voorbeelden zie je een duidelijk verschil tussen zinnen met een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord gecombineerd met de overtreffende trap. QUELQUES EXEMPLES

    Die auto is de mooiste. Cette voiture est la plus belle. Die auto rijdt het snelste. Cette voiture roule le plus vite.

    Die zangeres is de beste. Cette chanteuse est la meilleure. Die zangeres zingt het beste. Cette chanteuse chante le mieux.

    ANALYSE In zinnen met een bijvoeglijk naamwoord wordt de overtreffende trap altijd voorafgegaan door le/la/les plus. Bij bijwoorden wordt alleen het lidwoord le gebruikt. Over de vorm van het bijwoord is al het een en ander gezegd. Ja, die is onveranderlijk..

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 22

    CAS PARTICULIERS Een aantal bijvoeglijke naamwoorden heeft al wat betreft betekenis de overtreffende trap. Deze worden zonder de le/la/les plus constructie gebruikt.

    bijvoeglijk naamwoord betekenis eerste premier laatste dernier oudste an jongste cadet

    voornaamste principal geringste moindre

    QUELQUES EXEMPLES

    Paul is de jongste zoon van het gezin. Paul est le fils cadet de la famille.

    Je moet de laatste bladzijde lezen. Il faut lire la dernire page.

    Parijs is de voornaamste stad. Paris est la ville principale.

    de trappen van vergelijking.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 23

    6. LES NOMS DE NOMBRES de telwoorden INTRODUCTION Getallen. Ja, een gevreesd onderwerp in het Frans. Zeg eens 1347 in het Frans? Na lang nadenken geef je haperend en stuntelend antwoord. Misschien ook niet. Dit hoofdstuk helpt je op een duidelijke manier om te leren gaan met de getallen in de Franse taal.

    LES NOMBRES CARDINAUX De nombres cardinaux geven een exacte, precieze hoeveelheid van zaken of dingen aan. Kortom, de getallen zoals we ze beter kennen.

    QUELQUES EXEMPLES

    Il y a vingt-cinq vaches dans le champ. - Er zijn 25 koeien in het veld.

    Une anne bissextile contient trois cent soixante-six jours. - Een schrikkeljaar telt 366 dagen.

    Leuk allemaal, maar wanneer gebruik je un trait dunion (het streepje), wanneer een extra s en wanneer een spatie. Die verwarring leeft nogal onder de gebruikers. Een handreiking tot die oplossing volgt in de volgende alineas.

    Tientallen Nederlands Frans Nederlands Frans

    10 dix 60 soixante 20 vingt 70 soixante-dix 30 trente 80 quatre-vingts 40 quarante 90 quatre-vingt-dix 50 cinquante 100 cent

    Bij de tientallen en eenheden staat altijd un trait dunion, behalve bij de getallen 21, 31, 41, 51, 61 en 71. Hier staat altijd het woordje et. QUELQUES EXEMPLES

    24 - vingt-quatre 36 - trente-six 21 - vingt et un 51 - cinquante et un

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 24

    TYPIQUEMENT FRANAIS? Toch moet je niet raar staan te kijken als je de woorden septante (70) en nonante (90) in officile Belgische stukken tegenkomt. Septante en nonante worden vandaag de dag nog gebruikt in Zwitserland, Belgi en voormalige Belgische kolonies. Octante (80) wordt ook gebruikt in Zwitserland. Terug naar de theorie. Terug naar de getallen.

    -S: OUI OU NON? Het geheim van de trait dunion en het woordje et is reeds opgelost. Nu nog de meervouds-s. Wanneer wel en wanneer vooral niet? QUELQUES EXEMPLES

    80 - quatre-vingts 83 - quatre-vingt-trois 300 - trois cents 309 - trois cent neuf Vingt en cent krijgen in het meervoud een s, tenzij er een ander telwoord volgt. Bij het woord mille (1000, denk aan millennium) zit het anders. Mille krijgt nooit een s . Bovendien schrijft men in jaartallen mil in plaats van mille. QUELQUES EXEMPLES

    1997 - mil neuf cent quatre-vingt-dix-sept In 1997 - en mil neuf cent quatre-vingt-dix-sept Bij data maak je altijd gebruik van het hoofdtelwoord voorafgegaan door le. Je gebruikt het rangtelwoord alleen bij de eerste (van de maand).

    QUELQUES EXEMPLES

    (op) n april - le premier avril (op) 3 april - le 3 avril

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 25

    LES NOMBRES ORDINAUX Het geheim van de trait dunion en het woordje et is reeds opgelost. Nu nog, het woord viel al even, het rangtelwoord. Wat is dat eigenlijk en.hoe stel je dat samen? Je maakt het rangtelwoord door achter het hoofdtelwoord het suffix ime te plaatsen.

    QUELQUES EXEMPLES

    zes - six zesde - sixime acht - huit achtste - huitime negen - neuf negende - neuvime vier - quatre vierde - quatrime vijf - cinq vijfde - cinquime nul - zro nulde - zeroime/nullime Let ook even op de schrijfwijze van negende, vijfde en vierde. De eind e van quatre komt te vervallen bij quatrime.

    BREUKEN Ook breuken worden gevormd door de rangtelwoorden: QUELQUES EXEMPLES

    1/5 un cinquime 1/7 un septime 1/2 un demi 1/3 un tiers 1/4 un quart Als je per ongeluk op een terras beland bent en je bestelt un demi en je disgenoot bestelt une pression, dan krijgen jullie toch beide een biertje!

    EXPRESSIONS MATHMATIQUES Hieronder, om nog in de sfeer van de getallen te blijven, een aantal rekenkundige uitdrukkingen of samenstellingen: QUELQUES EXEMPLES

    20% - vingt pour cent 3 x 6 - trois fois six 1 op de 4 - un sur quatre 3, 55 - trois virgule cinquante-cinq 7 x 7 - sept sur sept (7 dagen per week) 24/7 - vingt-quatre sur vingt-quatre (twenty four seven)

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 26

    7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden INTRODUCTION Alle persoonlijke voornaamwoorden vormen tezamen een groot en essentieel deel van de Franse taal en dan met name op het gebied van de correcte zinsopbouw. Het is dus van belang dat je weet wat een persoonlijk voornaamwoord is en, niet geheel onbelangrijk, welke functie deze in de zin kan hebben. De persoonlijke voornaamwoorden kunnen worden gebruikt als: a. onderwerp

    Je suis lauteur de ce cahier; Elle habite Haarlem. b. lijdend voorwerp

    Elle a une fleur orange Elle la. c. meewerkend voorwerp

    Il donne le journal Maurice. Il lui donne le journal. d. voorzetselvoorwerp

    Qui a gagn le premier prix? Moi! e. de woorden Y en EN (in section 8)

    Il achte des livres. Il en achte. Elle pense ses affaires. Elle y pense.

    Per onderdeel klap ik hieronder de schemas uit zodat je in n oogopslag ziet welke vorm je kunt gebruiken.

