Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse...

13
Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de Nederlandse fysica. Met dank aan Ad Maas en Museum Boerhaave. Bron: Museum Boerhaave, Leiden. Met dank aan Ad Maas De bekende poster die de tegenstanders van de neutronenbom verspreidden en tijdens demonstraties met zich meedroegen, ontworpen door Jeroen de Vries Bron: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam

Transcript of Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse...

Page 1: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de Nederlandse fysica.

Met dank aan Ad Maas en Museum Boerhaave.

Bron: Museum Boerhaave, Leiden. Met dank aan Ad Maas

De bekende poster die de tegenstanders van de neutronenbom verspreidden en tijdens demonstraties met zich

meedroegen, ontworpen door Jeroen de Vries

Bron: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam

Page 2: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

401

1 Graag wil ik iedereen die mijn artikel heeft gelezen en becommentarieerd bedanken. In het bijzonder dank ik Anne Bos, Alexander van Kessel en Johan van Merriënboer voor de interessante discussies en het materiaal dat zij mij hebben aangereikt.

2 De meest recente studies zijn Beatrice de Graaf, Over de Muur. De DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland en het kernwapendebat 1977-1987 (Amsterdam 2004).

3 Van Diepen wijdt in zijn vijfhonderd pagina’s tellende boek dan ook slechts zes-tien pagina’s aan de kwestie: Hollanditis, 83-99. Zie ook D.A. Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland. De Nederlandse rol in de wereldpolitiek (Utrecht 2006, 3e ed.) 307.

4 Van Diepen, Hollanditis, 96; J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt. Biografie. Tour de Force (Amsterdam 2008) 291-92; P.G. Kroeger en J. Stam, De rogge staat er dun bij. Macht en verval van het CDA 1974-1998 (Amsterdam 1998) 65-67 en 105-6.

5 Van Diepen, Hollanditis, 94; Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 307.

Op 29 oktober 1983 trokken ruim een half mil-joen betogers naar Den Haag om te protesteren tegen eventuele plaatsing van kruisraketten in Nederland. Daarmee was het de grootste demon-stratie ooit in de Nederlandse geschiedenis. Over de vredesbeweging in de jaren zeventig en tach-tig zijn inmiddels tientallen boeken en artikelen verschenen.2 Met de vredesbeweging wordt in deze studies het brede scala aan kerkelijke en po-litieke organisaties bedoeld dat zich onder meer verzette tegen het gebruik van kernwapens in de machtsstrijd tussen het Westen en het Oostblok. Historici die zich hebben beziggehouden met het kernwapendebat in Nederland, leggen in hun analyses het zwaartepunt doorgaans op de jaren

tachtig. Dat is alleszins verklaarbaar als gekeken wordt naar hoe de maatschappij destijds rond dit thema gepolariseerd was. Bovendien wist de vredesbeweging juist in deze periode de meeste mensen op de been te brengen.

In de historiografie is daarentegen weinig aandacht voor de commotie in de jaren zeventig over de mogelijke productie en invoering van de neutronenbom in het NAVO-wapenarsenaal. Hooguit wordt de ‘neutronenbomkwestie’ gezien als aanleiding van de massale protesten tegen kernwapens in de jaren tachtig.3 Weliswaar trad destijds toenmalig minister van Defensie Roelof Kruisinga af, maar dat zou volgens sommige historici meer te maken hebben gehad met zijn ‘labiele persoonlijkheid’ – hij zou aan de drank zijn – dan met de neutronenbomkwestie zelf.4 De rest van het kabinet-Van Agt zou minder moeite met de neutronenbom hebben en in meerder-heid van oordeel zijn dat het wapen een middel was om bij ontwapeningsbesprekingen tussen Oost en West concessies van Sovjetzijde af te dwingen.5 Maar in hoeverre is dit beeld terecht? Welke rol speelde Kruisinga precies in de neu-

Het aftreden van minister van Defensie Roelof Kruisinga in

maart 1978 wordt in de historiografie doorgaans afgedaan

als een ‘bedrijfsongeval’ met weinig consequenties voor

het kabinet-Van Agt. In dit artikel wordt aangetoond dat dit

beeld gecorrigeerd dan wel genuanceerd dient te worden.

Wat was de rol van Kruisinga in de neutronenbomkwestie

nu precies? Trad hij af vanwege zijn alcoholprobleem of zijn

banden met het Oostblok, of lagen aan zijn vertrek andere

motieven ten grondslag? En had zijn aftreden ook gevolgen

voor het Nederlandse kernwapenbeleid?1

L e o n v a n D a m m e

‘Hij doorbrak de goede sfeer van camaraderie’ Het aftreden van minister van Defensie Kruisinga en de gevolgen hiervan voor het latere Nederlandse kernwapenbeleid

Ti jdschr i f t voor Geschiedenis - 125e jaargang, nummer 3 , p. 400-412

Page 3: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

402

6 De Ministerraadnotulen kunnen in principe 25 jaar na dato worden geraad-pleegd in het Nationaal Archief te Den Haag. Sinds 2007 zijn de jaren vanaf 1978 raadpleegbaar.

7 Het vraagstuk van de kernwapenen: noodzakelijke aanvulling van het Herderlijk Schrijven van 3 juli 1952 betreffende het vraagstuk van oorlog en vrede. Aanvaard door de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk in haar vergadering van 26 juni 1962, Nederlandse Hervormde Kerk, Generale Synode (Den Haag 1962).

8 De Graaf, Over de Muur, 97-100.9 Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 281-83.10 De Graaf, Over de Muur, 96-97.11 P. Maessen, Wie stopt de neutronenbom? (ongepubliceerde doctoraalscriptie,

Rijksuniversiteit Leiden, 1979) 32.

Leon van Damme

tronenbomkwestie, wat waren zijn motieven om af te treden en welke gevolgen had zijn vertrek voor het latere Nederlandse kernwapenbeleid? In deze bijdrage zoek ik naar antwoorden op basis van onder meer de Ministerraadnotulen – die tot een aantal jaar geleden nog het predicaat ‘zeer geheim’ droegen6 – het archief van het Kabinet van de Minister-President en de Handelingen van de Tweede Kamer.

De neutronenbom

Kort voordat CDA-voorman Andries van Agt in december 1977 een regeringscoalitie sloot met de VVD, maakte de Amerikaanse president Jimmy Carter bekend dat hij voornemens was over te gaan tot de productie van de Enhanced Radiation Reduced Blast-bom, de zogeheten neutronenbom. Het wapen was bedoeld als een antitankgranaat die door zijn geconcentreerde straling en maar relatief geringe explosiviteit een eventueel Russisch tankoffensief kon tegen-houden, zonder dat het daarbij burgerdoelen zou schaden. Carter wilde dit wapen opnemen in het NAVO-arsenaal en voerde hiervoor een stevige campagne onder de NAVO-bondgenoten. Zijn voornemens leidden in West-Europa en in Nederland tot heftige protesten. Op zondag 19 maart 1978 demonstreerden in Amsterdam ruim 50.000 betogers tegen de neutronenbom; een maand later werden aan de voorzitter van de Tweede Kamer 1,2 miljoen handtekeningen aangeboden.