    COMME SUJET Het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp van de zin is verreweg de meest gebruikte vorm. Je gebruikt deze groep persoonlijke voornaamwoorden vr de vervoegde vorm van het werkwoord, ofwel de persoonsvorm.

    persoonlijk voornaamwoord als onderwerp ik je (j) jij, je tu

    hij Il zij elle wij nous (on)

    jullie, U vous zij (mannelijk meervoud) ils zij (vrouwelijk meervoud) elles

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 27

    QUELQUES EXEMPLES

    Hij woont in de buurt van Amsterdam. Il habite aux environs dAmsterdam. Zij zijn goede vriendinnen. Elles sont de bonnes amies. De tafel is groot. Zij is groot. La table est grande. Elle est grande. Jij vindt dat je gelijk hebt? Tu trouves que tu as raison? In Frankrijk eet men brood. En France, on mange du pain. In het schema zag je dat zowel on als nous wij betekenen. Hier moet bij opgemerkt worden dat on vooral in de spreektaal wordt gebruikt en nous in de schrijftaal of meer officilere gesproken taal. Het derde voorbeeld laat zien dat hij elle (of il) niet altijd zij (of hij) als zijnde personen hoeft te betekenen. De persoonlijke voornaamwoorden il, ils, elle of elles kunnen ook zelfstandige naamwoorden vervangen als onderwerp van de zin. QUELQUES EXEMPLES

    De mur is groen. Hij (de muur) is groen. Le mur est vert. Il est vert. De auto rijdt snel. Zij rijdt snel. La voiture roule vite. Elle roule vite. De kamers zijn groot. Zij zijn groot. Les chambres sont grandes. Elles sont grandes. Is de tafel klein? Ja, zij is klein. La table est petite? Oui, elle est petite.

    TYPIQUEMENT FRANAIS? De Nederlandse werkwoorden vousvoyeren en tutoyeren komen niet voor niets uit het Frans. Maar hoe zit dat in de Franse taal? Franse gebruiken vooral tu als ze zich omgeven door bekenden of familieleden. In alle andere situaties wordt er gebruik gemaakt van vous.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 28

    COMME OBJET DIRECT Hoe gaat het dan met het persoonlijk voornaamwoord in de functie van het lijdend voorwerp? Het persoonlijk voornaamwoord gebruik je om een lijdend voorwerp te vervangen. Laten we eerst het schema bestuderen.

    Je ziet twee keer het woord het staan. Het slaat in dit geval terug op een voorwerp. Net als we zojuist zagen, hoeft een persoonlijk voornaamwoord niet altijd terug te slaan op een persoon. De plaats van het persoonlijk voornaamwoord is in dit geval voor het werkwoord waar het bij het hoort. QUELQUES EXEMPLES

    Ik zie je. Je te vois. Zij zoekt hen. Elle les cherche. Elle achte un livre. Elle lachte. Je prends la soupe. Je la prends. Je connais les filles. Je les connais. Jcoute la radio. Je lcoute. Pierre veut donner le journal Jean. Pierre veut le donner Jean. De avoir-regel zorgt voor veranderingen in de vorm van het voltooid deelwoord. Hier lees je meer over in section 29 van Parcouru!

    QUELQUES EXEMPLES

    Jai lu le livre de Sartre. Je lai lu. Elles ont vu les filles. Elles les ont vues. Jai pris la soupe. Je l ai prise. Elle a achet les chaussures. Elle les a achetes.

    persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp mij me, m jij, je te, t

    hem, het le, l haar, het la, l

    ons nous jullie, U vous hen, ze les

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 29

    De combinatiewerkwoorden aimer, regarder, attendre, couter brengen altijd een lijdend voorwerp met zich mee. QUELQUES EXEMPLES

    Jaime mon pre. Je l aime. - Ik houd van mijn vader. Ik houd van hem. Jattends mon ami. Je lattends. - Ik wacht op mijn vriend. Ik wacht op hem.

    CAS PARTICULIERS Het persoonlijk voornaamwoord komt bij het lijdend voorwerp in de gebiedende wijs juist achter de vorm van het werkwoord te staan. Overigens alleen in de bevestigende vorm. In de ontkennende vorm verandert er weinig. QUELQUES EXEMPLES

    crivez la lettre! crivez-la! coutez le programme! coutez-le!

    COMME OBJET INDIRECT Het meewerkend voorwerp staat voor het werkwoord waar het bij hoort. De vormen lijken op die van het lijdend voorwerp. Hieronder staan ze voor je op een rijtje.

    Lui en leur vervangen een zelfstandig naamwoord dat een persoon aanduidt. Lui kan hierbij zowel aan hem als aan haar betekenen. Lui slaat altijd terug op een persoon. Voor leur geldt min of meer hetzelfde, alleen slaat dit woord terug op meerdere personen. Indien er in een zin bijvoorbeeld het voorzetsel voor een dergelijk zelfstandig naamwoord gebruikt, gaat het om een meewerkend voorwerp en niet om een lijdend voorwerp. Het meewerkend voorwerp wordt vaak gebruikt bij werkwoorden die een overdracht aanduiden (geven is hier een bekend voorbeeld van).

    persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp (aan) mij me, m

    (aan) jij, je te, t (aan) hem lui (aan) haar lui (aan) ons nous

    (aan) jullie, U vous (aan) hun Leur

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 30

    QUELQUES EXEMPLES

    Je donne une fleur Marille. Je lui donne une fleur. Je donne les notes mes lves. Je leur donne les notes. Merk op dat in de twee voorbeeldzinnen hierboven het meewerkend voorwerp cursief staat gedrukt. In de eerste zin is une fleur en in de tweede zin is les notes het lijdend voorwerp. Zou je alleen het lijdend voorwerp willen vervangen in deze twee zinnen, dan ziet dat er als volgt uit.

    Je donne une fleur Marille. Je la donne Marielle. Je donne les notes mes lves. Je les donne mes lves.

    AUTRES OPTIONS

    In sommige zinnen staat geen werkwoord. Na voorzetsels kun je ook gebruik maken van het persoonlijk voornaamwoord. In beide gevallen maak je gebruik van bovenstaande persoonlijke voornaamwoorden. Ook na het voorzetsel , wanneer je het Nederlandse aan niet uit de zin weg kan laten. QUELQUES EXEMPLES

    Qui a gagn le prix? Elle! - Wie heeft de prijs gewonnen? Zij! Cest pour lui. - Dat is voor hem. Pour eux cest toujours facile. - Voor hen is dat altijd makkelijk.

    Je pense lui. - Ik denk aan hem. Jy vais avec elles. - Ik ga er heen met hen.

    Jai besoin de vous. - Ik heb jullie nodig. Tu toccupes de moi? - Zorg jij voor mij?

    persoonlijk voornaamwoord losstaand / na voorzetsels ik, mij moi

    jij, jou toi hem, hij lui zij, haar elle wij, ons nous jullie, u vous

    zij, hen (m.mv.) eux zij, hen (v.mv.) elles

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 31

    RSUM De mogelijke vormen van het persoonlijk voornaamwoord in een uitgebreid schema.

    onderwerp lijdend voorwerp

    meewerkend voorwerp

    losstaand / na voorzetsel

    ik je mij me / m mij me / m mij, ik moi jij tu jou te / t jou te / t jou, jij toi hij il hem le / l hem lui hem, hij lui zij elle haar la / l haar lui haar, zij elle wij nous ons nous ons nous ons, wij nous

    jullie/u vous jullie/u vous jullie/u vous jullie/u vous zij (m) ils hen (m) les hun (m) leur hen/zij eux zij (v) elles hen (m) les hun (m) leur hen/zij elles

    Over de plaats kan het volgende gezegd worden: In feite komt het persoonlijk voornaamwoord voor de persoonsvorm van de zin, tenzij er een infinitief in de zin staat. In dat geval komt het persoonlijk voornaamwoord voor de infinitief.