Het rumoer rond de mogelijke introduc-tie van het neutronenwapen was de logische uitkomst van de in de jaren zestig en begin jaren zeventig opgekropte ontevredenheid over het Nederlandse buitenlandse beleid. De Nederlandse Hervormde Kerk had al in 1962 via een Herderlijk Schrijven een ‘radikaal neen zonder ja’s’ uitgesproken tegen kernwapens.7 In

1966 gingen katholieke en protestantse kerken in Nederland over tot de oprichting van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), dat zich samen met de in 1948 opgerichte internationale katholieke vredesorganisatie Pax Christi richtte op ‘vredesopvoeding’ van de kerkgangers. Het IKV organiseerde jaarlijks een Vredesweek waarin onder meer via bezinning, studie, publi-caties en acties stil gestaan werd bij een thema dat samenhing met een actueel vredesvraagstuk. Ook sprak het zich in verklaringen en nota’s pu-bliekelijk uit over het Nederlandse buitenlandse beleid.8

Hoewel de katholieke minister van Buitenlandse Zaken Norbert Schmelzer zich in de centrumrechtse kabinetten-Biesheuvel uit het begin van de jaren zeventig uitsprak voor het ‘verminderen van de afhankelijkheid van kern-wapens’, bleven daadwerkelijke beleidsombuigin-gen op dit terrein uit. Ook onder het als meest progressieve bekend staande kabinet van de sociaaldemocraat Joop den Uyl bleef het vooral bij het uitspreken van de wens tot vermindering van de nucleaire taken van Nederland, waarbij werd benadrukt dat van eenzijdige ontwapening van het Westen geen sprake kon zijn.9

Aangezien de kabinetten Biesheuvel en Den Uyl in de ogen van het IKV slechts op papier voorstellen van de vredesbeweging hadden overgenomen, ging het in 1977 over tot hardere acties. Het aangekondigde voornemen van pre-sident Carter om de neutronenbom in productie te nemen fungeerde daarbij als katalysator. Zo startte het IKV de campagne ‘Kernwapens de wereld uit, te beginnen in Nederland’ en werden in heel Nederland lokale IKV-kernen opgericht die vooral vanuit plaatselijke kerken opereerden. Verder sloot het IKV zich samen met Pax Christi aan bij het door communisten geïnitieerde sa-menwerkingsverband ‘Stop de Neutronenbom’, dat een jaar later de al even genoemde demon-stratie op 19 maart 1978 in Amsterdam organi-seerde. Ook lobbyden vertegenwoordigers van het IKV in Den Haag om bij met name CDA-politici steun te verwerven voor hun standpun-ten.10 En met succes: het algemeen bestuur van het CDA sprak zich in november 1977 uit tegen de neutronenbom als acceptabel wapen in het defensiesysteem.11 Op 3 februari 1978 kwam de Tweede Kamerfractie van het CDA zelfs met een verklaring waarin de productie en invoering van

Page 4: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

‘Hij doorbrak de goede sfeer van camaraderie’ 403

12 R. Bouwman, De val van een Bergredenaar. Het politieke leven van Willem Aantjes (Amsterdam 2002) 281.

13 Motie-Stemerdink c.s., Kamerstuk Tweede Kamer 1977-1978, 14 800 hoofdstuk X, nr. 16.

14 Motie-De Boer c.s., Kamerstuk Tweede Kamer 1977-1978, 14 800 hoofdstukken V en X, nr. 23.

15 Voorafgaand aan het debat had minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Jan de Koning (CDA), nog geprobeerd te bemiddelen: C.A. van der Klaauw, Een diplo-matenleven. Memoires (Amsterdam 1995) 228. Dit wordt bevestigd door Kruisinga: Interview met R.J.H. Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar. Opname in bezit van de auteur.

16 Handelingen der Staten-Generaal, 1977-1978, Tweede Kamer, 23 februari 1978, pp. 1107-1110.

17 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 227.18 Ibidem, 1109.19 Ibidem, 1112.20 Memorandum van de secretaris-generaal van het Kabinet van de Minister-

President aan de vice-minister-president, d.d. 23 februari 1978. Betreft: de minis-ter van Defensie. Nr, 794. Nationaal Archief (NA), Archief van H. Wiegel 1948-1982, 2.21.303, inv. nr. 366.

21 Ministerraad van 24 februari 1978 op het Catshuis, Agendapunt 10g. De Neutronenbom. NA, Ministerraad 1823-1988 (MR), 2.02.05.02, inv. nr. 2652.

22 J. de Vos, De neutronenbom als splijtzwam. De Nederlandse oppositie tegen de neutronenbom, 1977-1978 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Universiteit Utrecht 2000) 68.

de neutronenbom unaniem werd afgewezen. Daarmee was er in de Tweede Kamer een meer-derheid ontstaan tegen de neutronenbom.12

Kruisinga treedt af

Het kabinet-Van Agt, dat tot dan toe geen pu-bliekelijk standpunt had ingenomen, werd met dit afwijzende standpunt van de CDA Tweede Kamerfractie in een lastig parket gebracht. Dit werd pijnlijk duidelijk tijdens de debatten over de begroting van Defensie en het NAVO-deel van Buitenlandse Zaken op woensdag 15 en dinsdag 23 februari 1978. De oppositie diende – bij monde van Bram Stemerdink (PvdA), Laurens Jan Brinkhorst (D66) en Henk Waltmans (PPR) – een motie in waarin de rege-ring verzocht werd zich uit te spreken tegen in-voering van de neutronenbom en deze beslissing ‘kenbaar te maken aan de NAVO-partners en dit standpunt tot gelding te brengen in het overleg in NAVO-verband’.13 Hoewel de CDA-fractie als coalitiepartner deze motie niet wilde ondersteu-nen, kwam zij met een nagenoeg gelijkluidende motie waarin werd uitgesproken dat introductie van de neutronenbom moest worden voorkomen en dat de regering dit oordeel als uitgangspunt diende te nemen bij haar besprekingen in bond-genootschappelijk verband.14

Het debat verliep buitengewoon warrig, niet in de laatste plaats omdat minister van Buitenlandse Zaken Chris van der Klaauw (VVD) en minister van Defensie Kruisinga (CDA) elkaar openlijk tegenspraken.15 Waar Van der Klaauw de Kamer erop wees dat de regering vanwege de lopende bondgenootschappelijke consultatie nog geen besluit kon nemen, stelde Kruisinga ‘vanaf den beginne zeer ernstige bedenkingen’ te hebben gevoeld tegen de neu-tronenbom en liet hij weten dat hij daarom bij de NAVO-partners zou bepleiten van het wapen af te zien. Bovendien verklaarde hij tot grote ontsteltenis van Van der Klaauw dat de minister van Buitenlandse Zaken het geheel met hem eens was.16 ‘Wat kon ik, zittend achter de regerings-tafel, doen? Ik zei tegen Kruisinga: “Roelof, hou op! Laat mij deze vragen beantwoorden.” […] Ik zonk achterover in mijn stoel. […] Het was een ramp’.17 Zelden spraken bewindslieden elkaar in de Kamer zo openlijk tegen. Uiteraard werd dit door de oppositie dankbaar aangegrepen om

erop te wijzen dat de eenheid van het kabinets-beleid in het geding was en probeerde onder andere oppositieleider Joop den Uyl (PvdA) via interrupties de verschillen tussen beide bewinds-lieden nog verder te vergroten.18 Om de politieke schade zoveel mogelijk te beperken, vroeg CDA-fractievoorzitter Wim Aantjes vervolgens uitstel van het debat.19