    Je les vois. - Ik zie hen. Je veux vous voir. - Ik wil u zien. Let op! Bij de werkwoorden faire/laisser/entendre/voir + infinitief komt het persoonlijk voornaamwoord vr de persoonsvorm!

    Ne la laisse pas tomber! - Laat het niet vallen! Elle ma entendu chanter! - Zij heeft mij horen zingen. Nous tavons fait venir. - Wij hebben je laten komen. Staan er meerdere persoonlijke voornaamwoorden in de zin, onthoud dan de onderstaande correcte volgorde.

    1 2 3 4 5 me (m) te (t) se (s) nous vous se (s)

    le (l) la (l) les

    lui

    leur

    Y

    en

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 32

    8. LES NOMS Y ET EN de voornaamwoorden Y en EN INTRODUCTION Iedereen gruwelt bij dit onderdeel. Wanneer gebruikte je ook alweer en en wanneer y? En, erger nog, als ze in combinatie met andere persoonlijke voornaamwoorden in een zin komen te staan, welke volgorde heb ik dan nodig? Gelukkig heb je op de laatste vraag antwoord gekregen in de vorige section. We gaan nu verder in op de eerste vraag.

    EN Grofweg kun je zeggen.

    en vervangt

    . het lijdend voorwerp als dit wordt voorafgegaan door het delend lidwoord (du, de la, des of de l). . ook zelfstandige naamwoorden die worden voorafgegaan door een bepaling van hoeveelheid (beaucoup de, assez de, plusieurs, trop de, aucun, un peu de... etc). De aanduiding van hoeveelheid blijft staan na het voltooid deelwoord of de persoonsvorm. tenslotte de + zelfstandig naamwoord (die zaken betreffen) bij werkwoorden die als vast voorzetsel de hebben (zoals parler de, soccuper de, avoir besoin de)

    Aan de hand van de voorbeelden hieronder krijg je meer inzicht in het gebruik van en. QUELQUES EXEMPLES

    Jai besoin dargent. Jen ai besoin. - Ik heb geld nodig. Ik heb het nodig. Je prends deux verres. Jen prends deux. - Ik neem 2 glazen. Ik neem er 2. Vous voulez du vin? Vous en voulez? - Neemt u wijn? Neemt u het?

    Jai plusieurs modles. Jen ai plusieurs. - Ik heb er verschillende. Vous avez deux billets? Vous en avez deux? Heeft u er twee? Jen ai assez! - Ik heb er genoeg van! Je vous en prie. - Geen dank / Gaat uw gang!

    Il est heureux de cela? Il en est heureux. - Hij is er gelukkig over. Je te remercie dtre venu. Je ten remercie. Ik ben je er dankbaar voor.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 33

    Y Voor het gebruik van Y geldt het volgende

    y

    . vervangt elk ander voorzetsel dan de + zelfstandig naamwoord. Denk hierbij aan , sur, dans, sous, + zelfstandig naamwoord. Y geeft vaak een plaats of een richting aan. Y vervangt alleen zaken, geen personen.

    QUELQUES EXEMPLES

    Elle va la gare. Elle y va. - Zij gaat naar het station. Zij gaat erheen. Tu seras au caf ce soir? Tu y seras ce soir? Ben jij er vanavond? Ils vont Paris. Ils y vont. - Zij gaan naar Parijs. Zij gaan erheen. Le chat est dans le jardin. Le chat y est. - De kat is er. Je prends deux verres. Jen prends deux. - Ik neem 2 glazen. Ik neem er 2. Vous voulez du vin? Vous en voulez? - Neemt u wijn? Neemt u het? POUR TERMINER Je ziet aan de vertalingen dat zowel Y als en zich vaak door er, erover, erheen, ernaar laten vertalen. Het verschil zit hem met name in de juiste context. Speciale zorg verdienen de eerder behandelde werkwoorden aimer, regarder, couter, dstester. Deze werkwoorden brengen automatisch een lijdend voorwerp met zich mee. In die gevallen krijg je le, la, lof les. Gn y!

    Elle aime la musique. Elle laime. - Zij houdt van muziek. Zij houdt ervan. On coute la chanson. On lcoute. - Wij luisteren naar het liedje.

    Wij luisteren ernaar.

    POUR CONCLURE De voornaamwoorden y en en vervangen iets wat is geweest. Als er iets volgt dan wordt het gebruik van y en en weggelaten.

    Je suis sur quil me tlphonera! - Ik ben er zeker van dat hij me zal bellen.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 34

    9. HET IS de verschillende het issen in de Franse taal INTRODUCTION Een losstaand-van-de-rest-hoofdstukje tussendoor, maar wel het vermelden waard. Veel Franse zinnen worden door basisgebruikers ingeleid door het is, maar hoe gebruik je dat eigenlijk op een correcte wijze? Een aantal regels met een aantal voorbeelden. A] Cest Je krijgt cest als het is gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord of

    bijvoeglijk naamwoord. - Cest agrable. - Het is gezellig. - Cest jeudi. - Het is donderdag. - Cest impossible. - Het is onmogelijk. - Cest gentil! - Dat is aardig.

    B1] Il est maar je mag il est gebruiken als er achter het bijvoeglijk naamwoord nog een

    bijzin volgt. - Cest impossible quil arrive maintenant.- Het is onmogelijk dat hij nu komt. - Il est impossible quil arrive maintenant.- Het is onmogelijk dat hij nu komt.

    B2] Il est Bij het aangeven van de tijd gebruik je altijd il est.

    - Il est midi et demi. - Het is half n s middags. - Il est trois heures. - Het is drie uur.

    C] Il fait En bij het weer gebruik je altijd il fait.

    - Il fait froid. - Het is koud. - Il fait soleil. - De zon schijnt. - Il fait beau. - Het is mooi weer.

    D] Il est / Elle est

    Je gebruikt il of elle als het een zelfstandig naamwoord vervangt. Lees hierover meer in section 7. - La poste? Elle est prs dici. - Het postkantoor? Het is hier dichtbij. - O est ton agenda? Il nest pas ici. - Waar is je agenda? Het is niet hier.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 35

    10. LES PRONOMS POSSESSIFS de bezittelijke voornaamwoorden INTRODUCTION Een bezittelijk voornaamwoord duidt het bezit van iemand aan. Belangrijk principe hierbij is dat in de Franse taal het zelfstandig naamwoord, de bezitting, bepaalt welke vorm er gekozen dient te worden. Ik kom hier zo op terug. We maken onderscheid tussen twee groepen bezittelijke voornaamwoorden. 1] Bijvoeglijk gebruikte bezittelijke voornaamwoorden. Deze staan direct voor het zelfstandig naamwoord.

    *) Voor woorden die vrouwelijk zijn en met een klinker beginnen, of woorden die met een stomme h beginnen, krijg je automatisch de vorm van mannelijk enkelvoud.

    2] Zelfstandig gebruikte bezittelijke voornaamwoorden. Deze gebruik je in plaats van het zelfstandig naamwoord.

    Het begrip van het bezittelijk voornaamwoord zal toenemen aan de hand van wat voorbeelden. Deze vind je op de volgende pagina. Ik sprak in de inleiding al over een mogelijke verwarring. Die wil ik eerst wegnemen. Kijk maar naar het voorbeeld hieronder.

    Une soeur. Sa soeur. - Een zus. Haar zus of zijn zus. Un pre. Son pre. - Een vader. Haar vader of zijn vader.

    mannelijk vrouwelijk meervoud mijn mon ma (mon*) mes jouw ton ta (ton*) tes

    zijn, haar son sa (son*) ses ons, onze notre notre nos jullie, uw votre votre vos

    hun leur leur leurs

    mannelijk vrouwelijk meervoud de, het mijne le mien la mienne les mien(ne)s de, het jouwe le tien la tienne les tien(ne)s

    de zijne, het hare le sien la sienne les sien(ne)s de, het onze le ntre la ntre les ntres de, het uwe le vtre la vtre les vtres

    de, het hunne le leur la leur les leurs

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 36

    Sa soeur kan zowel zijn zus als haar zus betekenen. Het zelfstandig naamwoord, de bezitting, soeur is vrouwelijk enkelvoud.dus krijg je sa. Sa heeft twee betekenissen (zijn en haar) en afhankelijk van de context dien je zijn of haar te gebruiken. Son soeur klinkt logisch, maar is echter fout. QUELQUES EXEMPLES

    Jai vu tes parents. - Ik heb je ouders gezien. On a achet votre voiture. - Wij hebben jullie auto gekocht. Elle va chez son oncle et sa tante. - Zij gaat naar haar oom en haar tante. Nos valises sont dans leur voiture. - Onze koffers zijn in hun auto. O est la cl de ma salle? - Waar is de sleutel van mijn lokaal? Vous savez mon adresse? - Weet u mijn adres?

    Quelle bicyclette? La mienne! - Welke fiets? De mijne! Tu as ta cl? Non, jai la sienne. - Heb je je sleutel? Nee, ik heb de hare. On a une voiture. Cest la ntre. - We hebben een auto. Het is de onze. Bonne ide! Cest la vtre. - Goed idee! Het is het uwe.

    TYPIQUEMENT FRANAIS? In het Frans gebruikt men in plaats van Cest le mien, le tien vaker Il/elle est moi om een bezit aan te geven.

    A qui est cette cl? Cest la mienne.- Van wie is die sleutel? Het is de mijne. A qui est cette cl? Elle est moi.- Van wie is die sleutel? Het is van mij.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 37

    11. LES PRONOMS DMONSTRATIFS de aanwijzende voornaamwoorden INTRODUCTION De vier aanwijzende voornaamwoorden die het Nederlands telt (dit, die, dat en deze) laten zich slechts door n Franse vorm vertalen. Dit betekent dat er voor de Nederlandse vertaling meerdere mogelijkheden zijn. In het Frans kun je het aanwijzend voornaamwoord op twee manieren gebruiken: 1] Bijvoeglijk gebruikte aanwijzende voornaamwoorden. Deze staan direct voor het zelfstandig naamwoord. De vorm van het aanwijzende voornaamwoord wordt bepaald door geslacht en getal (enkel- of meervoud) van het zelfstandig naamwoord dat volgt.

    Mannelijk Vrouwelijk enkelvoud ce

    cette

    cet voor woorden met een klinker of stomme h

    meervoud

    ces

    QUELQUES EXEMPLES

    un village, ce village. - een dorp, dit/dat dorp. une ville, cette ville. - een stad, die/deze stad.

    un homme, cet homme. - een man, die/deze man. les garons, ces garons. - de jongens, die/deze jongens 2] Zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden. Deze worden gebruikt in plaats van het zelfstandige naamwoord (waar het naar verwijst)

    mannelijk vrouwelijk enkelvoud celui

    celle

    meervoud ceux

    celles

    De zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden worden altijd gevolgd door: (1) qui, que, dont; (2) de; (3) ci, -l direct achter het betreffende zelfstandige naamwoord.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 38

    Het achtervoegsel (suffix) ci geeft aan dat iets dichtbij is, -l geeft aan dat het verder weg is. Deze suffixen worden vaak bij keuzes gebruikt. QUELQUES EXEMPLES

    Cette voiture et celle de ma soeur. - Deze auto en die van mijn zus. Quelle voiture? Celle de mes parents. - Welke auto? Die van mijn ouders. Ce jean-ci et ceux que jai achets hier. - Deze spijkerbroek en die ik gisteren heb

    gekocht. Ces maisons-ci et celles-l. - Deze huizen hier en die (daar).

    Quel vlo tu prfres? - Welke fiets heb je liever? Celui-ci ou celui-l? - Deze of die? Moi, je prfre celui de ma soeur. - Ik heb liever die van mijn zus. Je prends celui que tu me proposes. - Ik neem die je me voorstelt. 3] Zelfstandig aanwijzend voornaamwoord. Een groot verschil met de tweede groep is dat de zelfstandige aanwijzende voornaamwoorden niet in verband staan met een direct aan te wijzen zelfstandig naamwoord. Deze vorm heeft altijd nadruk.

    In de spreektaal wordt cela vaak vervangen door a. QUELQUES EXEMPLES

    Regardez a! - Kijk dat! a vous plat? - Bevalt dat je? Je vais prendre ceci ou cela. - Ik ga dit of dat nemen. Ceci ou cela? - Dit of dat? Lisez ceci, ne pas lisez cela. - Lees dit, lees dat niet.

    Comme ci, comme a. - Zo zo; matig. Faites-le comme a. - Doe het zo! a va? - Hoe gaat het?

    dit dat ceci cela

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 39

    12. LES PRONOMS RELATIFS de betrekkelijke voornaamwoorden INTRODUCTION Het betrekkelijk voornaamwoord heeft drie duidelijke kenmerken;

    1) Ze staan altijd aan het begin van een betrekkelijke bijzin; 2) Ze hebben een antecedent (woord) waarnaar ze verwijzen; 3) Ze hebben in de bijzin een eigen functie (onderwerp of lijdend voorwerp)

    LA FORME In schema zien de vormen er als volgt uit. na voorzetsel onderwerp lijdend voorwerp bij personen bij zaken qui que (of qu) qui lequel

    laquelle lesquels lesquelles

    Dit schema, en misschien ook wel het betrekkelijk voornaamwoord, schreeuwt om wat voorbeelden en analyses. Hier volgt een aantal. QUELQUES EXEMPLES

    Lhomme qui ma crit. - De man die mij geschreven heeft. [qui, want lhomme is het onderwerp van de zin.]

    Le garon qui marche dans la rue. - De jongen die over straat loopt. [qui, want le garon is het onderwerp van de zin.]

    La lettre que jai crite. - De brief die ik heb geschreven. [que, want la lettre is het lijdend voorwerp van de zin.]

    La femme qui je pense souvent. - De vrouw aan wie ik vaak denk. [na een voorzetsel; bij personen, dus qui.]

    Lentreprise pour laquelle je travaille. - Het bedrijf waarvoor ik werk. [laquelle, na een voorzetsel, laquelle want entreprise is vrouwelijk.]

    Le stylo avec lequel jcris. - De pen waarmee ik schrijf. [lequel, na een voorzetsel, stylo is mannelijk, dus lequel.]

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 40

    CAS PARTICULIER Als het betrekkelijk voornaamwoord afhangt van een werkwoord dat wordt

    gecombineerd met de, krijg je, voor zowel personen als zaken, altijd dont. Avoir besoin de (nodig hebben) en parler de (praten over) zijn hier voorbeelden van.