Ook achter de schermen was er paniek. Onmiddellijk na het debat ontving vicepremier Hans Wiegel – Van Agt was met vakantie – een memorandum van de secretaris-generaal van het Kabinet van de Minister-President. Deze advi-seerde dat Kruisinga ‘A. spijt [zal] moeten betui-gen en zich geheel [zal] moeten conformeren aan het door de minister van Buitenlandse Zaken vertolkte regeringsstandpunt of B. zijn ontslag [zal] moeten aanbieden’, aangezien het principe van eenheid van kabinetsbeleid in het geding was.20 Zo ver kwam het echter niet direct. Op 24 februari besloot de Ministerraad dat in het ver-volgdebat op 28 februari alleen Van der Klaauw het woord zou voeren, en dat Kruisinga alleen zou meedelen dat hij daar verder niets aan toe te voegen had.21 Hoewel Kruisinga tijdens het debat op 28 februari zijn mond hield en geen van beide moties werd aangenomen, was het kwaad reeds geschied. Op 3 maart 1978 diende Kruisinga zijn ontslag in als minister van Defensie, dat hem op 6 maart vanuit Lech in Oostenrijk werd verleend door koningin Juliana, met ingang van de dag ervoor.22

Page 5: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

404 Leon van Damme

23 Van Diepen, Hollanditis, 94; Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 307.24 Regeringsverklaring. Handelingen der Staten-Generaal, 1977-1978, Tweede Kamer,

7 maart 1978, 1393.25 Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt, 291-92. Van der Klaauw, Een

diplomatenleven, 229.26 Handelingen der Staten-Generaal, 1977-1978, Tweede Kamer, Aanhangsel nr. 701,

31 januari 1978.27 F. de Lugt, ‘Het roemloos einde van dr. Roelof Kruisinga’, Elseviers Magazine, 11

maart 1978, 14-17, aldaar 15.

Na Kruisinga’s vertrek is het beeld ontstaan dat hij binnen het kabinet-Van Agt de enige was die moeite had met de neutronenbom.23 Dit beeld werd verder versterkt doordat minister-president Van Agt Kruisinga’s argumenten in een Regeringsverklaring afdeed als ‘niet ter zake dienende’.24 Bovendien zou het aftreden voor andere kabinetsleden een ‘volslagen verrassing’ zijn geweest.25

Uit de Ministerraadnotulen komt echter een ander beeld naar voren. In de eerste plaats heeft het kabinet regelmatig en langdurig over de mo-

gelijke productie en invoering van de neutronen-bom vergaderd, waarbij Kruisinga vanaf het be-gin liet weten met een eventueel positief besluit moeite te hebben. Bovendien waren Kruisinga’s bezwaren tegen het wapen algemeen bekend. Al eind januari 1978 stelde Tweede Kamerlid Bart Verbrugh (GPV) daarover Kamervragen. Op de vraag of de berichten in de media klopten dat Kruisinga persoonlijk bezwaren had tegen de invoering van de neutronenbom, antwoordde deze een kleine maand later met een volmondig ‘ja’.26 Dit standpunt herhaalde hij op 2 febru-ari 1978 tijdens een optreden in het VARA-televisieprogramma Haagsche Kringen, waar hij zei dat hij tegen de neutronenbom was en dat dat wat hem betrof ook gold voor het kabinet. Dit kwam hem op een stevige reprimande te staan van Wiegel, die verklaarde niets met ‘persoon-lijke standpunten van ministers’ te maken te hebben.27

Een ontspannen minister Kruisinga met zijn collega minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw voorafgaand

aan de debatten over de begroting van Defensie en het NAVO-deel van Buitenlandse Zaken.

Bron: Nationaal Archief Den Haag, Rijksfotoarchief: Fotocollectie Algemeen Nederlands Fotopersbureau (ANEFO), 1945-1989 – negatiefstroken zwart/wit, nummer toegang 2.24.01.05, bestanddeelnnummer 929-5846

Page 6: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

‘Hij doorbrak de goede sfeer van camaraderie’ 405

28 Ministerraad van 17 februari 1978 op het Catshuis. Agendapunt 3d: De Neutronenbom. NA, MR, 2.02.05.02, inv. nr. 2397.

Belangrijker is echter dat Kruisinga in zijn standpunt niet alleen stond. Vooral CDA-ministers toonden zich tijdens de interne dis-cussies gevoelig voor de (buiten)parlementaire oppositie. Minister van Justitie Job de Ruiter wees op de aversie die in brede lagen van de bevolking tegen het wapen leefde. Tijdens de kabinetsvergadering van 17 februari stelde hij dat de bevolking ‘een dergelijk nieuw afschrik-wekkend wapen [zou] weigeren te accepteren’. Maar niet alleen CDA-ministers lieten hun afkeer van de neutronenbom blijken; ook enkele VVD-bewindspersonen deden dit. Minister van Volksgezondheid Leendert Ginjaar ging daarin het verst. Tijdens dezelfde vergadering liet hij weten onder de indruk te zijn geraakt ‘van de ar-gumenten van de tegenstanders van dit wapen’. De notulen vervolgen: ‘Spreker is persoonlijk tegen de neutronenbom gekant en ziet er weinig heil in het wapen eventueel in ons land in te zet-

ten.’28 Van een monolithisch standpunt binnen het kabinet was dus bepaald geen sprake.

Bovendien was er kennelijk niet zozeer sprake van een inhoudelijk verschil van mening tus-sen Kruisinga en een groot deel van het kabinet, als wel van een procedureel twistpunt. Waar Kruisinga vond dat het kabinet zijn gevoelens over de neutronenbom naar buiten diende te brengen, was dit voor zijn collega’s een stap te ver. Het zou de eenheid van de NAVO schaden, de Sovjet-Unie in de kaart spelen, en de onderhan-delingspositie van Nederland binnen de NAVO ondermijnen, zo was de gedachte. Voor een enke-ling speelden verder ook binnenlandspolitieke redenen een rol om een officieel besluit uit te stellen. Zo zou volgens CDA-minister van Sociale Zaken Wil Albeda een negatief besluit de linkse

Kruisinga lijkt te beseffen dat hij in politiek zwaar weer is terechtgekomen. Kruisinga en Van der Klaauw

spraken elkaar tijdens het debat openlijk tegen.

Bron: Nationaal Archief Den Haag, Rijksfotoarchief: Fotocollectie ANEFO, 1945-1989 – negatiefstroken zwart/wit, nummer toegang 2.24.01.05, bestanddeelnnummer 929-5885

Page 7: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

406 Leon van Damme

29 Ibidem.30 Ministerraad van 23 februari 1978 op het Catshuis, De Neutronenbom. NA,

MR, 2.02.05.02, inv. nr.. 2652; Ministerraad van 4 maart 1978 op het Catshuis. Ontslagaanvraag van minister Kruisinga. NA, MR, 2.02.05.02, inv. nr. 2398.

31 Ibidem.32 Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt, 291; Van Diepen,

Hollanditis, 96; A. Koster, De eenzame fietser. Insiders over de politieke loopbaan van Dries van Agt (Culemborg 2007); Kroeger en Stam, De rogge staat er dun bij, 65. Verder verklaarde Van Agt in 2000 tegenover het tv-programma Andere Tijden dat Kruisinga nogal ‘verknocht was aan de alcohol’. ‘Kruisinga’, in: Andere Tijden 21 september 2000. URL: http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleverin-gen/2000-2001/Kruisinga.html [geraadpleegd op 28 februari 2012].

33 Over Van Agt zei Kruisinga: ‘Ik blijf uit zijn buurt, want daar beleef ik weinig ple-zier van […] Het was met name Van Agt waar het probleem zat’. Interview met Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar. Zie ook: F. de Lugt, ‘Het roemloos einde van dr. Roelof Kruisinga’, Elseviers Magazine, 11 maart 1978, 14-17.