    Je parle dun homme. - Ik praat over een man. Lhomme dont je parle. - De man waarover ik praat.

    Elle a besoin dun livre. - Zij heeft een boek nodig. Le livre dont elle a besoin. - Het boek dat zij nodig heeft.

    Hangt het betrekkelijk voornaamwoord af van een werkwoord met een ander voorzetsel dan de dan

    * krijg je qui als het terugslaat op een persoon; * enlequel, laquelle, lesquels of lesquelles als het terugslaat op zaken.

    Merk hierbij wel op dat het voorzetsel zich anders laat combineren dan de andere voorzetsels. Zie hiervoor section 2B Wet van Dijkstra. Voor de duidelijkheid geef ik je hier ook een voorbeeld van.

    sintresser qqc - zich interesseren voor/in iets

    La voiture laquelle il sintresse. - De auto waarvoor hij zich interesseert. [laquelle, na een voorzetsel, want voiture is vrouwelijk enkelvoud.]

    Le livre auquel je mintresse. - Het boek waarvoor ik mij interesseer. [auquel, na voorzetsel, bij zaken, het is immers sintresser quelque chose.] + lequel auquel + lesquel(le)s auxquel(le)s

    O Het betrekkelijk voornaamwoord o (waar) geeft de plaats of situatie aan en wordt ook alln gebruikt voor zaken, niet voor personen.

    La maison o je suis n est vieille. - Het huis waarin ik geboren ben, is oud. La ville o jhabite. - De stad waar ik woon.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 41

    CE QUI / CE QUE Ce qui (of ce que) betekenen Wat in de betekenis van hetgeen, dat wat. Dit kan zowel vooraan in de zin staan als halverwege. Het gebruik van ce qui duidt op het onderwerp en ce que wordt gebruikt als lijdend voorwerp. QUELQUES EXEMPLES

    Ce qui mtonne, cest quil na rien dit. - Hetgeen me verbaast, is dat hij niks gezegd heeft

    Ce que vous dites nest pas la vrit. - Dat wat u zegt is niet de waarheid.

    Elle nest pas venue, ce qui mtonne. - Zij is niet gekomen, hetgeen me verbaast.

    GRAMMAIRE DANGEREUSE?! Natuurlijk is elke leerling naarstig op zoek naar ezelsbruggetjes om de grammatica

    zo makkelijk mogelijk te maken. Uit eigen ervaring heb ik gemerkt dat qui en que lastige onderwerpen zijn, zeker gecombineerd met termen als onderwerp n lijdend voorwerp. Voorzichtig durf ik wel te stellen dat je qui gebruikt als de persoonsvorm van de zin volgt en que als het onderwerp van de bijzin volgt. Dit geldt niet alleen voor qui en que, maar ook voor ce qui, ce que.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 42

    13. LES PRONOMS INTERROGATIFS de vragende voornaamwoorden INTRODUCTION In elke taal maak je onderscheid tussen vragen mt en vragen zonder vragend voornaamwoord.

    QUESTIONS SANS PRONOMS INTERROGATIFS Bij vragen zonder vragend voornaamwoord hoor je vooral het verschil in de uitspraak. De simpele vraag Komen jullie? kun je op drie manieren in het Frans benaderen:

    1) met intonatie Vous venez?

    2) de vraag met est-ce que inleiden Est-ce que vous venez?

    3) de inversie (omkeren van onderwerp en gezegd)-vraag stellen Venez-vous?

    QUESTIONS AVEC PRONOMS INTERROGATIFS Bij vragen waarbij wel gebruikt wordt gemaakt van de vragende voornaamwoorden zijn soms meerdere opties mogelijk. Vandaar dat ik hier wat langer bij stil wil staan. Achtereenvolgens worden de volgende vragen voornaamwoorden behandeld: wie, wat, welke en iets sneller besproken worden wanneer, waar, waarom, hoe en hoeveel. Bij het stellen van een vraag, bedenk je je natuurlijk goed welk doel de vraag heeft. Dit heeft ook consequenties voor het gebruik van het correcte vragende voornaamwoord. Er is nogal een verschil als je naar het onderwerp van een zin vraagt of naar het voorwerp van de zin? Dit klinkt filosofisch, maar niets is minder waar.

    QUI/QUI EST-CE QUE [WIE..?] Je gebruikt Qui als het onderwerp is en Qui est-ce que als het lijdend voorwerp is. Merk wel op dat als je die laatste constructie gebruikt dat dan direct het onderwerp van de vraag volgt. QUELQUES EXEMPLES

    Qui a gagn le premier prix? - Wie heeft de eerste prijs gewonnen? Qui est-ce que vous avez aid? - Wie heeft u geholpen?

    A qui penses-tu? - Aan wie denk je? A qui est-ce que tu penses? - Aan wie denk je?

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 43

    QU EST-CE QUI/QUE/QUEST-CE QUE/QUOI [WAT?] Het vragend voornaamwoord Wat wordt op de volgende manieren correct gebruikt:

    a) Quest-ce qui als onderwerp van de vraag: Quest-ce qui est arriv? - Wat is gebeurd? Quest-ce qui tintresse? - Wat interesseert je? Je ziet dat quest-ce qui direct gevolgd wordt door de persoonsvorm van de vraag.

    b) Que of Quest-ce que als lijdend voorwerp van de vraag. Que gebruik je bij inversie van de vraag. Na quest-ce que volgt direct het onderwerp. Que voulez-vous? - Wat wilt u? Quest-ce que vous voulez? - Wat wilt u?

    c) Quoi wordt na voorzetsels of alleenstaand gebruikt. De quoi parlez-vous? - Waarover praat u? Quoi? - Wat?! Quoi de neuf? - Wat is er voor nieuws? [expression fixe]

    QUEL(LE) EST ? / QUEL(LE)S SONT ? [WAT IS/ZIJN.?] Een apart genre zijn de zogenaamde interviewvragen. Je hebt ze vast in je

    beginjaren Frans veel gebruikt. De constructie Wat is/zijn + zelfstandig naamwoord? De vorm van quel past zich aan het zelfstandig naamwoord. In schema: Wat is / Wat zijn ? mannelijk vrouwelijk enkelvoud Quel est ?

    Quelle est .?

    meervoud Quels sont ?

    Quelles sont ?

    QUELQUES EXEMPLES

    Quel est votre nom? - Wat is uw naam? Quelle est votre adresse? - Wat is uw adres? Quels sont vos projets? - Wat zijn uw plannen? Quelles sont ses intentions? - Wat zijn zijn bedoelingen?

    QUEL [WELKE?] Het vragend voornaamwoord Quel past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.

    Quelle taille? - Welke maat? Quel programme? - Welk programma? Quels livres? - Welke boeken?

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 44

    Het vragend voornaamwoord Welke kan ook losstaand gebruikt worden. Echter, het blijft wel verwijzen naar een zelfstandig naamwoord. De vormen zijn afgeleid van quel.

    Welk(e)? mannelijk vrouwelijk enkelvoud Lequel

    Laquelle

    meervoud Lesquels

    Lesquelles

    QUELQUES EXEMPLES

    Donnez-moi le livre! Lequel? - Geef mij het boek! Welk? Il va acheter des fleurs! Lesquelles? - Hij gaat bloemen kopen. Welke? Ook bij een vraag die wordt ingeleid met Welke van, waarin het om keuze tussen een aantal zaken gaat, gebruik je deze groep voornaamwoorden gevolgd door de.

    QUELQUES EXEMPLES

    Lequel de ces noms? - Welke van die namen? Lesquels de ces livres? Lesquels? - Welk van die boeken? Welke?

    QUAND / O / POURQUOI / COMMENT /COMBIEN De vragende voornaamwoorden wanneer, waar, waarom, hoe en hoeveel worden wat sneller besproken. Deze section is begonnen met het bespreken van de vragen zonder vragend voornaamwoord. Hierin is een voorbeeld gegeven van de est-ce que constructie. Om het veilig te spelen, laten deze vragende voornaamwoorden zich hier ook prima mee combineren.

    Pourquoi est-ce que ton pre part? - Waarom vertrekt je vader? Quand est-ce quil arrive? - Wanneer komt hij aan? O est-ce que tu habites? - Waar woon je? Combien de filles est-ce que tu connais?-Hoeveel meisjes ken je? Deze vragende voornaamwoorden zijn ook los te gebruiken.

    Je pars pour les tats-Unis! Quand? - Ik ga naar de VS! Wanneer? Jhabite en France. O? - Ik woon in Frankrijk. Waar?

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 45

    14. LES PRONOMS INDFINIS de onbepaalde voornaamwoorden INTRODUCTION Een onbepaald voornaamwoord geeft een hoeveelheid aan die moeilijk vast te stellen is. In deze section behandelen we deze groep met wederom een aantal duidelijke voorbeelden. quelque chose - iets

    Tu cherches quelque chose? (Zoek je iets?) - Oui je cherche quelque chose de joli. (Ja, ik zoek iets moois.)

    quelque(s) - enige

    Dans quelques jours! (Over enige dagen!) Jcris quelques lettres. (Ik schrijf wat brieven)

    quelquun - iemand

    Tu connais quelquun ici? (Ken je iemand hier?)

    tout - alles

    Tu as tout mang? (Heb je alles opgegeten?)

    tous - allen

    Ils sont tous la maison. (Zij zijn allemaal thuis.) Bonjour tous! (Welkom allemaal!)

    tout le, toute la - het, de hele

    Il a plu toute la soire! (Het heeft de hele avond geregend!) Jai lu tout le livre. (Ik heb het hele boek gelezen.)

    mme - zelf, zelfs, zelfde

    Je lai fait moi-mme. (Ik heb het zelf gedaan.) Je lai mme fait. (Ik heb het zelfs gedaan.) On a lu le mme livre. (Wij hebben hetzelfde boek gelezen.)

    Mme kan zowel een bijwoord, bijvoeglijk naamwoord als met nadruk gebruikt worden. la mme chose - hetzelfde

    Pour moi un coca, pour lui la mme chose. (Voor mij een cola, voor hem hetzelfde.)

    quelques-un(e)s - enige(n)

    Quelques-uns des garons (Enige van de jongens) Quelques-unes des filles (Enige van de meisjes) Quelques-uns sont partis. (Enigen zijn vertrokken.)

    Quelques-un(e)s wordt altijd gecombineerd met met het voorzetsel de in de betekenis van Enige van. Het kan ook zelfstandig gebruikt worden, zonder de. Dan betekent het Enigen

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 46

    chaque - elk(e), ieder(e)

    Chaque jour elle fait du sport. (Elke dag sport ze.) Chaque ville a ses curiosits. (Elke stad heeft zn specialiteiten.)

    chacun(e) (+ de) - elk, ieder

    Chacun des garons (Elk van de jongens) Chacune des filles (Elk van de meisjes) Chacun son tour. (Ieder op zijn beurt.) Chacune son tour. (Ieder op haar beurt.)

    Chacun(e) kan ook zelfstandig gebruikt worden. De eventuele extra e hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het naar verwijst. un autre, les autres - een ander, de anderen

    Un autre laurait b. (Een ander zou het gedronken hebben.) Les autres sont dj partis. (De anderen zijn al vertrokken.)

    (tout) autre chose - iets (heel) anders

    Non, jai dit tout autre chose. (Nee, ik heb iets heel anders gezegd.)

    plusieurs, diffrent(e)s - verschillende

    Plusieurs lves lont vu. (Verschillende leerlingen hebben het gezien.) Diffrents pays se prsentent aux jeux Olympiques. (Verschillende landen vertegenwoordigen zich op de Ol. Spelen.)

    certain(e)s - sommige(n)

    Certains lves nont pas fait les devoirs. (Sommige leerlingen hebben het huiswerk niet gemaakt.)

    tel(le), tel(le)s - zo

    Tel pre, tel fils. (Zo vader, zo zoon) Telle mre, telle fille. (Zo moeder, zo dochter.)

    personne (n) - niemand

    Personne nest venu. (Niemand is gekomen.) Personne? Non, personne. (Niemand? Nee, niemand.)

    Niet te verwarren met de ontkenning, nepersonne (niemand). Zie section 15 rien (n) - niets

    Rien nest comme il faut. (Niet is zoals het hoort.) Rien? Non, rien. (Niets? Nee, niets.)

    Niet te verwarren met de ontkenning, ne rien (niets). Zie section 15. expressions fixes - niemand

    tout le monde iedereen de toute faon in ieder geval Il est quelque part. Hij is ergens. Il est autre part. - Hij is ergens anders. Il est nulle part. Hij is nergens.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 47

    15. LA NGATION de ontkenning

    INTRODUCTION Toegegeven, tekenen is nooit mijn sterkste kant geweest, maar, mooi of niet, de afbeelding hiernaast staat er niet voor niets. Hoe eenvoudig die ook lijkt, ik heb gemerkt dat de werking zeer effectief is. Een ontkenning bestaat in het Frans uit twee delen. Laten we voor het gemak niet/geen gebruiken. In het Frans is dit ne pas. Ne staat vr de persoonsvorm, pas er direct achter. Dat is de standaardregel. Ik ga er in deze

    section wat verder op in.

    LES FORMES De Franse taal maakt gebruik van de volgende ontkenningen, die volgens bovenstaande regel in de zin geplaatst worden. ngation exemple niet/geen ne pas Je ne fume pas. (Ik rook niet.)

    Je nai pas fum. (Ik heb niet gerookt.) On ma demand de ne pas fumer. (Men heeft me gevraagd om niet te roken.) Je ne peux venir. (Ik kan niet komen.) Il ne sait nager. (Hij kan niet zwemmen.)

    Ook als een zin in de pass compos staat, blijft pas direct achter de persoonsvorm staan. Als niet bij een heel werkwoord hoort (zie de derde voorbeeldzin) staan zowel ne als pas beide voor de infinitief. Bij pouvoir en savoir laat men pas weg als er een infinitief volgt. Op dezelfde manier gaan de volgende ontkenningen: niet meer ne plus Je ne fume plus. (Ik rook niet meer.) nooit ne .. jamais Il na jamais fum. Jamais!

    (Hij heeft nooit gerookt. Nooit!)

    niets ne rien Je ne dis rien. (Ik zeg niets.) nog niet ne pas encore Elle nest pas encore arrive.

    (Zij is nog niet aangekomen.)

    niet genoeg ne pas assez Ce nest pas assez. (Dat is niet genoeg.) ook niet ne pas non plus Non, je ne fume pas non plus.

    (Nee, ik rook ook niet.)