34 Interview met Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar.35 Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt, 291.36 D. Dijksman, ‘Van Eekelen over de neutronenbom. “Wat je vroeger met 10 kiloton

deed kan nu met 1 kiloton”’, Haagse Post, 28 januari 1978, 9.37 Geciteerd in: Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt, 291.38 Interview met R.J.H. Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar. Zie ook: Van Merriënboer,

Bootsma en Van Griensven, Van Agt, 292, noot 26.39 Geciteerd in: Bouwman, De val van een Bergredenaar, 282.

oppositie in de kaart spelen, wat met de gemeen-teraadsverkiezingen van mei 1978 in het verschiet weinig aantrekkelijk zou zijn.29 Kennelijk gold voor sommigen dat politiek scoren voor verkie-zingen belangrijker was dan een goede inhou-delijke beslissing. Het kabinet had het dus – in de woorden van Van Agt – ‘zeer moeilijk met de problematiek van de neutronenbom en de atoom-bewapening in het algemeen’.30 Het wilde echter een openbare inhoudelijke discussie ontlopen, omdat het anders gedwongen zou zijn zich voor of tegen het wapen uit te spreken. Mede met het oog op het feit dat de NAVO eind maart 1978 over de kwestie zou vergaderen, was het kabinet hooguit bereid tot een openlijk uitspreken van afschuw en bezorgdheid over het wapen.31

Motivatie Kruisinga

In de historiografie is nauwelijks aandacht voor de motieven van Kruisinga om af te treden. Sommige auteurs bagatelliseren Kruisinga’s bezwaren door hem ‘een labiele persoonlijk-heid met een drankprobleem’ te noemen.32 Of Kruisinga een drankprobleem had of niet, vast staat dat hij niet geliefd was bij zijn collega-ministers. Bekend is de openlijke animositeit tussen Kruisinga enerzijds en Van Agt en Wiegel anderzijds.33 Kruisinga wijt deze ongemakkelijke verstandhouding zelf aan zijn optreden als oppo-sitieleider van de CHU ten tijde van het kabinet-Den Uyl, toen Van Agt minister van Justitie was.

Ook zou hij geen gemakkelijke onderhandelaar zijn geweest toen CHU, ARP en KVP fuseerden tot het CDA.34 Het was voor buitenstaanders dan ook een verrassing dat hij tijdens de kabinetsfor-matie van eind 1977 tot minister van Defensie werd benoemd. De CHU claimde echter een zware post en Kruisinga wilde absoluut het kabinet in. Van Agt heeft later verklaard dat dit de enige redenen waren waarom hij erbij kwam.35 Ook bij de VVD had Kruisinga zich niet populair gemaakt, door bij de vorming van het kabinet de benoeming van VVD’er Ad Ploeg tot staatssecretaris van Defensie tegen te houden.

Het lijkt er dan ook veel op dat Kruisinga’s uitspraken in het beruchte debat van 23 febru-ari 1978 door zijn tegenstanders in het kabinet dankbaar zijn aangegrepen om hem politiek de les te lezen. Dit temeer omdat wel meer bewinds-personen zich in de media over de neutronen-bom hadden geuit. Zo had staatssecretaris van Defensie Wim van Eekelen in januari 1978 in diverse media juist gepleit vóór de neutronen-bom, omdat hij de militaire voordelen er wel van inzag: ‘Wat je vroeger met 10 kiloton deed kan nu met 1 kiloton.’36 De afkeer tegenover Kruisinga zat diep. Na diens ontslag weigerde Van Agt in eerste instantie zelfs zijn vakantie te onderbreken voor ‘die verrekte Kruisinga’37 Als oud-premier heeft hij hem voor de latere reünies van zijn kabinet nooit uitgenodigd.38 Tegenover Ischa Meijer, journalist bij de Haagse Post, ver-klaarde Van Agt een week na het aftreden: ‘Die man moest weg’. Op de vraag van Meijer of hij ‘de goede sfeer van camaraderie’ had doorbroken antwoordde Van Agt: ‘Ja, zonder enig voor-behoud. Ja.’39 Waarom Van Agt dit deed blijft giswerk, maar het past in het beeld dat Van Agt alles in het werk stelde om naar buiten toe een beeld te creëren dat in het kabinet van onenig-heid over de neutronenbom geen sprake was.

Uit de brief die Kruisinga naar de Minister-raad stuurde en uit de Ministerraads notulen van het ingelaste kabinetsberaad van 4 maart 1978 waarin hij zijn aftreden nader motiveerde, blijkt dat Kruisinga in een gewetensconflict was geraakt. In de eerste plaats gebruikte hij een partijpolitiek argument door erop te wijzen dat zijn opvattingen conform het CDA-standpunt waren, zoals dat door de fractie en in het verkie-zingsprogramma tot uitdrukking was gebracht. Daarnaast stelde hij dat hij als voormalig arts

Page 8: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

‘Hij doorbrak de goede sfeer van camaraderie’ 407

40 Interview met R.J.H. Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar. De neutronenbom valt overigens officieel niet onder chemische of biologische wapens, maar gezien de gevolgen bij eventueel gebruik achtte Kruisinga het wapen in strijd met het Genève Protocol.

41 Zie voor een uitgebreide uiteenzetting van de argumenten van de vredesbewe-ging Van Diepen, Hollanditis, 100-104.

42 Ministerraad van 4 maart 1978 op het Catshuis. Ontslagaanvraag van minister Kruisinga. NA, MR, 2.02.05.02, inv. nr. 2398. Kruisinga heeft zijn argumenten een jaar later in Mexico City nogmaals uiteengezet: R.J.H. Kruisinga, ‘The neutron we-apon is an illegal weapon’, in: Proceedings of the Twenty-ninth Pugwash Conference on Science and World Affairs, “Development and Security” [Mexico City, Mexico, 18-23 juli 1979]. De Pugwash Conference is een internationale organisatie die weten-schappers en politici samenbrengt om het aantal gewapende conflicten terug te dringen en oplossingen te vinden voor bedreigingen van de wereldvrede. Zie voor meer informatie: www.pugwash.org.

43 Ministerraad van 4 maart 1978 op het Catshuis. Ontslagaanvraag van minister Kruisinga. NA, MR, 2.02.05.02, inv. nr,: 2398.

44 Ministerraad van 3 maart 1978 op het Catshuis. Agendapunt 14.d: Ontslagaanvraag van minister Kruisinga. NA, MR, 2.02.05.02, inv. nr, 2652.

vond dat het neutronenwapen zoveel lijden zou veroorzaken dat hij dat ‘veel kwalijker’ vond dan de productie van chemische wapens. Het zou onder meer tot onvruchtbaarheid en degenera-tieproblemen leiden, en dus in strijd zijn met het Genève Protocol van 1925 dat het gebruik van chemische en biologische wapens verbiedt.40

Vileiner en voor het kabinet pijnlijker was echter dat Kruisinga in de derde plaats wees op de door hem gedeelde argumenten van het IKV.41 Dit stelde onder meer dat het neutronenwapen ‘in hoge mate de vrede en veiligheid in gevaar’ zou brengen en zou bijdragen aan de reeds aan-wezige ‘overkill-capaciteit in Centraal Europa’. Hij waarschuwde dat als gevolg van invoering van het wapen ‘in brede lagen van de bevolking gevoelens van machteloosheid’ zouden toene-men ten aanzien van de ‘mogelijkheden grip te krijgen op de zich alsmaar verder ontwikkelende massavernietigingtechnieken’.42 Voor hem telde ook het standpunt van de kerken – waarmee volgens Kruisinga juist christendemocraten zich verbonden zouden moeten voelen43 – die ‘in vol-strekte éénduidige zin’ stelling hadden genomen tegen het wapen. Met name de christendemocra-tische ministers reageerden hierop verontwaar-digd, omdat zij daarmee impliciet van onchris-telijk gedrag werden beticht en zich daardoor in hun integriteit aangetast voelden.44

Kruisinga voelde zich zelfs geroepen om een dag na zijn aftreden president Carter via een brief te wijzen op zijn christelijke plicht zich in te zetten voor de wereldvrede. ‘In my convic-tion a Christian politician cannot accept a new escalation in the field of nuclear weapons. […] I feel convinced that you yourself will take a decision that will not disappoint to believe in the position in which Christian politicians are. […] Mister President, I am sincerely convinced that the decision we do take now will and can be of decisive influence on world peace. The thoughts and prayers of our church-community in the

In verband met het

aftreden van minister

Kruisinga legde premier

Van Agt op 7 maart een

Regeringsverklaring af.

Op de achtergrond de

oppositie.

Bron: Nationaal Archief Den Haag, Rijksfotoarchief: Fotocollectie ANEFO, 1945-1989 – negatiefstro-ken zwart/wit, nummer toegang 2.24.01.05, bestanddeelnnummer 929-6101

Page 9: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

408 Leon van Damme

45 Het bestaan van deze brief wordt door historici in twijfel getrokken, maar ze is gewoon te raadplegen in het Nationaal Archief, Den Haag, Archieven Ministeries voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk (AOK) en van Algemene Zaken (AZ): Kabinet van de Minister-President (KMP), (1924) 1942-1979 (1989), 2.03.01, inv. nr. 8696. De brief is overigens niet alleen naar Carter gestuurd, maar ook naar de Noorse premier Korvald, een goede vriend van Kruisinga. Interview met Roelof Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar. Kruisinga was overigens voornemens geweest om deze brief nog als minister van Defensie te versturen, maar nadat enkele kabinetsleden hiervan lucht hadden gekregen, kreeg de secretaris-generaal van Defensie opdracht om alle brieven tegen te houden. De Vos, De neutronenbom als splijtzwam, 68; Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt, 291.

46 F. Hoekstra, In dienst van de BVD. Spionage en contraspionage in Nederland (Amsterdam 2004, 2e druk) 94. Hoekstra schreef dit boek geheel op basis van zijn geheugen, zo vertelde hij tijdens de boekpresentatie. In zijn laatste boek herhaalt Hoekstra dit in nog sterkere bewoordingen: ‘Natuurlijk kennen we niet de inhoud van de gesprekken, maar wel weten we dat Wolff er tevreden over was. […] Niet lang na de bezoeken van Wolff besloot Kruisinga op 4 maart 1978 als minister af te treden […].De gesprekken met Wolff zullen niet de enige of misschien ook niet de voornaamste reden zijn geweest dat Kruisinga besloot af te treden, maar het lijkt naïef te veronderstellen dat die dingen los van elkaar stonden.’ F. Hoekstra, De Dienst. De BVD van binnenuit (Amsterdam 2012) 109-111.

47 ‘Kruisinga’, in: Andere Tijden 21 september 2000. URL: http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2000-2001/Kruisinga.html [geraadpleegd op 28 februari 2012].

48 Kruisinga kreeg niet zijn gehele dossier in te zien. ‘Volledige verstrekking van uw dossier kan de relatie met buitenlandse inlichtingendiensten verstoren’, aldus een brief van de BVD aan Kruisinga: M. van der Kooij, ‘Valse bescheidenheid van de BVD’, Binnenlands Bestuur, 10 januari 2003, te lezen op www.binnenlandsbe-stuur.nl [zgeraadpleegd op 28 februari 2012]; interview met Roelof Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar.

49 Van der Kooij, ‘Valse bescheidenheid van de BVD’, Binnenlands Bestuur, 10 januari 2003, te lezen op www.binnenlandsbestuur.nl [geraadpleegd op 28 februari 2012].

50 Zie voor een uitgebreide beschrijving van deze kwestie: N. Brummelman, Duiven die vrede vertolkten? De vereniging ‘Nederland-USSR’ 1963-1977 (ongepubliceerde doctoraalscriptie, Universiteit Nijmegen, 2000).

51 Brummelman, Duiven die vrede vertolkten?, 88, 89 en 92.52 Interview met Roelof Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar.53 Op de vraag van de auteur waarom hij dan nu wel met deze verklaring wilde

komen, antwoordde hij: ‘Ik had er toen geen zin in om dat te zeggen. Nu is het allemaal al zo lang geleden, en er is zo weinig over van de Sovjet-Unie dat ik dat nu wel wil zeggen. En bovendien ben ik al 87 dus….’

Netherlands will be with you, who has to take this decision and the responsibility for the pro-duction and introduction of the neutron bomb.’45

Speculaties

Kruisinga’s aftreden heeft in de literatuur geleid tot de nodige speculaties. Zo zou hij volgens voormalig medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) Frits Hoekstra zijn afgetreden onder invloed van CPN-fractieleider Joop Wolff. Deze zou vlak daarvoor ‘tijdens enkele vrij langdurige avondvisites ten huize van Kruisinga in Wassenaar, indringend met de mi-nister van Defensie over dit onderwerp [hebben] gesproken’.46 In 2000 wijdde het tv-programma Andere Tijden een deel van zijn uitzending aan Kruisinga, die door de BVD langdurig zou zijn bespioneerd vanwege de nauwe banden die hij zou onderhouden met het Oostblok.47

Inderdaad bestaat er bij de opvolger van de BVD, de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD), een dossier van Kruisinga. In 2000 kreeg hij een deel van dit dossier te zien.48 In een interview tegenover het weekblad Binnenlands Bestuur verklaarde hij be-gin januari 2003 dat er weinig bijzonders in het dossier stond: ‘Geen persoonlijke dingen, nee. Wel een aantal kopieën van interviews die ik aan kranten heb gegeven en verder heel veel velletjes met daarop in een paar zinnen welke bestem-ming ik in Oost-Europa heb bezocht en met wie ik heb gesproken.’49

Dat Kruisinga de schijn tegen heeft, is evi-dent. Zo was hij sinds 1945 lid van de commu-nistische vriendschapsvereniging ‘Nederland-USSR’. Een delicate zaak, want de Nederlandse overheid beschouwde deze vereniging als een communistische propagandaorganisatie, ook nadat in 1967 de banden met de CPN waren verbroken.50 Toen Kruisinga zijn lidmaat-schap in een interview onthulde terwijl hij in 1971 staatssecretaris was van Sociale Zaken en Volksgezondheid, leidde dat op het depar-tement van Buitenlandse Zaken dan ook tot opschudding. Ambtenaren vonden dat Kruisinga diende te bedanken voor het lidmaatschap omdat hij anders als kabinetslid de houding van de Nederlandse overheid ten opzichte van de vereniging ondermijnde.51 Tot politieke reper-cussies kwam het echter niet. Verder onderhield Kruisinga vriendschappelijke relaties met onder meer de minister van Volksgezondheid van Polen, Jan Karol Kostrzewski, en met de vice-minister van Volksgezondheid van de Sovjet-Unie Dmitri Venediktov. Hij was de eerste vakminister die in 1967 een bezoek bracht aan het Oostblok.52

Jarenlang wilde Kruisinga niet op de ‘BVD-kwestie’ ingaan. In 2009 verklaarde hij echter tegenover de auteur dat hij niet door de BVD was bespioneerd, maar dat het omgekeerde het geval was. Nadat Kruisinga in 1967 was ingegaan op een uitnodiging om als staatssecretaris van Volksgezondheid naar de Sovjet-Unie te gaan, had de BVD hem benaderd met de vraag of hij de dienst wilde rapporteren over zijn reis en zijn contacten in Oost-Europa. Dat was volgens Kruisinga het begin geweest van een langdurige relatie met de BVD, die tot en met het einde van de Koude Oorlog zou hebben geduurd.53

Page 10: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

‘Hij doorbrak de goede sfeer van camaraderie’ 409

54 Van der Kooij, ‘Valse bescheidenheid van de BVD’, Binnenlands Bestuur, 10 januari 2003, te lezen op www.binnenlandsbestuur.nl [geraadpleegd op 28 februari 2012].