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 48

    CAS PARTICULIERS De ontkenningen niemand en nergens worden anders gebruikt. Het tweede deel staat in plaats van direct na de persoonvorm pas na het hele gezegde. ngation exemple niemand ne personne Il n a entendu personne.

    (Hij heeft niemand gehoord.)

    nergens ne nulle part Je ne veux aller nulle part. (Ik wil nergens heen.)

    NE PAS .NON PLUS De ontkenningen helemaal niet, ook niet en nochnoch verdienen ook extra aandacht. In het schema stond deze ontkenning in een relatief eenvoudige zin. Dit verander ik hieronder even. Kijk goed naar de plaats van de ontkenning. ngation exemple helemaal niet ne pas du tout Je ne suis pas content du tout.

    (Ik ben helemaal niet tevreden.)

    noch..noch ne .ni ni. Il na ni amis, ni parents. (Hij heeft noch vrienden, noch ouders.)

    ook niet ne pas non plus Je ne suis pas arriv temps non plus. (Ik ben ook niet op tijd aangekomen.)

    NE QUE Een misleidende ontkenning. Ne que betekent namelijk alleen maar, slechts. Que staat ook niet achter de persoonsvorm, maar bij het woord waar het bij hoort. ngation exemple alleen maar/ slechts

    ne que Elle na vu que Paul. (Zij heeft alleen maar Paul gezien.)

    Je nai quun euro. (Ik heb alleen maar 1 euro.)

    EXCEPTIONS Als er in een zin geen werkwoord staat, komt ne te vervallen.

    Non, pas encore. - Nee, nog niet. Qui a dit cela? Personne! - Wie heeft dat gezegd? Niemand!

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 49

    16. LES PRPOSITIONS de voorzetsels INTRODUCTION Misschien wel het meest lastige onderdeel van de Franse taal. Zoveel voorzetsels, zoveel betekenissen, maar wanneer gebruik je nu welk voorzetsel en vooral, wrom? Aan de hand van de voorbeelden en regels hieronder hoop ik hier je meer inzicht in te geven. In deze section heb ik ook werkwoorden opgenomen die een vast voorzetsel hebben. Handig! voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    in, naar, om, op Jhabite Zandvoort. (Ik woon in Zandvoort.) Je te vois trois heures. (Ik zie je om drie uur.) Jarrive temps. (Ik kom op tijd aan.) Au printemps, il fait beau. (In de lente is het mooi weer.) Jai t Lyon, Paris et Den Haag. (Ik ben in Lyon, Den Haag en Parijs geweest.)

    Het voorzetsel betekent alleen in/naar voor plaatsnamen. Het dient altijd herhaald te worden voor het woord waar het bij hoort.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    avant voor [figuurlijk]

    Il arrive avant dix heures. (Hij komt voor 10 uur.) Je suis arriv avant toi. (Ik ben voor jou aangekomen.)

    In tegenstelling tot devant (voor in letterlijke zin) wordt avant vaak gebruikt in combinatie met tijdsaanduidingen.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    devant voor [letterlijk]

    Elle est assise devant la tl. (Zij zit voor de tv.) Je tattends devant le caf. (Ik wacht op je voor het caf.)

    Het voorzetsel voor in het Frans is devant als het de letterlijke plaats aanduidt.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 50

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    pour voor [bestemd voor]

    Jai achet des fleurs pour toi. (Ik heb bloemen voor je gekocht.)

    Ce cadeau est pour toi. (Dit cadeau is voor jou.)

    Pour terminer, je dis que je taime. (Om af te sluiten zeg ik dat ik van je houd.)

    Het voorzetsel voor in het Frans is pour in overdrachtelijke zin. Dat klinkt raar, maar je gebruikt pour om aan te geven als iets voor iemand bestemd is. Pour + infitief betekent om te + werkwoord.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    chez bij [bij personen thuis]

    Chez nous. (Bij ons thuis.) Chez la boucherie. (Bij de slager.)

    Je gebruikt chez als voorzetsel in de betekenis van bij als het gaat om bij iemand thuis, bij de winkel of zaak van iemand.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    prs de bij [plaatsaanduiding]

    Ton sac est prs de la porte. (Jouw tas staat dichtbij de deur.)

    Le syndicat dinitiative est prs de la gare. (De VVV is dicht bij het station.)

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    sur bij, op [bij je hebben]

    Je nai pas dargent sur moi. (Ik heb geen geld bij me.)

    Sur betekent vooral op (in de letterlijke betekenis), maar kan bij betekenen als iemand het letterlijk bij zich draagt.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    sous onder [plaatsaanduiding]

    Le chat est sous la table. (De kat is onder de tafel.)

    Au-dessous de betekent ook onder, maar dan vooral bij temperaturen.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 51

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    parmi onder [te midden van]

    Parmi la foule. (Te midden van de menigte / Onder de menigte.)

    Parmi betekent ook onder, maar dan in de betekenis van onder, te midden van.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    sur op [plaatsaanduiding]

    Tes cigarettes sont sur la table. (Jouw sigaretten liggen op de tafel.)

    Argles sur Mer. (Argles aan Zee) Argles s/ Mer. (Argles aan Zee)

    Sur betekent op in de letterlijke betekenis. Het kan echter aan betekenen in plaatsnamen.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    dans in [plaatsaanduiding] over [tijdsaanduiding]

    Ton frre est dans le jardin. (Jouw broer is in de tuin.)

    Ton frre arrive dans dix minutes. (Jouw broer komt over 10 minuten aan.)

    Dans betekent in als iemand zich er ook letterlijk in bevindt. Bij tijdsaanduidingen betekent dans vooral over.

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    par door

    Il marchait par les rues. (Hij liep door de straten.)

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    travers dwars door

    Il marchait travers les champs. (Hij liep dwars door de velden.)

    voorzetsel betekenis(-sen) exemple(s)

    vers naar [in de richting van]

    Il va vers Anvers. (Hij gaat naar Antwerpen) Le train vers Lyon. (De trein richting Lyon.)

    vers betekent naar als men/ het zich in de richting van .begeeft.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 52

    CAS PARTICULIERS Uitzonderingen bevestigen de regel. Het had een Franse vondst kunnen zijn. Op het gebied van de voorzetsels kent men (helaas) veel uitzonderingen. Enkele veel voorkomende uitdrukkingen of zinssnedes behandel ik hieronder.

    in traductions In de zon, in de schaduw In januari In het weekend In totaal In het buitenland In de lente In de winter In 2010 In de zestiende eeuw In (binnen) een week

    Au soleil, lombre En janvier Pendant (durant) le week-end Au total ltranger Au printemps En hiver En 2010 Au seizime sicle En une semaine

    met traductions In vergelijking met Met het vliegtuig Met de auto Met de fiets We zijn met 3 personen

    Par rapport Par avion En voiture En vlo Nous sommes trois

    naar traductions De trein naar Parijs Naar de VS Naar Frankrijk Naar Portugal Naar Parijs Ik ga naar de dokter

    Le train de Paris Aux tats-Unis En France Au Portugal Paris Je vais chez le mdecin

    op traductions Op een dag Op straat Op het gebied van Op de radio/tv Op een eiland Op deze manier

    Un jour Dans la rue Dans le domaine de la radio, la tl Dans une le De cette faon

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 53

    Op de markt Hij werkt op een kantoor Zij is boos op mij Op dit moment

    Au march Il travaille dans un bureau. Elle est fche contre moi. En ce moment (nu!) ce moment (toen!)