55 M. ten Hooven en R. de Jong, Geschiedenis van de Christelijk-Historische Unie 1908-1980 (Amsterdam 2008) 263, 266 en 293.

56 In de redactie zaten: M.A. Boers, M.J. Hartgerink, H. Hommes en A.J. van der Leeuw: Memoires van R.J.H. Kruisinga betreffende zijn activiteiten ten tijde van de Tweede Wereldoorlog in o.a. Friesland ten behoeve van de Geheime Dienst Nederland (GDN), Tresoar, Leeuwarden, 348, inv.nr, 6466.

57 Zie voor het eerste nummer van De Ploeg, juli 1943: http://resources2.kb.nl/010435000/pdf/DDD_010438189.pdf

58 Hij was dienstplichtig militair van 1951-1953: Parlement&Politiek, http://www.parlement.com, geraadpleegd 9 februari 2011.

59 Hellema, Buitenlandse politiek van Nederland, 243.60 D. Engelen, Frontdienst. De BVD in de Koude Oorlog (Amsterdam 2008) 221.61 Het boekje dat Kruisinga ontving had als titel: Papers on the War (New York

1972). D. Ellsberg was in de jaren zestig werkzaam als adviseur van het US State Department, dat in de jaren zeventig in de publiciteit kwam door de Pentagon Papers te lekken naar de New York Times. De Pentagon Papers vormden een ge-heim dossier van duizenden pagina’s van het Pentagon waarin de Amerikaanse betrokkenheid in de Vietnamoorlog werd toegelicht. Uit deze documenten bleek dat de Amerikaanse overheid al vroeg wist dat de oorlog waarschijnlijk niet te winnen was en veel doden en gewonden zou kosten. De opdracht is door de auteur gekopieerd tijdens het interview met R.J.H. Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar.

62 Interview met R.J.H. Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar.

Helaas is het niet mogelijk de verklarin-gen van Hoekstra en Kruisinga te verifiëren. Zolang de AIVD geen toestemming geeft om de archieven in te zien, zal er altijd een waas van geheimzinnigheid over de kwestie blijven hangen. Wel lijkt er weinig reden om te twijfe-len aan Kruisinga’s verklaring dat hij nooit een voorstander was van het communisme maar slechts voor een meer ontspannen verhouding met het Oostblok pleitte.54 Zo was hij in de eerste plaats afkomstig uit de Christelijk-Historische Unie (CHU) die de overheid als dienares van God beschouwde en zeer hechtte aan de banden met het Oranjehuis.55 In de tweede plaats was hij niet onbekend met het inlichtingenwerk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Kruisinga voor de Geheime Dienst Nederland waar hij rappor-ten opstelde over onder meer de eenheden en militaire installaties van het Duitse leger in het noorden van Nederland; tevens was hij behulp-zaam bij de vermenigvuldiging en verspreiding van De Ploeg.56 Dit illegale blad was in 1943 opgericht door enkele Groningse studenten die wilden ‘opwekken tot bezinning op onze naoorlogse taak’. Hierbij werd fel geageerd tegen het communisme en gepleit voor een krachtig gezag onder leiding van het Oranjehuis.57 Na de Tweede Wereldoorlog was Kruisinga enige tijd in militaire dienst.58 Tot slot was hij als staatsse-cretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid lid van het kabinet-De Jong dat als gevolg van het neerslaan van de Praagse Lente in 1968 de defensie-uitgaven met 225 miljoen gulden ver-hoogde.59

Wat de vermeende invloed van Wolff op het besluit van Kruisinga om af te treden betreft: volgens Dick Engelen, historicus en eveneens oud-medewerker van de BVD – die in tegenstel-ling tot Hoekstra voor zijn boek over de BVD wél toegang kreeg tot de archieven van de dienst – is dat ‘niet erg waarschijnlijk’.60 Volgens Kruisinga zelf is het juist dat Wolff enkele malen bij hem is langsgeweest, maar dat was ná zijn aftreden. De initiatiefgroep ‘Stop de Neutronenbom’ organiseerde van 17 tot 19 maart 1978 in Amsterdam een internationaal congres tegen het wapen, het Internationale Forum geheten. Wolff wilde Kruisinga als spreker, maar deze wees dit verzoek of omdat hij vond dat de ma-nifestatie ‘te veel in communistische handen’ was. Na 19 maart zocht Wolff Kruisinga nog

eenmaal op om hem een boekje te overhandigen namens voormalig adviseur van het Pentagon Daniel Ellsberg, die tijdens de manifestatie een voordracht had gehouden en Kruisinga op die manier voor zijn aftreden wilde bedanken. Hij schreef: ‘18 maart 1978, To Mr. Kruisinga. With profound admiration for your courageous stand, your ‘no’- at the moment when it was making a major difference to human survival! Dan. Ellsberg’.61

Na zijn aftreden vertrok Kruisinga naar het buitenland. ‘Ik had er een beetje genoeg van hier. Ik was teleurgesteld’, stelde hij later in een interview.62 Hij week voor enkele jaren uit naar Genève waar hij tot 1982 vicepresident van de Wereldgezondheidsorganisatie was. Vanaf juni 1981 keerde hij weer terug in de Nederlandse politiek als senator voor het CDA. Deze func-tie vervulde hij tien jaar. Vanaf 1990 was hij vervolgens werkzaam als consul-generaal van Nederland in Slovenië. In 2000 nam hij afscheid en trok hij zich terug uit het openbare leven.

Na het aftreden van Kruisinga

‘Zo groot is de invloed van de massabewe-ging, dat degenen die in onderonsjes achter de schermen over deze levenskwesties wensen te beslissen, voor de draad moesten komen, ook al hadden zij het liever onder elkaar willen plooien. Het aftreden van de minister van Defensie

Page 11: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

410 Leon van Damme

63 De Waarheid, maandag 6 maart 1978, voorpagina.64 De Graaf, Over de Muur, 91. Voor het overige was de affaire-Kruisinga voor de

vredesbeweging uit tactische overwegingen verder weinig meer van nut. Het IKV was er immers alles aan gelegen om via (in)formele contacten binnen met name het CDA het kabinetsbeleid te beïnvloeden. Gebruik maken van Kruisinga zou – gezien de gebrouilleerde verhoudingen tussen Kruisinga en het CDA – al-leen maar averechts hebben gewerkt.

65 Volgens Hoekstra is uit onderzoek in de archieven van de Oost-Duitse geheime dienst Stasi zelfs gebleken dat het aftreden door deze dienst nog dezelfde avond als een overwinning werd gevierd. Hoekstra, De Dienst, 110. C. Horstmeier, ‘De moeizame betrekkingen tussen de CPN en de Socialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), 1946-1989, Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1998 (Groningen 1999) 213-257, aldaar 244-245. Zie ook: De Graaf, Over de Muur, 90, 91 en 95. Overigens wordt dit ontkend door Nico Schouten, destijds woordvoerder en organisator van de organisatie ‘Stop de Neutronenbom’. Zie: N. Schouten, ‘Een serieuze geschiedenis van ‘Stop de N-bom’ moet nog geschreven worden’, Groniek. 167 (2005) 299-308, aldaar 306-7.

66 Er waren 336 kernen: De Graaf, Over de Muur, 98.

bewijst echter dat hier niets te plooien valt. Iedereen moet nu immers erkennen dat reke-ning dient te worden gehouden met de door de bevolking tot uitdrukking gebrachte afwijzing van de neutronenbom’, zo jubelde de communis-tische krant De Waarheid kort na het aftreden van Kruisinga.63 Het aftreden van Kruisinga was voor de vredesbeweging als een kers op een taart, vooral omdat Kruisinga zelf verklaarde zich onder meer te hebben laten leiden door het standpunt van deze organisaties en van de ker-ken. Het heeft de moraal van de vredesbeweging zonder meer versterkt.64 Ook het Oostblok, dat de acties tegen de neutronenbom gefinancierd

had met tienduizenden guldens, kon tevreden zijn.65 Dankzij de neutronenbomkwestie ont-stond er een brede maatschappelijke discussie over de kernwapenkwestie en maakte de vredes-beweging een stormachtige groei door. In 1981 had het IKV bijvoorbeeld al kernen in één op de drie Nederlandse gemeenten.66

Een ander belangrijk gevolg van de affaire rondom de neutronenbom was dat het kabinet naar buiten toe niets anders kon doen dan de schijn ophouden dat het vertrek van Kruisinga een onbeduidend politiek incident was. Hoewel voor het grootste deel van het kabinet, en dan met name voor het VVD-smaldeel, overwegin-gen van internationaal-politieke aard zwaar-der wogen dan morele bezwaren of (buiten)parlementaire druk, stelde het kabinet achter de schermen evenwel alles in het werk om de Verenigde Staten van productie en invoering van het neutronenwapen af te laten zien. Alleen op die manier zou voorkomen kunnen worden dat het kabinet alsnog openlijk kleur zou moeten bekennen.

Dat bleek het sterkst in het voorjaar van 1979. Hoewel Carter in april 1978 besloten had de neutronenbom voorlopig niet in productie te nemen, was de steun voor dit besluit aan het eind van het jaar in het Amerikaanse congres

Duizenden demonstran-

ten betoogden op 18

maart 1978 in Amsterdam

tegen de neutronenbom.

Bron: Nationaal Archief Den Haag, Rijksfotoarchief: Fotocollectie ANEFO, 1945-1989 – negatiefstro-ken zwart/wit, nummer toegang 2.24.01.05, bestanddeelnnummer 929-6297

Page 12: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

‘Hij doorbrak de goede sfeer van camaraderie’ 411

67 Memorandum van C.A. van der Klaauw aan A.A.M. van Agt, 23 april 1979, nr. 18/79. Onderwerp: verslag van besprekingen tussen de Verenigde Staten (vice-president Mondale, amb. Joseph, National Security Advisor Clift) en Nederland (Van Agt, Van der Klaauw en amb. Tammenoms Bakker.) NA, Archief AOK en AZ, 2.03.01, inv.nr, 8700.

68 Interview met R.J.H. Kruisinga, 24 juli 2009, Wassenaar. Zie ook De Vos, De neutro-nenbom als splijtzwam,74, 116 en 117.

69 Gespräch des Bundeskanzlers Schmidt mit dem Sicherheitsberater des ameri-kanischen Präsidenten, Brzezinski, 27. September 1977 in: I.D. Pautsch e.a. (red.), Akten zur auswärtigen Politik der Bundesrepublik Deutschland,1977 (München 2008) nr, 257, 1251.

70 H. Schmidt, Menschen und Mächte (Berlijn 1987) 89-90; Aufzeichnung des Ministerialdirigenten Pfeffer, 1. September 1977. Betr. Neutronenwaffe; hier: Gemeinsame Stellungnahme des Bundesministeriums der Verteidigung und des Auswärtigen Amts. Bezug: a.) Schreiben von Staatsminister Wischnewski an die Bundesminister der Verteidigung und des Auswärtigen vom 23. August 1977 mit Terminbitte 2. September 1977. Pautsch e.a., Akten, nr, 232, 148 en 1150.

71 Bundeskanzler Schmidt an Präsident Carter, 7 September 1977. Pautsch e.a., Akten, nr, 239, 1178.

72 Ministerraad van vrijdag 7 oktober 1977. Notulen nr. 15. Algemeen Rijksarchief België, Brussel, Online toegang tot de ‘Notulen van de Ministerraad’, te raad-plegen via: http://extranet.arch.be/lang_pvminister.html, geraadpleegd op 28 februari 2012.

nagenoeg verdwenen. Van Agt liet de Verenigde Staten daarop weten dat Nederland introductie van de neutronenbom slechts zou kunnen over-wegen indien het wapen onderdeel zou zijn van de besprekingen over wapenbeheersing tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Bovendien waarschuwde hij zijn Amerikaanse collega’s dat de opstelling van het Nederlandse parlement steeds afwijzender was. De regering ‘is fighting a losing battle’, aldus Van Agt. Volgens het verslag van minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw wees Van Agt daarbij nadrukkelijk op de vredesbeweging: ‘De campagne tegen de neutronenbom is oorspronkelijk aan de gang gebracht vanuit communistische hoek, maar is sindsdien door andere groepen overgenomen [als gevolg van een] verandering van een gedach-tenproces en daaruit voortkomende opstellingen in de Nederlandse kerken’. Bij een eventueel Amerikaans verzoek aan Nederland in te stem-men met introductie van de neutronenbom zou het Nederlandse advies dan ook ‘afwijzend luiden’.67

Uiteindelijk besloot president Carter de neutronenbom definitief niet in productie te nemen. Hoewel Kruisinga claimt dat dit be-sluit mede het gevolg was van zijn brief aan de Amerikaanse president, is dit niet waarschijn-lijk.68 In hoeverre de opstelling van Nederland een rol heeft gespeeld in Carters overwegingen, is op basis van Nederlands archiefmateriaal eveneens moeilijk vast te stellen. Vast staat wel dat het afwijzende standpunt van Nederland van groot belang was voor de Verenigde Staten. In een gesprek met bondskanselier Helmut Schmidt van de Bondsrepubliek Duitsland noemde de Amerikaanse veiligheidsadviseur Zbigniew Brzeziński behalve West-Duitsland ook Nederland en België als de meest waar-schijnlijke stationeringsgebieden.69 Schmidt maakte zich zorgen over een nucleair overwicht van de Sovjet-Unie in Europa en het West-Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken vreesde de gevolgen die een ‘Nein’ zou hebben voor de Duits-Amerikaanse relaties, maar de Bondsrepubliek wilde niettemin alleen instem-men als de rest van de NAVO-lidstaten eveneens akkoord zou gaan.70 In september 1977 herhaal-de Bondskanselier Schmidt dit standpunt in een persoonlijke brief aan president Carter: ‘Yet it is important for the Federal Republic of Germany

that this matter should not be presented as a bilateral German-American problem but that the Alliance should find an answer which will have the common support of all its members’.71