    per traductions 5 euro per kilo Per week Per jaar

    5 le kilo Par semaine Par an

    We sluiten dit deel af met een aantal idiomatische uitdrukkingen.

    expressions idiomatiques traductions Ten oosten van, ten westen van Tegen elven Boven de tafel De stad Parijs Haarlem ligt aan het Spaarne De brug is vier meter lang Een kamer binnengaan Instappen

    lest de, louest de Vers onze heures Au-dessus de la table La ville de Paris Haarlem est situ sur la Spaarne Le pont est long de 4 mtres Entrer dans une chambre Monter en voiture

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 54

    VERBES SANS ET/OU AVEC PRPOSITION (FIXE) Een aantal werkwoorden heeft een, al dan niet, vast voorzetsel in de Franse taal. De betekenis van dit voorzetsel is vaak om te of te, gevolgd door een infitief. Sommige werkwoorden hebben juist geen voorzetsel nodig om te of om te wel vertaald te zien. Kortom, dit zijn belangrijke paginas bij het schrijven van een brief, betoog of voorbereiden van een presentatie.

    verbes sans prposition + infinitif verbe traduction exemple aimer ervan houden te Jaime nager

    Ik hou ervan om te zwemmen

    croire menen te, geloven te Il croit avoir raison. Hij meent gelijk te hebben.

    oser durven te Je nose pas sauter. Ik durf niet te springen.

    penser denken te Elle pense arriver maintenant. Zij denkt nu aan te komen.

    prfrer liever hebben te Il prfre danser. Hij geeft voorkeur aan te dansen.

    sembler schijnen te Il semble avoir deux fils. Hij schijnt twee zonen te hebben.

    esprer hopen te Jespre avoir tort. Ik hoop ongelijk te hebben.

    compter erop rekenen te Il compte arriver demain. Hij rekent erop morgen aan te komen.

    verbes + + infinitif verbe traduction exemple apprendre leren te Il apprend parler franais.

    Hij leert Frans te spreken.

    avoir hebben te / moeten Jai vous parler. Ik moet u spreken.

    commencer beginnen te Il commence pleurer. Het begint te regenen.

    aider helpen te Elle ma aid crire une lettre. Zij heeft mij geholpen een brief te

    schrijven.

    se mettre beginnen te Il se met faire la cuisine Hij begint (met) het koken.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 55

    inviter uitnodigen (om) te Elle ma invit prendre un verre.

    Zij heeft me uitgenodigd om een glas te

    drinken.

    russir erin slagen te On a russi passer notre bac. Wij zijn erin geslaagd ons diploma te

    halen.

    continuer doorgaan te Il continue papoter. Hij blijft doorgaan (met) te kletsen.

    verbes + de + infinitif verbe traduction exemple demander de vragen (om) te On me demande de venir.

    Men heeft me gevraagd om te komen.

    oublier de vergeten (om) te Jai oubli de te demander. Ik ben vergeten om je te vragen.

    prier de verzoeken (om) te regretter de betreuren te Je regrette de ne pas venir.

    Ik betreur het niet te zijn gekomen.

    essayer de proberen (om) te Il a essay de trouver un boulot. Hij heeft geprobeerd een baantje te

    vinden.

    refuser de weigeren (om) te Le prof rfuse de maider. De leraar weigert me te helpen.

    dcider de besluiten (om) te Jai dcid de partir. Ik heb besloten om te vertrekken.

    proposer de voorstellen (om) te On ma propos de partir en vacances. Men heeft me voorgesteld om op

    vakantie te gaan.

    permettre de toestaan (om) te Il me permet de fumer ici. Hij staat me toe hier te roken.

    cesser de ophouden te Il faut cesser de papoter. Je moet ophouden te kletsen.

    conseiller de aanraden (om) te Je te conseille de quitter ton job. Ik raad je aan ontslag te nemen.

    tre (im)possible de (on)mogelijk (om) te Il est impossible darrter. Het is onmogelijk om te stoppen.

    tre ncessaire de nodig (om) te Il est ncessaire de manger. Het is nodig om te eten.

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 56

    17. LORDRE DES MOTS de woordvolgorde INTRODUCTION De vrijheid waarmee we in het Nederlands zinnen kunnen maken, wordt in het Frans aan duidelijke banden gelegd. De Franse taal heeft een, overwegend, vaste volgorde voor het maken van zinnen.

    Il donne des fleurs Maaike. Hij geeft bloemen aan Maaike. Il a donn des fleurs Maaike. Hij heeft aan Maaike bloemen gegeven. Hij heeft bloemen aan Maaike gegeven. Jai tlphon Maaike. Ik heb gebeld met Maaike. Ik heb met Maaike gebeld. Beide Nederlandse vertalingen van de tweede en derde voorbeeldzin zijn correct. Er treedt geen verschil in betekenis op. In het Frans is zoiets ondenkbaar.

    FORMES FIXES Een Franse bevestigende zin houdt zich altijd aan de onderstaande zinsvolgorde:

    Onderwerp Hele gezegde

    Lijdend voorwerp

    Meewerkend voorwerp

    Als zinsdelen worden vervangen door persoonlijke voornaamwoorden (zoals le, la, les of me, te, etc) verandert de volgorde. Hierover lees je meer in section 7. Een vraagzin houdt zich in principe aan de onderstaande zinsvolgorde:

    Vraagwoord est-ce que Onderwerp Hele gezegde Lijdend voorwerp

    Indien een vraagzin niet met een vraagwoord begint, dan volstaat de bovenstaande volgorde alsnog. Een aantal voorbeelden van beide constructies: QUELQUES EXEMPLES

    Je voudrais voir la tour Eiffel. - Ik wil graag de Eiffeltoren zien. [O = je, G= voudrais voir, LV= la tour Eiffel] Quand est-ce que le train arrive? - Wanneer komt de trein aan? [Vw = quand, est-ce que, O= le train, G= arrive] Est-ce que vous avez dit la vrit? - Heeft u de waarheid gezegd? [Est-ce que, O=vous, G= avez dit, LV= la vrit]

  • PARCOURU!

    Jorn Dijkstra

    Pagina 57

    BEPALINGEN VAN TIJD EN PLAATS Tja, op de vorige pagina zag je welke constructies gelden voor het maken van een eenvoudige Franse zin of vraag. Nu is het zo dat veel zinnen een bepaling van tijd of van plaats hebben. Bepalingen van tijd of bepalingen van plaats staan f voor het hele gezegde, f direct achter het gezegde.

    2 heures et demie, nous sommes partis. - We zijn om half drie vertrokken. [Beptijd = 2 heures et demie, O= nous, G= sommes partis] Nous sommes partis 2 heures et demie. - We zijn om half drie vertrokken. [O= nous, G= sommes partis, Beptijd = 2 heures et demie]

    Londres, jai vu la Big Ben. - In Londen heb ik de Big Ben gezien. [Bep.plaats = londres, O= j, G= ai vu, LV = la Big Ben] Jai vu, Londres, la Big Ben. - Ik heb, in Londen, de Big Ben gezien.

    [O= j, G= ai vu, Bep.plaats = londres, LV = la Big Ben]

    VRAGEN ZONDER VRAAGWOORD Hoe zat het ook alweer met vragen zonder vragend voornaamwoord? Uit section 13 herhaal ik hier, met liefd