Van België – ook een beoogd stationeringsge-bied – hadden de Verenigde Staten evenmin veel te verwachten. Sowieso stond de neutronenbom-kwestie gezien het geringe aantal discussies over dit onderwerp in de Ministerraadnotulen kenne-lijk niet hoog op de Belgische agenda. België was hooguit bereid tegenover de Verenigde Staten ‘het vitale belang te erkennen voor Europa van de nucleaire technologie’. Bovendien stond het voor de Belgische regering vast dat het geen zin had dat België deze bom zou inschakelen ‘wan-neer b.v. Nederland zulks zou weigeren’.72

Dubbelbesluit

Het kernwapenbeleid dat de kabinetten Van Agt en Lubbers na de neutronenbomkwestie zouden voeren, werd nadien feitelijk niet meer gewijzigd. Het werd een laveren tussen buitenlandspolitieke en binnenlandspolitieke belangen: enerzijds wilde men de eenheid van de NAVO bewaren en de Nederlandse positie binnen het bondge-nootschap handhaven, anderzijds wilde men de oppositie niet in de kaart spelen door besluiten te nemen die massale onrust zouden kunnen veroorzaken. Dit werd al snel duidelijk toen de Sovjet-Unie in 1979 een nieuw soort wapen in-troduceerde – de zogeheten SS-20 raket. Anders dan haar voorgangers kon deze raket diep in de

Page 13: Johannes Bosscha introduceerde het begrip ‘arbeidsvermogen’ in de …€¦ · Nederlandse kerken en de vredesbeweging (Amsterdam 2004) en Remco van Diepen, Hollanditis. Nederland

412 Leon van Damme

73 Van Diepen, Hollanditis, 109-10.74 Ministerraad van 8 oktober 1979, Agendapunt 3 en van11 oktober 1979,

Agendapunt 1: Algemene politieke en financiële beschouwingen in de Tweede Kamer. NA, MR, 2.02.05.02, inv. nr,: 2953.

75 Te weten: Wim Aantjes, Bouke Beumer, Hans de Boer, Stef Dijkman, Sytze Faber, Jan van Houwelingen en Jan Nico Scholten. Zij beschouwden zichzelf als het geweten van de fractie en vonden dat het CDA geen grijze middenpartij moest zijn maar de politieke confrontatie diende aan te gaan. De loyalisten hadden vanaf het begin moeite met het centrumrechtse karakter van het kabinet-Van Agt/Wiegel. M. ten Hooven, ‘Een machtspartij met idealen. Een geschiedenis van het CDA, 1980-2010’, in: G. Voerman (red.), De conjunctuur van de macht. Het Christen democratisch Appèl, 1980-2010 (Amsterdam 2011) 59-108, aldaar 68; Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven, Van Agt, 320.

76 Van Diepen, Hollanditis, 119, 121 en 131.77 Tot groot ongenoegen overigens van de ambtenaren. Zo schreef een hoge amb-

tenaar van Buitenlandse Zaken in een memorandum dat ‘met meer duidelijkheid gesteld [zou] kunnen worden dat de regering niet een stelletje amateuristische schooljongens zijn die lichtzinnig met een gevaarlijke mecanodoos spelen, doch een college van ernstige bewindslieden wier diepgevoelde verantwoordelijk-heid het is de belangen van het Koninkrijk en deszelfs inwoners te behartigen’. Aantekening van Wnd. DAV, zonder datum. NA, Archief AOK en AZ, 2.03.01, inv. nr,: 8700. Zie ook het boek van oud-ambtenaar en diplomaat B.J. van Eenennaam die zich vooral op de discussie binnen het ambtenarenapparaat richtte: Achtenveertig kruisraketten. Hoogspanning in de lage landen (Den Haag 1988).

Sovjet-Unie worden opgesteld, was zij mobiel en herlaadbaar, had ze een kleinere foutmarge en was ze trefzekerder en accurater.73 Als antwoord daarop wilde de Verenigde Staten het kernwapen-arsenaal van de NAVO moderniseren en uitbrei-den met 572 middellange afstandsraketten, in de volksmond kruisraketten genoemd. De bedoeling was dat deze in West-Europa zouden worden geplaatst; 48 van deze raketten zouden terechtko-men in Nederland. Tegelijkertijd kreeg de Sovjet-Unie het aanbod om onderhandelingen te starten over beperking van deze wapens – vandaar dat dit het NAVO-dubbelbesluit is gaan heten.

De spagaat waarin de Nederlandse rege-ring sinds de neutronenbomkwestie verkeerde, wreekte zich onmiddellijk. Hoewel minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw in de Ministerraad opmerkte dat het niet erg waarschijnlijk was ‘dat Nederland als enige de modernisering zal kunnen tegenhouden’74, was het duidelijk dat het kabinet niet om de vredes-beweging heen kon. Sinds de neutronenbom-kwestie bestond er immers een breed gedragen weerzin tegen kernwapens. Bovendien had Van Agt rekening te houden met een sterk verdeelde CDA-fractie. Zeven fractieleden – de zogeheten loyalisten75 – hadden zich tijdens de neutronen-bomkwestie inhoudelijk achter het standpunt van Kruisinga geschaard. Zij vormden voor de vredesbeweging een dankbaar breekijzer om de politieke speelruimte van het kabinet verder te minimaliseren, temeer daar het kabinet slechts

over een meerderheid van twee zetels beschikte. Ondanks stevige druk vanuit de CDA-top stem-den de loyalisten op 1 december 1979 in met een motie van de linkse oppositie waarin het dub-belbesluit werd afgewezen.76 Voor het kabinet zat er vervolgens niets anders op dan slechts onder voorbehoud in te stemmen met het NAVO-dubbelbesluit: pas in 1981 zou worden bezien of al dan niet tot plaatsing van de 48 kruisraketten moest worden overgegaan.77

Conclusie

In de historiografie wordt relatief weinig belang gehecht aan het aftreden van minister van Defensie Kruisinga in de kwestie van de neu-tronenbom. Kruisinga zou een ‘labiele persoon-lijkheid’ zijn die met zijn afwijzende standpunt binnen het kabinet alleen zou hebben gestaan. Uit bovenstaande reconstructie blijkt echter dat de bezwaren van Kruisinga tegen de neutronen-bom al langere tijd bekend waren en zelfs door een groot deel van het kabinet werden gedeeld. Kruisinga’s vertrek had dan ook vooral te maken met zijn slechte politieke verstandhouding met vooraanstaande leden van het kabinet, zoals Van Agt en Wiegel. Nadat Kruisinga gedwongen werd zijn oordeel over de neutronenbom voor zich houden, kwam hij in gewetensnood en trad hij af. Zijn vertrek was van groot belang voor vredesorganisaties als het IKV en Pax Christi, die dit konden claimen als hun succes. Het belangrijkste succes voor de vredesorganisaties bestond erin dat het Nederlandse kabinetsbeleid omtrent kernwapens als gevolg van de neutro-nenbomkwestie feitelijk niet meer zou wijzigen. Het werd vanaf dat moment schipperen tussen de belangen van het NAVO-bondgenootschap en de toenemende druk van de (buiten)parlemen-taire oppositie. Of zoals cabaretier Wim Kan het kabinetsbeleid tijdens de oudejaarsconference van 1979 treffend karakteriseerde: ‘Nee, we heb-ben geen ja gezegd’.

Drs. L.J. (Leon) van Damme (1982) studeerde geschiede-nis en internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht. Hij was achtereenvolgens werkzaam bij het In-stituut voor Nederlandse Geschiedenis te Den Haag en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam. Sinds 2010 is hij onderzoeker bij het Cen-trum voor Parlementaire Geschiedenis te Nijmegen.